Buitenwijken
Bestemmingsplan - gemeente Huizen
Vastgesteld op 07-11-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze planregels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitenwijken van de gemeente Huizen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0406.BPBUITENWK2012-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan - en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd of te bouwen gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw) dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 archeologisch deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.
1.11 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.12 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.13 bebouwd oppervlak
deel van het horizontale vlak van een bouwvlak op maaiveldniveau dat is bebouwd of overbouwd.
1.14 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de omvang aangeeft van het deel van een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.15 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.16 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.17 bedrijf aan huis
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van een kleinschalig en/of ambachtelijk bedrijf aan huis, geheel of overwegend door handwerk, met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen, waarbij de aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is.
1.18 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.19 bed & breakfast
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de woonfunctie. Onder een bed and breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.20 beroep aan huis
het uitoefenen van een beroep aan huis of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, (para) medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen terrein, met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.21 bestaande afstands-, dakhelling, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.22 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.25 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.26 bijgebouw
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw zoals een carport, garage, berging of hobbyruimte.
1.27 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.28 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.29 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelders, souterrains, kappen en dakopbouwen.
1.30 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
1.31 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.32 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.33 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.34 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.35 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.36 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.37 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.38 erker
een uitbouw van ondergeschikte betekenis op de begane grond waarvan de wanden, met uitzondering van de borstwering, door vensters worden gevormd.
1.39 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.40 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 hondenuitlaat (opvang-)service
een tijdelijke opvangplaats voor maximaal 25 huisdieren (inclusief eigen honden), waar het dier na verloop van tijd weer wordt opgehaald door de eigenaren, bijvoorbeeld aan het einde van de dag of na vakantie.
1.43 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.44 huishouden
een zelfstandige bewoning in gezinsverband waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid.
1.45 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.46 kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid ten geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.47 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.48 kwekerij
de teelt van gewassen.
1.49 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.50 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.51 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.52 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.53 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.54 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en van ten hoogste één wand.
1.55 parkeerplaats
een al dan niet gebouwde voorziening ten behoeve van het parkeren van een auto, met een breedte en lengte zoals voorgeschreven in het ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, CROW 2004, artikel 12.2.15 tot en met 12.2.22.
1.56 peil
- bij op te richten hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen: het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens (ter plaatse van de hoofdtoegang) vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand van het gebouw en de perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
- bij op te richten bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
- bij te veranderen, uit te breiden en/of gedeeltelijk te vernieuwen gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
- bij een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct grenst aan de openbare weg: de hoogte van de weg ter plaatse van de perceelgrens;
- bij een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat niet direct grenst aan de openbare weg: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.57 praktijkruimte
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het uitoefenen van een beroep aan huis.
1.58 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.59 recreatiewoning
een gebouw, dat periodiek dient als verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.60 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.61 sekswinkel
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch – pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht.
1.62 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, reclamezuilen of -vitrines, gasregelkastjes, schakelkastjes, brandkranen, straatverlichtingpalen, bloembakken, zitbanken, parkeermeters, stadsplattegronden, verkeerszuilen, brievenbussen, richtingaanwijzers, bushalte-aanduidingen, verkeerslichten, verkeerslichtinstallaties, verkeerstekens, bewegwijzeringen, brandmelders, rijwielstandaards of -klemmen, papierbakken, spelstimulerende objecten, speeltoestellen, reddingsmateriaal en glasbakken.
1.63 verblijfsrecreatieve voorzieningen
een voorziening ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of andere recreatieverblijven ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.64 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.65 voorgevelrooilijn
de voorgevelrooilijn is de lijn die, evenwijdig aan de weg, de voorgevel raakt.
1.66 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.67 woning
een complex van ruimten ten behoeve van een huishouden (zie 1.44).
1.68 wooneenheid
onder het begrip wooneenheid wordt voor de werking van de bestemmingsplan verstaan een woning.
1.69 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
1.70 zorgwoning
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kunnen afzonderlijke ruimten ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale dakvlak.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, bouwdelen als goten van dakkapellen en dakopbouwen e.d. niet meegerekend. Bij een platte afdekking van een hellend dak wordt de bovenzijde van het hoogste constructiedeel van dat dak als goothoogte aangemerkt.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
2.9 ondergeschikte bouwdelen
- a. bij de meting van bouwhoogte en goothoogte worden ondergeschikte bouwdelen, waarvan de grootste horizontale doorsnede minder dan 1m x 1m bedraagt, niet meegerekend.
- b. de hierna te noemen ondergeschikte bouwdelen mogen de bebouwingsgrenzen overschrijden:
- 1. met 0,2 m voor afvoerpijpen, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwdelen;
- 2. met 0,75 m voor goot- en kroonlijsten, dakoverstekken en niet n het gevelvlak liggende schoorstenen;
- 3. met 1,5 m voor balkons, luifels en dergelijke;
- 4. met 1,0 m voor erkers, mits deze niet breder zijn dan 4,0 m, niet hoger zijn dan de eerste bouwlaag, de afstand van de erker tot het openbaar gebied minimaal 3,5 m bedraagt, bij erkers aan de zijkant van de woning de afstand tussen de erker en de zijerfgrens minimaal 2,0 m bedraagt en bij een erker aan de zijkant van de woning de afstand tussen de voorzijde van de erker en de zijerfgrens minimaal 2 meter bedraagt.
- bij een erker aan de zijkant van de woning de afstand tussen de voorzijde van de erker en de zijerfgrens minimaal 2 meter bedraagt;
- c. de bouwhoogte van een gebouw mag met maximaal 3,0 m worden overschreden t.b.v. slanke bouwdelen, zoals schoorstenen en ten behoeve van antennes en antennemasten met ten hoogste 5 m.
- d. de bouwhoogte van een gebouw mag tot maximaal 5,0 m worden overschreden ten behoeve van elementen zoals lift- en strappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties en lichtkappen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbrekerij': een puinbrekerij met SBI-code 383202 uit ten hoogste categorie 4.2 van de StandaardSvB;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - steenfabriek': een steenfabriek met SBI-code 233 uit ten hoogste categorie 4.1 van de Standaard SvB;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, verhardingen, opslag van bouwmaterialen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
- b. opzichzelfstaande detailhandel of kantoren zijn niet toegestaan;
- c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- e. activiteiten uit kolom 1 van de bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- f. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 8 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. openbare nutsvoorzieningen;
- b. bij deze bestemming behorende groenvoorzieningen en verhardingen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
- c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5,5 m;
- d. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 5 Bos
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. paden;
- c. water;
- d. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor parkeren.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. openbare en/of gemeenschappelijke groenvoorzieningen;
- b. (on)verharde fiets- en voetpaden;
- c. singels en waterpartijen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. bij deze bestemming behorende verhardingen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt ten hoogste 9 m;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 7 Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - studio': tevens gebouwen ten behoeve van audiovisuele doeleinden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': tevens een theater;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een ondergrondse parkeergarage;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op het perceel voorkomende monumentale en/of cultuurhistorische waardevolle gebouwen;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijsdoeleinden;
- b. sociaal-culturele doeleinden;
- c. levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden;
- d. sociaal-medische doeleinden;
- e. kinderopvang;
- f. verenigingen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvanginstallatie': tevens een zendinstallatie;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, verhardingen en water.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 9 Natuur
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur-, cultuur- en landschapswaarden.
- b. bij deze bestemming behorende groenvoorzieningen en paden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot'; de berging en het depot van grond en tevens voor werkterreinen ten behoeve van grond.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kampeerterrein ten hoogste 125 kampeermiddelen en één bedrijfswoning;
- b. bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, parkeerplaatsen en andere verhardingen, groen, waterpartijen en kampeermiddelen en recreatieterreinen.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 11 Tuin
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en erven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – hondenuitlaat (opvang-)service': tevens een hondenuitlaat (opvang-)service;
- c. bij deze bestemming behorende groenvoorzieningen, waterpartijen en verhardingen, en parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
11.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeerswegen waaronder gebiedsontsluitingswegen, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en standplaatsen voor de ambulante handel, waarbij geldt dat gebiedsontsluitingswegen tevens hoofdroutes zijn voor nood- en hulpdiensten;
- b. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, geluidswerende voorzieningen, duikers en bruggen ten behoeve van waterlopen, openbaar vervoersvoorzieningen, waaronder bijvoorbeeld abri's en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die behoren tot het straatmeubilair of kunstobjecten.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 15 m² worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 18 m;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m.
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten en straten met een beperkte verkeersfunctie, met de daarbij behorende voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterpartijen en geluidwerende voorzieningen;
- b. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, speelvoorzieningen, duikers en bruggen ten behoeve van waterlopen, voorzieningen ten behoeve van nutsdoeleinden, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde die behoren tot het straatmeubilair of kunstobjecten.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 15 m2 worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 9 m;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. de waterhuishouding;
- c. waterlopen en waterpartijen en de daarbij behorende groenvoorzieningen;
- d. verhardingen voor zover gelegen onder en nabij bruggen als bescherming van het talud;
- e. beschoeiingen en andere oeverbeschermingen;
- f. bruggen, duikers, stuwen en dergelijke;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van een monumentale en/of cultuurhistorische waardevolle brug.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 meter.
Artikel 15 Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, daaronder begrepen beroep-aan-huis;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor en dienstverlening;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – hondenuitlaat (opvang-)service': tevens een hondenuitlaat (opvang-)service;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op het perceel voorkomende monumentale en/of cultuurhistorische waardevolle gebouwen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend een garage;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': is uitsluitend een recreatiewoning toegestaan;
- g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning': zorgwoningen;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, verhardingen en water.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.4 voor de bouwhoogte van een antennemast ten behoeve van radio-zendamamateurs tot ten hoogste 3 meter boven de aanwezige bouwhoogte van de omliggende hoofdgebouwen, mits dit geen onaanvaardbare zichthinder voor aangrenzende percelen oplevert.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 onder a ten behoeve van zorgwoningen, met dien verstande dat:
- a. een zorgwoning uitsluitend in het hoofdgebouw is toegestaan;
- b. per hoofdgebouw sprake is van ten hoogste één zorgwoning;
- c. de uitstraling van het hoofdgebouw als gevolg van de zorgwoning niet wijzigt;
- d. de afwijking niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruikswaarden van omliggende percelen.
Artikel 16 Leiding - Gas
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding. In geval van strijdigheid gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' voorrang krijgt.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 17.2 onder b. middels een omgevingsvergunning indien:
- a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Waarde - Archeologie - 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
- b. Het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 100 m² dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
- b. Het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 500 m² dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 3
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
- b. Het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- 3. een bouwwerk met oppervlakte groter dan 2.500 m² dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
21.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
- a. als standplaats voor onderkomens;
- b. voor het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen en onderdelen daarvan;
- c. als opslag-, stort, of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen stoffen of producten, behoudens indien en voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. gebruik van (vrijstaande) aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- e. voor seksinrichtingen, escortbedrijven en sekswinkels
21.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels, zoals genoemd in 21.1, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
22.1 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikelen 8, 10 en 15 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:
- a. het gebruik mag uitsluitend uitgeoefend worden door de bewoner(s) van de woning;
- b. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
- c. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
1. geen afwijking mogelijk is voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder de
werking van de Wet Milieubeheer vallen;
2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelig beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
- e. geen detailhandel plaatsvindt.
22.2 Geringe afwijkingen
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
22.3 Nutsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor het bouwen van nutsvoorzieningen met een maximumoppervlakte van 20 m² en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag zijn, alsmede voor het bouwen van ondergrondse containers (met de daarbij behorende bovengrondse inworpzuilen) voor de opvang van huishoudelijk- en/of bedrijfsafval.
22.4 Mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.1, en worden toegestaan dat een bijgebouw, aan- en uitbouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
- a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit oogpunt van mantelzorg;
- b. er sprake moet zijn van afhankelijke woonruimte binnen toegestane bebouwing;
- c. de oppervlakte van voor mantelzorg in gebruik te nemen bijgebouwen (aan- en uitbouwen daaronder begrepen) niet meer dan 50 m² mag bedragen.
- d. bij grote(re) kavels vanaf 5.000 m2 die oppervlakte vermeerdert kan worden met 10% van de overmaat (boven 50 m²) tot een oppervlakte van niet meer dan 80 m²;
- e. een voor mantelzorg in gebruik te nemen bijgebouw moet zijn gelegen binnen een straal van 10 meter van de dichtstbijzijnde zij- of achtergevel van het hoofdgebouw en mag niet zijn gesitueerd voor de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw;
- f. bewoning van het bijgebouw wordt direct beëindigd nadat de mantelzorgbehoefte is komen te vervallen indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aantoonbaar of aanwezig is;
- g. geen sprake mag zijn van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
22.5 Afwijking nieuwe woning Beukenlaan
Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied' kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bestemmingsplan voor de bouw van één woning aan de Beukenlaan, met dien verstande dat:
- a. er mag maximaal 1 woning gerealiseerd worden;
- b. het bouwvlak mag een maximale oppervlakte van 300 m² hebben;
- c. de minimale afstand tussen het bouwvlak en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 10 meter;
- d. het bouwvlak moet gesitueerd worden op gronden met de bestemming 'Wonen';
- e. de afstand van het bouwvlak tot de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied bedraagt ten minste 20 meter en ten hoogste 50 meter;
- f. de bouw van een woning doet geen afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies.
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen ten behoeve van de realisering van twee woningen, onder voorwaarden:
- a. de afstand van de woning tot een zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 5 meter te bedragen, terwijl de som van de afstanden per woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen tenminste 24 meter dient te bedragen;
- b. bij de wijziging de bestemming Wonen wordt toegekend op en achter de woning, de bestemming Tuin voor de daarvoor gelegen gronden, waar op de bepalingen van de artikelen 11 en 15.
- c. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid dient bij de situering van de bestemming Wonen rekening gehouden te worden met de omliggende woonbebouwing.
Artikel 24 Overige Regels
24.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de planregels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
24.2 Parkeren
- a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 19 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling:
functie | oprichting/vergroting/verandering |
1. praktijkruimten | 1 parkeerplaats per 20 m² bvo |
2. maatschappelijke doeleinden | 1 parkeerplaats per 35 m² bvo |
3. bedrijven | 1 parkeerplaats per 50 m² bvo |
4. kantoren | 1 parkeerplaats per 40 m² bvo |
5. dienstverlening | 1 parkeerplaats per 40 m² bvo |
6. kampeerterrein | 1,3 parkeerplaats per standplaats |
7. wonen | 1,4 parkeerplaats per woning indien de maximale bruto-oppervlakte van de woning 80 m² bedraagt en 1,8 parkeerplaats per woning indien de maximale bruto-oppervlakte meer dan 80 m² bedraagt |
- b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens lid 24.2 onder a, worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijnde, of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
- c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
- d. indien bij de eindberekening het aantal parkeerplaatsen uitkomt op een halve of meer, dan vindt de afronding naar boven plaats. Minder dan een halve wordt naar beneden afgerond;
- e. voor niet onder lid 24.2 onder a genoemde functies geldt de parkeernorm zoals opgenomen in parkeerkencijfers – CROW 2012, publicatie 317. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'reeds bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'; vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
- f. het bepaalde in lid 24.2 onder a is niet van toepassing indien het gebruik niet wijzigt en de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m² brutovloeroppervlakte, dan wel maximaal 10% van de totale brutovloeroppervlakte indien die totale brutovloeroppervlakte niet meer is dan 1000 m²; indien:
- g. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien;
- h. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 onder a, indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge lid 24.2 onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
- i. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.2 onder a, indien op grond van de parkeernorm, zoals opgenomen in de parkeerkencijfers – CROW 2012, publicatie 317, een minder aantal parkeerplaatsen is vereist. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en de van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
- j. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.2 onder a, indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor het bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan.
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijking verlenen van het gestelde onder a van dit lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 2. Het gestelde onder a van dit lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruikt luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee strijdig is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het gestelde in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het gestelde in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het gestelde in dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 26 Slotregel
26.1 Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitenwijken
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Huizen van 7 november 2013.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt ten zuidwesten en ten zuidoosten van de kern Huizen en grenst aan de gemeenten Naarden, Bussum en Blaricum. Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de bebouwde gebieden in het landelijk gebied van Huizen. Het plangebied wordt vooral omgeven door (beschermde) natuurgebieden. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging van het plangebied
1.2 Aanleiding En Doelstelling
Het bestemmingsplan 'Buitenwijken' is op 5 september 1996 door de gemeenteraad vastgesteld. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar en dat bestemmingsplannen die voor 2003 zijn vastgesteld, uiterlijk 1 juli 2013 actueel en digitaal beschikbaar moeten zijn. Het vigerende bestemmingsplan dient geactualiseerd en gedigitaliseerd te worden. De belangrijkste doelen van deze actualisatie zijn:
- het afstemmen van bestemmingsregelingen op actueel beleid en wet- en regelgeving;
- het streven naar rechtszekerheid en klantgerichtheid; dat wil zeggen het vaststellen van voor burgers duidelijke, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde plannen.
1.3 Vigerende Regelingen
Het vigerende bestemmingsplan Buitenwijken is door de gemeenteraad van Huizen op 5 september 1996 vastgesteld en op 6 juli 1999 door Gedeputeerde Staten (grotendeels) goedgekeurd. Het bestemmingsplan is later op onderdelen herzien ('1e partiële herziening bestemmingsplan Buitenwijken'). De herziening voorziet in een reparatie van de onderdelen van het bestemmingsplan 'Buitenwijken' waaraan goedkeuring is onthouden. Daarnaast zijn bij de 1e partiële herziening de plankaarten aangepast aan de hand van eerder verleende vrijstellingen en zijn de regels op verschillende punten aangepast. De herziening is op 22 april 2010 vastgesteld en werd op 27 oktober 2010 onherroepelijk.
Het voorgaande bestemmingsplan is voor grote delen consoliderend van aard en gaat uit van het bestaande ruimtegebruik (geen verdichting). De juridische regeling voldoet nog steeds voor het overgrote deel. Het onderhavige bestemmingsplan is dan ook vooral gericht op het actualiseren van de regeling, waarbij wordt aangesloten op recent beleid van de gemeente en andere recent opgestelde bestemmingsplannen.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 komt allereerst het beleidskader aan bod. In hoofdstuk 3 is de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied opgenomen en zijn voorts de uitgangspunten voor het plangebied weergegeven. De sectorale (onderzoeks)aspecten zijn beschreven in hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten verkeer, milieu, water en ecologie. In hoofdstuk 5 is de juridische planbeschrijving weergegeven. In dit hoofdstuk is de wijze van bestemmen uiteen gezet. Tevens wordt per artikel een beschrijving gegeven van de planregels en de bestemmingen. Hoofdstuk 6 behandelt tot slot de handhaving, economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR is in maart 2012 vastgesteld. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.
Daarnaast verstevigt de SVIR het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt blijft. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral de gemeente.
De SVIR geeft wel aan dat unieke cultuurhistorische waarden moeten worden geborgd. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet hieraan. De cultuurhistorische waarden worden in het plangebied geborgd.
Enkele in de SVIR beschreven beleidskeuzes hebben betrekking op de Ecologische Hoofdstructuur. De Ecologische Hoofdstructuur is in de structuurvisie aangewezen. Voor het plangebied is dit relevant aangezien het plangebied voor een klein deel is aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur. Het betreft gronden van de Warandebergen en Bikbergen. Het onderhavige bestemmingsplan heeft als doel het waarborgen van unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden in het plangebied. Hierdoor wordt een leefbare omgeving behouden.
De SVIR staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
AMvB Ruimte (2012)
De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, worden geborgd in de AMvB Ruimte. Deze AMvB wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met de AMvB Ruimte geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Gezien de ligging van het plangebied en de aard van het plan (conserverend) vormt het rijksbeleid geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Modernisering Monumentenzorg (2012)
Het Rijk heeft per 1 januari 2012 de monumentenzorg gemoderniseerd. Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar het monumentenstelsel kan op een aantal belangrijke punten worden verbeterd. Belangrijk uitgangspunt voor de moderne monumentenzorg is dat burgers (eigenaren en particulier initiatief) betere participatie mogelijkheden krijgen. Daarnaast wordt de monumentenzorg meer gebiedsgericht en ontwikkelingsgericht.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2010)
In de structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld 2010) geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.
In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.
- 1. Ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad.
- 2. Duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen.
- 3. Klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
Door globalisering, klimaatveranderingen en demografische veranderingen, kiest de provincie Noord-Holland ervoor om mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook om bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de provincie het landelijke gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen, speelt ze in op de bevolkingskrimp op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied realiseren van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houden ze de voeten droog. Door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodem-fysieke kwaliteiten, blijft de provincie bijzonder aantrekkelijk om in te wonen, in te werken en om te bezoeken.
Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard waarbij de focus ligt op het behoud van het karakter en de identiteit van het plangebied. Dit uitgangspunt is in lijn met het provinciale beleid.
Provinciale ruimtelijke verordening (2010)
Provinciale Staten hebben de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie van Noord-Holland op 21 juni 2010 vastgesteld. De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. In dit uitvoeringsprogramma is aangegeven voor welke onderdelen van beleidsdoelstellingen (provinciale belangen) uit de Visie de verordening als algemene regel noodzakelijk is voor de doorwerking van het provinciale ruimtelijke beleid. Uitgangspunt is dat de provincie niet meer regelt dan strikt noodzakelijk. Waar sectorale regelgeving voldoende werd geacht, is geen regeling opgenomen in de ruimtelijke verordening. Voor de inzet van de verordening is het nodig dat:
- de provincie zich verantwoordelijk acht voor de doorwerking van het provinciale belang;
- het belangen betreffen die generiek van aard zijn dus voor alle- of in ieder geval een groot aantal- gemeenten eenduidige normstelling vragen ten behoeve van ontwikkeling van hun planologisch beleid;
- regeling in bestemmingsplannen, omgevingsvergunningen of beheersverordeningen mogelijk is en;
- het niet gaat om tijdelijke situaties.
Het plangebied is voor het overgrote deel gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied (BBG-contour) zoals aangegeven in de verordening. Het betreft met name de woonpercelen en de andere bebouwde percelen. Er vallen ook delen van het plangebied buiten het bestaand bebouwd gebied. Hier (buiten de BBG) zijn echter geen ontwikkelingen gepland.
Tot voor kort moesten gemeenten een ontheffingsverzoek bij de provincie indienen voor de bouw van woningen buiten bestaand bebouwd gebied (BBG-contour). Vanaf 1 oktober 2012 is echter de Wet ruimtelijke ordening gewijzigd en kunnen er geen ontheffingen meer worden verleend door de provincie. De gemeenten hoeven geen ontheffingsverzoek meer in te dienen, maar moeten nu zelf beoordelen of ze binnen de afwijkingsregels blijven. Gemeenten moeten de nut en noodzaak van de beoogde woningbouw kunnen aantonen.
Voorts blijkt het plangebied deels binnen de Ecologische hoofdstructuur te zijn gelegen waarmee in het onderhavige bestemmingsplan rekening wordt gehouden. Uit de verordening vloeien verder geen specifieke aandachtspunten voor het in hoofdzaak consoliderend bestemmingsplan voort.
Provinciale Milieuverordening (2011)
In de Provinciale Milieuverordening staan specifieke milieuregels voor de provincie. Deze regels gaan onder andere over milieubeschermingsgebieden (waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, aardkundige monumenten en stiltegebieden). Op basis van deze regels verleent de provincie ontheffingen ten aanzien van aardkundig monumenten.
Een groot deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het stuwwallengebied en is derhalve aangewezen als aardkundig monument en aardkundige waarden. Dit stuwwallengebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van dekzanden en stuifduinen. Dit gebied is de meest reliëfrijke – veel hoogte verschillen in het landschap – van Noord-Holland. In dit stuwwallengebied komen verschillende podzolgronden voor. In de bovenste meter van het zandig gebied is nog geen sprake van bodemvorming. Delen van het plangebied zijn ook aangewezen als Grondwaterbeschermingsgebied. Bescherming van deze gronden (aardkundig monument/waarden en grondwaterbeschermingsgebied) is geregeld in de Provinciale Milieuverordening.
Regionale woonvisie Gooi en Vechtstreek (2008)
De negen gemeenten uit het Gewest Gooi en Vechtstreek vertegenwoordigd in de Regionale Volkshuisvestingscommissie hebben samen een Regionale Woonvisie opgesteld. In de woonvisie wordt het gezamenlijke toekomstbeeld voor de regio voor de komende jaren geschetst. De kern-ambities van de regionale woonvisie zijn:
- 1. een economisch en sociaal vitale regio, ook op de lange termijn;
- 2. meer beweging en meer keuze op de woningmarkt in het algemeen, en meer kansen voor mensen die het lastig hebben op de woningmarkt, in concreto jongeren, jonge gezinnen en ouderen die zorg nodig hebben;
- 3. diversiteit aan woonmilieus in de regio behouden en versterken met behoud van het groene karakter;
- 4. de Gooi en Vechtstreek onderscheidt zich als regio waar ruimte is voor het zoeken naar en uitvoeren van vernieuwende oplossingen op het gebied van wonen.
Er zijn drie strategieën onderscheiden die de regio in gaat zetten om deze ambities te verwezenlijken:
- 1. focus op mensen met minder kansen op de woningmarkt, met name jongeren, jonge gezinnen van 30-45 jaar, en mensen die wonen met zorg combineren;
- 2. creëren van een gedifferentieerde woonaanbod door het stimuleren van dynamiek op de woningmarkt, zowel door innovatief bouwen en herstructureren, als door het optimaliseren van de mogelijkheden die de bestaande voorraad biedt;
- 3. inzet van vernieuwende en creatieve instrumenten en ideeën.
2.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Huizen 'Haven van 't Gooi' (2011)
Voor het gehele grondgebied van de gemeente heeft de gemeenteraad een structuurvisie vastgesteld: structuurvisie Huizen ‘Haven van ’t Gooi’ van november 2011. De structuurvisie geeft geen geheel nieuwe thema's, visies of ontwikkelingen aan. Temeer niet omdat Huizen geen mogelijkheden meer heeft om uit te breiden en er ook binnen het gebouwde gebied geen grote inbreidingmogelijkheden zijn, anders dan die al in voorbereiding of ontwikkeling zijn. Voor de ruimtelijke structuur van Huizen zijn het Oude Dorp als levendig en historisch hart, de kustzone met de havens als recreatieve trekker en de nog te ontwikkelen verbinding daartussen essentieel. Deze gebieden met hun onderlinge samenhang vormen de dragende structuur voor de ambitie van Huizen om 'een levendig dorp aan het water' te zijn (zie ook de toekomstvisie)
Toekomstvisie Huizen (2007)
In de toekomstvisie, 'een levendig dorp aan het water', ambieert de gemeente Huizen een levendig woon- en leefklimaat met een sfeervol en gezellig dorpscentrum. Er wordt gestreefd naar een veelkleurig dorp, waarin ouderen maar ook jonge mensen en gezinnen zich thuis voelen. Geconstateerd wordt dat de fysieke grenzen van de groei voor Huizen zijn bereikt, ingeklemd tussen bestaande stedelijke gebieden, natuurgebieden en het water. Dit betekent dat de gerichtheid op groei moet plaatsmaken voor consolidatie, een pas op de plaats. Daarnaast zullen vergrijzing en wegtrekken van jongeren effect hebben op de vraag en het aanbod van onderwijs-, sport-, zorg- en welzijnsvoorzieningen. In het onderwijs is de trend al jaren zichtbaar en heeft een groot aantal schoollocaties al een andere bestemming gekregen inclusief kinderopvang.
Binnen het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid opengehouden voor het toevoegen van een aantal maatschappelijke voorzieningen om in te kunnen spelen op de mogelijke vraag naar deze voorzieningen.
Groenstructuurplan
Binnen de gemeente Huizen is een groenstructuurplan opgesteld waarbij de volgende hoofddoelstelling is gehanteerd: 'vastlegging groene hoofdstructuur voor behoud, herstel, ontwikkeling en verbetering van de stedelijke groenvoorziening'.
Hierop zijn de volgende afgeleide doelstellingen geformuleerd:
- visie op inrichting en beheer;
- basisplan voor uitwerking beheerplannen;
- uitwerking boomstructuurplan per buurt;
- uitgifte/verkoop niet structureel groen en/of herbestemming;
- basisplan voor (groen)renovaties openbare ruimte.
Op basis van deze uitgangspunten/doelstellingen is het groen in de gemeente Huizen in kaart gebracht. Er is een onderverdeling gemaakt in groen op stedelijk-, wijk-, buurt- en blok/woningniveau. Per categorie is het groen onderverdeeld in structureel groen en 'overig' groen.
In het bestemmingsplan is het structurele groen, zoals weergegeven in het Groenstructuurplan, als Groen bestemd.
Welstandsnota (2012)
De woningwet schrijft voor dat een bouwplan moet voldoen aan redelijke eisen van welstand. Plannen worden daarom voorgelegd aan een commissie van onafhankelijke deskundigen, die beziet of het bouwwerk voldoet aan de criteria die de gemeenteraad thans heeft vastgelegd in een Welstandsnota Huizen 2010. Deze welstandsnota is vastgesteld op 17 februari 2011 en in werking getreden op 4 maart 2011.
De gemeente heeft onlangs besloten het welstandstoezicht in Huizen te beperken. Grote delen van Huizen worden nagenoeg welstandsvrij. Alleen daar waar dit voor het aanzien van de gemeente van belang is, zou moeten worden voldaan aan vooraf gestelde welstandscriteria. Daarom is er een nieuwe welstandsnota opgesteld waarin dit wordt uitgewerkt. De inspraakprocedure over de nieuwe welstandnota Huizen 2012 is achter de rug.
Figuur 2.1: Welstandsniveau's Huizen 2012
Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt onder andere getoetst aan het welstandsbeleid. Plannen worden voorgelegd aan een commissie van onafhankelijke deskundigen, die beziet of het bouwwerk voldoet aan de criteria die de gemeenteraad heeft opgesteld in de Welstandsnota 2012 Huizen. Voor het plangebied geldt een nagenoeg welstandsvrij en bijzonder (2a en 2b) welstandsbeleid (zie ook figuur 2.1).
Vanwege het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan wordt er niet expliciet rekening gehouden met de welstandsnota. Toetsing vindt plaats via de welstandstoets.
Klimaatbeleid
De gemeente Huizen voert een actief klimaatbeleid. Om die reden worden ruimtelijke ontwikkelingen beoordeeld op energieaspecten. Hierbij hanteert de gemeente Huizen een voorkeursvolgorde bij het beoordelen van bouwplannen, die met privaatrechtelijke medewerking van de gemeente worden ontwikkeld. Wat betreft het niveau van de ruimtelijke ordening luidt de volgorde als volgt:
- 1. het verminderen van de vraag naar energie; hierbij moet worden gedacht aan compact bouwen, zon-gerichte verkaveling en zon-gericht bouwen;
- 2. gebruik van duurzame energiebronnen; ruimtelijke consequenties zijn hier bijvoorbeeld de benodigde oriëntatie en hellingshoeken van daken in verband met plaatsing van PV-panelen en zonneboilers;
- 3. het inzetten van energie-efficiënte technieken; ruimtelijke consequenties zijn hier bijvoorbeeld benodigde bodemopslagcapaciteit bij warmte-koudeopslag.
Vanwege het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan wordt er niet expliciet rekening gehouden met het klimaatbeleid. Toetsing vindt plaats aan de hand van concrete bouwplannen.
Natuurwaardenkaart
De gemeente Huizen voert ter bescherming van haar natuurgebied actief beleid. Hiervoor heeft de gemeente een natuurwaardenkaart opgesteld met als doel inzicht te geven in de verspreiding van aanwezige beschermde soorten en waardevolle gebieden binnen de gemeente Huizen. Deze rapportage is gericht op soorten die mogelijk effecten ondervinden van het beheer van groenvoorzieningen en ruimtelijke ontwikkelingen. De natuurwaardenkaart geeft gebieden weer die bij wet beschermd zijn of een bijzondere status hebben, waardevolle gebieden en verspreidingsgegevens van soorten die vanuit de Flora- en faunawet beschermd zijn.
2.4 Conclusie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Voor zover er (beperkte) ontwikkelingen mogelijk zijn, voldoet dit bestemmingsplan aan het beleid van de verschillende overheden.
Hoofdstuk 3 Analyse En Uitgangspunten
3.1 Cultuurhistorie
Ontwikkeling van het plangebied
Het dorp Huizen ligt op de overgang van het Gooi en de Eemdelta, een gebied dat vroeger zeer geschikt was voor de landbouw. De lage gronden aan de oostzijde werden gebruikt als weilanden. De strook langs de kust bestond uit rietlanden (“maatlanden”) en aangeslibd gebied (“aangerechten”). Op de hogere gronden aan de westzijde lagen bossen en heidevelden (“woeste gronden”), waarvan in de loop van de Middeleeuwen grote delen ontgonnen zijn tot akkerland (“Huizereng”).
De hooggelegen gebieden in het westen en zuiden van de gemeente (waar het plangebied deel van uitmaakt) behoorden in de Middeleeuwen tot het “woeste land”, dat werd gebruikt voor houtkap (bossen) en het weiden van de schapen (heidevelden). Sedert de late Middeleeuwen werden percelen van dit gemeenschappelijke land verkocht aan particulieren, aanvankelijk voor agrarisch gebruik. Vanaf de 16de/17de eeuw werden ook terreinen verkocht voor de aanleg van buitenplaatsen. In een aantal gevallen waren daar ook percelen op de Eng bij betrokken, die dan vaak weer opnieuw bebost werden.
In het gebied rond de stad Naarden vonden aanzienlijke afgravingen plaats, hetgeen te maken had met de aanleg van inundatiegebieden rond de vestingwerken. Deze afgravingen werden nadien nog voortgezet ten behoeve van zandwinning. De afgegraven terreinen waren slechts bruikbaar als weilanden en voor de teelt van bloemen. Op deze wijze ontstond er op kunstmatige wijze een zeer boeiend en afwisselend landschap met bossen, heidevelden, akkers (op de voormalige engen) en laaggelegen weiden (ter plaatse van de afgravingen).
De oudste buitenplaatsen in dit gebied dateren uit de 16de eeuw, waaronder Landgoed Oud-Bussem. In de 17de en 18de eeuw nam het aantal buitenplaatsen steeds verder toe. Bij de grote verkoop van (gemeenschappelijke) gronden in het Gooi in 1836 en 1843 werden veel percelen door particulieren aangekocht en beplant met bossen, zowel ten behoeve van de uitbreiding van landgoederen als ten behoeve van de bosbouw. In de late 19de eeuw ontwikkelde het Gooi zich tot een geliefde vestigingsplaats voor welgestelden uit Amsterdam, mensen die niet langer in de stad wilden wonen maar in de natuur (het “arcadisch landschap” van het Gooi). Een belangrijke aanzet voor deze ontwikkeling was de aanleg van de spoorlijn tussen Amsterdam en Amersfoort (1876). In Hilversum en Bussum kwamen villaparken met grote percelen en zeer royaal opgezette villa's tot stand. In de jaren tachtig van de 19de eeuw werden diverse tramlijnen aangelegd, die ook andere gebieden in het Gooi voor forenzenverkeer ontsloten. In Huizen zijn echter nauwelijks villaparken tot ontwikkeling gekomen, aangezien de reisafstanden voor het forenzenverkeer te groot bleken. Feitelijk is alleen het villapark “De Stukken” (1907) min of meer volgens de oorspronkelijke, royale opzet tot ontwikkeling gekomen. De villaparken Crailo (1918) en Oud-Bussem (1903/1905) zijn minder succesvol. Dit had overigens niet alleen te maken met de slechte verbindingen, maar ook met de gewijzigde economische omstandigheden na de Eerste Wereldoorlog. Uiteindelijk werden zelfs terreinen verkocht voor andere doeleinden dan wonen, zoals een sanatorium (“De Trappenberg”) en een blindeninstituut (“Visio”).
Twee villaparken zijn nog niet genoemd, namelijk de Huizerhoogt op de grens van Huizen en Blaricum en het gebied bij de Bikbergerweg/ Vliegheiweg. Deze villaparken stammen uit de jaren twintig en kenmerken zich door de kleine percelen, de geringe grootte van de villa's, het voorkomen van gekoppelde woningen en de sterke samenhang in architectuur. Van het villapark Huizerhoogt is in de jaren twintig slechts een kwart van de bedoelde bebouwing tot stand gekomen. Verdere invulling heeft pas na de Tweede Wereldoorlog plaatsgevonden. Het villagebied Bikbergerweg/ Vliegheiweg was aanvankelijk veel groter gepland, maar dat werd als een ontoelaatbare aanslag op het natuurgebied van de Vliegheide gezien.
De belangrijkste ontwikkelingen in het westelijke deel van de gemeente bestonden echter in de individuele bouwactiviteiten langs de Naarderstraat, de Nieuwe Bussummerweg, de Ceintuurbaan en enige aansluitende dwarswegen en –paden. Langs deze wegen ontstond met name in de eerste decennia van de 20ste eeuw een langgerekte lintbebouwing van (kleine) villa's en atelierwoningen. Ter hoogte van de Schapendrift ontstond op die wijze zelfs een kleinschalig villaparkje. Het is duidelijk dat de tramlijn een belangrijke stimulans voor deze ontwikkeling vormde. De Blaricummerstraat was minder in trek, enerzijds omdat het landschap hier minder afwisselend is (akkerland) en anderzijds door de grotere afstand tot het station Naarden-Bussum. Langs de oude verbindingswegen tussen de Gooise dorpen (Oud Bussummerweg, Oud Blaricummerweg en Lage Laarderweg) kwam slechts verspreide bebouwing tot stand.
De aantrekkingskracht van het wonen in het Gooi bestond in het afwisselende landschap, de bossen en de heidevelden. De toename van de bebouwing deed hieraan echter veel schade. Met name de lintbebouwing langs de doorgaande wegen was velen een doorn in het oog. Zo beperkte het bestemmingsplan van 1938 de bebouwingsmogelijkheden in dit deel van de gemeente aanzienlijk. Na de Tweede Wereldoorlog bleven de ontwikkelingen beperkt tot invulling van bestaande villaparken (met name in Crailo en Oud-Bussem) en geconcentreerde aanvullingen aan de randen van de Engen (onder meer bij de in de jaren dertig afgegraven Sijsjesberg). Een andere drijfveer voor het opleggen van beperkingen vormde de wens tot het behoud van de natuur. Daarvoor werd in 1932 de Stichting Gooisch natuurreservaat opgericht, die al in 1933 ruim 1600 ha bos en heide verwierf. Ook daarna wist deze stichting nog grote stukken land te verwerven. Momenteel zijn de onbebouwde gebieden in het westen van de gemeente vrijwel geheel beschermd als natuurgebied.
Rond Naarden vonden sinds de 17de eeuw zandafgravingen plaats om het bodempeil te verlagen tot ca. 40 centimeter + NAP. Het was dan mogelijk dit gebied ter verdediging onder water te zetten (te inunderen). De afgegraven terreinen waren nog slechts bruikbaar als weilanden, en voor de tuinbouw en bloementeelt. Al spoedig werden de afgravingen steeds verder uitgebreid ten behoeve van zandwinning. In het begin van de 20ste eeuw hadden uitlopers van deze afgravingen ook de gemeente Huizen bereikt. De buitenplaats "De Limiten" is omstreeks 1905 op de uiterste rand van deze afgravingen gesticht. De buitenplaats "De Limiten" ligt tegen de gemeentegrens met Naarden aan, ten noorden van het plangebied. Op een klein deel van het landgoed is momenteel een kwekerij gevestigd. Een van de oudste landgoederen is Oud-Bussum. Crailo was eveneens een oude buitenplaats, die uit 1628 dateert. In 1902 heeft de toenmalige eigenaar, P. Langerhuizen, het goed verkocht aan de "Maatschappij tot Exploitatie van Bouwterreinen Crailoo". Het landgoed was in drieën gedeeld: het eigenlijke landgoed Crailo (gemeente Huizen), "Het Loo" (gemeente Blaricum) en "De Engh" (gemeente Bussum).
Monumenten, waardevolle structuren en elementen
Het plangebied kent een groot aantal monumenten. Het betreft zowel gemeentelijke als rijksmonumenten en een enkel provinciaal monument. In tabel 3.1 zijn alle monumenten benoemd.
Tabel 3.1 Monumenten in het plangebied
Amersfoortsestraatweg 212 | Gemeentelijk monument |
Atelierweg 2 | Gemeentelijk monument |
Atelierweg 4 | Gemeentelijk monument |
Beukenlaan 2 | Rijksmonument, historische park- en tuinaanleg |
Bikbergerweg 11 | Gemeentelijk monument |
Blaricummerstraat 140 | Gemeentelijk monument |
Blaricummerstraat 142 | Gemeentelijk monument |
Blaricummerstraat 144 | Gemeentelijk monument |
Blaricummerstraat 146 | Gemeentelijk monument |
Flevolaan 2 | Gemeentelijk monument: Villa de Viersprong |
Flevolaan 39 | Rijksmonument: Voormalige zaaddrogerij behorend tot het complex "Melkerij Hofstede Oud-Bussem" |
Flevolaan 41 | Rijksmonument:Melkerij Hofstede Oud Bussem |
Flevolaan 55 | Rijksmonument:Boerderij |
Flevolaan 65 | Rijksmonument:Dienstwoning |
Flevolaan 67 | Rijksmonument:Kantoorgebouw annex dienstwoning |
Flevolaan 59 | Rijksmonument:Landhuis Oud-Bussem: dienstwoning |
Flevolaan 63 | Gemeentelijk monument |
Flevolaan 69 | Rijksmonument:landhuis Oud Bussem incl. hist. Park- en tuinaanleg, garage en hekpijlers |
Messchaertlaan 8 | Gemeentelijk monument |
Museumlaan 0 | Rijksmonument:hardstenen palen, onderdeel van complex Museumlaan 1 |
Museumlaan 1 | Rijksmonument:landhuis incl. hist. Park- en tuinaanleg en twee toegangshekken |
Museumlaan 3 | Rijksmonument: tuinmanswoning |
Naarderstraat 201 | Gemeentelijk monument: voormalig tolhuis |
Naarderstraat 266 | Gemeentelijk monument |
Naarderstraat 270 | Gemeentelijk monument |
Naarderstraat 301 | Gemeentelijk monument |
Naarderstraat 302 | Gemeentelijk monument |
Naarderstraat 304 | Gemeentelijk monument |
Naarderstraat 306 | Gemeentelijk monument |
Naarderstraat 308 | Gemeentelijk monument |
Naarderstraat 311 | Rijksmonument:Het Blokhuis, landhuis en houten garage |
Naarderstraat 314 | Gemeentelijk monument |
Naarderstraat 322 | Gemeentelijk monument |
Nieuwe Bussummerweg 141 | Gemeentelijk monument |
Nieuwe Bussummerweg 163 | Gemeentelijk monument |
Nieuwe Bussummerweg 208 | Rijksmonument: Villa "De Wig" |
Noord Crailoseweg 17 | Gemeentelijk monument |
Oud Bussummerweg 29 | Gemeentelijk monument |
Oud Bussummerweg 40A | Rijksmonument:onderdeel van complex Oud Bussummerweg |
Oud Bussummerweg 40 | Rijksmonument:onderdeel van complex Oud Bussummerweg |
Oud Bussummerweg 42 | Rijksmonument:onderdeel van complex Oud Bussummerweg |
Oud Bussummerweg 44 | Rijksmonument;deeltuinen: provinciaal monument |
Patrijslaan 4 | Gemeentelijk monument |
Paviljoenweg 1 | Gemeentelijk monument |
Stukkenlaan 4 | Gemeentelijk monument |
Stukkenlaan 7 | Gemeentelijk monument |
Stukkenlaan 9 | Gemeentelijk monument |
Stukkenlaan 10 | Gemeentelijk monument |
Valkeveenselaan 38 | Gemeentelijk monument |
Valkeveenselaan | Gemeentelijk monument: boogbrug |
De Rijksmonumenten in het plangebied hebben vooral betrekking op complexen van gebouwen. Twee van deze complexen zijn (voormalige) landgoederen. Het landhuis Oud-Crailo, langs de Museumlaan uit omstreeks 1856, is van algemeen belang vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarde als historisch-functioneel hoofdonderdeel van het gelijknamige complex en als representatief voorbeeld van een blokvormig landhuis in neo-classicistische trant uit het midden van de 19de eeuw. Het landhuis heeft tevens situationele waarde vanwege de beeldbepalende ligging op het landgoed Oud-Crailo dat deel uit maakt van de landgoederenstrook op de noordflank van Het Gooi. Een tweede complex betreft het Landgoed Oud Bussem aan de Flevolaan. De bebouwing van melkerij Oud Bussem staat deels op grondgebied van de gemeente Naarden. Het perceel betreft monumentale beuken, een ruitersportweide en een strak wit landhuis. Dat typeert het landgoed Oud Bussem. Het landgoed bevat verder strakke elementen van de Franse stijl.
3.2 Archeologie
Regelgeving en beleid
Wet archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem, omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder betaalt' voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de 'Handreiking Erfgoed en Ruimte' van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Wijziging van de Monumentenwet 1988, Wet op de archeologische monumentenzorg (AMZ) en diverse andere publicaties van het Rijk.
Beleidsnota archeologie Huizen (december 2009)
In dit document wordt beschreven op welke wijze de gemeente Huizen, naar aanleiding van de herziening van de Monumentenwet 1988, verantwoordelijkheid neemt voor het eigen bodemarchief. Met de wetsherziening is het voor gemeenten verplicht bij bodemingrepen van enige omvang het behoud van archeologische waarden af te wegen tegen andere belangen.
De ontwikkelings- en bewoningsgeschiedenis wordt in de beleidsnota archeologie per gebied beschreven. Daarna wordt voor ieder gebied de relatieve archeologische waarde bepaald. Op basis van deze waardebepalingen zijn de archeologie gebieden in één van de zes categorieën 'archeologisch waardevol gebied' ingedeeld. De categorieën kennen elk twee vrijstellingscriteria. Alleen indien beide criteria worden overschreden geldt de plicht tot het laten doen van archeologisch onderzoek. In de andere gevallen geldt vrijstelling van die plicht.
Analyse
In het plangebied zijn 3 verwachtingswaarden aanwezig (zie figuur 3.1).
Figuur 3.1: Gemeentelijke archeologische waardenkaart
De eerste categorie (donkergele kleur)
Een deel van het plangebied valt in deze categorie. Het betreft hier gronden rondom het bestaande landgoed Crailo, de bebouwingscluster in het Huizerhoogt en een klein zuidelijk deel van Bikbergen. In geval van grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm en met een omvang van meer dan 100 m² dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden.
De tweede categorie (gele kleur)
Een deel van het plangebied valt in deze categorie. Het betreft De Warandebergen, het revalidatiecentrum (De Trappenberg) en het zuidelijke deel van gebied Crailo. In geval van grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm en met een omvang van meer dan 500 m² dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden.
De derde categorie (donkerblauwe kleur)
Een deel van het plangebied valt in deze categorie. Het betreft hier gronden van het blindeninstituut (“Visio”), de omgeving rond de Stukkenlaan, Bikbergen en de Patrijslaan. In geval van grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm en met een omvang van meer dan 2500 m² dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft een overwegend consoliderend karakter, waarbij beperkte ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen. Het aspect archeologie staat daarom de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
3.3 Ruimtelijke Analyse
De kavels in het plangebied variëren van relatief klein (± 300 m²) tot zeer groot (> 1 ha). Veel woningen in het plangebied zijn vrijstaand gebouwd en zijn omringd door een eigen erf. In het plangebied komen in mindere mate twee-onder-één-kapwoningen voor.
Naast de voorname villa's die vanaf circa 1900 vooral aan de westelijke rand van de gemeente verrezen moet gewezen worden op het grote aantal landhuizen (villa's) en dubbele woonhuizen die met name tussen 1920 en 1935 langs de uitvalswegen zijn gebouwd. Zij werden gebouwd voor een andere bevolkingsgroep dan de eerste grote villa's en gaven de buitenwijken van Huizen een meer forensistisch aanzien. De kwaliteit van de woningen is over het algemeen genomen hoog. Qua verschijningsvorm worden zij gekenmerkt door een samengaan van Amsterdams School elementen met invloeden uit de Gooise villabouw. Daaruit is een eigen mengvorm ontstaan, waarin Huizen zich van de omringende dorpen onderscheidt. Zeer bijzonder in het plangebied is het grote aantal houten villa's, waaronder enkele met Noorse/Finse invloeden en andere villa's die typisch de chaletbouw in hout vertegenwoordigen. Het plangebied is te onderscheiden in een vijftal gebieden met elk een andere uitstraling, historie, en opbouw. In het plangebied is een aantal deelgebieden te onderscheiden (zie figuur 3.2). Op de verschillende deelgebieden wordt hierna ingegaan.
Figuur 3.2: Ligging van de vijf gebieden
- 1. Stukkenlaan en omgeving
Rondom de Stukkenlaan bevindt zich een villapark. In dit villaparkgebied komen villa's en dubbele woningen voor, die architectonisch waardevol zijn. De oorspronkelijke verkavelingstructuur is nog aanwezig. Langs de wegen zoals de Naarderstraat, de Nieuwe Bussummerweg en de Valkeveenselaan is laanbeplanting (beuken en eiken) aanwezig. Deze laanbeplanting is door haar ouderdom en gaafheid waardevol. De Valkeveenselaan heeft een dubbele bomenrij aan weerszijden van de weg, hetgeen een monumentaal beeld oplevert.
In de jaren '70 is een bouwstrook voor de bouw van vier woningen langs de oprijlaan van het landgoed 'de Limieten' langs de Naarderstraat gesitueerd. Hierbij is dezelfde openheid gehanteerd als bij de overige villakavels in de omgeving. De totale stedenbouwkundige opzet wordt gekenmerkt door een bosrijk gebied waarin grote kavels met relatief grote villa's zijn gerealiseerd. De tuingebieden bieden openheid in het bos. Ondanks de flinke afstand van de bebouwing tot de openbare weg, is de belevingswaarde vanaf de weg duidelijk aanwezig. De markante situering van het voormalig tolhuis langs de Naarderstraat vormt een duidelijke stedenbouwkundige overgang van de buitenwijken naar het open heide landschap. Dit geeft een bijzonder landschappelijk element.
- 2. Patrijslaan
Het gebied ter plaatse van de aansluiting Nieuwe Bussummerweg - Oud Bussummerweg en langs de Patrijslaan, is een kleinschalig woongebied. Het wordt gekarakteriseerd door lintbebouwing en open bebouwing. In de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw zijn de laatste kavels ingevuld. De sterk afwisselende voorgevelrooilijn langs de Nieuwe Bussummerweg levert een merkwaardig en redelijk uniek beeld op ten opzichte van de lintbebouwing aan de andere zijde van de weg. Er is in dit woongebied sprake van een sterk wisselend architectuurbeeld.
- 3. Bikbergen
Het woongebied langs de Bikbergerweg maakt onderdeel uit van een uitbreidingsplan dat in 1931 ontwikkeld werd. De Centrale Schoonheidscommissie van destijds had veel moeite met de planvorming van de uitbreiding. Er mochten volgens de commissie alleen buitenplaatsen of villa's worden gerealiseerd. Uiteindelijk is een plan ontwikkeld dat stedenbouwkundig een vrij aaneengesloten bebouwingsbeeld heeft en dat qua ruimtevorming gedifferentieerd oogt. De architectuur in dit gebied is afwisselend qua vorm en maatvoering. De woningen in het gebied zijn uitgevoerd als vrijstaande of dubbele woningen. Het totaalbeeld levert een situatie op die goed aansluit bij zowel het open landschap aan de ene zijde als het bosgebied aan de andere zijde. Om de openheid te garanderen zijn de mogelijkheden van zijuitbouwen beperkt gehouden. In het gebied is verder sprake van kantoorbestemmingen in cultuurhistorisch waardevolle objecten. Deze kantoren hebben in de huidige regeling de bestemming kantoor. Het betreft de hofstede Oud Bussem en het landgoed Oud Bussem. De voormalige modelboerderij is gelegen in een bosgebied. Door de symmetrische opzet van het hoofdgebouw heeft de architectuur een monumentaal karakter. Bij de stedenbouwkundige opzet is uitgegaan van een formele bebouwingsstructuur die door toepassing van lage goothoogten een sfeerbeeld oplevert van een combinatie van landhuis-boerderij. Bij het landgoed Oud Bussem is een historisch ogend landhuis aanwezig. Dit gebied ligt eveneens in een bosrijke omgeving waarin nog restanten van een formele laanstructuur aanwezig zijn.
- 4. Crailo
Rondom het landgoed Crailo bevinden zich grote kavels met vrijstaande woningen. Naast de formele elementen zijn er toegevoegde organische elementen. Zoals bij de Sparrenlaan. Het gebied heeft een bosrijk karakter waarin bebouwing en wegen zijn uitgespaard. Ondanks de grote afstand van de bebouwing tot de openbare weg is de belevingswaarde van het gebied duidelijk aanwezig. De bebouwingsobjecten zijn qua architectuur sterk wisselend van karakter. De omgeving van het landhuis Oud Crailo is cultuurhistorisch waardvol gebied omdat hier nog enkele historische structuurelementen aanwezig zijn. Het gaat daarbij om de historische laanbeplanting. Het terrein van het blindeninstituut (Koninklijke Visio) is bebouwd met een complex van gebouwen uit het begin van de vorige eeuw. De bebouwingsstructuur heeft een formele opzet. Langs de Crailoseweg is een revalidatiecentrum (De Trappenberg) gelegen. Het complex is gelegen in een bosrijke omgeving en heeft een groot open tuingebied.
- 5. Huizerhoogt
Het Huizerhoogt is een heuveltop, die op de grens van de gemeenten Huizen en Blaricum ligt. De oude verbindingsweg tussen Huizen en Blaricum liep om de hoogte heen, via het tracé van de Oude Blaricummerweg en de Oude Huizerweg. In 1834 werd een rechte weg aangelegd, de Blaricummerstraat en de Huizerweg.
Het Huizerhoogt is een zelfstandig bebouwingscluster ter plaatse van de gemeentegrens met Blaricum. De bebouwingsstructuur is duidelijk ontwikkeld vanuit de Blaricummerstraat. Het is kleinschalig van opzet en kent een sterke verscheidenheid aan bebouwingsvormen. In dit gebied bevinden zich ook het terrein van de kalkzandsteenfabriek (Xella Kalkzandsteenfabriek Rijsbergen BV) en de puinbrekerij. De kalkzandsteenfabriek ligt op de grens tussen de Warandebergen en het waardevolle Enggebied ten zuiden van Huizen. De Warandebergen behoort deels tot de Ecologische hoofdstructuur. Het gebied langs de Blaricummerstraat heeft door de maatschappelijke ontwikkelingen sterk aan landschappelijke waarde ingeboet. Van de kalkzandsteenfabriek vallen in het landschap vooral het hoge gebouwencomplex en de hoge zandhopen aan de kant van de Randweg op.
3.4 Functionele Structuur
In deze paragraaf is de functionele structuur van het plangebied beschreven. De verschillende aanwezige functies worden beschreven.
3.4.1 Wonen
De voornaamste functie in het plangebied is wonen. Het betreft veelal vrijstaande woningen in een dure prijsklasse.
3.4.2 Maatschappelijke voorzieningen
Het Blindeninstituut (Koninklijke Visio) aan de Amersfoortsestraatweg vormt een groot complex bestaande uit het bestuursbureau van Koninklijke Visio, een onderwijsvoorziening en woonfaciliteiten voor cliënten.
Het ontwerp van het hoofdgebouw is traditionalistisch en vertoont karakteristieke elementen als een geschulpte topgevel, een dakruiter en siermetselwerk in geveltoppen. Het exterieur van de gebouwen is grotendeels nog in originele staat.
Het revalidatiecentrum 'De Trappenberg' aan de Crailoseweg biedt poliklinische en klinische revalidatie-zorg aan volwassenen, jongeren en kinderen. Naast het revalidatiecentrum biedt de locatie ruimte aan de met het revalidatiecentrum verbonden Mytylschool, een kinderdagverblijf en een logeerhuis voor mensen met een beperking.
3.4.3 Kantoren
In het plangebied zijn kantoren gesitueerd op het landgoed Oud Bussem en in de hofstede Oud Bussem, beide gelegen aan de Flevolaan.
3.4.4 Camping
De recreatieve voorzieningen in het plangebied bestaan hoofdzakelijk uit de camping 'De Woensberg' en de in het plangebied aanwezige wandel- en fietspaden. De camping 'De Woensberg' ligt deels in Blaricum. Op de gronden van de camping zijn enkele recreatiewoningen en trekkershutten aanwezig. De aanwezige wandelpaden zijn voornamelijk gelegen in het natuurgebied de Warandebergen.
3.4.5 Steenfabriek en Puinbrekerij
Op de gronden nabij de Blaricummerstraat is een (kalk)steenfabriek met een puinbrekerij aanwezig. Op deze locatie worden bouwmaterialen geproduceerd.
3.4.6 Kwekerij
Verder is er een kwekerij aanwezig voor planten en bomen aan de Naarderstraat. De kwekerij ligt vlakbij het landgoed 'De Limieten'.
3.4.7 Water
In het plangebied is een historische waterloop aanwezig ter plaatse van het landgoed (de Limieten) langs de Naarderstraat nabij de gemeentegrens.
3.4.8 Natuur en groenstructuur
Het plangebied is omgeven door natuur. De meeste natuurgebieden liggen echter buiten het plangebied. De gemeente Huizen kent verschillende natuurgebieden zoals de Limitische heide, het Gooimeer, de Nieuwe Bussumerheide, de Bikbergen, het IJzeren veld, de Vliegheide en de Tafelbergheide. Voor de meeste natuurgebieden in de gemeente vigeert Bestemmingsplan Natuurgebieden.
Het plangebied Buitenwijken is gelegen tussen deze natuurgebieden wat in hoge mate de ruimtelijke kwaliteit bepaalt. Rondom en deels in het plangebied is voorts sprake van gebieden die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur. De Warandebergen in het oosten van het gebied Huizerhoogt behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur. In het plangebied is verder een klein deel van het bosgebied Bikbergen gelegen. Bikbergen is samen met Crailo en het IJzeren Veld één van de grotere aaneengesloten Gooise bossen. Kenmerkend zijn de oude akkers en het idyllische hollewegje op de overgang van Bikbergen naar Crailo. Het bos zelf is vrij jong, omdat tijdens de Tweede Wereldoorlog veel oude bomen in de haarden van de bevolking verdwenen. Alleen de oude beukenlanen dateren nog van begin 1800. Het bosgebied Bikbergen behoort ook tot de Ecologische Hoofdstructuur.
In het plangebied zijn voorts substantiële groenplekken aanwezig die functioneren als groene verbindingszones tussen de bebouwingszones. De groenstructuur wordt mede bepaald door het aanwezige particuliere groen en het groene karakter van de wegprofielen.
3.4.9 Verkeer
Huizen ligt tussen de A27 en A1. De Crailose weg, de Nieuwe Bussummerweg, en de Naarderstraat verbinden de radiale uitvalswegen Huizen met Bussum en Naarden. De Blaricummerstraat vormt de verbinding met de gemeente Blaricum. Deze wegen worden onderling verbonden door dwars daarop aansluitende wegen, die veel minder een verkeerskarakter hebben.
De wegen in het buitengebied kunnen worden aangemerkt als kenmerkende wegen. Zoals beschreven is de laanbeplanting van de Nieuwe Bussummerweg en de Naarderstraat vanwege de ouderdom en gaafheid waardevol. Veel andere wegen in het plangebied hebben een karakteristiek beeld. Dit komt doordat de wegen historisch gezien weinig verandering hebben ondergaan. Vooral de ligging in het landschap, de bomen en de onderverdeling bepalen het karakter van het profiel.
3.5 Uitgangspunten
3.5.1 Inleiding
In de voorafgaande hoofdstukken is het plangebied en het relevante beleid beschreven. Naar aanleiding van deze analyse worden in dit hoofdstuk de uitgangspunten voor de actualisering van dit bestemmingsplan en de inhoudelijke wijzigingen van dit bestemmingsplan beschreven. Op basis van deze uitgangspunten is de juridische regeling van dit onderhavige bestemmingsplan tot stand gekomen. In paragraaf 3.5.2 worden eerst de algemene uitgangspunten voor het bestemmingsplan besproken. Vervolgens is ingegaan op enkele specifieke onderwerpen.
3.5.2 Algemene uitgangspunten
Het beleid van de gemeente is op het volgende gericht:
- Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Dat wil zeggen dat de bestaande ruimtelijke en functionele situatie als uitgangspunt dient voor het bestemmingsplan en dat dit nieuwe bestemmingsplan voornamelijk een revisie en actualisering van het vigerende bestemmingsplan behelst. Van ingrijpende nieuwe ontwikkelingen is in algemene zin derhalve geen sprake.
- In paragraaf 3.6 worden enkele specifieke locaties benoemd waar mogelijke ontwikkelingen kunnen gaan spelen.
- De rechten die grondgebruikers kunnen ontlenen aan het voorgaande bestemmingsplan worden in dit voorliggende bestemmingsplan grotendeels gerespecteerd.
3.5.3 Cultuurhistorie
In het kader van dit bestemmingsplan is de ontstaansgeschiedenis en het waardevolle karakter van het plangebied tot uitdrukking gebracht bij de bestemmingslegging waarbij de bestaande woonpercelen, groenstructuren en natuurgebieden als zodanig zijn bestemd. In het onderhavige bestemmingsplan is verdichting in de vorm van incidentele nieuwe woningen in algemene zin niet toegestaan.
Voorts hebben de verschillende monumenten en karakteristieke elementen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' gekregen. Doel van de aanduiding is het in standhouden van cultuurhistorische waarden. Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' bedraagt de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling niet meer dan de bestaande waarde.
3.5.4 Archeologie
De gemeente Huizen heeft een archeologische waarden/beleidsadvieskaart opgesteld die als uitgangspunt is gebruikt voor de categorisering van de verschillende archeologisch waardevolle gebieden. Hiervoor is hier reeds op ingegaan. De verschillende gebieden zijn voorzien van een dubbelbestemming Waarde-Archeologie. Per gebied geldt daarbij een ander beschermingsregime.
De aanwezige archeologische waarden in het plangebied zijn beschermd via de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 1 t/m 3. Op grond van deze dubbelbestemmingen is het voor activiteiten waarbij gegraven wordt, zoals bouwen en een aantal specifiek genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk eerst een archeologisch onderzoek te laten uitvoeren dan wel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan te vragen. Indien is aangetoond dat de te verrichten activiteiten de archeologische waarden niet zullen schaden kan worden gebouwd, dan wel kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden worden verleend.
3.5.5 Natuur en groenstructuur
In het voorgaande bestemmingsplan is met bos- en groenvoorzieningen rekening gehouden in die zin, dat er groene verbindingszones zijn aangebracht en dat gebieden tussen de bebouwing en de bossen als groene bufferzones, 'bos' of 'groenvoorzieningen' zijn bestemd. In enkele gevallen wordt in het voorgaande bestemmingsplan bij grote kavels met de bestemming Tuin III een overgang naar waardevolle natuurgebieden gemaakt door een deel van de kavel als bos te bestemmen. Hiermee ontstaat een overgangsgebied en kunnen bijgebouwen niet te dicht bij de waardevolle gebieden geplaatst worden.
In het onderhavige nieuwe bestemmingsplan hebben de hiervoor bedoelde gronden de bestemmingen 'Bos' en 'Groen' gekregen. Het groene karakter van het gebied wordt hiermee behouden.
De natuurgebieden (onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur) in het plangebied worden als zodanig bestemd (natuurbestemming) in het voorliggende bestemmingsplan. Doel hierbij is het in stand houden van de natuurlijke waarden. Hiervoor is een stelsel van omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden opgenomen ter bescherming van het natuur opgenomen.
3.5.6 Ligging rooilijnen
In het voorgaande bestemmingsplan is bebouwing behorende bij de woonpercelen uitsluitend toegestaan in de bestemming Tuin II of achter een op de kaart aangegeven rooilijn bij de bestemming Tuin III. Soms ligt deze rooilijn voor de voorgevel van de woning. Op dat moment is de woning dus niet in de rooilijn, maar daarachter gebouwd. In die situatie is bebouwing voor de voorgevel van de woning mogelijk.
De rooilijnen uit het voorgaande bestemmingsplan komen in het nieuwe bestemmingsplan niet terug. De rooilijnen worden vervangen door bestemmingsgrenzen tussen Wonen en Tuin. In het plangebied wordt bebouwing uitsluitend toegestaan in de bestemming Wonen. Gebouwen worden in de bestemming Tuin uitgesloten. De regeling uit het voorgaande bestemmingsplan wordt daarmee op een andere wijze behouden.
Voor de percelen waar in het voorgaande bestemmingsplan een 'Tuin I' en Tuin II' bestemming was opgenomen (de 'kleinere' woonpercelen) wordt voorgesteld om de huidige bestemmingsregeling over te nemen. Dit houdt in dat de woonbestemming dan in principe 3 meter achter de voorgevel begint. Bebouwing is hiermee op deze gronden alleen toegestaan op 3 meter achter de voorgevel om het karakter van de kleinere percelen te beschermen. Deze bestemmingsregeling sluit aan op het geldende beleid elders in de gemeente.
Voor zover het percelen betreft waar in het voorgaande bestemmingsplan een 'Tuin III' bestemming was opgenomen (de grote percelen), wordt de grens tussen bestemming Tuin en Wonen op 1 meter achter het verlengde van de voorgevel gelegd. In de meeste gevallen betekent dit dat de bestemmingsgrens simpelweg 1 meter naar achteren gelegd kan worden. In een aantal gevallen (met name bij verspringende woningen) is maatwerk verricht. Op deze gronden is daarmee bebouwing toegestaan op 1 meter achter de voorgevel. Eventuele aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen doen bij grote percelen minder afbreuk aan het karakter van de percelen. De bestaande bouwmogelijkheden zijn in het nieuwe bestemmingsplan zoveel mogelijk gegarandeerd.
Figuur 3.3: Huidige bestemmingsplan. Grens tussen Tuin I en Tuin II ligt op 3 meter achter de voorgevel. Rooilijn bij Tuin III regeling varieert.
Figuur 3.4: Nieuwe bestemmingsplan. Grens tussen bestemming Tuin en Wonen bij 'kleinere' percelen op 3 meter achter de voorgevel. Grens tussen bestemming Tuin en Wonen bij grotere percelen op 1 meter achter de voorgevel.
3.5.7 Tuinen
Regeling voorgaande bestemmingsplan
Het voorgaande bestemmingsplan kent de bestemmingssystematiek van Tuin I, Tuin II en Tuin III. De grotere kavels (bijvoorbeeld in het gebied Crailo) hebben een bestemming Tuin III (voor- en achtertuin) gekregen. De kleinere kavels (bijvoorbeeld Naarderstraat en Bikbergerweg) hebben een bestemming Tuin I (voortuin) en Tuin II (achtertuin) gekregen. Binnen het bouwvlak kan de hoofdbebouwing van een woning worden opgericht, evenals aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Binnen de Tuin I bestemming kunnen geen gebouwen worden gerealiseerd. Binnen de Tuin II (achtertuin) en Tuin III (voor- en achtertuin) bestemmingen kunnen (vrijstaande) bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opgericht worden. In de voortuin zijn alleen bebouwingsmogelijkheden op de gronden met bestemming Tuin III mogelijk middels een vrijstelling.
Figuur 3.5: Systematiek voorgaande bestemmingsplan, Tuin I (voortuin) en Tuin II (achtertuin)
Figuur 3.6 Systematiek voorgaande bestemmingsplan Tuin III (voor- en achtertuin)
Bouwmogelijkheden voorgaande bestemmingsplan:
- Tuin I : geen bouwmogelijkheden;
- Tuin II : bouwmogelijkheden voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
- Tuin III: achter de rooilijn bouwmogelijkheden voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen. Voor de rooilijn met vrijstelling beperkte bouwmogelijkheden voor aan- of uitbouwen en onoverdekte zwembaden.
- bouwvlak: hoofdbebouwing (woning en eventuele aan-uitbouwen en bijgebouwen)
Voorstel nieuw bestemmingsplan
De systematiek die gehanteerd wordt bij het nieuwe bestemmingsplan houdt in dat de voortuinen van alle kavels in het plangebied de bestemming 'Tuin' hebben gekregen. Alle achtertuinen in het plangebied hebben de bestemming Wonen gekregen. De grens tussen de bebouwde en onbebouwde delen is in paragraaf 3.5.6 besproken. In deze bestemmingsregeling Tuin zal nagenoeg geen bebouwing mogelijk worden gemaakt. Alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn op deze gronden toegestaan. Bebouwing aan de voorzijde van de voorgevel is daardoor voor het gehele plangebied nagenoeg uitgesloten. Voor de grote kavels, waarvan de voor- en achtertuinen in het voorgaande bestemmingsplan zijn bestemd als Tuin III, worden de daaraan verbonden rechten behouden en in een aantal gevallen iets verruimd doordat de bebouwingsgrens (rooilijn, zie paragraaf 3.5.6) wordt verplaatst. In de bestemmingsregels voor 'Tuin' wordt de huidige bestemmingsregeling van Tuin I en Tuin III (voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn) overgenomen.
Figuur 3.7 Voorstel nieuw bestemmingsplan: 1 bestemming Tuin (voor- zijtuinen), achter de rooilijn en gronden met bestemming Tuin II wordt de bestemming Wonen voorgesteld.
Bouwmogelijkheden nieuwe bestemmingsplan:
- bestemming Tuin: geen bouwmogelijkheden (afwijkingsmogelijkheid voor onoverdekte zwembaden en vrijstaande bijgebouwen);
- bestemming Wonen: bouwmogelijkheden voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
- bouwvlak: hoofdbebouwing (woning en eventuele aan- uitbouwen en bijgebouwen).
3.5.8 Perceelsplitsing / appartementen
In het plangebied is sprake van een behoorlijk aantal grote woonpercelen, waarbij de grootte varieert tussen de 5.000 m² en 25.000 m². Splitsing van deze grote kavels om meerdere woningen mogelijk te maken is voor de eigenaren interessant. Voor enkele percelen is in het verleden al eens een verzoek ingediend voor opsplitsing van de percelen. Tot nu toe is daar geen medewerking aan verleend. In het verlengde hiervan is ook het mogelijk maken van appartementen op verschillende percelen relevant. Hiervoor zijn in het verleden ook al enkele verzoeken ingediend.
Door het opsplitsen van kavels ontstaat er verdichting van het gebied. Dit kan grote ruimtelijke consequenties met zich meebrengen en een ingrijpende verandering betekenen. Het beleid in de Buitenwijken is erop gericht om de bestaande aanwezige bebouwing te respecteren en verdichting niet toe te staan. Het aantrekkelijke van het gebied is dat er weinig bebouwing is. Als uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan is er daarom voor gekozen om opsplitsing van kavels niet mogelijk te maken. Dit betekent het uitsluiten van mogelijkheden voor de bouw van nieuwe hoofdgebouwen/woningen. Gelet op de bestaande fysieke situatie, worden geen mogelijkheden gezien voor nieuwe hoofdgebouwen (eventuele herbouw uitgezonderd omdat herbouw immers niet leidt tot verdichting).
Gelet op bovenstaande argumentatie en het consoliderende karakter van het bestemmingsplan worden ook geen mogelijkheden opgenomen voor de realisatie van appartementen.
3.5.9 Zorgwoningen
Een trend, die steeds verder uitbreidt, is het herinrichten van grote villa's waarbij de mogelijkheid voor zorg wordt aangeboden. Een zorgwoning is een woning waarbij tegen betaling gebruik wordt gemaakt van zorgaanbod van bijvoorbeeld een zorginstelling. Bewoners wonen er zelfstandig, maar kunnen gebruik maken van de zorg en deelnemen aan activiteiten. Zorgwoningen zijn bedoeld voor senioren en voor iedereen die zorg-afhankelijk is maar wel graag zelfstandig wil wonen.
Het huidige bestemmingsplan is op dit punt verouderd, waardoor onduidelijk is of het volgens de geldende regels is toegestaan. Toepassing en interpretatie van de criteria uit de jurisprudentie moeten momenteel uitkomst bieden. Dat leidt tot rechtsonzekerheid en dat is niet gewenst. Bovendien is omwille van het behoud en de bescherming van het karakter van de villawijk een specifieke regeling voor zorgwoningen gewenst. Zo kan per geval een afweging worden gemaakt of een verbouwing en/of gebruik ten dienste van een zorgwoning aanvaardbaar is.
Het voorgaande is in de planregels als volgt verwoord.
Allereerst zijn er in de definities specifieke omschrijvingen opgenomen;
- huishouden: zelfstandige bewoning in gezinsverband waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid.
- woning of wooneenheid: een complex van ruimten ten behoeve van een huishouden;
Door deze begrippen in het bestemmingsplan op te nemen in combinatie met het toestaan van één woning per perceel binnen de bestemming Wonen, is het niet mogelijk om woningen zonder meer om te vormen tot zorgwoningen.
Voor zorgwoningen is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen, zodat het college per geval kan afwegen of de verbouw en het gebruik van een villa tot een zorgwoning ruimtelijk aanvaardbaar is.
De aandacht gaat hierbij uit naar het karakter van de woning. Het is een woning en zo moet het qua verschijningsvorm, inclusief de inrichting van het perceel (de tuin) blijven. De omgeving mag bovendien niet meer hinder ervaren dan in een situatie waarin sprake is van een traditioneel gezin'' . Het gebruik voor zorgwonen moet daarom beperkt blijven tot het hoofdgebouw. Er moet ook sprake zijn van zelfstandige bewoning, de zorg is ondergeschikt. Bovendien mogen buren niet in een nadeliger situatie komen. Tot dat laatste moet in elk geval de hoeveelheid extra verkeersbewegingen en voertuigen worden gerekend.
3.5.10 Zwembaden
In het plangebied komen verschillende zwembaden voor. Dergelijke voorzieningen kunnen een ruimtelijke impact hebben. De behoefte aan het realiseren van zwembaden op de grote percelen zal ook de komende jaren blijven. Via het onderhavige bestemmingsplan zal worden voorzien in een duidelijke regeling met betrekking tot zwembaden. In het voorgaande bestemmingsplan zijn (dakloze) zwembaden uitsluitend toegestaan achter de rooilijn/op het achtererf, terwijl in sommige gevallen een zwembad in de voortuin niet op bezwaren stuit. In de eerste partiële herziening van het voorgaande bestemmingsplan 'Buitenwijken' is een regeling opgenomen voor zwembaden voor de voorgevelrooilijn bij de Tuin III-percelen. Deze regeling luidt als volgt:
Onoverdekte zwembaden voor de voorgevelrooilijn zijn toegestaan mits:
- a. het zwembad vanaf de openbare weg door groenvoorzieningen aan het zicht wordt onttrokken;
- b. de oppervlakte van het zwembad niet meer bedraagt dan 10% van het tuingedeelte dat zich voor de voorgevelrooilijn bevindt, met een maximum van 100 m2;
- c. het zwembad tenminste op een afstand van 15 meter uit de voorerfgrens wordt gesitueerd.
Aan deze regeling wordt in dit voorliggende bestemmingsplan het volgende toegevoegd:
- d. de afstand van het zwembad tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 10 meter.
Hiermee is een duidelijke regeling opgenomen voor dakloze zwembaden voor de voorgevelrooilijn in de bestemming 'Tuin'. Door deze regeling zijn op de gronden waarop de oude bestemming Tuin I was gelegen tevens dakloze zwembaden toegestaan. Door de afstandsmaten zijn deze mogelijkheden echter zeer gering.
3.5.11 Mantelzorg
Mantelzorg is de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door naasten: familieleden, vrienden, kennissen en buren. Vanwege de toenemende vergrijzing en het feit dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen blijven wonen, zal de vraag naar mantelzorg de komende jaren verder toenemen. De toenemende vraag naar mantelzorg betekent tevens dat de vraag naar het bieden van woonruimte in of nabij de woning waar de zorg wordt verleend, groter wordt. De toenemende vraag naar woonruimte voor mantelzorg wordt door de gemeente Huizen erkend. Thans biedt het huidige bestemmingsplan weinig ruimte voor het faciliteren van mantelzorg. Vanwege de ruimtelijke gevolgen van mantelzorg heeft dit aspect een plek gekregen in dit nieuwe bestemmingsplan. Op dit moment is er een aantal mogelijkheden om mantelzorg planologisch te regelen. Kort samengevat betreft dit regelingen voor:
- inwoning;
- tijdelijke woning;
- een extra woning (bijvoorbeeld door splitsing, functieverandering of nieuwbouw).
Om te komen tot een eenduidige regeling is het van belang een aantal begrippen te definiëren. In dit nieuwe bestemmingsplan zijn daarom in ieder geval twee begrippen toegevoegd die specifiek voor de regeling mantelzorg van belang zijn. Het betreft de begrippen afhankelijke woonruimte en mantelzorg.
Een afhankelijke woonruimte is gedefinieerd als een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is. In de begripsbepaling afhankelijke woonruimte is vastgelegd dat de woonruimte zowel ruimtelijk als functioneel moet zijn verbonden met een woning.
Het begrip mantelzorg is gedefinieerd als het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. In het begrip mantelzorg is opgenomen dat deze zorg in beginsel aan eenieder kan worden verleend. Er hoeft dus geen sprake te zijn van bijvoorbeeld een familierelatie. Ook is er geen sprake van een leeftijdscriterium. De behoefte aan zorg dient wel aantoonbaar te zijn. In het begrip mantelzorg is tevens deze specifieke vorm van zorgverlening afgebakend ten opzichte van meer geprofessionaliseerde zorgvormen.
In de algemene gebruiksregels is opgenomen dat het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte niet is toegestaan. In het plan is voorts een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van mantelzorg. Wanneer aan de onderstaande voorwaarden wordt voldaan kan van de afwijking gebruik worden gemaakt.
Bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende criteria:
- 1. de bewoning uit het oogpunt van mantelzorg noodzakelijk moet zijn;
- 2. er sprake moet zijn van afhankelijke woonruimte binnen toegestane bebouwing;
- 3. de oppervlakte van voor mantelzorg in gebruik te nemen bijgebouwen (aan- en uitbouwen daaronder begrepen) niet meer dan 50 m² mag bedragen.
- 4. bij grote(re) kavels wordt die oppervlakte vermeerderd met 10% van de overmaat (boven 50 m²) tot een oppervlakte van niet meer dan 80 m²;
- 5. een voor mantelzorg in gebruik te nemen bijgebouw moet zijn gelegen binnen een straal van 10 meter van de dichtstbijzijnde zij- of achtergevel van het hoofdgebouw en mag niet zijn gesitueerd voor de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw;
- 6. geen sprake mag zijn van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Teneinde voor belanghebbenden in het prille begin reeds duidelijk te maken dat mantelzorg wordt gezien als een tijdelijk verschijnsel, is een bepaling opgenomen dat het bevoegd gezag de verleende omgevingsvergunning kan intrekken indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aantoonbaar of aanwezig is.
3.6 Specifieke Locaties
3.6.1 Blindeninstituut Visio-Novum
Stichting Novum is eigenaar van het terrein gelegen aan de Amersfoortsestraatweg 180 te Huizen. Koninklijke Visio is de voornaamste huurder op dit terrein. Niet alleen het bestuursbureau van Koninklijke Visio is op deze locatie gevestigd, maar ook woonfaciliteiten voor de cliënten evenals een onderwijsvoorziening.
Binnen het ca. 85.000 m2 grote terrein van stichting Novum mag volgens het voorgaande bestemmingsplan ongeveer 20.000 m2 worden bebouwd.
Dat betreft het zuidwestelijke gedeelte van het terrein waar de grens van het bouwvlak is opgenomen. Stichting Novum heeft haar bebouwingsmogelijkheden binnen het bestaande bouwvlak nog niet volledig benut. Het is bekend dat Stichting Novum de nog niet benutte bebouwingsmogelijkheden op het terrein graag verder wil benutten.
Bestaande situatie
Eerdere plannen betroffen het realiseren van service woningen, groepswoningen en algemene voorzieningen op het gedeelte van het perceel waar nu geen bebouwing aanwezig is. Dit gedeelte valt voornamelijk buiten het bouwvlak uit het voorgaande bestemmingsplan (ter plaatse van het sportveld).
Over deze plannen is enkele keren overleg gepleegd met de gemeente en tussen Stichting Novum en omwonenden. Uit recent overleg tussen gemeente en Stichting Novum is gebleken dat er geen concreet zicht is op een ontwikkeling op korte termijn zodat het bestemmingsplan daar nu geen rekening mee kan houden.
Aangezien in de toekomst een ontwikkeling is te voorzien, zijn in deze toelichting alvast enkele aandachtspunten opgenomen die onderdeel zullen uitmaken van het planologische kader waaraan de gemeente eventuele plannen zal toetsen.
Standpunt Gemeente Huizen
De gemeente heeft tot nu toe geen definitief standpunt ingenomen over het al dan niet wijzigen van (delen van) de bestemming van het terrein ten behoeve van woningen en ook niet over het bouwen buiten het bestaande bouwvlak. De gemeente heeft altijd aangegeven het standpunt van de buurt als direct belanghebbenden zwaar mee te willen wegen. De gemeente kan zich eventueel voorstellen dat de toegestane oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van woningen ook buiten de bebouwingsgrenzen (buiten het bouwvlak) wordt verspreid. Daarbij zal dan, als compensatie voor het bouwen buiten de bebouwingsgrenzen, een deel van de totale toegestane oppervlakte moeten worden gereduceerd.
Daarnaast moet in elk geval met onderstaande zaken rekening worden gehouden:
- 1. Het huidige gebouwencomplex heeft wat betreft de historische stedenbouwkunde een hoge waarde. Hiermee moet met de opzet van de bebouwing rekening worden gehouden. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat de orthogonale opzet van het hoofdgebouw moet worden gevolgd. Het kan ook betekenen dat de opzet zich daarvan juist distantieert, mits die afwijkende opzet door een voldoende afstand of anderszins is te motiveren;
- 2. De hoogte van de nieuwe bebouwing mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bestaande bebouwing. Dat wil zeggen dat er een maximale bouwhoogte van 14,5 meter is toegestaan;
- 3. Bij de bebouwingsopzet / verkaveling moet rekening gehouden worden met de (nog nader te inventariseren) bestaande landschappelijke en ecologische kwaliteiten van het bestaande complex en het onbebouwde gedeelte en met de bestaande woningen in de buurt;
- 4. Daarnaast dient een goede verkeersonsluiting gerealiseerd te worden en mag de ontwikkeling niet leiden tot parkeerproblemen.
Figuur 3.8: Ligging terrein Visio-Novum
Conclusie en vervolg
Gelet op de huidige stand van zaken is er voorlopig geen zicht op een concreet plan voor een herontwikkeling van dit terrein. In het voorliggend bestemmingsplan zijn de bebouwingsmogelijkheden uit het vorige bestemmingsplan als zodanig overgenomen. Gelet op de verschillende maatschappelijk gerelateerde functies op het terrein is een bredere maatschappelijke bestemming voor het terrein opgenomen.
Op het moment dat de plannen voor het terrein meer concreet worden, dan wordt eerst beoordeeld of de gemeente mee wil werken en vervolgens welke procedure gevoerd moet worden om de ontwikkelingen mogelijk te maken. Dat kan een herziening van het bestemmingsplan zijn, maar ook een afzonderlijke vergunning voor de locatie. In alle gevallen is sprake van uitgebreide inspraakmogelijkheden.
3.6.2 Revalidatiecentrum Trappenberg
Het bestuur van Revalidatiecentrum De Trappenberg is per 1 januari 2007 gefuseerd met het bestuur van de Koepel Behandelcentra Chronisch Zieken (KBCZ) in Hilversum (Behandelcentrum Heideheuvel en Astmacentrum Davos). Het is de bedoeling beide bestaande centra samen te voegen in één nieuw complex in Hilversum. De met De Trappenberg verbonden Mytylschool gaat eveneens over naar Hilversum. In figuur 3.9 is een luchtfoto van de Trappenberg weergegeven.
Figuur 3.9: Ligging van de Trappenberg
Het bestuur van De Trappenberg heeft de gemeente gevraagd naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de locatie. De locatie is gelegen aan de Crailoseweg 116/120 en heeft een oppervlakte van ruim 66.000 m². Conform het voorgaande bestemmingsplan Buitenwijken heeft het de bestemming Bijzondere doeleinden I, waaronder wordt verstaan: gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, cultuur en religie. Van het terrein is 16.500 m² bebouwbaar. Naast het Revalidatiecentrum De Trappenberg biedt de locatie ruimte aan de met het revalidatiecentrum verbonden Mytylschool, een kinderdagverblijf en het logeerhuis De Kreek van Sherpa. Het gebouw van het kinderdagverblijf is eigendom van de gemeente Huizen. Het logeerhuis De Kreek is door Sherpa gerealiseerd op basis van een tijdelijke bouwvergunning. De grond is eigendom van De Trappenberg. Tot slot staat er op het terrein, tussen het kinderdagverblijf en logeerhuis De Kreek, nog een hoge mast voor gsm-antennes. Het revalidatiecentrum heeft voor Huizen betekenis als functioneel revalidatiecentrum en als werkgever. Daarnaast heeft het centrum een bredere betekenis, namelijk de naamsbekendheid van de gemeente.
Het is bekend dat De Wipneus door de ligging aan een uitvalsweg, zeer goed draait en wil uitbreiden. Daarvoor zien zij na samenvoeging van De Trappenberg en Heideheuvel mogelijkheden in het zeer geschikte, dan leegstaande gebouw van de Mytylschool. Voortzetting van het gebruik van het gebouw van de Mytylschool kan echter een belemmering zijn voor een goede herontwikkeling van de locatie.
Het logeerhuis De Kreek (onderdeel van Sherpa) zal naar verwachting in gebruik blijven. Wanneer De Trappenberg naar Hilversum wordt verplaatst lijkt het meegaan van dit logeerhuis logisch. Handhaving van het logeerhuis, respectievelijk voortzetting van het gebruik kan een belemmering zijn voor een goede herontwikkeling van de locatie.
Standpunt gemeente Huizen
Door de forse bebouwingsmogelijkheden en de opvallende ligging aan een belangrijke toegangsweg naar Huizen is er veel voor te zeggen om bij een nieuwe invulling uit te gaan van een functie die 'Huizen op de kaart zet of houdt'. Eigenlijk net als de bestaande invulling met een regionale of bovenregionale functie. In beginsel hoeft daarvoor geen enkele functie te worden uitgesloten, mits deze geen afbreuk doet aan het omliggende natuurgebied. Het behoud van werkgelegenheid kan eveneens als belang van de gemeente worden aangemerkt en hoog op de agenda van herinvulling/herontwikkeling worden geplaatst.
De huidige bestemmingsregeling biedt een breed scala aan mogelijke ontwikkelingen. Aspecten die bij een oordeel over enkele mogelijke ontwikkelingen moeten worden gewogen zijn onder andere de ligging en bereikbaarheid, het op de kaart zetten/houden van Huizen, de mogelijke grondopbrengst (als belang van de huidige eigenaar), de werkgelegenheid, de druk op het gebied, de planologische inpassing en de realiteitswaarde.
Conclusie en vervolg
Uit het voorgaande blijkt dat er eigenlijk geen redenen zijn om niet aan een herontwikkeling mee te werken. In beginsel staat de gemeente positief tegenover een mogelijke herontwikkeling van deze locatie. Gelet op de huidige stand van zaken is er voorlopig geen zicht op een concreet plan voor herontwikkeling van dit terrein.
In het voorliggend bestemmingsplan zijn de bebouwingsmogelijkheden uit het vorige bestemmingsplan als zodanig overgenomen.
Als er gedurende de bestemmingsplanprocedure meer concrete herontwikkelingen bekend worden, dan kan daar in het bestemmingsplan op ingespeeld worden. Ook bestaat de mogelijkheid om voor dit onderdeel het bestemmingsplan in een later stadium specifiek te herzien, dan wel een specifieke vergunningprocedure te doorlopen. In beide gevallen is er sprake van uitgebreide inspraakmogelijkheden.
Om nu te wachten op mogelijke herontwikkelingen brengt bovendien het risico met zich mee dat het gehele bestemmingsplan niet tijdig geactualiseerd is.
3.6.3 Camping de Woensberg
De Paasheuvelgroep heeft voor camping de Woensberg de wens geuit om op het terrein recreatie-bungalows te realiseren. Samen met de bouw van de bungalows wordt een kwaliteitsslag van het gehele terrein nagestreefd. Dit betekent dat er gekeken wordt naar de inrichting van het terrein en de aanwezige accommodaties. Vanuit de bijzondere (natuur-)waarden van het gebied – het ligt in de ecologische hoofdstructuur – dient de wens nadrukkelijk te worden bezien in relatie tot die (natuur-) waarden. Er wordt nader onderzoek verricht naar de mogelijkheden voor camping de Woensberg.
Conclusie en vervolg
Als uit dat onderzoek blijkt dat extra activiteiten toelaatbaar zijn, volgt nadere besluitvorming gevolgd door de uitwerking van de plannen. Gelet op de huidige stand van zaken is er voorlopig geen zicht op een concreet plan voor een herontwikkeling van dit terrein. In het voorliggende bestemmingsplan is de bestemmingsregeling uit het vorige bestemmingsplan daarom als zodanig overgenomen.
Op het moment dat de plannen voor het terrein meer concreet worden, dan wordt eerst beoordeeld of de gemeente mee wil werken en vervolgens welke procedure gevoerd moet worden om de ontwikkelingen mogelijk te maken. Dat kan een herziening van het bestemmingsplan zijn, maar ook een afzonderlijke vergunning voor de locatie. In alle gevallen is sprake van uitgebreide inspraakmogelijkheden.
3.6.4 Kwekerij de Limieten
Tussen de eigenaar van de Kwekerij de Limieten aan de Naarderstraat 298a en de gemeente zijn de afgelopen jaren gesprekken gevoerd over de bedrijfsvoering van de kwekerij en de door de eigenaar gewenste uitbreiding ervan. De Kwekerij was in het voorontwerp- en ontwerpbestemmingsplan bestemd. Recent heeft de kwekerij in een brief verzocht om de bestemming van de gronden buiten het bestemmingsplan te laten.
Op het moment dat er overeenstemming is tussen buurtbewoners en de Kwekerij kan een passende procedure worden gestart.
3.6.5 Zomerhuisje Oud-Bussummerweg 16a
Op het perceel Oud Bussummerweg 16a is een opstal aanwezig dat al lange tijd gebruikt wordt als zomerhuisje maar in het geldende bestemmingsplan niet als zodanig is bestemd. De eigenaar heeft verzocht om deze opstal overeenkomstig het feitelijke gebruik als recreatiewoning in het nieuwe bestemmingsplan te bestemmen.
De aanwezige recreatiewoning is sinds 1949 in het kadaster geregistreerd als zomerhuis en de huidige situatie van het huisje is in ieder geval sinds 19 oktober 1969 niet gewijzigd. In het geldende bestemmingsplan is de bestemming van de gronden 'Tuin II' zonder bouwvlak. Dit betekent dat er geen bouwmogelijkheden rusten op het perceel en dat het zomerhuisje niet als zodanig gebruikt zou kunnen worden.
Alhoewel de gemeente al geruime tijd op de hoogte was van de aanwezigheid van het zomerhuisje is er geen prioriteit gegeven aan handhaving van het geldende bestemmingsplan. Dat de gemeente geruime tijd op de hoogte was van de aanwezigheid blijkt uit de volgende aspecten. Het huisje is, verplicht door de gemeente, aangesloten op de riolering. Het zomerhuisje heeft een huisnummer toegekend gekregen door het College van B&W. Bovendien is het zomerhuisje sinds 1996 vermeld in de gemeentelijke basisadministratie met de woonbestemming. Bovendien worden alle gebruikelijke aanslagen (zoals WOZ, riolering etc.) opgelegd en voldaan en zijn er sinds in ieder geval 1969 openbare nutsvoorzieningen aanwezig.
Meewerken aan het verzoek betekent feitelijk dat een bijgebouw in het nieuwe bestemmingsplan als recreatiewoning wordt bestemd. Gelet op deze uitzonderlijk situatie waarbij het gebruik als zodanig al geruime tijd bekend is bij de gemeente kan er bij een positieve bestemming geen precedentwerking ontstaan. Temeer ook omdat er geen enkele vergelijkbare situatie bekend is bij de gemeente.
De bestemming van het zomerhuisje als zodanig wordt ruimtelijk aanvaardbaar geacht. Er wordt geen uitbreiding van het zomerhuisje mogelijk gemaakt en het gebruik dient zich te beperken tot periodiek gebruik door recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben. Een dergelijk gebruik van een klein huisje leidt niet tot onevenredige overlast voor de directe omgeving. Bovendien heeft de gemeente niet eerder handhavend opgetreden en daarmee lijkt de instandhouding van het huisje niet ter discussie te staan. De gemeente kan niet anders dan het huisje als zodanig positief te bestemmen.
3.6.6 Hondenpension Oud Blaricummerweg 20
In 2011 is een aanvraag ingediend voor een hondenhotel aan de Oud Blaricummerweg. Vooruitlopend op vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan is hiervoor een vergunningprocedure doorlopen. In deze paragraaf wordt een samenvatting van de ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van deze functie weergegeven. De ruimtelijke onderbouwing is als bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.
Ligging perceel
Het perceel valt in een gebied dat gekenmerkt wordt door natuur en verspreid door het gebied op grote kavels woonfuncties en het SAS instituut. De bestaande functies zijn als zodanig bestemd. Het perceel is omringd door gebied met de bestemmingen natuur, bodembeschermingsgebied en grondwaterbeschermingsgebied.
Het beleid is conserverend van aard, ter bescherming van de aanwezige waarden en ter uitvoering van de provinciale structuurvisie.
Bestaande situatie
Op het perceel bevindt zich een woning en verschillende bijgebouwen. De woning en de bijgebouwen zijn als zodanig in gebruik. Het perceel bevindt zich in het buitengebied, een natuurgebied en deels een bodembeschermingsgebied met woningen met grote, ruim opgezette kavels. De meest nabij gelegen woningen, aan de Oud Bussummerweg 52 en 50, staan op ruim 51 resp. 53 meter, loodrecht gerekend vanuit de perceelsgrens. De kortste afstand tussen het aangevraagde verblijf voor de honden en de dichtstbijzijnde woning (nr. 52) is 102 meter.
Inhoud aanvraag
De aanvrager is vanuit de insteek als hobby een hondenuitlaatservice gestart. De wens bestaat om bij de woning, met gebruikmaking van één van de bestaande bijgebouwen een hondenhotel starten. Het gaat om maximaal 25 honden waarvan de dag en eventueel ook de nachtopvang wordt verzorgt. De aanvraag bestaat enkel uit een gewijzigd gebruik van een deel van de opstallen.
Figuur 3.10 Terrein hondenpension
Relevante sectorale aspecten
In de ruimtelijke onderbouwing zijn de verschillende sectorale aspecten beoordeeld. Hieruit blijkt dat vanuit verkeersaspecten geen sprake is van noemenswaardige effecten.
Wat betreft geluid is een nader akoestisch onderzoek verricht (bijlage 5). Omdat na het treffen van de benodigde maatregelen voldaan wordt aan de strengste richtwaarden van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (VROM 1998) en in de aanvraag is opgenomen dat de honden 's nachts in het nachtverblijf blijven, wordt er voldoende beschermingsniveau geboden aan de omgeving, zodat de aangevraagde activiteit toelaatbaar is.
Overige sectorale aspecten zijn in het kader van deze aanvraag niet relevant. Gelet op bovenstaande aspecten is de ontwikkeling ruimtelijk aanvaardbaar.
Bestemmingsregeling
In het voorliggend bestemmingsplan zijn de gronden van het perceel Oud Blaricummerweg 20 voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – hondenuitlaat (opvang-)service'. In de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat hier sprake is van een tijdelijke opvangplaats van maximaal 25 huisdieren.
Hoofdstuk 4 Milieu En Omgevingsaspecten
4.1 Verkeer
Auto
Het plangebied ligt deels binnen de bebouwde kom van Huizen, Crailo en Bikbergen. Andere delen van het plangebied liggen buiten de bebouwde kom. De belangrijkste ontsluitingswegen die in en rondom het plangebied lopen zijn de Blaricummerstraat, Crailoseweg (N527), Nieuwe Bussummerweg en Naarderstraat. Dit zijn gebiedsontsluitingswegen welke deels binnen en deels buiten de bebouwde kom liggen met variërende maximumsnelheden van 50 respectievelijk 80 km/h. De maximumsnelheid op de Nieuwe Bussumerweg is sinds kort aangepast naar 60 km/h. Deze wegen vormen de hoofdontsluitingsstructuur van het plangebied. De wegen lopen in een radiale structuur naar het centrum van Huizen en verbinden het plangebied met Huizen, de autosnelweg A1 (Amsterdam – Amersfoort) en de omliggende kernen Blaricum, Naarden en Bussum. De wegen die vanaf deze ontsluitingswegen het plangebied in lopen, zijn hoofdzakelijk erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. De gebiedsontsluitingswegen zijn ook de hoofdroutes voor nood- en hulpdiensten.
De verkeersafwikkeling in en rondom het plangebied is over het algemeen goed. De belangrijke ontsluitingsweg wordt gevormd door de N527 welke direct aansluiting biedt op de A1. De N527 en de aansluiting met de A1 is recent gereconstrueerd. Tevens zijn op de autosnelweg spitsstroken gerealiseerd. De ontsluiting voor autoverkeer is goed.
Fiets
Het fietsverkeer maakt deels gebruik van dezelfde structuur als het autoverkeer. Langs de genoemde gebiedsontsluitingswegen zijn vrijliggende fietspaden aanwezig. Daarnaast zijn er door de bos- en heidegebieden in en rond het plangebied solitaire recreatieve fietsroutes aanwezig. De belangrijkste fietsroutes worden gevormd door het fietspad van Blaricum naar Huizen en het fietspad van Blaricum via Bikbergen naar Valkeveen. Beide fietspaden voeren over de Tafelbergheide en maken onderdeel uit van het landelijke fietsknooppuntennetwerk. De ontsluiting voor fietsverkeer is goed.
Openbaar vervoer
Door en langs het plangebied voeren een aantal busdiensten die Bussum via Huizen met Blaricum en Huizen met Hilversum verbinden. De busdiensten bieden tevens aansluiting op de treinstations Hilversum en Naarden-Bussum, waar op het landelijke treinnetwerk overgestapt kan worden. De frequentie van de verschillende busdiensten bedraagt over het algemeen 2x per uur per richting. Rondom het plangebied zijn bushaltes aanwezig. Daarnaast is langs de N527 ter hoogte van het Tergooi Ziekenhuis en de bebouwde kom van Crailo een busstation aanwezig, waar diverse regionale busdiensten halteren. De ontsluiting per openbaar vervoer is derhalve goed.
Verkeersveiligheid
De gebiedsontsluitingswegen zijn ingericht conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Fietsers hebben veelal een eigen plaats op de weg. In de 30 km/h-gebieden vindt conform Duurzaam Veilig gemengde verkeersafwikkeling plaats. De verkeersveiligheid is in voldoende mate gewaarborgd.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard en er worden geen directe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Indien er in toekomst nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan binnen het plangebied, dient de verkeersaantrekkende werking inzichtelijk te worden gemaakt. In het aan de ontwikkelingen ten grondslag liggende plan, moet aangetoond worden dat nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid op de omliggende wegen. Daarnaast moet voldaan worden in voldoende parkeerplaatsen, welke in principe op eigen terrein gerealiseerd moeten worden. Het aspect verkeer staat het bestemmingsplan niet in de weg.
4.2 Geluidhinder Wegverkeer
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn wegen met een maximumsnelheid van 50 km/h of hoger gezoneerd. De omvang van de geluidszone hangt af van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied. Nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen binnen de geluidszone van een weg dienen getoetst te worden aan de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde op grond van de Wgh. Wanneer de geluidsbelasting aan de gevel van de nieuwe ontwikkeling de voorkeursgrenswaarde overschrijdt, is onderzoek noodzakelijk naar geluidsreducerende maatregelen. Wanneer deze maatregelen niet mogelijk of doelmatig zijn, kan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen hogere waarden vaststellen. Deze hogere waarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde zijn afhankelijk van de nieuwe ontwikkeling en de ligging binnen- of buiten de bebouwde kom. In onderstaande tabel zijn de grenswaarde voor enkele functies weergegeven.
Tabel 4.1 Voorkeurs- en uiterste grenswaarde
functie | voorkeursgrenswaarde | Uiterste grenswaarde | |||
Binnen bebouwde kom | Buiten bebouwde kom | ||||
Woningen | 48 dB | 63 dB | 53 dB | ||
andere geluidsgevoelige gebouwen | 48 dB | 63 dB | 58 dB |
* zie artikel 1.2 Bgh
In tabel 4.2 zijn de belangrijkste gezoneerde wegen binnen en rondom het plangebied weergegeven, waarvan de geluidszone over het plangebied heen valt. De geluidszone wordt gemeten vanuit de kant van de weg en geldt aan weerszijden van de weg en loopt aan het einde van een weg door aan de kopse kant van de weg. Nieuwe ontwikkelingen binnen deze wettelijke geluidszones dienen getoetst te worden aan de Wgh. Daarnaast moet in het kader van jurisprudentie aandacht worden besteed aan het akoestisch klimaat van de niet-gezoneerde wegen, zoals 30 km/h-wegen.
Tabel 4.2 Geluidszones binnen het plangebied
weg | aantal rijstroken | ligging | geluidszone | ||
Blaricummerstraat | 2 | binnenstedelijk | 200 m | ||
Randweg/Ceintuurbaan | 2 | Binnen- en buitenstedelijk | 200 – 250 m | ||
Gooilandweg | 2 | Binnenstedelijk | 200 m | ||
Crailoseweg | 2 | Buitenstedelijk | 250 m | ||
Nieuwe Bussummerweg/Bollelaan | 2 | Binnen- en buitenstedelijk | 200 – 250 m | ||
Naarderstraat/Huizerstraatweg | 2 | Binnenstedelijk | 200 m | ||
Amersfoortsestraatweg | 2 | Binnenstedelijk | 200 m | ||
Prins Hendriklaan | 2 | Binnenstedelijk | 200 m | ||
Meentweg | 2 | Buitenstedelijk | 250 m | ||
Valkeveenselaan | 2 | Buitenstedelijk | 250 m | ||
Rijksweg A1 | 6 | Buitenstedelijk | 600 m |
4.3 Luchtkwaliteit
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel 4.3 weergegeven.
Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | Grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
NIBM
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk kan daarom achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Crailoseweg, de Randweg, de Blaricummerstraat en de rijksweg A1 (als maatgevende doorgaande wegen langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
Beleid en regelgeving
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
De in het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald op basis van de categorieën uit de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten.
In het plangebied zijn 2 bedrijven aanwezig. Het gaat hierbij om de Xella Kalkzandsteenfabriek Rijsbergen BV en Feep Van der Heiden Puinrecycling. De kalkzandsteenfabriek (SBI-code 2008: 23612) behoort tot milieucategorie 4.2. De steenbrekerij (SBI-code 2008: 0812) behoort tot milieucategorie 5.2.
Deze bedrijven vallen in een hogere milieucategorie dan algemeen toelaatbaar wordt geacht. Aangezien het een bestaande situatie betreft wordt de huidige situatie gecontinueerd en mogelijk gemaakt via een specifieke bedrijfsbestemming. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt onaanvaardbare hinder uitgesloten.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.5 Bodem
Beleid en Normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied geen historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemvervuiling. Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen zal worden bekeken of ter plaatse verontreinigingen bekend zijn of verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden. Indien nodig zal de bodem worden gesaneerd, zodat deze geschikt is voor de nieuwe functie.
Conclusie
Het aspect bodem levert geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.
4.6 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Beleidsvisie externe veiligheid Gooi en Vechtstreek
Het Gewest Gooi en Vechtstreek heeft samen met de gemeenten en de Brandweer Gooi en Vechtstreek het Programma externe veiligheid 2006-2010 uitgevoerd. Het doel van dit programma was om de uitvoering van het beleid externe veiligheid door de gemeenten en de brandweer op een adequaat niveau te brengen. Onderdeel van het programma was het opstellen van een beleidsvisie externe veiligheid, waarmee het beleid externe veiligheid wordt vastgelegd. De beleidsvisie externe veiligheid is kaderstellend voor het nemen van ruimtelijke besluiten of het verlenen van vergunningen waarbij externe veiligheid in het geding is (Gewest Gooi en Vechtstreek, rapport 10.0002657, d.d. maart 2010) .
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
In het plangebied is een risicovolle inrichting gelegen. Het gaat hierbij om Feep Van der Heiden Puinrecycling aan de Randweg 4 te Huizen. Deze inrichting heeft een gasflessenopslag. De PR 10-6-risicocontour is 5 m en valt niet buiten de inrichtingengrens. Ook is er geen sprake van een invloedsgebied. De inrichting vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van voorliggende bestemmingsplan.
Verder zijn er in (de omgeving van) het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen).
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het gaat hierbij om vervoer van gevaarlijke stoffen door aardgasleiding W-553-03 (8'', 40 bar). Het invloedsgebied van deze leiding is 95 m. Gezien de omgeving van het plangebied zal geen sprake zijn van een overschrijding van het groepsrisico, dit blijkt tevens uit de Beleidsvisie externe veiligheid. De aanwezigheid van de leiding vormt dan ook geen belemmering voor het plan.
In het plangebied vindt ook vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Rijksweg A1 (wegvak N3 A1/A6 knooppunt Muidenberg - A1/A27 knooppunt Eemnes). De PR 10-6-risicocontour van deze weg is niet buiten de weg gelegen. De PR 10-8-risicocontour, indicatief voor het invloedsgebied, is circa 160 m. Volgens het Basisnet Weg is rondom deze weg sprake van een plasbrandaandachtsgebied van 30 m. Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt dus geen ontwikkelingen mogelijk binnen het plasbrandaandachtsgebied. Daarnaast is er volgens het Basisnet geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico, dit blijkt ook uit de Beleidsvisie externe veiligheid. De aanwezigheid van de weg vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Groepsrisico
Recentelijk is bij het bestemmingsplan Dorp een uitgebreide verantwoording van het Groepsrisico opgenomen. Daarbij blijkt dat het Groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, uitgaande van algemene bevolkingsgegevens. Omdat uit die gegevens, in een veel dichter bevolkt gebied, blijkt dat het Groepsrisico niet noemenswaardig verandert, wordt dit zeker niet verwacht in het plangebied van bestemmingsplan Buitenwijken. Het betreft een consolideren bestemmingsplan met een lage bevolkingsdichtheid.
Conclusie
Recentelijk is bij het bestemmingsplan Dorp een uitgebreide verantwoording van het Groepsrisico opgenomen. Daarbij blijkt dat het Groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, uitgaande van algemene bevolkingsgegevens.
Omdat uit die gegevens, in een veel dichter bevolkt gebied, blijkt dat het Groepsrisico niet noemenswaardig verandert, wordt dit zeker niet verwacht in het plangebied van bestemmingsplan Buitenwijken. Het betreft een consoliderend bestemmingsplan met een lage bevolkingsdichtheid. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Dit volgt tevens uit de Beleidsvisie externe veiligheid.
4.7 Waterparagraaf
4.7.1 Beleid
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW)
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
- Waterwet
Provinciaal
- Provinciaal Waterplan
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) haar drie hoofdtaken zorg voor veiligheid achter de dijken, zorg voor voldoende water en zorg voor schoon water. Daarnaast voert AGV in zijn beheersgebied taken uit die de waterschappen aanduiden als maatschappelijke neventaken. Voor AGV zijn dat vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische, landschappelijke, en architectonische waarden. De beleidsvoorbereidende, uitvoerende en administratieve taken heeft AGV opgedragen aan de stichting Waternet. Dit waterbeheerplan gaat over de waterschapstaken van AGV, waarbij AGV wel steeds het oog houdt op de samenhang van deze taken met het geheel van waterketen- en watersysteemtaken, ofwel de watercyclus. Tevens geeft dit waterbeheerplan aan de opgaven vanuit de KRW en vanuit het Nationaal Bestuurakkoord Water (NBW-actueel).
4.7.2 Watertoets
Huidige situatie
Het plangebied is gelegen ten zuidwesten van de kern Huizen en bestaat uit de bebouwde gebieden in het landelijk gebied van Huizen.
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zandgrond. Er is sprake van grondwater trap VII. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,8 tot 1,4 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt.
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig en zijn geen waterkeringen gelegen. Het plangebied is daarnaast aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Figuur 4.1: Bodemsoort en grondwatertrap in plangebied (www.bodemdata.nl)
Grondwaterbeschermingsgebieden
Delen van het plangebied zijn gelegen in de grondwaterbeschermingsgebieden I en II (figuur 4.3). Deze beschermingsgebieden zijn aangewezen om het grondwater dat wordt gebruikt voor de drinkwaterbereiding te beschermen.
De 25-jaarszone (grondwaterbeschermingsgebied I) is op te vatten als de zone rondom de drinkwaterput tot aan de 25-jaarslijn met in de kern het waterwingebied. De 25-jaarszone is het gebied waarbinnen het water een verblijftijd heeft van maximaal 25 jaar. Binnen deze zone dient het waterwinbelang te worden beschermd.
De 100-jaarszone (grondwaterbeschermingsgebied II) is de buitenste schil rondom een waterwingebied. De 100-jaarszone is het gebied waarbinnen het water een verblijftijd heeft van maximaal 100 jaar. Voor dit gebied gelden regels om het grondwater niet te vervuilen. Woningen, wegen en bedrijven zijn toegestaan, maar er gelden wel wettelijke regels om vervuiling van het grondwater te voorkomen.
Figuur 4.2: Typen beschermingsgebieden rond grondwaterwinningen
Figuur 4.3: Grondwaterbeschermingsgebieden
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.8 Ecologie
Samenvatting
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 1.
Huidige situatie
Het plangebied heeft een bosrijk karakter. In het plangebied is een aantal faunapassages aanwezig. Bij eventuele ontwikkelingen dient hier rekening mee gehouden te worden.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied wordt omringt door en ligt gedeeltelijk in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, worden er geen concrete ontwikkelingen voorzien die van invloed kunnen zijn op beschermde natuurgebieden.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Zo is bijvoorbeeld bekend dat de zandhagedis in de nabije omgeving voorkomt. Hier zal bij eventuele ontwikkelingen, naast ander dier- en plantensoorten rekening mee moeten worden gehouden.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
4.9 Kabels En Leidingen
Naast de gasleiding (zoals besproken in paragraaf 4.6) zijn er geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig in het plangebied. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in de toelichting geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Hoofdstuk 5 Juridische Beschrijving
5.1 Inleiding
In het algemeen kan worden gesteld dat in dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar bescherming en versterking van de aanwezige kwaliteiten. Er wordt voorzien in enige flexibiliteit, daar waar dat ruimtelijk verantwoord is. Het gaat hier met name om uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bebouwing. Om de gebruiksmogelijkheden van percelen niet onnodig te beperken worden daar waar dit niet leidt tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteiten uitbreidingsmogelijkheden geboden. Overigens is hierbij veelal aangesloten op de regelingen uit het vorige bestemmingsplan. Het zoveel mogelijk voorkomen van afwijkingsmogelijkheden bevordert de rechtszekerheid. Het kan echter toch wenselijk zijn om enkele bouw- en/of gebruiksmogelijkheden op te nemen in de vorm van afwijkingsmogelijkheden zodat er een extra toetsingsmoment is.
In dit bestemmingsplan Buitenwijken wordt gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008).
5.2 Planregels
5.2.1 Inleidende regels
artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
5.2.2 Bestemmingsregels
artikel 3 Bedrijf
De bestaande bedrijven in het plangebied, de steenfabriek en de puinbrekerij zijn als zodanig bestemd. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. De bestaande bebouwingsmogelijkheden zijn geconsolideerd.
artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
De bestaande openbare nutsvoorzieningen in het plangebied zijn voorzien van deze bestemming.
artikel 5 Bos
Deze bestemming is opgenomen voor enkele waardevolle bospercelen in het plangebied die zich duidelijk onderscheiden van de overige groengebieden. Er is een stelsel van omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden opgenomen ter bescherming van het bos opgenomen.
artikel 6 Groen
Het structurele groen zoals dat is opgenomen binnen het groenstructuurplan is bestemd tot Groen. Naast groenvoorzieningen en water, zijn binnen deze bestemming speelvoorzieningen, sportvoorzieningen, recreatievoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan.
artikel 7 Kantoor
Binnen het plangebied zijn enkele locaties aanwezig met de bestemming Kantoor. Deze bevinden zich op het Landgoed Oud Bussem en in de hofstede Oud-Bussem, beide gelegen aan de Flevolaan. In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat er tevens voorzieningen ten behoeve van de bestemming mogen worden gerealiseerd, zoals toegangspaden, onder- en bovengrondse parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd. De kantoorfunctie ter plaatse van het landhuis Oud Bussem is een cultuurhistorisch waardevol pand. Dit karakteristieke pand (en monument) heeft derhalve een aanduiding 'cultuurhistorische waarden' gekregen. Met deze aanduiding gelden er aanvullende regels, zodat ongewenste vergroting en/of verandering aan dit betreffende pand voorkomen wordt.
artikel 8 Maatschappelijk
De bestaande maatschappelijke voorzieningen in het plangebied, het Blindeninstituut (Koninklijke Visio) en het revalidatiecentrum (De Trappenburg) zijn als zodanig bestemd. Binnen de regels is opgenomen dat onderwijs, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke doeleinden, evenals kinderopvang en verenigingen zijn toegestaan. In het voorgaande bestemmingsplan hadden deze locaties de bestemming Bijzondere doeleinden I respectievelijk II. De bestaande bebouwingsmogelijkheden zijn geconsolideerd.
artikel 9 Natuur
Deze bestemming is gegeven aan de gronden die zijn aangewezen als Ecologische hoofdstructuur, in eigendom zijn van terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties en als natuurgebied worden beheerd. De Warandebergen en Bikbergen behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Er is een stelsel van omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden opgenomen ter bescherming van de natuur- en landschapswaarden opgenomen. Het huidig gemeentelijk gronddepot is verbeeld met de functieaanduiding gronddepot (gr). Deze gronden zijn bestemd voor de berging en het depot van grond en tevens voor werkterreinen ten behoeve van grond. Er is geen bebouwing toegestaan.
artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Het kampeerterrein aan de Woensbergweg is als zodanig bestemd. Op het kampeerterrein zijn ten hoogste 125 standplaatsen en één bedrijfswoning toegestaan. De inhoud van de bedrijfswoning mag ten hoogste 600 m3 bedragen. De totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlakte van het bouwvlak. Van dit oppervlak mag de totale oppervlakte aan recreatiewoningen ten hoogste 550 m2 bedragen.
artikel 11 Tuin
In tegenstelling tot de achtererven en de meeste zijerven bij woningen zijn de voortuinen en delen van de zijtuinen, behorende bij de woningen, niet onder de bestemming Wonen opgenomen, maar apart bestemd als Tuin. Binnen de bestemming Tuin mogen, in tegenstelling tot de bestemming Wonen, beperkt bouwwerken worden gerealiseerd. Aan de voorzijde mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Hierbij geldt voor erf- en perceelafscheidingen een bouwhoogte van ten hoogste 2 m. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
In de regels van artikel 11.2.3 is opgenomen dat reeds aanwezige en legale aan- uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen behouden mogen blijven. Deze bouwwerken mogen worden vernieuwd of herbouwd maar niet vergroot of verplaatst ten opzichte van het oorspronkelijke bouwwerk.
In het bestemmingsplan is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor de realisatie van een vrijstaand bijgebouw op gronden met de bestemming Tuin. Het gaat hier om een vrijstaand bijgebouw met een maximale oppervlakte van 30m2. De oppervlakte van het bijgebouw mag niet meer dan 10% bedragen van de tuinbestemming. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter en de afstand tot de voorerfgrens bedraagt minimaal 15 meter. Daarnaast geldt een afstand tot de zijdelingse perceelgrens van minimaal 5 meter. Op deze manier bestaat er voor de grotere percelen een mogelijkheid om in de voor- of zijtuin een ondergeschikt bijgebouw te realiseren. Het betreft een kleinschalige bouwmogelijkheid die uitsluitend bedoeld is voor vrijstaande bijgebouwen.
Gelet op de genoemde randvoorwaarden is er geen sprake van een onevenredige verdichting van (hoofd)bebouwing in het plangebied.’
artikel 12 Verkeer
Wegen met een 50 km/h-regime hebben de bestemming Verkeer. Deze wegen dienen voornamelijk ter ontsluiting van het plangebied. Verder vallen binnen deze bestemmingen de openbare ruimten en de groenvoorzieningen die deels worden gerekend tot het structurele groen van het gebied.
artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
Wegen die aangeduid zijn als 30 km/h-wegen zijn opgenomen binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Dit vanwege de beoogde functie en mogelijkheden om bijvoorbeeld speeltoestellen in de woonstraten te kunnen realiseren. Verder vallen binnen deze bestemmingen de openbare ruimten en eventuele groenvoorzieningen.
artikel 14 Water
Het structurele water binnen het plangebied is als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming zijn ook bruggen toegestaan. Eén van deze bruggen heeft cultuurhistorische waarden.
artikel 15 Wonen
De belangrijkste functie binnen het bestemmingsplan is Wonen.
Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen het bouwvlak als buiten het bouwvlak worden gebouwd. Ten aanzien van bouwen zijn in 15.2 regels opgenomen. Voor de bebouwing op het erf (de gronden buiten het bouwvlak die tot de bestemming Wonen behoren) is geregeld dat ten hoogste 50% van deze gronden mag worden bebouwd, met een maximum van 60 m². Indien de oppervlakte van het erf groter is dan 300 m², bedraagt het maximum bebouwingsoppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 80 m². Hoe groter het bouwperceel hoe meer bebouwingsoppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is toegestaan. In 15.2.3 zijn ten aanzien hiervan regels opgenomen.
De monumenten hebben een aanduiding 'cultuurhistorische waarden' gekregen. Met deze aanduiding gelden er aanvullende regels, zodat ongewenste vergrotingen en/of verandering aan de betreffende panden voorkomen wordt.
In artikel 15.4 zijn gebruiksregels opgenomen om het gebruik van de gronden nader te specificeren. Beroepen-aan-huis zijn onder voorwaarden toegestaan: zo moet het beroep door de bewoner worden uitgeoefend en moet de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijven. Bedrijven-aan-huis zijn met afwijking mogelijk.
De bestemming voorziet in enkele afwijkingsbevoegdheden ten aanzien van de bouw- en gebruiksregels, opgenomen in artikelen 15.3 en 15.5. Ten behoeve van de zorgwoningen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. De afwijking wordt alleen onder voorwaarde verleend.
artikel 16 Leiding - Gas
Binnen het plangebied komt een gasleiding voor. Deze leiding is met een dubbelbestemming op de verbeelding weergegeven. Binnen dit gebied zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ten hoogste 3 m toegestaan. De leiding heeft een zakelijk rechtstrook van 4 m. Binnen deze zone mogen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Voor overige bouwwerkzaamheden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk. Als de behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad, dan kan het bevoegd gezag afwijken van de huidige regelgeving.
artikellen 17 Waarde - Archeologie - 1, 18 Waarde - Archeologie - 2 en 19 Waarde -Archeologie - 3
Bij ruimtelijke inrichting en ontwikkelingen in het plangebied moet worden gezocht naar beschermings- en inpassingsmogelijkheden van eventuele archeologische waarden. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gehanteerd voor de gebieden die op de Gemeentelijke archeologische waardenkaart zijn aangegeven zoals uiteengezet in paragraaf 3.2.
5.2.3 Algemene regels
artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Het doel van de antidubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
artikel 21 Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn enkele bepalingen opgenomen die van toepassing zijn op alle bestemmingen. In dit artikel is aangegeven welk gebruik in ieder geval strijdig is met de bestemming.
artikel 22 Algemene afwijkingsregels
Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan zijn algemene afwijkingsregels opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking. Daarnaast is er een specifieke afwijkingsmogelijkheid opgenomen waarmee de realisatie van één woning aan de Beukenlaan op het perceel tussen huisnummers 6 en 10 gerealiseerd kan worden.
artikel 23 Algemene wijzigingsregels
In het voorgaande bestemmingsplan was voor de Naarderstraat 282c en 282d een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Van deze wijzigingsbevoegdheid is geen gebruik gemaakt. In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid wederom opgenomen ten behoeve van de realisering van twee woningen.
artikel 24 Overige regels
Werking wettelijke regelingen
In dit artikel is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de planregels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. In de planregels bij bestemmingsplannen wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling, een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Zo ook in dit bestemmingsplan. Sinds jaar en dag mag van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd en heeft de Afdeling er bezwaren tegen dat een plan impliciet kan worden gewijzigd, zoals het geval kan zijn als zonder verdere aanduiding een van-toepassing-verklaring van een wettelijke regeling in de planregels is opgenomen. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold.
Parkeren
Voorts is in dit artikel een regeling opgenomen, dat bij het oprichten van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering van functie op het perceel, voldaan moet worden aan een minimumaantal parkeerplaatsen. Parkeerplaatsen die ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit bestemmingsplan bestaan, worden buiten beschouwing van de berekeningen gelaten. Indien een gewenste functie niet voorkomt in de lijst, dient de parkeernorm uit de CROW publicatie 182 uit september 2008 te worden aangehouden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid voor het bevoegd gezag af te wijken van het aantal benodigde parkeerplaatsen indien redelijkerwijs op of in de buurt van het bouwperceel geen parkeerplaatsen te realiseren valt. Eveneens is afwijking mogelijk indien in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
artikel 25 Overgangsrecht
In artikel 3.2.1. van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
artikel 26 Slotregel
Het laatste artikel van de planregels betreft de citeertitel van het onderhavige bestemmingsplan Buitenwijken.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Handhaving
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo bepaalt dat gemeenten nog maar één vergunning afgeven voor activiteiten in de bebouwde en onbebouwde (leef)omgeving, de 'omgevingsvergunning'. De omgevingsvergunning integreert diverse vergunningstelsels zoals de bouw-, sloop-, milieu- en monumentenvergunning. Ook de handhaving moet met de komst van de Wabo zo veel mogelijk gecoördineerd plaatsvinden.
Ter voorbereiding daarop heeft het college van burgemeester en wethouders in april 2010 het handhavingsbeleid omgevingsrecht vastgesteld dat op 1 oktober 2010 in werking is getreden. In dat beleid zijn 59 handhavingstaken opgenomen als gevolg van de (Wabo), waaronder ook de handhaving van de regels van bestemmingsplannen. In het handhavingsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen vergunninggericht toezicht, objectgericht toezicht en gebiedsgericht toezicht (waar ook projectmatig toezicht onder valt).
Ook maakt een prioriteitenmatrix onderdeel uit van het handhavingsbeleid om inzichtelijk te maken welke handhavingstaken met welke intensiteit moeten worden gehandhaafd. Per handhavingstaak is in de matrix beoordeeld welke prioriteit de handhaving hiervan heeft. De prioriteit is hierbij primair bepaald door twee factoren: het negatieve effect en de kans op niet-naleven (het naleeftekort).
Voor de handhaving van bestemmingsplannen wordt aangehaakt op de 10-jarencyclus van een bestemmingsplanherziening, het zogenaamde projectmatige, gebiedsgerichte toezicht. Voorafgaand aan de samenstelling van een nieuw ontwerpbestemmingsplan wordt aan de hand van de kenmerken van het gebied en de prioriteitenmatrix bekeken waar qua handhaving van de bestemmingsplanregels en voor de nieuwe ruimtelijke beleidsvorming de aandachtspunten liggen. Op basis daarvan vinden gebiedscontroles plaats en wordt bekeken wat in het kader van het nieuwe bestemmingsplan kan worden gelegaliseerd (positief bestemmen en vergunningverlening) dan wel handhavend optreden noodzakelijk is.
Handhaving bestemmingsplan Buitenwijken
Jaarlijks wordt op basis van het handhavingsbeleid omgevingsrecht een uitvoeringsprogramma vastgesteld. De reguliere controles die tot nu toe binnen het plangebied hebben plaatsgevonden, leiden tot de conclusie dat binnen dit gebied geen sprake is van wezenlijke illegale activiteiten die het noodzakelijk maken in het kader van het nieuwe bestemmingsplan afwegingen te maken of die ontwikkelingen ruimtelijk aanvaardbaar zijn en daarom meegenomen moeten worden in het bestemmingsplan. Evenmin maakt de beperkte werking van het overgangsrecht een acute gebiedsgerichte controle in het kader van het nieuwe bestemmingsplan noodzakelijk.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard, dat wil zeggen dat uitgegaan wordt van de bestaande situatie. Daarom zijn er voor de gemeente geen financiële risico's. Op grond van deze gegevens oordeelt de gemeente dat het plan uitvoerbaar is. De beoogde ontwikkelingen in het plangebied betreffen particuliere initiatieven. De financiële risico's van een beoogde ontwikkeling worden gedragen door de vergunningaanvrager.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het voorontwerp bestemmingsplan Buitenwijken heeft van 21 december 2012 tot en met 31 januari 2013 ter inzage gelegen. Van de aangeschreven overleginstanties (in het kader van het overleg bedoelt in artikel 3.1.1 van het Bro) zijn twee reacties ontvangen.
Daarnaast zijn in totaal 35 inspraakreacties ingediend. In de Nota Inspraak en overleg (zie bijlage 2 van de toelichting) zijn de reacties kort samengevat en voorzien van commentaar. De reacties zijn zoveel mogelijk per thema / locatie bij elkaar gevoegd. De wijzigingen ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan zijn in de Nota opgesomd.
Tijdens de inspraakronde bleek dat er veel vragen waren rond de ontwikkelingen bij Kwekerij de Limieten. Op 23 februari 2013 heeft er een extra informatieavond plaatsgevonden specifiek over deze ontwikkelingen. In bijlage 3 van deze plantoelichting is een resumé van deze avond opgenomen.
Bijlage 1 Standaard Svb
Bijlage 1 Bureauonderzoek Ecologie
Bijlage 1 Bureauonderzoek ecologie
Bijlage 2 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 2 Nota Inspraak en overleg
Bijlage 3 Resumé Informatieavond Kwekerij De Limieten
Bijlage 3 Resumé informatieavond Kwekerij de Limieten
Bijlage 4 Ruimtelijke Onderbouwing Hondenpension
Bijlage 4 Ruimtelijke onderbouwing hondenpension