Bangert en Oosterpolder, herziening parkeernormering
Bestemmingsplan - Gemeente Hoorn
Onherroepelijk op 10-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Bangert en Oosterpolder, herziening parkeernormering" van de gemeente Hoorn;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0405.BPBOherzparkeren-oh01 met de bijbehorende regels;
Artikel 2 Herziening En/of Opname Parkeernormering
2.1 Herziening voorschriften bestemmingsplan 'Bangert & Oosterpolder, herziening ex artikel 30 WRO'
- A. Artikel 3, lid 6, sub d wordt in zijn geheel vervangen door de volgende bepaling:
Er moet worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen, waarbij geldt dat:
- 1. de door de gemeente vastgestelde parkeernormen, die ten tijde van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning van kracht zijn, in acht moeten worden genomen;
- 2. nieuwe hoofdgebouwen niet eerder in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de functie(s), die op grond van de desbetreffende bestemming is (of zijn) toegelaten, dan nadat ten behoeve van die hoofdgebouwen voldoende parkeerplaatsen zijn gerealiseerd, conform de parkeernormen als bedoeld onder 1;
- 3. parkeervoorzieningen, die zijn opgenomen in een verleende omgevingsvergunning, niet zodanig mogen worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer wordt voldaan aan de parkeernormen als bedoeld onder 1.
- B. Artikel 21, lid 1, sub g wordt in zijn geheel geschrapt.
2.2 Herziening regels bestemmingsplan 'Bangert & Oosterpolder, herziening Dorpsstraat e.o.'
Artikel 4, lid 3 wordt als volgt gewijzigd:
- A. Aan de bestaande bepaling "Tot een gebruik …. bedrijfsactiviteit" wordt sublidnummer 4.3.1 toegekend.
- B. Toegevoegd wordt een sublid 4.3.2, luidende:
Er moet worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen, waarbij geldt dat:
- 1. de door de gemeente vastgestelde parkeernormen, die ten tijde van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning van kracht zijn, in acht moeten worden genomen;
- 2. nieuwe hoofdgebouwen niet eerder in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de functie(s), die op grond van de desbetreffende bestemming is (of zijn) toegelaten, dan nadat ten behoeve van die hoofdgebouwen voldoende parkeerplaatsen zijn gerealiseerd, conform de parkeernormen als bedoeld onder 1;
- 3. parkeervoorzieningen, die zijn opgenomen in een verleende omgevingsvergunning, niet zodanig mogen worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer wordt voldaan aan de parkeernormen als bedoeld onder 1.
Artikel 3 Overgangsrecht
3.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 3.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Lid 3.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
3.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 3.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 3.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 3.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 4 Slotregel
4.1 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Bangert en Oosterpolder, herziening parkeernormering" van de gemeente Hoorn.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders nieuwe parkeernormen vastgesteld voor nieuw te bouwen eengezinswoningen in Hoorn. De afgelopen jaren zijn deze normen op grote schaal toegepast, met name in Bangert en Oosterpolder. Recent is evenwel gebleken dat de vertaling van het vastgestelde beleid naar een normering in het bestemmingsplan Bangert en Oosterpolder niet geheel in overeenstemming is met de in 2004 vastgestelde parkeernormen.
Daarnaast is in 2010 het bestemmingsplan voor het centrumgebied herzien. In 2009 waren er ontwikkelingen in de jurisprudentie die het niet wenselijk leken te maken om parkeernormen in bestemmingsplannen op te nemen. Bovendien waren er voor het centrumgebied uitgewerkte verkavelingstekeningen met daarin parkeerpleinen en aanvullende parkeeroplossingen. Ook waren de gronden in het centrumgebied in bezit van de gemeente. In het kader van de uitgifteovereenkomst zou de gemeente dan nog specifieke parkeereisen kunnen stellen aan de betreffende ontwikkelaars.
Voor het centrumgebied Bangert en Oosterpolder zijn er daarom geen parkeernormen opgenomen in het bestemmingsplan.
De afgelopen jaren is er discussie gevoerd over het wel of niet opnemen van parkeernormen in bestemmingsplannen. De laatste stand van zaken is dat het toch wenselijk blijkt om in bestemmingsplannen een regeling inzake (toepassing van) parkeernormen op te nemen. Deze wenselijkheid staat mede in relatie tot de ontwikkelingen inzake de Bouwverordening en de Wet ruimtelijke ordening, die nu nog niet helemaal zijn uitgekristalliseerd.
Daarom is het gewenst om nu via een herziening van enkele bestemmingsplannen voor Bangert & Oosterpolder de hiervoor genoemde regeling op te nemen. Om te voorkomen dat de geldende bestemmingen inhoudelijk weer ter discussie komen te staan, ligt het vaststellen van een zogeheten facetherziening in dit geval voor de hand. Bij een dergelijke herziening worden namelijk alleen de voorschriften herzien, maar blijven de bestemmingen (en de plankaarten) ongewijzigd.
1.2 Ligging Plangebied En Geldend Plan
Op de navolgende afbeelding 1 is de ligging van het plangebied aangegeven waarop dit facetbestemmingsplan betrekking heeft. Dit plangebied is samengesteld uit:
- fase 5, fase A Zuid en fase A West van het bestemmingsplan "Bangert en Oosterpolder, herziening ex artikel 30 WRO" (bestemming Woondoeleinden-uit te werken);
- het plangebied van "Bangert & Oosterpolder, uitwerkingsplan Fase 4";
- een gedeelte van het plangebied van bestemmingsplan "Bangert & Oosterpolder, herziening Dorpsstraat e.o." (centrumgebied);
- een gedeelte van het plangebied van bestemmingsplan "Bangert Noord en omgeving" (nabij De Strip).
Het gaat hier dus om die gedeelten van Bangert & Oosterpolder die nog niet, dan wel in beperkte mate, in ontwikkeling zijn gebracht.
Afbeelding 1: ligging plangebied
1.3 Beschouwing Huidig Beleid
De parkeernormen, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Bangert & Oosterpolder, sluiten niet goed aan op de planologische praktijk, zoals die heeft plaatsgevonden bij de ontwikkeling van fase 1 en fase 2. Ter illustratie enkele voorbeelden: er zijn twee-onder-een-kap woningen gerealiseerd in de dure categorie. Volgens de voorschriften van het bestemmingsplan zouden die als middeldure woning aangemerkt moeten worden. Ook zijn er middeldure woningen gerealiseerd in een rijtje, die zouden dan als goedkope woning gerekend moeten worden. De consequentie hiervan is dat de parkeernormen in die gevallen 0,2 pp/woning respectievelijk 0,3 pp/woning lager gerekend zou moeten worden dan volgens de door het college in 2004 vastgestelde parkeernormering voor nieuwbouwwijken aangehouden moet worden.
In de praktijk is aangehouden wat het college besloten had en dus hoe het ook altijd bedoeld is geweest. Het is evenwel nu gewenst om een beter gespecificeerde parkeernormen regeling aan de regels van het bestemmingsplan te verbinden.
Daarnaast wordt het om uiteenlopende redenen als een gemis ervaren dat in de 'herziening Dorpsstraat e.o.' uiteindelijk geen parkeernormen regeling is opgenomen. Dit gemis manifesteert zich met name bij de ontwikkeling van het centrumgebied.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inhoudelijke Aspecten
Dit plan voorziet, voor wat betreft delen van de nieuwbouwwijk Bangert & Oosterpolder, in het herstel van twee bestaande tekortkomingen, namelijk:
- actualisatie van de bestaande parkeernormeringsregeling uit het bestemmingsplan Bangert & Oosterpolder, herziening ex artikel 30 WRO (het moederplan);
- wat betreft het centrumgebied toevoegen van een parkeernormeringsregeling aan het bestemmingsplan Bangert & Oosterpolder, herziening Dorpsstraat e.o. alsmede voor een klein, daaraan grenzend gedeelte uit het bestemmingsplan Bangert Noord en omgeving.
Omdat uitwerkingsplannen behoren tot 'het moederplan' is deze herziening impliciet ook van toepassing op de Uitwerking voor Fase 4 van bestemmingsplan Bangert & Oosterpolder.
De noodzaak tot actualisatie c.q. toevoeging van een parkeernormeringsregeling speelt met name bij de nog (grotendeels) te ontwikkelen gedeelten van de nieuwbouwwijk. Het betreft hier fase 4, fase 5, fase A West, fase A Zuid, het centrumgebied, alsmede enkele kleine ondergeschikte percelen.
Het plan heeft geen betrekking heeft op de reeds gerealiseerde fasen 1 en 2 en de bestaande dorpslinten. Voor fasen 1 en 2 blijft de 'oude' parkeernormeringsregeling uit het moederplan van kracht. Voor de dorpslinten geldt ook na vaststelling van dit plan geen parkeernormeringsregeling. Dat is hier ook niet nodig.
De regeling bestaat inhoudelijk uit een verplichting dat (bij verwerkelijking van de bestemming) moet worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Hierbij zijn drie secundaire bepalingen gesteld, namelijk:
1. teneinde te bepalen wat moet worden verstaan onder 'voldoende parkeerplaatsen' wordt verwezen naar het parkeerbeleid van de gemeente waarin actuele normen zijn opgenomen. Een dergelijke 'verwijzende' regeling wordt tegenwoordig aanvaardbaar geacht in bestemmingsplannen, voor zover de normen in het beleid uiteraard normatief toetsbaar zijn.
In die normatieve toetsbaarheid wordt inderdaad voorzien. Voorafgaand aan de vaststelling van deze herziening heeft de gemeente nieuw parkeerbeleid geformuleerd. Dat beleid bevat toetsbare normen. Het is niet meer strikt noodzakelijk om de normen in die beleidsnotitie te differentiëren naar (uitsluitend) ruimtelijk relevante criteria. Dat zou wél nodig zijn wanneer die normen in de regels van het bestemmingsplan zouden worden opgenomen.
2. een voorwaardelijke verplichting, die erop neerkomt dat het betreffende hoofdgebouw (dat met de omgevingsvergunning wordt aangevraagd) niet eerder in gebruik mag worden genomen dan nadat er 'voldoende parkeerplaatsen' zijn gerealiseerd. Met deze 'stok achter de deur' kan worden voorkomen dat nieuwe hoofdgebouwen in gebruik worden genomen, zonder dat het vereiste aantal parkeerplaatsen is gerealiseerd;
3. een gebruiksverplichting, bedoeld als waarborg om eenmaal gerealiseerde parkeervoorzieningen in stand te houden. Omdat een gebruiker uiteraard de situering moet kunnen veranderen (of het aantal, indien er een zekere functieverandering plaatsvindt) is ook deze verplichting 'voorwaardelijk', dat wil zeggen: een eigenaar mag parkeerplaatsen wijzigen (in situering of aantal of anderszins) maar niet zodanig dat daardoor niet meer wordt voldaan aan het (op het moment van de aanvraag omgevingsvergunning) geldende parkeerbeleid.
Met deze 'drietrapsraket' is in het bestemmingsplan de aanleg en instandhouding van voldoende parkeerplaatsen op een eenvoudige, flexibele maar ook rechtszekere en handhaafbare manier geregeld.
2.2 Juridische Regeling
Dit facetbestemmingsplan voorziet in het (hernieuwd dan wel opnieuw) verbinden van parkeernormen aan het bestemmingsplan Bangert en Oosterpolder, herziening ex artikel 30 WRO en daarbij behorende uitwerkingen en herzieningen.
De voorliggende partiële herziening betreft een herziening van de regels, waarbij de oorspronkelijke bestemmingen gehandhaafd blijven. De technische inrichting is zodanig vormgegeven dat dit herzieningsplan door de gemeente geheel digitaal beschikbaar kan worden gesteld.
Voor de herziening van het moederplan is de huidige parkeernormeringsregeling, die is opgenomen in de Algemene Beschrijving in Hoofdlijnen (artikel 3, lid 6, sub d), geheel vervangen door een nieuwe regeling. Deze heeft dan betrekking op alle relevante bestemmingen, namelijk de bestemming Woondoeleinden - uit te werken uit het moederplan en alle bestemmingen van uitwerking Fase 4.
Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om lid g van artikel 21, lid 1 te schrappen. Dit betreft een bevoegdheid om vrijstelling te kunnen verlenen van de parkeernormen. Nu er een nieuwe, flexibele parkeernormen regeling in het plan wordt opgenomen, vervalt daarmee de noodzaak voor de betreffende flexibiliteitsbepaling. Het ligt bij de gekozen regeling eerder op de weg om het parkeerbeleid aan te passen dan (via afwijking met omgevingsvergunning) vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan.
Voor de herziening van 'herziening Dorpsstraat e.o.' is de parkeernormeringsregeling toegevoegd aan de bestemming Centrum.
2.3 Gevolgen Voor Milieu En Omgeving
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat deze facetherziening geen belangrijke (negatieve) gevolgen heeft voor het milieu, de leefbaarheid en/of de omgevingswaarden. Ten opzichte van de huidige bestemmingen verandert er immers niet zoveel. Voor delen van het moederplan wordt een bestaande parkeernormen regeling vervangen en voor delen van de 'herziening Dorpsstraat' wordt feitelijk opnieuw een parkeernormen regeling toegevoegd. Het is daarom aannemelijk dat de onderhavige herziening geen ingrijpende gevolgen heeft voor milieu en omgeving, mede gelet op de globaliteit van de herziene plannen.
Er zijn wel positieve gevolgen te verwachten. De belangrijkste is dat de kans op overlast als gevolg van een tekort aan parkeerplaatsen vermindert. Wanneer er tijdig voldoende parkeerplaatsen zijn, dan vinden automobilisten gemakkelijker een parkeerplaats, wordt er minder 'in rondjes gereden' en wordt er minder buiten de aangewezen plaatsen geparkeerd. Dit alles heeft een gunstige uitwerking op het (leef-)milieu, de verkeersveiligheid en het ruimtelijk beeld.
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het plan leidt niet tot een andere grondexploitatie maar voorziet hoofdzakelijk in actualisatie van een bestaande regeling, dan wel in het publiekrechtelijk regelen van hetgeen ook grotendeels privaatrechtelijk is of kan worden geregeld.
Er is met dit bestemmingsplan geen sprake van bouwactiviteiten, er geldt daarom ook geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.
3.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Van het bestemmingsplan is geen voorontwerp ter inzage gelegd in het kader van inspraak. Uiteraard is wel overleg gevoerd met de noodzakelijke partijen, in dit geval uitsluitend provincie Noord-Holland en de waterbeheerder, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Beide instanties hebben aangegeven geen op- of aanmerkingen op het bestemmingsplan te hebben.
Het bestuurlijk vrijgegeven ontwerpbestemmingsplan ligt na publicatie gedurende zes weken ter visie overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Tijdens de tervisielegging staat voor een ieder de mogelijkheid open een zienswijze over het plan indienen bij de gemeente.