KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Landgoed
Artikel 4 Wonen - Landgoed
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
Artikel 7 Waarde - Archeologie 6
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
4.2 Geur
4.3 Ecologie
4.4 Geluid
4.5 Water
4.6 Bodem
4.7 Archeologie
4.8 Cultuurhistorie
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Kabels En Leidingen
4.12 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Het Juridisch Systeem
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan En Inrichtingsplan
Bijlage 2 Lijst Met Kleinschalige Beroeps- En Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan En Inrichtingsplan
Bijlage 2 Onderzoek Naar Driftblootstelling Van Omstanders En Omwonenden Door Boomgaardbespuitingen
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Watertoets
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Reactienota Zienswijzen

Landgoed Zwaagdijk 212 Zwaagdijk Oost

Bestemmingsplan - Gemeente Medemblik

Vastgesteld op 25-11-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Landgoed Zwaagdijk 212 Zwaagdijk Oost met identificatienummer NL.IMRO.0420.BPKZWAAGDIJK212-VA01 van de gemeente Medemblik;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.6 archeologisch deskundige:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie;

1.7 archeologisch onderzoek:

een onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht door een daartoe bevoegde instantie;

1.8 archeologisch onderzoeksgebied:

een gebied met een daaraan toegekende hoge archeologische verwachting vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.9 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.11 bebouwingslint:

min of meer aaneengesloten, lijnvormige reeks van gebouwen gelegen direct aan een weg buiten de bebouwingscontour, waarbij er een open relatie is met het achterliggende agrarisch gebied;

1.12 bed and breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben. Hieronder wordt niet begrepen de huisvesting van buitenlandse werknemers;

1.13 bestaand:

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

een uitbreiding van een hoofdgebouw/bedrijfswoning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd gebouw, of overkapping;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn voor het houden van dieren;

1.25 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.26 dagrecreatief medegebruik:

een dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.27 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

1.29 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.30 erfinpassingsplan:

een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 gebruiksmogelijkheden:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed;

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.34 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een camper, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.35 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.36 kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.37 kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:

de in Bijlage 2 genoemde beroepen en bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroepen en bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;

1.38 kleinschalige duurzame energiewinning:

winning op bouwpercelen van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte, niet zijnde zonneweides/zonneparken;

1.39 landschappelijke waarden:

de cultuurlandschappelijke en de visuele waarden van het landschap;

1.40 logies:

een mogelijkheid om te overnachten;

1.41 logiesverstrekking:

het tegen vergoeding verstrekking van logies, waaronder begrepen bed and breakfast. Onder logiesverstrekking wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamperverhuur;

1.42 milieusituatie:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient bij de situering en omvang van milieubelastende functies erop te worden gelet dat de mogelijke uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies zo weinig mogelijk wordt beperkt.

Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.43 normaal onderhoud (in het kader van archeologie):

onderhoudswerkzaamheden, als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem;

1.44 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.45 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.46 paardrijbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een zandbed of daarmee vergelijkbaar materiaal, en al dan niet voorzien van een omheining;

1.47 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. b. indien in het water wordt gebouwd:
    1. 1. de hoogte van het gemiddelde waterpeil;

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.49 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.50 sierteelt:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.51 sociale veiligheid:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

1.52 straat- en bebouwingsbeeld:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient gestreefd te worden naar het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een, in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  1. a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. b. een goede hoogte-/breedte-verhouding tussen de bebouwing onderling;
  3. c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.53 theeschenkerij / theetuin:

een ondergeschikte horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen, niet zijnde maaltijden;

1.54 verkeersveiligheid:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een verkeersveilige situatie;

1.55 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Bij een afzonderlijk huishouden moet het gaan om personen of een groep personen waarbij er sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling zoals een traditioneel gezin.

1.56 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.57 woonsituatie:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. garanderen van een redelijke lichttoetreding en een redelijk uitzicht, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Landgoed

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van een landgoed overeenkomstig de in bijlage 1 opgenomen inrichting;
  2. b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur en/of het bos/de bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats;
  3. c. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden;
  4. d. extensief recreatief medegebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. agrarisch grondgebruik;
  2. f. cultuurgrond;

met daarbijbehorend:

  1. g. andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  2. b. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten;
  3. c. het opslaan van agrarische producten;
  4. d. het gebruik van de gronden ten behoeve van de permanente teelt van bloembollen;
  5. e. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak;
  6. f. het gebruik van gronden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Wonen - Landgoed

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een woonhuis met allure, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en straten;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. kleinschalige duurzame energiewinning;

met daarbijbehorend:

  1. g. dagrecreatief medegebruik;
  2. h. speelvoorzieningen;
  3. i. paden;
  4. j. groenvoorzieningen;
  5. k. waterlopen en waterpartijen;
  6. l. tuinen, erven en terreinen;
  7. m. andere bouwwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 4.2.2 sub d in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  2. b. het bepaalde in lid 4.2.2 sub d in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  3. c. het bepaalde in lid 4.2.3 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  4. d. het bepaalde in lid 4.2.3 sub h in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van het woonhuis voor meer dan één woning;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
  4. d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  6. f. het gebruik van een woonhuis voor de huisvesting van buitenlandse werknemers;
  7. g. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    1. 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (woonhuis en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    2. 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    3. 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    5. 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    6. 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    7. 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  8. h. het buiten (bedrijfs)gebouwen stallen, parkeren, opslaan of aanwezig hebben van boten, auto’s, caravans, vrachtauto's, aanhangwagens en vergelijkbare voertuigen, tenzij dat redelijkerwijs aanvaardbaar kan worden geacht, gezien het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Archeologie 5

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Waarde - Archeologie 6

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en bouwwerken op een wijze of tot doel strijdig met de bestemming;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. c. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  6. f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor gasboringen, gaswinning en winning van schaliegas;
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zonnepanelen anders dan op daken van gebouwen of overkappingen.

9.2 Afwijken van de gebruiksregels

9.3 Ondergeschikte functie

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  4. d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bestemmingsvlak zal bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. 3. één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte;
    4. 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft, mits over de waterhuishouding vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  2. b. bouwvlakken worden verschoven, mits de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot.

11.2 Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat:

  1. a. de begrenzing van één of meerdere bestemmingsvlakken met een dubbelbestemming voor de archeologische waarden wordt veranderd;
  2. b. een bestemmingsvlak met een dubbelbestemming voor de archeologische waarden wordt toegevoegd of wordt verwijderd;
  3. c. een bestemmingsvlak een andere archeologiecategorie wordt toegekend;

mits archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden – al dan niet gecombineerd - , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  2. b. Bij een omgevingsvergunning dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels (die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormen van 6 maart 2014, dan wel een opvolger daarvan) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  5. e. Voormalige agrarische bedrijfsgebouwen die onder het overgangsrecht zijn gebracht mogen worden gebruikt overeenkomstig een veldschuur.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Landgoed Zwaagdijk 212 Zwaagdijk Oost

van de gemeente Medemblik

Behorend bij het besluit van 25 november 2021.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer heeft aan de Zwaagdijk 212 te Zwaagdijk Oost een landgoed aangelegd conform de Natuurschoonwet 1928 en is voornemens om hier een woning van allure te realiseren. Het voornemen gaat uit van één vrijstaande woning. Daarnaast dient ook het landgoed zelf van een goede passende regeling te worden voorzien. Het gaat om een duurzame instandhouding en gebruik van het landgoed en de daarbij behorende bebouwde en landschappelijk inrichting.

Dit voornemen is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingplannen dorpskernen IV en Buitengebied. Om het voornemen toch mogelijk te maken, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Dit biedt een juridisch-planologisch kader voor de voorgestelde woningbouw.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de gronden aan de Zwaagdijk 212, waar de woning wordt gerealiseerd. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.BPKZWAAGDIJK212-VA01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische Regeling

Het plangebied is deels geregeld in het bestemmingsplan Dorpskernen IV, dat is vastgesteld op 29 september 2016, en deels in het bestemmingsplan Buitengebied, dat is vastgesteld op 22 februari 2018, van de gemeente Medemblik. In beide bestemmingsplannen heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor het agrarisch grondgebruik en de uitoefening van agrarische bedrijven. Tevens geldt voor het plangebied de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opgaande meerjarige teeltvormen'. Binnen deze aanduiding zijn opgaande meerjarige teeltvormen ondergeschikt toegestaan. Aan de voorzijde van het perceel zijn de gronden daarnaast voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2'. Binnen deze aanduiding kan de bestemming van de gronden onder een aantal wijzigingscriteria worden gewijzigd in 'Natuur' en/of 'Water'. Binnen deze bestemming is het niet toegestaan een reguliere woning te realiseren. Daarom is het voornemen strijdig met de geldende bestemmingsplannen.

Tot slot geldt voor het gehele plangebied binnen beide bestemmingsplannen de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Hierbij geldt dat voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 500 m² en dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld, archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden alvorens de ontwikkeling plaatsvindt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.BPKZWAAGDIJK212-VA01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestemmingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied ligt aan de Zwaagdijk 212, ten westen van de dorpskern van Zwaagdijk Oost. Hiermee maakt het plangebied deel uit van het lint aan de Zwaagdijk. In dit lint zijn afwisselend woningen en agrarische bedrijven aanwezig. Het plangebied wordt aan de noordzijde voornamelijk omringd door agrarische gronden. Ten zuidwesten van het plangebied is sprake van een paardenhouderij. Ten noordoosten is een fruitkwekerij aanwezig. Het perceel wordt ontsloten middels een aansluiting op de Zwaagdijk, die ten zuiden van het plangebied loopt.

Binnen het plangebied is op dit moment sprake van beplanting in de vorm van bomen en grasland. De locatie waar de woning geplaatst wordt, is vrijgehouden van beplanting in afwachting van de aanstaande bouw van de woning. Hier is sprake van grasland. Tussen de Zwaagdijk en de beoogde locatie van de woning is sprake van veel beplanting in de vorm van bomen. Op figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie in het plangebied. Het plangebied betreft een landgoed conform de Natuurschoonwet 1928.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.BPKZWAAGDIJK212-VA01_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Huidige situatie in het plangebied

2.2 Toekomstige Situatie

Aan de Zwaagdijk 212 in Zwaagdijk-Oost is het landgoed 'De Duinen' gelegen. Het terrein is openbaar toegankelijk en wordt verder omgevormd tot een cultuurhistorisch waardevol landschap. Er wordt een landgoed met voedselbos ontwikkeld, waarin iedereen zijn eigen fruit kan plukken. Daarnaast worden ook wandelpaden en recreatieve voorzieningen aangelegd. Het laatstgenoemde gaat onder meer om speelplekken en een vissteiger. Met dit bestemmingsplan wordt dit landgoed, dat reeds in ontwikkeling is, voorzien van een juridisch-planologische basis waarin de landgoedontwikkeling en landschappelijke inpassing hiervan geborgd wordt. Het voornemen is om aanvullend op dit landgoed een landgoedwoning te ontwikkelen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de kaderstellende notitie Kansen voor landgoederen Kromme Leekgebied.

Er wordt één vrijstaande woning op de zuidoostelijke hoek van het perceel geplaatst. Voor het overige worden de gronden niet gewijzigd met dit plan. In figuur 2.2 is de voorgenomen inrichting van het landgoed weergegeven. In figuur 2.3 is weergegeven waar de nieuwe woning op het perceel wordt gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.BPKZWAAGDIJK212-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 Situatietekening van het landgoed in de voorgenomen situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.BPKZWAAGDIJK212-VA01_0005.png"

Figuur 2.2 Situatietekening voorgenomen situatie ter plaatse van de landgoedwoning

De woning krijgt een oppervlakte van circa 272 m2. De woning krijgt een breedte van 14 meter en een diepte van 13 meter, met mogelijk een smallere uitbouw naar achteren toe. Voor de materiaalkeuze en de opmaak wordt aansluiting gezocht op de toepassing van een traditioneel klassiek beeld. Een royale maatvoering van overstekken en rijke detaillering is wenselijk voor het behalen van een hoogwaardig architectuur beeld dat past bij een landhuis.

Voor de ruimtelijke inpassing van het landhuis en de bestaande schuur bij het landgoed is een beeldkwaliteitsplan en inrichtingsplan opgesteld. Deze is opgenomen als bijlage 1Beeldkwaliteitsplan en inrichtingsplan.

Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten middels een oprit aan de Zwaagdijk. Via de Zwaagdijk kan in westelijke richting via Zwaagdijk West, Hoorn worden bereikt. In oostelijke richting wordt aangesloten op de N240. Op deze wijze is het plangebied op goede wijze ontsloten.

De extra verkeersgeneratie als gevolg van de toevoeging van één woning in het plangebied betreft 10 mvt/etmaal op basis van publicatie 381 van het CROW. Hierbij is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk' en een ligging in de 'rest van de bebouwde kom'. Dit geringe aandeel extra verkeer wikkelt zich af over de Zwaagdijk en zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.

De extra verkeersgeneratie als gevolg van aanleg van het landgoed betreft 35 mvt/etmaal op basis van publicatie 381 van het CROW. Hierbij is het landgoed, dat niet specifiek is opgenomen in publicatie 381, gelijk gesteld aan een plantentuin met dezelfde ligging als hierboven beschreven.

De parkeerbehoefte bedraagt drie parkeerplaatsen voor de woning en 14 voor het landgoed op basis van publicatie 381 van het CROW. Op het perceel is voldoende ruimte om te voorzien in deze parkeerplaatsen. Parkeerruimte voor de woning zal worden ingericht op het privé gedeelte van het terrein. Parkeren ten behoeve van het landgoed komt aan de kant van de Zwaagdijk, bij de entree van het landgoed. Daarmee wordt op eigen erf voorzien in de eigen parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan. Hierbij komt het rijks-, provinciaal, regionaal en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie schetst het Rijk haar ambities tot 2040 en haar doelen, belangen en opgaven tot 2028. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid om rijksbetrokkenheid.

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen zijn aan andere overheden door hen goed worden behartigd. De vereisten van de Rijksoverheid met betrekking tot ruimtelijke plannen liggen vast in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het is gericht op doorwerking van de nationale belangen in onder meer gemeentelijke bestemmingsplannen.

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Het voornemen raakt geen van de 14 nationale belangen en is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk is, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

Met dit plan wordt slechts één woning gerealiseerd in het plangebied. Dit is conform de ladder voor duurzame verstedelijking geen stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder is daarom niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050. In de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De Provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik'.

Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren, heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie.

De provincie wil nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk natuurinclusief hebben. Daarmee wordt gestreefd naar het vergroten van de biodiversiteit. Dit draagt onder mee bij aan een gezonde leefomgeving. Het gaat niet alleen om het vergroten van het aantal hectares aan natuur, maar ook om het maken van slimme combinaties waarmee kwaliteit wordt toegevoegd. Door een landgoed te ontwikkeling wordt de biodiversiteit in het plangebied vergroot, wat aansluit bij de omgevingsvisie.

Wat betreft de woning wil de provincie zoveel mogelijk wonen binnenstedelijk concentreren en ontwikkelen. In dit geval gaat het echter specifiek om een landgoedwoning die in combinatie met het aan te leggen landgoed wordt gerealiseerd. Dit betreft maatwerk.

Omgevingsverordening NH2020

De hoofdbelangen uit de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening NH2020.

In de verordening is in artikel 12.9 de overgangsbepaling voor nieuwe landgoederen opgenomen. Voor landgoederen waarvan het ruimtelijk plan voor 1 januari 2021 ter inzage gaat en die voor 1 januari 2022 worden vastgesteld geldt de 'oude' regeling uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Op basis van deze regeling wordt het landgoed mogelijk gemaakt. Dit is dus in overeenstemming met hetgeen in de verordening staat.

Verder is in artikel 6.5 opgenomen dat ontwikkelingen in het landelijk gebied voorzien moeten zijn van een goede landschappelijke inpassing. Hier is sprake van door opstellen van het inrichtingsplan dat is opgenomen in bijlage 1.

3.3 Regionaal Beleid

Regionale woonvisie West-Friesland 2017-2027 en Regionaal Actieprogramma Wonen

De raad heeft op 13 juli 2017 de regionale woonvisie vastgesteld. Er zijn 9 kaders geformuleerd voor de lokale uitwerking. Het programma is gemaakt met partijen die zijn betrokken bij het wonen. Extern is inbreng geleverd door de corporaties, de huurders, de zorgpartijen, de ondernemersfederatie en de kernraden. Intern is afgestemd met de relevante beleidsafdelingen.

In West-Friesland is tot en met 2026 ruimte voor 1.200 woningen. Nieuwbouw vindt plaats in alle kernen en tevens 'tussendoor'. Er is ruimte voor 75 'tussendoor' woningen tot en met 2026. De woning die met dit plan mogelijk wordt gemaakt betreft eveneens een 'tussendoor' woning, waar dus ruimte voor is opgenomen in de regionale woonvisie. Daarmee voldoet dit plan aan het gestelde in de regionale woonvisie en het geldende RAP.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie 2012-2022

In de op 28 februari 2013 vastgestelde Structuurvisie 2012-2022 van de gemeente Medemblik is het nieuwe beleid van de gefuseerde voormalige gemeenten Medemblik, Wervershoof en Andijk vastgelegd. Doel van deze structuurvisie is een harmonisatie van het beleid van de drie voormalige gemeenten tot één beleid.

Medemblik wil de komende jaren het vestigen in de gemeente zo aantrekkelijk mogelijk maken. Met oog voor realiteit stimuleert de gemeente dorpsvernieuwingen en geeft ruimte om nieuwe woningen te bouwen. Deze ruimte vult de gemeente als volgt in:

  • Er zijn voldoende woningbouwlocaties aanwezig, waarbij de gemeente de vinger aan de pols houdt bij het op gang brengen van de ontwikkeling van de locaties;
  • daarbij biedt de gemeente ruimte om programmatisch af te wijken van de oorspronkelijke plannen voor een locatie;
  • in de afweging van de locaties vormt de herontwikkeling van de kwaliteitslocaties een belangrijke rol om verpaupering in dorpen tegen te gaan.

Dit bestemmingsplan maakt slechts één vrijstaande woning mogelijk op een perceel in eigendom van de initiatiefnemer. Hiermee wordt het landgoed dat de initiatiefnemer heeft opgezet, afgerond door er tevens een woning te bouwen. Dit is niet in strijd met de structuurvisie en zorgt bovendien voor een kwaliteitsslag op het landgoed.

Kaderstellende notitie Landgoederen in Kromme Leekgebied

In de Kaderstellende notitie Landgoederen in Kromme Leekgebied is een toekomstvisie opgenomen waarin de (recreatieve) kansen voor nieuwe landgoederen in het Kromme Leekgebied worden verkend. De notitie bevat een toetsingskader waar landgoederen aan moeten voldoen. Er is een zevental voorwaarden beschreven voor landgoederen. De toetsing aan deze voorwaarden is opgenomen in bijlage 1, waar het inrichtingsplan in is opgenomen. Hoofdstuk 9 bevat de toetsing aan de voorwaarden uit de kaderstellende notitie. Geconcludeerd wordt dat aan de voorwaarden wordt voldaan.

Woonvisie Medemblik 2012-2020

De gemeenteraad heeft op 22 november 2012 de Woonvisie vastgesteld. In de woonvisie wordt vanaf 2015 uitgegaan van 95 nieuwe woningen per jaar. Dit komt neer op circa 1.500 nieuwbouwwoningen tot 2030. De bouwopgave bestaat uit verschillende typen woningen. De ene woning die met dit plan wordt gerealiseerd past binnen het gestelde aantal in de woonvisie. Daarmee is het voornemen in overstemming met de woonvisie.

Welstandsnota Medemblik, herziening 2013

Het welstandsbeleid van de gemeente Medemblik is vastgelegd in Welstandsnota Medemblik, herziening 2013, die is vastgesteld op 30 januari 2014.

Het project wordt ter advisering aan de welstandscommissie voorgelegd.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie, regio en gemeente tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat een goede omgevingssituatie ontstaat.

4.1 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Het aspect 'geurhinder' wordt gemotiveerd in paragraaf 4.2.

Toetsing

Het plangebied grenst aan twee zijden aan bedrijfslocaties waarvoor in het kader van milieuzonering richtafstanden gelden. Aan de zuidwestzijde is sprake van een paardenhouderij. Conform de basiszoneringslijst behorende bij de VNG-brochure kan dit gelijk gesteld worden aan een manege. Dit type bedrijf valt binnen milieucategorie 3.1 en heeft een richtafstand van 50 meter ten opzichte van bedrijfshindergevoelige objecten. Een woning is een dergelijk object. Bij de uitvoering van dit plan is rekening gehouden met de richtafstand door de woning op 50 meter afstand van het geometrisch gemiddelde van de emissiepunten van de paardenstal te realiseren. Door te voldoen aan deze richtafstand is nader onderzoek niet noodzakelijk. De paardenhouderij / manege wordt hierdoor niet beperkt in haar mogelijkheden / geluidruimte en er is sprake van een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woning. Dit blijkt tevens ook vanuit het aspect 'geur' zoals gemotiveerd in paragraaf 4.2.

Ten noordoosten van het plangebied is sprake van een fruitteeltbedrijf. Voor een fruitteeltbedrijf geldt normaliter een spuitzone van 25 meter die moet worden aangehouden. Daarom is onderzoek uitgevoerd naar het naastliggende bedrijf. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de afstand tot gevoelige functies zoals omstanders en omwonenden verkleind kan worden of zeker gesteld kan worden door de aanplant van een wintergroene windhaag in de kale boom situatie, een dubbele windhaag, een houtwal of een constructie met een vergelijkbare filterende werking. Voor een wintergroene windhaag en bespuitingen met een standaard boomgaardspuit is berekend dat de benodigde veiligheidszone 15 meter van de perceelrand is. Door de aanplant van een dubbele windhaag, of een houtwal van vergelijkbare hoogte, blijft de dermate blootstellingsgrens voor captan op 15 meter vanaf de perceelgrens (10 meter vanaf de tweede windhaag) onder het huidblootstellingsrisico voor omstanders en voor personen in de tuin (0-3 meter) en voor de woning (3-6 meter hoogte).

Voor de situatie zoals die voorkomt bij het bouwplan Zwaagdijk 212 te Zwaagdijk-Oost in de gemeente Medemblik kan duidelijk gemaakt worden in de voorkomende huidige en beoogde situatie de benodigde afstanden van de perceelgrens tot omstanders en bewoners tussen de 5 en 15 meter moeten liggen voor het middel captan als het gebied op de overvang van boomgaard naar te bebouwen percelen ingericht wordt met (dubbele) windhagen of houtwallen of wintergroene windhagen.

In de huidige situatie bevindt zich een sloot langs de boomgaard, en er is tevens een windhaag aanwezig op het terrein van de eigenaar van de naastgelegen perentuin. In de situatie van de "standaard spuittechniek" moet in deze situatie (met sloot en windhaag) uitgegaan worden van 25 meter afstand vanaf de insteek van de wal/ plaats van de windhaag tot de gevel van de landgoedwoning. Met de driftarme boomgaardspuit, die in 2016 verplicht werd, bedraagt de afstand 15 meter. De afstand tussen de insteek van de wal / hart van de bestaande windhaag op het naastgelegen perceel tot de gevel van de nieuwe landgoedwoning bedraagt circa 37,5 meter. Dit is 2,5 maal zoveel als de 15 meter voorgeschreven in het onderzoeksrapport dat is opgenomen in bijlage 2. Er bestaat daarom geen noodzaak voor de aanplant van een extra windhaag. Overigens wordt de drift ook nog beperkt door de aanwezigheid van de schuur tussen de perenboomgaard en de landgoedwoning.

Daarmee wordt voldaan aan de uitkomsten van het onderzoek en wordt geen hinder van het naastgelegen bedrijf ondervonden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 2.

4.2 Geur

Voor het aspect geur geldt de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Medemblik 2014. Volgens de bij deze verordening behorende kaart (zie figuur 4.1) is de gemeente ingedeeld in deelgebieden:

  • A1: stedelijk gebied;
  • A2: landelijk karakter;
  • B: landelijk gebied).

Volgens deze kaart is het plangebied gelegen in deelgebied B (landelijk gebied), hetgeen inhoudt dat de afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object ten minste 25 meter moet bedragen bedraagt, mits in de inrichting uitsluitend rundvee in een bestaand huisvestingssysteem wordt gehouden óf ten hoogste 50 overige landbouwhuisdieren. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.


afbeelding "i_NL.IMRO.0420.BPKZWAAGDIJK212-VA01_0006.png"Figuur 4.1 Fragment kaart Verordening geurhinder en veehouderij 2014

Vanuit het aspect 'geur' zijn er dus geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de nieuwe Wet Natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de IJsselmeer op circa 4,6 kilometer afstand tot het plangebied. Wel ligt het plangebied langs een natuurverbinding. Binnen het plangebied wordt slechts één woning gerealiseerd. Omdat het slechts om één woning gaat zal de verkeersgeneratie als gevolg hiervan zeer beperkt zijn. Daarom kan redelijkerwijs gesteld worden dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden en de natuurverbinding.

Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie

In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. Voor kleine plannen waarvan op voorhand (en goed gemotiveerd) kan worden onderbouwd dat deze - vanwege bijvoorbeeld de grote afstand tot Natura 2000-gebieden - geen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de relevante Natura 2000-gebieden, kan een passende beoordeling van de stikstofdepositie achterwege blijven. Hiermee geeft het ministerie ruimte voor een kwalitatieve onderbouwing voor kleine (woningbouw)projecten.

In dit geval ligt het plangebied op circa 4,6 kilometer afstand van een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied. Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals dit woningbouwplan geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie is te verwachten, aangezien er gasloos gebouwd moet worden. Effecten van stikstof vanwege wegverkeer hebben een beperkt bereik. Dergelijke bronnen zijn namelijk dicht bij de grond geplaatst, waardoor de stikstof snel neerslaat.

Sinds 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering samen met het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering van kracht waarin onder andere de bouwen aanlegfase is vrijgesteld van de Natura 2000-vergunningplicht. Hier vallen ook de vervoersbewegingen die samenhangen met de werkzaamheden (zoals het aan- en afvoeren van bouwmaterialen en emissies van werktuigen op de bouwplaats) onder.

Door de kleinschaligheid van de aanvraag, gaat in de 'gebruiksfase' om een afname van verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige situatie. Deze verkeersbewegingen gaan op in het grotere aantal verkeersbewegingen van de omliggende ontsluitingswegen(Rijksweg). Het is daarom op voorhand duidelijk dat deze verkeersbewegingen in redelijkheid, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Gezien het kleinschalige karakter van deze beoogde ontwikkeling, leidt het aspect ‘verkeer’ in de gebruiksfase nooit tot een stikstofdepositietoename die groter is dan 0,00 mol/ha/jr op stikstofgevoelige habitats en leefgebieden in Natura2000-gebieden.

Daarom hoeft voor dit plan geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd en zijn er vanuit de gebiedsbescherming geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen de kwetsbare soorten die beschermd moeten worden en de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen voor het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten van beschermde vogels en het verkleinen van foerageergebied van beschermde soorten.

Ter plaatste van de beoogde woning zijn de gronden reeds vrijgehouden van beplanting, om de woning te kunnen realiseren. Het perceel is ook reeds grotendeels ingericht conform de vereisten van de Natuurschoonwet. De landgoedwoning wordt gerealiseerd in het aangegeven bouwvlak dat thans uit onbegroeid grasland bestaat. Er worden verder geen gebouwen of bouwwerken gesloopt of bomen gekapt om de landgoedwoning mogelijk te maken. Het is daarom niet aannemelijk dat zich hier beschermde soorten ophouden. Nader onderzoek hiernaar is niet noodzakelijk.

4.4 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of een industriegebied ligt, moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. In dit geval is alleen het aspect wegverkeerslawaai relevant.

Toetsing

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de Zwaagdijk, waar een maximaal toegestane snelheid van 50 km per uur. Daarom is een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting van het wegverkeerslawaai afkomstig van de Zwaagdijk, op de gevel van de woning, uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3. Uit het onderzoek is gebleken dat ter plaatse van de woning wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Nader onderzoek is om die reden niet noodzakelijk.

4.5 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Digitale watertoets

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het hoogheemraadschap. Vanuit de ingevulde gegevens is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de korte procedure worden gevolgd voor de watertoets. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden ondervangen met standaardmaatregelen. Er hoeft geen watercompensatie te worden uitgevoerd. De werkzaamheden zullen overeenkomstig de regeling opgenomen in het Keur 2016 worden uitgevoerd. Nader onderzoek en/of maatregelen zijn daarom niet noodzakelijk. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 4.

4.6 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Bro moet, in verband met de uitvoerbaarheid van een plan, rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit in het projectgebied. Bij functiewijzigingen wordt bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, wanneer de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de functie, de grond zodanig wordt gesaneerd dat deze kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.

Toetsing

Met de realisering van een woning wordt in het projectgebied een bodemgevoelige functie gerealiseerd.

Daarom moet worden aangetoond dat de bodem van voldoende kwaliteit is om deze functie op uit te voeren. Om dit te onderzoeken is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 5. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat is zowel de boven- als ondergrond geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters zijn aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. De verhoogde concentratie aan barium is naar verwachting van natuurlijke herkomst.

Op basis van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek is geen aanvullend of nader onderzoek noodzakelijk. Met dit onderzoek zijn milieuhygiënisch geen belemmeringen aangetroffen voor de voorgenomen ontwikkeling. Ten aanzien van 'bodem' zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan..

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.


De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Door de dienst Archeologie West Friesland is een archeologische verwachtingskaart opgesteld, die als uitgangspunt geldt voor beschermde regelingen in de herzieningen van de verschillende bestemmingsplannen. Deze is in figuur 4.1 weergegeven. Conform het archeologiebeleid zijn in dit bestemmingsplan de dubbelbestemmingen 'Waarde -Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Archeologie 6' opgenomen. Binnen deze bestemmingen geldt voor ontwikkelingen in die gebieden boven de gestelde minimale oppervlakte onder het maaiveld een archeologische onderzoeksplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.BPKZWAAGDIJK212-VA01_0007.jpeg"

Figuur 4.2 Kaart Archeologische vrijstellingsgrenzen Zwaagdijk 212

Toetsing

Met dit plan wordt één woning mogelijk gemaakt met de oppervlakte van circa 272 m². Deze oppervlakte blijft ruim onder de grenswaarde van ruimtelijke ontwikkelingen waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In dit geval is onderzoek niet nodig en vormt het aspect archeologie geen belemmering voor dit plan.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Toetsing

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van specifieke cultuurhistorische waarden in bijvoorbeeld de vorm van historische structuurlijnen en/of karakteristieke panden. Wel is het voornemen om met de aanleg van het landgoed 'De Duinen' cultuurhistorische waarden aan het gebied toe te voegen. Daarmee heeft dit bestemmingsplan een positieve werking op de cultuurhistorie in het gebied.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, artikel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2-jaargemiddelde) en fijn stof (PM10-jaargemiddelde) van belang.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3. De norm voor deze stof ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Daarnaast geldt een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 15 µg/m3. De norm voor deze stof ligt eveneens op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is dus geen sprake van een dreigende overschrijding van de grenswaarden.

Binnen dit plan wordt één extra woning gerealiseerd. Deze ontwikkeling is van dermate geringe omvang dat het plan niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, conform de NIBM-regeling. Op basis van publicatie 381 van het CROW neemt de verkeersgeneratie met 10 mvt/etmaal toe. In de NIBM-tool is weergegeven dat dit aantal niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar de gevolgen van dit plan voor de luchtkwaliteit zijn niet noodzakelijk.

4.10 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.


Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

Toetsing

Inrichtingen

Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op een risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Hieruit blijkt dat er geen inrichtingen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn.

Transportroutes

Ten zuiden van het plangebied is een risicovolle transportroute aanwezig. Het betreft de Westfrisiaweg die op circa 920 meter afstand van het plangebied ligt. De risicocontour (PR-6) bedraagt 0 meter. Hier ligt het plangebied vanzelfsprekend ruim buiten. Wat betreft het groepsrisico ligt het plangebied ruim buiten de invloedszone van de risicovolle transportroute en is een berekening niet noodzakelijk. De risicovolle transportroute vormt geen belemmering voor dit plan.

Buisleidingen

Direct ten zuiden van de Westfrisiaweg, ten zuiden van het plangebied, loopt ene buisleiding. Dit betreft een aardgasleiding NEN 3650-leiding. De maximale werkdruk bedraagt 40 bar en de diameter bedraagt 12 inch. Voor deze buisleiding geldt op basis van deze gegevens een risicoafstand van 150 meter. Omdat de buisleiding op circa 930 meter van het plangebied ligt, wordt ruim aan deze afstand voldaan en vormt deze buisleiding geen belemmering voor dit plan.

4.11 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing
In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

4.12 Duurzaamheid

Toetsingskader

Duurzaamheid van een gebied of in relatie tot een ruimtelijke ontwikkeling kan tot uitdrukking komen in de thema's: kwaliteit van de leefomgeving, water, energie, mobiliteit, natuur/ecologie en milieu. Onder deze laatste kan onder meer het volgende worden verstaan: gezondheid, externe veiligheid, materiaalkeuze en hergebruik van materialen, duurzaam slopen, geluid, lucht en beheer/onderhoud van een gebied of gebouw. Er bestaat geen wettelijke verplichting om het thema duurzaamheid in bestemmingsplannen vast te leggen. Wel vormt het een belangrijk onderwerp in het sociaal-maatschappelijke debat en daarmee een belangrijk aandachtspunt in het overheidsbeleid. Gemeenten streven in dat kader naar een duurzame (gebouwde) omgeving.

Toetsing

Bij de ontwikkeling van een nieuw gebouw is het uitgangspunt om zoveel mogelijk duurzaam te bouwen. Gemeente Medemblik heeft zich in het Programma Duurzaam Medemblik uitgesproken voor een energiezuinige en duurzame bebouwde omgeving. Bij de bouw en uitvoering van het project wordt hiermee rekening gehouden.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Het Juridisch Systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

Het gebied binnen de plangrenzen kent één hoofdfunctie en is daarmee voorzien van één bestemming en een dubbelbestemming.

Agrarisch - Landgoed

De gronden waar het landgoed wordt aangelegd worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Landgoed'. Hierin is de aanleg en instandhouding van het landgoed geregeld. Tevens zijn regels opgenomen voor de landschappelijke inpassing.

Wonen - Landgoed

In het plangebied wordt één vrijstaande woning gerealiseerd, bestaande uit twee lagen met een kap. Daarom is in het plangebied gekozen voor de bestemming 'Wonen - Landgoed'. De regeling is afgestemd op de bestemming 'Wonen' uit het geldende bestemmingsplan. Er geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 7 en 12 meter, waar de woning ruimschoots binnen past. Bovendien zijn ondergeschikt onder meer groen- en parkeervoorzieningen en wegen, straten en paden toegestaan. Om de bestaande schuur mogelijk te blijven maken is een oppervlakte van 400 m2 aan bijgebouwen buiten het bouwvlak toegestaan.

Waarde - Archeologie 4, 5 en 6

Zoals in paragraaf 4.7 is aangegeven gelden voor het hele plangebied een viertal archeologische regimes. Hiermee worden voor de bestaande archeologische (verwachtings)waarden een beschermende regeling geboden. Voor ruimtelijke ontwikkelingen boven de minimale oppervlakte zoals die is opgenomen per archeologische bestemming, geldt dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Voor dit bestemmingsplan wordt geen vooroverleg gevoerd.

Zienswijze

Het bestemmingsplan is als ontwerpbestemmingsplan voor zes weken ter inzage gelegd.. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Tegelijkertijd zijn de wettelijk overlegpartners in kennis gesteld van het ontwerpbestemmingsplan en is aan hen de mogelijkheid gegeven om te reageren op het plan.

De uitkomsten hiervan zijn opgenomen in de 'Reactienota ontwerpbestemmingsplan Landgoed Zwaagdijk 212' die is opgenomen in bijlage 6. In deze reactienota is tevens aangegeven op welke wijze het ontwerpbestemmingsplan is aangepast.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de bouw van een woning aan de Zwaagdijk 212 te Zwaagdijk Oost. De initiatiefnemer heeft aantoonbaar gemaakt over voldoende financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van dit plan.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Tussen gemeente en initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten, waarin onder meer is opgenomen dat met worden voldaan aan het vastgestelde afwegingskader voor landgoederen en dat de kosten voor rekening van de initiatiefnemer zijn. Daarmee is het kostenverhaal anderszins voldoende verzekerd.

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan En Inrichtingsplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan en inrichtingsplan

Bijlage 2 Lijst Met Kleinschalige Beroeps- En Bedrijfsmatige Activiteiten

LIJST VAN TOEGESTANE BEROEPEN EN BEDRIJVEN BIJ WONINGEN

Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:

individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, enz.

individuele praktijk dierenarts

Kledingmakerij

(maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf

woningstoffeerderij

Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals:

schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf

Reparatiebedrijfjes, waaronder:

schoen-/lederwarenreparatiebedrijf

uurwerkreparatiebedrijf

goud- en zilverwerkreparatiebedrijf

reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen

reparatie van muziekinstrumenten

In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd

Advies- en ontwerpbureaus, waaronder individuele praktijk voor:

reclame ontwerp

grafisch ontwerp

architect

(Zakelijke) dienstverlening, waaronder individuele praktijk voor:

notaris

advocaat

accountant

assurantie-/verzekeringsbemiddeling

exploitatie en handel in onroerende zaken

Overige dienstverlening

kappersbedrijf

schoonheidssalon

kinderdagopvang

gastouderschap

Onderwijs

autorijschool

onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium

dan wel met voorgenoemde bedrijvigheid naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid.

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan En Inrichtingsplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan en inrichtingsplan

Bijlage 2 Onderzoek Naar Driftblootstelling Van Omstanders En Omwonenden Door Boomgaardbespuitingen

Bijlage 2 Onderzoek naar driftblootstelling van omstanders en omwonenden door boomgaardbespuitingen

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 6 Reactienota Zienswijzen

Bijlage 6 Reactienota zienswijzen