Binnenstad
Bestemmingsplan - Gemeente Hoorn
Onherroepelijk op 02-02-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.het plan:
het Bestemmingsplan Binnenstad;
2.bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0405.BPBinnenstad-OH01 met bijbehorende regels;
3.aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4.aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5.aanbouw:
de toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een woonhuis;
6.aan-huis-verbonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat wordt uitgeoefend in of bij een woning (met inbegrip van aan- en uitbouwen), waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
7.ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf waar het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven;
8.archeologisch waardevol gebied:
een gebied waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
9.bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
10.bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
11.bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt;
12.bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale (bruto)vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf of instelling, een aan-huis-verbonden beroep c.q. een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
13.bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
14.bestaand:
a.ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
-bestaand ten tijde van de eerste ter inzage legging van dit plan;
b.ten aanzien van het overige gebruik:
-bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
15.bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
16.bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
17.bijgebouw:
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan en vrijstaat van dat hoofdgebouw;
18.bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
19.bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
20.bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
21.bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
22.bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
23.bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
24.bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
25.cultuurhistorische waarden:
waarden ontstaan door het gebruik (van bepaalde gronden) in de loop van de geschiedenis door de mens;
26.dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
27.detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
28.dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
29.eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
30.erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een ‘lichte’ constructie met een overwegend transparante uitstraling;
31.erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
32.gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
33.geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg;
34.geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
35.geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
36.geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
37.gevellijn:
de in een bouwvlak als zodanig aangegeven bouwgrens;
38.groothandel in smart- en growproducten:
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, ten huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
39.growshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
40.hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
41.hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;
42.horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
43.horecabedrijf categorie 1:
horecabedrijven die qua uitstraling veelal een sterk gesloten karakter hebben en/of veel overlast kunnen veroorzaken op het woon- en leefklimaat. Hieronder vallen de volgende subcategorieën:
1.1vermaakcentrum:
een grootschalige inrichting waar men zich bedrijfsmatig richt op het geven van ontspanning en vermaak, waaronder voorstellingen en gelegenheid tot dansen, al dan niet met live-muziek, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse al of niet gepaard gaand met het verstrekken van kleine eetwaren en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse;
1.2jongerencentrum:
een inrichting met een sociaal-cultureel doel specifiek ten behoeve van jongeren, waarin naast sociaal-culturele activiteiten, al dan niet bedrijfsmatig, alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
1.3loketverkoop / automatiek:
een inrichting waar de verkoop van etenswaren en/of alcoholvrije dranken, plaatsvindt door een loket aan de straat, dan wel plaatsvindt - al dan niet door middel van automaten - in de inrichting, maar waarbij de inrichting in open verbinding staat met de straat en waarbij de zitgelegenheid in de inrichting minder bedraagt dan 40% van het bedrijfsvloeroppervlak;
44.horecabedrijf categorie 2:
horecabedrijven waarbij gelegenheid wordt geboden tot eten en/of drinken, met uitzondering van nachtcafés.
Hieronder vallen de volgende subcategorieën:
2.1 café / eetcafé / bar:
een inrichting waarbij de horeca-activiteit het hoofdaandeel van de exploitatie uitmaakt en bestaat uit het verstrekken van alcoholhoudende en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse, al of niet gepaard gaand met het verstrekken van kleine eetwaren en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse of elders dan ter plaatse;
2.2 restaurant:
een inrichting waarbij horeca-activiteit het hoofdaandeel van de exploitatie uitmaakt en bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waar alcoholhoudende en/of alcoholvrije dranken alleen in combinatie met voedsel worden verstrekt, tenzij de drankverstrekking plaatsvindt op het bij de inrichting behorende terras;
2.3 daghoreca:
een inrichting, ter ondersteuning van de functie van bedrijventerreinen, winkelgebieden, het struingebied en/of het havenfront, niet zijnde een café/café-restaurant, waarbij de horeca-activiteit het hoofdaandeel van de exploitatie uitmaakt en bestaat uit het verstrekken van alcoholhoudende en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse al of niet gepaard gaande met het verstrekken van kleine eetwaren en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse of elders dan ter plaatse, waarbij de exploitatie ligt tussen 06.00 en 22.00 uur en waarbij de inrichting minimaal vier dagen per week uiterlijk vanaf 11.00 uur 's ochtends geëxploiteerd wordt;
45.horecabedrijf categorie 3 (ondersteunende horeca):
een inrichting waarbij de horeca-activiteit (bestaand uit het verstrekken van alcoholhoudende en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse, al of niet gepaard gaande met het verstrekken van kleine eetwaren en/of maaltijden) niet het hoofdaandeel van de exploitatie uitmaakt en altijd ondergeschikt is aan een andere hoofdactiviteit, een georganiseerde activiteit of statutaire doelstelling;
46.horecaterras:
een al dan niet overdekt terras, behorende bij een horecabedrijf;
47.horecavloeroppervlakte:
de oppervlakte van de ruimte binnen een bedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, inclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;
48.hotel / pension:
een inrichting waarbij de horeca-activiteit het hoofdaandeel van de exploitatie uitmaakt en bestaat uit het verstrekken van logies al dan niet in combinatie met een horecafunctie uit subcategorie 2.1 of 2.2;
49.kampeermiddel:
a.een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b.enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
50.kantine:
een ruimte waar de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;
51.kap:
een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;
52.consumentverzorgende bedrijfsactiviteit:
de in bijlage 3 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij:
a.het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
b.de bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 35% van het totale gezamenlijke vloeroppervlakte van de begane grond van de woning (met inbegrip van aan- en uitbouwen) tot ten hoogste 25 m² zal bedragen;
c.het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
d.het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
e.geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de parkeersituatie;
f.de activiteiten niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
53.maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;
54.nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
55.ondergronds:
beneden peil;
56.overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
57.pand:
een (hoofd)gebouw op een zodanige wijze gebouwd, dat er sprake is van visueel zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in de parcellering, goothoogte, dakvorm en/of gevelindeling;
58.peil:
a.voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-de bouwhoogte van het terrein ter bouwhoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c.voor een aan- of uitbouw bij een hoofdgebouw:
-de bovenkant van de afgewerkte vloer van het hoofdgebouw;
d.indien in, op of over het water wordt gebouwd:
-het Normaal Amsterdams Peil;
59.productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
60.risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
61.risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
62.seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
63.supermarkt:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
64.smartshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
65.uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte van een woonhuis;
66.verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
67.verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
68.voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
69.vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
70.winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
71.woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
72.woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
73.woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
74.woonschip:
een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1.afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens;
2.bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
3.dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
4.goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
5.inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
6.lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
7.oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het object.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van:
1.bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 onder de categorieën 1 en 2;
2.dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
alsmede voor:
3.bouw- en aannemersbedrijven, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf’;
4.meubelmakerijen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - meubelmakerij’;
5.scheepsreparatiebedrijven, te plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - scheepsreparatiebedrijf’;
met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
al dan niet in combinatie met:
6.productiegebonden detailhandel;
7.(bedrijfs)woningen, voorzover het de tweede en hogere bouwlagen betreft, tenzij in de bestaande situatie in de eerste bouwlaag wordt gewoond, in welk geval wonen in de eerste bouwlaag is toegestaan;
b.aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
c.tuinen, erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
d.paden;
e.parkeervoorzieningen;
f.nutsvoorzieningen;
g.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
3. 2.Bouwregels
3. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 3.1. genoemde gebouwen worden gebouwd;
b.een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
indien een gevellijn is aangegeven, zal de voorgevel van een gebouw in de gevellijn worden gebouwd;c.
d.ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’, mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak, ten hoogste het in de aanduiding aangegeven percentage bedragen;
e.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
f.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
g.indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een hoofdgebouw voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven.
3. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
b.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel bedragen;
c.de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
d.de goothoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 3,00 m bedragen;
e.de bouwhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 5,00 m bedragen.
3. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de woonsituatie;
c.de milieusituatie;
d.de verkeerssituatie;
e.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3. 4.Ontheffingvan de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 3.2.1. onder g en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak.
3. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
b.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
c.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden.
3. 6.Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 3.1. sub a onder 1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 onder de categorieën 1 en 2, mits:
1.het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
2.het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 4, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 4 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting hebben.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
4. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorzieningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
b.erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
c.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
4. 2.Bouwregels
4. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
4. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de milieusituatie;
c.de verkeerssituatie;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 5 Bedrijf - Openbaar Vervoer
5. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Openbaar vervoer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten dienste van een spoorwegstation, ten behoeve van:
1.een stationsrestauratie;
2.detailhandel;
3.dienstverlening;
4.onderhoud en beheer;
b.gebouwen ten behoeve van een fietsenstalling;
c.parkeervoorzieningen;
d.straten en paden;
e.nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
f.terreinen;
g.nutsvoorzieningen;
h.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder een loopbrug.
5. 2.Bouwregels
5. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 5.1. sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a.de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
c.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
5. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 5.1. sub b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
b.de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 850 m² bedragen.
5. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van een loopbrug zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
c.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5. 3.Nadereeisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de milieusituatie;
c.de verkeerssituatie;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 6 Bedrijf - Opslag
6. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Opslag’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van:
opslagdoeleinden, met uitzondering van risicovolle inrichtingen en de opslag van vuurwerk, niet bedoeld de1.periodieke opslag van consumentenvuurwerk;
2.de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - verkoop en opslag van consumentenvuurwerk’;
al dan niet in combinatie met:
3.(bedrijfs)woningen, voorzover het de tweede en hogere bouwlagen betreft, tenzij in de bestaande situatie in de eerste bouwlaag wordt gewoond, in welk geval wonen in de eerste bouwlaag is toegestaan;
b.aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
c.tuinen, erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
d.paden;
e.parkeervoorzieningen;
f.nutsvoorzieningen;
g.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
6. 2.Bouwregels
6. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 6.1. sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
b.een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c.indien een gevellijn is aangegeven, zal de voorgevel van een gebouw in de gevellijn worden gebouwd;
d.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
e.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
f.indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een hoofdgebouw voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven.
6. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
b.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel bedragen;
c.de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
d.de goothoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 3,00 m bedragen;
e.de bouwhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 5,00 m bedragen.
6. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6. 3.Nadereeisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de woonsituatie;
c.de milieusituatie;
d.de verkeerssituatie;
e.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
6. 4.Ontheffingvan de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 6.2.1. onder f en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak.
6. 5.Specifiekegebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan bedrijfsmatige opslag;
b.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - verkoop en opslag van consumentenvuurwerk’, in welk geval de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk tot 1.000 kg is toegestaan;
c.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden.
Artikel 7 Centrum - 1
7. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van:
1.detailhandel, niet zijnde grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
2.detailhandel, met inbegrip van grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’;
met dien verstande dat de bewinkeling niet aan het Achterom en de Korte Achterstraat mag plaatsvinden;
3.culturele voorzieningen;
4.horecabedrijven categorie 1 en 2, voorzover deze per gebied dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding corresponderen met de categorieën en het aantal horecapanden van de in bijlage 2 opgenomen tabellen dan wel, indien geen horecagebied is aangegeven:
-horecabedrijven categorie 1.3, 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1.3’;
-horecabedrijven categorie 2.1, 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.1’;
-horecabedrijven categorie 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.2’;
5.horecabedrijven categorie 3;
6.woningen, voorzover het de tweede en hogere bouwlagen betreft, tenzij in de bestaande situatie in de eerste bouwlaag wordt gewoond, in welk geval wonen in de eerste bouwlaag is toegestaan;
b.tuinen, erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
c.wegen en paden;
d.parkeervoorzieningen;
e.nutsvoorzieningen;
f.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
7. 2.Bouwregels
7. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a.per gebouw zal ten minste één gevel in de gevellijn worden gebouwd;
b.tussen twee dwars op de gevellijn gelegen bouw- c.q. maatvoeringsgrenzen zal over een horizontale diepte van ten minste 10,00 m dan wel de diepte van het maatvoeringsvlak één pand worden gebouwd;
c.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ zal de maximale bouwhoogte van een in de gevellijn gebouwd gebouw over ten minste een diepte van 10,00 m tot maximaal de diepte tot de bestaande achtergevel van het betreffende gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
d.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ zal de maximale goot- en bouwhoogte van een in de gevellijn gebouwd gebouw over ten minste een diepte van 10,00 m tot maximaal de diepte tot de bestaande achtergevel van het betreffende gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
e.de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen gebouwen zal ten minste 0,20 m van elkaar verschillen, tenzij de bestaande onderlinge goot- en bouwhoogte minder bedraagt dan wel gelijk is aan elkaar, in welk geval de bestaande situatie geldt;
f.indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een gebouw over ten minste een diepte van 10,00 m tot maximaal de diepte tot de bestaande achtergevel voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven;
g.de goothoogte en de bouwhoogte van het gebouw dat op een grotere diepte dan 10,00 vanaf de gevellijn gebouwd is, zal ten hoogste de goot- respectievelijk bouwhoogte van het in de gevellijn gebouwde gebouw bedragen, met dien verstande dat:
1.de goothoogte van de gebouwen die achter de bestaande achtergevel van het in de gevellijn gebouwde gebouw worden gebouwd, ten hoogste 4,00 m zal bedragen;
2.de bouwhoogte van de gebouwen die achter de bestaande achtergevel van het in de gevellijn gebouwde gebouw worden gebouwd, ten hoogste 6,00 m zal bedragen.
7. 2. 2. Voor het bouwen van gebouwen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
a.de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
7. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7. 3.Nadereeisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de woonsituatie;
c.de milieusituatie;
d.de verkeerssituatie;
e.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7. 4.Ontheffingvan de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 7.2.1. sub e en toestaan dat de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen hoofdgebouwen wordt verkleind dan wel gelijk is;
b.het bepaalde in lid 7.2.1. sub f en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
c.het bepaalde in lid 7.2.1. sub g en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte van de achter de bestaande achtergevel van het in de gevellijn gebouwde gebouw wordt vergroot tot ten hoogste de goot- respectievelijk bouwhoogte van het in de gevellijn gebouwde gebouw.
7. 5.Specifiekegebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van gebouwen voor de in lid 7.1.1. sub a onder 1 tot en met 5 genoemde doeleinden over meerdere zijdelings aaneengesloten panden, tenzij het bestaande gebruik over meerdere zijdelings aaneengesloten panden plaatsvindt, in welk geval het gebruik mag plaatsvinden over maximaal het bestaande aantal panden;
b.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een winkel in voedings- en genotmiddelen, zodanig dat de verkoopvloeroppervlakte meer dan 300 m² bedraagt, met uitzondering van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding ‘supermarkt’;
c.het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw ten behoeve van horecadoeleinden, tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag horeca aanwezig is, in welk geval de bestaande situatie geldt;
d.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven:
1.in afwijking van het aantal horecapanden, opgenomen in bijlage 2, voorzover van toepassing op een gebied dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding;
2.in afwijking van de aangegeven aanduiding ‘horeca van categorie’ met de daarbijbehorende categorie-aanduiding, indien geen aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding van toepassing is;
3.in die zin dat meer dan 2 horecabedrijven naast elkaar worden gevestigd en de gezamenlijke gevellengte van 2 naast elkaar gelegen horecapanden meer dan 15 m bedraagt, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van een aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’;
e.het gebruik van winkels ten behoeve van horeca categorie 3, zodanig dat de horecavloeroppervlakte per winkel meer bedraagt dan 10% van de verkoopvloeroppervlakte van het bedrijf, tenzij de bestaande horecavloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte geldt;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca categorie 3, zodanig dat loketverkoop plaatsvindt, met uitzondering van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als ‘specifieke vorm van detailhandel - loketverkoop’;f.
g.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor (dienstverlenende) bedrijven en dienstverlenende instellingen;
h.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van speelautomatenhallen;
i.het gebruik van de gronden en bouwwerken aan de zijde van het Achterom en de Korte Achterstraat voor detailhandel.
7. 6.Ontheffingvan de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 7.5. sub a en toestaan dat ten hoogste twee aangesloten panden worden gebruikt voor de in lid 7.1. sub a onder 1 tot en met 5 genoemde doeleinden, mits:
1.de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte per functie ten hoogste 200 m² per bouwlaag bedraagt;
2.de bouwkundige ingreep ter verbinding van de panden ten minste 6,00 m achter de gevellijn plaatsvindt;
3.de gevraagde ontheffing niet eerder wordt verleend nadat onderzoek is verricht naar de bouw/-cultuurhistorische waarde van de panden en dat handhaving van waardevolle delen is gewaarborgd;
b.het bepaalde in lid 7.5. sub c en toestaan dat ter plaatse van een aangeduid horecagebied, een hogere bouwlaag wordt gebruikt voor horecadoeleinden, mits:
-deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied c’.
Artikel 8 Centrum - 2
8. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van:
1.detailhandel, niet zijnde grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
2.detailhandel, met inbegrip van grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’;
met dien verstande dat de bewinkeling niet aan de Glop mag plaatsvinden;
3.bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven niet bedoeld de opslag (en verkoop) van consumentenvuurwerk, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - verkoop en opslag van consumentenvuurwerk’;
4.dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
5.maatschappelijke voorzieningen;
6.horecabedrijven categorie 1 en 2, voorzover deze per gebied dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding ‘Wro-zone - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding corresponderen met de categorieën en het aantal horecapanden van de in bijlage 2 opgenomen tabellen dan wel, indien geen horecagebied is aangegeven:
-horecabedrijven categorie 1.3, 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie1.3’;
-horecabedrijven categorie 2.1, 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.1’;
-horecabedrijven categorie 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.2’;
-horecabedrijven categorie 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.3’;
7.horecabedrijven categorie 3;
8.een hotel, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - hotel’;
9.speelautomatenhallen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speelautomatenhal’;
10.woningen;
b.tuinen, erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
c.wegen en paden;
d.parkeervoorzieningen;
e.nutsvoorzieningen;
f.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
8. 2.Bouwregels
8. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a.per gebouw zal ten minste één gevel in de gevellijn worden gebouwd;
b.tussen twee dwars op de gevellijn gelegen bouw- c.q. maatvoeringsgrenzen zal over een horizontale diepte van ten minste 10,00 m dan wel de diepte van het maatvoeringsvlak één pand worden gebouwd;
c.de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zal niet worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;
d.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ zal de maximale bouwhoogte van een in de gevellijn gebouwd gebouw over ten minste een diepte van 10,00 m tot maximaal de diepte tot de bestaande achtergevel van het betreffende gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
e.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ zal de maximale goot- en bouwhoogte van een in de gevellijn gebouwd gebouw over ten minste een diepte van 10,00 m tot maximaal de diepte tot de bestaande achtergevel van het betreffende gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
f.de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen gebouwen zal ten minste 0,20 m van elkaar verschillen, tenzij de bestaande onderlinge goot- en bouwhoogte minder bedraagt dan wel gelijk is aan elkaar, in welk geval de bestaande situatie geldt;
g.indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een gebouw over ten minste een diepte van 10,00 m tot maximaal de diepte tot de bestaande achtergevel voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven;
h.de goothoogte en de bouwhoogte van het gebouw dat op een grotere diepte dan 10,00 vanaf de gevellijn gebouwd is, zal ten hoogste de goot- respectievelijk bouwhoogte van het in de gevellijn gebouwde gebouw bedragen, met dien verstande dat:
1.de goothoogte van de gebouwen die achter de bestaande achtergevel van het in de gevellijn gebouwde gebouw worden gebouwd, ten hoogste 4,00 m zal bedragen;
2.de bouwhoogte van de gebouwen die achter de bestaande achtergevel van het in de gevellijn gebouwde gebouw worden gebouwd, ten hoogste 6,00 m zal bedragen.
8. 2. 2. Voor het bouwen van gebouwen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
a.de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
8. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
8. 3.Nadereeisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de woonsituatie;
c.de milieusituatie;
d.de verkeerssituatie;
e.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
8. 4.Ontheffingvan de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 8.2.1. sub f en toestaan dat de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen hoofdgebouwen wordt verkleind dan wel gelijk is;
b.het bepaalde in lid 8.2.1. sub g en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
c.het bepaalde in lid 8.2.1. sub h en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte van de achter de bestaande achtergevel van het in de gevellijn gebouwde gebouw wordt vergroot tot ten hoogste de goot- respectievelijk bouwhoogte van het in de gevellijn gebouwde gebouw.
8. 5.Specifiekegebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van gebouwen voor de in lid 8.1. sub a onder 1 tot en met 7 genoemde doeleinden over meerdere zijdelings aaneengesloten panden, tenzij het bestaande gebruik over meerdere zijdelings aaneengesloten panden plaatsvindt, in welk geval het gebruik mag plaatsvinden over maximaal het bestaande aantal panden;
b.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een winkel in voedings- en genotmiddelen, zodanig dat de verkoopvloeroppervlakte meer dan 300 m² bedraagt, met uitzondering van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding ‘supermarkt’;
c.het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw ten behoeve van horecadoeleinden, tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag horeca aanwezig is, in welk geval de bestaande situatie geldt;
d.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven in:
1.in afwijking van het aantal horecapanden, opgenomen in bijlage 2, voorzover van toepassing op een gebied dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding;
2.afwijking van de aangegeven aanduiding ‘horeca van categorie’ met de daarbijbehorende categorie-aanduiding, indien geen aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding van toepassing is;
3.die zin dat meer dan 2 horecabedrijven naast elkaar worden gevestigd en de gezamenlijke gevellengte van 2 naast elkaar gelegen horecapanden meer dan 15 m bedraagt, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van een aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’;
e.het gebruik van winkels ten behoeve van horeca categorie 3, zodanig dat de horecavloeroppervlakte per winkel meer bedraagt dan 10% van de verkoopvloeroppervlakte van het bedrijf, tenzij de bestaande horecavloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte geldt;
f.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca categorie 3, zodanig dat loketverkoop plaatsvindt, met uitzondering van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als ‘specifieke vorm van detailhandel - loketverkoop’;
g.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van speelautomatenhallen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speelautomatenhal’, in welk geval een speelautomatenhal is toegestaan;
het gebruik van de gronden en bouwwerken aan de zijde van de Glop voor detailhandel;h.
i.het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan 1.000 kg, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - verkoop en opslag van consumentenvuurwerk’.
8. 6.Ontheffingvan de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 8.1. sub a onder 3 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1, mits:
1.het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
2.het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd;
het bepaalde in lid 8.5. sub a en toestaan dat ten hoogste twee aangesloten panden worden gebruikt voor de in lid 8.1. sub a onder 1 tot en met 5 genoemde doeleinden, mits:b.
1.de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte per functie ten hoogste 200 m² bedraagt;
2.de bouwkundige ingreep ter verbinding van de panden ten minste 6,00 m achter de gevellijn plaatsvindt;
3.de gevraagde ontheffing niet eerder wordt verleend nadat onderzoek is verricht naar de cultuurhistorische waarde van de panden en dat handhaving van waardevolle delen is gewaarborgd;
c.het bepaalde in lid 8.5. sub c en toestaan dat ter plaatse van een aangeduid horecagebied, een hogere bouwlaag wordt gebruikt voor horecadoeleinden.
8. 7.Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
-een horecabedrijf categorie 2 wordt gevestigd binnen de gronden die niet zijn voorzien van de aanduiding ‘horeca van categorie’ met daarbijbehorende categorie-aanduiding, mits:
1.deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone - wijzigingsgebied horeca’ met gebiedsaanduiding;
2.het aantal panden dat mag worden gebruikt voor horecabedrijven correspondeert met de categorieën van de in bijlage 3 opgenomen tabellen, met dien verstande dat niet meer dan 2 horecabedrijven naast elkaar worden gevestigd en de gezamenlijke gevellengte van 2 naast elkaar gelegen horecapanden niet meer dan 15 m bedraagt;
3.de aanduiding ‘horeca van categorie’ met de van toepassing zijnde categorie-aanduiding wordt aangebracht.
Artikel 9 Cultuur En Ontspanning
9. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van cultuur en ontspanning al dan niet in combinatie met:
1.horecabedrijven categorie 1.1, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1.1’;
2.een hotel, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - hotel’;
3.horecabedrijven categorie 3;
4.dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’;
5.het wonen, voorzover het de vierde bouwlaag betreft, ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
6.ondergrondse parkeervoorzieningen;
7.een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
met de daarbijbehorende:
b.groenvoorzieningen;
c.water;
d.parkeervoorzieningen;
e.nutsvoorzieningen;
f.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
9. 2.Bouwregels
9. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één bedragen;
c.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
d.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
e.in afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergrondse parkeervoorzieningen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regel:
-de verticale diepte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen.
9. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de milieusituatie;
c.de verkeerssituatie;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
9. 4.Ontheffingvan de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 9.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
1.er sprake is van een incidentele uitbreiding;
2.uitsluitend ondergeschikte gebouwen geheel buiten het bouwvlak worden gebouwd.
9. 5.Specifiekegebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het wonen, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding ‘wonen’, in welk geval ten hoogste 2 woningen in de vierde bouwlaag zijn toegestaan;
b.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van speelautomatenhallen.
Artikel 10 Detailhandel
10. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van:
1.detailhandel, niet zijnde grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen, voorzover het de eerste bouwlaag betreft;
al dan niet in combinatie met:
2.(bedrijfs)woningen, voorzover het de tweede en hogere bouwlagen betreft, tenzij in de bestaande situatie in de eerste bouwlaag wordt gewoond, in welk geval wonen in de eerste bouwlaag is toegestaan;
b.aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
c.tuinen, erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
d.wegen en paden;
e.parkeervoorzieningen;
f.nutsvoorzieningen;
g.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
10. 2.Bouwregels
10. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 10.1. sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
b.een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c.de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zal niet worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;
d.indien een gevellijn is aangegeven, zal de voorgevel van een gebouw in de gevellijn worden gebouwd;
e.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
f.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
g.indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een hoofdgebouw voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven.
10. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
b.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel bedragen;
c.de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
d.de goothoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 3,00 m bedragen;
e.de bouwhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 5,00 m bedragen.
10. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de woonsituatie;
c.de milieusituatie;
d.de verkeerssituatie;
e.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
10. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 10.2.1. sub g en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak.
Artikel 11 Dienstverlening
11. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van:
1.dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, voorzover het de eerste bouwlaag betreft;
al dan niet in combinatie met:
2.(bedrijfs)woningen, voorzover het de tweede en hogere bouwlagen betreft, tenzij in de bestaande situatie in de eerste bouwlaag wordt gewoond, in welk geval wonen in de eerste bouwlaag is toegestaan;
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;b.
c.tuinen, erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
d.wegen en paden;
e.parkeervoorzieningen;
f.nutsvoorzieningen;
g.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
h.waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
11. 2.Bouwregels
11. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 11.1. sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
b.een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c.indien een gevellijn is aangegeven, zal de voorgevel van een gebouw in de gevellijn worden gebouwd;
d.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
e.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
f.indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een hoofdgebouw voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven.
11. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
b.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel bedragen;
c.de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
d.de goothoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 3,00 m bedragen;
e.de bouwhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 5,00 m bedragen.
11. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
11. 3.Nadereeisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de woonsituatie;
c.de milieusituatie;
d.de verkeerssituatie;
e.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
11. 4.Ontheffingvan de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 11.2.1. sub f en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak.
Artikel 12 Gemengd
12. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van het wonen al dan niet in combinatie met:
1.detailhandel, voorzover het de eerste bouwlaag betreft;
2.dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen voorzover het de eerste bouwlaag betreft;
3.opslagdoeleinden, voorzover het betreft ten dienste van de onder a en b genoemde doeleinden voorzover het de eerste bouwlaag betreft;
4.maatschappelijke doeleinden voorzover het de eerste bouwlaag betreft;
b.gebouwen al dan niet in combinatie met het wonen ten behoeve van:
1.horecabedrijven categorie 2, voorzover deze per gebied dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding corresponderen met de categorieën en het aantal horecapanden van de in bijlage 2 opgenomen tabellen dan wel, indien geen gebied is aangegeven:
2.horecabedrijven categorie 2.1, 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.1’;
horecabedrijven categorie 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.2’;3.
c.aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
d.tuinen, erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
e.wegen en paden;
f.parkeervoorzieningen;
g.nutsvoorzieningen;
h.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
12. 2.Bouwregels
12. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 12.1. sub a en b genoemde gebouwen worden gebouwd;
b.een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c.per hoofdgebouw zal ten minste één gevel in de gevellijn worden gebouwd;
d.tussen twee dwars op de gevellijn gelegen bouw- c.q. maatvoeringsgrenzen zal over de diepte van het maatvoeringsvlak één pand worden gebouwd;
e.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ zal de maximale bouwhoogte ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
f.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ zal de maximale goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
g.de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen gebouwen zal ten minste 0,20 m van elkaar verschillen, tenzij de bestaande onderlinge goot- en bouwhoogte minder bedraagt dan wel gelijk is aan elkaar, in welk geval de bestaande situatie geldt;
h.indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een gebouw voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven.
12. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
b.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel bedragen;
c.de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
d.de goothoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 3,00 m bedragen;
e.de bouwhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 5,00 m bedragen.
12. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
12. 3.Nadereeisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;a.
b.de woonsituatie;
c.de milieusituatie;
d.de verkeerssituatie;
e.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
12. 4.Ontheffingvan de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 12.2.1. sub g en toestaan dat de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen hoofdgebouwen wordt verkleind dan wel gelijk is;
b.het bepaalde in lid 12.2.1. sub h en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak.
12. 5.Specifiekegebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden en bouwwerken zonder combinatie met het wonen;
b.het gebruik van gebouwen voor de in lid 12.1. sub a en b genoemde doeleinden over meerdere zijdelings aaneengesloten panden, tenzij:
1.het bestaande gebruik over meerdere zijdelings aaneengesloten panden plaatsvindt, in welk geval het gebruik mag plaatsvinden over maximaal het bestaande aantal panden;
2.het in lid 12.1. sub b genoemde doeleinden betreft ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied c’ voorzover grenzend aan de Roode Steen;
c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de in lid 12.1. sub a toegelaten functies exclusief de woonfunctie, tenzij het bestaand gebruik geen woonfunctie omvat, in welk geval het bestaand gebruik geldt;
d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van winkels, zodanig dat de verkoopvloeroppervlakte meer dan 25 m² bedraagt, tenzij de bestaande detailhandelsfunctie een grotere oppervlakte beslaat, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt;
e.het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw anders dan ten behoeve van het wonen;
f.het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw ten behoeve van horecadoeleinden, tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag sprake is van horeca, in welk geval horeca in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
g.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven in afwijking van:
1.in afwijking van het aantal horecapanden, opgenomen in bijlage 2, voorzover van toepassing op een gebied dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding;
2.de aangegeven aanduiding ‘horeca van categorie’ met de daarbijbehorende categorie-aanduiding, indien geen aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding van toepassing is;
h.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca categorie 3;
i.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van speelautomatenhallen.
12. 6.Ontheffingvan de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 12.5. sub a en toestaan dat de gronden en bouwwerken zonder combinatie met de woonfunctie mogen worden gebruikt;
b.het bepaalde in lid 12.5. sub b en toestaan dat twee of meer aaneengesloten panden mogen worden gebruikt voor horecadoeleinden, mits:
1.deze ontheffing uitsluitend wordt verleend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding;
2.de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte per functie ten hoogste 200 m² bedraagt;
c.het bepaalde in lid 12.5. sub e en toestaan dat ter plaatse van een aangeduid horecagebied, een hogere bouwlaag wordt gebruikt voor horecadoeleinden.
12. 7.Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden het plan wijzigen in die zin dat:
-een horecabedrijf categorie 2 wordt gevestigd binnen de gronden die niet zijn voorzien van de aanduiding ‘horeca van categorie’ met bijbehorende categorie-aanduiding, mits:
1.deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone - wijzigingsgebied horeca’ met gebiedsaanduiding;
2.het aantal horecapanden dat mag worden gebruikt voor horecabedrijven correspondeert met de categorieën van de in bijlage 3 opgenomen tabellen;
3.de aanduiding ‘horeca van categorie’ met de van toepassing zijnde categorie-aanduiding wordt aangebracht.
Artikel 13 Groen
13. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.plantsoenen, groenstroken en beplanting;
b.binnentuinen;
c.waterlopen en waterpartijen;
d.speelvoorzieningen;
e.woonstraten en paden;
f.sloten en bermen;
g.dierenweide, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - dierenweide’;
h.horecabedrijven categorie 2.2, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.2’;
met de daarbijbehorende:
i.gebouwen;
j.nutsvoorzieningen;
k.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder een lichtbaken ten behoeve van de haven, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - baken’;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
13. 2.Bouwregels
13. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - dierenweide’, mogen ten hoogste twee gebouwen worden gebouwd;
b.ter plaatse van de aanduidingen ‘gebouw’ en ‘horeca van categorie 2.2’ mag per aanduidingsvlak ten hoogste één gebouw worden gebouwd;
c.de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - dierenweide’ zal ten hoogste 65 m² bedragen;
d.de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
e.de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
13. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
c.in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - baken’, een lichtbaken ten behoeve van de haven worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 15,00 m.
13. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de verkeerssituatie;
c.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 14 Horeca
14. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van:
1.horecabedrijven categorie 2.1, 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.1’;
2.horecabedrijven categorie 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.2’;
3.een hotel, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - hotel’;
4.detailhandel, ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
5.horecabedrijven categorie 3;
voorzover het de eerste bouwlaag betreft;
al dan niet in combinatie met:
6.(bedrijfs)woningen, voorzover het de tweede en hogere bouwlagen betreft, tenzij in de bestaande situatie in de eerste bouwlaag wordt gewoond, in welk geval wonen in de eerste bouwlaag is toegestaan;
b.aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
c.tuinen, erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
d.wegen en paden;
e.parkeervoorzieningen;
f.nutsvoorzieningen;
g.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
14. 2.Bouwregels
14. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid A sub 1 genoemde gebouwen worden gebouwd;
b.een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c.indien een gevellijn is aangegeven, zal de voorgevel van een gebouw in de gevellijn worden gebouwd;
d.ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’, mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak, ten hoogste het in de aanduiding aangegeven percentage bedragen;
e.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
f.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
g.indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een hoofdgebouw voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven.
14. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
b.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel bedragen;
c.de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
d.de goothoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 3,00 m bedragen;
e.de bouwhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 5,00 m bedragen.
14. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
14. 3.Nadereeisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de woonsituatie;
c.de milieusituatie;
d.de verkeerssituatie;
e.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
14. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 14.2.1. sub g en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak.
14. 5.Specifiekegebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
-het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van zelfstandige detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding ‘detailhandel’.
Artikel 15 Horeca - Plein
15. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca - Plein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.horecaterrassen;
b.pleinen;
c.wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
d.nutsvoorzieningen;
e.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
15. 2.Bouwregels
15. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
15. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
15. 3.Nadereeisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de milieusituatie;
c.de verkeerssituatie;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 16 Maatschappelijk
16. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van:
1.sociaal-/culturele doeleinden;
2.sociaal-/medische doeleinden;
3.doeleinden van openbare dienstverlening;
4.religieuze doeleinden;
5.onderwijsdoeleinden;
6.doeleinden van sport en recreatie;
7.horecabedrijven categorie 3;
8.horecabedrijven categorie 1.1, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1.1’, al dan niet in combinatie met een hotel, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - hotel’;
9.horecabedrijven categorie 2.2, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.2’;
10.dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
11.bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
12.het wonen in combinatie met culturele doeleinden en/of dienstverlenende bedrijven en/of instellingen, ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
b.aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
c.tuinen, erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
d.tuinen, erven en terreinen;
e.parkeervoorzieningen;
f.groenvoorzieningen;
g.nutsvoorzieningen;
h.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
16. 2.Bouwregels
16. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 16.1. sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
b.een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c.indien een gevellijn is aangegeven, zal de voorgevel van een gebouw in de gevellijn worden gebouwd;
d.ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’, mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak, ten hoogste het in de aanduiding aangegeven percentage bedragen;
e.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
f.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
g.indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een hoofdgebouw voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven.
16. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
b.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel bedragen;
c.de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
d.de goothoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 3,00 m bedragen;
e.de bouwhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 5,00 m bedragen.
16. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
16. 3.Nadereeisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de woonsituatie;
c.de milieusituatie;
d.de verkeerssituatie;
e.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
16. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 16.2.1. sub g en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak.
16. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca categorie 3, zodanig dat de horecavloeroppervlakte per bedrijf meer bedraagt dan 10% van de verkoopvloeroppervlakte van het bedrijf, tenzij de bestaande horecavloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte geldt;
b.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van zelfstandige detailhandel.
Artikel 17 Sport
17. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.sport- en speelterreinen en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
b.sport- en recreatieve voorzieningen al dan niet in combinatie met horeca in de vorm van logiesverstrekking, ter plaatse van de aanduiding ‘recreatie’;
c.gebouwen ten behoeve van:
1.kleedruimtes en sanitaire voorzieningen;
2.horecabedrijven categorie 3;
3.recreatieve voorzieningen in combinatie met logiesverstrekking, ter plaatse van de aanduiding ‘recreatie’;
4.tribunes;
5.onderhoud en beheer;
met de daarbijbehorende:
d.paden;
e.groenvoorzieningen;
f.water;
g.parkeervoorzieningen;
h.nutsvoorzieningen;
i.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tribunes;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
17. 2.Bouwregels
17. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’, mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak, ten hoogste het in de aanduiding aangegeven percentage bedragen;
c.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
17. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van lichtmasten zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
c.de bouwhoogte van ballenvangers zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
d.de bouwhoogte van tribunes zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
e.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
17. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de milieusituatie;
c.de verkeerssituatie;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 18 Tuin
18. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.tuinen en erven;
b.bijgebouwen bij woonschepen c.q. drijvende woningen, ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
met de daarbijbehorende:
c.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
18. 2.Bouwregels
18. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.als gebouw mogen uitsluitend bijgebouwen bij woonschepen c.q. drijvende woningen worden gebouwd;
b.per woonschip c.q. drijvende woning zal ten hoogste één bijgebouw worden gebouwd;
c.de oppervlakte van een bijgebouw zal ten hoogste 6 m² bedragen;
d.de hoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
18. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
18. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de woonsituatie;
c.de verkeerssituatie;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 19 Tuin - Binnentuin
19. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin - Binnentuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.binnentuinen;
met de daarbijbehorende:
b.gebouwen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gebouw’
c.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
19. 2.Bouwregels
19. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.er zal ten hoogste één gebouw worden gebouwd;
b.de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
c.de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
19. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
19. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de woonsituatie;
c.de verkeerssituatie;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
19. 4.Aanlegvergunningen
19. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijk vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-het verwijderen of aanbrengen van beplanting.
19. 4. 2. Het in lid 19.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a.het normale onderhoud betreffen;
b.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
19. 4. 3. De in lid 19.4.1. bedoelde vergunning wordt uitsluitend verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke waarden van de binnentuin.
Artikel 20 Verkeer
20. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.wegen en straten;
b.paden;
c.parkeervoorzieningen;
d.groenvoorzieningen;
e.sloten, bermen en beplanting;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
met de daarbijbehorende:
f.nutsvoorzieningen;
g.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
20. 2.Bouwregels
20. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
20. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
20. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de verkeerssituatie;
c.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
20. 4.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
-het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak, zodanig dat wegen uit meer dan twee rijstroken bestaan.
Artikel 21 Verkeer - Parkeren
21. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Parkeren’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.parkeerterrein;
met de daarbijbehorende:
b.wegen en straten;
c.paden;
d.groenvoorzieningen;
e.nutsvoorzieningen;
f.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
21. 2.Bouwregels
21. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
21. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
21. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de verkeerssituatie;
c.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 22 Verkeer - Verblijf
22. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer- Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.woonstraten;
b.paden;
c.parkeervoorzieningen, waaronder (half)ondergrondse parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
d.groenvoorzieningen;
e.sloten, bermen en beplanting;
f.horecaterrassen;
met de daarbijbehorende:
g.nutsvoorzieningen;
h.waterhuishoudkundige voorzieningen;
i.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
22. 2.Bouwregels
22. 2. 1. Voor het bouwen van (half)ondergrondse parkeervoorzieningen gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van halfondergrondse parkeervoorzieningen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de verticale diepte van een gebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
22. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
22. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de verkeerssituatie;
c.een goede waterhuishouding;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
22. 4.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
-het gebruik van de gronden als horecaterras, anders dan ten behoeve van de aangrenzende horecabestemming.
Artikel 23 Water
23. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
b.waterpartijen;
c.ondergrondse parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
met de daarbijbehorende:
d.aanleggelegenheid;
e.waterbouwkundige werken;
f.waterhuishoudkundige voorzieningen;
g.nutsvoorzieningen;
h.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
23. 2.Bouwregels
23. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.als gebouw mogen uitsluitend ondergrondse parkeervoorzieningen worden gebouwd;
b.de verticale diepte van een gebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
23. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.er mogen geen steigers en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen bouwwerken zijnde, worden gebouwd;
b.de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
23. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.een goede waterhuishouding;
c.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 24 Water - Haven
24. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water - Haven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.(jacht)havens;
b.water;
c.gebouwen, voorzover ten dienste van de haven, ten behoeve van:
1.bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 onder de categorieën 1, 2 en 3, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
2.dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
3.detailhandel;
4.horecabedrijven categorie 3;
d.aanleggelegenheid voor vaartuigen waarop detailhandel mag worden uitgeoefend, ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
e.ligplaats voor woonschepen c.q. drijvende woningen, ter plaatse van de aanduiding ‘ligplaats’;
f.standplaatsen voor campers, te plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - camperstandplaats’;
met de daarbijbehorende:
g.aanleggelegenheid;
h.oevers;
i.parkeervoorzieningen;
j.waterbouwkundige werken;
k.waterhuishoudkundige voorzieningen;
l.nutsvoorzieningen;
m.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
24. 2.Bouwregels
24. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 24.1. sub c genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a.de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.indien in het bouwvlak een bebouwingspercentage is aangegeven, zal het bebouwingspercentage van het bouwvlak ten hoogste het in het bouwvlak aangegeven percentage bedragen;
c.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
d.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
24. 2. 2. Voor het bouwen van woonschepen c.q. drijvende woningen gelden de volgende regels:
a.woonschepen c.q. drijvende woningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘ligplaats’;
b.de goot- en bouwhoogte van een woonschip c.q. drijvende woning zal ten hoogste de in de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
24. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
24. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.een goede waterhuishouding;
c.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
24. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 24.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits;
1.de oppervlakte per gebouw ten hoogste 25 m² zal bedragen;
2.de hoogte van een gebouw ten hoogste 3,50 m zal bedragen.
24. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca categorie 3, zodanig dat de gezamenlijke horecavloeroppervlakte meer bedraagt dan 150 m²;
b.het gebruik van de gronden ter plaatse aangeduid voor ‘specifieke vorm van recreatie - camperstandplaats’ als standplaats voor meer dan 15 campers.
24. 6.Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 24.1. sub c onder 1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 onder de categorieën 1, 2 en 3, mits:
1.het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
2.het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 4, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 4 onder een hogere categorie dan 3, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting hebben.
Wijzigingsbevoegdheid24. 7.
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
-de situering van de aanduiding ‘detailhandel’ wordt gewijzigd dan wel de aanduiding ‘detailhandel’ wordt verwijderd indien er sprake is van verplaatsing of verwijdering van het vaartuig waarop detailhandel mag worden uitgeoefend.
Artikel 25 Wonen
25. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
1.een aan-huis-verbonden beroep of consumentverzorgende bedrijfsactiviteit;
2.dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’;
3.opslagdoeleinden voorzover het de eerste bouwlaag betreft, ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;
b.aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
c.tuinen en erven;
d.(half)ondergrondse parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage;’
met de daarbijbehorende:
e.nutsvoorzieningen;
f.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
25. 2.Bouwregels
25. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b.een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c.de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zal niet worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;
d.indien een gevellijn is aangegeven, zal de voorgevel van een gebouw in de gevellijn worden gebouwd;
e.tussen twee dwars op de gevellijn gelegen bouw- c.q. maatvoeringsgrenzen zal over de diepte van het maatvoeringsvlak één pand worden gebouwd;
f.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
g.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
h.de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen hoofdgebouwen zal ten minste 0,20 m van elkaar verschillen, tenzij de bestaande onderlinge goot- en bouwhoogte minder bedraagt dan wel gelijk is aan elkaar, in welk geval de bestaande situatie geldt;
i.indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een hoofdgebouw voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven.
25. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel bedragen;
b.de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
c.de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
d.de goothoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 3,00 m bedragen;
e.de bouwhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 5,00 m bedragen.
25. 2. 3. Voor het bouwen van (half)ondergrondse parkeervoorzieningen gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van halfondergrondse parkeervoorzieningen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de verticale diepte van een gebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
25. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
25. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;a.
b.de woonsituatie;
c.de verkeerssituatie;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
25. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 25.2.1. sub b en toestaan dat een hoofdgebouw buiten het bouwvlak wordt gebouwd tot ten hoogste 3,00 m vanaf de bouwgrens;
b.het bepaalde in lid 25.2.1. sub h en toestaan dat de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen hoofdgebouwen wordt verkleind dan wel gelijk is;
c.het bepaalde in lid 25.2.1. sub i en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak.
25. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
b.het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
c.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit zodanig dat:
1.het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast;
2.de maximale bedrijfsvloeroppervlakte (met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen) meer dan 20 m² bedraagt;
3.de activiteit niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
4.er sprake is van detailhandels- en/of horeca-activiteiten;
5.de activiteit een zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat verkeersoverlast of verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn;
6.onevenredige afbreuk plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
7.het woongenot en de privacy van omwonenden onevenredig wordt geschaad;
8.de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, horecadoeleinden en/of bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, met uitzondering van de functies die worden geboden binnen de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’ of ‘opslag’.
25. 6.Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeerssituatie, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 25.5. sub a onder 1 en toestaan dat een woonhuis gebruikt wordt voor meer dan één woning.
Artikel 26 Wonen - Wooncentrum
26. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Wooncentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.woongebouwen al dan niet in combinatie met ruimte in de eerste bouwlaag voor:
1.sociaal-medische voorzieningen;
2.dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
b.tuinen, erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
c.parkeervoorzieningen;
d.groenvoorzieningen;
e.nutsvoorzieningen;
f.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder galerijen;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
26. 2.Bouwregels
26. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouwen mogen uitsluitend de in lid 26.1. sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
b.de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c.indien een gevellijn is aangegeven, zal de voorgevel van een gebouw in de gevellijn worden gebouwd;
d.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
e.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
f.indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een hoofdgebouw voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven.
26. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
26. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de woonsituatie;
c.de verkeerssituatie;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
26. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 26.2.1. sub f en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak.
Artikel 27 Wonen - Woongebouw
27. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woongebouwen;
a.woongebouwen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
1.consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten c.q. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’;
2.detailhandel in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
3.dienstverlening in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’;
4.horecabedrijven categorie 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.2’;
5.een hotel, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - hotel’;
b.gebouwen ten behoeve van bergingen c.q. garageboxen;
c.tuinen, erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
d.parkeervoorzieningen, waaronder (half)ondergrondse parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
e.groenvoorzieningen;
f.nutsvoorzieningen;
g.bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
27. 2.Bouwregels
27. 2. 1. Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:
a.de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - overbouwing’, een overbouwing worden gebouwd vanaf een bouwhoogte van 6,00 m tot een maximale bouwhoogte van 16,00 m;
c.de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zal niet worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;
d.indien een gevellijn is aangegeven, zal de voorgevel van een gebouw in de gevellijn worden gebouwd;
e.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
f.ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
g.indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een woongebouw voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven.
27. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 27.1. sub b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a.de oppervlakte van een berging c.q. garagebox zal ten hoogste 20 m² bedragen;
b.de bergingen c.q. garageboxen zullen in complexen worden gebouwd;
c.de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
27. 2. 3. Voor het bouwen van (half)ondergrondse parkeervoorzieningen gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van halfondergrondse parkeervoorzieningen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de verticale diepte van een gebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
27. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
27. 3.Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a.de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b.de woonsituatie;
c.de verkeerssituatie;
d.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
27. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 27.2.1. sub g en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak.
27. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van bergingen c.q. garageboxen voor bewoning;
b.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten of een bedrijf, met uitzondering van de gronden ter plaatse aangeduid als ‘bedrijf’ of ‘dienstverlening’;
c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse aangeduid als ‘detailhandel’;
d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca categorie 2.2. of 2.3., zodanig dat de horecavloeroppervlakte per bedrijf meer bedraagt dan 500 m².
Artikel 28 Waarde - Archeologie
28. 1.Bestemmingsomschrijving
De gronden die zijn aangewezen als Waarde - Archeologie zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor zover nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de voorrangsregeling zoals opgenomen in lid 28.5. van toepassing.
28. 2.Bouwregels
Op de in lid 28.1. bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk met ten hoogste 15 m².
28. 3.Ontheffing van de bouwregels
28. 3. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 28.2. ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische resten.
28. 3. 2. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 28.2., mits aan de vergunning één van de volgende regels wordt verbonden:
a.de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b.de verplichting tot het doen van opgravingen, of:
c.de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
28. 3. 3. De ontheffing wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld conform de regels van de KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie).
28. 4.Aanlegvergunning
28. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a.het ontgronden en het afgraven van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b.het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.
28. 4. 2. Het in lid 28.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a.het normale onderhoud betreffen;
b.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
28. 4. 3. De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 28.4.1. genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
28. 4. 4. Voor zover de in lid 28.4.1. genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen hiervan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, mits hieraan een van de volgende regels wordt verbonden:
a.de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b.de verplichting tot het doen van opgravingen, of
c.de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
28. 4. 5. De aanlegvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld conform de regels van de KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie).
28. 4. 6. Alvorens de gevraagde aanlegvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders de gemeentelijke archeoloog om advies.
28. 5.Voorrangsregeling
Voor zover de aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
a.in de eerste plaats de regels van artikel 28 (Waarde - Archeologie);
b.in de tweede plaats de regels van artikel 29 (Waarde - Beschermd stadsgezicht).
28. 6.Wijzigingsbevoegdheid
28. 6. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat een of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ worden verwijderd, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
28. 6. 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat aan een of meerdere bestemmingsvlakken de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt toegekend, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 29 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
29. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’ aangewezen gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemming, bestemd voor:
-het behoud, herstel en de uitbouw van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
29. 2.Aanlegvergunning
29. 2. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a.het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen en paden;
b.het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c.het wijzigen van de profielindeling van wegen en paden;
d.het verwijderen c.q. wijzigen van karakteristieke hekwerken en hekpijlers, gevelstoepen en stoeppalen en aan de gevel bevestigde luiken en/of ornamenten/versieringen.
29. 2. 2. Het in lid 29.2.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a.het normale onderhoud betreffen;
b.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
29. 2. 3. De in lid 29.2.1. genoemde vergunning zal uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht.
Artikel 30 Waterstaat - Waterkering
30. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.werken ten behoeve van de waterkering;
met de daarbijbehorende:
b.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30. 2.Bouwregels
30. 2. 1. Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere bestemmingen, geen gebouwen worden gebouwd.
30. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
30. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
a.de waterkerende functie;
b.de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
30. 4.Aanlegvergunning
30. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a.het aanbrengen van beplanting;
b.het afgraven en ophogen van gronden.
30. 4. 2. Het bepaalde in lid 30.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, die:
a.het normale onderhoud en/of beheer betreffen;
b.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
30. 4. 3. De in lid 30.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 31 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 32 Aanvullende Werking Welstandscriteria
De in het bestemmingsplan geboden ruimte ten aanzien van de situering, de maatvoering, en het kleur- en materiaalgebruik, dient nader te worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
Artikel 33 Algemene Gebruiksregels
33. 1.Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
b.de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
c.het storten van puin en afvalstoffen;
d.het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van campers binnen de bestemming ‘Water - Haven’ ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - camperstandplaats’;
e.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
f.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van smart- en growshops of als groothandel in smart- en growproducten.
33. 2.Uitzonderingsregels
Tot een gebruik, strijdig met deze gebruiksregels, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt niet gerekend:
-het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden als evenemententerrein.
Artikel 35 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeerssituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a.de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b.de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
c.de regels en toestaan dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, mits:
1.de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
2.de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 15 m² zal bedragen;
d.de regels en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen worden gebouwd, mits:
1.de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 15 m² mag bedragen;
2.de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;
e.de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat antenne-installaties en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op gebouwen worden geplaatst, mits:
1.de bouwhoogte van het betreffende bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten hoogste 5,00 m gemeten vanaf de voet, mag bedragen;
2.deze ontheffing uitsluitend kan worden verleend als wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot zendmasten;
f.de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m, mits:
-deze ontheffing uitsluitend kan worden verleend als wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot zendmasten;
g.het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
1.de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
2.de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
h.het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
1.plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
2.gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
3.één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte;
4.ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits:
-de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend.
Artikel 36 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, de woonsituatie, de verkeerssituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, het plan wijzigen in die zin dat:
a.het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeerssituatie en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
b.bestemmings- c.q. bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c.de bouwhoogte van (hoofd)gebouwen wordt vergroot met ten hoogste één extra bouwlaag, mits:
1.deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast op panden met de status rijksmonument, gemeentelijk monument en beeldbepalend pand, zoals aangegeven op de in bijlage 6 van de toelichting opgenomen ‘Historische Kwaliteitskaart Hoorn’;
2.geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van een bebouwingswand waarin het betreffende (hoofd)gebouw zich bevindt;
3.vooraf een positief advies is verkregen van de Commissie voor Monumenten en Welstand;
d.de bestemming ‘Bedrijf’, Bedrijf - Opslag’, ‘Detailhandel’, ‘Dienstverlening’, ‘Horeca’, of ‘Maatschappelijk’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’ of ‘Wonen - Woongebouw’, mits:
1.de wijzigingsbevoegdheid primair wordt toegepast als gebruikswijziging in die zin dat de bebouwing en de cultuurhistorische waarden van het pand waar de gebruikswijziging plaatsvindt, in stand blijft. Indien dit niet mogelijk is, mag herinvulling onder stringente stedenbouwkundige voorwaarden plaatsvinden;
2.na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 25 c.q. 27 van toepassing zijn;
e.de bestemmingen ‘Bedrijf’, Bedrijf - Opslag’, ‘Detailhandel’, ‘Dienstverlening’, of ‘Maatschappelijk’ onderling worden gewijzigd, mits:
1.de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast als gebruikswijziging in die zin dat de bebouwing en de cultuurhistorische waarden van het pand waar de gebruikswijziging plaatsvindt, in stand blijft;
2.de nieuwe functie passend is in de omgeving waar deze gevestigd wordt;
f.de bestemming ‘Horeca’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf’, Bedrijf - Opslag’, ‘Detailhandel’, ‘Dienstverlening’, of ‘Maatschappelijk’, mits:
1.de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast als gebruikswijziging in die zin dat de bebouwing en de cultuurhistorische waarden van het pand waar de gebruikswijziging plaatsvindt, in stand blijft;
2.de nieuwe functie passend is in de omgeving waar deze gevestigd wordt.
Artikel 37 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing ex artikel 3.6. lid 1 sub c Wet ruimtelijke ordening, zoals deze in het bestemmingsplan zijn opgenomen, is de volgende procedure van toepassing:
a.Een ontwerpbesluit tot ontheffing, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6. lid 1 sub c Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 2 weken op het stadhuis ter inzage.
b.Burgemeester en Wethouders geven van de terinzagelegging te voren in één of meer dag-, nieuws-, huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze kennis.
c.De bekendmaking houdt mededeling in tot indienen van zienswijzen.
d.Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk zienswijzen indienen tegen het ontwerp-ontheffingsbesluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht
38. 1.Overgangsrecht bouwwerken
a.Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1.gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a met maximaal 10%.
c.Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
38. 2.Overgangsrechtgebruik
a.Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 39 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de titel:
Regels van het Bestemmingsplan Binnenstad
van de gemeente Hoorn.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 8 september 2009.
De voorzitter,
……………………. | De raadsgriffier,
…………………….. |
Bijlage 1 Lijst Van Toegestane Bedrijven Centrumgebied
Bijlage 1 Lijst van toegestane bedrijven centrumgebied
Bijlage 2 Lijst Van Bij Recht Toegestane Horecapanden Per Horecagebied
Bijlage 2 Lijst van bij recht toegestane horecapanden per horecagebied
Bijlage 3 Lijst Van Bij Wijziging Toegestane Nieuwe Horecapanden Per Horecagebied
Bijlage 3 Lijst van bij wijziging toegestane nieuwe horecapanden per horecagebied
Bijlage 4 Bedrijvenlijst
Bijlage 5 Lijst Van Consumentverzorgende Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 5 Lijst van consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten
Bijlage 6 Uitspraak Raad Van State (200909225/1/r1)
Bijlage 6 Uitspraak Raad van State (200909225/1/R1)
Bijlage 1 Overzicht Vigerende Bestemmingsplannen
Bijlage 1 Overzicht vigerende bestemmingsplannen
Bijlage 2 Overzicht Vrijstellingen
Bijlage 2 Overzicht vrijstellingen
Bijlage 3 Wateradvies
Bijlage 4 Aanwijzing Beschermd Stadsgezicht Hoorn 1970
Bijlage 4 Aanwijzing Beschermd Stadsgezicht Hoorn 1970
Bijlage 5 Aanvulling Beschermd Stadsgezicht Hoorn 1998
Bijlage 5 Aanvulling Beschermd Stadsgezicht Hoorn 1998
Bijlage 6 Historische Kwaliteitskaart Hoorn
Bijlage 6 Historische kwaliteitskaart Hoorn
Bijlage 7 Inventarisatie Horecabedrijven
Bijlage 7 Inventarisatie horecabedrijven