KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur - Bos En Heidegebied
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Verkeer - Railverkeer
Artikel 6 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Artikel 7 Leiding - Water
Artikel 8 Waarde - Archeologie - Zuidoostelijk Bosgebied - Middelhoog
Artikel 9 Waarde - Geomorfologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doelstelling
1.3 Functie Van Het Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Begrenzing Plangebied En Vigerende Bestemmingsplannen
2.1 Begrenzing Plangebied
2.2 Vigerende Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Karakteristieken Plangebied
3.1 Plan Huydecopersweg 'Tussen De Lanen'
3.2 Landschap, Cultuurhistorie En Archeologie
3.3 Bodem
3.4 Water
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskader
4.1 Beleid Ten Aanzien Van 'Natuur'
4.2 Beleid Ten Aanzien Van 'Water'
4.3 Rijksbeleid
4.4 Provincie
4.5 Gemeente
Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Plan
5.1 Ruimtelijk Structuur Huydecopersweg
5.2 Landschap, Cultuurhistorie En Archeologie
5.3 Bodem
5.4 Watersysteem
5.5 Bereikbaarheid
5.6 Leefbaarheid
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Vormvrije Mer-beoordeling
Hoofdstuk 6 Implementatie
6.1 Planmethodiek
6.2 Bestemmingsregeling
6.3 Handhaving
6.4 Economische Uitvoerbaarheid
6.5 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Geohydrologisch Advies
Bijlage 4 Onderzoek Stikstof
Bijlage 5 Aerius
Bijlage 6 Vormvrije Mer-beoordeling

Huydecopersweg Tussen de Lanen

Bestemmingsplan - gemeente Hilversum

Vastgesteld op 10-09-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan ´Huydecopersweg 'Tussen de lanen'´ met identificatienummer NL.IMRO.0402.01bp15huydecoper-va01 van de gemeente Hilversum;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijf

een onderneming of instelling gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;

1.7 beperkt kwetsbaar object

beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.8 beschermd monument

beschermd monument als bedoeld in de Erfgoedwet;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwmassa:

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;

1.13 extensief dagrecreatief medegebruik

vorm van dagrecreatie die niet zo verstorend is voor natuur en bewoners van het gebied en waarvoor nauwelijks voorzieningen aangelegd hoeven te worden maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes. Wandelen en fietsen vormen de hoofdmoot;

1.14 geluidgevoelige bestemmingen

geluidsgevoelige gebouwen en terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.15 kwetsbaar object

object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.16 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.17 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.18 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.19 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.20 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.21 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.22 verbeelding

de gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 peil:

voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg, langzaamverkeersroute of voetpad grenst: de hoogte van die weg, langzaamverkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang. In alle andere gevallen en bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aangrenzende maaiveld;

2.7 verticale diepte van een gebouw

vanaf het peil tot aan het laagste punt van het gebouw;

2.8 horizontale diepte van een gebouw

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de direct naar de weg gekeerde gevel;

2.9 toepassing van maten

  1. a. de in deze regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, koekoeken, balkons en overstekende daken, en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen;
  2. b. een koekoek mag maximaal 1,00 meter uit de gevel gebouwd worden. Gesitueerd aan de voorgevel mag de koekoek een maximale lengte van 60% van de voorgevel hebben.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur - Bos En Heidegebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Bos en Heidegebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. duurzame instandhouding van natuurgebieden;
  2. b. behoud, versterking, herstel en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde landschappelijke- en natuurwaarden, alsmede cultuurhistorische waarden;
  3. c. de bescherming van bijzondere cultuurhistorisch waardevolle kenmerken en structuren;

en tevens voor:

  1. d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  2. e. picknickplaatsen;
  3. f. agrarisch medegebruik ten behoeve van natuurbeheer;
  4. g. een onderdoorgang voor het (weg)verkeer, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (weg)verkeer;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

Artikel 5 Verkeer - Railverkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. railverkeer;
  2. b. geluidwerende voorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;

en tevens voor:

  1. d. een plasbrandaandachtsgebied, zoals bedoeld in artikel 13.1 Milieuzone - plasbrandaandachtsgebied;
  2. e. instandhouding van de cultuurhistorisch en architectonisch waardevolle bebouwing bestaande uit de draagconstructies van de bovenleiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
  3. f. een onderdoorgang voor het (weg)verkeer, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met de daarbij behorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

Artikel 6 Waterstaat - Waterbergingsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. tijdelijke opvang en berging van water;
  2. b. het behoud van het waterbergend vermogen.

met de daarbij behorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor " Waterstaat - Waterberging " aangewezen gronden als bedoeld in artikel 6.1 mag niet worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming Waterstaat -waterbergingsgebied van geringe omvang welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud, met dien verstande, dat de bouwhoogte van deze bouwwerken ten hoogste 3 meter mag bedragen.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Leiding - Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van (hoofd)transportleidingen.

7.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Leiding - Water worden gebouwd.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. waarbij de dubbelbestemming Leiding - Water wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat handhaving van de dubbelbestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht;
  2. b. waarbij de dubbelbestemming Leiding - Water wordt aangepast indien (gedeeltelijke) handhaving van de dubbelbestemming niet langer noodzakelijk is en de belangen rond de betreffende leiding niet in het geding zijn;
  3. c. waarbij burgemeester en wethouders uitsluitend toepassing geven aan het bepaalde in 7.4 onder a. en b. na schriftelijk advies van de leidingbeheerder.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - Zuidoostelijk Bosgebied - Middelhoog

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - Zuidoostelijk Bosgebied - Middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en het behoud van de aanwezige archeologische waarden of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet beschermd zijn ingevolge de Monumentenwet 1988.

8.2 Bouwregels

Op de in artikel 8.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd. Dat verbod geldt niet als de omvang van die bouwwerken kleiner is dan 500 m² en deze ook niet dieper in de grond reiken dan 20 cm.

8.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 8.2 voor de bouw en/of uitvoering van overige bouwwerken die op de in artikel 8.1 bedoelde gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
  2. b. bij de onder a. bedoelde belangenafweging wordt advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie.
  3. c. voor zover de bouw en/of uitvoering van de overige bouwwerken die op de gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming kunnen leiden tot onevenredige schade aan archeologische waarden (hetgeen is gebleken uit het onder b. bedoelde advies) zijn burgemeester en wethouders bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 8.2 voor de bouw en/of uitvoering van die bouwwerken mits aan de ontheffing de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige inzake archeologie.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Vergunningplichtige werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

  1. a. het is verboden op de in artikel 8.1 bedoelde gronden grondbewerkingen uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, die dieper reiken dan 20 cm en een planomvang hebben van meer dan 500 m² zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

Uitzondering

  1. b. het bepaalde in artikel 8.4 onder a. is niet van toepassing:
    1. 1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
    2. 2. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.

Voorwaarden omgevingsvergunning

  1. c. voor zover de in artikel 8.4 onder a. genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen, of
    3. 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

Rapportage-/onderzoeksplicht

  1. d. in het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

Beoordelingscriteria

  1. e. het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8.4 onder a. uitsluitend na schriftelijk advies van een deskundige inzake archeologie.
  2. f. Grondbewerkingen, zoals bedoeld in artikel 8.4 onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat deze niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

36.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, waarbij de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie - Zuidoostelijk Bosgebied - Middelhoog' wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
  2. b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde in 8.5 onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.

Artikel 9 Waarde - Geomorfologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Geomorfologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de aardkundige waarden.

9.2 Bouwregels

Op de in artikel 9.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Vergunningplichtige werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

  1. a. het is verboden op de in artikel 9.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag:
    1. 1. het verlagen, afgraven, ophopen of egaliseren van de bodem;
    2. 2. het aanbrengen van verhardingen.

Beoordelingscriteria

  1. b. het bepaalde in artikel 9.3 onder a. is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige aantasting van de bodemstructuur.
  2. c. het bevoegd gezag verleent uitsluitend een omgevingvergunning zoals bedoeld in artikel 9.3 onder a. na schriftelijk advies van een deskundige inzake geomorfologie.

Uitzondering

  1. d. Het bepaalde in artikel 9.3 onder a. is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De bepalingen van de Bouwverordening van de gemeente Hilversum ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet, buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
  2. b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. ruimte tussen bouwwerken;
  4. d. erf- en terreinafscheidingen, tenzij ten aanzien hiervan regels zijn opgenomen.

11.2 Vervangende maat

Voor de maten (goothoogte, bouwhoogte, vierkante meter, kubieke meter) van bestaande gebouwen (waaronder begrepen herbouw of verbouw van deze gebouwen dan wel uitbreiding van het bestaande gebouw binnen het betreffende bouwvlak) zoals deze bestonden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerp, voor zover deze ruimer zijn dan in deze regels is bepaald, geldt de bestaande maat als vervangende maat. Deze vervangende maat geldt niet als de bestaande gebouwen illegaal zijn gebouwd, dan wel niet in overeenstemming waren met het vorige bestemmingsplan. Deze regel geldt ook voor bestaande afstanden die op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerp meer of minder waren voorgeschreven.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Algemeen gebruik

12.2 Parkeren

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 Milieuzone - plasbrandaandachtsgebied

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - plasbrandaandachtsgebied', zijn ongeacht het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen, geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.

13.2 Onderdoorgang

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunnig afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat hoogtematen met niet meer dan 2,00 meter mogen worden overschreden;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, tot maximaal 2,00 meter, voor zover zulks van belang is voor een technisch of stedenbouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de totale hoeveelheid (volgens de betreffende regel) toegestane m² bruto vloeroppervlak gelijk blijft;
  3. c. de bouw van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen en abri's;
  4. d. de bouw van bouwwerken die ten behoeve van waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en verkeerssluizen, mits de inhoud niet groter is dan 60 m³, de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,50 meter;
  5. e. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van straatmeubilair, kunstobjecten, informatievoorzieningen en/of reclame, mits de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,00 meter;

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder lid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder lid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Chw bestemmingsplan ´Huydecopersweg 'Tussen de lanen'´ van de gemeente Hilversum.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De A27 tussen Utrecht en knooppunt Eemnes is verbreedt. Als onderdeel van de wegverbreding is de aansluiting Hilversum op de A27 gereconstrueerd. De aansluiting is uitgevoerd als een Haarlemmermeer-aansluiting. Dit is een compacte configuratie in tegenstelling tot de oude aansluiting. Dit betekent dat er ter plaatse van de oude aansluiting gronden beschikbaar komen. Rijkswaterstaat wil daar natuurcompensatie realiseren, waartoe er een samenwerkingsovereenkomst gesloten is met het Goois Natuur Reservaat (GNR) en de gemeente Hilversum. GNR wil als toekomstig beheerder ter plaatse natuurontwikkeling realiseren. De provincie Noord-Holland, het hoogheemraadschap Amstel Gooi&Vecht (AGV) het Goois NatuurReservaat (GNR), het waterleidingbedrijf Vitens en de gemeenten Laren en Hilversum hebben het convenant waterinrichting, (water)bodemsanering en ecologische herstelwerkzaamheden plan Anna's Hoeve opgesteld. Eén van de onderdelen van dat convenant betrof het waterinrichtingsplan. Omdat de benodigde waterinrichting niet in het plan Anna's Hoeve in Hilversum-Oost gerealiseerd kon worden, hebben partijen gezocht naar een locatie waar dat wel zou kunnen. Dit heeft geresulteerd in een overeenkomst tussen de provincie Noord-Holland, AGV, Vitens en de gemeente Hilversum, waarin afspraken gemaakt zijn voor het realiseren van de technische voorzieningen om het overtollig water in Hilversum - Oost te transporteren naar de te realiseren waterinrichting Huydecopersweg. De gemeente Hilversum wil een fietsverbinding tussen de Huydecopersweg en de Maartensdijkseweg realiseren, de ontbrekende schakel in het zuid-oostelijke deel van het rondje Hilversum. Om deze gewenste ontwikkelingen te realiseren is het Natuur- en landschapsplan Huydecopersweg opgesteld. In de participatiebijeenkomst met omwonenden en stakeholders is het ontwerp uitgewerkt in het plan 'Tussen de lanen'. Het voorliggende Chw bestemmingsplan Huydecopersweg 'Tussen de lanen' maakt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied mogelijk.

1.2 Doelstelling

Het doel van het Chw bestemmingsplan Huydecopersweg 'Tussen de lanen' is het tot stand brengen van een actueel planologische regeling die voorwaarden schept voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied Huydecopersweg.

1.3 Functie Van Het Bestemmingsplan

Het Chw bestemmingsplan Huydecopersweg 'Tussen de lanen' regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden voor het plangebied. Het bestemmingsplan is opgesteld om onderstaande activiteiten te realiseren;

  • het bestemmingsplan wijzigt de gronden op het voormalige A27-trace met de bestemming 'Verkeer' naar de bestemming 'Natuur';
  • het vergraven en inrichten van de huidige zandvlaktes (oude af- en oprit snelweg) als nieuwe poelen/oppervlaktewateren en bosaanplant;
  • aanleg van een fietstunnel onder de spoorlijn ter vervanging van de huidige onbewaakte spoorwegovergang dat aansluit op de te realiseren fiets- en ruiterpad;
  • aanleg van een persleiding (gestuurde boring) tussen de waterberging en het gemaal Diependaal.

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (kaart), regels en een toelichting. De verbeelding en de daarop aangewezen bestemmingen en regels vormen tezamen het juridische plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen.

Een bestemmingsplan wordt met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd en in die vorm vastgesteld. Een volledige papieren versie van het bestemmingsplan wordt gelijktijdig vastgesteld. Indien de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan na vaststelling en die van de papieren versie daarvan tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van onderzoeken en gemaakte keuzes) bij de bestemmingsplanregeling en licht deze vanzelfsprekend toe.

De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In het inleidende hoofdstuk is al ingegaan op de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven waar het plangebied ligt en wat de exacte plangrenzen zijn. In hoofdstuk 2 wordt ook aangegeven welke bestemmingsplannen voor het plangebied gelden tot het verkrijgen van rechtskracht van het nieuwe bestemmingsplan. De hoofdstukken 3-5 vormen de kern van de toelichting. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. Dit is een beschrijving van de bestaande situatie. Relevante beleidskaders van Rijk, provincie/regio/waterschap en gemeente staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. Per planaspect wordt hierbij gemotiveerd aangegeven wat er komt. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling, de (economische) uitvoerbaarheid, de inspraak en het ambtelijk overleg, en op de externe communicatie. Er wordt aangegeven hoe de regels gelet op de toelichting gelezen moeten worden en hoe bij de formulering van de bestemming en de regels rekening wordt gehouden met de handhaafbaarheid daarvan. Deze paragraaf vormt de relatie tussen het juridische plan en de toelichting.

Hoofdstuk 2 Begrenzing Plangebied En Vigerende Bestemmingsplannen

2.1 Begrenzing Plangebied

Het plangebied is gelegen in het zuidoosten van Hilversum. Het plangebied wordt omsloten door de A27 aan de oostzijde, de nieuwe aansluiting Hilversum aan de noordzijde, de Laapserheide aan de westzijde en de Maartensdijkseweg aan de zuidzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.01bp15huydecoper-va01_0002.jpg"

Figuur 1: Begrenzing plangebied

2.2 Vigerende Bestemmingsplan

Bestemmingsplan Hilversum Buitengebied

Het vigerende bestemmingsplan Hilversum Buitengebied is vastgesteld op 26 juni 2013. Het bestemmingsplan Hilversum Buitengebied omsluit Hilversum aan de zuid-, oost- en noordzijde. Daarnaast is aan de westzijde een klein losliggend deel van het plangebied gelegen. Het voorliggende bestemmingsplan Huydecopersweg 'Tussen de lanen' is hoofdzakelijk gelegen in zuid-oostelijke deel van het bestemmingplan Hilversum Buitengebied.

Bestemmingsplan Utrechtseweg

Aan de noordzijde van het plangebied Huydecopersweg wordt een persleiding gerealiseerd. Een zeer klein gedeelte is gelegen in het bestemmingsplan Utrechtseweg. Het vigerende bestemmingsplan Utrechtseweg is vastgesteld op 15 mei 2013.

Chw bestemmingsplan met verbrede reikwijdte hele grondgebied Hilversum

Het grondgebied voor de gemeente Hilversum is aangewezen als pilot voor de Crisis en Herstelwet. De mogelijke aanleg van een fietstunnel onder de spoorlijn ter vervanging van de huidige onbewaakte spoorwegovergang wordt opgesteld op grond van deze wet. Met het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet bestaat de mogelijkheid om milieuonderzoeken door te schuiven naar de uitvoeringsfase. De onderzoeksplicht verschuift naar het moment van vergunningverlening. Dit betekent concreet dat de initiatiefnemer bij de aanvraag om een omgevingsvergunning de milieugevolgen van zijn of haar initiatief op dat moment gedetailleerd in kaart moet brengen.

2.2.1 Tracébesluit A27/A1

Voor de verbreding de A27 en A1 is het Tracébesluit A27/A1 Utrecht Noord - Knooppunt Eemnes - Aansluiting Bunschoten-Spakenburg in juli 2014 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu. Op 17 februari 2016 heeft er een uitspraak van de Raad van State plaatsgevonden waarbij het betreffende Tracébesluit een onherroepelijke status heeft gekregen.De wegaanpassing aan de A27 en A1 verbetert de bereikbaarheid. De negatieve effecten voor mens, milieu en flora en fauna worden door het nemen van de in het Tracébesluit opgenomen mitigerende en compenserende maatregelen weggenomen.

Het Tracébesluit, aangaande het deeltraject gelegen binnen de gemeente Hilversum, is juridisch-planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan Verbreding A27 HIlversum. De aansluiting A27 is uitgevoerd als een Haarlemmermeer-aansluiting. Dit betekent dat er ter plaatse van de oude aansluiting gronden beschikbaar komen voor de ontwikkeling van het plan Huydecopers. Voor Hilversum zijn de verbreding van de A27 en de nieuwe op- en afritten aansluiting Hilversum van belang. Middels dit bestemmingsplan is ook de verbinding mogelijk gemaakt tussen de Huydecopersweg en het (natuur)gebied ter plaatse van de oude aansluiting Hilversum. De tunnel onder de nieuwe aansluiting van de A27 is onderdeel van 'het rondje Hilversum'. De gemeenteraad heeft op 22 mei 2012 in het kader van het Uitvoeringsprogramma fiets besloten tot de aanleg van een fietstunnel onder de aansluiting A27.

Hoofdstuk 3 Karakteristieken Plangebied

3.1 Plan Huydecopersweg 'Tussen De Lanen'

Het plan Huydecopersweg is opgesteld om op de beschikbare gronden natuurcompensatie, natuurontwikkeling, waterbergings- en infiltratiegebied en een fietsverbinding te realiseren. Deze gewenste ontwikkelingen komen alle samen in het Natuur- en landschapsplan Huydecopersweg. In de participatiebijeenkomst (13 juni 2019) met omwonenden en stakeholders zijn de modellen 'Tussen de lanen' en 'Buiten de lanen' uitgewerkt tot één ontwerp.

Voor de waterberging is gekozen voor de 5 compartimenten tussen de lanen van het oude tracé van het verlengde Tienhovens kanaal, op de plek van de voormalige afrit van de A27. Met dit ontwerp wordt typische Gooise natuur gerealiseerd bestaande uit droge bossen en natte heide met poelen. De 5 compartimenten krijgen een gemiddelde diepte van 0,50 - 1,50 +NAP met op verschillende plekken grondwaterpoelen. De voorzieningen die gerealiseerd moeten worden om het overtollige hemelwater vanuit het watersysteem Hilversum-Oost naar de infiltratievoorzieningen van het Plan Huydecopersweg te transporteren betreffen het plaatsen van een pompinstallatie in het bestaande gemaal Diependaal (Rioolgemaal Laapersveld), het aanleggen van een persleiding van dat gemaal naar het gebied Huydecopersweg en het maken van een uitstroomvoorziening in het plan Huydecopersweg.Voor de aanleg van een persleiding (gestuurde boring) van het gemaal Diependaal naar het gebied Huydecopersweg is een ontheffing aardkundig monument/waarden bij de provincie NH (OD Noordzeekanaalgebied) en een ontgrondingsvergunning voor het maken van de infiltratiebassins verkregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.01bp15huydecoper-va01_0003.jpg"

Het gebied wordt op natuurlijke wijze ingericht waarbij het recreatieve medegebruik centraal staat. Een fiets- en ruiterpad loopt door de oostelijke laan van de Huydecopersweg naar de Maartensdijkseweg. Het fiets- en ruiterpad liggen op ruime afstand van elkaar. De wandelpaden sluiten aan op het bestaande wandelnetwerk en doorkruisen het waterbergingsgebied via 2 dwarslaantjes. In het gebied tussen de waterberging en de A27 slingert een nieuw wandelpad langs heide, vennen en door bossen. Dit pad wordt zodanig aangelegd dat bomenkap tot een minimum wordt beperkt. Tevens hebben ProRail en de gemeente Hilversum in het kader van het landelijk beleid voor het opheffen van Niet Actief Beveiligde Overwegen (NABO) een intentieovereenkomst gesloten om de twee binnen de gemeente Hilversum gelegen onbewaakte overwegen op het traject Hilversum-Utrecht op te heffen. Voor de overweg ter plaatse van de Maartensdijkseweg wordt een plan met een ongelijkvloerse fietsverbinding uitgewerkt.

3.1.1 Ligging

De Utrechtse Heuvelrug is een stuwwallandschap met een uitgestrekt bos- en heidegebied. De kernkwaliteiten zijn: een grote landschappelijke eenheid samen met het Gooise dekzandlandschap, markant reliëf; verschil tussen grootschalige, hogere delen en kleinschalige randen en overgangszones. Daarnaast vormt de Utrechtse Heuvelrug een kerngebied, met waardevolle gradiënten en randzones. Ter hoogte van Hilversum ligt de A27 in een natuurlijke laagte binnen het stuwwal- en dekzandlandschap. De stuwwal zelf wordt feitelijk doorkruist. Het reliëf is aan weerszijden van de weg dan ook het sterkst waarneembaar. De A27 is voornamelijk aangelegd op zandgronden die onderdeel zijn van de Utrechtse Heuvelrug. Deze zandgronden bestaan grotendeels uit vlaktes van ten delen verspoelde dekzanden, kleine stukjes dekzandrug en gordeldekzandruggen. In deze gebieden, met voornamelijk leemarm of zwak lemig fijn zand zijn podzolen gevormd. In Hilversum kan naast zand lokaal zelfs ondiep grind worden aangetroffen.

Hilversum is een compacte stad te midden van een uitgestrekt groen buitengebied. De hogere gronden hebben een relatie met het uitgestrekte bosgebied van de Heuvelrug. De lagere gronden sluiten aan op het Groene Hart. Voor de Randstad is het een aantrekkelijk gebied om te recreëren. Ecologisch is het een interessant gebied vanwege de omvang en vanwege de variatie aan leefgebieden. Het buitengebied heeft een grote variatie aan landschapstypen. Door een fijnmazig padennet is het buitengebied voor wandelaars en fietsers over het algemeen goed bereikbaar. Paden en wegen in het buitengebied zijn vaak voorzien van laanbeplanting, die een verwijzing vormt naar de cultuurhistorie en helpen bij de orientatie. Watergangen die Hilversum verbinden met plassen en vaarten in het Groene Hart zijn: het Hilversums Kanaal, de Gooische vaart, de 's Gravelandsche Vaart en het Tienhovens kanaal, dat nooit verder gegraven is dan Eindegooi. Zij vormen een ecologische en soms ook recreatieve verbinding tussen de hoge gronden en de laagveengebieden. Het aanwezige reliëf, met hoogteverschillen tot 20 meter en de wisselende afstand van het maaiveld tot het grondwater verhogen de belevingswaarde van het groen en de variatie aan groeiplaatsomstandigheden. Voor Nederland zijn dergelijke hoogteverschillen bijzonder. Het buitengebied van Hilversum bestaat voor een groot deel uit natuurterreinen en natuurgebieden.

3.2 Landschap, Cultuurhistorie En Archeologie

Door de herinrichting van de aansluiting Hilversum van de A27 komen diverse gronden vrij. Het gebied wat vrijkomt wordt ontwikkeld ten behoeve van compensatie van houtopstanden, het ontwikkelen van natuur, evenals waterberging- en infiltratiegebied met inbegrip van recreatieve waarde.Het betreft een gebied met een afwisseling van heide, bospercelen en braakliggende gronden.

Binnen de grenzen van de projectlocatie zijn diverse ecotopen aanwezig. Er is een afwisseling van heide, bospercelen en struweel. De samenstelling van de aanwezige bospercelen varieert. Er zijn percelen bestaande uit Amerikaanse eik (Quercus rubra), percelen met grove den (Pinus sylvestris), maar ook gemengde bospercelen van grove den, zomereik (Quercus robur) en ruwe berk (Betula pendula). Sommige bomen bevatten uitgescheurde takken of spechtengaten. Op diverse plekken heeft het bos, of de bosrand, een transparant karakter. Op deze plekken is er ondergroei van jonge opschot, struikheide (Calluna vulgaris) en (struis-) grassen. Er zijn diverse heidevakken en heidebermen aanwezig. Met name het heide perceel heeft een ouder karakter en is te beschrijven als structuurrijk. Overgangen tussen ecotopen als bosranden zijn zowel divergent (geleidelijk verloop) als convergent (abrupte overgang) aanwezig. Tevens zijn er enkele bospaden welke zich ook laten beschrijven als laanstructuren. Laanbomen ontbreken echter.

3.2.1 Natura 2000

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 4,8 kilometer afstand ten westen van het plangebied ligt (zie onderstaande figuur). Dit betreft het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.01bp15huydecoper-va01_0004.png"

3.2.2 Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Natuurgebieden in Nederland zijn erg versnipperd. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) heeft als doel om natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het plangebied wordt omgeven door het NNN en ligt deels in het NNN. Het betreft het NNN-gebied Gooi Midden en Zuid met als kernkwaliteit Stuwwal met afwisselend bos-, heide- en vennenlandschap.

3.2.3 Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL)

In Noord-Holland zijn 32 gebieden aangewezen als ‘Bijzonder Provinciaal Landschap’. Dit zijn landschappen waarop we extra zuinig zijn vanwege hun bijzondere eigenschappen en waarde voor mens en dier. Het Gooi heeft de status ‘Bijzonder Provinciaal Landschap’. Het Gooi bestaat uit een stuwwallenlandschap met bos- en heidegebieden. De stuwwallen met grote hoogteverschillen en een scherpe rand naar het Gooimeer zijn duidelijk herkenbaar in het landschap.

Het BPL is een beschermingsregime binnen de Omgevingsverordening NH2020 bedoeld om de meest waardevolle landschappen in Noord-Holland te beschermen. Per landschap is aangegeven welke ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische of aardkundige waarden aanwezig zijn. Dit noemen we de ‘kernkwaliteiten’ van het landschap. Voorbeelden hiervan zijn het leefgebied voor weidevogels, waterlopen en verkavelingsvormen in oude polders, de openheid en de vergezichten in het landschap of een bijzondere opbouw van de ondergrond. De kernkwaliteiten mogen niet worden aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.01bp15huydecoper-va01_0005.jpg"

Ontwikkelingen in BPL

Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk in BPL, zolang ze de kernkwaliteiten niet aantasten. Denk aan fietspaden, energievoorzieningen, kleinschalige woningbouw (tot 11 woningen) of bouwwerken met een oppervlak van minder dan 500 m2. Plannen voor ontwikkelingen die hier buiten vallen, tasten het bijzondere landschap aan. Uitvoering van die plannen kan alleen als het van groot openbaar belang is en als er kan worden aangetoond dat er geen andere mogelijkheden zijn. De schade aan het landschap moet dan worden gecompenseerd.

Beschrijving

Het Gooi is één van de meest reliëfrijke gebieden in Noord-Holland. Het heeft een complex geheel van pleistocene afzettingen uit de ijstijden en de perioden erna. In Het Gooi liggen een aantal hoge (12,5–30m) stuwwalresten. De stuwwallen en de eromheen gelegen sandrs (spoelzand-/ smeltwaterwaaiers, hoogte 5-12,5m) zijn ongeveer 150.000 jaar geleden ontstaan. In een latere ijstijd is dekzand afgezet, ongeveer 15.000 tot 10.000 jaar geleden. In het holoceen ontstonden heidevelden en landduinen met stuifduinen, Er liggen verspreid een aantal bijzondere verschijnselen: dekzandruggen met typische verstuivingsverschijnselen, landduinen met actief stuifzand, wasmeren, groeves en leemkuilen (Oostermeent en Leemkuil Bikbergerbos). Ook bijzonder in dit gebied is een 4-5m hoge klif in de stuwwal aan het Gooimeer, die is ontstaan door afslag van de Zuiderzee. De bodems in de verschillende deelgebieden hebben één ding gemeen: het zijn allemaal kalkloze zandgronden die in verschillende stadia van bodemontwikkeling verkeren. Het complex van de stuwwal, bestaande uit grove zanden en grind functioneert als een infiltratiegebied. De begroeiing bestaat uit heidevegetatie, naald en loofbos.

Interpretatie en toetsing

De vorming van de ondergrond van Het Gooi is het resultaat van geologische processen tijdens de voorlaatste ijstijd. Dit gebied herbergt een complex aan verschijnselen die hieraan gerelateerd zijn en aan de klimaatsopwarming erna. Het geeft daarmee informatie over de klimaats- en ontstaansgeschiedenis van het gebied. De grote verscheidenheid en relatieve gaafheid van de verschijnselen maakt het gebied bijzonder. De aardkundige waarde is zeer hoog, van nationaal belang en onvervangbaar.

Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk indien de leesbaarheid van de aardkundige kernkwaliteit in stand blijft. Dit betekent dat het bodemprofiel en reliëf (bijv. door activiteiten als heien, graven en egaliseren) niet significant mogen worden aangetast. Bij ontwikkelingen die beroering tot een diepte van 1 m onder maaiveld vergen is in beginsel geen sprake van aantasting van de aardkundige kernkwaliteit.

3.2.4 Cultuurhistorie

Het plangebied ligt binnen het tracé van 'Het Tienhovens kanaal', een in de 19e eeuw gestarte poging tot aanleg van een kanaal van Utrecht naar de Zuiderzee, via een aansluiting op de Eem. In het Hilversumse stuwwalgebied is deze poging mislukt, waarna de zandgronden binnen het tracé ten zuiden van Hilversum grotendeels zijn ontgonnen ten behoeve van de landbouw. Er komt een beeld naar voren van een complexe percelering en landbouwkundig gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.01bp15huydecoper-va01_0006.jpg"

3.3 Bodem

Uit de schaarse boringen in het plangebied blijkt dat de bovenzijde van het sedimentpakket bestaat uit eolische zanden (dekzand) en het gestuwde preglaciaal pas op grotere diepte (meerdere meters) voorkomt. De ondiepe zanden worden in het zuidwesten gekarakteriseerd als fijn zandig, meer naar het noorden als matig grof. Deze textuur is kenmerkend voor dekzanden, waarbij de oude dekzanden veelal enigszins fijner en lemiger zijn. Geomorfologisch behoort het gebied tot de gordeldekzandwelvingen, geheel in lijn met de aard van de ondergrond (dekzand).

De ondergrond wordt beschreven als zeer fijn, matig siltig zand met af en toe een enigszins grindhoudende laag. Dergelijke lagen zijn kenmerkend voor dekzandpakketten (Allerød, Bølling en laag van Beuningen).

De dominante bodem wordt beschreven als een eenheid 'Hn21 vergraven, grondwatertrap VII', d.w.z. dat het gehele gebied als vergraven wordt aangegeven. De eenheid Hn21 betreft zogenaamde veldpodzolen. Deze subgroep van bodems behoort tot de groep van hydropodzolgronden, die ontstaan onder relatief slecht gedraineerde omstandigheden en zijn ontijzerd als gevolg van de slechte drainage, die tot afvoer van ijzer tijdens het podzoleringsproces leidde. De podzol-B horizont wordt gekenmerkt door accumulatie van disperse organische stof, tezamen met enig aluminium (een Bh horizont). IJzer is dus uitgespoeld en een Bs horizont ontbreekt.

Het grondwater ligt vrij diep (grondwatertrap VII), hetgeen ook blijkt uit het booronderzoek van Heijmans (grondwater op ca. 2 m beneden maaiveld of dieper). Ook de gegevens van de enige peilbuis in het gebied wijzen op een dergelijke vrij diepe ligging van het grondwater. Het is daarom de vraag of de kartering van de bodems in het gebied als veldpodzol juist is. Immers, het is onwaarschijnlijk dat in het verleden hoge grondwaterstanden voorkwamen.

3.4 Water

In 2005 hebben de provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap Amstel Gooi&Vecht (AGV) het Goois Natuur Reservaat (GNR), waterleidingbedrijf Vitens en de gemeenten Laren en Hilversum het convenant waterinrichting, (water)bodemsanering en ecologische herstelwerkzaamheden plan Anna's Hoeve in de gemeenten Hilversum en Laren (verder te noemen : convenant) ondertekend.

Eén van de onderdelen van dat convenant betrof het waterinrichtingsplan, en één van de onderdelen van dat waterinrichtingsplan betrof de Laarder Wasmeren, die tot die tijd een functie hadden in de waterinrichting van Hilversum-Oost, nl. als voorziening om overtollig hemel- en schoon effluentwater bij zeer zware buien te kunnen bergen en infiltreren. In het convenant was afgesproken dat GNR een nieuwe (droge) natuurontwikkeling ter plaatse van de Laarder Wasmeren zou realiseren, waarbij de Laarder Wasmeren afgekoppeld werden van het watersysteem. Tevens zou in Hilversum Oost op terrein van GNR door de aanleg van een singel en een overloopgebied voor hemelwater langs de bestaande sportvelden voorzien worden in vervangende infiltratiecapaciteit, waardoor het watersysteem Hilversum-Oost geen negatieve gevolgen zou ondervinden van de ontwikkelingen in plan Anna's Hoeve.

De scope van het zoeken naar mogelijkheden tot het realiseren van vervangende infiltratievoorzieningen werd breder getrokken dan Anna's Hoeve, waarbij als meest reële (en waarschijnlijk ook enige) optie de in de toekomst vrijkomende gronden ter plaatse van de op- en afritten van de afslag Hilversum op de A27 in beeld kwamen. Rijkswaterstaat had het project A27/A1 in planning, het verbreden van de A27 tussen Utrecht en knooppunt Eemnes en de A1 tussen knooppunt Eemnes en de afslag Bunschoten, waarbij voor de afslag Hilversum een veel compactere oplossing dan de huidige voorzien was.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.01bp15huydecoper-va01_0007.png"

Voorzieningen waterinrichting plan Huydecopersweg

De voorzieningen die gerealiseerd moeten worden om het overtollige hemelwater vanuit het watersysteem Hilversum-Oost naar de infiltratievoorzieningen van het Plan Huydecopersweg te transporteren betreffen het plaatsen van een pompinstallatie in het bestaande gemaal Diependaal, het aanleggen van een persleiding van dat gemaal naar het plan Huydecopersweg en het maken van een uitstroomvoorziening in het plan Huydecopersweg.

Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskader

4.1 Beleid Ten Aanzien Van 'Natuur'

4.1.1 Europees beleid

Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden binnen de lidstaten van de Europese Unie. Binnen de gemeentegrens van Hilversum ligt 187,3 ha Natura 2000 gebied. Projecten of handelingen die de kwaliteit van leefgebieden in een Natura 2000 gebied kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, mogen niet plaatsvinden zonder vergunning. Vergunningen worden verleend door Gedeputeerde Staten. In bepaalde situaties, zoals omschreven in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet, verleent de minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie een vergunning.

4.1.2 Rijksbeleid

4.1.3 Rijksnatuurvisie 2014; Natuurlijk verder

De natuurlijke leefomgeving is belangrijk voor de samenleving - niet alleen in de vorm van beschermde
natuurgebieden in Nederland of daarbuiten maar ook dicht bij huis, in de stad en in het landelijk gebied.

Soortenrijkdom is een vooraanstaand onderdeel van die natuurlijke omgeving. In ons eigen land en mondiaal hechten we daaraan omdat we die rijkdom graag aan volgende generaties willen doorgeven. Dat vraagt om een economie waarin een veelzijdige natuur duurzaam is verweven: natuur midden in de samenleving. De natuurvisie geeft de wijze aan waarop het kabinet in de komende vijftien tot twintig jaar samen met de provincies vorm wil geven aan het publieke belang van natuur. Daarbij wordt voortgebouwd op ideeën die ook leven bij provincies, gemeenten, bedrijven en maatschappelijke organisaties.

De inzet is;

  • energieke samenleving centraal;
  • omslag in het natuurbeleid voortzetten;
  • naar een veelzijdige natuur midden in de samenleving;
  • natuurcombinaties;
  • naar natuurinclusieve landbouw;
  • sturen op condities;
  • internationale inzet voor duurzaamheid;
  • overheid geeft goede voorbeeld.

4.1.4 Provinvciaal beleid

4.1.5 Gemeentelijk beleid

4.2 Beleid Ten Aanzien Van 'Water'

4.2.1 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is gericht op het bereiken van een goede ecologische waterkwaliteit in alle Europese wateren. In 2015 moet dat gerealiseerd zijn. De lidstaten moeten in 2009 (inter)nationale stroomgebiedbeheersplannen vaststellen waarin zij aangeven welke maatregelen ze gaan nemen om de doelstelling te halen. De provincie Noord-Holland maakt volledig deel uit van het deelstroomgebied Rijndelta en het daarbinnen begrensde deelstroomgebiedsdistrict Rijn-West. Binnen Rijn-West werkt Noord-Holland samen met alle betrokken waterbeheerders (Rijkswaterstaat, buurprovincies, waterschappen en gemeenten) aan het opstellen van het regionale deel van het genoemde stroomgebiedbeheersplan Rijndelta.

4.2.2 Rijksbeleid

In het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken dat in 2015 het watersysteem op orde moet zijn en blijven. Water moet weer de ruimte krijgen en is medesturend voor het ruimtelijk beleid. Als een van de eerste stappen is afgesproken dat de waterschappen in beeld brengen hoeveel waterberging er nodig is om aan de zogenaamde werknormen te kunnen voldoen. Voor stedelijk gebied houdt dit bijvoorbeeld in, de hoeveelheid wateroppervlak die nodig is om te zorgen dat bij neerslag het waterpeil maar eens in de 100 jaar tot aan het maaiveld kan stijgen.

4.2.3 Provinciaal beleid

In dit provinciaal Waterplan Noord-Holland is het Europese en nationale beleid vertaald naar wat er binnen de provincie moet gebeuren om het water zo goed mogelijk te blijven. Het Provinciaal Waterplan staat niet op zichzelf. Water heeft met heel veel zaken te maken, variërend van landbouw tot recreatie en van stadsuitbreidingen tot gezond drinkwater. Daarom is het Provinciaal Waterplan afgestemd met het beleid op het gebied van natuur, recreatie, landschap, cultuurhistorie, milieu, landbouw, ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer. In het Provinciaal Waterplan is het waterbeleid beschreven aan de hand van de thema's veiligheid, wateroverlast en watertekort, waterkwaliteit en grond- en drinkwater. Het Provinciaal Waterplan fungeert hierbij als het kader voor de uitvoering: het is de basis voor allerlei te nemen maatregelen door de Provincie, waterschappen en gemeenten gedurende de looptijd van het plan.

4.2.4 Waterschap Amstel, Gooi en Vecht

Het Waterbeheerprogramma (WBP) 2022-2027 geeft de koers aan voor een toekomstbestendig watersysteem in het gebied voor de komende zes jaar. Waterschappen staan de komende jaren voor een grote uitdaging. Er wordt met elkaar steeds meer gebruik gemaakt van de schaarse ruimte. Dit heeft gevolgen voor water in kwalitatieve en kwantitatieve zin. De samenhang met de opgaves op het gebied van ruimtelijke ordening neemt daarnaast verder toe. Wat dit betekent is terug te zien in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Het WBP is een programma onder de nieuwe Omgevingswet en is wettelijk verplicht.
Onderdeel van het Waterbeheerprogramma zijn de maatregelen die het waterschap wil nemen om het oppervlaktewater schoner en gezonder te maken. Er wordt rekening gehouden met de eisen die de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) stelt. De maatregelen die het waterschap neemt om de KRW doelen te halen leggen we vast in het WBP. De KRW doelen liggen vast in de regionale Waterprogramma's van de provincies en het totaalpakket is terug te vinden in het door het Rijk vast te stellen Stroomgebiedbeheerplan (SGBP).

4.2.5 Gemeentelijk beleid

Het Gemeentelijk Watermanagementplan Hilversum 2021-2026 beschrijft de visie op de watertaken, met welke ambitie de opgaven worden ingevuld, de uit te voeren maatregelen, welke eisen aan de uitvoering daarvan worden gesteld en welke personele en financiële middelen daarvoor nodig zijn.

De visie van Hilversum op de gemeentelijke watertaken is gericht op uitvoering van de gemeentelijke watertaken en instandhouding van de huidige toestand en goede werking van de riolering. Waar nodig is deze visie verder uitgewerkt in ambities en ontwerpeisen. Stevige versterkingen van de visie ten opzichte van voorgaande rioleringsplannen zijn ten aanzien van de maatschappelijke en bestuurlijke opgaven voor klimaatadaptatie en de extra inzet op duurzaamheid.

De visie heef de volgende zes speerpunten:

  1. 1. Gezonde en veilige leefomgeving met hoge ruimtelijke kwaliteit;
  2. 2. Klimaatbestendig Hilversum;
  3. 3. Duurzaam Hilversum;
  4. 4. Inzicht in toestand en werking van de waterhuishouding;
  5. 5. Slim koppelen met andere ruimtelijk/ maatschappelijke opgaven;
  6. 6. Communicatie met bewoners, bedrijven en andere beheerders.

Huydecopersweg

De realisatie van de waterberging Huydecopersweg maakt onderdeel uit van het Watermanagementplan 2021-2026.Door realisatie van de waterberging Huydecopersweg wordt de capaciteit van het watersysteem in Hilversum-Oost hersteld. Voor de opvang van extreme neerslag vanuit de gescheiden stelsels in Hilversum-Oost wordt een extra berging- en infiltratievoorziening bij Plan Huydecopersweg aangelegd. Het ontwerp van dit plan is gedimensioneerd op een neerslaggebeurtenis die gemiddeld 1 keer per 100 jaar optreedt.

Grondwaterkwaliteit in relatie tot infiltreren

Voor het kwantitatief onderbouwen van een kwalitatief afwegingskader voor het infiltreren van hemelwater, wordt onderzoek gedaan naar de grondwaterkwaliteit in gemeentelijk grondwatermeetnet (als referentie), de bodem en grondwaterkwaliteit onder infiltratieputten (wegwater) en monitoring grondwaterkwaliteit.

Gezonde en veilige leefomgeving

Het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht levert vanuit haar watertaken een bijdrage aan een gezonde en veilige leefomgeving in Hilversum. Door o.a. het afvalwater van Hilversum te zuiveren op de rioolwaterzuivering bij Anna’s Hoeve en de realisatie van de waterberging Huydecopersweg wordt een bijdrage geleverd aan een gezonde en veilige leegomgeving.

Ten aanzien van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan betreft een juridische vertaalslag van het Watermanagementplan 2021-2026.

4.3 Rijksbeleid

4.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit en schetst het Rijk hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Als één van de dertien belangen formuleert de SVIR het realiseren van “een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen” (Nationaal belang 5). Deze ambitie is weergegeven op de 'Kaart ambitie 2040 hoofdwegennet' (zie figuur 2).

Ten aanzien van het bestemmingsplan

De aanleg van 2x3 rijstroken, met een optie voor een ruimtelijke reservering, op de A27 past in de ambitie van de SVIR. Het tracé, waarvoor inmiddels een onherroepelijk Tracébesluit geldt, is ingebed in het Rijksbeleid en de landelijke regelgeving. Het voorliggende bestemmingsplan Huydecopersweg 'Tussen de lanen' is een uitwerking/gevolg van het Tracébesluit.

4.4 Provincie

4.4.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040; 'Kwaliteit door veelzijdigheid'

De provincie Noord Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op:

  1. 1. Klimaat bestendigheid;
  2. 2. Ruimtelijke kwaliteit;
  3. 3. Duurzaam ruimtegebruik.

Ten aanzien van het bestemmingsplan

Het plan draagt bij aan klimaatbestendigheid en het duurzaam ruimtegebruik. Het plan betreft natuurcompensatie, natuurontwikkeling en waterbergings- en infiltratiegebied.

4.5 Gemeente

4.5.1 Structuurvisie Hilversum 2030

Hilversum werkt constructief mee aan initiatieven vanuit de samenleving. Hilversum wil flexibel zijn en energie steken in oplossingen. Uitgangspunt is ontwikkelend beheren. Dit is een duurzame manier van stedelijke vernieuwing. Hierbij zijn ontwikkelingen en beheermaatregelen organisatorisch en financieel in één proces ondergebracht. Deze aanpak maakt het mogelijk op ontwikkelingen in de samenleving te reageren en anticiperen. De gemeente ziet voor zichzelf een regierol.

Speerpunten van de visie zijn:

  • goede woongemeente;
  • groen buitengebied;
  • centrumgemeente;
  • mediastad & creatieve sector;
  • stedenbouw & architectuur.

In 2030 is Hilversum een gewilde en aantrekkelijke plaats om in te wonen. Hilversum heeft voor elk wat wils, van dorps en lommerrijk tot meer groen stedelijk en centrumstedelijk. De ligging van Hilversum in het groen is in 2030 een van de belangrijkste kwaliteiten. Als een groene jas liggen de natuurgebieden rond Hilversum. Hilversum is in 2030 de centrumgemeente van het Gooi met een aantrekkelijk bruisend stadscentrum en de Mediastad van Nederland. De creatieve sector in Hilversum zorgt voor veel werkgelegenheid.

De structuurvisie benoemt 'het fietsrondje expliciet'. Om dit fietsrondje te realiseren moeten ontbrekende schakels worden aangelegd. Het fietspad tussen Huydecopersweg en Hoorneboegseheide inclusief fietstunnel is zo'n ontbrekende schakel.

Ten aanzien van het bestemmingsplan

Het plan bevordert de bereikbaarheid per fiets en draagt bij aan een goede woongemeente. Het realiseren van de fietstunnel maakt onderdeel uit van 'het rondje Hilversum', het groene buitengebied van Hilversum wordt hierdoor per fiets toegankelijker.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Plan

5.1 Ruimtelijk Structuur Huydecopersweg

Door de realisatie van het plan Huydecopersweg zal de toekomstige ruimtelijke structuur van het plangebied door de waterbassins worden gedomineerd. Deze liggen centraal in het plangebied omringd door natuurgebieden. Het gebied wordt doorkruist door fiets- en ruiterpad, die lopen door de oostelijke laan van de Huydecopersweg naar de Maartensdijkseweg. Fiets- en ruiterpad liggen op ruime afstand van elkaar. De wandelpaden sluiten aan op het bestaande wandelnetwerk en doorkruisen het waterbergingsgebied via 2 dwarslaantjes. In het gebied tussen de waterberging en de A27 slingert een nieuw wandelpad langs heide, langs vennen en door bossen. Dit pad wordt zodanig aangelegd dat bomenkap tot een minimum wordt beperkt.

Voor de waterberging is gekozen voor de 5 compartimenten tussen de lanen van het oude tracé van het verlengde Tienhovens kanaal. De 5 compartimenten liggen op de plek van de voormalige afrit van de A27. De 5 compartimenten krijgen een gemiddelde diepte van 0,50 – 1,50 +NAP met op verschillende plekken grondwaterpoelen. De nieuwe waterberging dient voor de opslag en infiltratie van hemelwater uit Hilversum - Oost. De plassen doorsnijden het grondwaterniveau en zullen jaarrond watervoerend zijn. De vennen liggen deels boven de grondwaterspiegel en kunnen tijdens droge periodes droog vallen. Via een persleiding wordt het hemelwater naar de waterberging aangevoerd. De persleiding loopt van het gemaal Laapersveld naar de te realiseren waterberging.

5.2 Landschap, Cultuurhistorie En Archeologie

5.2.1 Landschap (flora, fauna en ecologie)

Ten behoeve van deze planologische procedure en voor de herinrichting van het Plan Huydecopersweg is de 'Quickscan Flora en Fauna' (d.d. 25 maart 2021, Staro Natuur en Buitengebied) uitgevoerd. Het doel van het onderliggende onderzoek is te bepalen of de wijzigingen binnen het plangebied mogelijk leiden tot overtreding van de natuurwetgeving. Voor soortbescherming en gebiedsbescherming is sinds 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming (Wnb) van belang.

Beschermde gebieden

Het plangebied wordt omgeven door het NNN en ligt op 4,8 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied. Negatieve effecten op Natura 2000-gebieden ten gevolge van stikstofdepositie door uitvoering van werkzaamheden zijn enkel uit te sluiten middels een AERIUS-berekening. Voor de realisatie van het Natuur- en landschapsplan Huydecopersweg is een Stikstofdepositie onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 5.6.3 Stikstof). De significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden als gevolg van de realisatie fase van Plan Huydecoper kunnen worden uitgesloten en er hoeft geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd.

Negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN ten gevolge van externe werking door licht zijn te voorkomen door te werken bij daglicht en geen gebruik te maken van kunstlicht. Door externe werking van geluid treden tijdens uitvoering van de werkzaamheden tijdelijk negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

Beschermde soorten

In het plangebied komen mogelijk verschillende soorten voor die zijn beschermd onder paragrafen 3.1, 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming. Het is uit te sluiten dat in het plangebied beschermde flora, vlinders, libellen, kevers, weekdieren en vissen voorkomen. Wel geldt voor alle aanwezige soorten in het plangebied de algemene zorgplicht, zie §1.4 van dit rapport.

Soorten van paragraaf 3.1 van de Wet natuurbescherming

Indien de horst, centraal in het plangebied, gebruikt wordt door buizerd, sperwer of wespendief (of mogelijk een andere vogelsoort met een jaarrond beschermd nest) kan deze verlaten worden door verstoring wanneer werkzaamheden uitgevoerd worden in de periode februari tot augustus. Nesten van algemene broedvogels kunnen mogelijk worden verstoord door uitvoering van de werkzaamheden.

Soorten van paragraaf 3.2 van de Wet natuurbescherming

Door uitvoering van voorgenomen plannen op de zandvlaktes gaat geen geschikt habitat voor zandhagedis verloren en worden geen individuen geschaad. Uitvoering van werkzaamheden op tijdstippen zonder daglicht en bij gebruik van kunstlicht kunnen verstorende negatieve effecten hebben op foeragerende vleermuizen en het functioneren van vliegroutes.

Soorten van paragraaf 3.3 van de Wet natuurbescherming

Door uitvoering van voorgenomen plannen gaat mogelijk land- en overwinteringsgebied van algemene en niet-kritische amfibieën verloren en worden tijdens werkzaamheden mogelijk individuen verstoord en gedood. Door uitvoering van voorgenomen plannen op de zandvlaktes gaat geen geschikt habitat voor hazelworm verloren en worden geen individuen geschaad. Mogelijk dat door uitvoering van voorgenomen plannen het leefgebied van algemene en ware muizen vernietigd wordt en individuen verstoord of gedood worden. Uitvoering van voorgenomen plannen hebben mogelijk negatieve effecten op het functioneel leefgebied en voortplantings- en rustplaatsen van das door vernieling en verstoring.

Ten aanzien van het bestemmingsplan

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen plannen niet tot overtreding van de Wet natuurbescherming leiden als voldaan wordt aan de voorgeschreven maatregelen. De herinrichting van het gebied is onderdeel van het project 'Herinrichting van de A27' en is benoemd als 'compensatie natuur' ten behoeve van dit project. Het Plan Huydecoper zal leiden tot een uitbreiding van het recreatief en natuurgebied Laapersveld. Het zal hiermee het gebied robuuster maken. Door de aanleg van het natte heide gebied langs de plassen ontstaat tevens een nieuw gebied dat de variatie binnen het plangebied zal vergroten.

5.2.2 Cultuurhistorie en archeologie

In het plangebied komen geomorfologische en archeologische waarden voor.

Waarde Geomorfologie

Het gebied kent aardkundige waarden, waarbij door de provincie Noord Holland is aangegeven dat de grens van de aardkundige waarden langs de teen van het oude talud A27 lopen. Onder het voormalig weglichaam is de dubbelfunctie ‘Waarde geomorfologie’ niet aanwezig. De ontgronding binnen dit gebied leidt dus niet tot aantasting van de aardkundige waarden. Voor het werk buiten het voormalig weglichaam is een ontheffing voor de aantasting van de aardkundige waarden verkregen (ontheffing nummer 26372).

Waarde archeologie

De archeologische waarde is ter plaatse van de op- en afrit van de rijksweg ernstig verstoord. De ontgrondingen vinden plaats binnen het cunet van de rijksweg. Er wordt geen verstoring van archeologische waarden voorzien.

Ten aanzien van het bestemmingsplan

Door de voorgenomen aanleg van de waterpartijen wordt het archeologisch belang niet geschaad.

5.3 Bodem

Het plangebied ligt binnen het tracé van 'Het Tienhovens kanaal', een in de 19e eeuw gestarte poging tot aanleg van een kanaal van Utrecht naar de Zuiderzee, via een aansluiting op de Eem. In het Hilversumse stuwwalgebied is deze poging jammerlijk mislukt, waarna de zandgronden binnen het tracé ten zuiden van Hilversum grotendeels zijn ontgonnen ten behoeve van de landbouw. Het betreft een gebied van een complexe percelering en landbouwkundig gebruik.

Met uitzondering van de westelijke wal en de aangrenzende randzone aan de westzijde van het tracé van het Tienhovens kanaal en een paar 'uitschieters' (vooral in het NO) is de bodem diep en grondig verstoord en wel tot de B3 of de C horizont van de oorspronkelijke podzol. De er op liggende "rommellaag' bestaat uit een qua samenstelling wisselend mengsel van fragmenten van de oorspronkelijke podzolbodem. Echter, vaak is de verrommeling gepaard gegaan met opbrengen van bodemmateriaal dat van elders afkomstig is (vermoedelijk nabijgelegen percelen). Dat leidt tot soms zeer dikke (>1 m) verrommelde lagen.

Bij verwijdering van de 'verstoorde laag' ontstaat een landschap met uitgesproken reliëf (ca. 1,5 m minimaal), dat niet alleen te danken is aan de variatie in dikte van de verstoorde/verrommelde laag, maar ook aan het van oorsprong aanwezige reliëf.

De huidige ongestoorde 'restbodem' in dit deel bestaat uit een restant van het oorspronkelijk aanwezige pakket Jonger dekzand 2 en de daarin tijdens het Holoceen gevormde xeropodzolgrond. De podzolhorizonten (Ah, E, B2 en B3) zijn slechts zelden bewaard. Uitzondering hierop vormt de westelijke randzone van deelgebied 2, waar een zone met intacte bodems aanwezig is (onder wegen en in aangrenzende wal).

De verstoring heeft plaatsgevonden vanaf het midden van de 19e eeuw, ten tijde van de ontginning van het gebied. Het verstoringsbeeld past in het voormalige landgebruikspatroon, waarbij relatief weinig verstoorde gebieden samen lijken te vallen met voormalige vroege bospercelen. Vooral de akkers en percelen behorend tot een voormalige boerderij zijn over het algemeen diep verstoord. In naastgelegen percelen kan de mate van verstoring daarom sterk verschillen. Vandaar ook de relatief geringe verstoring in de noordelijke randzone van deelgebied 2.

De bodems zijn zeer goed doorlatend en het grondwater zit op ca 2 meter onder maaiveld. Er is geen enkele aanwijzing dat in het verleden de drainage slechter was en hydropodzolgronden (veldpodzolen) gevormd zijn. Voor wat betreft het laatste: de kartering van de bodems als vergraven Hn21 bodems is onjuist. Het zijn (veelal vergraven) haarpodzolen (xeropodzolgronden).

Bodemonderzoek (ATKB; kenmerk 20190822/rap01, 9-1-2020) heeft aangetoond dat ter plaatse van het plangebied de bodem zeer lokaal licht verontreinigd is, maar over het algemeen voldoet aan de achtergrondwaarde. Het grondwater is maximaal licht verontreinigd. De kwaliteit wordt hiermee geschikt geacht voor het beoogde gebruik als natuur en waterberging. Ter plaatste van het leiding tracé moet nog onderzoek uitgevoerd worden, maar bestaat geen verdenking op bodemverontreiniging.

Ten aanzien van het bestemmingsplan

Een groot deel van het plangebied valt binnen het gebied met aardkundige waarden, Onder het voormalig weglichaam is de dubbelfunctie ‘Waarde geomorfologie’ niet aanwezig. De waterbergingsbassins en de daarbij behorende ontgronding vallen binnen dit gebied en leiden niet tot aantasting van de aardkundige waarden. Voor het werk buiten het voormalig weglichaam is een ontheffing voor de aantasting van de aardkundige waarden verkregen (ontheffing nummer 26372).

5.4 Watersysteem

Voorliggend bestemmingsplan maakt het realiseren van een waterberging mogelijk in de omgeving van de Huydecopersweg te Hilversum. Er is gekozen voor vijf hemelwaterbergingsbassins met een totale opslagcapaciteit van 85.000 m3 hemelwater. In een gemiddelde situatie (scenario 1) loopt hierbij alleen het eerste zuidelijk gelegen waterbergingsbassin vol met 15.000 m3 hemelwater. Deze situatie komt naar verwachting eens in de 1 à 2 jaar voor. In een zeer natte periode (scenario 2), die eens in de 10 jaar kan voorkomen, worden de eerste 3 waterbergingsbassins gevuld met in totaal 30.000 à 40.000 m3 hemelwater. In een extreem natte periode (scenario 3) met een herhalingsfrequentie van eens per 50 jaar zijn alle 5 waterbergingsbassins gevuld met in totaal 85.000 m3 hemelwater.

Omliggende belendende woningen en gebouwen

In de directe nabijheid van de waterbergingsbassin liggen geen belendende woningen. Ter plaatse van de Utrechtseweg wordt de dichtstbijzijnde belendende woningen aangetroffen op 365 meter ten westen van waterbassin nummer 1. Ter plaatse van de Bonairelaan wordt het eerste belendende gebouw aangetroffen op 225 m ten noordoosten van waterbassin 5.

Invloed van de freatische grondwaterstand.

Er is onderzocht (Geohydrologisch advies hemelwaterberging Huydecopersweg te Hilversum, Spaans Watermanagement B.V).wat de invloed is van de freatische grondwaterstand ter plaatse van de belendende woonhuizen en gebouwen als de waterbergingsbassins leeglopen. De waterbergingsbassins worden allereerst in korte tijd gevuld met overtollig hemelwater. In de periode hierna wordt het onderliggende freatische watervoerende pakket gevoed vanuit de waterbergingsbassins. Deze voeding varieert tussen 4.500 en 25.000 m3 per dag afhankelijk van de herhalingsfrequentie van de neerslaggebeurtenis. De extra voeding van het watervoerende pakket ter plaatse van de waterbergingsbassins plant zich als een lopende golf voort in de omgeving. Middels het eindige elementenprogramma MicroFEM is de maximale stijging van de freatische grondwaterstand ter plaatse van de dichtstbijzijnde belendingen berekend. Voor zowel een herhalingsfrequentie van 1 jaar als 10 jaar is de maximaal te verwachten verhoging van de grondwaterstand 0,04 m ter plaatse van de dichtstbijzijnde belending aan de Utrechtseweg. Genoemde stijging houdt hierbij 6 dagen aan en is alleen het extra effect van het leeglopen van de waterbergingsbassins. Voor een herhalingsfrequentie van eens per 50 jaar is de maximaal te verwachten verhoging van de grondwaterstand 0,12 m ter plaatse van de dichtstbijzijnde belending aan de Bonairelaan 4. Genoemde stijging houdt hierbij 3 dagen aan en is alleen het extra effect van het leeglopen van de waterbergingsbassins. Geconcludeerd wordt dat het effect van het leeglopen van de waterbergingsbassins ter plaatse van dichtstbijzijnde belendende woningen en gebouwen verwaarloosbaar is ten opzichte van de ontwateringsdieptes voor neerslaggebeurtenissen met een herhalingsfrequentie van eens per 10 jaar. Het effect tijdens een extreme situatie is waarneembaar ter plaatse van de Bonairelaan 4. Uitgaande van de een maaiveldhoogte van NAP + 3,4 m en een grondwaterstand van NAP + 1,3 m bedraagt de ontwateringsdiepte 2,1 m ter plaatse van de Bonairelaan 4.

Waterkwaliteit

De kwalitatieve effecten op het grondwater als gevolg van het infiltreren van hemelwater op locatie Huydecopersweg zal worden gemonitord. Ten opzichte van de infiltrerende vijverpartijen in Hilversum, zal relatief schoon water bij Huydecopersweg infiltreren, omdat vuil al heeft kunnen bezinken in de stadsvijvers. Een nulmeting is uitgevoerd. Er zijn geen overschrijdingen aangetroffen in het te infiltreren hemelwater. Het grondwater heeft wel enkele verhoogde waarden (metaal en vluchtige aromaten).

Ten aanzien van dit bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan Huydecopersweg realiseert de voorzieningen die noodzakelijk zijn om het over tollige hemelwater vanuit het watersysteem Hilversum-Oost naar de infiltratievoorzieningen van het Plan Huydecopersweg te transporteren. Dit betreft het aanleggen van een persleiding van het gemaal Diependaal naar het plangebied Huydecopersweg en het maken van een uitstroomvoorziening in het plan Huydecopersweg. Ten gevolge van het leeglopen van de waterbergingsbassins ter plaatse van de dichtstbijzijnde belendende gebouw (Bonairelaan 4) kan de ontwateringsdiepte gedurende 3 dagen met 6 % afnemen bij een herhalingsfrequentie van eens per 50 jaar. Omdat genoemde afname van ontwateringsdiepte van korte duur is wordt hierbij geen schade verwacht.

Persleiding

Op 13 december 2016 heeft het college van B&W besloten de Samenwerkingsovereenkomst over de aanleg van Plan Huydecopersweg en bijbehorende maatregelen met de Staat en de Stichting Gooisch Natuurreservaat aan te gaan. In het voorstel is aangegeven dat voor de realisering van het waterinrichtingsplan het nodig is dat er voorzieningen gerealiseerd worden om het overtollige hemelwater vanuit het watersysteem Hilversum-Oost naar de infiltratievoorzieningen van het gebied Huydecopersweg te transporteren. Concreet betekent dit het plaatsen van een pompinstallatie in het bestaande gemaal Diependaal, het aanleggen van een persleiding van dat gemaal naar het plan Huydecopersweg en het maken van een uitstroomvoorziening in dat plan. Met de provincie Noord-Holland, Vitens N.V. en het Hoogheemraadschap Amstel-, Gooi en Vecht, is overeenstemming bereikt over de inhoud en financiering van die voorzieningen, zoals vastgelegd in Overeenkomst Uitvoering waterinrichting Hilversum-Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.01bp15huydecoper-va01_0008.jpg"

Ten aanzien van dit bestemmingsplan

Met het realiseren van het Plan Huydecopersweg en benodigde voorzieningen wordt er een structurele oplossing voor de lozing van het interceptiewater gerealiseerd.

5.5 Bereikbaarheid

5.5.1 Langzaamverkeer

Met de realisatie van de fietstunnel ter plaatse van de oude aansluiting A27 heeft Hilversum een verbinding gemaakt tussen de Huydecopersweg en het (natuur)gebied. De fietstunnel maakt onderdeel uit van 'het rondje Hilversum'. De gemeenteraad heeft op 22 mei 2012 in het kader van het Uitvoeringsprogramma fiets besloten tot de aanleg van de tunnel. Door de aanleg van een fietspad dat bijdraagt aan het 'rondje Hilversum' wordt het fietscomfort verbeterd en wordt het fietsgebruik gestimuleerd. Dit heeft een positieve uitwerking op de lokale geluidsbelasting vanwege het autoverkeer. Het gebied wordt beter ontsloten voor recreatie.

Het fiets- en ruiterpad lopen via de oostelijke laan van de Huydecopersweg naar de Maartensdijkseweg. Het fiets- en ruiterpad liggen op ruime afstand van elkaar. De wandelpaden sluiten aan op het bestaande wandelnetwerk en doorkruisen het waterbergingsgebied via 2 dwarslaantjes. In het gebied tussen de waterberging en de A27 slingert een nieuw wandelpad langs heide, langs vennen en door bossen. Dit pad wordt zodanig aangelegd dat bomenkap tot een minimum wordt beperkt. De recreatieve paden haken aan op de Maartensdijkseweg middels een gelijkvloerse verbinding. Ter bevordering van de verkeersveilgheid is de wens om hier in de nabije toekomst een ongelijkvloerse kruising te realiseren.

Ten aanzien van het bestemmingsplan

Het fietscomfort wordt verbeterd en het fietsgebruik wordt gestimuleerd.

5.5.2 Spoorlijn

5.6 Leefbaarheid

5.6.1 Geluid

Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om het plangebied in te richten ten behoeve van de functie 'waterberging en natuurontwikkeling'. Door de aanleg van een fietspad dat bijdraagt aan het 'rondje Hilversum' wordt het fietscomfort verbeterd en wordt het fietsgebruik gestimuleerd. Dit heeft een positieve uitwerking op de lokale geluidsbelasting vanwege het autoverkeer. In het plangebied wordt autoverkeer niet mogelijk gemaakt. Het fietspad zelf valt niet onder de Wet Geluidhinder.

Ten aanzien van het bestemmingsplan

Binnen deze functie worden geen geluidsgevoelige objecten gerealiseerd, derhalve kan een akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder achterwege blijven.

5.6.2 Luchtkwaliteit

In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ìg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Ten aanzien van het bestemmingsplan

Het onderhavige bestemmingsplan maakt de inrichting van het plangebied ten behoeve van de functie 'waterberging en natuurontwikkeling' mogelijk. Deze functie maakt geen ontwikkelingen mogelijk die leiden tot een sterke verkeerstoename. De voormalige afrit van de A27 is komen te vervallen en het natuurgebied wordt uitgebreidt, waarbij nieuwe groen natuur wordt aangeplant en vijvers worden aangelegd. Het plan heeft geen negatieve invloed hebben op de luchtkwaliteit in het gebied en kan worden beschouwd als een nibm-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

5.6.3 Stikstof

Voor de realisatie van het Natuur- en landschapsplan Huydecopersweg is een stikstofdepositie onderzoek (zie Bijlage 4) uitgevoerd. Het effect van de voorgenomen tijdelijke activiteit op stikstofdepositie is onderzocht middels een stikstofdepositie berekening in het rekeninstrument AERIUS Calculator (zie Bijlage 5)

De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden met voor stikstof gevoelige habitattypen betreffen Oostelijke Vechtplassen en Naardermeer. Beide gebieden zijn gelegen ten westen van het plangebied.

Ten aanzien van het bestemmingsplan
Uit de berekening volgt dat er geen sprake is van een bijdrage in stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol per hectare per jaar op een Natura 2000-gebied. Hiermee kunnen significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden als gevolg van de realisatiefase van het plan Huydecopersweg worden uitgesloten en hoeft geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd.

5.7 Externe Veiligheid

In het “Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer” (Bevi) zijn normen voor de maximaal toelaatbare/aanvaardbare risico's als gevolg van de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen vastgelegd. Voor transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water zijn normen vast gelegd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

Ten aanzien van het bestemmingsplan

Met de aanleg van waterbeberging en natuur, inclusief een fietspad, worden geen kwetsbare objecten gerealiseerd, hierdoor dient geen verantwoording van het plaatsgebonden risico en groepsrisico gegeven te worden. Ook wordt er niet gegraven in de nabijheid van hogedruk gasleidingen. Een nader onderzoek naar de externe veiligheid kan dan ook achterwege blijven.

5.8 Vormvrije Mer-beoordeling

Ten behoeve van de vergunningaanvraag is een vormvrije m.e.r.-beoordeling (Bijlage 6) opgsteld, hiermee wordt het voor het bevoegd gezag mogelijk om een besluit te nemen omtrent de vraag of de aanleg van de waterberging belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Wanneer een ontgronder geen milieutoets uitvoert in het kader van de omgevingsvergunning, is de ontgronder verplicht tot het uitvoeren van een m.e.r. op basis van het Besluit milieueffectrapportage (art. 7.2 WMb, art. 2 Besluit milieueffectrapportage). In onderdeel C en D van de bijlage van dit besluit worden activiteiten met m.e.r.-(beoordelings)plicht individueel benoemd. In het kader van de ontgrondingen betreft het onderdeel D16.1:

  • De ontginning dan wel wijziging of uitbreiding van de ontginning van steengroeven of dagbouwmijnen, met inbegrip van de winning van oppervlaktedelfstoffen uit de landbodem. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een terreinoppervlakte van 12,5 hectare of meer.

Voor gevallen die qua omvang onder de drempelwaarde van onderdeel D vallen geldt dat een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Aard, omvang en ligging zijn begrippen die bij deze beoordeling centraal staan.

Ten aanzien van het bestemmingsplan

Er zijn geen significant nadelige milieueffecten te verwachten ten gevolge van de voorgenomen activiteit ontgronding ten behoeve van de aanleg waterplassen in het plan Huydecopersweg. De kenmerken van het potentiële effect die er zijn, zijn minimaal en beperkt in de tijd. Er is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Toetsing van de activiteiten aan de drempelwaarden uit het Besluit milieueffectrapportage en de criteria van bijlage III van de Richtlijn leidt tot de conclusie dat een afzonderlijke m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk wordt geacht.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Planmethodiek

De regelgeving, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, biedt de gemeente de mogelijkheid tot het opstellen van bestemmingsplannen met een grote mate van flexibiliteit en globaliteit. Planvormen kunnen zodanig worden gekozen dat ingespeeld kan worden op zich wijzigende omstandigheden en op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, zodat in veel gevallen het bestemmingsplan minder vaak behoeft te worden aangepast. Bij de opzet van dit bestemmingsplan is gekozen voor eindbestemmingen.

6.2 Bestemmingsregeling

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een of meerdere verbeeldingen. De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en regels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.

6.2.1 Toelichting op de verbeelding

Met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen zijn de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen op de verbeelding weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012). De verbeelding is opgesteld conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen).

6.2.2 Toelichting op de regels

De regels bevatten de juridische regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de SVBP2012 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP2012. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de SVBP2012, te raadplegen via de website van het ministerie van IenM, onderdeel standaarden. Hier kan men ook terecht voor een uitgebreidere uitleg over dubbelbestemmingen, voorlopige bestemmingen en aanduidingen.

6.3 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor burgers, bedrijven, maatschappelijke instellingen en voor de overheid zelf. Het afdwingen van het naleven van het bestemmingsplan is, met behoud van ieders verantwoordelijkheid, in eerste instantie een taak van de gemeentelijke overheid. Er is veel aandacht besteed aan voorlichting met betrekking tot de consequenties die een gevolg zijn van het vaststellen van dit bestemmingsplan. Daarnaast is er veel aandacht voor een effectieve en doelgerichte controle op zaken die in het bestemmingsplan zijn geregeld. Voor de controle en handhaving van het bestemmingsplan is samenwerking in brede zin een noodzaak. Het zich niet houden aan de regels doet afbreuk aan de kwaliteit van het plangebied; daadwerkelijke handhaving heeft voor de samenleving een belangrijke waarde. Tegen illegale situaties zal worden opgetreden.

6.3.1 Preventief en repressief toezicht

Handhaving van het bestemmingsplan gebeurt bij de beoordelingen van aanvragen om een omgevingsvergunning (preventieve handhaving) en vervolgens bij controle van de verleende omgevingsvergunning, maar ook aan de hand van geconstateerde illegale situaties, klachten e.d. (repressieve handhaving).

6.3.2 De instrumenten

Een overtreder riskeert:

  1. a. dat publiekrechtelijke sancties plaatsvinden (dwangsom of bestuursdwang). Een last onder dwangsom is een veel toegepast middel om te zorgen, dat de overtreder door middel van het verbeuren van een bepaald bedrag ertoe moet weerhouden de overtreding voort te zetten. Mocht een dwangsom niet het gewenste effect hebben dan kan de gemeente bestuursdwang toepassen hetgeen er op neer komt dat de gemeente datgene doet wat de overtreder behoort te doen of verhindert dat hij/zij doet wat niet mag. Een en ander op kosten van de overtreder;
  2. b. dat strafrechtelijke vervolging plaatsvindt. Overtreding van bepaalde bestemmingsplanregels zijn strafbare feiten. De bevoegdheid tot het instellen van vervolging op grond van het strafrecht berust bij het Openbaar Ministerie. Daartoe wordt een proces-verbaal tegen de overtreder opgemaakt en vindt vervolgens strafrechtelijke vervolging plaats. Strafrechtelijke vervolging kan plaatshebben in combinatie met de onder 1 genoemde bestuursrechtelijke dwangmiddelen. Bijzonderheid hierbij is dat de Wet Economische Delicten op overtredingen van het bestemmingsplan van toepassing is, wat inhoudt dat de strafmaat aanzienlijk is;
  3. c. de bestuurlijke boete. Door de uitbreiding van de bestuurlijke handhaving met de bestuurlijke boete kan de handhaving verder worden geïntensiveerd. De gemeente krijgt daardoor extra mogelijkheden om daadkrachtig en snel op te treden tegen overtredingen.

Aan de hand van recente luchtfoto's kan achterhaald worden wat er aan bebouwing aanwezig is op alle percelen in het plangebied. Eventuele bebouwing die illegaal (zonder omgevingsvergunning) gebouwd is, en waartegen wordt, of alsnog kan worden opgetreden, wordt niet automatisch gelegaliseerd met het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een eventueel gewijzigd gebruik van opstallen waarvoor geen toestemming is gevraagd cq. verleend. Van geval tot geval zal bezien moeten worden of sprake is van een situatie die alsnog voor legalisatie in aanmerking komt of niet.

6.3.3 Prioriteiten in de handhaving

Voor de handhaving van illegale situaties op het gebied van omgevingsrecht zijn beleidsregels vastgesteld. Het college moet jaarlijks haar beleidsvoornemens in het kader van handhaving van de bouwregelgeving bekend maken. Ook moet jaarlijks verslag worden gedaan over de uitvoering van het handhavingsbeleid. Het handhavingsbeleid vormt het kader voor een jaarlijks vast te stellen handhavingsprogramma.

In de beleidsregels zijn prioriteiten gesteld (hoog, middelhoog en laag). De hoogste prioriteit richt zich tot onveilige situaties in zijn algemeenheid en tot veranderingen van percelen en gebouwen zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Tegen overtredingen met een hoge prioriteit zal onmiddellijk handhavend worden opgetreden. Overtredingen uit de categorie met een middelhoge prioriteit, zoals erfafscheidingen, bijgebouwen en uitbreidingen aan de achterzijde zullen op de gebruikelijk wijze binnen de werkvoorraad worden afgehandeld.

Bovenstaande wil niet zeggen dat tegen geconstateerde illegale situaties met een lage prioriteit bijvoorbeeld aan de achterzijde niet zal worden opgetreden. Te denken valt om jaarlijks thematisch overtredingen met een lage prioriteit in het handhavingsprogramma op te nemen.

6.3.4 Planinformatie

Het bestemmingsplan komt niet zomaar tot stand, maar is met veel publiciteit omgeven. Het bestemmingsplan is altijd in te zien. Daarnaast zijn er ook folders over de bouwregelgeving verkrijgbaar. De gemeentelijke organisatie is er bovendien op ingesteld nadere uitleg te geven. Velen maken daarvan gebruik. Niemand hoeft dus het risico te lopen om als gevolg van een gebrek aan kennis verkeerde beslissingen te nemen.

6.4 Economische Uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Bro onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. In de Overeenkomst Uitvoering waterinrichting Hilversum-Oost zijn met de provincie Noord-Holland, Vitens N.V. en het Hoogheemraadschap Amstel-, Gooi en Vecht de afspraken vastgelegd over hun bijdragen in de financiering van de te realiseren voorzieningen. In de Samenwerkingsovereenkomst tussen Rijkswaterstaat, het Gooisch Natuurreservaat en de gemeente Hilversum is aangegeven dat de kosten voor de herinrichting van het terrein voor rekening van Rijkswaterstaat komen.

6.5 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In de participatiebijeenkomst met omwonenden van het gebied op 13 juni jl. zijn de 2 modellen 'Tussen de lanen' en 'Buiten de lanen' uitgewerkt tot één ontwerp. Bij de participatie over het ontwerp zijn de omwonenden van de West-Indische buurt, de Utrechtseweg e.o. en vertegenwoordigers van het Arenapark betrokken. De participatie is medio mei begonnen met een bezoek aan de projectlocatie en de dag daarna een informatiebijeenkomst. Tijdens de bijeenkomst hebben de aanwezigen reactieformulieren ingevuld, en kon men zich aanmelden voor een ontwerpatelier. Het ontwerpatelier is op 13 juni 2019 gehouden, waarbij de 2 concept-plannen ("Tussen de lanen" en "Buiten de lanen") met de betrokken bewoners verder zijn uitgewerkt. Dit heeft geresulteerd in het voorliggende ontwerp. Ter afsluiting van de participatie is (d.d. 4 juli 2019) het voorliggende ontwerp in een informatiebijeenkomst gepresenteerd.

6.5.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het bestuurlijk overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, juncto artikel 3:6 Awb zijn de volgende instanties gevraagd om eventuele op- en/of aanmerkingen kenbaar te maken ten aanzien van het conceptbestemmingsplan.

  1. 1. Waternet
  2. 2. Provincie Noord-Holland
  3. 3. Vitens
  4. 4. GNR
  5. 5. ProRail
  6. 6. Rijkswaterstaat

6.5.2 Raadsvaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan Huydecopersweg en de hierbij behorende stukken hebben van vrijdag 10 september 2021 tot en met donderdag 21 oktober 2021 (zes weken) ter inzage gelegen voor een ieder om zienswijzen kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Het bestemmingsplan kan gewijzigd worden vastgesteld. De wijziging van het bestemmingsplan heeft betrekking op een ambtelijke wijziging. De ambtelijke wijziging betreft een aanpassing van de verbeelding. De persleiding doorkruist de spoorlijn. Op deze plek wordt de bestemming Natuur - Bos en Heidegebied gewijzigd in de bestemming Verkeer - Railverkeer.

Bijlage 1 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 1 Quickscan Flora en Fauna

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Geohydrologisch Advies

Bijlage 3 Geohydrologisch advies

Bijlage 4 Onderzoek Stikstof

Bijlage 4 Onderzoek Stikstof

Bijlage 5 Aerius

Bijlage 5 Aerius

Bijlage 6 Vormvrije Mer-beoordeling

Bijlage 6 Vormvrije mer-beoordeling