Bedrijventerrein Westfrisia
Bestemmingsplan - Gemeente Hoorn
Vastgesteld op 21-10-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Westfrisia" van de gemeente Hoorn.
1.2 aanbouw:
de toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een woonhuis.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan-huis-verbonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat wordt uitgeoefend in of bij een woning (met inbegrip van aan- en uitbouwen), waarbij de woning in hoofd-zaak haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf waar het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven.
1.7 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.
1.8 atelier:
een complex van ruimten (deels) bedoeld voor het vervaardigen van kunstzinnige producten en voorwerpen, in welke vorm dan ook.
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bed & breakfast:
een bed & breakfast is een overnachtingsmogelijkheid met ontbijt voor kortdurend toeristisch verblijf in een woonhuis.
1.11 bedrijf:
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt.
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte.
1.13 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.14 begane grondlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
1.15 bestaand:
- a. ten aanzien van de bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
- bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan;
- b. ten aanzien van het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan.
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0405.BPWestfrisia-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijgebouw:
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan en vrijstaat van dat hoofdgebouw.
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 carport:
een overkapping, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven geheel of gedeeltelijk afgesloten c.q. afgedekte, en van ten hoogste twee aaneengebouwde wanden voorziene ruimte van lichte constructie, kennelijk slechts bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een voertuig.
1.28 consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten:
het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, niet zijnde een aan-huis-verbonden beroep, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis op de begane grond dan wel op de verdieping met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij het moet gaan om een in bijlage 3, genoemde bedrijfsactiviteit dan wel naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijfsactiviteit.
1.29 daghoreca:
een inrichting, ter ondersteuning van de functie van bedrijventerreinen, winkelgebieden, het struingebied en/of het havenfront, niet zijnde een café/caférestaurant, waarbij de horeca-activiteit het hoofdaandeel van de exploitatie uitmaakt en bestaat uit het verstrekken van alcoholhoudende en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse al of niet gepaard gaande met het verstrekken van kleine eetwaren en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse of elders dan ter plaatse, waarbij de exploitatie ligt tussen 06.00 en 22.00 uur en waarbij de inrichting minimaal vier dagen per week uiterlijk vanaf 11.00 uur 's ochtends geëxploiteerd wordt;
1.30 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.32 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
1.33 duurzame energieopwekking:
voorziening die energie opwekt op een duurzame wijze, waaronder in ieder geval begrepen zonnepanelen, zonnecollectoren/-boiler, energiedaken, windturbines en koude-warmteopslag.
1.34 erf:
de oppervlakte van het bouwperceel voorzover 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw gelegen, niet meegerekend de oppervlakte van het hoofdgebouw.
1.35 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een ‘lichte’ constructie met een overwegend transparante uitstraling.
1.36 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.37 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 gevellijn:
de in een bouwvlak als zodanig aangegeven bouwgrens.
1.39 geluidscherm/geluidreducerende voorziening:
een ander bouwwerk waarvan de plaatsing als doel heeft om het geluid van wegverkeer, railverkeer en/of industrielawaai te verminderen.
1.40 groothandel in smart- en growproducten:
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, ten huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.41 growshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.42 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.43 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.44 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.45 kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch of naar aard gelijk te stellen gebied.
1.46 kap:
een dakconstructie bestaande uit één of meer hellingen.
1.47 kortdurend verblijf:
maximaal zeven aaneengesloten nachten.
1.48 koude-warmteopslag:
een bouwwerk ten behoeve van het opslaan van warmte en/of koude voor verwarming of koeling.
1.49 kringloopwinkel:
een winkel/detailhandel in tweedehandsgoederen.
1.50 logiesverstrekking:
een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening uitsluitend is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies.
1.51 maatvoeringsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak dat binnen een bestemmingsvlak een onderscheid aangeeft tussen bijvoorbeeld gebruik, maximale bouwhoogten, maximaal bebouwingspercentage, maximum aantal wooneenheden e.d.
1.52 nadere eis:
een nadere eis zoals bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.
1.53 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water, en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.54 omgevingsvergunning voor afwijken
een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c en artikel 2.12 eerste lid onder a sub 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.55 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.56 partijverkopen:
detailhandel, al dan niet gerelateerd aan een evenement, in de vorm van partijgoederen, partijhandel, restpartijen, bulkgoederen en/of pallethandel.
1.57 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een aan- of uitbouw bij een hoofdgebouw: de bovenkant van de afgewerkte vloer van het hoofdgebouw;
- d. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.
1.58 perifere detailhandel:
detailhandel buiten het kernwinkelgebied (en wijkwinkelcentra) volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, motoren, fietsen, brommers, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens, sanitair en meubelen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.
1.59 perifere detailhandel in tuininrichtingsartikelen:
een perifere detailhandelsvestiging met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waar voor de aanleg, inrichting en onderhoud van particuliere tuinen, bedrijfsmatig tuingerelateerde producten, materialen, artikelen en dierbenodigdheden voor huisdieren te koop worden aangeboden, al dan niet in combinatie met ondersteunende horeca.
1.60 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.61 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
1.62 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.63 rotor:
het samenstelsel van rotorbladen (ook wel wieken genoemd) en hub (ook wel de neus genoemd) van een windturbine;
1.64 rotordiameter:
de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven;
1.65 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.66 smartshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.67 uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte van een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.68 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.69 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.70 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.
1.71 webwinkel:
een vorm van handel waarbij het showen van de producten en de transactie, volledig online geschiedt. Het ter plaatse afhalen van gekochte goederen is wel toegestaan.
1.72 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.73 windturbine:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van elektriciteit door benutting van windkracht.
1.74 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.75 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm of voor de huisvesting van maximaal vier personen die geen huishouding vormen.
1.76 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.77 zonnecollector/-boiler:
een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van warmte uit zonne-energie.
1.78 zonnepaneel:
een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van elektriciteit met behulp van fotovoltaische panelen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
vanaf enig punt van een bouwwerken tot de (zijdelingse) perceelsgrens.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 bouwhoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.4 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 diepte van een erker:
tussen de gevel van het hoofdgebouw en de buitenzijde van de gevel van de erker.
2.6 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren).
2.9 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 uitzonderingsregel
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 Bedrijvenlijst "Bedrijvenlijst", onder de categorieën 1 tot en met 3.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
- b. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 "Bedrijvenlijst", onder de categorieën 1 tot en met 3.2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
- c. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 "Bedrijvenlijst", onder de categorieën 1 tot en met 4.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
- d. productiegebonden detailhandel;
- e. bestaande perifere detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel in meubelen;
- f. bestaande kringloopwinkels met een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 250m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'kringloopwinkel' geen beperking van de oppervlakte geldt;
- g. webwinkels;
- h. verkooppunt motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
- i. productie-/bedrijfsgebonden kantoren behorende bij de bedrijven genoemd onder a. t/m c.;
- j. bestaande zelfstandige kantoren, met dien verstande dat:
- 1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 150 m2 per kantoor; en:
- 2. een kantoor uitsluitend op de verdieping van een bedrijfsgebouw is toegestaan;
- 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens bestaande kantoren zijn toegestaan, groter dan 150 m² en al dan niet gelegen op de beganegrondlaag van bedrijfsgebouwen;
- k. daghorecabedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- l. bestaande commerciële sportvoorzieningen, fitnesscentra en dansscholen en naar aard daarmee vergelijkbare voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
- m. bij deze bestemmingen behorende bedrijfsgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- n. geluidschermen, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
- o. wegen en paden;
- p. water;
- q. nutsvoorzieningen;
- r. parkeervoorzieningen;
- s. tuinen, erven en terreinen;
- t. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de zuidoriëntatie van bebouwing, dakhellingen, nokrichtingen en onderlinge oriëntatie van bebouwing ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van passieve en actieve zonne-energie.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het straat- en bebouwingsbeeld, de aangrenzende woongebieden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
- a. 3.2.1 onder b. in het belang van optimalisering/intensivering van het ruimtegebruiken met dien verstande, dat:
- 1. het bebouwde oppervlakte wordt vergroot tot ten hoogste 80% van het perceel;
- 2. er voldoende parkeerruimte op eigen terrein behouden blijft;
- b. 3.2.1 onder c. in het belang van optimalisering/intensivering van het ruimtegebruik met dien verstande, dat de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste:
- 1. 12 m, indien ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' 8 m is aangegeven;
- 2. 15 m, indien ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' 12 m is aangegeven;
- c. 3.2.3 onder b. in het belang van optimalisering/intensivering van het ruimtegebruiken met dien verstande, dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12 m.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels voor het gebruik:
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
- a. 3.1 onder j., en toestaan dat de bedrijfsvloeroppervlakte van kantoren wordt vergroot tot ten hoogste 250m²;
- b. 3.1 onder k., met dien verstande, dat ten westen van de Oostergouw maximaal één daghorecavestiging is toegestaan met een bedrijfsoppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- c. 3.1 onder e., f., j. en l. en nieuwe vestigingen van deze functies toestaan, met dien verstande, dat wordt voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in Bijlage 1 "Parkeernormen";
- d. 3.5.4 onder a. en toestaan dat niet aan de parkeernormen moet worden voldaan, indien inzichtelijk wordt gemaakt dat voor de betreffende functie een lagere parkeerbehoefte bestaat.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. maximaal één gebouw is toegestaan, tot een oppervlakte van 20 m²;
- b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte, indien geen hoogte is aangegeven mag de bouwhoogte maximaal 3,5 m bedragen;
- c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeerssituatie;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenstroken en beplanting;
- b. waterlopen en waterpartijen;
- c. paden;
- d. sloten en bermen;
- e. parkeervoorzieningen en perceelontsluitingen,
met de daarbij behorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en overeenkomstig de navolgende regels:
- a. uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeerssituatie;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. penitentiaire inrichtingen;
met de daarbij behorende:
- b. voorzieningen, zoals fietsenstallingen;
- c. wegen en paden;
- d. water;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
- a. 6.2.1 onder a., met dien verstande, dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd ten behoeve van de bouw van voorzieningen ten dienste van de penitentiaire inrichting met dien verstande, dat:
- 1. ten hoogste 5 % van de gronden buiten het bouwvlak worden bebouwd;
- 2. de oppervlakte per gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
- 3. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 3 m bedraagt;
- b. 6.2.2 onder a., met dien verstande, dat de bouwhoogte van beveiligingsmuren ten hoogste 7 m mag bedragen.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten;
- b. paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. sloten, bermen en beplanting,
met de daarbij behorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en overeenkomstig de navolgende regels:
- a. uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 10 m bedragen, behalve terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m mag bedragen.
Artikel 8 Verkeer - Railverkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorbanen;
- b. spoorwegvoorzieningen;
- c. een loods ten behoeve van het materieel van de Museumstoomtram Hoorn-Medemblik;
- d. geluidsreducerende voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. wegen en straten;
- f. groenvoorzieningen;
- g. sloten, bermen en beplanting;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en overeenkomstig de navolgende regels:
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder het opslaan van andere goederen dan ten behoeve van de Museumstoomtram.
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;
met daarbij behorende;
- b. oevers en kaden;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. kunstwerken, waaronder ook dammen, duikers, beschoeiingen en bruggen;
- e. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en overeenkomstig de navolgende regels:
- a. uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een goede waterhuishouding;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Wonen - Lintbebouwing
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Lintbebouwing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit of een bed & breakfast;
- b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met de daarbijbehorende:
- c. tuinen en erven;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 10.2.4 sub a in die zin dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 3 m achter dan wel in de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
- b. het bepaalde in lid 10.2.4 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen mag worden vergroot met ten hoogste 30 m², mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de huisvesting van minder validen;
- c. het bepaalde in lid 10.2.4 sub d in die zin dat de breedte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping wordt vergroot, mits de breedte ten hoogste 1 m minder breed is dan de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de breedte van de aan- of uitbouw of de overkapping niet meer dan 6 m mag bedragen;
- d. het bepaalde in lid 10.2.4 sub e in die zin dat de kap van een aan -of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw wordt verhoogd;
- e. het bepaalde in lid 10.2.4 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping wordt vergroot tot ten hoogste 6 m.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit zodanig dat:
- 1. het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast;
- 2. de maximale bedrijfsvloeroppervlakte (met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen) meer dan 20 m² bedraagt;
- 3. de activiteit niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- 4. er sprake is van detailhandels- en/of horeca-activiteiten;
- 5. de activiteit een zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat verkeersoverlast of verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn;
- 6. onevenredige afbreuk plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 7. het woongenot en de privacy van omwonenden onevenredig wordt geschaad;
- 8. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, horecadoeleinden en/of bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep, een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit of een bed & breakfast;
- d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
- e. het gebruik van gronden en het woonhuis voor een bed & breakfast zodanig dat:
- 1. er geen sprake is van kortdurend verblijf;
- 2. het maximale vloeroppervlak meer dan 40% bedraagt van het totale vloeroppervlak van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen voor een bed & breakfast waarbij het maximum van 50 m2 wordt overschreden;
- 3. een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruik als een bed & breakfast;
- 4. er onevenredige afbreuk plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 5. er onevenredige afbreuk plaatsvindt van het woongenot en de privacy van omwonenden;
- 6. aan meer dan 4 volwassenen bedrijfsmatig nachtverblijf wordt aangeboden;
- 7. de activiteit niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis;
- 8. de woning niet door de hoofdgebruiker wordt bewoond en de hoofdgebruiker niet aanwezig te is tijdens het nachtverblijf;
- 9. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering functioneert als een zelfstandige woning;
- 10. een aparte kookgelegenheid aanwezig is;
- 11. er niet geparkeerd wordt op eigen erf, tenzij in de onmiddellijke nabijheid voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
Artikel 11 Leiding - Hoogspanning
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Hoogspanning’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer en het onderhoud van een ondergrondse hoogspanningsverbinding.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en de hoogte niet wordt vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen en de veiligheid van de betrokken verbinding niet worden geschaad, en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder, bij een omgevingsvergunning afgeweken worden van het bepaalde in sublid 11.2.1 en toestaan dat gebouwen worden gebouwd.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Leiding - Riool
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer en het onderhoud van een rioolpersleiding.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en de hoogte niet wordt vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen en de veiligheid van de betrokken verbinding niet worden geschaad, en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder, bij een omgevingsvergunning afgeweken worden van het bepaalde in sublid 12.2 en toestaan dat gebouwen worden gebouwd.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Leiding - Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer en het onderhoud van een waterleiding.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en de hoogte niet wordt vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen en de veiligheid van de betrokken verbinding niet worden geschaad, en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder, bij een omgevingsvergunning afgeweken worden van het bepaalde in sublid 13.2 en toestaan dat gebouwen worden gebouwd.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
14.2 Bouwregels
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Archeologie 4
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
15.2 Bouwregels
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Archeologie 5
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
16.2 Bouwregels
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
18.1 Veiligheidszone - LPG
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;
- c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat antenne-installaties en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op gebouwen worden geplaatst, mits:
- 1. de bouwhoogte van het betreffende bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten hoogste 5 m gemeten vanaf de voet, mag bedragen;
- 2. wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot zendmasten;
- d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40 m, mits wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot zendmasten;
- e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak bedraagt;
- 2. de bouwhoogte leidt tot een hoogte die ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- f. de regels en toestaan dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, mits:
- 1. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 3 m zal bedragen;
- 2. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 15 m² zal bedragen.
- g.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
- a. indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
- b. de onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
- 1. indien de afmetingen van een haaks parkeervak ten minste 2,5 m bij 5 m bedragen waarbij het parkeervak met 0,35 m verlengd of verbreed moet worden indien het vak op de korte zijde dan wel aan de lange zijde grenst aan een harde wand zoals een hek, schutting of muur;
- 2. indien de afmetingen van een langsparkeervak ten minste 2 m bij 6 m bedragen waarbij het parkeervak met 0,35 m verbreed moet worden indien het vak op de lange zijde grenst aan een harde wand als een hek, schutting of muur;
- 3. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 5 m bedragen;
- c. bij het stellen van een nadere eis worden de parkeernormen die zijn genoemd in Bijlage 1 "Parkeernormen" gehanteerd;
- d. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- b. het storten van puin en/of het lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. de stalling en/of de opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van smart- en growshops;
- g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen, met uitzondering van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties met een laag hinderniveau en, indien daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning of ontheffing is vereist, deze is verleend;
- h. het gebruik van gronden en bouwwerken waardoor een parkeerbehoefte ontstaat waarmee niet wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 1 "Parkeernormen", met uitzondering van het bestaande gebruik waarbij minimaal de bestaande parkeervoorzieningen dienen te worden gehandhaafd, indien niet wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 1 "Parkeernormen".
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van het aangrenzende woongebied, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, het plan wijzigen in die zin dat:
- a. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- b. bestemmings- c.q. bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken
23.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 24 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Westfrisia.
Bijlage 1 Parkeernormen
Bijlage 2 Bedrijvenlijst
Bijlage 3 Lijst Van Consumentverzorgende Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Lijst van consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek V8
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek V8
Bijlage 2 Aanvullend Akoestisch Onderzoek Woningen Dorpsstraat
Bijlage 2 Aanvullend akoestisch onderzoek woningen Dorpsstraat
Bijlage 3 Beoordeling Rud Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Beoordeling RUD akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Beoordeling Rud Onderzoeksaspecten
Bijlage 4 Beoordeling RUD Onderzoeksaspecten
Bijlage 5 Watervergunning
Bijlage 6 Ecologische Beoordeling
Bijlage 6 Ecologische beoordeling
Bijlage 7 Ecologische Beoordeling Herinrichtingsplan Moeijes
Bijlage 7 Ecologische beoordeling herinrichtingsplan Moeijes
Bijlage 8 Ecologisch Activiteitenplan
Bijlage 8 Ecologisch activiteitenplan
Bijlage 9 Toekenning Onheffing Ffw
Bijlage 9 Toekenning onheffing Ffw
Bijlage 10 Ecologische Beoordeling Museumstoomtram
Bijlage 10 Ecologische beoordeling Museumstoomtram
Bijlage 11 Archeologisch Pre-advies Museumstoomtram
Bijlage 11 Archeologisch Pre-advies Museumstoomtram
Bijlage 12 Archeologische Quickscan Parkeerplaats Moeijes
Bijlage 12 Archeologische quickscan Parkeerplaats Moeijes