Bestemmingsplan Drivingrange golfbaan Heiloo
Bestemmingsplan - gemeente Heiloo
Vastgesteld op 04-03-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Drivingrange golfbaan Heiloo met identificatienummer
NL.IMRO.0399.BPdrivingrange-0401 van de gemeente Heiloo;
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 archeologische deskundige
Professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;
1.6 archeologisch onderzoek
Diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;
1.7 archeologisch rapport
In rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;
1.8 archeologische verwachting
De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
1.9 archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bestaand
De legale situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt, met dien verstande dat indien na dit tijdstip nieuwbouw plaatsgevindt, het op basis van de verleende omgevingsvergunning opgeleverde bouwwerk en/of gebruik tevens wordt aangemerkt als bestaand;
1.12 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens
De grens van een bouwvlak;
1.16 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.19 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.20 kampeermiddel
Een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.21 kampeerseizoen
Het kampeerseizoen begint op 15 maart en loopt door tot en met 31 oktober van elk kalenderjaar;
1.22 mobiel kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
1.23 peil
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;
1.24 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.25 vast kampeermiddel
Een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;
2.7 uitzondering
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden. Voor luifels, balkons en overstekende daken mag de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m worden overschreden, met dien verstande dat de afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemmingen Verkeer - Verblijf en Verkeer - Wegverkeer ten minste 2 m dient te bedragen. Voor een portaal of ingangspartij mag de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 m worden overschreden, met dien verstande dat de afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemmingen Verkeer-Verblijf en Verkeer-Wegverkeer ten minste 2 m dient te bedragen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Dagrecreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een golfcomplex ten behoeve van de golfsport, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - golfbaan';
- b. een drivingrange ten behoeve van de golfsport, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - drivingrange';
- c. water;
- d. groenvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
- e. gebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - golfbaan' gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag ten hoogste 1.000 m2 bedragen;
- 3. de goothoogte van gebouwen mag ten hoogste 4 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 7 m bedragen.
- b. Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - drivingrange' gelden de volgende regels:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag ten hoogste 300 m2 bedragen;
- 2. de goothoogte van gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 4,5 m bedragen;
- 4. de dakhelling van gebouwen dient ten minste 25° en ten hoogste 60° te bedragen.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het college van burgemeester en wethouders kan, indien geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
- het ruimtelijke beeld;
- de milieusituatie;
- de verkeerssituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 1 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met dit bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag, anders dan ten behoeve van het onderhoud en beheer van een drivingrange;
- het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het gebruik van bouwwerken voor bewoning.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - drivingrange' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren :
- 1. het aanplanten van opgaande struiken, bomen en overige vormen van opgaande beplanting.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld lid 3.5, sub a wordt slechts verleend indien:
- 1. door een deskundige op het gebied van landschap is aangetoond dat de open karakteristiek van het omliggende open landschap niet onevenredig wordt aangetast.
- c. Het verbod als bedoeld lid 3.5, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
4.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
- a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een ter zake kundig bureau op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- b. Indien uit het in lid 4.2, sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het college van burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving" jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- c.
De verplichting in lid 4.2, sub a geldt niet voor bouwplannen die:- 1. betrekking hebben op een diepte van maximaal 50 cm;
- 2. op dezelfde locatie met dezelfde oppervlakte worden gebouwd dan wel herbouwd.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreffen dieper dan 50 cm;
- 2. het graven van watergangen;
- 3. het verlagen van het waterpeil.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld lid 4.3, sub a wordt slechts verleend indien
- 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
- 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van opgravingen; of
- een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg;
- 4. indien het college van burgemeester en wethouders voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid 4.3, sub b, onder 3 wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
- c. Het verbod als bedoeld lid 4.3, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- 2. het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- 4. op archeologisch onderzoek gericht zijn.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- b. Alvorens de lid 4.4, sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het herstel en behoud van cultuurhistorisch waardevolle dijken.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
5.2 Bouwregels
In afwijking van en aanvullend op het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van dijkgronden.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld lid 5.3, sub a wordt slechts verleend indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de landschapselementen die met de dijken samenhangen.
- c. Het verbod als bedoeld lid 5.3, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- 2. het normale onderhoud betreffen;
- 3. de landschappelijk of cultuurhistorische waarden versterken.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti Dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Het college van burgemeester en wethouders kan, indien geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
- het ruimtelijke beeld;
- de milieusituatie;
- de verkeerssituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het college van burgemeester en wethouders kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met niet meer dan 10%.
- 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Drivingrange golfbaan Heiloo'
Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in de vergadering van 4 maart 2019.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Golf & Countryclub Heiloo is gevestigd aan de Lagelaan 8 in Heiloo. Ten zuiden van de Lagelaan bevindt zich de drivingrange van de club. Op een deel van de gronden van de drivingrange is de nieuwe aansluiting van de Lagelaan op de rijksweg A9 gepland. De drivingrange wordt daarom verplaatst in westelijke richting. Daarnaast wordt het voormalige TAQA-terrein aan de Lagelaan door de golfclub in gebruik genomen.
Deze ontwikkelingen zijn niet mogelijk binnen de geldende planologische kaders. Om de verplaatsing juridisch-planologisch mogelijk te maken is daarom dit bestemmingsplan opgesteld.
Figuur 1.1 Globale ligging drivingrange (rood) en TAQA-terrein (groen) (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt aan de Lagelaan, ten zuidoosten van de kern Heiloo. De toekomstige drivingrange bestaat uit twee onbebouwde percelen (kadastraal gemeente Heiloo, sectie I, nummers 174 en 175) met een gezamenlijke oppervlakte van circa 4,4 ha.
Figuur 1.2 Globale begrenzing toekomstige drinvingrange (bron: gemeente Heiloo)
Het TAQA-terrein ligt ten noorden van de Lagelaan. Het perceel (kadastraal gemeente Heiloo, sectie I, nummer 70) heeft een oppervlakte van circa 2,2 ha. Het noordelijk deel van dit perceel is momenteel al in gebruik bij de golfclub.
Figuur 1.3 Globale begrenzing TAQA-terrein (bron: kadastralekaart.com)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied' (vastgesteld 03 november 1997; gedeeltelijk goedgekeurd 16 juni 1998).
De gronden van de drivingrange hebben daarin de bestemmingen 'Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden' (westelijk gelegen gronden) en 'Recreatieve doeleinden', met aanduiding 'golfbaan' (oostelijk gelegen gronden). Aan de bestemming 'Recreatieve doeleinden' is voor deze gronden goedkeuring onthouden. Voor het perceel geldt het voorgaande bestemmingplan 'Buitengebied' (vastgesteld 5 november 1987 en gedeeltelijk goedgekeurd 21 juni 1988). De bestemming is 'Agrarisch gebied met landschappelijke waarden'. Binnen de bestemmingen 'Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden' en 'Agrarisch gebied met landschappelijke waarden' is het niet mogelijk om een drivingrange te realiseren.
Het TAQA-terrein heeft de bestemming 'Nutsdoeleinden - gaswinning'. Een recreatieve functie in de vorm van een golfbaan is niet mogelijk binnen deze bestemming.
Om de verplaatsing van de drivingrange en het gebruik van het TAQA-terrein door de golfclub juridisch-planologisch mogelijk te maken is daarom dit bestemmingsplan opgesteld.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 komt het plan aan bod. Hoofdstuk 3 gaat in op het relevante beleid op rijksniveau, provinciaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 beschrijft vervolgens de milieukundige en ruimtelijke omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Tenslotte komt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
In de huidige situatie is er sprake van een drivingrange met in de noordwesthoek ruim 20 afslagplaatsen. Deze afslagplaatsen zijn deels overdekt met een overkapping. Ter plaatse van de afslagplaatsen en op het oostelijke deel van de drivingrange is echter de nieuwe aansluiting van de Lagelaan op de A9 gepland (zie figuur 2.1).
Figuur 2.1 Bestemmingsplan 'Aansluiting A9' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De golfclub heeft overwogen om op het deel van het TAQA-terrein dat nog niet bij de club in gebruik is, een nieuwe drivingrange aan te leggen. TAQA huurde dit terrein van de gemeente Heiloo, maar heeft de activiteiten op het terrein beëindigd en de boorlocatie ontmanteld. Uit onderzoek van de golfclub is echter gebleken dat het TAQA-terrein te klein is om als drivingrange te fungeren. Een drivingrange heeft een lengte van minimaal 200 m, maar bij voorkeur circa 250 m. Het TAQA-terrein voldoet hier met circa 150 m niet aan.
De drivingrange, inclusief overdekte afslagplaats, wordt daarom verplaatst naar het westen. De afslagplaats wordt in het noordwesten of noordoosten van de toekomstige drivingrange gesitueerd. De nieuwe drivingrange overlapt deels met de bestaande drivingrange en wordt deels gerealiseerd op een weiland. Centraal in het plangebied bevindt zich een noord-zuid gerichte watergang. Deze watergang wordt gedempt en vervangen door een nieuwe watergang op de oostelijke grens van de drivingrange.
Figuur 2.2 Begrenzing bestaande (geel) en nieuwe (groen) drivingrange (bron: gemeente Heiloo)
Het TAQA-terrein wordt in gebruik genomen als greenkeeperslocatie. Momenteel huurt de golfclub hiervoor ruimte buiten het terrein. Er wordt een loods opgericht met een oppervlakte van maximaal 1.000 m2 en een bouwhoogte van maximaal 7 m voor de opslag van machines en materialen voor het beheer en onderhoud van het golfterrein. Daarnaast worden keerwanden geplaatst waartussen schoon zand voor onderhoud aan de golfbaan, snoeiafval, afgevoerde grond etc. kan worden gestort. De bestaande groensingel rondom het terrein blijft daarbij vooralsnog behouden en fungeert als landschappelijke inpassing.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie doelen uitgewerkt:
- vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- verbeteren van de bereikbaarheid;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Met de hiervoor genoemde doelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de Ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening heeft het Rijk voorts een aantal nationale belangen voorzien van bindende regels. Deze moeten bij ruimtelijke plannen in acht worden gehouden. Voor het plangebied zijn geen bindende regels opgenomen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de Ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
STEDELIJKE ONTWIKKELING
Voordat de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Het plan betreft een verplaatsing van een bestaande drivingrange over circa 100 m. De verplaatsing van de drivingrange is noodzakelijk vanwege de aanleg van een nieuwe aansluiting van de Lagelaan op de rijksweg A9. Het TAQA-terrein betreft een voormalige gaswinningslocatie die wordt hergebruikt als een greenkeeperslocatie. Het plan is beperkt naar aard en omvang. Gesteld kan worden dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De Ladder is daarmee niet van toepassing op het project.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt in het vervolg van deze toelichting (paragraaf 3.2 en Hoofdstuk 4) onderbouwd dat de ontwikkeling wel leidt tot een zorgvuldige benutting van de ruimte en in die zin in overeenstemming is met de Ladder en de ruimtelijke kwaliteitseisen voor ontwikkelingen in het landelijk gebied op grond van Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.
3.2 Provinciaal Beleid
Structuurvisie Noord-Holland 2040
De Structuurvisie Noord-Holland 2040 bevat het provinciaal ruimtelijk beleid. De hoofddoelstelling is het inspelen op de veranderingen die tot 2040 te verwachten zijn. In de periode tot 2040 zullen verdere globalisering en klimaatverandering grote gevolgen hebben voor Noord-Holland. Ook veranderingen en trends op nationaal en lokaal niveau hebben een grote ruimtelijke impact. Deze veranderingen leiden tot een aantal belangrijke ruimtelijke opgaven en keuzes. In de structuurvisie worden deze ontwikkelingen en de voornaamste keuzes die de Provincie Noord-Holland zal moeten maken kort toegelicht. Ook wordt geschetst hoe de provincie er in 2040 uit ziet en op welke wijze de Provincie met deze structuurvisie zal bijdragen aan het realiseren van dit toekomstbeeld. De structuurvisie dateert van 2010 en is in 2015 voor het laatst bijgewerkt.
De ontwikkelingen in dit plan zijn een gevolg van de aanleg van een nieuwe aansluiting op de A9. Die aansluiting komt voort uit de vraag naar een goede ontsluiting van woon- en werkgebieden in de regio Alkmaar en is in lijn met de Structuurvisie Noord-Holland 2040. Gesteld kan worden dat het plan ook in overeenstemming is met het provinciale beleid uit de structuurvisie.
Provinciale Ruimtelijke Verordening
Bij de Structuurvisie hoort een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) staan de regels waaraan bestemmingsplannen in Noord-Holland moeten voldoen. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. De nieuwste PRV is op 2 mei 2018 in werking getreden.
Relevant voor het plangebied zijn de volgende artikelen:
- Nieuwe stedelijke ontwikkeling (art. 5a)
- Aardkundige waarden (art.8)
NIEUWE STEDELIJKE ONTWIKKELING (ART. 5A)
Een bestemmingsplan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Het plan betreft de verplaatsing van een bestaande drivingrange vanwege de nieuwe aansluiting van de Lagelaan op de A9 en de realisatie van een greenkeeperslocatie. De nieuwe drivingrange bestaat uit gronden die deels al als zodanig in gebruik zijn en deels een agrarische functie hebben. De greenkeeperslocatie wordt gerealiseerd op gronden die in het verleden in gebruik waren als gaswinningslocatie (zie figuur 2.2). Zoals eerder aangegeven in Hoofdstuk 2 heeft de golfclub overwogen om op het TAQA-terrein een nieuwe drivingrange aan te leggen. Uit onderzoek van de golfclub is echter gebleken dat het terrein te klein is om als drivingrange te fungeren. In paragraaf 3.1 is onderbouwd dat het plan van een dusdanig beperkt van aard en omvang is dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
AARDKUNDIGE WAARDEN (ART. 8)
Het plangebied is gelegen in een aardkundig waardevol gebied. In de PRV is vermeld dat in een bestemmingsplan aangegeven dient te worden in hoeverre er rekening is gehouden met de in het gebied voorkomende aardkundige waarden. Deze aardkundige waarden zijn beschreven in het bijlagenrapport ‘Actualisatie Intentieprogramma Bodembeschermingsgebieden’ (vastgesteld door PS d.d. 12 januari 2004, nr. 68).
Het plangebied valt in gebied 44 A, B, en C van het bijlagenrapport. Hierbinnen gaat het om gebied 44B: Heiloo-Limmen, Oosterzijpolder e.o. Het gebied wordt hierin omschreven als een gebied dat een restant is van grotendeels afgegraven strandwallen die zijn ontstaan tussen 3800 en 3500 jaar geleden. Indertijd zijn op de strandwallen oude duinen ontwikkeld. Vervolgens vond er naast de strandwal veenvorming plaats en werden vanuit de Heilooër Die, Zijpe-afzettingen afgezet. Het gebied wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan kenmerkende vormen.
De omgeving van het plangebied is voor een aanzienlijk deel geëgaliseerd en vergraven. Oorspronkelijke kenmerken van het landschap zijn hier beperkt terug te vinden. Het plan betreft de verplaatsing van een drivingrange over een afstand van circa 100 m, waarbij nauwelijks bodemingrepen plaatsvinden. De greenkeeperslocatie wordt gerealiseerd op een voormalige gaswinningslocatie die vrijwel volledig verhard was. Het planvoornemen heeft dan ook geen significante nadelige effecten op mogelijke aardkundige waarden.
Het plan is in overeenstemming met de regels uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Heiloo 2030
In de Structuurvisie 2030 geeft Heiloo haar kijk op de ruimtelijke en fysieke ontwikkeling van het dorp. Er wordt daarbij gelet op de gevolgen voor inrichting en gebruik van het grondgebied. Dit biedt een kader voor het nader uit te werken ruimtelijk beleid dat bijvoorbeeld wordt vastgelegd in bestemmingsplannen.
In Heiloo is ruim voldoende aanbod aan accommodaties voor cultuur en sport (zowel out- als indoor). Bepalend, maar deels buiten bereik van de structuurvisie, zijn de gemeentegrenzen bij de beslissing welke cultuur- en sportfaciliteiten gehandhaafd blijven, en welke op buurt- en wijkniveau nodig zijn. De exploitatie van de accommodaties kan door externe partijen worden gedaan of door de gebruikers.
Met de ontwikkelingen uit dit plan blijft het brede aanbod aan faciliteiten van de club op peil. Het plan past binnen het gemeentelijke beleid.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
Toetsingskader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ).
Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast moet ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het projectgebied te bevatten. Voor zover in een projectgebied sprake is van erfgoed, moet op grond van voorgaande dan ook te worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Archeologie
DRIVINGRANGE
In het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A9' zijn het tracé van de aansluiting en de zones daaromheen in 2014 onderzocht. Uit de inventarisatie komt naar voren dat in een eerder onderzoek uit 2002 is gebleken dat de gronden in het oostelijk deel van het plangebied (perceel I 174) verstoord zijn. In het westelijk deel (perceel I 175) is de ondergrond deels verstoord. Voor zover er geen sprake is van verstoring zijn er geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Het plangebied heeft op grond van het onderzoek uit 2014 een middelhoge tot hoge archeologische verwachting op archeologische waarden. Er wordt karterend/waarderend proefsleuvenonderzoek geadviseerd bij bodemingrepen dieper dan 0,5 m beneden maaiveld.
De bodemingrepen in dit plan zijn beperkt van omvang en gaan naar verwachting niet dieper dan 0,5 m beneden maaiveld. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Mochten de ingrepen leiden tot graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 m beneden maaiveld, dan dient alsnog archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Ter bescherming van mogelijke archeologische waarden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen, waarin is geregeld dat bij (bouw)werkzaamheden dieper dan 0,5 m beneden maaiveld archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
TAQA-TERREIN
Het TAQA-terrein betreft een mijnbouwlocatie waar in het verleden boringen zijn verricht om te onderzoeken of het gasveld geëxploiteerd zou kunnen worden. Het terrein was vrijwel volledig verhard. Bij de ontmanteling van het terrein zijn onder meer asfalt- en grondlagen en betonnen voorzieningen verwijderd. De ondergrond is hierdoor dermate verstoord dat archeologisch onderzoek naar aanleiding van de herontwikkeling van de locatie niet noodzakelijk wordt geacht.
Cultuurhistorie
De gemeente Heiloo beschikt over een Nota Cultuurhistorie (2011). In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle panden. Voor de strandvlakte geldt in het algemeen de wens om het onbebouwd landschap zoveel mogelijk te behouden.
DRIVINGRANGE
Met de verplaatsing van de drivingrange wordt ook een bestaande overkapping verplaatst. Er wordt hier geen extra bebouwing toegevoegd. Aan de zuidzijde van de toekomstige drivingrange bevindt zich de Limmerdijk. De dijk is rond het jaar 1100 door de monniken van de Abdij van Egmond aangelegd om het water dat vanuit het zuiden via het Oer IJ het gebied binnendrong, tegen te houden. Dit water stond nog in open verbinding met de zee en was aan getijdenwerking onderhevig. Om meer rust en stabiliteit in het gebied te krijgen werd tussen de strandwal van Akersloot en die van Heiloo de Limmerdijk aangelegd en tussen de strandwal van Heiloo en het westelijker gelegen Egmond en Bakkum, de Zanddijk. De Limmerdijk is daarom van groot belang geweest voor de ontginning van het gehele gebied. Voor de Limmerdijk is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van de dijk.
TAQA-TERREIN
Op het TAQA-terrein wordt een opslagloods opgericht. Daarnaast worden keerwanden geplaatst. Het terrein is omzoomd door een groensingel. Deze blijft vooralsnog behouden en fungeert als landschappelijke inpassing van de toekomstige greenkeeperslocatie. Het plan leidt niet tot een aantasting van de cultuurhistorische waarden.
4.2 Bodem
Toetsingskader
Voor de beoordeling van de bodemkwaliteit vormen de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit het toetsingskader. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie.
Afweging
De drivingrange bestaat uit een oefenterrein voor golfers, waar personen niet langdurig verblijven. Daarnaast zijn bij de aanleg geen grootschalige bodemingrepen aan de orde. Ter plaatse van het plangebied is op grond van het Bodemloket (bodemloket.nl) geen sprake van historisch bekende activiteiten, onderzoeken en/of saneringen. Gelet op het huidige agrarische gebruik worden ook geen ernstige verontreinigingen verwacht.
Tussen de gemeente Heiloo en TAQA zijn afspraken gemaakt dat het TAQA-terrein, op grond van de Mijnwet, zonder verontreiniging wordt overgedragen. Er zijn geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van dit gebied voor de voorgenomen greenkeepersfunctie. De kwaliteit van de bodem staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.
4.3 Ecologie
Toetsingskader
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd (Bijlage 1). Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.
Soortenbescherming
DRIVINGRANGE
Als gevolg van de ontwikkelingen kunnen enkele verblijfplaatsen van algemene amfibieën- en zoogdierensoorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Noord-Holland. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.
Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen in gebruik zijnde nesten van de meer algemeen voorkomende vogels worden verstoord of vernietigd, dit is bij wet verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Voor de overige soort(groep)en kunnen negatieve effecten in het kader van de Wnb worden uitgesloten.
TAQA-TERREIN
Het TAQA-terrein was voor de ontmanteling vrijwel volledig verhard. De natuurwaarden van het gebied zijn naar verwachting beperkt. De groensingel rondom het terrein blijft behouden. Hier worden ten behoeve van de herontwikkeling geen bomen gekapt. Negatieve effecten in het kader van de Wnb worden niet verwacht.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op een afstand van circa 3,5 km ten oosten van het dichtstbijzijnde in het kader van de Wnb beschermde gebied, te weten Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat. Op een afstand van ruim 200 m ten oosten en noorden van het plangebied liggen gebieden die zijn aangewezen als Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde weidevogelleefgebied ligt op een afstand van ruim 200 m van het plangebied, ten oosten van de A9. Tussen het plangebied en de beschermde gebieden liggen wegen, bebouwing, agrarisch gebied en/of een golfterrein.
Gezien de terreinomstandigheden, de afstand tot beschermde gebieden, de inrichting van het tussenliggende gebied en de aard van de ontwikkeling, zijn met betrekking tot het voorgenomen plan geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, op het NNN en op weidevogelleefgebied te verwachten. De inventarisatie geeft daarom geen aanleiding voor een voortoets in het kader van de Wnb en is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.
Conclusie
Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan. Van het doen van aanvullend onderzoek of een ontheffingsaanvraag op grond van de Wnb, is in voorliggende situatie geen sprake. Wel dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels.
Een nadere analyse in het kader van de gebiedenbescherming van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is niet noodzakelijk. Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.
4.4 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).
Om voldoende ruimte te scheppen tussen de risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.
Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit.
Figuur 4.1 Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)
Afweging
Uit een inventarisatie van de risicokaart (risicokaart.nl) blijkt dat de enige relevante risicobron in de omgeving van het plangebied de A9 is. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van leidingen, inrichtingen of overige risicovolle transportroutes.
De drivingrange en het greenkeepersterrein zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Doordat het plan enkel een verplaatsing van functies betreft, neemt het aantal personen in het gebied niet toe. Uit het onderzoek naar externe veiligheid dat in het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A9' is uitgevoerd, blijkt verder dat er in de huidige en toekomstige situatie geen PR10-6 contour is op de A9 en de Lagelaan. Het groepsrisico neemt niet toe en is lager dan 10% van de oriëntatiewaarde. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.
4.5 Geluid
Wet geluidhinder
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. In het geval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zones dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Afweging
De drivingrange en het greenkeepersterrein zijn geen geluidgevoelige objecten. Akoestisch onderzoek is in dit kader dan ook niet noodzakelijk.
4.6 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.
NSL/NIBM
Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Infrastructuur en Milieu ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
In 2015 is door Infomil een onderzoek uitgevoerd naar de verhouding tussen de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht. Uit de resultaten hiervan blijkt dat de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht sterk samenhangen. Op basis hiervan merkt Infomil op dat "wanneer wordt voldaan aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, vrijwel altijd ook wordt voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5".
Afweging
Op grond van de nibm-tool (versie 2018) is een plan pas in betekende mate bij een toename van het aantal verkeersbewegingen met ruim 1.400 per dag, waarvan 1% vrachtverkeer (weekdaggemiddelde). Het plan heeft betrekking de verplaatsing van een bestaande drivingrange en de realisatie van een greenkeeperslocatie. Van een toename van verkeer is geen sprake. Het plan blijft daarmee onder de nibm-grens en kan als 'niet in betekenende mate' van invloed op de luchtkwaliteit worden beschouwd.
Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het projectgebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2011.
Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan. Per 21 juni 2011 moet aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan. Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in het plangebied de achtergrondniveaus voor NO2, PM10 en PM2,5 in zowel 2011, 2015 als 2020 onder de grenswaarden liggen.
Het plan moet worden beschouwd als een nibm-project. Uit de achtergrondniveaus blijkt dat deze onder de wettelijke normen blijven. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit kan achterwege blijven.
4.7 Milieuzonering
Toetsingskader
Milieuzonering zorgt voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Het doel hiervan is om reeds in ruimtelijke plannen milieuhinder bij woningen te voorkomen en tegelijkertijd aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun bedrijfsactiviteiten. Regels voor milieuzonering zijn opgenomen in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Hierin wordt, onderscheiden naar omgevingstypen waarvoor een bepaalde mate van milieuhinder aanvaardbaar wordt geacht, een richtafstand tot woningen per bedrijfstype aangegeven.
Voor een scala aan milieubelastende activiteiten zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige wijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kan gemotiveerd een kleinere afstandrichtlijn worden aangehouden, omdat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting aanwezig is.
Afweging
Het plangebied bevindt zich in een rustig buitengebied. Voor een golfbaan (milieucategorie 1) geldt een grootste richtafstand van 10 m, voor het aspect geluid. Ten oosten van het plangebied bevindt zich een agrarisch bedrijf. De afstand van de golfbaan tot dit bedrijf is circa 50 m. Beide functies liggen daarmee buiten elkaars invloedsgebied en belemmeren elkaar niet.
Voor het overige bevinden zich binnen een afstand van minimaal 300 m van het plangebied geen functies die relevant zijn in het kader van milieuzonering. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.
4.8 Verkeer En Parkeren
Verkeer
Het plan maakt de verplaatsing van de bestaande drivingrange van een golfbaan mogelijk. Daarnaast wordt er een greenkeeperslocatie gerealiseerd. Gezien het feit dat het om een verplaatsing van functies gaat, is er van een verkeersaantrekkende werking naar verwachting geen sprake. Het plangebied wordt zowel in de huidige als in de toekomstige situatie ontsloten op het Lagelaan. Er ontstaan op verkeerskundig gebied geen belemmeringen.
Parkeren
Het uitgangspunt is dat een ontwikkeling voorziet in de eigen parkeerbehoefte. Op de drivingrange wordt niet geparkeerd. Gebruikers van de drivingrange maken zowel in de huidige als de toekomstige situatie gebruik van het parkeerterrein van de golfclub ten noorden van de Lagelaan. Hier is voldoende parkeergelegenheid aanwezig voor bezoekers. Op de greenkeeperslocatie wordt enkel geparkeerd in het kader van het onderhoud van het golfterrein en de aan- en afvoer van materialen. Hiervoor is voldoende ruimte aanwezig. Het plan voorziet in de benodigde parkeerbehoefte.
4.9 Water
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
Wateradvies korte procedure
Via de Digitale Watertoets is aan Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) gevraagd een reactie te geven op het bestemmingsplan in het kader van de watertoets (Bijlage 2). Naar aanleiding van de herontwikkeling van het TAQA-terrein is de watertoets aangevuld (Bijlage 3). Met de ingevulde gegevens is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de korte procedure worden gevolgd voor de watertoets.
In deze paragraaf staan de maatregelen die HHNK adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Op basis van de ingevoerde gegevens heeft het hoogheemraadschap een aantal opmerkingen. Daarnaast is er een aantal aspecten die HHNK graag in de uitwerking van het plan verwerkt wil zien.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
HHNK heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die te vinden zijn op de website (hhnk.nl).
Verharding en compenserende maatregelen
Uit de ingevulde gegevens blijkt dat er geen of slechts in zeer beperkte mate sprake is van een toename van de verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.
Beheer en onderhoud waterlopen
Alle werkzaamheden binnen een zone van 5 m van de insteek van waterlopen zijn vergunningplichtig, omdat deze invloed kunnen hebben op de water aan- en afvoer, waterberging of het onderhoud. Voorkomen dient te worden dat waterlopen niet meer goed bereikbaar zijn voor zowel regulier als periodiek onderhoud (maaien en baggeren), omdat deze worden ingesloten door de nieuwe ontwikkeling/bebouwing. Dit geldt met name in het stedelijk gebied, waar het hoogheemraadschap de ambitie heeft om het onderhoud van gemeenten over te nemen. Indien er ter plaatse geen varend onderhoud wordt uitgevoerd, dient een obstakelvrije zone van tenminste 5 m aangehouden te worden.
Waterkwaliteit en riolering
In het plan wordt het hemelwater afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.
Aangegeven is dat er binnen het plan geen sprake is van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI). Dit betekent dat er voor de nieuwe ontwikkeling geadviseerd wordt om een gescheiden stelsel aan te leggen.
HHNK adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.
Afweging
Het plan betreft de verplaatsing van een bestaande drivingrange en de realisatie van een greenkeeperslocatie. De hoeveelheid verharding als gevolg van het plan neemt niet toe. De bestaande watergang centraal in de toekomstige drivingrange wordt gedempt en vervangen door een nieuwe watergang aan de oostzijde van het plangebied. Verder worden geen watergangen gedempt. Binnen het plangebied zijn geen functies aanwezig die afvalwater produceren. Er wordt geen gebruik gemaakt van uitloogbare materialen. Hemelwater kan infiltreren of afstromen naar de watergangen rond het plangebied. Het aspect water vormt geen belemmering voor het plan.
4.10 M.e.r.-beoordeling
Kader
Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd door het 'Besluit reparatie en modernisering milieueffectrapportage' en is bepaald dat de grenswaarden voor een m.e.r.-beoordelingsplicht indicatief zijn. Het bevoegd gezag moet bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG). In het kader hiervan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.
In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.
Afweging
Het plan maakt de verplaatsing van een drivingrange en de realisatie van en greenkeeperslocatie van een golfbaan mogelijk. Deze activiteiten komt niet voor op de D-lijst van het Besluit m.e.r. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk. Uit de verrichte milieuonderzoeken, zoals opgenomen in dit hoofdstuk, blijkt verder dat het plan geen significante effecten op de omgeving heeft.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de regels van het bestemmingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. Zowel de verbeelding als de regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2012 en SVBP2012). Het bestemmingsplan bestaat uit:
- 1. een verbeelding van het plangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
- 2. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.
Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting. Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgesteld, tegelijk met een verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Als de digitale en papieren verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding leidend.
5.2 Bestemmingsregels
Inleidende regels
De inleidende regels bestaan uit twee artikelen, namelijk de ‘begrippen’ en de ‘wijze van meten’. In de begrippen zijn de noodzakelijke begripsomschrijvingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen. De wijze van meten regelt hoe er moet worden gemeten.
Bestemmingsregels
Dit bestemmingsplan kent een tweetal bestemmingen.
ENKELBESTEMMING 'RECREATIE - DAGRECREATIE'
Deze bestemming bestaat uit twee delen, ten noorden en zuiden van de Lagelaan.
Ten noorden van de Lagelaan is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - golfbaan' een golfcomplex ten behoeve van de golfsport toegestaan. Voor een deel van dit plangebied is een bouwvlak opgenomen. Hierbinnen mag maximaal 1.000 m2 aan gebouwen worden gerealiseerd, met een een goothoogte van 4 m en een bouwhoogte van 7 m.
De bestemming ten zuiden van de Lagelaan is gericht op het mogelijk maken van een drivingrange, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - drivingrange'. Dit houdt in dat een gebouw van ten hoogste 300 m² mag worden gebouwd, met een goothoogte van 3 m en een bouwhoogte van 4,5 m. Daarnaast is een dakhelling voorgeschreven. De gronden die behoren tot het plangebied mogen alleen worden gebruikt als drivingrange.
DUBBELBESTEMMING 'WAARDE - ARCHEOLOGIE'
De dubbelbestemming is opgenomen ter waarborg van mogelijke archeologische waarden in de grond. Op het moment dat dieper wordt gegraven dan 0,5 m beneden maaiveld, dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Zie ook paragraaf 4.1.
DUBBELBESTEMMING 'WAARDE - CULTUURHISTORIE'
De dubbelbestemming is opgenomen om de cultuurhistorische waarden van het Limmerdijkje langs de Limmerdie aan de zuidzijde van de drivingrange te beschermen. In de regels is een verbod op het zonder vergunning ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van dijkgronden opgenomen.
Algemene regels
De algemene regels bestaan uit regels die gelden voor alle bestemmingen. Het gaat daarbij om de anti-dubbeltelregel en afwijkingsregels.
Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht geregeld en is de slotregel vastgelegd.
5.3 Bestemmingsplanprocedure
In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:
Ontwerp
Het ontwerpbestemmingsplan wordt na aankondiging in de Staatscourant en de website officielebekendmakingen.nl voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.
Vaststelling
Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, al dan niet met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast (termijn van orde).
Beroepsfase
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. De terinzagelegging gebeurt als volgt:
- Indien Gedeputeerde Staten een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, vindt bekendmaking en terinzagelegging zes weken na vaststelling plaats. Tot uiterlijk zes weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
- Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan eventuele zienswijzen van Gedeputeerde Staten wordt het vaststellingsbesluit uiterlijk twee weken na vaststelling door de gemeenteraad bekendgemaakt. Tevens wordt uiterlijk twee weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikt de gemeente over de mogelijkheid tot het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Wanneer sprake is van een bouwplan als bepaald in artikel 6.12 Wro en 6.2.1 Bro moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
In dit geval wordt er een overeenkomst gesloten tussen gemeente en initiatiefnemer, waarin het kostenverhaal is geregeld. Hierin wordt ook rekening gehouden met mogelijke planschade. De vaststelling van een exploitatieplan bij de omgevingsvergunning is dan ook niet nodig.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Ontwerp
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 25 oktober tot en met 5 december 2018 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend.
SAMENVATTING ZIENSWIJZE
In het Verkeersbeleid Heiloo 2018-2030 staat dat een carpoolplaats nabij de aansluiting A9 zou moeten komen. De TAQA-locatie zou daarvoor geschikt zijn.
Reclamant meent dat de gemeente op grond van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) een afweging moet maken. Een aspect dat daarbij moet worden betrokken is 'Zorg voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarde.'
REACTIE
- carpoolplaats
In het Verkeersbeleid 2018-2030 staat niet dat er een carpoolplaats met snellaadpunt nabij de aansluiting A9 komt maar dat er een haalbaarheidsstudie naar een carpoolplaats met snellaadpunt bij de aansluiting A9 wordt verricht. Dat haalbaarheidsonderzoek is nog niet verricht, maar duidelijk is wel dat het TAQA-terrein niet geschikt is. Het TAQA-terrein lijkt op het eerste gezicht gunstig te liggen, maar omdat dat terrein slechts via de Lagelaan bereikbaar is, zou het verkeer vanaf de rotonde bij de Oosterzijweg over deze smalle weg naar het terrein moeten rijden. De Lagelaan, die niet wordt verbreed, is ongeschikt voor zoveel verkeer (in twee richtingen). Een directe ontsluiting vanaf de Nieuwe Lagelaan is vanwege het hoogteverschil tussen de weg en het TAQA-terrein complex en kostbaar. Bovendien beperkt een extra aansluiting op die T-kruising de doorstroming op dat kruispunt. Het inrichten van een carpoolplaats op de TAQA-locatie is om die redenen niet realistisch. Andere plekken tussen de kern van Heiloo en de aansluiting op de A9 zijn wellicht veel meer geschikt als carpoolplaats.
- Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De SVIR beschrijft het rijksbeleid ten aanzien van infrastructuur. Dat beleid heeft vanzelfsprekend consequenties voor besluitvorming op gemeentelijk niveau. De bewering dat de afweging die op gemeentelijk niveau is gemaakt niet zou stroken met de SVIR delen wij niet. Ten aanzien van het TAQA-terrein is onderzocht welke nieuwe invulling wenselijk en mogelijk is. De keuze om het terrein te betrekken bij het golfterrein is gezien de ligging en de ruimtebehoefte van de Golf- en Countryclub Heiloo voor de hand liggend en alleszins verdedigbaar.
Verder wordt gesteld dat de gemeente op verscheidene plekken in de gemeente (bestratings)materiaal opslaat. Dat beeld herkennen wij niet. Tijdens wegwerkzaamheden wordt soms tijdelijk materieel in de nabije omgeving van de werkzaamheden opgeslagen, maar langdurige opslag vindt plaats op de gemeentewerf en op de voormalige vuilstort aan de Kanaalweg. Er is geen behoefte aan een extra terrein voor opslag van materiaal.
Het ketenterrein voor de aanleg van de aansluiting A9 zal naar verwachting tussen de Kennemerstraatweg en de A9 worden ingericht. Het TAQA-terrein is daarvoor niet nodig en is qua ontsluiting ook ongeschikt, omdat de smalle Lagelaan veel zwaar vrachtverkeer niet kan verwerken.
CONCLUSIE
De zienswijze leidt niet tot wijzigingen in het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Ecologische Inventarisatie
Bijlage 1 Ecologische inventarisatie