KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 1
Artikel 4 Bedrijf - 2
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Gemengd - 1
Artikel 9 Gemengd - 2
Artikel 10 Gemengd - 3
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Horeca
Artikel 13 Kantoor
Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 15 Sport
Artikel 16 Tuin
Artikel 17 Verkeer
Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 19 Water
Artikel 20 Wonen
Artikel 21 Waarde - Archeologie
Artikel 22 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Antidubbeltelregel
Artikel 24 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregel
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 27 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doelstelling
1.3 Vigerende Regelingen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Conclusie
2.3 Rijksbeleid
2.4 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Analyse En Uitgangspunten
3.1 Ontwikkeling Van Het Plangebied In Het Kort
3.2 Beschrijving Plangebied
3.3 Deelgebieden
3.4 Toekomst Van Het Plangebied
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Verkeer En Parkeren
4.2 Wegverkeerslawaai
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Bodemkwaliteit
4.5 Kabels En Leidingen
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
4.8 Horeca
4.9 Energie En Duurzaamheid
4.10 Waterhuishouding
4.11 Ecologie
4.12 Archeologie
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Planregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Handhaving
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerreinen'
Bijlage 2 Overzicht Bestaande Bedrijven Binnen Gemengd - 1
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, Sport En Recreatie'
Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Verkavelingsstudie Lucentterrein
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten'bedrijventerrein' En 'Cultuur, Sport En Recreatie'
Bijlage 3 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Bureauonderzoek Ecologie
Bijlage 5 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 6 Verantwoording Groepsrisico Externe Veiligheid
Bijlage 7 Risicoberekening Gastransportleiding
Bijlage 8 Onderzoek Geluid En Geur Woningbouwontwikkeling Oude Haven Fase 2 En 3
Bijlage 9 Nota Van Beantwoording Inspraak- En Overlegreacties

Haven en Bedrijventerreinen

Bestemmingsplan - gemeente Huizen

Vastgesteld op 25-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het Bestemmingsplan Haven en Bedrijventerreinen van de gemeente Huizen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.7 achtergevel

de gevel of gevels van het hoofdgebouw gericht naar de achterste perceelsgrens.

1.8 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 arbeids- en bezoekersextensief bedrijf

een bedrijf met weinig arbeidskrachten en weinig bezoekers ter plaatse zoals een loods, opslag, groothandel transport en koeriersbedrijf.

1.11 arbeids- en bezoerksintensief bedrijf

een bedrijf met veel arbeidskrachten en veel bezoekers ter plaatse zoals industrie, werkplaats en laboratorium.

1.12 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.

1.13 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.15 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere voorziening met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.19 beroep-aan-huis

het uitoefenen van een beroep-aan-huis of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, (para) medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen terrein, met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.20 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.24 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.25 boothuis

een gebouw bedoeld voor de stalling van boten en bijbehorende berg- en dagverblijfsruimte.

1.26 botterwerf

inrichting bestemd voor de bouw, restauratie en onderhoud van historische schepen met de daarbij behorende bebouwing.

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond met uitsluiting van kelders, souterrains, kappen en dakopbouwen.

1.30 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 bijgebouw

een niet voor bewoning bestemd vrijstaand gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw zoals een garage, berging of hobbyruimte.

1.36 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.37 congresfaciliteiten

faciliteiten gericht op het houden van congressen, conferenties, symposia en andere grote bijeenkomsten.

1.38 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.39 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.40 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.41 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.42 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals:
    1. 1. auto's, motoren, boten en caravans;
    2. 2. kampeer-, recreatie- en tuininrichtingsartikelen;
    3. 3. meubelen en woninginrichting;
    4. 4. grove bouwmaterialen en bouwmarkten.
  3. c. tuincentra.

1.43 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.44 discotheek of dancing

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.45 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.46 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.47 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.48 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.49 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.50 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.51 hotelserviceappartementen

zelfstandige wooneenheden functioneel en bouwkundig geïntegreerd met een hotel, waarbij gebruik wordt gemaakt van (een aantal) aan het hotel gelieerde centrale voorzieningen.

1.52 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.53 kartbaan

een indoorcircuit met een afgebakende weg waar middels karts, al dan niet op wedstrijdbasis, rondgereden kan worden.

1.54 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.55 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.56 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.57 maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.58 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.59 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.60 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.61 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en van ten hoogste één wand.

1.62 parkeerplaats

een al dan niet gebouwde voorziening ten behoeve van het parkeren van een auto, met een breedte en lengte zoals voorgeschreven in het ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, CROW 2004, artikel 12.2.15 tot en met 12.2.22.

1.63 peil

  1. a. bij op te richten hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen: de hoogte van de weg ter plaatse van de perceelsgrens (ter plaatse van de hoofdtoegang) vermeerderd met 3 cm per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en de perceelgrens met een maximum van 30 cm;
  2. b. bij op te richten bijgebouwen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. bij te veranderen, uit te breiden en/of gedeeltelijk te vernieuwen gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 cm onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  4. d. bij een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct grenst aan de openbare weg: de hoogte van de weg ter plaatse van de perceelgrens;
  5. e. bij een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat niet direct grenst aan de openbare weg: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.64 praktijkruimte

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het uitoefenen van een beroep aan huis.

1.65 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.66 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.67 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.68 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, Sport en Recreatie'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, Sport en Recreatie' die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.69 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.70 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, reclamezuilen of -vitrines, gasregelkastjes, schakelkastjes, brandkranen, straatverlichtingpalen, bloembakken, zitbanken, parkeermeters, stadsplattegronden, verkeerszuilen, brievenbussen, richtingaanwijzers, bushalte-aanduidingen, verkeerslichten, verkeerslichtinstallaties, verkeerstekens, bewegwijzeringen, brandmelders, rijwielstandaards of -klemmen, papierbakken, spelstimulerende objecten, speeltoestellen, reddingsmateriaal en glasbakken.

1.71 supermarkt

zelfbedieningszaak voor levensmiddelen, genotsmiddelen, huishoudelijke producten en aanvullend assortiment.

1.72 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.73 voorgevel

de gevel van een gebouw die aan de straatzijde is gelegen.

1.74 voorgevelrooilijn

de voorgevelrooilijn is de lijn die, evenwijdig aan de weg, de voorgevel raakt.

1.75 wellness-faciliteiten

het aanbieden van diensten en behandelingen met het oogmerk het persoonlijke welbevinden van de klant te bevorderen, dit gebeurt middels behandelingen gericht op ontspanning, lichamelijke gesteldheid/fitheid of uiterlijke verfraaiing (tijdelijk of permanent), uitgesloten zijn seksuele dienstverlening en behandelingen met een medische kwalificatie.

1.76 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.77 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.78 woon-werkwoningen

woningen waarbij de hoofdbewoner een bedrijf of beroep uitoefent in een op hetzelfde perceel gelegen bedrijfsgebouw.

1.79 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale dakvlak.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidsmuren; bij het ontbreken van gevelvlakken gelden de uiterste grenzen van het dakvlak, horizontaal gemeten.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

  1. a. bij de meting van bouwhoogte en goothoogte worden ondergeschikte bouwdelen, waarvan de grootste horizontale doorsnede minder dan 1 m x 1 m bedraagt, niet meegerekend;
  2. b. de hierna te noemen ondergeschikte bouwdelen mogen de bebouwingsgrenzen overschrijden:
    1. 1. met 0,2 m voor afvoerpijpen, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwdelen;
    2. 2. met 0,75 m voor goot- en kroonlijsten, dakoverstekken en niet in het gevelvlak liggende schoorstenen;
    3. 3. met 1,5 m voor balkons, luifels en dergelijke;
    4. 4. met 1 m voor erkers, mits deze niet breder zijn dan 4 m, niet hoger zijn dan de eerste bouwlaag, de afstand van de erker tot het openbaar gebied minimaal 3,5 m bedraagt en bij erkers aan de zijkant van de woning de afstand tussen de erker en de zijerfgrens minimaal 2 m bedraagt.
  3. c. de bouwhoogte van een gebouw mag met maximaal 3 m worden overschreden ten behoeve van slanke bouwdelen, zoals schoorstenen en windturbines en ten behoeve van antennes en antennemasten met ten hoogste 5 m.
  4. d. de bouwhoogte van een gebouw mag tot maximaal 5 m worden overschreden ten behoeve van elementen zoals lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties en lichtkappen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 252 uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 243 uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-3': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 2513 uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-4': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-code 372 uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsacitiviteiten 'bedrijventerrein';
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-5': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 351 uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-6': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 1589 uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens voor volumineuze detailhandel;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1': tevens voor volumineuze detailhandel in auto's;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2': tevens voor volumineuze detailhandel in motoren;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen, zonder lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende detailhandel met een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen, inclusief lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief verkoop van lpg, met daarbij behorende detailhandel met een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  15. o. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt': een vulpunt ten behoeve van het op hetzelfde bouwperceel aanwezige verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief lpg;
  16. p. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-8': bovengrondse opslag van lpg-verkoop ten behoeve van het op hetzelfde bouwperceel aanwezige verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief lpg;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  19. s. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en verhardingen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het stallen van fietsen, met dien verstande dat:
    1. 1. binnen de bebouwingsgrenzen geen redelijke bouwmogelijkheden aanwezig zijn;
    2. 2. de gebouwen zoveel mogelijk worden voorzien van transparante wanden;
    3. 3. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  2. b. van het bepaalde in lid 3.2.1 onder e voor het bouwen op de zijdelingse perceelgrens wanneer de afstand tot de hoofdgebouwen aan de andere kant van die perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
  3. c. van het bepaalde in lid 3.2.1 onder e voor het geheel aan elkaar bouwen van gebouwen indien die afstand ruimtelijk niet meer relevant is bijvoorbeeld bij het samenvoegen van percelen of wanneer het om verschillende bedrijven onder één dak gaat of wanneer het blijkens de aanvraag om omgevingsvergunning één aaneen gesloten geheel van gebouwen betreft.
  4. d. van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 2,5 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een adequate afscherming van het terrein;
  5. e. van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 3 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een adequate afscherming van het terrein;
  6. f. van het bepaalde in lid 3.2.2 onder c om ten behoeve van een antennemast een hogere bouwhoogte toe te laten, met dien verstande dat de noodzaak van de hogere bouwhoogte aangetoond dient te zijn;
  7. g. van het bepaalde in lid 3.2.2 onder e om ten behoeve van luifels, reclamezuilen en reclamemasten met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte niet mag leiden tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. b. op zichzelf staande detailhandel en/of kantoren zijn niet toegestaan, behoudens volumineuze detailhandel ter plaatse van de aanduidingen 'detailhandel volumineus', 'specifieke vorm van detailhandel - 1' en 'specifieke vorm van detailhandel - 2' en kantoren ter plaatse van de 'kantoren';
  3. c. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van lpg-inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen, inclusief lpg';
  5. e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  6. f. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  7. g. opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  8. h. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 5 m is op onbebouwde gronden binnen het bouwvlak niet toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watergebonden bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  2. b. watergebonden detailhandel;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 7': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 351 uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 9': tevens een jachthaven;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 10': uitsluitend een botterwerf waarvan de bedrijfsactiviteiten voor wat betreft milieuhinder vergelijkbaar zijn met bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 3.1. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de watersport, waaronder tevens wordt verstaan; reddingsbrigade, havenkantoor, clubgebouw en een kantine;
  7. g. opslag van boten;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  9. i. voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing, oeverbeheer en afbakening;
  10. j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen en verhardingen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het stallen van fietsen, met dien verstande dat:
    1. 1. binnen de bebouwingsgrenzen geen redelijke bouwmogelijkheden aanwezig zijn;
    2. 2. de gebouwen zoveel mogelijk worden voorzien van transparante wanden;
    3. 3. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  2. b. van het bepaalde in lid 4.2.1 onder f voor het bouwen op de zijdelingse perceelgrens wanneer de afstand tot de hoofdgebouwen aan de andere kant van die perceelgrens niet minder dan 5 m. bedraagt;
  3. c. van het bepaalde in lid 4.2.1 onder f voor het geheel aan elkaar bouwen van gebouwen indien die afstand ruimtelijk niet meer relevant is bijvoorbeeld bij het samenvoegen van percelen of wanneer het om verschillende bedrijven onder één dak gaat of wanneer het blijkens de aanvraag om omgevingsvergunning één aaneen gesloten geheel van gebouwen betreft.
  4. d. van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 2,5 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een adequate afscherming van het terrein;
  5. e. van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 3 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte nodig is voor een adequate afscherming van het terrein;
  6. f. van het bepaalde in lid 4.2.2 onder c om ten behoeve van een antennemast een hogere bouwhoogte toe te laten, met dien verstande dat de noodzaak van de hogere bouwhoogte aangetoond dient te zijn;
  7. g. van het bepaalde in lid 4.2.2 onder d om ten behoeve van luifels, reclamezuilen en reclamemasten met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte niet mag leiden tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan op gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. b. op zichzelf staande detailhandel of kantoren zijn niet toegestaan;
  3. c. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  5. e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  6. f. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  7. g. opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  8. h. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 5 m is op onbebouwde gronden binnen het bouwvlak niet toegestaan.

4.5 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1:

  1. a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  2. b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. openbare nutsvoorzieningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende groenvoorzieningen en verhardingen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  3. c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

5.3 Wijzigingbevoegdheid verwijderen bestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien de betreffende nutsvoorziening of het betreffende gedeelte van de nutsvoorziening, niet meer in werking is, met dien verstande dat de bestemming gewijzigd mag worden in de aangrenzende bestemming.

Artikel 6 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van de afvalwaterzuivering;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': twee bedrijfswoningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'groen': uitsluitend groenvoorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur-broedwand': tevens voor een oeverzwaluwbroedwand en een een vleermuizenverblijf;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 2,5 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een adequate afscherming van het terrein;
  2. b. van het bepaalde in lid 6.2.2 onder b om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 3 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte noodzakelijke is voor een adequate afscherming van het terrein;
  3. c. van het bepaalde in lid 6.2.2 onder c om ten behoeve van een antennemast een hogere bouwhoogte toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte niet mag leiden tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een supermarkt;
  2. b. een testruimte waar proefopstellingen kunnen worden opgesteld en waar verkoop van goederen niet is toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': op verdiepingsniveau tevens voor kantoren;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, verhardingen en water.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 8 Gemengd - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. culturele, sport- en recreatieve voorzieningen uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, Sport en Recreatie';
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kartbaan': tevens een kartbaan uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, Sport en Recreatie';
  3. c. met de onder a en b genoemde functies samenhangende en daaraan ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte van horecavoorzieningen ten hoogste 30% bedraagt van de brutovloeroppervlakte van de functie (exclusief de horecavoorziening) waarmee de horecavoorziening samenhangt en waaraan deze ondergeschikt is;
  4. d. kantoren ten behoeve van de in lid 8.1 onder a en b genoemde voorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een zelfstandig kantoor;
  6. f. bedrijven voor zover deze aanwezig zijn ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan en opgenomen zijn in bijlage 2 'Overzicht bestaande bedrijven binnen Gemengd - 1' danwel naar aard en invloed gelijk te stellen bedrijven;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en verhardingen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. c. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 1 m;
  4. d. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  5. e. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  6. f. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  7. g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het bepaalde in lid 8.2 onder a voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het stallen van fietsen, met dien verstande dat:
    1. 1. binnen de bebouwingsgrenzen geen redelijke bouwmogelijkheden aanwezig zijn;
    2. 2. de gebouwen zoveel mogelijk worden voorzien met transparante wanden;
    3. 3. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  2. b. van het bepaalde in lid 8.2 onder d om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 2,5 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een adequate afscherming van het terrein;
  3. c. van het bepaalde in lid 8.2 onder e om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 3 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een adequate afscherming van het terrein;
  4. d. van het bepaalde in lid 8.2 onder f om ten behoeve van een antennemast een hogere bouwhoogte toe te laten, met dien verstande dat de noodzaak van de hogere bouwhoogte aangetoond dient te zijn;
  5. e. van het bepaalde in lid 8.2 onder g om ten behoeve van luifels, reclamezuilen en reclamemasten met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte niet mag leiden tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  2. b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  5. e. detailhandel is niet toegestaan;
  6. f. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  7. g. opslag van goederen is buiten het bouwvlak niet toegestaan.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1 ten behoeve van (zelfstandige) horecavoorzieningen uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten), met dien verstande dat de horecavoorziening dient bij te dragen aan het ruimtelijke karakter van de Havenstraat als verbindingsroute naar het centrum en de gezamenlijk brutovloeroppervlakte van horecavoorzieningen niet meer mag bedragen dan 200 m².

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport- en recreatieve voorzieningen uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, Sport- en Recreatie';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding: “detailhandel volumineus”: volumineuze detailhandel met dien verstande dat de toegestane hoeveelheid m2 bvo ten dienste van deze functie ten tijde van het in werking treden van dit bestemmingsplan niet meer mag bedragen dan:
    1. 1. 2400 voor het bouwperceel in het noordelijk deel van het Lucentterrein gelegen langs de Bestevaer;
    2. 2. 2800 voor het bouwperceel aan de Havenstraat ten zuiden van de Lidlvestiging;
    3. 3. 4000 voor het perceel aan de noordzijde van de centrale ontsluitingsweg op het Lucentterrein (thans bouwmarkt);
    4. 4. 5500 voor het bouwperceel gelegen aan de Havenstraat hoek Rokerijweg (gedeelte bedrijfsterrein BNI).
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  5. e. ter plaatse van de aanduiding '' bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste catgeorie 3.1. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': uitsluitend voor cultuurhistorische waarden, culturele voorzieningen en horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, met uitzondering van hotels;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten en met een maximale bedrijfvloeroppervlakte van ten hoogste 500 m²;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': horecabedrijven, met uitzondering van hotels, uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': kantoren;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2': tevens een bedrijf met SBI-code 243 uit ten hoogste categorie 4.2 van van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1': tevens kantoren, uitsluitend op de verdieping(en);
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2': tevens kantoren op de verdieping en kantoren op de begane grond, waarbij de bedrijfsoppervlakte van kantoren op de begane grond niet meer bedraagt dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2': een ondergrondse (gebouwde) parkeergarage;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1': tevens ten hoogste 90 woningen, waarvan ten hoogste 10 woon-werkwoningen;
  15. o. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en verhardingen.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. c. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 1 m;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-3' gelden de volgende aanvullende bouwregels:
  • de breedte van gebouwen- gemeten evenwijdig aan de Havenstraat- bedraagt ten hoogste 40 m;
  • gebouwen dienen in een wisselende rooilijn te worden geplaatst, waarbij de afstand tussen de voorgevelrooilijn van gebouwen ten minste 5 m dient te bedragen;
  • aan de straatzijde bedraagt de minimale bouwhoogte van gebouwen ten minste 7 m;
  1. e. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. f. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. g. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  4. h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het bepaalde in lid 9.2 onder a voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het stallen van fietsen, met dien verstande dat:
    1. 1. binnen de bebouwingsgrenzen geen redelijke bouwmogelijkheden aanwezig zijn;
    2. 2. de gebouwen zoveel mogelijk worden voorzien met transparante wanden;
    3. 3. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  2. b. van het bepaalde in lid 9.2 onder e om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 2,5 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een adequate afscherming van het terrein;
  3. c. van het bepaalde in lid 9.2 onder f om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 3 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een adequate afscherming van het terrein;
  4. d. van het bepaalde in lid 9.2 onder g om ten behoeve van een antennemast een hogere bouwhoogte toe te laten, met dien verstande dat de noodzaak van de hogere bouwhoogte aangetoond dient te zijn;
  5. e. van het bepaalde in lid 9.2 onder h om ten behoeve van luifels, reclamezuilen en reclamemasten met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte niet mag leiden tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  2. b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  5. e. op zichzelf staande detailhandel en/of kantoren zijn niet toegestaan, behoudens volumineuze detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' en kantoren ter plaatse van de 'kantoren';
  6. f. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  7. g. opslag van goederen is buiten het bouwvlak niet toegestaan.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 onder d:

  1. a. om ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 9.1 onder d genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht worden te behoren tot de categorie, zoals in lid 9.1 onder d genoemd;
  2. b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorie, zoals in lid 9.1 onder d genoemd.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Gemengd - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watersport en scheepvaart gerelateerde bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  2. b. nautische en toeristische detailhandelsactiviteiten, waaronder begrepen kunst en nijverheid alsmede watersport en scheepvaart gerelateerde detailhandel en dienstverlening;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding “kantoor” tevens voor kantoren;
  4. d. recreatieve voorzieningen uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, Sport en Recreatie';
  5. e. wellness-faciliteiten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' tevens voor culturele voorzieningen uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, Sport en Recreatie';
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca'; tevens voor horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  8. h. een wachtruimte ten behoeve van een veerdienst;
  9. i. ten hoogste twee bedrijfswoningen;
  10. j. voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing, oeverbeheer en afbakening;
  11. k. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en verhardingen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het bepaalde in lid 10.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het stallen van fietsen, met dien verstande dat:
    1. 1. binnen de bebouwingsgrenzen geen redelijke bouwmogelijkheden aanwezig zijn;
    2. 2. de gebouwen zoveel mogelijk worden voorzien met transparante wanden;
    3. 3. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  2. b. van het bepaalde in lid 10.2.2 onder a om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 2,5 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een adequate afscherming van het terrein;
  3. c. van het bepaalde in lid 10.2.2 onder b om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 3 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een adequate afscherming van het terrein;
  4. d. van het bepaalde in lid 10.2.2 onder c om ten behoeve van een antennemast een hogere bouwhoogte toe te laten, met dien verstande dat de noodzaak van de hogere bouwhoogte dient te zijn aangetoond.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. c. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  5. e. volumineuze detailhandel is niet toegestaan;
  6. f. permanente en recreatieve bewoning is, behoudens ter plaatse van de bedrijfswoningen, niet toegestaan;
  7. g. opslag van goederen is buiten het bouwvlak niet toegestaan;
  8. h. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 5 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 10.1 onder a:

  1. a. om watersport en scheepvaart gerelateerde bedrijven uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 10.1 onder a genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorie, zoals in lid 10.1 onder a genoemd;
  2. b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorie, zoals in lid 10.1 onder a genoemd.

10.6 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van kantoren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de aanduiding “kantoor” kan worden toegevoegd mits de aanduiding “kantoor” elders binnen de bestemming Gemengd-3 wordt verwijderd zodat de totale oppervlakte aan bouwvlakken mede bestemd voor kantoren niet toeneemt.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. openbare en/of gemeenschappelijke groenvoorzieningen;
  2. b. singels en waterpartijen;
  3. c. speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer'; tevens voor een HOV-tracé ten behoeve van een sneltram of een andere vorm van hoogwaardig openbaar vervoer (al dan niet per rail);
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming behorende verhardingen en nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m;
  3. c. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder b bedraagt de bouwhoogte van straatmeubilair ten hoogste 9 m;
  4. d. de oppervlakte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m2.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat parkeervoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan in een strook van 6 m vanaf de bestemmingen Verkeer en Verkeer-Verblijfsgebied.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca ten hoogste categorie 2': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten alsmede voor congresfaciliteiten, partycentrum en zalenverhuur;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'discotheek': uitsluitend een discotheek/dancing;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-hotel': uitsluitend een hotel-restaurant, congresfaciliteiten en zalenverhuur;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1': tevens voor hotelservice-appartementen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en verhardingen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat seksinrichtingen niet zijn toegestaan.

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.1:

  1. a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 12.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 12.1 genoemd;
  2. b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 12.1 genoemd.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de aanduiding 'discotheek' te wijzigen ten behoeve van sport en recreatieve voorzieningen, met dien verstande dat het gebruik als discotheek beëindigd dient te zijn en de bouwregels uit artikel 15 onverkort van toepassing blijven.

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, onder- en bovengrondse parkeervoorzieningen en verhardingen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. extensieve dagrecreatie;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens voor de opslag van materialen en parkeren;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens voor evenementen en parkeren;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-camperplaatsen': tevens voor ten hoogste 8 camperplaatsen;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, verhardingen en water.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2:

  1. a. ten behoeve van erfafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  2. b. ten behoeve van vlaggen- en lichtmasten met een bouwhoogte van ten hoogste 9 m.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, Sport en Recreatie';
  2. b. recreatieve voorzieningen uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, Sport en Recreatie';
  3. c. buitenschoolse opvang;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs': tevens voor een onderwijsvoorziening;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': tevens voor het verenigingsleven;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie': een zendmast;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.2.2 onder b om een bouwhoogte van ten hoogste 12 m voor vlaggenmasten, lichtmasten en constructies ten behoeve van skiliften.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 niet zijn toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven, bestaande uit groen, water en verhardingen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2 m indien er sprake is van een open constructie;
  4. d. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

16.3 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. parkeervoorzieningen niet zijn toegestaan;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' wel parkeervoorzieningen toegestaan.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeerswegen, alsmede opstelstroken, busstroken en voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer'; tevens voor een HOV-tracé ten behoeve van een sneltram of een andere vorm van hoogwaardig openbaar vervoer (al dan niet per rail);
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1': een bergbezinkbassin;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, groen, parkeervoorzieningen, water en verhardingen.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, nutsgebouwen en fietsenstallingen met een oppervlakte van ten hoogste 15 m² worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte voor vlaggenmasten ten hoogste 9;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte voor verkeerslichten, lichtmasten, verkeersaanduidingen, seinpalen en bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies ten hoogste 15 m.

Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en straten met beperkte verkeersfunctie, met daarbij behorende voet- en fietspaden en groen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2': een ondergrondse (gebouwde) parkeergarage;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    1. 1. bovengrondse parkeervoorzieningen, wegen en verhardingen;
    2. 2. water, groen en speelvoorzieningen;
    3. 3. nutsvoorzieningen.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' een ondergrondse parkeergarage toegestaan;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de bouwhoogte voor vlaggenmasten ten hoogste 9;
  5. e. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de bouwhoogte voor verkeerslichten, lichtmasten, verkeersaanduidingen, seinpalen en bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies ten hoogste 15 m.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding en waterberging;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'haven': tevens voor:
    1. 1. scheepvaartverkeer;
    2. 2. op- en overslag van goederen;
    3. 3. personenvervoer te water;
    4. 4. aanlegplaatsen en steigers;
    5. 5. kades en pieren;
    6. 6. botenhellingen;
    7. 7. voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing, oeverbeheer en afbakening;
    8. 8. evenementen;
    9. 9. dagrecreatie;
    10. 10. toegangswegen en parkeervoorzieningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': tevens voor:
    1. 1. een jachthaven met daarbij behorende aanlegvoorzieningen en steigers;
    2. 2. kades en pieren;
    3. 3. voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing, oeverbeheer en afbakening;
    4. 4. parkeervoorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'oever': tevens voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1': tevens voor een botenhuis;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 2': tevens voor een botenhuis in combinatie met het gebruik voor bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  7. g. dagrecreatieve voorzieningen;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bruggen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, verhardingen en nutsvoorzieningen.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

19.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het aantal aanlegplaatsen, zoals bedoeld in lid 19.1 onder b bedraagt ten hoogste 400 plaatsen en zoals bedoeld in lid 19.1 onder c, ten hoogste 900 plaatsen;
  2. b. woonschepen zijn niet toegestaan.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen;
  2. b. beroep aan huis;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven': tevens bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein', alsmede kinderdagverblijven en praktijkruimten, uitsluitend op de beganegrondlaag;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de beganegrondlaag;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, verhardingen, tuinen en water.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 20.2.2 onder e en g, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m, mits dit niet leidt tot een onevenredige schaduwwerking en/of zichthinder voor aangrenzende percelen;
  2. b. lid 20.2.2 onder b om voor percelen kleiner dan 200 m² een maximale oppervlakte van 60 m² toe te staan, mits dit niet leidt tot een onevenredige verdichting van het perceel en/of onevenredige aantasting van de woonsituatie;
  3. c. lid 20.2.3 onder c voor de bouwhoogte van een antennemast voor een radio-ontvangst- of zendinstallatie tot ten hoogste 3 m boven de aanwezige bouwhoogte van de omliggende hoofdgebouwen, mits dit geen onaanvaardbare zichthinder voor aangrenzende percelen oplevert;
  4. d. 20.2.3 onder c voor de bouwhoogte van een schotelantenne met een doorsnede van ten hoogste 2 m tot een bouwhoogte, gemeten vanaf de voet, van 5 m, mits dit geen onaanvaardbare zichthinder voor aangrenzende percelen oplevert.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het medegebruik van een woning en de bijhorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor het uitoefenen van een beroep aan huis gelden de volgende voorwaarden:

  1. a. het gebruik mag uitsluitend uitgeoefend worden door de bewoner(s) van de woning;
  2. b. het gebruik mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en de omgeving en moet een kleinschalig karakter hebben;
  3. c. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven;
  4. d. het gebruik mag het uiterlijk ten aanzien van de woning niet aantasten;
  5. e. reclame-uitingen mogen niet strijdig zijn met het woonkarakter van de omgeving;
  6. f. het gebruik mag geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengen;
  7. g. het gebruik mag geen ernstige en/of onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en niet onder de werkingsfeer van de Wet milieubeheer vallen.

Artikel 21 Waarde - Archeologie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10.000 m² en dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 22 Leiding - Gas

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste40 bar.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 22.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Leiding - Gas geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien de betreffende gasleiding of het betreffende gedeelte van de gasleiding, buiten werking is gesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 25 Algemene Afwijkingsregel

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels

Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 27 Overige Regels

27.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de planregels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

27.2 Parkeren

  1. a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 20 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling:
functie oprichting/vergroting/verandering
praktijkruimten 1 parkeerplaats per 20 m² bvo;
maatschappelijke doeleinden 1 parkeerplaats per 35 m² bvo;
detailhandel, met uitzondering van volumineuze detaihandel 1 parkeerplaats per 25 m² bvo;
dienstverlening 1 parkeerplaats per 40 m² bvo;
horeca 1 parkeerplaats per 15 m² bvo;
kantoren met baliefunctie 1 parkeerplaats per 40 m² bvo;
kantoren zonder baliefunctie 1 parkeerplaats per 63 m² bvo;
bouwmarkten, tuincentra 1 parkeerplaats per 40 m² bvo;
overige volumineuze detaihandel 1 parkeerplaats per 75 m² bvo;
sporthal 2,2 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
sportveld 20 parkeerplaatsen per ha netto terrein
arbeidsextensieve/bezoekers-
extensieve bedrijven
1 parkeerplaats per 143 m² bvo;
arbeidsintensieve/bezoekers-
extensieve bedrijven
1 parkeerplaats per 50 m² bvo;
bedrijfsverzamelgebouw 1 parkeerplaats per 83 m² bvo;
wonen 1,4 parkeerplaats per woning indien de maximale oppervlakte 80 m² bvo bedraagt en 1,8 parkeerplaats per woning indien de maximale oppervlakte meer dan 80 m² bvo bedraagt.
  1. b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens lid 27.2 onder a, worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijnde, of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
  2. c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
  3. d. indien bij de eindberekening het aantal parkeerplaatsen uitkomt op een halve of meer, dan vindt de afronding naar boven plaats. Minder dan een halve wordt naar beneden afgerond;
  4. e. voor niet onder lid 27.2 onder a genoemde functies geldt de parkeernorm zoals opgenomen in Parkeerkencijfers-CROW 2012, publicatie 317. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
  5. f. het bepaalde in lid 27.2 onder a is niet van toepassing indien het gebruik niet wijzigt en de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m2 brutovloeroppervlakte, dan wel maximaal 10% van de totale brutovloeroppervlakte indien die totale brutovloeroppervlakte niet meer is dan 1000 m2;
  6. g. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien;
  7. h. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 onder a, indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge lid 27.2 onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
  8. i. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 27.2 onder a, indien op grond van de parkeernorm, zoals opgenomen in de parkeerkencijfers – CROW 2012, publicatie 317, een minder aantal parkeerplaatsen is vereist. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en de van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
  9. j. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 27.2 onder a, indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

28.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het Bestemmingsplan Haven en Bedrijventerreinen'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied bestaat uit het noordelijke gedeelte van de kern Huizen. Globaal omvat het bestemmingsplan het sportcomplex 'Wolfskamer', het aangrenzende recreatieterrein en natuurgebied, het terrein van de afvalwaterzuiveringsinstallatie, de haven en jachthaven, het aan de jachthaven grenzende woongebied Gooierhoofd en het bedrijventerrein van Huizen. De plancontouren worden grofweg gevormd door de wegen Zuiderzee, Eemlandweg, Havenstraat-Botterstraat-Baanbergenweg en Bestevaer en voorts door de sportvelden en het Gooimeer. De exacte ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0001.jpg"

1.2 Aanleiding En Doelstelling

In het kader van de actualisering van bestemmingsplannen in Huizen komt het huidige bestemmingsplan Haven- en Industriegebieden in aanmerking voor actualisatie. De actualisering wordt uitgevoerd op basis van de door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voorgeschreven tienjaarlijkse actualisering van bestemmingsplannen. Hoewel het bestemmingsplan voor grote delen consoliderend van aard is, is er sprake van een grote dynamiek binnen het gebied. In het plangebied zijn verschillende projecten in uitvoering en zijn er in de komende jaren nog verschillende ontwikkelingen gewenst.

Het doel is om voor het gehele plangebied een actuele en adequate juridische regeling op te stellen, waarbij - daar waar mogelijk - rekening wordt gehouden met de te verwachten en gewenste ontwikkelingen. De regeling dient voorts voldoende flexibiliteit te bieden voor ruimtelijk aanvaardbare initiatieven die thans nog niet zijn voorzien. Uit het oogpunt van uniformiteit en rechtsgelijkheid wordt het bestemmingsplan afgestemd op recent in procedure gebrachte bestemmingsplannen van de gemeente, zoals het bestemmingsplan Bovenmaat. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit plangebied komen in hoofdstuk 3 nader aan de orde.

1.3 Vigerende Regelingen

Het onderhavige bestemmingsplan vervangt het bestemmingsplan Haven en industriegebieden dat op 8 april 1999 door de gemeenteraad van Huizen is vastgesteld en op 28 september 1999 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 komt allereerst het beleidskader aan bod. In hoofdstuk 3 is de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied opgenomen en zijn voorts de ontwikkelingen in en de uitgangspunten voor het plangebied weergegeven. De sectorale (onderzoeks)aspecten zijn beschreven in hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten verkeer en parkeren, milieu, water, ecologie en archeologie. In hoofdstuk 5 is de juridische planbeschrijving weergegeven. In dit hoofdstuk is de wijze van bestemmen uiteengezet. Tevens wordt per artikel een beschrijving gegeven van de planregels en de bestemmingen. Hoofdstuk 6 behandelt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

Op 1 juli 2008 is de Wro in werking getreden. Deze gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen.

2.2 Conclusie

Met de hierna beschreven beleidsdocumentatie in ogenschouw nemend, kan de volgende conclusie worden getrokken. Het bestemmingsplan Haven en Bedrijventerreinen is voor een groot deel consoliderend van aard. Voor het overige passen herstructurering en nieuwe stedelijke functies binnen het geldende beleid.

De plannen (die inmiddels in gang zijn gezet) van de gemeente Huizen voor het Lucentterrein bieden weinig compensatie voor het kwantitatieve verlies aan ruimte voor bedrijven, maar betekenen wel een kwalitatieve impuls voor de vitaliteit van het gebied tussen het centrum en de haven, voor behoud en mogelijk groei van de werkgelegenheid in Huizen en daarmee voor de economie van de gemeente Huizen. Voorheen was een groot deel van het Lucentterrein niet benut, de oppervlakte voor bedrijventerrein was niet effectief in gebruik.

2.3 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR is als ontwerp gepresenteerd en vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Daarnaast verstevigt de SVIR het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zeer beperkt blijft. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral de gemeente.

De SVIR staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

AMvB Ruimte (2012)

De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, worden geborgd in de AMvB Ruimte. Deze AMvB wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met de AMvB Ruimte geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Gezien de ligging van het plangebied en de aard van het plan (conserverend met enkele structuurverbeterende ontwikkelingen) vormt het rijksbeleid geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

2.4 Provinciaal En Regionaal Beleid

Structuurvisie Noord-Holland (2010)

De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de nieuwe Wro een structuurvisie opgesteld voor de gehele provincie. De structuurvisie is op 16 februari 2010 vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Op 22 juni 2010 is de structuurvisie door Provinciale Staten vastgesteld. In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.

  1. 1. Ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad.
  2. 2. Duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen.
  3. 3. Klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

Door globalisering, klimaatveranderingen en demografische veranderingen kiest de provincie ervoor om mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook om bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de provincie het landelijke gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de bevolkingskrimp op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied realiseren van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houden ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten, blijft de provincie bijzonder aantrekkelijk om in te wonen, in te werken en om te bezoeken.

De provincie Noord-Holland draagt bij aan het realiseren van voldoende en passende huisvesting (woningtype) op de best mogelijke plek (woonmilieu) voor huidige en toekomstige bewoners van Noord-Holland. De provincie Noord-Holland stelt hiervoor een provinciale woonvisie op welke het kader biedt voor de door de regio's op te stellen regionale actieprogramma's. In de regionale actieprogramma's wordt het woningbouwprogramma zowel kwalitatief als kwantitatief uitgewerkt. Uitgangspunt is om deze woningvraag zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. Dit uitgangspunt bevestigt in positieve zin de beoogde ontwikkelingen en de daarmee gepaard gaande vernieuwing binnen dit bestemmingsplan. Verder is de structuurvisie op een te hoog abstractieniveau om hiermee rekening te kunnen houden.

Provinciale ruimtelijke verordening (2009)

De Provinciale ruimtelijke verordening (Prv) schrijft voor waaraan bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen moeten voldoen. Hierdoor heeft de provincie meer invloed op de ruimtelijke ordening in Noord-Holland.

Provinciale Staten hebben de Prv van Noord-Holland op 15 december 2008 vastgesteld. Op 1 januari 2009 is de verordening in werking getreden. De regels van de Prv vloeien voort uit de bestaande streekplannen Noord-Holland Zuid en Noord.

Er is sprake van een hoofdzakelijk consoliderend bestemmingsplan voor een bestaand gebied. Op enkele locaties is sprake van ontwikkelingen. Het betreft ontwikkelingen binnen bestaand bebouwd gebied die passen binnen de Prv.

Regio Gooi en Vecht: Innovatieve verbinding in de Noordvleugel en Visie Werklandschappen Gooi en Vechtstreek (2007)

De gemeenten in de Gooi en Vechtstreek zijn actief om de regionale samenwerking te versterken. In 2007 is hiertoe onder meer de visie 'Regio Gooi en Vecht: Innovatieve verbinding in de Noordvleugel' opgesteld. Deze visie zet in op het creëren van een regio die economisch dynamisch en innovatief is. Het versterken van de regionale economisch sterke sectoren moet daarbij een substantiële bijdrage leveren aan het ontwikkelingsperspectief van de Noordvleugel en Nederland. Om dit te bereiken zet de regio vooral in op het gebied van multimedia, zorg en welzijn en toerisme en recreatie.

Bovenstaande doelstelling en ambitie zijn verder uitgewerkt in de Visie Werklandschappen Gooi- en Vechtstreek. De visie werklandschappen geeft een duidelijk overzicht van de situatie op de bedrijventerreinenmarkt in de Gooi en Vechtstreek. Duidelijk is dat:

  • het bedrijventerreinenaanbod sterk onder druk staat: er zijn weinig nieuwe bedrijvenlocaties beschikbaar;
  • de herstructureringsopgave omvangrijk en kostbaar is;
  • de noodzaak om bestaande locaties goed te benutten groot is.

Concreet komt de visie neer op het volgende:

  • aanleg van 40 tot 50 ha aan nieuw bedrijventerrein;
  • herstructurering van circa 200 ha bedrijventerrein, waarbij nieuwe ruimte moet ontstaan voor economische activiteiten op bestaande locaties;
  • het verkleuren van circa 70 ha bedrijventerrein naar een andere functie, veelal wonen;
  • ruimte maken voor economische activiteiten waar de regio op in zet (multimedia, zorg en welzijn en toerisme en recreatie).

Per bedrijventerrein geeft de visie aan wat de ontwikkelingsrichting is. Op bedrijventerrein 't Plaveen is bovenstaande beleidsinzet van toepassing.

Regionaal bedrijventerreinfonds met transformatierechten (2009)

Om de (problemen en kansen op de) bedrijventerreinenmarkt in de Gooi en Vechtstreek aan te pakken, is in de visie een intergemeentelijk samenwerkingsmodel geformuleerd: een Regionaal Fonds met Transformatierechten.

Uitgangspunt is dat de negen regiogemeenten streven naar behoud van de op dit moment bestaande bedrijventerreinen in de regio. Transformatie van bestaand bedrijventerrein wordt zoveel mogelijk afgeremd dan wel gecompenseerd. Zo moet ook de herstructurering van terreinen een impuls krijgen.

Werking van het fonds in het kort

De 9 regiogemeenten behouden de bedrijfsbestemming van de huidige bedrijventerreinen.

Transformeert een locatie (deels) dan:

  • wordt de bedrijfsruimte binnen de gemeente gecompenseerd met bedrijfsruimte; óf
  • stort de gemeente een bedrag per ha in het regionaal fonds om andere bedrijventerreinen op te knappen.

Transformatie van een locatie betekent: een bestemmingsplanwijziging waarbij de bedrijfsbestemming (bedrijfsruimte) plaats maakt voor een andere functie (meestal wonen).

Bedrijventerrein 't Plaveen, met uitzondering van de locatie Lucent, een deel van de Havenstraat en het Oude Havengebied, valt onder de criteria van het bedrijventerreinenfonds met transformatierechten. Locatie Lucent met een oppervlakte van 6 ha wordt ontwikkeld door een ontwikkelaar in nauwe samenwerking met de gemeente. Er wordt sterk ingezet op het behoud van bedrijfsruimte. Dit mogelijkerwijs in combinatie met woon en/of woon-werkunits aan de randen van het terrein; het terrein van BN International (BNI) blijft in de huidige staat, met dien verstande dat in een strook langs de Havenstraat functieverruiming mogelijk wordt gemaakt. BNI wil graag in Huizen blijven en gaat investeren in eigen terrein.

Regionale woonvisie Gooi en Vechtstreek (2008)

De negen gemeenten uit het gewest Gooi en Vechtstreek, vertegenwoordigd in de Regionale Volkshuisvestingscommissie, hebben samen een Regionale Woonvisie opgesteld.

In de woonvisie wordt het gezamenlijke toekomstbeeld voor de regio voor de komende jaren geschetst.

Kernambities

  1. 1. Een economisch en sociaal vitale regio, ook op de lange termijn.
  2. 2. Meer beweging en meer keuze op de woningmarkt in het algemeen en meer kansen voor mensen die het lastig hebben op de woningmarkt, in concreto jongeren, jonge gezinnen en ouderen die zorg nodig hebben.
  3. 3. Diversiteit aan woonmilieus in de regio behouden en versterken met behoud van het groene karakter.
  4. 4. De Gooi en Vechtstreek onderscheidt zich als regio waar ruimte is voor het zoeken naar en uitvoeren van vernieuwende oplossingen op het gebied van wonen.

Er zijn drie strategieën onderscheiden die de regio in gaat zetten om deze ambities te verwezenlijken:

  1. 1. focus op mensen met minder kansen op de woningmarkt, met name jongeren, jonge gezinnen van 30-45 jaar, en mensen die wonen met zorg combineren;
  2. 2. creëren van een gedifferentieerder woonaanbod door het stimuleren van dynamiek op de woningmarkt, zowel door innovatief bouwen en herstructureren, als door het optimaliseren van de mogelijkheden die de bestaande voorraad biedt;
  3. 3. inzet van vernieuwende en creatieve instrumenten en ideeën.

2.5 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Haven van het Gooi (2011)

In de structuurvisie is het ruimtelijke beleid van de gemeente voor de middellange termijn (10–20 jaar) vastgelegd. Anders dan in bestemmingsplannen is in een structuurvisie het beleid voor de gehele gemeente vastgelegd en anders dan de individuele zogenaamde sectorale nota’s (zoals bijvoorbeeld het verkeerscirculatieplan) geeft de structuurvisie een integrale ruimtelijke visie voor de gehele gemeente.

De structuurvisie is een onderlegger voor de actualisering van bestemmingsplannen en een afwegingskader bij aanvragen voor afwijking van de bestemmingsplanregels. Een projectenlijst maakt onderdeel uit van de structuurvisie; de projecten die het belangrijkste zijn voor de ruimtelijke structuur van de gemeente heten in de structuurvisie sleutelprojecten.

De structuurvisie richt zich vooral op de kustzone van Huizen met de (jacht)havens, op het centrum van het Oude Dorp en op twee verbindingen. Dat betreft de verbinding tussen het centrum van het Oude Dorp en het havengebied en de verbinding tussen het gemeentehuis en het centrum van de Oostermeent, de zogenoemde sociaaleconomische as. Voor de kustzone en die twee verbindingen ontwikkelt de gemeente verdere visies en plannen

De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan worden bevestigd (onder andere eerste fase Oude Haven, Nautisch Kwartier) danwel mogelijk worden gemaakt (tweede en derde fase Oude Haven, transformatie Lucentterrein, functieverruiming langs de Havenstraat) passen binnen de gemeentelijke structuurvisie.

Toekomstvisie Huizen (2007)

In die toekomstvisie 'een levendig dorp aan het water' wordt onder andere gepleit voor:

  • een levendige gemeenschap voor alle leeftijdscategorieën;
  • een toeristisch-recreatieve ontwikkeling van de kust; daarbij gaat het vooral om het gebied bij de jachthavens en het Nautisch Kwartier Huizen;
  • het op peil brengen en houden van een bij Huizen passend niveau van detailhandel;
  • uitbreiden van kwalitatieve dagrecreatie en verblijf (leisure);
  • watergebonden (strand)recreatie, watersport en passende benutting van de kuststrook, onder meer door de realisering van het Nautisch Kwartier Huizen;
  • ontwikkelen van een attractieve verbinding tussen de havens en het centrum.

Binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan is rekening gehouden met een toeristisch-recreatieve ontwikkeling van de kust en het versterken van de verbinding tussen het centrum en de haven met name door middel van het verankeren van enkele concrete ontwikkelingen (zie hoofdstuk 3).

Nota toerisme en recreatie Huizen (2008)

Deze nota is een nadere uitwerking van de Toekomstvisie. In het actieprogramma staan twee projecten die betrekking hebben op het plangebied.

Logistieke verbinding tussen haven en oude dorp

De afstand tussen de haven en het centrum is te ver om te voet te kunnen afleggen. Het is daarom voor bezoekers niet interessant om beide gebieden te bezoeken. Er zal daarom gekeken moeten worden naar mogelijkheden om deze drempel te verlagen en bezoekers van de haven te verleiden om naar het centrum te gaan en andersom. De gemakkelijkste manier om dit te bereiken is omvormen van vervoer tussen de beide gebieden aan te leggen.

Havenbezoekers verleiden om naar het centrum te gaan

Behalve de twee toeristische trekpleisters fysiek met elkaar te verbinden, kunnen mensen die in de haven aankomen worden gestimuleerd om van het toeristisch-recreatieve aanbod elders in de gemeente gebruik te maken.

Binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan is rekening gehouden met het versterken van de verbinding tussen het centrum en de haven met name door middel van het verankeren van enkele concrete ontwikkelingen (zie hoofdstuk 3).

Groenstructuurplan

Binnen de gemeente Huizen is een groenstructuurplan opgesteld waarbij de volgende hoofddoelstelling is gehanteerd: 'vastlegging groene hoofdstructuur voor behoud, herstel, ontwikkeling en verbetering van de stedelijke groenvoorziening'. Een herziening van het groenstructuurplan is overigens in voorbereiding.

In het huidige groenstructuurplan zijn de volgende afgeleide doelstellingen geformuleerd:

  • visie op inrichting en beheer;
  • basisplan voor uitwerking beheerplannen;
  • uitwerking boomstructuurplan per buurt;
  • uitgifte/verkoop niet structureel groen en/of herbestemming;
  • basisplan voor (groen)renovaties openbare ruimte.

Op basis van deze uitgangspunten/doelstellingen is het groen in de gemeente Huizen in kaart gebracht. Er is een onderverdeling gemaakt in groen op stedelijk, wijk-, buurt- en blok/woningniveau. Per categorie is het groen onderverdeeld in structureel groen en 'overig' groen.

In het bestemmingsplan is het structurele groen, zoals weergegeven in het Groenstructuurplan, als Groen bestemd. Een nieuw groenstructuurplan is in voorbereiding.

Welstandsnota (Concept 2012)

De conceptwelstandsnota 2012 vervangt de welstandsnota van 2009. In deze nota is het welstandsbeleid van de gemeente Huizen vastgelegd. De inmenging van de lokale overheid is met de komst van deze nieuwe nota aanmerkelijk beperkt. De invloed van de nota beperkt zicht tot de invals- en hoofdwegen, het oude dorp en de centrumgebieden.

Het welstandstoezicht is in geheel Huizen wel gebleven voor de monumenten, erfafscheidingen, dakkapellen, dakhuisjes en reclame.

  • Binnen het plangebied vallen de Bestevaer, het Lucentterrein, de Havenstraat en het Oude Havengebied binnen de bijzondere welstandsgebieden. De overige gebieden, dus het woongebied Gooierhoofd, de bedrijventerreinen en het gebied Wolfskamer zijn welstandsvrij.

Zie verder figuur 2.1

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0002.jpg"

Figuur 2.1 Welstandsgebieden

Voor de bijzondere welstandsgebieden is op basis van een korte beschrijving de waardering voor het gebied geformuleerd. Dit is voor die gebieden de grondslag voor het welstandsbeleid, daarbij worden tevens de hoofdpunten voor de beoordeling genoemd.

In het bestemmingsplan is bij de nieuwe ontwikkelingen daar waar mogelijk rekening gehouden met de Welstandsnota. Voor het overige vindt toetsing plaats via de welstandtoets.

Klimaatbeleid

De gemeente Huizen voert een voorlopend klimaatbeleid. Om die reden worden ruimtelijke ontwikkelingen beoordeeld op energieaspecten. Hierbij hanteert de gemeente Huizen een voorkeursvolgorde bij het beoordelen van bouwplannen, die met privaatrechtelijke medewerking van de gemeente worden ontwikkeld.

Wat betreft het niveau van de ruimtelijke ordening luidt de volgorde als volgt:

  1. 1. het verminderen van de vraag naar energie; hierbij moet worden gedacht aan compact bouwen, zongerichte verkaveling en zongericht bouwen;
  2. 2. gebruik van duurzame energiebronnen; ruimtelijke consequenties zijn hier bijvoorbeeld de benodigde oriëntatie en hellingshoeken van daken in verband met plaatsing van PV-panelen en zonneboilers;
  3. 3. het inzetten van energie-efficiënte technieken; ruimtelijke consequenties zijn hier bijvoorbeeld benodigde bodemopslagcapaciteit bij warmte/koudeopslag.

In het bestemmingsplan is bij de nieuwe ontwikkelingen daar waar mogelijk rekening gehouden met het klimaatbeleid. Voor het overige vindt toetsing plaats aan de hand van concrete bouwplannen.

Hoofdstuk 3 Analyse En Uitgangspunten

3.1 Ontwikkeling Van Het Plangebied In Het Kort

Na afsluiting en gedeeltelijke inpoldering van de Zuiderzee (1932) verdween de visserij, tot dan toe één van de belangrijkste inkomstenbron van Huizen. Een alternatief werd gevonden in de industrie, de bouwnijverheid en de kaashandel. Door subsidies die de Wet op de sluiting en inpoldering van de Zuiderzee bood voor ontwikkelingen in de oude vissersplaatsen, kon de gemeente een actief industriebeleid voeren. In korte tijd zijn aan weerszijden van de Oude Haven diverse bedrijven gevestigd. Met name de kaasverwerking werd een belangrijke bedrijfstak. De industriële bedrijvigheid breidde zich langs de Havenstraat en in de richting van het dorp in de loop der jaren verder uit.

Het plangebied kreeg zijn huidige vorm pas na de Tweede Wereldoorlog, door een uitbreiding die aan het eind van de jaren zestig van de 20e eeuw is gerealiseerd. Het Oude Havengebied werd in voornamelijk oostelijke richting uitgebreid. Het 'nieuwe' bedrijventerrein ('t Plaveen) bood plaats aan bedrijven die door milieutechnische redenen of andere redenen niet meer in het woonmilieu van Huizen thuishoorden. Net voor de uitbreiding van het bedrijventerrein werden eind jaren vijftig van de 20e eeuw het gebied de Wolfskamer met sportvelden en een natuurijsbaan aangelegd. Later zijn aan de oostzijde van dat gebied nog een sportcentrum, een sporthal (voor indoorsporten), een skibaan en een discotheek gerealiseerd.

Eind jaren tachtig van de 20e eeuw is tussen het bedrijventerrein en de jachthaven de woonbuurt Gooierhoofd aangelegd. Met de ontwikkeling van deze woonbuurt werd beoogd de jachthaven uit het isolement te halen en een verbinding te maken met de woonwijk Huizermaat.

Na een relatief rustige periode zijn er momenteel weer volop ontwikkelingen in het plangebied gaande. Het plangebied heeft de potentie om ontwikkeld te worden tot een belangrijke toeristisch-recreatieve trekker. Voor een verdere beschrijving van deze nieuwe ontwikkelingen wordt verwezen naar paragraaf 3.3.2.

De ontwikkeling van het plangebied is weergegeven in figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0003.png"

3.2 Beschrijving Plangebied

De ruimtelijke hoofdstructuur van het plangebied wordt bepaald door de verschillende gebieden met daarbij behorende functies. De afwisseling van het wonen, de recreatie en de bedrijvigheid maakt dat het plangebied een dynamisch gebied is. De haven en de Havenstraat zijn van oudsher de ruimtelijke dragers van het gebied. Voorts is het orthogonale patroon van het industrieterrein 't Plaveen het meest bepalend. De Ambachtsweg vormt een directe verbinding tussen het woongebied van Huizen en de jachthaven.

Rondom de jachthaven grijpen de verschillende ruimtelijke structuren van de landtong, de jachthaven, de woonbuurt Gooierhoofd en het bedrijventerrein in elkaar. De straat de Zuiderzee zorgt met het brede profiel en groenstroken voor een duidelijke scheiding met de ten oosten gelegen woonwijk Huizermaat. In het noordwesten vormt het sportpark de Wolfskamer en het ten noorden daarvan gelegen natuurgebied, de groene schakel tussen het Oude Havengebied en het buitengebied. De ruimtelijke hoofdstructuur van het plangebied is weergegeven in figuur 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0004.png"

3.3 Deelgebieden

Op basis van ruimtelijke structuur en de verschillende voorkomende functies kan het plangebied onderverdeeld worden in verschillende deelgebieden. De verschillende deelgebieden worden hieronder beschreven en zijn weergegeven in figuur 3.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0005.png"

Oude Havengebied

Het Oude Havengebied ligt aan de westzijde van de oude insteekhaven. Oorspronkelijk stonden hier de kalkovens en diverse visrokerijen. Later kwamen hier andere bedrijven voor in de plaats, waaronder het indoorkartcentrum van Coronel en aannemersbedrijven die zich in de oude bedrijfsbebouwing aan de Havenstraat vestigden. De Havenstraat was en is de belangrijkste ontsluitingsweg van de Oude Haven naar het oude dorp. Momenteel wordt dit gebied ontwikkeld naar een gebied met wonen in combinatie met toeristisch-recreatieve voorzieningen. Aan de zuidzijde van het gebied is inmiddels een gevarieerde woonbuurt gebouwd. De kop van de woonbuurt bestaat uit appartementengebouwen aan het water. De bebouwing heeft door de parcellering en het materiaal- en kleurgebruik een divers, individueel en authentiek karakter. De bouwhoogte varieert van vier tot zes bouwlagen afwisselend met of zonder kap. De daarachter gelegen bebouwing bestaat uit geschakelde woningen met hetzelfde karakter als de appartementengebouwen. Aan de voorzijde is een waterpartij gerealiseerd die verbonden is met de Oude Haven. Aan de Havenstraat is in de oude hangen (visrokerij) een restaurant gevestigd. Aan de ingang van de Oude Haven zijn de oude schoorstenen van de kalkovens terug opgebouwd en gecombineerd met een restaurant. Verder is op de kop van de haven het Nautisch Kwartier Huizen ontwikkeld (voor verdere beschrijving zie paragraaf 3.4).

Bedrijventerrein 't Plaveen

Het bedrijventerrein 't Plaveen heeft een orthogonaal stratenpatroon dat in het verlengde van de Oude Haven ligt. Evenwijdig aan de Havenstraat is de Ambachtsweg gelegen die de belangrijkste ontsluitingsweg vormt. De bedrijven die gevestigd zijn op het bedrijventerrein variëren van industriële bedrijven zoals BNI (en voorheen ook Lucent) tot een autoboulevard aan de Ambachtsweg en andere grootschalige detailhandel aan de Eemlandweg. Daarnaast komen er ook enkele zelfstandige kantoren voor, met name langs de Bestevaer. Ook de bebouwing is divers: de industriële bebouwing van BNI stamt gedeeltelijk nog uit het begin van de 20e eeuw (baksteen), terwijl aan de ambachtsweg voornamelijk simpele functionele loodsen en showrooms van één bouwlaag voorkomen. De (voormalige) krachtcentrale van BNI is weliswaar geen monument, maar heeft zeker cultuurhistorische waarde.

Gooierhoofd

De woonbuurt Gooierhoofd vormt een eilandje tussen de nieuwe jachthaven en het bedrijventerrein 't Plaveen. De woonbuurt is eind jaren tachtig van de vorige eeuw gebouwd. Het stratenpatroon is orthogonaal van opzet en de bebouwing bestaat voornamelijk uit rijwoningen van twee bouwlagen met een kap. De wijk wordt in het zuiden van het bedrijventerrein gescheiden door een bedrijfsverzamelgebouw met kleine (dienstverlenende) bedrijven. Aan de noord- en westzijde wordt de wijk afgeschermd door appartementengebouwen van drie tot vier bouwlagen. Op de begane grond van het appartementengebouw aan de noordzijde, grenzend aan de jachthaven, zijn enkele andere functies gevestigd, waaronder een kinderdagverblijf en een restaurant. Dit appartementengebouw vangt tevens het aanwezige hoogteverschil op tussen de hoger gelegen kade en de achtergelegen woonwijk.

Landtong en hotel Newport

Op de landtong ten noorden van het woongebied staan drie appartementengebouwen en het hotel Newport. De appartementengebouwen staan vrij op de landtong (zonder erfscheiding) en bestaan uit een plint met bergingen met daarop vier bouwlagen en een kap. Het hotel is gelegen in het noordelijk deel van de landtong en bestaat uit een piramideachtige bouwmassa van circa 8 bouwlagen. Voor het overige bestaat de landtong uit een groen gebied met wandel- en fietspaden dat recreatief wordt gebruikt.

Haven, jachthaven en watersport

In het noordelijk gedeelte van het bedrijventerrein 't Plaveen (ten zuiden van de jachthaven) zijn meer aan de jachthaven en het water gerelateerde bedrijven aanwezig zoals een botenopslag/werf, een gebouw voor de havenmeester en een clubhuis van een watersportvereniging.

Voor het overige bestaat het deelgebied voornamelijk uit water met daaraan gerelateerde havenfuncties en toeristisch-recreatieve functies. Aan de westzijde van het plangebied is er sprake van een oeverfunctie met landschappelijke waarden. Het middengebied bestaat uit de haven die aansluit op de Oude Haven. Tot dit gebied behoren ook enkele openbare ruimten, zoals parkeervoorzieningen. Het oostelijk deel dat aan de oostzijde aansluit op de landtong en aan de zuidzijde grenst aan de woonbuurt het Gooierhoofd, bestaat uit een grote jachthaven. De gemeentelijke jachthaven is recent nog uitgebreid met circa 200 ligplaatsen.

Recreatiegebied Wolfskamer

Het recreatiegebied Wolfskamer ligt ten oosten van het bedrijventerrein 't Plaveen. Het recreatiegebied Wolfskamer vormt een groene schakel tussen het buitengebied van de Naarder Eng, de Gooimeerkust en het Oude Havengebied. In het zuiden liggen de sportvelden. Aan de oostzijde van het gebied zijn een een skibaan en een discotheek aanwezig. Inmiddels is ook de Mulock Houwerschool gebouwd in het oostelijk deel van de Wolfskamer. Daar zal ook nog een nieuwe sporthal samen met het nieuwe clubgebouw van SV Huizen worden gebouwd.

Tussen de sportvelden en het Gooimeer ligt een landschappelijk waardevolle bosachtige strook met wandelpaden. Het meest noordelijk deel van deze strook grenst aan een beschermd natuurgebied. In het noorden van het gebied ligt achter een brede groenrand een RWZI (rioolwaterzuiveringsinstallatie).

3.4 Toekomst Van Het Plangebied

3.4.1 Uitgangspunten

Voor grote delen van het plangebied is het bestemmingsplan consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat hier geen (omvangrijke) ontwikkelingen worden verwacht en dat de bestaande situatie en de nu geldende regeling als uitgangspunt voor het bestemmingsplan dienen. Op enkele plekken zal de regeling uiteraard wel geactualiseerd worden. Bovendien wordt voorzien in voldoende flexibiliteit om kleinschalige plannen die geen inbreuk maken op de ruimtelijke en functionele structuur, mogelijk te maken. Het consoliderende karakter heeft met name betrekking op woonbuurt het Gooierhoofd, een groot gedeelte van het bedrijventerrein 't Plaveen (behoudens ontwikkelingen op met name het Lucentterrein), de landtong en het recreatiegebied Wolfskamer.

Hierna zijn, per in het plangebied voorkomende functie, de uitgangspunten voor het bestemmingsplan weergegeven.

Bedrijven

Een groot deel van het bestemmingsplan bestaat uit bedrijventerrein. Behoudens functiewijziging van een deel van het BNI-terrein en het Lucentterrein (zie 3.4.2), voorziet het bestemmingsplan op hoofdlijnen niet in nieuw beleid voor het bedrijventerrein. In het bestemmingsplan is onderscheid gemaakt tussen de watersportgerelateerde bedrijven aan de noordzijde van het bedrijventerrein en overige bedrijvigheid. De aard van de bedrijvigheid kan sterk uiteenlopen en wordt begrensd door de (gevoelige) functies in de omgeving (zie ook hoofdstuk 4). Detailhandel wordt in algemene zin niet toegestaan op het bedrijventerrein. In het detailhandelbeleid van Huizen wordt dit onderstreept. Het beleid is gericht op het concentreren van detailhandel in het centrum van Huizen en de verschillende buurtcentra. Een uitzondering is gemaakt voor de vestiging van een Lidl (in combinatie met de vestiging van het hoofdkantoor van de Lidl) aan de Havenstraat op een deel van het voormalige Lucentterrein. De vestiging van een dergelijke discounter doet geen afbreuk aan de detailhandelsstructuur van Huizen. De vestiging van de Lidl is reeds gerealiseerd.

Voor volumineuze detailhandel wordt op enkele plaatsen een uitzondering gemaakt, wat eveneens in lijn is met het detailhandelsbeleid. Het betreft hier in eerste instantie reeds bestaande vestigingen en locaties zoals de autobedrijven langs de Ambachtsweg en de bedrijven aan de Eemlandweg. Voorts wordt volumineuze detailhandel mogelijk gemaakt langs de Havenstraat, dit om een meer attractieve verbinding tussen het centrum en het havengebied mogelijk te maken (voormalig Lucentterrein, gedeelte terrein BNI). In paragraaf 3.4.2 wordt hier nader op ingegaan.

Voor zelfstandige kantoren is in algemene zin evenmin plaats op het bedrijventerrein. Om voldoende bedrijventerrein in Huizen (en in de regio) beschikbaar te houden, is grootschalige transformatie naar kantorenlocaties niet gewenst. Een uitzondering vormt de strook langs de Bestevaer, Havenstraat en Energieweg. Deze stroken kunnen een meer representatief karakter hebben en bovendien zijn hier inmiddels reeds verschillende kantoren gevestigd. Ook ter plaatse van het Lucentterrein worden in de strook langs de Bestevaer kantoren voorzien (zie paragraaf 3.4.2).

Omdat bedrijfswoningen beperkingen opleggen aan de (in de omgeving daarvan) toelaatbare bedrijven, worden nieuwe bedrijfswoningen niet toegestaan op het bedrijventerrein. Uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn als zodanig bestemd.

Recreatie/toerisme

Het plangebied heeft een belangrijke toeristische en recreatieve functie voor Huizen. Het bestemmingsplan is gericht op behoud en versterking van deze functie. Versterking vindt met name plaats door het Nautisch Kwartier Huizen dat in paragraaf 3.4.2 nader is beschreven en dat inmiddels is gerealiseerd. Voor het overige worden de bestaande toeristische en recreatieve functies bestendigd. Hiertoe worden de haven, het oevergebied en de jachthaven als zodanig bestemd. Ook de recreatieve noordzone van het gebied de Wolfskamer en de landtong aan de oostzijde van het plangebied krijgen een bestemming (Recreatie en Groen) die recht doet aan het extensieve recreatieve gebruik dat hier plaatsvindt (wandelen en fietsen). In het kader van de visie op de recreatieve ontwikkeling van het kustgebied ten oosten van de Oude Haven, zal ook de mogelijkheid van realisatie van een kampeerterrein worden bezien.

Wonen

In het plangebied wordt op enkele plaatsen gewoond. Het betreft in eerste instantie het bestaande woongebied Gooierhoofd. Voor dit woongebied zijn geen ontwikkelingen voorzien en het gebied wordt dan ook voor Wonen bestemd. Het onderscheid tussen gestapelde woningen (appartementen) en grondgebonden woningen blijft gehandhaafd. Op de begane grond van de gebouwen grenzend aan de jachthaven zijn enkele bedrijfs- en andere functies (zoals een horecavestiging en een kinderdagverblijf) aanwezig. Deze functies blijven hier ook in het nieuwe bestemmingsplan mogelijk. Dit om aan de zijde van jachthaven levendigheid in het gebied te houden/brengen.

Aan de Havenstraat is recent een nieuw woongebied gerealiseerd (Oude Haven, 1e fase) dat als zodanig is bestemd. Bovendien voorzien de plannen verdere uitbreiding met een 2e en 3e fase (op langere termijn). Deze plannen zijn nader beschreven in paragraaf 3.4.2, waarbij tevens in wordt gegaan op de wijze waarop met deze plannen in dit bestemmingsplan is omgegaan.

Detailhandel

Detailhandel is in algemene zin in het plangebied niet gewenst, behoudens volumineuze detailhandel zoals hierboven beschreven onder 'bedrijven'. Detailhandel dient geconcentreerd te worden in het centrum van Huizen en de diverse buurtcentra teneinde versnippering en daarmee verzwakking van de detailhandelsstructuur te voorkomen.

Een uitzondering is, zoals hierboven reeds is aangegeven, gemaakt voor een Lidl-vestiging aan de Havenstraat in combinatie met het hoofdkantoor van de Lidl in Nederland. Deze ontwikkeling wordt beschreven in paragraaf 3.4.2. De vestiging van de Lidl is reeds gerealiseerd.

Een andere uitzondering vormt de detailhandel in het Nautisch Kwartier Huizen. Het betreft hier echter detailhandel welke gerelateerd is aan de watersport en het nautische karakter. Dergelijke detailhandel zal niet concurreren met de detailhandel in het centrum.

Tot slot is in dit bestemmingsplan wel rekening gehouden (middels een bevoegdheid tot afwijken) met de mogelijkheid voor detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen en in bijzondere vormen van detailhandel die geen afbreuk doen aan de detailhandelsstructuur van Huizen en bovendien in (winkel)centra niet gewenst zijn.

Horeca

Op enkele plaatsen in het plangebied komt horeca voor. Het betreft met name enkele restaurants. Daarnaast is er sprake van een hotel (Newport) met congresfaciliteiten op de landtong en een discotheek in het zuidoostelijk deel van de Wolfskamer. De bestaande horecavestigingen zijn als zodanig bestemd. Nieuwe horeca is uitsluitend toegestaan in het Nautisch Kwartier Huizen (zie paragraaf 3.4.2) en in een gedeelte langs de Havenstraat. Omdat horeca overlast kan veroorzaken voor de omgeving, is op dit aspect in hoofdstuk 4 nader ingegaan.

Kantoren

In het plangebied is sprake van enkele solitair gelegen kantoorlocaties. Deze locaties worden als Kantoor bestemd. Nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen worden uitsluitend toegestaan langs de Bestevaer en de Energieweg (zie hierboven onder 'Bedrijven'), op het Lucentterrein (zie paragraaf 3.4.2) en in het Nautisch Kwartier Huizen (zie paragraaf 3.4.2).

Wel is er in het plangebied een bevoegdheid tot afwijken opgenomen om kleinere kantoren (tot een brutovloeroppervlakte van 750 m²) mogelijk te maken.

Sport, recreatie en maatschappelijk voorzieningen

De sportvelden en de overige sport- en recreatieve voorzieningen in het gebied 'Wolfskamer' zijn als zodanig bestemd in dit bestemmingsplan. Hierbij wordt ook ruimte geboden voor buitenschoolse opvang. De bouw- en uitbreidingsmogelijkheden zijn daarbij afgestemd op het huidige bestemmingsplan. Binnen het plangebied is voorts de Mulock Houwerschool, een school voor voortgezet speciaal onderwijs met een regionale functie, gebouwd. Bovendien wordt er nog een sporthal samen het nieuwe clubgebouw van SV huizen gebouwd. In paragraaf 3.4.2 wordt hier nader op ingegaan.

Natuur- en landschapswaarden

Delen van het plangebied kennen natuur- en landschapswaarden. Uitgangspunt is om deze waarden te behouden en te beschermen. De noordzijde van het gebied 'Wolfskamer' grenst aan een (onderdeel van) beschermd natuurgebied. Overige landschapswaarden komen voor binnen andere bestemmingen en zijn dan ook binnen de betreffende bestemming beschermd. Het betreft hier onder andere de in het oevergebied (ten westen van de haven) voorkomende waarden.

Verkeer

Met betrekking tot de verkeersfunctie in het plangebied, waaronder niet alleen de wegen, maar ook de parkeervoorzieningen en de verblijfsgebieden worden verstaan, worden geen ontwikkelingen verwacht. Op de diverse verkeersaspecten is in hoofdstuk 4 nader ingegaan.

3.4.2 Ontwikkelingen

In de gemeentelijke toekomstvisie 'een levendig dorp aan het water' (januari 2008) en in de gemeentelijke structuurvisie, is beschreven hoe de gemeente Huizen de ligging aan het water wil benadrukken en daarmee de gemeente een impuls kan geven. In de toekomstvisie staan de ontwikkelingen van het Nautisch Kwartier Huizen en de ontwikkelingen in het oude dorp centraal. Door deze ontwikkelingen krijgt Huizen op twee plaatsen een bruisend hart. Om te zorgen dat de ontwikkelingen aan de kust en in het centrum elkaar kunnen versterken, is het van belang dat het havengebied en het oude dorp met elkaar worden verbonden. Op termijn zal een attractieve en levendige verbinding moeten ontstaan tussen deze twee 'trekkers'. De Havenstraat, die van oudsher de verbinding tussen de haven en het oude dorp is, komt hiervoor het meest in aanmerking. De bestaande bedrijvigheid zal hier geleidelijk moeten worden vervangen door bij de beoogde verbindingsfunctie passende bedrijvigheid en attractiviteit. Voor het overige gedeelte van het bedrijventerrein is het de doelstelling om voldoende werkgelegenheid te behouden. Als uitvloeisel van deze visie, later (2011) geconcretiseerd in de gemeentelijke structuurvisie, spelen er in het plangebied diverse ontwikkelingen die inmiddels in meer of mindere mate zijn gerealiseerd. Daarnaast is er sprake van enkele andere ontwikkelingen. Hieronder worden de verschillende ontwikkelingen, die in het plangebied aan de orde zijn, beschreven. De ligging van de verschillende ontwikkelingen zijn schematisch weergeven in figuur 3.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0006.jpg"

Nautisch Kwartier Huizen en botenhuizen

Het Nautisch Kwartier Huizen is gelegen ten noorden van de Oude Haven rondom het restaurant en het monument de Kalkovens. De omgeving van de Oude Haven is inmiddels uitgebreid met een Nautisch Kwartier Huizen door middel van het toevoegen van passende toeristische en recreatieve functies. Het Nautisch Kwartier Huizen zal zich moeten ontwikkelen tot een gebied met terrasjes en eetgelegenheden. Watersport en -recreatie staan hier centraal. Deze ontwikkelingen beogen dat op termijn de concurrentie met toeristisch-recreatieve plaatsen als Harderwijk, Naarden en Muiden kan worden aangegaan. De bouw van het Nautisch Kwartier Huizen is momenteel afgerond.

Concreet bestaat de ontwikkeling uit een nieuwe botterwerf ten zuiden van de Kalkovens die inmiddels is gerealiseerd. Ten noorden van de Kalkovens is een kleine insteekhaven (het Kolkje) gelegen. Hieraan liggen geheel in Zuiderzeestijl gebouwde panden voor nautisch gerelateerde bedrijven en enkele kantoren. Meer ten noorden daarvan zijn enkele panden ten behoeve van nautisch, recreatief en/of toeristische gerelateerde bedrijven gerealiseerd, waaronder nautisch/toeristische detailhandel en/of horeca (hotel). Van deze functies mag ten hoogste 20% uiteindelijk als kantoor worden bestemd. Dit aandeel is beperkt omdat kantoren in het algemeen geen publieksgericht en derhalve geen attractief karakter hebben. Aan het havenfront (aanlegplaats veerdienst) is de bebouwing iets forser om tegenwicht te kunnen bieden aan het water (circa twee lagen met een hoge kap). Op deze locatie zijn diverse functies mogelijk zoals horeca, een wachtruimte voor de veerverbinding, nautisch recreatief en/of toeristisch gerelateerde functies en eventueel een museum.

Aan de pier zijn in het noorden inmiddels 18 boothuizen gerealiseerd, eveneens geheel in Zuiderzeestijl. Van deze boothuizen mogen er maximaal twee een nautisch-bedrijfsmatig karakter hebben. Bewoning, zowel recreatief als permanent, is niet toegestaan. In het totale gebied zijn maximaal twee bedrijfswoningen toegestaan.

Havenstraat

Om de jachthavens en het oude dorp te verbinden, is de Havenstraat de aangewezen route. Het Lucentterrein en het terrein van BNI zijn beide gelegen aan de Havenstraat en bieden daarmee potentie om de Havenstraat tot een levendige en attractieve verbinding te transformeren. Ook de ontwikkeling van de Oude Haven speelt hierin een belangrijke rol. Omdat deze ontwikkeling al deels gerealiseerd, worden de 2e en 3e fase van het project apart beschreven. Om te komen tot een levendige en attractieve verbinding, worden kantoren, sport/recreatie, lichte horeca en (volumineuze) detailhandel aan de Havenstraat mogelijk gemaakt.

Lucent- en BNI-terrein

Het Lucentterrein en BNI-terrein zijn momenteel twee gesloten industriële eilandjes binnen het bedrijventerrein 't Plaveen. Door Palmboom & van den Bout is in april 2005 een stedenbouwkundige studie naar deze twee terreinen uitgevoerd. Hierin worden beide terreinen getransformeerd naar een meer fijnmazig raamwerk, waarbinnen verschillende programmatische invullingen denkbaar zijn. Een onderscheid wordt gemaakt tussen het BNI-terrein dat zich door de ligging en rationele verkaveling ook op de lange termijn leent voor grootschalige bedrijvigheid en het Lucentterrein.

Voor de gronden van BNI gelegen aan de Havenstraat zijn geen concrete plannen ontwikkeld. Omdat BNI het zwaartepunt van de bedrijfsactiviteiten op termijn gaat verplaatsen van de Havenstraat naar de Ambachtsweg, is in dit bestemmingsplan reeds rekening gehouden met het attractiever maken van de Havenstraat. In dit bestemmingsplan worden, grenzend aan de Havenstraat, naast de huidige bedrijfsactiviteiten, volumineuze detailhandel en kantoren (met name op de verdieping), toegestaan. In verband met de gewenste kleinschaligheid en beeldkwaliteit zijn voor dat gebied in de regels aparte criteria opgenomen. Voor de voormalige krachtcentrale die in de strook grenzend aan de Havenstraat op het BNI-terrein aanwezig is, worden eveneens ruimere mogelijkheden geboden. De krachtcentrale is cultuurhistorisch waardevol en om behoud van dit gebouw te stimuleren zijn ter plaatse onder andere culturele voorzieningen en lichte horeca mogelijk. In het gebiedje ten noorden van de voormalige krachtcentrale worden onder andere kantoren op de verdieping en horeca (ten hoogste categorie 2) mogelijk gemaakt.

Voor het Lucentterrein zijn andere scenario's ontwikkeld. Van belang is dat er aansluiting wordt gezocht bij de omringende bebouwing en rekening wordt gehouden met een hoogwaardig milieu aan de zijde van de Havenstraat, met een minimum aan beperkingen voor de aangrenzende bestaande bedrijven. Een verkavelingsstudie is opgenomen in bijlage 1. Er wordt uitgegaan van een combinatie van wonen en werken. Daarnaast is inmiddels een nieuw hoofdkantoor met winkel en testruimte van Lidl op de hoek Havenstraat-Bestevaer gerealiseerd.

Lidl

Het kantoor is gerealiseerd op de hoek Havenstraat-Bestvaer, met de hoofdentree op de hoek van deze twee wegen. Het kantoor is maximaal 16,5 m hoog. De winkel is ten zuiden van het kantoor gevestigd met de entree aan de westkant van het terrein. In afwijking van het oorspronkelijke plan, waar uitgegaan werd van een bouwhoogte van de winkel van 5 m, is de bouwhoogte verhoogd tot maximaal 8 m. Door de ligging van het kantoor en de winkel is in het midden een grote openbare ruimte ontstaan waar geparkeerd kan worden. Daarnaast is voor het kantoor onder het terrein een parkeerkelder gerealiseerd. Door de situering van de bebouwing aan de Havenstraat ligt het parkeerterrein geheel uit het zicht van de Havenstraat.

Overig Lucentterrein

In de stedenbouwkundige uitwerking van Attika architekten zijn voor het Lucentterrein verschillende stedenbouwkundige modellen opgesteld waarbij rekening is gehouden met de vestiging van het hoofdkantoor en winkel van de Lidl en het behouden van het kantorencomplex De Burgt. Inmiddels zijn er vergunningen verleend voor enkele nieuwe functies, waaronder een bouwmarkt. Omdat de exacte invulling van het overige terrein nog niet geheel bekend is, wordt er vooralsnog rekening gehouden met een ruim bouwvlak waarbinnen bebouwing mag worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 20 m langs de Bestevaer en 15 m op de rest van het terrein. Op het gehele terrein mogen sport- en recreatieve voorzieningen gerealiseerd worden. Kantoren worden uitsluitend gedacht langs de Bestevaer en in het huidige kantoorgebouw aan de Havenstraat. Andere kantoren langs de Havenstraat mogen uitsluitend op de verdieping worden gevestigd. Dit omdat kantoren in het algemeen geen attractieve, publieksgerichte uitstraling hebben. Op het terrein wordt voorts ook gedacht aan, maatschappelijke voorzieningen (behoudens in de strook langs de Havenstraat), lichte bedrijvigheid, maximaal 90 woningen inclusief 10 woon-werkwoningen (op een gedeelte van het terein en niet langs de Bestevaer en de Havenstraat) en tot slot lichte horeca (alleen langs de Havenstraat). In bijlage 1 is het verkavelingsplan toegevoegd. Het betreft hier een voorlopig ontwerp waarbij de kavelindeling nog niet concreet is.

Oude Haven - 2e en 3e fase

De herontwikkeling van het Oude Havengebied is momenteel in volle gang. De 1e fase is inmiddels gerealiseerd. De 2e fase beslaat het gebied tussen de 1e fase en het kartcentrum Coronel. Aan de zijde van de Havenstraat zijn in eerste instantie in aansluiting op de appartementengebouwen aan de Bestevaer appartementen voorzien. De grondgebonden woningen aan de IJsselmeerstraat worden in de 2e fase doorgezet.

Omdat - vanwege de ligging tegen het indoorkartcentrum en de daarmee gepaarde milieubeperkingen - momenteel nog nader onderzoek wordt uitgevoerd, is de uiteindelijke bestemming van dit gebied nog niet zeker. In het bestemmingsplan wordt dan ook uitgegaan van de huidige gemengde bestemming, waarbij het college de bestemming kan wijzigen ten behoeve van woningbouw.

De 3e fase van de ontwikkeling van het Oude Havengebied heeft betrekking op het gedeelte vanaf het kartcentrum Coronel tot aan de IJsselmeerstraat in het noorden. In het bestemmingsplan is in eerste instantie uitgegaan van de huidige bestemming. De opgenomen bestemming Gemengd - 1 biedt genoeg ruimte voor de beoogde geleidelijke transformatie van dit gebied tot een aantrekkelijk en gevarieerd toeristisch/recreatief gebied. Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van sport en recreatie zijn hier, evenals in het vigerende bestemmingsplan, mogelijk. Ook de vestiging van een beperkte horecavestiging, mits deze bijdraagt aan het attractiever maken van het gebied, is hier mogelijk. Nieuwe bedrijfsvestigingen zijn niet toegestaan, omdat deze niet bijdragen aan een meer attractieve verbinding tussen het centrum en het havengebied. Omdat woningbouw (in gestapelde vorm) hier kan bijdragen aan het aantrekkelijker maken van het gebied is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om woningbouw in gestapelde vorm eveneens mogelijk te maken

Landtong - hotel Newport

In het kader van de toekomstvisie lijkt een beter benutting van de landtong verantwoord en gewenst. Er zijn plannen voor uitbreiding van hotel Newport en het realiseren van toeristisch-recreatieve activiteiten op de landtong. In het kader van een nog op te stellen visie op de recreatieve ontwikkeling van de kuststrook ten oosten van de Oude Haven, wordt ook de landtong bezien. De planvorming is dan ook nog erg prematuur waardoor vertaling in het bestemmingsplan onmogelijk is.

Wolfskamer

In het oostelijk deel van dit deelgebied is de Mulock Houwerschool, een school voor voortgezet speciaal onderwijs met een regionale functie gerealiseerd. tevens zal er nog een sporthal samen met het neiuwe clubgebouw van SV Huizen worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Verkeer En Parkeren

Auto

Huizen kent een verkeerscirculatieplan (VCP) dat in 2007 voor het laatst is geactualiseerd. In dit VCP is tevens de wegencategorisering opgenomen. Binnen de kern Huizen wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsontsluitingswegen (GOW) met een maximumsnelheid van 50 of 70 km/h en erftoegangswegen (ETW) met een maximumsnelheid van 30 km/h.

Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van de kern Huizen tussen het oude dorp en de haven. Het plangebied wordt in het oosten begrensd door de Zuiderzee, welke gecategoriseerd is als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom van Huizen. De Zuiderzee loopt richting het zuiden naar het centrum van Huizen en biedt, via de Huizermaatweg/'t Merk/Randweg, aansluiting op de A27. Verder doorsnijdt de Bestevaer het plangebied. De Bestevaer maakt, samen met de Karel Doormanlaan en de Crailoseweg, deel uit van de ontsluitingsroute naar de A1. Verder lopen binnen het plangebied onder andere de Baanbergenweg/Eemlandweg, Havenstraat en Ambachtsweg op het bedrijventerrein 't Plaveen, de IJsselmeerstraat en Waterbalk in de woonwijk 'Wolfskamer' en de Labradorstroom, Golfstroom en Alaskastroom in de woonwijk 'Gooierhoofd'.

Binnen de kern Huizen wordt conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig onderscheid gemaakt tussen gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. De belangrijkste gebiedsontsluitende routes zijn de Randweg/'t Merk/Huizermaatweg/Zuiderzee vanaf de A27 naar het centrum-/havengebied en de Crailoseweg/Karel Doormanlaan/Bestevaer vanaf de A1 naar het centrum-/havengebied. Voor het plangebied vormen deze routes de belangrijkste externe verkeersontsluiting. De autosnelweg A27 ontsluit in noordelijke richting naar Almere en Lelystad en in zuidelijke richting naar Hilversum, Utrecht en Breda. Via de A1 wordt in westelijke richting Amsterdam bereikt en in oostelijke richting Amersfoort, Apeldoorn, Deventer en Enschede. Het plangebied is dan ook centraal gelegen en goed ontsloten vanaf het landelijke snelwegennet.

Binnen het plangebied vormen de Bestevaer, de Zuiderzee en de Baanbergenweg/Eemlandweg de gebiedsontsluitingswegen met een 50 km/h-regime. Vrijwel alle bedrijfsontsluitingswegen op het industrieterrein 't Plaveen zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg, maar kennen nog wel een 50 km/h-regime. De woonwijken 'Wolfskamer' en 'Gooierhoofd' zijn opgenomen binnen een 30 km/h-verblijfsgebied waardoor de wegen zijn uitgevoerd als erftoegangswegen met een 30 m/h-regime conform het concept 'Duurzaam Veilig'.

Fiets

Het fietsverkeer wordt afgewikkeld via de vrijliggende fietsstructuur (fietspaden) langs de belangrijkste gebiedsontsluitingswegen zoals de Bestevaer en de Zuiderzee. Op de Baanbergenweg/Eemlandweg zijn deels vrijliggende fietspaden en deels suggestiestroken voor het fietsverkeer aanwezig. De overige wegen zijn voorzien van fiets(suggestie)stroken of een gemengde verkeersafwikkeling en daarmee ook toegankelijk voor het fietsverkeer. De gebiedsontsluitingswegen zijn voorzien van duurzaam veilig uitgevoerde oversteekvoorzieningen voor fietsverkeer. De inrichting van de wegen voldoet aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig. De maaswijdte van het ontsluitende fietsroutenetwerk is gemiddeld kleiner dan 500 m. De ontsluiting voor het fietsverkeer is derhalve goed.

Openbaar vervoer

Er zijn binnen het plangebied langs de gebiedsontsluitende wegen bushaltes aanwezig van reguliere busdiensten die de ontsluiting van het plangebied per openbaar vervoer verzorgen. De bushaltes bevinden zich langs de Bestevaer, de Zuiderzeeweg en de Baanbergenweg/Eemlandweg. Ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich op loopafstand vanuit het plangebied het centrale busstation van Huizen. De haltes worden bediend door busdiensten naar Naarden, Bussum, Blaricum, Laren en Hilversum. In Bussum en Hilversum kan worden overgestapt op het landelijke railnetwerk. De ontsluiting van het plangebied door het openbaar vervoer is goed.

Verder wordt er momenteel onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van hoogwaardig openbaar vervoer in Het Gooi. Hoogwaardig openbaar vervoer is een vorm van openbaar vervoer, waarbij met name aandacht is voor comfort en snelle verbindingen met omliggende plaatsen en treinstations. Voor het HOV is een buslijn beoogd die zoveel mogelijk via een vrije busbaan zal rijden en Hilversum met Huizen zal gaan verbinden. Het tracé van de HOV-lijn loopt ook door onderhavig plangebied een voert vanaf de Karel Doormanlaan langs de Bestevaer naar de Zuiderzee. Langs de Bestevaer krijgt de busbaan een zuidligging. Via de Zuiderzee biedt de HOV-lijn toegang tot het busstation van Huizen. Binnen het plangebied worden een of meerdere haltes voorzien.

Verkeersgeneratie

De nieuwe ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan zullen verkeer genereren. Daarentegen zullen te amoveren bedrijven en voorzieningen (zoals op het Lucentterrein) geen verkeer meer genereren. In de praktijk zal er dan ook voor een groot deel sprake zijn van een uitwisseling tussen de verkeersgeneratie van nieuwe en te vervangen bestemmingen. Overige nieuwe ontwikkelingen vallen binnen de scope en uitgangspunten van het regionale verkeersprognosemodel voor het jaar 2020. In het regionale verkeersmodel zijn alle infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen meegenomen die de komende jaren zijn voorzien. Tevens is gebruikgemaakt van economische groeiscenario's zoals die zijn opgesteld door het CPB. In het regionale verkeersmodel zijn de verkeersstromen gedetailleerd gemodelleerd voor de gemeenten Baarn, Blaricum, Bussum, Eemnes, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren.

Parkeren

Binnen het plangebied is zowel in het openbare gebied als bij de bedrijven op eigen terrein voorzien in de parkeerbehoefte. Nabij de haven is een grootschalig parkeerterrein aanwezig aan de Ambachtsweg ten behoeve van de zich hier manifesterende parkeerbehoefte. Binnen het plangebied is geen parkeerregulering door middel van een betaald parkeren of vergunningensysteem ingesteld. De gemeente Huizen hanteert eigen parkeernormen, welke op basis van het ASVV (CROW 2004) zijn vastgesteld. Tevens is in het kader van de planontwikkeling een onderzoek uitgevoerd naar de parkeernormen voor het bedrijventerrein (Arcadis, 14 maart 2011). Dit onderzoek levert aanvullende parkeernormen voor functies die in onderhavig bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt. Op basis van deze parkeernormen kan de benodigde parkeerbehoefte van de nieuwe ontwikkelingen worden berekend.

De parkeernormen die de gemeente Huizen hanteert zijn:

functie oprichting/vergroting/verandering
praktijkruimten 1 parkeerplaats per 20 m² bvo;
maatschappelijke doeleinden 1 parkeerplaats per 35 m² bvo;
detailhandel, met uitzondering van volumineus 1 parkeerplaats per 25 m² bvo;
dienstverlening 1 parkeerplaats per 40 m² bvo;
horeca 1 parkeerplaats per 15 m² bvo;
kantoren met baliefunctie 1 parkeerplaats per 40 m² bvo;
kantoren zonder baliefunctie 1 parkeerplaats per 63 m² bvo;
bouwmarkten, tuincentra 1 parkeerplaats per 40 m² bvo;
overige volumineuze detailhandel 1 parkeerplaats per 75 m² bvo;
arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven 1 parkeerplaats per 143 m² bvo;
arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven 1 parkeerplaats per 50 m² bvo;
bedrijfsverzamelgebouw 1 parkeerplaats per 83 m² bvo;
sporthal 2,2 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
sportveld 20 parkeerplaatsen per ha netto terrein
wonen 1,4 parkeerplaats per woning indien de maximale oppervlakte 80 m² bvo bedraagt en 1,8 parkeerplaats per woning indien de maximale oppervlakte meer dan 80 m² bvo bedraagt.

Voor functies die niet in bovenstaande tabel opgenomen zijn, wordt verwezen naar publicatie 317 (CROW, 2012). Daarbij wordt uitgegaan van de parkeerkencijfers voor rest bebouwde kom in matig stedelijk gebied.

De parkeernormen van de gemeente Huizen (indien niet hierin opgenomen, de parkeerkencijfers van het CROW) zijn maatgevend voor het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan. De ontwikkelingen dienen in deze parkeerbehoefte te voorzien door de aanleg van parkeerplaatsen op bij voorkeur eigen terrein. Voor een beperkt deel van de parkeerbehoefte kan gebruik worden gemaakt van parkeervoorzieningen in de openbare ruimte indien hier voldoende capaciteit aanwezig is.

Verkeersveiligheid

Het plangebied is ingericht volgens de principes van Duurzaam Veilig. De wegen voldoen aan de richtlijnen die op basis van het concept Duurzaam Veilig worden gesteld aan de verschillende wegcategorieën. Op kruisingen van gebiedsontsluitende wegen, zoals de Ambachtsweg-Bestevaer, de Zuiderzee-Bestevaer en de Zuiderzee-Eemlandweg, is (of zal op korte termijn worden) voorzien in een uitvoering van de kruising met een duurzaam veilige rotonde. Fietsers en voetgangers kunnen hier de gebiedsontsluitingswegen veilig oversteken. Erftoegangswegen binnen de bebouwde kom dienen in principe een 30 km/h-regime en inrichting te hebben. De algehele verkeersveiligheidssituatie binnen het plangebied is als goed te kwalificeren.

4.2 Wegverkeerslawaai

Normstelling Wgh en onderzoeksplicht

De nieuwe ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan zijn deels aan te merken als geluidsgevoelige bestemmingen in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Het betreft hierbij de mogelijkheid tot het bouwen van nieuwe woningen.

Woningbouw is voorzien (middels een wijzigingsbevoegdheid) op de locaties 'Fase 2 en Fase 3, Oude Haven' ten noorden van de Bestevaer tussen de IJsselmeerstraat en de Havenstraat. Op de locatie 'Lucentterrein' ten zuiden van de Bestevaer, begrensd door de Baanbergenweg, Botterstraat en Havenstraat zijn woningen (wonen en woon-werkcombinaties) en maatschappelijke voorzieningen voorzien. Woningen en bepaalde maatschappelijke voorzieningen zijn ingevolge de Wgh als geluidsgevoelige bestemmingen aangemerkt.

Nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande gezoneerde wegen dienen in principe ingevolge de Wgh te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde mag de gemeente zelf onder voorwaarden een hogere grenswaarde toestaan. Deze hogere grenswaarde wordt vastgesteld door het bevoegd gezag. Vaststelling van hogere waarden is ingevolge de Wgh eventueel onder voorwaarden mogelijk voor een geluidsbelasting tot de uiterste grenswaarde van maximaal 63 dB binnen de bebouwde kom. Ingeval van afwijken dienen de eisen van het Bouwbesluit in acht te worden genomen (maximaal toelaatbare binnenniveau van 33 dB). Voordat men ertoe overgaat een omgevingsvergunning ter afwijking aan te vragen, moet eerst onderzoek worden verricht naar maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren.

Op grond van de Wgh bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-wegen. De locaties liggen binnen de geluidszones van gezoneerde wegen. De breedte van de geluidszones is voor alle gezoneerde wegen 200 m aan weerszijden van de wegas (artikel 74 Wgh). Deze gezoneerde wegen zijn:

  • Bestevaer;
  • Havenstraat (ten zuiden van Bestevaer);
  • Baanbergenweg;
  • Botterstraat.

Akoestische toetsing is voor beide locaties wettelijk verplicht en uitgevoerd voor de geluidshinder als gevolg van verkeer op de genoemde gezoneerde wegen.

Voor de beoordeling van de geluidsbelasting langs de 30 km/h-weg wordt gebruikgemaakt van de methode uit de rapportage Cumulatie en Saldobenadering van de Regiegroep Geluid Limburg, die gebaseerd is op de 'methode Miedema'. Hierin wordt de geluidsbelasting geclassificeerd en beoordeeld op basis van klassen van 5 dB. Omdat de Wgh niet van toepassing is, wordt bij de berekening van de geluidsbelasting geen correctie ex artikel 110g Wgh toegepast.

Tabel 4.2 Lden Miedema (bron Regiegroep geluid Limburg cumulatie en saldobenadering) Lden classificering milieukwaliteit

geluidsklasse beoordeling
< 50 dB goed
50 - 54 dB redelijk
55 - 59 dB matig
60 - 64 dB tamelijk slecht
65 - 69 dB slecht
= 70 dB zeer slecht

Akoestisch onderzoek

Ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen het plangebied is onderzoek uitgevoerd naar de toekomstige geluidsniveaus als gevolg van verkeer op de gezoneerde wegen in de omgeving. Hierbij is uitgegaan van de uitgangspunten conform de recent in 2009 geactualiseerde “Verkeersmilieukaart Huizen” (Technische rapportage, 15 december 2009) met prognosejaar 2020.

Met behulp van het verkeersmodel zijn in de Verkeersmilieukaart Huizen de verkeersintensiteiten berekend voor het basisjaar 2009 en het prognosejaar 2020. Belangrijke inputgegevens hiervoor zijn het netwerk (en de hierin opgenomen routekeuze) en de ruimtelijke vulling van de verkeersgebieden (inwoners en arbeidsplaatsen). In de Verkeersmilieukaart is dan ook rekening gehouden met de toekomstige ontwikkelingen in en rondom Huizen. De verkeersstromen voor het basisjaar zijn uitgebreid getoetst aan de hand van verkeerstellingen. Op basis hiervan worden de parameters van het verkeersmodel dusdanig bijgesteld dat het verkeersmodel voor het basisjaar een realistische weergave is van de verkeersstromen zoals die buiten op straat worden waargenomen. Op basis van het gekalibreerde verkeersmodel voor het basisjaar zijn vervolgens de prognosemodellen voor onder andere 2020 opgesteld. In de Verkeersmilieukaart Huizen zijn alle infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen meegenomen die de komende jaren zijn voorzien.

Tevens is gebruikgemaakt van economische groeiscenario's zoals die zijn opgesteld door het CPB. De gebruikte verkeersintensiteiten zijn ontleend aan het regionale verkeersmodel, waarin gedetailleerd de verkeersstromen worden gemodelleerd voor de gemeenten Baarn, Blaricum, Bussum, Eemnes, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren. Dit regionale verkeersmodel is ingebed in het NRM Randstad: het verkeersmodel dat wordt gebruikt door Rijkswaterstaat en de provincie Noord-Holland. Ten behoeve van de Verkeersmilieukaart Huizen heeft een omrekening plaatsgevonden van de verkeersintensiteiten en prognoses naar weekdagetmaalintensiteiten.

Voor het berekenen van de geluidshinder door wegverkeer zijn per wegvak de volgende omgevingskenmerken gebruikt:

  • het type wegverharding;
  • de wettelijk toegestane snelheid;
  • het aantal meters hard oppervlak tussen wegas en gevel;
  • de reflectiefactor van de bebouwing;
  • de hoogte van het wegdek en de hoogte van de waarnemer;
  • het aantal geluidsgevoelige adressen langs een wegvak.

Figuur: Uitsnede plangebied Verkeersmilieukaart Huizen 2020

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0007.png"

Figuur 4.1 Uitsnede plangebied Verkeersmilieukaart Huizen 2020

Bron: Verkeersmilieukaart Huizen 2020 (geluidscontouren inclusief aftrek 110g Wgh).

Met behulp van het verkeersmodel zijn in de Verkeersmilieukaart Huizen de verkeersintensiteiten berekend voor het basisjaar 2012 en het prognosejaar 2020. Belangrijke inputgegevens hiervoor zijn het netwerk (en de hierin opgenomen routekeuze) en de ruimtelijke vulling van de verkeersgebieden (inwoners en arbeidsplaatsen). In de Geluidskaart is dan ook rekening gehouden met de toekomstige ontwikkelingen in en rondom Huizen. De verkeersstromen voor het basisjaar zijn uitgebreid getoetst aan de hand van verkeerstellingen. Op basis hiervan worden de parameters van het verkeersmodel dusdanig bijgesteld dat het verkeersmodel voor het basisjaar een realistische weergave is van de verkeersstromen zoals die buiten op straat worden waargenomen. Op basis van het gekalibreerde verkeersmodel voor het basisjaar zijn vervolgens de prognosemodellen voor onder andere 2020 opgesteld. In de Verkeersmilieukaart Huizen zijn alle infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen meegenomen die de komende jaren zijn voorzien.

Nieuwe geluidscontourenkaart

Daarnaast is recent een nieuwe geluidscontourenkaart voor de gemeente Huizen verschenen (Geluidsituatie 2011, gemeente Huizen, dB Vision, 10 mei 2012). Deze geluidscontourenkaart beschrijft de heersende geluidsbelasting binnen de gemeente voor het gecumuleerde wegverkeerslawaai en zonder aftrek artikel 110g Wgh. Omdat deze kaarten geen prognoses weergeven, is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de Verkeersmilieukaart (zie figuur 4.1). De geluidscontourenkaarten geven op hoofdlijnen hetzelfde beeld als de Verkeersmilieukaart van de gemeente Huizen. Beperkte afwijking hangt samen met de verschillende jaren waarvoor gerekend is.

Lucentterrein

Deze locatie, waar geluidsgevoelige maatschappelijke bestemmingen en woningen mogelijk worden gemaakt is, gelegen binnen de geluidszones van een aantal gezoneerde wegen. Op basis van de Verkeersmilieukaart is de ligging van geluidscontouren van de omliggende wegen Bestevaer, Havenstraat, Baanbergenweg en Botterstraat berekend. Hieruit komt naar voren dat de contour van de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de Bestevaer op 67 m uit de wegas ligt. De geluidsgevoelige functies worden op een grotere afstand mogelijk gemaakt. De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de overige wegen ligt deels over de wijzigingsbevoegdheid waar woningen worden toegestaan. Door het aanhouden van voldoende afstand uit de omliggende wegen kan voorkomen worden dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Dit zal echter niet overal mogelijk zijn. De ligging van de 48 dB-contouren voor- het 'Lucentterrein' bedraagt in meters uit de wegas:

wegvak 48 dB-contour in meters uit de wegas
Bestevaer 67 m
Baanbergenweg 35 m
Havenstraat (zuidelijk deel) 20 m
Botterstraat 60 m

Ten gevolge van de Havenstraat (zuidelijk deel) zal de voorkeursgrenswaarde niet worden overschreden door het aanhouden van voldoende afstand conform de 48 dB-contour. Middels de planregels dan wel het opnemen van de uiterste bouwgrenzen op de verbeelding in combinatie met de toegestane functie binnen de verschillende deelgebieden op het Lucentterrein, is dit verzekerd.

Langs de Botterstraat en Baanbergenweg zal geluidsgevoelige bebouwing dichter bij de weg mogelijk worden gemaakt dan de afstanden waarop voldaan wordt aan de 48 dB. Voor de mogelijkheid van realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen langs deze wegen, zal een hogere grenswaarde dienen te worden vastgesteld door het bevoegd gezag. De maximaal optredende geluidsbelastingen langs de Botterstraat bij een minimale bebouwingsafstand van 13 m bedraagt 58 dB en langs de Baanbergenweg bij een minimale bebouwingsafstand van 14 m 53 dB. De hogere grenswaarden voor de hier te realiseren geluidsgevoelige bestemmingen dienen te zijn vastgesteld voordat het bestemmingsplan kan worden vastgesteld. Hierbij dient te worden voldaan aan de criteria en regels zoals opgenomen in het besluit 'Beleidsregel vaststelling hogere waarde geluid gemeente Huizen' welke is vastgesteld op 19 februari 2008 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen. Middels de verbeelding in combinatie met de planregels, is gewaarborgd dat het dichter bij de wegas realiseren van een geluidsgevoelige bestemming niet mogelijk is zodat voldaan wordt aan de vast te stellen hogere waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0008.png"

Foto: Zicht op Havenstraat (zuidelijk deel) vanaf Bestevaer richting 'Lucentterrein'

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0009.png"

Foto: Rotonde Bestevaer-IJsselmeerstraat vanaf Bestevaer-West ter hoogte van 'Lucentterrein'

Fase 2 en Fase 3 , Oude Haven

Deze locatie, waar woningbouw mogelijk wordt gemaakt, is niet gelegen binnen de geluidszone van een gezoneerde weg. De IJsselmeerstraat en Havenstraat zijn ter hoogte van de locatie ingericht als 30 km/h-wegen. Op basis van de Verkeersmilieukaart is de ligging geluidscontouren van de omliggende 30 km/h-wegen IJsselmeerstraat en Havenstraat berekend. Hieruit komt naar voren dat de geluidsbelastingen, inclusief aftrek artikel 110g Wgh, op de locatie 48 dB of minder bedragen. Dit betekent dat de geluidsbelasting, exclusief aftrek artikel 110g Wgh (zijnde 5 dB), 53 dB of minder bedragen. De akoestische kwaliteit op deze locatie wordt als 'redelijk' tot 'goed' beoordeeld bij het hanteren van het beoordelingskader zoals in voorgaande alinea beschreven. Voor de nieuw te bouwen woningen op deze locatie geldt dat een binnenwaarde van 33 dB conform het bouwbesluit gegarandeerd zal zijn aangezien de minimaal vereiste gevelreductie 20 dB dient te bedragen ingevolge het bouwbesluit. Bij een geluidsbelasting van maximaal 53 dB en een gevelreductie van minimaal 20 dB zal de wettelijke binnenwaarde van 33 dB gewaarborgd zijn. Hiermee wordt de akoestische situatie langs de 30 km/h-wegen IJsselmeerstraat en Havenstraat ter hoogte van locatie 'Fase 2, Oude Haven' als aanvaardbaar beschouwd.

Conclusies

Op de locaties waar nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt wordt, met uitzondering van het 'Lucentterrein', voldaan aan de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wgh. Voor de ontwikkeling van geluidsgevoelige bestemmingen op het 'Lucentterrein' wordt een hogere waardeprocedure doorlopen met het verzoek aan het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden van maximaal 58 dB ten aanzien van de Botterstraat en 53 dB ten aanzien van de Baanbergenweg. De geluidssituatie langs de 30 km/h-wegen wordt als aanvaardbaar beschouwd vanwege een redelijk tot goed akoestisch klimaat langs deze wegen en het waarborgen van de wettelijke binnenwaarde van 33 dB conform het Bouwbesluit. Het aspect wegverkeerslawaai staat hiermee de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen het bestemmingsplan niet in de weg.

4.3 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) 1) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10) 2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
  1. 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m3 overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  2. 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.

Onderzoek en resultaten

De gemeente Huizen is samen met de andere gewestgemeenten aangesloten bij het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Noordvleugel, dat in april 2008 is vastgesteld en per 1 augustus 2009 in werking is getreden. Het voorliggende plan is niet als project opgenomen in het Regionaal of het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit.

Met het plan worden verschillende ontwikkelingen (zoals hiervoor reeds beschreven) mogelijk gemaakt. Deze ontwikkelingen dragen, vanwege de geringe omvang en de geringe verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de bestaande situatie, niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. De bijdrage op de wegen in de nabijheid van de ontwikkelingen zal niet meer dan 3% van de grenswaarden voor PM10 en NO2 bedragen. Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Uit de Verkeersmilieukaart1 van de gemeente Huizen, waarvoor berekeningen zijn uitgevoerd van de luchtkwaliteit langs alle doorgaande wegen in Huizen, blijkt dat op het gehele grondgebied van de gemeente zowel in 2009 als 2020 ruimschoots wordt voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden voor NO2. In 2009 ligt de jaargemiddelde grenswaarden langs alle wegen, behalve enkele uitzonderingen, tussen de 20 en 30 µg/m³ en in 2020 tussen 10 en 20 µg/m³. Voor PM10 geldt dat de jaargemiddelde grenswaarden nergens in Nederland wordt overschreden. De 24-uurgemiddelde waarde voor PM10 is wel berekend, hiervoor geldt dat het aantal dagen waarop overschrijding van de 24-uurgemiddelde waarde plaatsvindt, niet meer dan 10 bedraagt. Ook hiervoor geldt dat er ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarde uit de Wlk.

Conclusie

Op het plan is het Besluit nibm van toepassing zodat toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege kan blijven. Langs wegen in het plangebied wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit en er komen geen dreigende overschrijdingen van de grenswaarden voor. Geconcludeerd wordt dat de Wlk de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Ter plaatse van het plangebied is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  1. 1. Goudappel Coffeng, Verkeersmilieukaart Huizen, 2009.

4.4 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek en resultaten

In het deelgebied "Industrieterrein" van de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Huizen (januari 2004) liggen de gemiddelde concentraties voor kwik, PAK en minerale olie in de bovengrond boven de "Achtergrondwaarden 2000" (AW2000). In het verleden zijn deze achtergrondwaarden voor de Nederlandse bodem vastgesteld door op onbelaste terreinen (vaak natuurgebieden) de van nature voorkomende concentraties vast te stellen.


De gemiddelde concentraties in het deelgebied "Industrieterrein" liggen voor minerale olie boven de Maximale Waarden Wonen (MWW) uit de regeling Bodemkwaliteit. Risico's voor de volksgezondheid met betrekking tot minerale olie zijn mogelijk aanwezig indien de aangetroffen minerale olie als lichte oliefractie (ketenlengte C5-C12) aanwezig is. Deze stoffen komen van nature niet voor en zijn over het algemeen te relateren aan een duidelijke (antropogene) puntbron (bijvoorbeeld een ondergrondse tank). Omdat in het Bodembeheerplan en de bijbehorende Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Huizen geen onderverdeling is gemaakt naar ketenlengte, is hierover geen eenduidige uitspraak mogelijk.


De sportvelden liggen buiten het stedelijke gebied en vallen buiten het onderzoeksgebied van de vigerende bodemkwaliteitskaart. Voor deze locaties is geen informatie beschikbaar over de gemiddelde bodemkwaliteit. Uit bodemonderzoeken die zijn uitgevoerd op de sportvelden, blijkt dat de bodem ter plaatse van de sportvelden nagenoeg niet of slechts zeer licht (boven achtergrondwaarde) is verontreinigd.


Hieronder worden enkele (grotere) verontreinigingen besproken die in het gebied bekend zijn.


Op het voormalige Lucentterrein is in verband met de verontreiniging met vluchtigeorganochloorverbindingen (VOCL's) in het diepe grondwater, een saneringsplan opgesteld. Het plan is gericht op het verwijderen van de belangrijkste verontreinigingsbronnen en het wegnemen van milieuhygiënische belemmeringen bij het realiseren van de geplande Lidl-vestiging op het noordoostelijke terreindeel. Hiertoe is onder meer een olieverontreiniging van beperkte omvang in de grond verwijderd. Voor de sanering van de pluim in het diepe grondwater is een saneringsonderzoek uitgevoerd, een saneringsplan is in voorbereiding. Bij de verdere ontwikkeling van het Lucentterrein en de directe omgeving dient rekening te worden gehouden met de aanwezige verontreinigingen en saneringsplannen.


Op de bedrijfslocatie van BNI zijn diverse bodemverontreinigingen van de grond en het grondwater aangetroffen. Voor de verontreinigingen is een raamsaneringsplan goedgekeurd door de provincie Noord-Holland. Enkele verontreinigingen zijn inmiddels gesaneerd. De grond en het grondwater zijn plaatselijk nog sterk verontreinigd. De mogelijke verspreiding van de grondwaterkwaliteit wordt (jaarlijks) gemonitoord.


In het noordelijk deel van het plangebied, tussen de Havenstraat en de IJsselmeerstraat, zijn enkele verontreinigingen aangetroffen met zware metalen, asbest, minerale olie en aromatische verbindingen. De verontreinigingen veroorzaken bij het huidige gebruik geen gezondheidsrisico's. Bij functiewijziging moeten diverse verontreinigingen worden gesaneerd.


Ter hoogte van de Fabrieksweg 4 is een verontreiniging van het grondwater aanwezig. Het gaat om een verontreiniging met oplosmiddelen die volledig is afgeperkt. Er is hier geen sprake van een ernstige verontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. Met de verontreiniging dient wel rekening te worden gehouden bij een eventuele herontwikkeling.

Op de Ambachtsweg 7 is een ernstige bodemverontreiniging aangetroffen met aromatische en gechloreerde koolwaterstoffen. De risico's voor verspreiding naar omliggende terreinen is gering. Voor deze locatie geldt dat er een sanering moet worden uitgevoerd voordat nieuwe functies kunnen worden ontwikkeld.


Gezien de historische activiteiten op het industrieterrein is de kans aanwezig dat op de niet onderzochte locaties bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Bij verkoop van de grond of bij het verlenen van omgevingsvergunningen zullen eventuele verontreinigingen aan het licht komen. In principe dient bij sanering de bodem geschikt te worden gemaakt voor het toekomstig gebruik. De maximale waarde voor de betreffende bodemfunctieklasse, zoals deze is vastgelegd op de bodemfunctieklassekaart van de gemeente Huizen, dient in principe als terugsaneerwaarde.

Conclusie

Het voorliggende plan is grotendeels consoliderend. De ontwikkeling van woningbouw aan de Oude Haven (2e en 3e fase) wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Ten behoeve van het wijzigingsplan zal het aspect bodemkwaliteit nader moeten worden onderbouwd. Uit de verdere resultaten van uitgevoerde bodemonderzoeken en de analyse daarvan door de gemeente Huizen wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de hoeft te staan.

4.5 Kabels En Leidingen

In het plangebied is een gasleiding aanwezig die planologisch relevant is. Op de gasleiding wordt nader ingegaan in paragraaf 4.6. Verder zijn er in het plangebied geen planologisch relevante leidingen gelegen. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving aanwezig. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.

4.6 Externe Veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken2 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties een grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en een streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt in nieuwe situaties een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken. Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is aangesloten bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi): een normering voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord (in bestaande en nieuwe situaties). In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situaties:

  1. 1. het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is; of
  2. 2. het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde; of
  3. 3. het GR neemt met minder dan 10% toe en de oriënterende waarde wordt niet overschreden.

Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding en een uitspraak over de verwachte toekomstige personendichtheid in geval van concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied;
  • het GR per kilometer buisleiding en de bijdrage van de ontwikkeling (toegelaten beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten) aan de hoogte van het GR;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

Beleidsvisie externe veiligheid

De raad heeft in november 2010 de 'beleidsvisie externe veiligheid Gooi en Vechtstreek' vastgesteld. Hierin zijn richtlijnen opgenomen voor het toepassen van externe veiligheidsregels bij ruimtelijke ontwikkelingen in Gooi en Vechtstreek. Voor bedrijventerreinen als Het Plaveen is in die visie opgenomen, dat:

  • de vestiging van nieuwe of uitbreiding van bestaande risicobronnen niet is toegestaan;
  • de risico's van bestaande bronnen door bronmaatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt of opgeheven;
  • vestiging van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten is toegestaan, mits de toename van het groepsrisico dat hierdoor wordt veroorzaakt kan worden verantwoord
  • de vestiging van kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen niet is toegestaan.

Onderzoek en resultaten

In verband met aantonen van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd naar diverse risicobronnen in en om het plangebied. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 5 van deze toelichting. In deze paragraaf zijn de conclusies weergegeven die volgen uit dat onderzoek.

Inrichtingen

Lpg-tankstations

Aan de Ambachtsweg 50A is een lpg-tankstation van Esso aanwezig met een vergunde doorzet van 1.000 m³ lpg per jaar. Voor deze inrichting geldt op grond het Bevi een PR 10-6-contour van 45 m rond het vulpunt voor lpg, 15 m rond de afleverinstallatie en 25 m rond het reservoir. Tevens geldt een invloedsgebied voor de beoordeling van het GR van 150 m. Binnen de PR 10-6-contouren van de inrichting is één beperkt kwetsbaar object gelegen. Het betreft de inrichting van Koeman Motoren aan de Handelsweg 15. De PR 10-6 contour geldt als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Omdat het een bestaande situatie betreft en de PR10-6 contour als richtwaarde geldt voor beperkt kwetsbare objecten, worden geen maatregelen getroffen. De bestaande situatie wordt in het huidige plan gecontinueerd. Het plan maakt geen ontwikkeling van kwetsbare objecten mogelijk.

Met behulp van de lpg-rekentool is een indicatieve berekening uitgevoerd van het GR rond het lpg-tankstation. Bij de berekening is een worstcasebenadering gehanteerd die is gebaseerd op maximale invulling van de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan. Het GR ligt in de huidige situatie boven de oriënterende waarde. Wanneer in de berekeningen rekening wordt gehouden met de maatregelen op grond van het lpg-convenant ligt het GR onder de oriënterende waarde. Het GR rond deze inrichting is verantwoord (zie bijlage 6).

Aan de Eemlandweg 9 is een lpg-tankstation van Texaco gevestigd met een vergunde doorzet van 1.000 m³ lpg per jaar. Op deze inrichting is een maatgevende PR 10-6-contour van 45 m rond het vulpunt van toepassing. Binnen deze afstand is een woning gelegen zodat er sprake zou zijn van een knelpunt. In de Regeling externe veiligheid inrichting (Revi)3 is aangegeven dat vanaf 2010 bij het opstellen van bestemmingsplannen mag worden geanticipeerd op kortere afstanden voor het PR indien in bestaande situaties niet aan de grenswaarde voor het PR kan worden voldaan. Deze kortere afstanden zijn gebaseerd op maatregelen die op grond van het lpg-convenant uiterlijk in 2010 moeten zijn getroffen. Dit betekent dat voor het lpg-tankstation een PR 10-6-contour van 35 m rond het vulpunt kan worden aangehouden. Binnen deze afstand bevinden zich in de huidige situatie geen kwetsbare objecten, het plan maakt tevens geen ontwikkeling van kwetsbare objecten mogelijk. Wel is binnen de PR 10-6 contour van 35 m een beperkt kwetsbaar object gelegen. Het betreft de inrichting Irene Buitensport gelegen aan de Fabrieksweg 4. Omdat het een bestaande situatie betreft en de PR 10-6 contour als richtwaarde geldt voor beperkt kwetsbare objecten worden geen maatregelen getroffen, de bestaande situatie wordt in het huidige plan gecontinueerd.

Met behulp van de lpg-rekentool is een indicatieve berekening uitgevoerd van het GR rond het lpg-tankstation, rekening houdend met de maatregelen die zijn getroffen op basis van het lpg-convenant. Uit de berekening blijkt dat er sprake is van een lichte overschrijding van de oriënterende waarde (ook wanneer rekening wordt gehouden met de maatregelen uit het lpg-convenant). Dit geeft in principe aanleiding tot het uitvoeren van gedetailleerd onderzoek. Er is echter gerekend met een overschatting van de bevolkingsinventarisatie. Daarbij komt dat in de lpg-rekentool een veiligheidsmarge is ingebouwd. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk, wel is het GR verantwoord (zie bijlage 6).

Aan de Ambachtsweg 20 is het lpg-tankstation Gulf Demarol/Hoekstra gelegen. Voor dit bedrijf geldt, naast een PR 10-6-contour van 45 m rond het vulpunt, een PR 10-6-contour van 120 m vanwege de aanwezigheid van een bovengronds lpg-reservoir. Deze PR 10-6-contour is niet afhankelijk van de doorzet lpg per jaar en blijft van kracht ongeacht de convenantmaatregelen. Voor deze inrichting is vanwege de bovengrondse opslag een QRA uitgevoerd met behulp van het programma SAFETI-NL. Binnen de PR 10-6-contour zijn diverse bedrijfsgebouwen gelegen die worden aangemerkt als beperkt kwetsbaar object, waaronder een deel van de nieuw te bouwen productiehal van BNI. De aanwezigheid hiervan wordt verantwoord geacht. Het betreft immers geen kwetsbare object(en), die worden met dit plan ook niet mogelijk gemaakt.

Het GR voor deze inrichting ligt, rekening houdend met convenantmaatregelen, onder de oriënterende waarde. Ook voor deze inrichting is het GR verantwoord (zie bijlage 6).

BN International (BNI)

Aan de Rokerijweg 5 is het bedrijf BNI gevestigd waar opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dit bedrijf valt niet onder het Bevi. Voor dit bedrijf gelden rond de opslagvoorziening generieke afstanden voor het plaatsgebonden risico die niet buiten de inrichting zijn gelegen.

Bovendien zijn met BNI afspraken gemaakt om het gasontvangststationaan aan de Rokerijweg 5 uiterlijk op 1 juli 2014 te verwijderen, in samenhang met het verwijderen van de hogedruk aardgastransportleiding onder de Havenstraat dat naar dit gasstation leidt. Daarvoor in de plaats wordt een leiding met een druk van maximaal 8 bar aangelegd vanaf het gasdrukstation aan de Industrieweg naar het BNI-terrein. Omdat de druk van deze leiding lager is dan 16 bar, valt deze leiding niet onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen en is deze daarmee in het kader van de ruimtelijke ordening niet relevant.

Wegtransport gevaarlijke stoffen

De gemeente Huizen heeft een transportroute voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Deze route loopt vanaf de ontsluiting van de A27 via de Randweg, het Merk, Huizermaatweg en Zuiderzee naar het bedrijventerrein 't Plaveen. Over de route vindt transport van lpg plaats met een frequentie van 200 vrachtbewegingen per jaar. Enkele wegen op het bedrijventerrein maken onderdeel uit van de vastgestelde route.

In verband met recente ontwikkelingen die met een andere ruimtelijke procedure zijn mogelijk gemaakt is recent een QRA opgesteld4. Uit deze QRA blijkt dat de PR 10-6-contour niet buiten de weg is gelegen. Het GR blijft voor het onderzochte wegvak beneden de oriënterende waarde. Aangezien de bevolkingsdichtheid langs de weg in het plangebied niet hoger is dan in het onderzoeksgebied in de QRA (waar scholen en woningen op korte afstand van de weg voorkomen), zal er ter hoogte van het plangebied eveneens onder de oriënterende waarde worden gebleven. Het aspect vervoer van gevaarlijke stoffen maakt voor de volledigheid onderdeel uit van de verantwoording van het GR.

Buisleidingen

In het plangebied is een tweetal hogedruk aardgasleidingen gelegen waarvan de kenmerken zijn aangegeven in onderstaande tabel. Voor beide leidingen is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd door AVIV. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 7. De ligging van de leidingen is weergegeven in figuur 4.2. In deze figuur zijn gebieden waar ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt aangeduid als 'plangebied', dit betreft niet de aanduiding van het gehele plangebied waarvoor het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld. Opgemerkt wordt voorts dat in het bestemmingsplan wordt geanticipeerd op het mogelijk verwijderen van (delen) van leidingen door middel van het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid.

Tabel 4.3 Kenmerken hogedruk aardgasleidingen

Naam Maximale werkdruk Uitwendige diameter PR 10-6
risicocontour
Invloeds-
gebied
Afstand tot plangebied
Aardgasleiding N.V. Nederlandse Gasunie (W-533-03) 40 bar 8 inch 0 m 95 m ligt in het plangebied
Aardgasleiding N.V. Nederlandse Gasunie (W-533-03) 40 bar 4 inch 0 m 45 m ligt in het plangebied
Aardgasleiding N.V. Nederlandse Gasunie (W-533-08) 40 bar 8 inch 0 m 95 m ligt in het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0010.png"

Figuur 4.2 Ligging hogedruk aardgasleidingen in het plangebied Haven- en bedrijventerrein (bron: AVIV, QRA hogedruk aardgasleidingen, november 2012)

Plaatsgebonden risico

Uit de QRA van AVIV blijkt dat voor alle drie de aanwezige hogedruk aardgasleidingen dat de PR 10-6 contour niet buiten de leidingen is gelegen.

Groepsrisico

Voor de leiding W-533-08 en de gehele leiding W-533-03 (4" tracé en 8 " tracé) is een groepsrisicoberekening uitgevoerd voor de huidige en toekomstige situatie. In deze berekening is rekening gehouden met de aanwezigheid van personen in het invloedsgebied van de leidingen, zowel binnen het plangebied als in de directe omgeving (conform de rekenregels uit het Handboek Buisleidingen). Voor de leiding W533-03, die is gelegen langs de Eemlandweg, de Industrieweg, de Rokerijweg en de Havenstraat, geldt dat het groepsrisico na uitvoering van het bestemmingsplan een factor 13 keer kleiner is dan de oriënterende waarde.

Leiding W-533-08 vormt een verbinding tussen leiding W 533-03 en het gasontvangstation dat is gelegen aan de Industrieweg 13. Het betreft een relatief klein tracé. Voor dit tracé is in de nieuwe situatie een groepsrisico berekend dat een factor 1650 keer kleiner is dan de oriënterende waarde. Voor beide leidingen geldt dat het groepsrisico ruimschoots beneden de oriënterende waarde is gelegen. Bovendien zijn met BNI afspraken gemaakt om de hogedruk aardgastransportleiding onder de Havenstraat naar het gasontvangststationaan aan de Rokerijweg 5 uiterlijk op 1 juli 2014 te verwijderen en deze te vervangen door een lagedruk-leiding vanaf het gasdrukstation aan de Industrieweg naar het BNI-terrein. Ook voor deze risicobron geldt dat het groepsrisico voor de volledigheid is meegenomen in de verantwoording (zie bijlage 6).

Toetsing aan beleidsvisie externe veiligheid

In de planregels is rekening gehouden met de uitgangspunten van de beleidsvisie, door de aanwezigheid van nieuwe risicovolle inrichtingen niet toe te staan. In het bijzonder betreft het nieuwe bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen (zoals lpg-tankstations). Ook de opslag van vuurwerk en munitie is uitgesloten, omdat de risico's tot op zekere hoogte vergelijkbaar kunnen zijn met die bij bevi-inrichtingen zoals lpg-tankstations. Daarnaast is bij de verantwoording groepsrisico, die in de bijlage is opge-omen, getoetst aan deze uitgangspunten, met als uitkomst dat aan de uitgangspunten van de beleidsvisie wordt voldaan.

Conclusie

Als gevolg van de uitvoering van het plan ontstaan geen knelpunten in verband met de normering voor het PR. Voor het GR rond de diverse risicobronnen geldt dat de beperkte overschrijdingen van de oriënterende waarde voor het groepsrisico bij twee lpg-tankstations geen belemmering vormen voor de uitvoering van het plan. Voor het bestemmingsplan is, mede aan de hand van het advies van de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek, een verantwoording van het GR opgesteld. Voor de aanwezige risicobronnen in het plangebied. In deze verantwoording wordt geconcludeerd dat na uitvoering van het bestemmingsplan sprake is van een aanvaardbare risicosituatie. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

  1. 2. Dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar.
  2. 3. Regeling externe veiligheid inrichtingen, artikel 2, lid 5.
  3. 4. Rapport "Bestemmingsplan Kom-Oost te Huizen, kwantitatieve risicoanalyse Huizermaatweg" (29 juni 2012)

4.7 Bedrijven En Milieuzonering

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' die is opgenomen in Bijlage 1 van de regels. Een toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting.

Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten gelden ten opzichte van de gebiedstypen rustige woonwijk en rustig buitengebied. Ten opzichte van milieugevoelige functies die zijn gelegen in gebieden met een ander gebiedstype kunnen kortere richtafstanden worden aangehouden.

Bedrijfswoningen

Bij de milieuzonering wordt tevens rekening gehouden met bestaande bedrijfswoningen op het bedrijventerrein. Voor deze bedrijfswoningen wordt een ander beschermingsniveau gehanteerd dan voor burgerwoningen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is enige mate van bescherming tegen milieuhinder echter wel noodzakelijk teneinde een voldoende woon- en leefklimaat te bereiken. In verband daarmee is het uitgangspunt gehanteerd dat direct naast bedrijfswoningen bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 zijn toegestaan.

Onderzoek

In het plan is voor de diverse delen met een bedrijfsbestemming een algemeen toelaatbare categorie opgenomen. De algemeen toelaatbare categorie is afgestemd op bestaande woningen in de omgeving van het bedrijventerrein en op de beoogde ontwikkeling van milieugevoelige functies. Vervolgens is de algemeen toelaatbare categorie aangepast aan inschaling van de bestaande bedrijfsactiviteiten. Dit houdt in dat er geen hogere algemeen toelaatbare categorie is opgenomen dan noodzakelijk is op grond van de huidige activiteiten. De reden hiervoor is dat het niet wenselijk is om in de haven en op het bedrijventerrein zwaardere categorieën bedrijvigheid toe te staan dan op grond van de huidige bedrijven noodzakelijk is. Op grond van de algemeen toelaatbare categorie kunnen bedrijven uit de betreffende categorie of een lagere categorie zich op het terrein vestigen zonder dat er sprake is van onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van woningen.

Inschaling bestaande bedrijven

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit het bedrijventerrein 't Plaveen. Op dat bedrijventerrein zijn bedrijven gevestigd waarvan de bedrijfsactiviteiten grotendeels kunnen worden ingedeeld in milieucategorie 2 tot en met 3.2. Voor bedrijven die niet passen in de algemene toelaatbaarheid omdat niet aan de richtafstanden kan worden voldaan, is een specifieke bedrijfsbestemming opgenomen met bijbehorende SBI-code en categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Op de locaties met een specifieke bedrijfsbestemming zijn enkel bedrijfsactiviteiten toegestaan die voldoen aan de bijbehorende omschrijving of bedrijfsactiviteiten die passen binnen de algemeen toelaatbare categorie. Een lijst met specifieke bedrijfsbestemmingen is opgenomen in onderstaande tabel.

Tabel 4.4 Specifieke bedrijfsbestemmingen

nummer omschrijving SBI-code categorie SvB Bestemming
sb-1 productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststof materialen 252 3.1 B1
sb-2 Verf, lak en vernisfabrieken 243 4.2 B1
sb-3 rubberartikelenfabrieken 2513 3.2 B1
sb-4 afvalscheidingsinstallaties 372 4.2 B1
sb-5 scheepsbouw- en reparatiebedrijven 351 3.2 B1
sb-6 vervaardiging van overige voedingsmiddelen 1589 4.1 B1
sb-7 jachthaven n.v.t. n.v.t. B2
sb-8 bovengronds lpg-reservoir n.v.t. n.v.t. B1
sb-9 jachthaven n.v.t. n.v.t. B2
sb-10 botterwerf n.v.t. n.v.t. B2

Bedrijfswoningen

In de bestaande situatie bevinden zicht in de zuidoosthoek van het terrein van de RWZI twee bedrijfswoningen. Voor de locatie van de RWZI geldt geen bedrijfsbestemming met een algemene toelaatbaarheid, maar alleen een specifieke bedrijfsbestemming waarmee de activiteiten van de RWZi mogelijk worden gemaakt. Hiermee wordt voorkomen dat in de toekomst andere bedrijfsactiviteiten dan de RWZI kunnen plaatsvinden waarmee een ongewenste situatie ten aanzien van de bedrijfswoningen zou kunnen ontstaan. De aanwezige bedrijfswoningen vormen geen belemmering voor overige omliggende bedrijven.

Verder zijn verspreid over het bedrijventerrein nog enkele bedrijfswoningen aanwezig. Het betreft in alle gevallen een bestaande situatie. De bedrijfswoningen vormen geen belemmering voor (toekomstige) omliggende bedrijven. Er worden geen nieuwe bedrijfswoningen mogelijk gemaakt.

Cultuur, sport en recreatie

Voor delen van het plangebied met de bestemming Sport en de bestemming Gemengd waarbinnen 'culturele voorzieningen' en 'sport en recreatieve voorzieningen' zijn toegestaan, is een Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, sport en recreatie' opgesteld die is opgenomen in bijlage 3 bij de regels. Ter plaatse van deze bestemmingen is een algemeen toelaatbare categorie bepaald en vastgelegd in de regels bij de betreffende bestemming. Op grond daarvan zijn enkel activiteiten uit de Staat toegestaan die passen binnen de algemene toelaatbaarheid.

Met het afbakenen van toelaatbare activiteiten wordt, analoog aan de systematiek van milieuzonering, voorkomen dat er als gevolg van het plan nieuwe activiteiten mogelijk worden gemaakt die vanwege de afstand tot omliggende functies en het karakter van het gebied niet gewenst zijn. Een voorbeeld daarvan is de ontwikkeling van een motorcrossterrein op korte afstand van woningen.

Rekening houdend met toekomstige woningbouw is voor gronden met de bestemming Gemengd een algemene toelaatbaarheid tot en met categorie 2 opgenomen. Deze activiteiten zijn direct naast woningen toegestaan. Binnen Gemengd - 2 is hierop een uitzondering gemaakt, waarbij uit wordt gegaan van een algemene toelaatbaarheid tot en met categorie 3.1. Gelet op de verschillende functies die binnen het gebied gerealiseerd kunnen gaan worden middels een wijzigingsbevoegdheid en de functies die reeds aanwezig zijn, kan hier in het kader van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009) worden gesproken over een gemengd gebied in plaats van een rustige woonwijk. Bij een gemengd gebied kan een kleinere afstandsmaat worden aangehouden dan bij een rustige woonwijk, waardoor cultuur, sport en recreatieve functies tot en met categorie 3.1 ter plaatse inpasbaar is.

Voor gebieden met de bestemming Sport is een algemene toelaatbaarheid opgenomen tot en met categorie 3.2. Deze activiteiten passen qua aard en omvang en uitstraling naar de omgeving in het gebied. Op deze locaties vindt in de huidige situatie reeds activiteiten plaats tot en met categorie 3.1. Activiteiten met een zwaardere milieubelasting worden hiermee uitgesloten zodat mogelijke milieuhinder in de omgeving van de gebieden met de bestemming Sport worden voorkomen.

Overige bedrijfsactiviteiten

In het plangebied is op de hoek Rokerijweg/Industrieweg een 50 kV-transformatorstation aanwezig. Voor deze inrichting geldt een richtafstand van 30 m. Verder zijn er twee gasontvangstations (GOS) aanwezig, één aan de Rokerijweg 5 en één aan de Industrieweg 13 (gecombineerd met een gasverdeelstation). Voor deze inrichtingen geldt een richtafstand van 30 m ten opzichte van milieugevoelige bestemmingen vanwege geluid. Aan de genoemde richtafstanden kan niet worden voldaan, binnen de genoemde richtafstanden bevinden zich echter geen woningen.

Verder bevinden zich in de kop van de Oude Haven, tussen de IJsselmeerstraat en de Havenstraat nog enkele bedrijven. Dit gebied heeft de bestemming 'Gemengd - 1' gekregen. De bedrijven zijn in de huidige situatie reeds aanwezig, deze situatie wordt met het voorliggende plan gecontinueerd. De bestaande bedrijfsactiviteiten passen binnen de regels die bij de bestemming Gemengd - 1 zijn opgenomen. In de omgeving van de bedrijven bevinden zich geen milieugevoelige functies zodat er geen sprake is van milieuhinder ter plaatse van milieugevoelige functies zoals wonen.

Ontwikkelingen

In het plan worden op verschillende locaties direct of indirect ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het betreft ontwikkelingen op het voormalige Lucentterrein en de locatie Oude Haven. De ontwikkelingen in de oude Haven zijn ingedeeld in drie fases, van Zuid naar Noord. De eerste fase is reeds gerealiseerd, de tweede fase is centraal gelegen in het gebied Oude Haven en de derde fase bevindt zich aan de kop van het gebied waar de IJsslemeerstraat en de Havenstraat samen komen.

Voormalig Lucentterrein

Voor wat betreft het voormalige Lucentterrein zijn de bestaande bedrijven aan de Havenstaat van belang. Bij de uitwerking van de milieuzonering en de toekenning van de algemene toelaatbaarheid is rekening gehouden met de beoogde woningen. In nieuwe situaties wordt daarom aan de richtafstanden voldaan.

In de huidige situatie is aan de Havenstraat het bedrijf BNI aanwezig. Dit bedrijf past niet binnen de algemene toelaatbaarheid. Daarom is voor het bedrijf een specifieke bedrijfsbestemming opgenomen. Op het bedrijf is SBI-code 243 (verf, lak en vernisfabriek) van toepassing met een bijbehorende richtafstand voor geur en geluid van 300 en 200 m. De afstand tussn de beoogde woningen en de bedrijfslocatie van BNI (waar bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd) bedraagt circa 150 m. De afstand tot de bestaande woningen aan de Botterstraat bedraagt circa 90 m zodat de beoogde woningen op grotere afstand van de bedrijfslocatie van BNI worden gerealiseerd dan de bestaande woningen.

In de huidige situatie heeft in het kader van de milieuvergunning reeds afstemming plaatsgevonden met de omgeving, waarbij de aspecten geur en geluid maatgevend zijn. Omdat ter plaatse van de bestaande woningen aan het toetsingskader voor geluid moet worden voldaan zal dit ook ter plaatse van de beoogde woningen het geval zijn. Voor het aspect geur is van belang dat het bedrijf in het verleden en ook recent (2009) geurmaatregelen genomen. Vanaf de jaren '90 zijn vier naverbrandingsinstallaties geplaatst waardoor de geurhinder sterk is teruggedrongen. Er zijn in de huidige situatie geen geurklachten meer rond het bedrijf. BNI voldoet in de huidige situatie aan de Europese IPPC-richtlijnen ten aanzien van het toepassen van de best beschikbare technieken.

In de toekomst worden de bedrijfsactiviteiten op het westelijke deel van de bedrijfslocatie van BNI, in de zone langs de Havenstraat, verplaatst naar overige delen van de inrichting. In de zone langs de Havenstraat is in het bestemmingsplan ontwikkelingsruimte geboden voor detailhandel en kantoren. Na uitvoering van deze ontwikkelingen neemt de afstand tot de bedrijfsactiviteiten van BNI toe tot circa 190 m. In de huidige en toekomstige situatie is ter plaatse van de beoogde woningen op het voormalige Lucentterrein sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De beoogde woningen vormen tevens geen belemmering voor het bedrijf BNI aangezien in de huidige bestaande situatie reeds woningen op een kortere afstand van de bedrijfslocatie zijn gelegen.

Oude Haven

Op de locatie Oude Haven, twee en derde fase, ten westen van de insteekhaven, wordt in het voorliggende plan woningbouw mogelijk gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid. In verband met de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan is een actueel geur- en geluidonderzoek uitgevoerd. In dat onderzoek is de invloed op omliggende bedrijven op de locatie Oude Haven (fase 2 en 3) uitgevoerd. De relevante bedrijven zijn de RWZI, Coronel Kartracing en de Botterwerf. Onderstaand zijn de resultaten van het onderzoek per bedrijf weergegeven.

RWZI

De RWZI, die wordt beheer door Waternet, heeft een capaciteit van minder dan 100.000 inwonerequivalenten per jaar. Hiervoor geldt een richtafstand van 200 m ten opzichte van een rustige voor het aspect geur. De beoogde woningen in het wijzigingsgebied Oude Haven bevinden zich op een afstand van circa 160 m (tweede fase) en circa 50 m (derde fase) van de RWZI.

Voor het aspect geluid geldt dat ter plaatse van het deelgebied fase 3 deels niet aan de grenswaarden van 50 db(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en 70 dB(A) voor het piekniveau kan worden voldaan. Ontwikkeling van woningbouw in fase 3 is pas mogelijk nadat in het wijzigingsplan is aangetoond dat er sprake is van een aanvaarbare geluidbelasting. Voor fase 2 geldt dat aan het toetsingskader voor geluid kan worden voldaan.

Voor het aspect geur is van belang dat door de RWZI in 1997 diverse geurreducerende maatregelen getroffen zoals het afdekken van tanks en de ventilatie van diverse installaties. Deze maatregelen zijn reeds in de milieuvergunning uit 1994 opgenomen. Ten tijde van de aanvraag is een geurrapport opgesteld waarin reeds rekening is gehouden met de diverse geurreducerende maatregelen. Uit de actuele geurverspreidingsberekeningen is gebleken dat de locatie fase 2 geheel en fase 3 grotendeels buiten de geurcontour 1 ge/m³ als 98-percentielwaarde is gelegen. Eenimmissieconcentratie van 1 ge/m³ 98-percentiel geldt op grond van de Bijzondere Regeling uit de Nederlandse Emissierichtlijnen (NeR) als het acceptabel hinderniveau voor aaneengesloten woonbebouwing. Deze concentratie wordt slechts in een zeer klein deel van fase 3 overschreden. In het gebied waar het aanvaardbaar hinderniveau verband houdt met deze overschrijding is woningbouw ter plaatse niet mogelijk zolang het acceptabel hinderniveau wordt overschreden.

Coronel Kartracing

Voor het wijzigingsgebied is de bestemming Gemengd - 1 opgenomen. In de regels bij het bestemmingsplan is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor bestaande bedrijven. Dit betreft enkele bedrijven ten zuiden van de inrichting van Coronel Kartracing, te weten hoveniersbedrijf Rebel & Schaap aan de Havenstraat 285 en de inrichting Car Electric aan de Havenstraat 293. Naast deze bedrijven bevindt zich in dit gebied tevens een kantoor, het betreft het advocatenkantoor Visser-van Daal aan de Havenstraat 291. Ten noorden van Coronel Kartracing zijn eveneens enkele bedrijven aanwezig die in het plan worden bestemd. Het betreft Zand, grond en bouwmaterialenhandel Gebr. Vos aan de Havenstraat 307, aannemingsbedrijf Drent en Welling Beheer BV aan de Havenstraat 305, sportschool HeJeNA aan de Havenstraat 305a en Tegelhandel Allertz aan de IJsselmeerstraat 316a. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal rekening moeten worden gehouden met deze bedrijven voor zover deze ter plaatse gevestigd blijven.

In verband met de beoogde woningbouwontwikkeling in het Oude Havengebied is akoestisch onderzoek verricht naar de activiteiten binnen de bedrijfslocatie van Coronel Kartracing, gelegen aan de Havenstraat 295. Voor deze inrichting geldt een richtafstand van 50 m ten opzichte van een rustige woonwijk en 30 m ten opzichte van gemengd gebied vanwege geluid. Het wijzigingsgebied kan vanwege de aanwezige functiemenging in de vorm van sportvelden, horeca en bedrijvigheid worden getypeerd als gemengd gebied. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid worden woningen ten noorden en ten zuiden van de kartbaan op kortere afstand dan 30 m mogelijk gemaakt.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de beoogde woningen in het wijzigingsgebied, zowel fase 2 als 3, niet zonder meer aan de grenswaarden voor geluid (langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en piekniveau) kan worden voldaan. Er zijn bronmaatregelen of overdrachtmaatregelen nodig om de geluidbelasting terug te dringen. Een voor de hand liggende maatregelen betreft de plaatsing van geluidschermen. Ten tijde van het opstellen van het wijzigingsplan moet worden aangetoond dat er ter plaatse van de beoogde ontwikkeling sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat het bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt.

Botterwerf

Ter plaatse van de Botterwerf vindt onderhoud en reparatie van klassieke schepen plaats, zowel in de hal als op een helling. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de activiteiten op het buitenterrein (slijpen) voor een aanzienlijk geluidbelasting zorgen ter plaatse het wijzigingsgebied fase 3. Dit houdt in dat deze activiteiten zullen moeten worden verplaatst naar de hal teneinde de geluidbelasting omlaag te brengen. In dat geval is nog aanvullend onderzoek nodig naar de isolatiewaarde van hal in verband met geluid.

Conclusie

De milieuzonering voor het bedrijventerrein is afgestemd op de omgeving en op de voorkomende bedrijfsactiviteiten in de huidige situatie. Op de locaties waar niet aan de van toepassing zijnde richtafstanden kan worden voldaan, is een specifieke bedrijfsbestemming opgenomen zodat een eventuele toename van milieuhinder in de toekomst wordt voorkomen. Als gevolg van de milieuzonering is ter plaatse van de woningen in het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat. Tevens worden bestaande en toekomstige bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Voor de beoogde woningbouw aan de Oude Haven (tweede en derde fase) geldt dat deze ontwikkeling alleen mogelijk is als diverse maatregelen worden getroffen om de geur- en geluidbelasting van omliggende bedrijven RWZI, Coronel Kartracing en de Botterwerf terug te dringen. Ten tijde van het opstellen van het wijzigingsplan moet worden aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de beoogde woningen. Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.8 Horeca

Algemeen

Om de horecafunctie te reguleren wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende horeca-activiteiten zijn ingedeeld in verschillende categorieën. Voor een toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 3.

Algemene toelaatbaarheid en beoordeling

In het plangebied worden horeca-activiteiten uit categorie 1 algemeen toegelaten. Dit zijn horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. Daarnaast wordt op diverse locaties tevens horeca uit categorie 2 toegestaan. Dit betreft het restaurant aan de Oude Haven, de kalkovens en het nautische Havenkwartier. Hierbij wordt op enkele plekken tevens de mogelijkheid geboden voor zaalverhuur en congresruimtes. De in het plangebied aanwezige horecavestigingen (restaurants en hotel) passen binnen deze algemeen toelaatbare categorie, behoudens de discotheek aan de zuidoostzijde van het gebied Wolfskamer. Het betreft een bestaande situatie. De discotheek wordt middels een specifieke aanduiding mogelijk gemaakt. Dit betekent dat ter plaatse van de discotheek alleen de huidige activiteiten zijn toegestaan.

4.9 Energie En Duurzaamheid

In het klimaatprogramma 2008-2012 van de gemeente Huizen zijn de energieambities vastgelegd ten aanzien van (nieuw)bouwprojecten. Begin 2009 zijn in opdracht van de gemeente de mogelijkheden in kaart gebracht voor een duurzame energievoorziening voor het Lucentterrein. In deze studie zijn twee opties onderzocht. Een eerste optie bestaat uit het winnen van energie uit vergisting van horeca- en slibafval. Deze optie wordt nog onderzocht. Een tweede optie bestaat uit een combinatie van warmtepompen en energieopslag in de bodem. Gelet op de diversiteit van de beoogde bebouwing, is een collectief systeem van warmtepompen niet haalbaar. Warmte/koudeopslag kan wel interessant zijn in individuele gevallen zoals bij de realisatie van een groot kantoor.

4.10 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand.

Het binnendijkse plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Waternet neemt daarbij de uitvoering van het waterbeheer voor zijn rekening. Het waterbeheer in het Gooimeer wordt gevoerd door de waterbeheerders, vervolgens zijn de aandachtspunten en opmerkingen van de waterbeheerders verwerkt in het plan.

Beleid

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Rijksbeleid

Het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBW-actueel, 2008) is een actualisatie van het oorspronkelijke NBW uit 2003. Het betreft een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. In de actualisatie uit 2008 is meer nadruk gelegd op klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave, ontwikkelingen in de woningbouw en infrastructuur en de implementatie van de Kaderrichtlijn Water.

Provinciaal beleid

In het Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010, Bewust omgaan met water wordt de provinciale visie weergegeven op het waterhuishoudingsbeleid. Het plan beschrijft op hoofdlijnen de functies van het oppervlaktewater en onderscheid de grondgebruikcategorieën die de waterschappen moeten faciliteren. Door de ontwikkelingen in het nationale en Europese beleid, is de beleidsaanpak wezenlijk veranderd. Klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling hebben steeds meer invloed op het beheer van ons water. Veiligheid, wateroverlast en -tekort, waterkwaliteit en grond- en drinkwater zijn de vier waterthema's.

Inwoners en bedrijven dienen te allen tijde optimaal beschermd te zijn tegen overstromingen en wateroverlast. Uiterlijk in 2015 moet het watersysteem op orde zijn zodat het in staat is om de neerslaghoeveelheden op te vangen. Daarnaast mag de waterkwaliteit zeker niet meer verslechteren. De waterkwaliteitsdoelen worden gesteld conform de Europese Kaderrichtlijn Water. Daarnaast worden kosteneffectieve 'altijd goed'-maatregelen uitgevoerd gericht op het voorkomen van verslechtering en het behalen van de waterkwaliteitsdoelen.

Beleid Hoogheemraadschap

Het Hoogheemraadschap streeft naar 'droge voeten en schoon water op peil', zoals geformuleerd in het Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2006-2009. Het Hoogheemraadschap maakt in de betreffende periode een omschakeling naar en nieuwe manier van werken. Daarbij wordt de Europese Kaderrichtlijn Water geïmplementeerd, worden acties opgezet om klimaatsverandering en de wateroverlastproblemen als gevolg daarvan het hoofd te kunnen bieden en wordt gestreefd naar kosteneffectieve maatregelen voor de afvalwaterketen.

Momenteel werkt het Hoogheemraadschap aan het Waterbeheerplan 2010-2015. Er is voor gekozen om in dit stadium alleen het KRW-deel van het Waterbeheerplan te maken; de overige thema's van het Waterbeheerplan worden in 2009 uitgewerkt.

In de Handleiding Watertoets & Vergunningverlening (2003) van het Hoogheemraadschap zijn de uitgangspunten aangegeven voor het afstemmen van ruimtelijke plannen op het watersysteem. Het Hoogheemraadschap gaat bij de ontwikkeling van nieuwe stedelijke functies uit van 10% open water of zoveel als uit een nadere berekening nodig blijkt.

Gemeentelijk beleid

Het stedelijk Waterplan Huizen 2006-2015 (2005) biedt een visie op het watersysteem in de planperiode. In het Waterplan is de huidige watersituatie vastgelegd en zijn verbeterpunten benoemd. Dit heeft geleid tot een aantal maatregelen, die door de gemeente en AGV binnen de planperiode tot uitvoer zullen worden gebracht. Het streven is een goed functionerend stedelijk watersysteem en een vergroting van de ecologische waarde en daarmee de belevings- en gebruikswaarde van het water.

Huidige situatie water

Het plangebied bestaat uit de haven, het industriegebied en de sportvelden van Huizen, gelegen in het noordelijke deel van de kern.

Bodem en grondwater

De maaiveldhoogte verloopt van circa NAP +3 m in het zuiden tot circa NAP 0 m in het noorden van het plangebied. De bodem in het oostelijke deel van het plangebied bestaat uit klei, in het westelijke deel van het plangebied bestaat de bodem uit zand.

Volgens de Bodemkaart van Nederland ligt het oostelijke deel van het plangebied in een gebied met grondwatertrap II, centraal komt grondwatertrap III voor en het westelijke hoger gelegen deel wordt aangeduid met grondwatertrap VII. De bijbehorende grondwaterstanden zijn weergegeven in tabel 4.5 In het westelijke deel van het plangebied treedt kwel op, dit kwelwater is afkomstig van de Utrechtse Heuvelrug.

Tabel 4.5 Grondwatertrappen met bijbehorende grondwaterstanden

grondwatertrap Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Gemiddeld Laagste Grondwaterstand
II < 0,4 m onder het maaiveld 0,5 m - 0,8 m onder het maaiveld
III < 0,4 m onder het maaiveld 0,8 m - 1,2 m onder het maaiveld
VII 0,8 - 1,4 m onder het maaiveld > 1,2 m onder het maaiveld

Oppervlaktewater

Het plangebied maakt onderdeel uit van het Gooi en ligt op de grens van het infiltratiegebied. Het plangebied behoort tot de hogere gronden en is vrijgesteld van peilbesluiten. Ten oosten van de sportvelden ligt een geïsoleerde plas.

In het Gooimeer en in de haven die in open verbinding staat met het Gooimeer, wordt een zomerpeil van NAP -0,2 m en een winterpeil van NAP -0,4 m gehandhaafd. Langs het Gooimeer ligt ter plaatse van het plangebied geen waterkering die als zodanig wordt aangeduid.

De bebouwing in het plangebied is hoofdzakelijk aangesloten op een gemengd rioolstelsel, waarbij het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Huizen. De RWZI ligt binnen het plangebied, ten westen van de haven.

Toekomstige situatie

In het bestemmingsplan wordt een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daarbij is het van belang de uitgangspunten van duurzaam waterbeheer waar mogelijk toe te passen. In dit bestemmingsplan worden de volgende ontwikkelingen mogelijk gemaakt:

  • kop van Oude Haven: woningbouw;
  • Lucentterrein: ontwikkeling van een gemengd gebied.

Voor bovenstaande ontwikkelingen worden de uitgangspunten van duurzaam waterbeheer gehanteerd. Dit betekent dat wanneer het verhard oppervlak toeneemt, 10% van deze toename wordt gecompenseerd in de vorm van open water.

Verder wordt ingeval van nieuwbouw een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Hierbij wordt schoon hemelwater afgevoerd naar het oppervlaktewater, terwijl enkel het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Ingeval van nieuwbouw wordt gebruikgemaakt van duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Indien desondanks uitloogbare materialen worden gebruikt, dienen deze te worden voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan. Bij de waterwoningen is het van belang dat het waterpeil naar aanleiding van de realisatie niet zal stijgen. Gelet op de open verbinding van het water met de haven en voorts het Gooimeer zal hier redelijkerwijs geen sprake van zijn.

In de consoliderende delen van het bestemmingsplan zijn geen directe mogelijkheden om het watersysteem te verbeteren. Ingeval van eventuele toekomstige ontwikkelingen wordt op dat moment de watertoets voor de betreffende ontwikkeling doorlopen.

Het plangebied maakt deel uit van de integrale Keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Werkzaamheden op, in of aan de haven zijn in dat kader uitsluitend toegestaan na ontheffing van de waterbeheerder.

Water in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied als zodanig bestemd.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie. De aanpassingen van de waterhuishouding voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.

4.11 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 4.

Gebiedsbescherming

De ontwikkelingen vinden plaats in een bestaand havengebied en op bestaand bedrijventerrein. Vanuit het plangebied vindt reeds veel verstoring plaats van het Natura 2000-gebied. Het toekomstige gebruik van het deelplangebied zal in grote lijnen hetzelfde zijn als het huidige gebruik. Tijdens de bouwwerkzaamheden kan de tijdelijke verstoring wel toenemen. Door maatregelen te nemen (speciale verlichting, werken buiten broedseizoen) kan deze tijdelijke verstoring tot een minimum beperkt worden. In het Natura 2000-gebied blijft ook voldoende onverstoord gebied over. (Significant) negatieve effecten kunnen dan ook worden uitgesloten.

In de aanwijzingsbesluiten van de beschermde natuurmonumenten is niet opgenomen dat met externe werking rekening moet worden gehouden. Aangezien er geen ingrepen in de beschermde natuurmonumenten worden voorzien, treden er geen negatieve effecten op.

De ontwikkelingen zijn eveneens niet van invloed op het functioneren van de buiten het plangebied gelegen EHS-gebieden.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het bestemmingsplan biedt enkele ontwikkelingsmogelijkheden. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in geval van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3 soorten en broedvogels met vaste nesten nader veldonderzoek uitgevoerd te worden. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoeksseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt.
  • Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden, daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter verstoring mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten en niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de rugstreeppad (die namelijk aangetrokken wordt door grondwerkzaamheden in de nabijheid van water) zich vestigt door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond). Bij graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan voorkomen worden dat soorten als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet steiler te maken dan 1:3. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd.

Als rekening wordt gehouden met bovenstaande uitgangspunten staat de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.12 Archeologie

4.12.1 Regelgeving en beleid

Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta is in 1992 ondertekend en in 1995 in werking getreden. Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden en een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg heeft gehad. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening 2000/2002, het Structuurschema Groene Ruimte 2, een brief van de Staatssecretaris van OC&W aan de Tweede Kamer van 17 april 2000, de herziene Monumentenwet 2006 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W.

Beleidsnota archeologie Huizen (december 2009)

In dit document wordt beschreven op welke wijze de gemeente Huizen, naar aanleiding van de herziening van de Monumentenwet 1988, verantwoordelijkheid neemt voor het eigen bodemarchief. Met de wetsherziening is het voor gemeenten verplicht bij bodemingrepen van enige omvang het behoud van archeologische waarden af te wegen tegen andere belangen.

Analyse en conclusie

De kaart van het KennisInfrastructuur Cultuurhistorie (www.kich.nl/kich2005) en CHW-kaart (geo.zuid-holland.nl) laten zien dat het plangebied gelegen is binnen een 'wit' gebied, dit betekent dat er geen onderzoek gedaan is naar de eventuele archeologische waarde.

4.12.2 Archeologiecriteria (volgens beleidsnota Huizen)

De ontwikkelings- en bewoningsgeschiedenis wordt per gebied beschreven. Daarna wordt voor ieder gebied de relatieve archeologische waarde bepaald. Op basis van deze waardebepalingen zijn de archeologiegebieden in één van de zes categorieën 'archeologisch waardevol gebied' ingedeeld. De categorieën kennen elk twee vrijstellingscriteria. Alleen indien beide criteria worden overschreden geldt de plicht tot het laten doen van archeologisch onderzoek. In de andere gevallen geldt vrijstelling van die plicht.

Op het plangebied zijn de volgende criteria van toepassing (zie figuur 4.2).

De tweede categorie

Beschrijving

Het betreft het deel van de terreinen die op de Archeologische verwachtingskaart in de kleur donkergeel (zie figuur 4.2) zijn aangegeven. Het esdek ten westen van de historische dorpskern genaamd De Eng en het esdek bij Oud Bussum. Esdekken bestaan uit dikke pakketten opgebrachte grond, die de vroegere bewoners vanaf de middeleeuwen op het land uitspreiden teneinde de bodem geschikt te maken voor jaar in jaar uit akkerbouw. Veelal werd hiervoor gedurende de wintermaanden van elders aangevoerde heideplaggen op de vloer van de veestallen gespreid, gewoonlijk waren dit schapenstallen. Deze pakketten werden op het land gebracht en werken als een beschermende laag voor de sporen van menselijk handelen en artefacten die in de bodem onder de opgebrachte grond aanwezig zijn. Omdat de plaggen van elders afkomstig waren, zijn eventuele aardewerkscherven en andere archeologische vondsten die nu in de esdekken worden aangetroffen van onbekende herkomst, maar waarschijnlijk wel uit de omgeving afkomstig zijn. Op het terrein met toponiem De Eng worden sporen van bewoning uit de ijzertijd verwacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0011.png"

Figuur 4.2 Archeologische verwachtingskaart Huizen

Ook onder het esdek van Oud-Bussum (met name het terrein met toponiem Oude Bussemerweg) worden sporen uit de ijzertijd verwacht.

Waardebepaling

In de ondergrond van de terreinen zijn sporen te verwachten van bewoning en van begrafenissen en grafrituelen.

Vrijstellingsgrens

Plangebieden die kleiner zijn dan een oppervlakte van 50 m² en waarbij grondroerende werkzaamheden niet dieper reiken dan 35 cm beneden het maaiveld, zijn vrijgesteld van de archeologische onderzoeksplicht.

Conclusie

Voor de stroken van de deelplanlocatie langs de sportvelden zijn geen nieuwe ontwikkelingen gepland en daarmee worden er geen archeologische waarden aangetast. Daarnaast zijn er binnen de onderliggende bestemmingen geen bouwwerken toegestaan die groter zijn dan 20 m². Er is hier verder geen archeologisch onderzoek nodig. Op de verbeelding wordt derhalve geen dubbelbestemming opgenomen.

De vijfde categorie

Het betreft het deel van de terreinen die op de Archeologische verwachtingskaart in de kleur blauw (zie figuur 4.2) zijn aangegeven.

Beschrijving

Dit deel van het grondgebied ligt in de noordwestelijke uitloper van een gebied met kustafzettingen van de vroegere Zuiderzee waar ook de Gelderse Vallei deel van uitmaakt. Van de middeleeuwen tot in de nieuwe tijd werd dit deel van het grondgebied van de gemeente Huizen gebruikt als hooiland (de maatlanden) omdat dit gebied te drassig was voor andere doeleinden. Deze strook lag in de uiterste noordoostelijke hoek van het gemeentelijk grondgebied. Aan de westzijde lag een betrekkelijk smalle strook die in gebruik was als weidegebied (de meenten). Hoewel het milieu met een hoge waterstand (watertrap II en III) gunstig is voor het bewaren van in de grond aanwezige archeologische resten, is de kans klein dat hier daadwerkelijk archeologische resten in de bodem te vinden zijn. De omstandigheden voor bewoning waren sedert de prehistorie tot in de 19e eeuw ongunstig.

Waardebepaling

Het overig grondgebied van de gemeente, buiten de voorafgaande archeologiegebieden, kan archeologische waarden bevatten, maar de ligging daarvan is nog onbekend. Er kunnen hier en daar zowel resten aanwezig zijn van prehistorische als van middeleeuwse of latere bewoning, waarvan de positie van tevoren niet of moeilijk is in te schatten.

Vrijstellingsgrens

Voor de overige 20e-eeuwse uitbreidingswijken, onder andere het bebouwde gebied op de lager gelegen zandgronden van de Meent en de Maatlanden van de gemeente Huizen, wordt een regulier archeologiebeleid gevoerd. De bedoeling hiervan is om slechts bij grotere plannen met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch erfgoed rekening te houden. Ingeval van grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm en een planomvang van meer dan 10.000 m2 dient met de aanwezigheid van archeologische waarden rekening te worden gehouden.

Conclusie

Voor de planontwikkeling op het Lucentterrein en voor de Oude Haven, 2e en 3e fase zullen grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm worden uitgevoerd en de planomvang is meer dan 10.000 m² en daarmee dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Er dient dan ook vooraf aan de planontwikkeling onderzoek gedaan te worden naar archeologische waarden van het plangebied. Op de verbeelding wordt een dubbelbestemming opgenomen voor deze categorie ter bescherming van eventueel voorkomende archeologische waarden.

De zesde categorie

Beschrijving

Dit betreft het deel van de terreinen die op de Archeologische verwachtingskaart in de kleur lichtblauw (zie figuur 4.2) zijn aangegeven. Het terrein wordt aan de westzijde begrensd door de Zuiderzee, aan de zuidzijde door de Huizermaatweg, aan de oostzijde door de gemeentegrens en aan de noordzijde begrensd door het IJsselmeer. De noordwestelijke hoek van dit terrein wordt begrensd door de Golfstroom aan de noordzijde, de Ambachtsweg aan de westzijde en de Kabelweg aan de zuidkant. Dat deel van de Oostermeent dat, voorafgaand aan de bebouwing in verband met de hoge grondwaterstand met een laag van 2 m zand is opgespoten geldt hetzelfde regime als de vijfde categorie, namelijk bij een planomvang van 10.000 m². Echter, de grondroerende werkzaamheden zijn tot een diepte van 2,2 m onder het maaiveld vrijgesteld van de archeologische onderzoeksplicht.

Conclusie

Binnen dit deelplangebied komen geen ontwikkelingen voor en daarmee worden er geen archeologische waarden aangetast. Er is hier verder geen archeologisch onderzoek nodig. Er wordt derhalve geen dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In het algemeen kan worden gesteld dat in dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar bescherming en versterking van de aanwezige kwaliteiten enerzijds en naar verankering van nieuwe ontwikkelingen anderzijds. Er wordt voorzien in enige flexibiliteit, daar waar ruimtelijk verantwoord is. Het gaat hier met name om uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bebouwing. Om de gebruiksmogelijkheden van percelen niet onnodig te beperken worden - daar waar dit niet leidt tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteiten - uitbreidingsmogelijkheden geboden. Overigens is hierbij veelal aangesloten op de regelingen uit het vorige bestemmingsplan. Het zoveel mogelijk voorkomen van afwijkingen bevordert de rechtszekerheid. Het kan echter toch wenselijk zijn om enkele bouw- en/of gebruiksmogelijkheden op te nemen in de vorm van afwijkingen zodat er een extra toetsingsmoment is.

In dit Bestemmingsplan Haven en Bedrijventerreinen wordt gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan. De landelijke richtlijn SVBP is opgenomen in de nieuwe Wro, die sinds 1 juli 2008 van kracht is. De SVBP-verplichting geldt echter pas vanaf 1 januari 2010.

5.2 Planregels

5.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden. Hierin is tevens opgenomen in welke mate ondergeschikte bouwdelen en de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden. Tevens is aangegeven voor welke bouwwerken en tot welke mate aangegeven hoogten mogen worden overschreden.

5.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Bedrijf - 1, - 2, -Nutsvoorziening Waterzuiveringsinstallatie (artikel 3 t/m 6)

Het bedrijventerrein - ten zuiden van Energieweg

Het grootste gedeelte van het bedrijventerrein is bestemd als Bedrijf - 1. Op het bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' toegestaan. Wanneer bestaande bedrijven niet passen binnen deze zonering, dan is er een specifieke vorm van bedrijf opgenomen. Hiermee wordt geregeld dat uitsluitend op een aangeduide locatie een bedrijf uit een hogere categorie is toegestaan. Bij bedrijfsbeëindiging mag vervolgens uitsluitend hetzelfde soort bedrijf terug, of een bedrijf uit een lagere milieucategorie.

Op het bedrijventerrein zijn op enkele locaties (onder andere Havenstraat, Eemlandweg en ter plaatse van bestaande vestigingen) tevens detailhandelsvestigingen in volumineuze goederen toegestaan (dhv). Op enkele plaatsen is overigens uitsluitend volumineuze detailhandel in auto's of motoren toegestaan. Tevens bevinden zich op enkele locaties verkooppunten voor motorbrandstoffen, zowel met als zonder lpg. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. De ligging van het vulpunt en bovengrondse opslag is daarbij tevens bepaald (aanduidingen (vu) en (sb-8)). Voorts zijn bestaande bedrijfswoningen eveneens met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Uitsluitend op deze locaties zijn bedrijfswoningen toegestaan.

De bedrijfspercelen mogen in beginsel voor 100% worden bebouwd, wel zijn er enkele bepalingen opgenomen ten aanzien van de aan te houden onderlinge afstanden tussen gebouwen en afstanden tot perceelgrenzen. Voor de toegestane hoogten is aangesloten op de toegestane hoogten uit het vorige bestemmingsplan. Op enkele plaatsen is daar wel een aanpassing aangedaan. In het vorige bestemmingsplan konden de aangegeven hoogten worden verhoogd (middels vrijstelling) met 5 m. Om meer duidelijkheid te bieden aan de ondernemers is daar waar verhoging van die hoogte ruimtelijk niet op bezwaren stuit, rechtstreeks een hogere hoogte toegestaan. Daar waar verhoging niet gewenst is, is geen verhoging opgenomen.

Bedrijventerrein - ten noorden van de Energieweg

Het bedrijfsgebied dat tussen de haven en de woonwijk ligt is bestemd als Bedrijf - 2. Op deze gronden zijn uitsluitend watersportvoorzieningen en watergebonden bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' toegestaan. Bedrijven die hier niet binnen passen zijn met een specifieke aanduiding aangeduid. De bestaande bedrijfswoning is met een aanduiding op de verbeelding opgenomen. Met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven welk percentage van het bouwvlak bebouwd mag worden en tot welke maximale bouwhoogte.

Nutsvoorzieningen

De in het plangebied aanwezige (grotere) nutsvoorzieningen hebben de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening gekregen. De toegestane bouwhoogte van de gebouwen is in de regels opgenomen en bedraagt maximaal 4 m.

Waterzuiveringsinstallatie

In het noordwesten van het plangebied aan het Gooimeer is een waterzuiveringsinstallatie aanwezig. Deze is ook als zodanig bestemd. De bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m. Op het terrein komen ook 2 bedrijfswoningen voor en een broedwand voor vleermuizen. Deze woningen en de broedwand zijn met een aanduiding op de verbeelding aangeduid. Voorts is ten behoeve van een goede ruimtelijke inpassing rondom het bouwvlak de aanduiding groen opgenomen. Geregeld is dat deze strook uitsluitend bestemd is voor groenvoorzieningen.

Detailhandel (artikel 7)

De detailhandelsvestiging aan de Havenstraat heeft een specifieke bestemming gekregen ten behoeve van een supermarkt. Hierbinnen is aangegeven wat de maximale bedrijfs- en verkoopvloeroppervlakte is. Voorts is geregeld dat de resterende oppervlakte gebruikt mag worden als testruimte. Binnen de bestemming is sprake van een gedeeltelijke doorloop van het naastgelegen kantoorpand. Voor dit gedeelte is de aanduiding 'kantoor' opgenomen.

Gemengd - 1 tot en met - 3 (artikel 8 t/m 10)

In het plangebied komen verschillende gebieden voor waar een menging van functies is toegestaan. Deze gebieden zijn opgenomen binnen een bestemming Gemengd. Aangezien voor verschillende gronden een andere menging van functies mogelijk is, is een uitsplitsing gemaakt naar de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Gemengd - 3.

Gronden aan de Oude Haven zijn bestemd voor Gemengd - 1. Ter plaatse zijn culturele voorzieningen en sport en recreatieve voorzieningen uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, Sport en Recreatie' mogelijk. Deze staat is toegevoegd in bijlage 3 van de planregels. Horeca is slechts mogelijk als ondergeschikt onderdeel van deze functies dan wel middels afwijking (tot 200 m² bvo) De kartbaan is met een specifieke aanduiding opgenomen op de verbeelding.

De bestaande bedrijven die in het gebied aanwezig zijn en gelijksoortige bedrijven, blijven eveneens toegestaan. Deze bedrijven zijn opgenomen in bijlage 2 van de planregels 'Overzicht bestaande bedrijven binnen Gemengd - 1'.

Voor deze gronden is ten noorden en ten zuiden van de kartbaan de bevoegdheid tot wijziging van het plan ten behoeve van woningen aangegeven. Beide gebieden kennen daarbij eigen randvoorwaarden.

Het Lucentterrein tussen de Botterstraat en de Bestevaer alsmede een strook grond van BNI langs de Havenstraat zijn bestemd voor Gemengd - 2. Binnen deze bestemming zijn diverse functies mogelijk (volumineuze detailhandel, bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, woningen en woon-werkwoningen op het Lucenterrein enzovoorts). In verband met de voor deze plandelen opgenomen ruimte voor perifere (volumineuze) detailhandel heeft overeenkomstig de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie overleg plaatsgevonden met de regionale adviescommissie detailhandel Noord-Holland Zuid (RAC). Dit heeft geleid tot een limitering van de hoeveelheid toe te voegen m2 bvo tot maximaal 10.700 m2 zoals in artikel 9 Gemengd-2, 9.1 sub c is vastgelegd.

Voor de toegestane bedrijven is afwijking middels een omgevingsvergunning mogelijk wanneer bedrijven uit ten hoogste twee categorieën hoger, naar aard en invloed op de omgeving, geacht kunnen worden te behoren tot milieucategorie 2. De verschillende toegestane functies zijn gebonden aan de verschillende deelgebieden. Een en ander is middels functieaanduidingen op de verbeelding aangegeven. Voor een gedeelte van de gronden van BNI langs de Havenstraat is bovendien een specifieke bouwaanduiding opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding zijn enkele specifieke bouwregels opgenomen om een goede beeldkwaliteit langs de Havenstraat te waarborgen indien er sprake is van herontwikkeling.

Voorts is het Nautisch Kwartier Huizen bestemd tot Gemengd - 3. Binnen dit gebied zijn watersport en scheepvaart gerelateerde bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerreinen' toegestaan. Afwijking middels een omgevingsvergunning is mogelijk wanneer soortgelijke bedrijven uit ten hoogste twee categorieën hoger, naar aard en invloed op de omgeving, geacht kunnen worden te behoren tot milieucategorie 2. Ook zijn binnen de bestemming detailhandel en kantoren mogelijk. De functie detailhandel moet eveneens zijn gerelateerd aan watersport en scheepvaart. Voorts zijn de gronden bestemd voor recreatie, toerisme en culturele voorzieningen.

Door middel van de aanduiding 'horeca' is opgenomen dat horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, op enkele locaties is toegestaan. Naast deze horecavestingen is eveneens welness toegestaan. Tot slot mogen binnen de bestemming ten hoogste 2 bedrijfswoningen worden gerealiseerd.

Groen (artikel 11)

De structuurbepalende groenstroken zijn bestemd voor Groen. Het gaat hier met name om de stroken langs de Zuiderzee. Daarnaast zijn enkele belangrijke groene elementen bestemd als Groen. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m. Tevens zijn speelvoorzieningen, voet- en fietspaden binnen de bestemming Groen mogelijk. Voorts is een afwijking opgenomen om ook parkeerplaatsen binnen deze bestemming te kunnen realiseren, mits deze nadrukkelijk ondergeschikt zijn aan de groenvoorziening en langs de randen worden gerealiseerd. Tot slot is voor het geplande HOV-tracé langs de Bestevaer en de Zuiderzee een aanduiding opgenomen. De gronden zijn hier tevens bestemd voor een HOV-verbinding.

Horeca (artikel 12)

De restaurants aan de haven, de discotheek en het in het plangebied aanwezige hotel zijn opgenomen binnen de bestemming Horeca. De op de verbeelding aangegeven bouwhoogte is gebaseerd op bestaande planologische rechten. De gronden van de restaurants hebben de bestemming Horeca gekregen. Binnen deze bestemming zijn horecavoorzieningen uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan en tevens ook zalenverhuur. Dit betekent dat, behalve een restaurant, ook andere horeca mogelijk is. Voor de horecavoorziening in het Gooierhoofd is ten hoogste horeca uit categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan.

Ter plaatse van het hotel is een specifieke aanduiding opgenomen. Met deze aanduiding wordt beoogd dat ter plaatse uitsluitend een hotel is toegestaan. Daarnaast zijn er regels opgenomen om permanent bewoonde appartementen toe te staan, waarbij gebruikgemaakt dient te worden van de services van het hotel. Met een specifieke bouwaanduiding is het aantal vierkante meters dat buiten het bouwvlak gebouwd mag worden begrensd.

Tot slot is ook voor de discotheek een specifieke aanduiding opgenomen. Ter plaatse is uitsluitend een discotheek toegestaan.

Kantoor (artikel 13)

Binnen het plangebied zijn enkele locaties aanwezig met de bestemming Kantoor. Deze bevinden zich aan de Kabelweg, Havenstraat en de Bestevaer. In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat er tevens voorzieningen ten behoeve van de bestemming mogen worden gerealiseerd, zoals toegangspaden, onder- en bovengrondse parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd.

Recreatie - Dagrecreatie (artikel 14)

De in het plangebied voorkomende strook tussen de sportvelden, de natuurstrook langs het Gooimeer en de landtong zijn bestemd voor Recreatie - Dagrecreatie. Op deze gronden is extensieve dagrecreatie toegestaan. Ook is er een aanduiding voor opslag en voor een evenemententerrein opgenomen ten zuiden van het RWZI. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd van ten hoogste 1 m hoog.

Sport (artikel 15)

Het sport- en recreatiecomplex 'De Wolfskamer' is bestemd voor Sport. De gronden zijn hier bedoeld voor sport en recreatie en tevens voor buitenschoolse opvang. Aan de oostzijde zijn de gronden mede bestemd voor het verenigingsleven (conform de bestaande situatie) en voor de inmiddels ter plaatse gevestigde school. Op de verbeelding zijn grote bouwvlakken opgenomen waarbinnen de gebouwen kunnen worden opgericht. Hierbij is met een percentage een maximum aan de totale oppervlakte van de gebouwen gesteld. Hiermee kunnen de gebouwen op een andere locatie binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Daarnaast is op de verbeelding de maximumbouwhoogte opgenomen. De bestaande regeling is hierbij als uitgangspunt genomen. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is een mogelijkheid tot afwijken van de bouwregels opgenomen, om een hogere bouwhoogte toe te staan voor vlaggenmasten, lichtmasten en constructies ten behoeve van skiliften, tot een maximum van 12 m.

Tuin (artikel 16)

In tegenstelling tot de achtererven en de meeste zijerven bij woningen zijn de voortuinen en delen van de zijtuinen, behorende bij de woningen, niet onder de bestemming Wonen opgenomen, maar apart bestemd als Tuin. Binnen de bestemming Tuin mogen, in tegenstelling tot de bestemming Wonen, beperkt bouwwerken worden gerealiseerd. Aan de voorzijde mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Hierbij geldt voor erfafscheidingen een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, tenzij er sprake is van een open constructie, dan geldt een bouwhoogte van ten hoogste 2 m. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.

Verkeer (- Verblijfsgebied) (artikel 17 en 18)

Wegen met een 50 km/h-regime behouden de bestemming Verkeer. Deze wegen dienen voornamelijk ter ontsluiting van het plangebied. Verder vallen binnen deze bestemmingen de openbare ruimten en de groenvoorzieningen die deels worden gerekend tot het structurele groen van het gebied. Tot slot is voor het geplande HOV-tracé langs de Bestevaer en de Zuiderzee een aanduiding opgenomen. De gronden zijn hier tevens bestemd voor een HOV-verbinding.

Wegen die aangeduid zijn als 30 km/h-wegen zijn opgenomen binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Dit is gericht op de beoogde functie en mogelijkheden om bijvoorbeeld speeltoestellen in de woonstraten te kunnen realiseren. Binnen de bestemming zijn twee specifieke aanduidingen opgenomen voor een bergbezinkbassin en een ondergrondse parkeergarage. Verder vallen binnen deze bestemmingen de openbare ruimten en eventuele groenvoorzieningen.

Water (artikel 19)

Een belangrijk onderdeel van het gebied is bestemd tot Water. Wegens verschillende karakteristieken en functies op of aan het water is de bestemming gesplitst door middel van aanduidingen, namelijk 'haven', 'jachthaven' en 'oever'.

Haven

De gronden met de aanduiding 'haven' zijn bedoeld voor scheepvaartverkeer, op- en overslag van goederen en personenvervoer te water. Specifiek is voor deze gronden geregeld dat hier ten hoogste 400 ligplaatsen mogen worden gerealiseerd voor pleziervaart. Daarnaast mogen de gronden worden gebruikt voor evenementen, dagrecreatie en parkeervoorzieningen.

Gebouwen zijn uitsluitend binnen de bouwvlakken toegestaan, waarbij op de verbeelding is aangegeven wat het maximale bebouwingspercentage en de maximale bouwhoogte zijn. Tevens zijn er silo's toegestaan ten behoeve van de overslag van zand. De maximale bouwhoogte hiervan bedraagt 7,5 m. Lichtmasten mogen tot een bouwhoogte van 9 m worden gebouwd. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste 3 m.

Jachthaven

Binnen de aanduiding 'jachthaven' is een jachthaven, met daarbij behorende aanlegvoorzieningen en steigers toegestaan. Specifiek is geregeld dat hier ten hoogste 900 ligplaatsen voor pleziervaart mogen worden gerealiseerd. Daarnaast zijn kades, pieren en parkeervoorzieningen mogelijk. Met een specifieke aanduiding is opgenomen dat ter plaatse 18 botenhuizen mogen worden gebouwd. Hiervan mogen ten hoogste 2 botenhuizen worden gebruikt ten behoeve van bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte aangehouden dient te worden. In afwijking hiervan is opgenomen dat gebouwen eveneens buiten het bouwvlak zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 120 m² en met een bouwhoogte van maximaal 4 m. Binnen de bestemming zijn voorts ook lichtmasten toegestaan tot een bouwhoogte van 9 m.

Oever

De gronden binnen de aanduiding 'oever' zijn ook bestemd voor water en waterberging. Daarnaast zijn de gronden bedoeld voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Hier zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte 3 m toegestaan.

Wonen (artikel 20)

Binnen het plangebied komt op een aantal locaties woningbouw voor. Hierbij worden twee verschillende woonsoorten onderscheiden, namelijk aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen. Op de gronden met de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan.

Binnen de bestemming is een aanduiding 'bedrijven' opgenomen. Hier mogen zich tevens bedrijven tot en met milieucategorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten vestigen, alsmede een kinderdagverblijf en praktijkruimten. Daarnaast is een aanduiding 'horeca' opgenomen op de locatie waar een horecagelegenheid is toegestaan. De bedrijven, het kinderdagverblijf, praktijkruimten en de horecavestiging zijn uitsluitend op de begane grondlaag toegestaan.

Op de verbeelding is een maximumgoot- en bouwhoogte voor hoofdgebouwen vastgelegd. Deze is gebaseerd op de huidige planologische mogelijkheden. Erfbebouwing is toegestaan tot maximaal 50% van het perceel op het zij- en achtererf, tot een oppervlak van ten hoogste 40 m². Daar waar percelen groter zijn dan 200 m² is erfbebouwing toegestaan tot een oppervlak van ten hoogste 60 m².

De maximale bouwhoogte van aan- en uitbouw van woningen bedraagt ten hoogste 4,5 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 0,25 m boven de begane grondlaag van het hoofdgebouw mag bedragen. De goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 4,5 m. Voor de maximale hoogte is een mogelijkheid tot afwijken opgenomen, waarbij de bouwhoogte verhoogd mag worden indien dit niet leidt tot onevenredige verdichting van het perceel of zichthinder.

Waarde - Archeologie (artikel 21)

Bij ruimtelijke inrichting en ontwikkelingen in een gedeelte van het plangebied moet worden gezocht naar beschermings- en inpassingmogelijkheden van eventuele archeologische waarden. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gehanteerd voor de gebieden die door de Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland zijn aangemerkt als gebieden waar een bijzonder archeologische regime van toepassing moet zijn, vanwege de verwachte aanwezigheid van archeologische bodemsporen en voorwerpen. Voor het plangebied gelden er verschillende archeologische regimes zoals beschreven in paragraaf 4.12, echter slechts één regime is vanwege beoogde ontwikkelingen relevant om op te nemen in het bestemmingsplan.

In het gebied met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd indien de ontwikkeling een oppervlakte heeft van meer dan 10.000 m² en indien het een ontwikkeling betreft die dieper reikt dan 40 cm beneden het maaiveld.

Leiding - Gas (artikel 22)

Binnen het plangebied komt een gasleiding voor. Deze leiding is met een dubbelbestemming op de verbeelding weergegeven. Binnen dit gebied zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ten hoogste 1 m toegestaan. De leiding heeft een zakelijk rechtstrook van 4 m. Binnen deze zone mogen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Voor overige bouwwerkzaamheden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk. Als de behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad, dan kan het bevoegd gezag afwijken van de huidige regelgeving.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het geval een leiding wordt verwijderd. In dat geval kan de dubbelbestemming verwijderd worden.

5.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Antidubbeltelregel (artikel 23)

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (artikel 24)

Bij globale bestemmingsplannen bestaat de kans dat bij toetsing van bouwaanvragen sprake is van aanvullende werking van de bouwverordening, omdat het bestemmingsplan ter zake van de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening (zoals rooilijnen) niets regelt. Deze aanvullende werking kan ongewenst zijn, omdat het bestemmingsplan met opzet globaal is gehouden ten aanzien van deze onderwerpen. Artikel 24 voorkomt dat bepalingen uit de bouwverordening alsnog van toepassing kunnen zijn.

Algemene afwijkingsregels (artikel 25)

Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een algemene bevoegdheid tot afwijken opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking.

Algemene wijzigingsregels (artikel 26)

In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

Overige regels (artikel 27)

Werking wettelijke regelingen

In dit artikel is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de planregels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

In de planregels bij bestemmingsplannen wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling, een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Zo ook in dit bestemmingsplan.

Sinds jaar en dag mag van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd en heeft de Afdeling er bezwaren tegen dat een plan impliciet kan worden gewijzigd, zoals het geval kan zijn als zonder verdere aanduiding een van-toepassing-verklaring van een wettelijke regeling in de planregels is opgenomen.

Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold.

Parkeren

Voorts is in dit artikel een regeling opgenomen, dat, bij het oprichten van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk (met meer dan 100 m² dan wel meer dan 10% van de totale brutovloeroppervlakte) en/of de verandering van functie op het perceel, voldaan moet worden aan een minimumaantal parkeerplaatsen. Parkeerplaatsen die ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit bestemmingsplan bestaan, worden buiten beschouwing van de berekeningen worden gelaten. Indien een gewenste functie niet voorkomt in de lijst, dient de parkeernorm uit de CROW-publicatie 317 (CROW, 2012) te worden aangehouden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om af te wijken van het aantal benodigde parkeerplaatsen indien redelijkerwijs op het of in de buurt van het bouwperceel geen parkeerplaatsen te realiseren valt. Eveneens is afwijking mogelijk indien in de bestaande situatie meer of gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is.

5.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 28)

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in artikel 21 lid 1 Wro. Enkele bouwmogelijkheden in afwijking van de regels blijven bestaan voor gebouwen die afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

Lid 2 betreft de overgangsregels met betrekking tot het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtsmacht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het gebruik is slechts toegestaan indien de afwijzing hierdoor niet wordt vergroot.

Slotregel (artikel 29)

Het laatste artikel van de planregels betreft de slotregel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Handhaving

Voor wat betreft de handhaving van bestemmingsplannen volgt de gemeente een structureel beleid ten aanzien van zowel bouwzaken die tot stand zijn gekomen zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning als bij illegaal gebruik van gebouwen en terreinen dat plaatsvindt in afwijking van het geldende bestemmingsplan. Bij de uitvoering van het beleid worden de uitgangspunten uit de handhavingsnota, die op 5 januari 2007 door het college is vastgesteld, gehanteerd.

Handhaving bestemmingsplan

Gelet op artikel 3.2.1 onder 1 van het Besluit ruimtelijke ordening, vallen zonder bouwvergunning of omgevingsvergunning opgerichte bouwwerken niet onder het overgangsrecht indien deze bouwwerken ook in strijd waren met het geldende bestemmingsplan en daaronder begrepen het overgangsrecht van het toen geldende bestemmingsplan.

Voor wat betreft het illegaal gebruik zegt artikel 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening dat het strijdige gebruik in het vorige bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan, het illegale gebruik niet legaliseert.

In het kader van het Huizer project Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) Plaveen, heeft eind 2009 een inventarisatie met betrekking illegaal bouwen en gebruik plaatsgevonden in het plangebied van het Bestemmingsplan Haven en Bedrijventerreinen. De inventarisatie gaf in hoofdzaak een beeld van een veelheid aan grote containers op het industrieterrein. Deze containers worden door de bedrijven gebruikt voor opslagdoeleinden. In het jaar 2010 zullen de individuele bedrijven aangeschreven worden om de containers te verwijderen of - indien mogelijk - eventueel te verplaatsen naar een ander deel van hun terrein en deze door vergunningverlening te laten legaliseren. Het doel is om de verrommeling in het plangebied tegen te gaan. Andere overtredingen, ook in het kader van gebruik in strijd met het bestemmingsplan, werden niet aangetroffen. Wel zijn er enkele nog spelende zaken op dit gebied, maar die zijn reeds aangepakt of de juridische procedure loopt nog.

Na deze actie, die mogelijk doorloopt tot in 2013, zullen mede in het kader van het genoemde KVO gebiedgerichte controles plaats blijven vinden om in samenspraak met de ondernemers het plangebied tegen verrommeling te beschermen. De frequentie van deze gebiedsgerichte controle wordt opgenomen in het nog op te stellen uitvoeringsprogramma handhaving als uitvloeisel van het in het voorjaar 2013 vast te stellen WABO-handhavingsbeleid.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard, dat wil zeggen dat uitgegaan wordt van de bestaande situatie. Binnen het plangebied komt een aantal ontwikkelingen voor. Ten behoeve van deze ontwikkelingen wordt of is een privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten. Voor het overige zijn er geen of nauwelijks gemeentelijke kosten te verwachten. Het opstellen van een exploitatieplan kan achterwege worden gelaten.

6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Inspraak

In het kader van de gemeentelijke inspraakverordening is het voorontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld om (schriftelijk of mondeling) zijn of haar reactie op het voorontwerp te geven. De resultaten van de inspraak zijn in een Nota van beantwoording inspraak- en overlegreacties van een beantwoording voorzien. De Nota is opgenomen in bijlage 9.

Overleg

Ten behoeve van het overleg is het voorontwerpbestemmingsplan Haven en Bedrijventerreinen voorgelegd aan verschillende instanties. De resultaten van het overleg zijn in een Nota van beantwoording inspraak- en overlegreacties van een beantwoording voorzien. De Nota is opgenomen in bijlage 9.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerreinen'

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerreinen'

Bijlage 2 Overzicht Bestaande Bedrijven Binnen Gemengd - 1

Bijlage 2 Overzicht bestaande bedrijven binnen Gemengd - 1

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, Sport En Recreatie'

Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Cultuur, Sport en Recreatie'

Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Verkavelingsstudie Lucentterrein

Bijlage 1 Verkavelingsstudie Lucentterrein

Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten'bedrijventerrein' En 'Cultuur, Sport En Recreatie'

Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten'bedrijventerrein' en 'Cultuur, Sport en Recreatie'

Bijlage 3 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Bureauonderzoek Ecologie

Inleiding

In deze bijlage is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen de ruimtelijke onderbouwing mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.

Bestaande situatie

Het plangebied bestaat uit de haven, het industriegebied en de sportvelden van Huizen, gelegen in het noordelijke deel van de kern.

Beoogde ontwikkelingen

In dit bestemmingsplan worden de volgende ontwikkelingen mogelijk gemaakt:

  • Kop van oude haven: woningbouw;
  • Lucent-terrein: ontwikkeling van een gemengd gebied;
  • Strook BNI langs Havenstraat.

Voor de genoemde ontwikkelingen worden gebouwen gesloopt, bomen en struiken gekapt en sloten mogelijk gedempt. Tevens zullen vooraf aan de woningbouw grondwerkzaamheden plaats vinden. Het overige gedeelte van het bestemmingsplan zal consoliderend zijn en daarmee zullen alleen kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Toetsingskader

Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Noord-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  1. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  1. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  1. a. door de minister van I&M (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  2. b. door de minister van I&M (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  3. c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van I&M). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedbescherming

Natura 2000

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied grenst wel aan het Natura 2000-gebied “Eemmeer en Gooimeer Zuidoever”, zie figuur 1. Tevens liggen in de omgeving van Huizen meerdere beschermde natuurmonumenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0012.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0013.png"

Figuur 1 Ligging Natura 2000-gebied “Eemmeer en Gooimeer Zuidoever” (links) en beschermde natuurmonumenten (rechts)

Eemmeer en Gooimeer Zuidoever (Natura 2000-gebied)

Het Eemmeer en Gooimeer ontstonden als verzoete overblijfselen van de voormalige Zuiderzee toen Zuidelijk Flevoland werd drooggelegd (1968). Het Eemmeer ontvangt vooral water uit de Gelderse Vallei, via de Eem, een kleiner deel wordt aangevoerd vanuit de Veluwerandmeren. Het water in het Gooimeer is een mengsel van water uit het Eemmeer en uit het IJmeer, waarmee het Gooimeer in open verbinding staat. Het Eemmeer heeft een gemiddelde diepte van -1.9 m NAP, het Gooimeer is met -3.6 m, mede door de aanwezigheid van diepe zandwinputten, gemiddeld relatief diep, maar het aangewezen deel heeft een maximum diepte van -1.2 m NAP en is grotendeels minder dan een meter diep. Door de aanleg van het zandtalud ten behoeve van de Stichtse Brug is daarlangs in het Eemmeer in de jaren tachtig een brede rietstrook ontstaan. In het Eemmeer is tijdens de aanleg van de polderdijk van Zuidelijk Flevoland het eiland de Dode Hond opgespoten. In 1992 is verder ten oosten van de Stichtse Brug een kleine zandplaat aangelegd. De oevers bestaan voornamelijk uit moerasvegetaties met slikranden. Op het eiland De Dode Hond worden daarnaast ook wilgenbossen en struwelen aangetroffen. In vergelijking met de overige randmeren komen er in het Eemmeer weinig waterplanten voor. Alleen in de baai ten zuiden van de Dode Hond worden structureel waterplanten aangetroffen. Het Eemmeer is sterk geëutrofieerd. De nutriëntbelasting is sinds de jaren tachtig teruggedrongen. In beide meren is sprake van verbetering van de waterkwaliteit en toename van mosselen en waterplanten. Het Gooimeer Zuidoever omvat ondiep water met waterplanten, een brede strook verland oevergebied, dat geleidelijk overgaat in een brede zandstrook met een hoge wal, waarachter zich laag gelegen graslanden bevinden. Er heerst een zilt en brak milieu. Verder worden ondiepe wateren, oevers, rietlanden en enige vochtige graslanden aangetroffen. De kustlijn is destijds ontstaan door afslag van de stuwwal van het Gooi als gevolg van getijdenbeweging. Door sedimentatie een min of meer terrasvormige afzetting even onder de wateroppervlakte gevormd en een zandige en lemige klif ontstaan.

Het gebied is in 2009 definitief als Natura 2000-gebied aangewezen. In het kader van de Vogelrichtlijn zijn instandhoudingsdoelstellingen opgenomen.

Instandhoudingsdoelstellingen
SVI Landelijk Doelst. Opp.vl. Doelst. Kwal. Doelst. Pop. Draagkracht aantal vogels Draagkracht aantal paren
Broedvogels
A193 Visdief - = = 280
Niet-broedvogels
A005 Fuut - = = 160
A017 Aalscholver + = = 160
A037 Kleine Zwaan - = = 2
A043 Grauwe Gans + = = 300
A050 Smient + = = 4900
A051 Krakeend + = = 90
A056 Slobeend + = = 5
A059 Tafeleend -- = = 790
A061 Kuifeend - = = 2700
A068 Nonnetje - = = 10
A125 Meerkoet - = = 1700

Ecologische hoofstructuur

Het plangebied is niet gelegen in de EHS, maar grenst aan de noordwestzijde wel aan de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0014.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0015.png"

Figuur 2 Ligging plangebied ten opzichte van de ecologische hoofdstructuur

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl). Tevens is een kort veldonderzoek (Natuurbeleven, 2007) uitgevoerd naar de verschillende soortengroepen die (mogelijk) voorkomen in en nabij het plangebied. Daarnaast is gebruik gemaakt van de resultaten van het ecologisch onderzoek voor de Karwei op het Lucentterrein (BTL, 2011) en de gemeentelijke natuurwaardenkaart (BTL, 2012).

Ontwikkelingslocaties:

Kop van oude haven: woningbouw

Dit deelplangebied bestaat uit een zandig terrein met opgaand groen en enkele gebouwen. Mogelijk maken vleermuizen gebruik van de aanwezige gebouwen en het opgaand groen op de deelplanlocatie. Ringslang is hier gezien de voorkomende biotopen niet te verwachten. Wel is een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad hier te verwachten, omdat het hier een zandig terrein betreft dat geschikt kan zijn als winterverblijfplaats voor rugstreeppadden. Overige zwaar beschermde soorten worden niet verwacht op de deelplanlocatie. Algemene licht beschermde zoogdieren, amfibieën en overige soorten zijn zeker te verwachten op deze deelplanlocatie.

Lucent-terrein: ontwikkeling van een gemengd gebied

Deze deelplanlocatie is bijna helemaal verhard met gebouwen en enkele bomenrijen. Bij de deelplanlocatie hoort ook nog een klein lang verruigd terrein. Naar verwachting biedt het deelplangebied leefgebied aan zwaar beschermde soorten als vleermuizen. De gebouwen kunnen ook vaste verblijfplaatsen bieden aan broedvogels als: zwaluwen (huiszwaluw en gierzwaluw) en huismus. Bij grondwerkzaamheden kunnen rugstreeppadden uit de omgeving (RAVON) aangetrokken worden en het deelplangebied als winterverblijfplaats gaan gebruiken. Overige zwaar beschermde soorten worden niet verwacht op de deelplanlocatie. Algemene licht beschermde zoogdieren, amfibieën en overige soorten zijn zeker te verwachten op deze deelplanlocatie.

Strook BNI langs Havenstraat.

Dit deelgebied is grotendeels verhard met parkeerplaatsen en bebouwing, voor een deel bestaat de locatie uit verruigd terrein. De gebouwen kunnen vaste verblijfplaatsen bieden aan vleermuizen en broedvogels als huiszwaluw, gierzwaluw en huismus. Algemene licht beschermde zoogdieren, amfibieën en overige soorten zijn zeker te verwachten op deze deelplanlocatie.

Overig gebied (consoliderend)

Vaatplanten

Naar aanleiding van het korte veldbezoek (Natuurbeleven, 2007) aan de kust van het Gooimeer is de matig beschermde rietorchis aangetroffen op een talud. Volgens verspreidingsgegevens (waarnemingen.nl) is ook de brede wespenorchis waargenomen binnen het kustgebied.

Gezien de afwisselende biotopen is de verwachting dat beschermde soorten als rietorchis, zwanenbloem, dotterbloem en grote kaardenbol voorkomen op de planlocatie. Rietorchis heeft voorkeur voor moerassige, vochtige terreinen. Zwanenbloem groeit in het water en dotterbloem heeft voorkeur voor oevers. Grote kaardenbol is te verwachten op de verruigde delen van het plangebied. De natuurwaardenkaart laat zien dat in het plangebied nog enkele andere matig beschermde soorten voorkomen, zoals de wilde marjolein, lange ereprijs en tongvaren.

Vogels

De rietkragen zijn met name belangrijk voor vogels aan de kust van het Gooimeer (Natuurbeleven, 2007). In het water groeiend riet wordt gebruikt door de echte specialisten als de kleine karekiet. Met name de gebieden met riet en struikgewas nabij de pieren hebben een hoge broedvogeldichtheid. Een rode lijstsoort als de nachtegaal is hier aanwezig. Er heeft geen broedvogelinventarisatie plaats gevonden volgens de SOVON-methode. Wel zijn de waargenomen vogels genoteerd. Het gaat om de volgende soorten: blauwborst, dodaars, ekster, fitis, fuut, grasmus, heggenmus, houtduif, kleine karekiet, knobbelzwaan, koolmees, krakeend, merel, pimpelmees, putter, roodborst, staartmees, tjiftjaf, tuinfluiter, vink, waterhoen, winterkoning, witte kwikstaart, zanglijster, zwarte kraai en zwartkop. Ook op de natuurwaardenkaart is te zien dat de kust van het Gooimeer en het havengebied belangrijk is voor vogels.

In de bomen en struiken die deel uitmaken van het plangebied kunnen algemeen voorkomende vogelsoorten als merel, pimpelmees, koolmees, roodborst, staartmees, tjiftjaf, grote bonte specht en tuinfluiter hun leefgebied hebben. Mogelijk maken soorten als huismus, gierzwaluw en zwarte roodstaart gebruik van dakpannen of andere holtes aanwezig in de bebouwing en komen hier tot broeden. De watergangen bieden naar verwachting leefgebied aan knobbelzwaan, wilde eend, en waterhoen.

Zoogdieren

Het gebouw van de surfclub, aan de kust van het Gooimeer, diende in de nazomer als schuilplaats voor gewone dwergvleermuis (Natuurbeleven, 2007). Tevens werden langs de randen met bomen, aan de kust, foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen Ook de laatvlieger en watervleermuis werden jagend aangetroffen. Van de laatvlieger zijn de vaste verblijven vermoedelijk ergens anders dan binnen het plangebied. De watervleermuis heeft naar verwachting vaste verblijfplaatsen in de oude bomen die deel uitmaken van het plangebied.

Naar aanleiding van de verspreidingsgegevens en een inschatting aan de hand van de voorkomende biotopen in het overige plangebied kunnen vaste verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen (gewone dwergvleermuis en laatvlieger) mogelijk aanwezig zijn in de gebouwen in het plangebied. Genoemde soorten hebben verblijfplaatsen onder dakpannen, dakranden, dakopeningen en in spouwmuren. Ook kunnen bepaalde soorten vleermuizen (watervleermuis, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis) gebruikmaken van de (oudere) bomen als vaste verblijfplaats, vliegroute en jachtgebied.

Op de oevers van het Gooimeer komt ook de zwaar beschermde waterspitsmuis voor (BTL, 2012).

Het plangebied biedt, gezien de verschillende voorkomende biotopen (gebouwen, verharding, tuinen, opgaande begroeiing, grasland, ruigten, watergangen en zandvlakten), ook geschikt leefruimte aan algemene kleine soorten zoogdieren als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel en konijn. Langs de randen van het gebied zijn ook eekhoorn en vos waargenomen.

Amfibieën

Aan de kust van het Gooimeer waren de aangetroffen amfibieën weinig gevarieerd, alleen groene kikkers werden hier aangetroffen (Natuurbeleven, 2007).

De verwachting gezien de afwisselende biotopen binnen het overige gebied is dat algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad hier voorkomen. Mogelijk maken genoemde soorten gebruik van het plangebied als schuilgelegenheid, winterverblijfplaats en voortplantingsplaats (watergangen).

In de nabije omgeving is de zwaar beschermde rugstreeppad waargenomen (RAVON). Het is niet onwaarschijnlijk dat een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad voorkomt in de watergangen (voortplantingsplaats) die deel uitmaken van het plangebied. Bij graafwerkzaamheden kan de rugstreeppad ook aangetrokken worden en het plangebied betreden en dit als winterverblijfplaats gaan gebruiken.

Reptielen

Naar aanleiding van het korte veldbezoek aan de kust van het Gooimeer is de zwaar beschermde ringslang aangetroffen. Eenmaal werd een zwemmende ringslang waargenomen, aan de oostzijde van de pier bij de eilandjes. Er is gericht naar ringslangen gekeken, maar de mogelijkheden waren zeer beperkt. Ringslangen zijn het best waar te nemen door materiaal neer te leggen waaronder zij zich gaan verschuilen. De mogelijkheden voor een dergelijke aanpak zijn gezien het intensief recreatieve gebruik van grote delen van de kust beperkt. De meeste mogelijkheden bieden de toegankelijke delen van het gebied (Natuurbeleven, 2007). Overige reptielen worden gezien de verspreidingsgegevens en de voorkomende biotopen niet verwacht op de planlocatie, dit geldt voor het hele plangebied.

Vissen

Gezien de voorkomende biotopen (sloten met helder water en waterplanten) binnen het plangebied komen naar verwachting de kleine modderkruiper en bittervoorn voor.

Insecten

Tijdens het veldbezoek (Natuurbeleven, 2007). Is er een lijst bijgehouden van de waargenomen dagvlinders en libellen aan de kust van het Gooimeer. De betreffende soorten waren allen algemene, niet beschermde soorten. Omdat de weersomstandigheden niet optimaal waren, zijn onder betere omstandigheden wellicht meer soorten te verwachten, gezien de biotopen zijn er echter geen beschermde vlinders- en libellen te verwachten. De verwachting is dat dit ook voor het overige gebied geldt.

Overige organismen

Overige beschermde soorten zijn hier gezien de verspreidingsgegevens en de voorkomende biotopen niet te verwachten.

In tabel 1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 1 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime

Nader onderzoek nodig bij toekomstige ontwikkelingen
Vrijstellingsrege-ling Ffw tabel 1 grote kaardenbol, brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem

mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, vos en konijn

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker
nee
Ontheffingsrege-ling Ffw tabel 2 eekhoorn
rietorchis, wilde marjolein, lange ereprijs en tongvaren
kleine modderkruiper
Ja
tabel 3 bijlage 1 AMvB bittervoorn
waterspitsmuis
Ja
bijlage IV HR alle vleermuizen
rugstreeppad
Ja
vogels cat. 1 t/m 4 gierzwaluw en huismus Ja

Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

De ontwikkelingen vinden plaats in een bestaand havengebied en op bestaand bedrijventerrein. Vanuit het plangebied vindt reeds veel verstoring plaats van het Natura 2000-gebied. Het toekomstige gebruik van het deelplangebied zal in grote lijnen hetzelfde zijn als het huidige gebruik. Tijdens de bouwwerkzaamheden kan de tijdelijke verstoring wel toenemen. Door maatregelen te nemen (speciale verlichting, werken buiten broedseizoen) kan deze tijdelijke verstoring tot een minimum beperkt worden. In het Natura 2000-gebied blijft ook voldoende onverstoord gebied over. (Significant) negatieve effecten kunnen dan ook worden uitgesloten.

In de aanwijzingsbesluiten van de beschermde natuurmonumenten is niet opgenomen dat met externe werking rekening moet worden gehouden. Aangezien er geen ingrepen in de beschermde natuurmonumenten worden voorzien, treden er geen negatieve effecten op.

De ontwikkelingen zijn eveneens niet van invloed op het functioneren van de buiten het plangebied gelegen EHS-gebieden.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het bestemmingsplan biedt enkele ontwikkelingsmogelijkheden. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in geval van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3 soorten en broedvogels met vaste nesten nader veldonderzoek uitgevoerd te worden. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoeksseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt.
  • Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden, daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter verstoring mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten en niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de rugstreeppad (die namelijk aangetrokken wordt door grondwerkzaamheden in de nabijheid van water) zich vestigt door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond). Bij graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan voorkomen worden dat soorten als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet steiler te maken dan 1:3. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd.

Als rekening wordt gehouden met bovenstaande uitgangspunten staat de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

Bijlage 5 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 5 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 6 Verantwoording Groepsrisico Externe Veiligheid

Bijlage 6 Verantwoording groepsrisico externe veiligheid

Bijlage 7 Risicoberekening Gastransportleiding

Bijlage 7 Risicoberekening gastransportleiding

Bijlage 8 Onderzoek Geluid En Geur Woningbouwontwikkeling Oude Haven Fase 2 En 3

Bijlage 8 Onderzoek geluid en geur woningbouwontwikkeling Oude Haven fase 2 en 3

Bijlage 9 Nota Van Beantwoording Inspraak- En Overlegreacties

Bijlage 9 Nota van beantwoording inspraak- en overlegreacties