KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
Artikel 4 Water
Artikel 5 Wonen - 2
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel

Herziening Bloesemgaerde Wognum

Bestemmingsplan - gemeente Medemblik

Vastgesteld op 03-11-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Herziening Bloesemgaerde Wognum
met identificatienummer NL.IMRO.0420.BPHZBloesWognum-VA01
van de Gemeente Medemblik.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 ander bouwwerk

Een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde.

1.6 as van de weg

Het midden van een weg; in het algemeen de scheiding van tegemoetkomend verkeer, bermen en taluds niet meegerekend.

1.7 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingsgrens

Een op de verbeelding aangegeven lijn, welke door gebouwen niet mag worden overschreden, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.9 bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis

Het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroeps- dan wel bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, verzorgend, educatief, kunstzinnig, technisch, klein-ambachtelijk gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, prostitutie, seksinrichting of escortbedrijf en waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.11 bestaand

  1. Bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan en opgericht met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
  2. Bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.

1.12 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.15 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroepsof bedrijfsactiviteit.

1.22 escortbedrijf

Het aanbieden van prostitutie, die op een andere plaats wordt bedreven dan die van waaruit de aanbieding plaatsvindt.

1.23 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 hoofdgebouw

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.25 kamperen

  1. Het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel;
  2. Het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.26 kampeermiddel

Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een omgevingsvergunning vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.27 perceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.28 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.29 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, zoals: een prostitutiebedrijf, een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.30 straatmeubilair

De op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, papierbakken, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens en speelplekvoorzieningen, en telefooncellen en abri's.

1.31 tuin

Grond, die gebruikt wordt voor het al dan niet bedrijfsmatig kweken van (sier)gewassen en struiken, (sier)bomen daaronder begrepen, niet zijnde bosbouw c.q. houtteelt.

1.32 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Bij een afzonderlijk huishouden moet het gaan om personen of een groep personen waarbij er sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling zoals een traditioneel gezin.

1.33 woonhuis

Een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 lengte, breedte en diepte van gebouwen

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van scheidsmuren.

2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens

De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens.

2.8 peil

  1. Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen;
  2. straten en paden;
  3. voet- en rijwielpaden;
  4. bermen en bermsloten;
  5. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. tuinen en groenvoorziening;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder straatmeubilair;
en met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

3.2 Bouwregels

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van bermen voor het stallen van materieel of opslaan van materiaal.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterberging;
  2. waterhuishouding, al dan niet met natuurvriendelijke oevers;
  3. waterlopen;
  4. duikers en bruggen.
met daaraan ondergeschikt:
  1. ontsluitingswegen.
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder straatmeubilair en bruggen.

4.2 Bouwregels

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter boven het aangrenzend maaiveld;
  2. de doorvaarhoogte van bruggen, dammen en duikers dient ten minste 1,2 meter te zijn en de doorvaarbreedte ten minste 2,5 meter;
  3. de hoogte van een brug mag maximaal 5,5 meter bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik als stallings- en ligplaats voor woonschepen.

Artikel 5 Wonen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen en erven;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
  1. het bepaalde in artikel 5.2.1 sub d voor een afwijking van ten hoogste 2 meter van de afstand van de voorgevel tot aan de voorste perceelgrens;
  2. het bepaalde in artikel 5.2.1 sub e voor een minimale afstand van 2 meter tot de zijdelingse perceelsgrens;
  3. het bepaalde in artikel 5.2.1 sub f voor een diepte van maximaal 15 meter met dien verstande dat de afstand tussen de achtergevel en de achterste perceelgrens niet minder dan 7 meter mag bedragen;
  4. het bepaalde in artikel 5.2.1 sub g voor een afwijking van de maximale goothoogte van maximaal 4 meter over ten hoogste 10% van het grondoppervlak van de woning;
  5. het bepaalde in artikel 5.2.1 sub g voor een afwijking van de maximale bouwhoogte van maximaal 2 meter;
  6. het bepaalde in artikel 5.2.2 sub a voor een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 100 m² en voor percelen met een oppervlakte van meer dan 750 m² tot een maximum van 150 m² mits de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 50% van de achter de voorgevelrooilijn gelegen oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de woning;
  7. het bepaalde in artikel 5.2.2 sub b voor een kleinere afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrens en voor een afwijkende situering;
  8. het bepaalde in artikel 5.2.2 sub d voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken met een dakhelling die gelijk is aan die van de woning of anders ten hoogste 45°;
  9. het bepaalde in artikel 5.2.2 sub d voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken met een dakhelling van niet meer dan 45º en met een bouwhoogte van maximaal 5,5 meter;
  10. het bepaalde in artikel 5.2.2 sub d voor overschrijding van de zijgevellijn, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  11. het bepaalde in artikel 5.2.2 sub d voor een andere dakhelling, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10%.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
  1. het bepaalde in artikel 5.4.1 voor het gebruik van de woningen en/of bijbehorende bouwwerken voor beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis voor ten hoogste 50 m² en overigens onder dezelfde voorwaarden;
  2. het bepaalde in artikel 5.4.2 sub e voor andere vormen van bewoning van woningen;
  3. het bepaalde in artikel 5.4.3 sub a en artikel 5.4.3 sub b voor het voorzien in minder dan voldoende parkeerplaatsen, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Ongeoorloofde wijze van bouwen

Het is verboden op enig terrein of bouwperceel zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog zou worden vergroot.

7.2 Erfscheidingen

Erfscheidingen rondom het erf van een woning of ander gebouw mogen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan geen grotere hoogte hebben dan 1 meter en achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) mogen erfscheidingen een hoogte hebben van maximaal 2 meter, mits geplaatst op tenminste 1 meter afstand van de bestemming 'Verkeer'. Voor het overige mogen erf- of terreinafscheidingen niet hoger zijn dan 1 meter.

7.3 Naam- en reclameborden, vlaggenmasten en antennes

Per woning en/of ander gebouw en alleen in de directe nabijheid daarvan mag niet meer dan één naam- of reclamebord, één vlaggenmast en één antenne worden gebouwd. De oppervlakte van het naam- of reclamebord mag niet meer dan 0,5 m² bedragen, de hoogte niet meer dan 1,5 meter en de afmeting in één richting mag niet meer dan 1 meter bedragen. De hoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 meter. Naam- en/of reclameborden mogen niet zijn voorzien van inwendige verlichting.

7.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken indien:
  1. het bouwwerk een onevenredige inbreuk maakt op de kwaliteit van de omgeving waarin het gelegen is (de landschappelijke openheid daaronder begrepen) zonder dat daarvoor een dringende noodzaak is;
  2. het bouwwerk een onevenredige inbreuk maakt op de gebruikswaarde van de belendende panden of percelen inzake bereikbaarheid, zichtbaarheid, uitzicht, belichting, bezonning en privacy zonder dat daarvoor een dringende noodzaak is.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken voor:
    1. de bouw van utilitaire bouwwerken zoals transformatorstations, gemalen en gasdrukregel- en meetstations, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter, de dakhelling niet meer dan 45º en de oppervlakte niet meer dan 35 m²;
    2. het met ten hoogste 5 meter afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg of de vorm van een plein en van de dienovereenkomstig vastgestelde vorm van de voor bebouwing in aanmerking komende gronden, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;
    3. het met ten hoogste 10% afwijken van hoogte- en oppervlaktematen voor zover geen andere afwijkingsbepaling in het plan van toepassing is;
    4. naam- en reclameborden van een grotere oppervlakte en een groter aantal dan vermeld in artikel 7.3, voor inwendige verlichting ervan, voor een groter aantal vlaggenmasten en voor de hoogte van antennes tot maximaal 15 meter;
    5. het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen van 2 meter hoge erfscheidingen op een kortere afstand van de bestemming 'Verkeer';
    6. het kamperen met ten hoogste één kampeermiddel (uitsluitend tent, toercaravan of camper) op eigen terrein voor gebruik door de eigenaar in de periode van 15 maart t/m 31 oktober gedurende maximaal 4 weken).
  2. Bestaande bouwwerken als bedoeld in artikel 8 sub 1 en artikel 8 sub 1 onder a worden geacht tot stand te zijn gekomen met een omgevingsvergunning.
  3. Omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend:
    1. voor bouwwerken voor zover:
      1. het bouwwerk door plaats, positie en afmeting zowel visueel als functioneel geen onevenredige inbreuk maakt op de kwaliteit van de omgeving waarin het perceel gelegen is;
      2. het bouwwerk door plaats, positie en afmeting geen onevenredige inbreuk maakt op de gebruikswaarde van de belendende panden of percelen inzake bereikbaarheid, zichtbaarheid, uitzicht, belichting, bezonning en privacy.
    2. voor gebruik voor zover het gebruik geen onevenredige inbreuk maakt op de omgeving en/of op de gebruikswaarde van de belendende panden of percelen inzake mogelijke overlast en voorts met inachtneming van het verder in deze regels bepaalde.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m³ een goothoogte van ten hoogste 3 meter, dit voor zover deze op grond van het artikel 'Algemene afwijkingsregels' niet kunnen worden gebouwd;
  2. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 10.1 sub 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10.1 sub 1 met maximaal 10%.
  3. artikel 10.1 sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2 sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10.2 sub 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. artikel 10.2 sub 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Herziening Bloesemgaerde Wognum'.