Westerstraat 15 Sijbekarspel
Wijzigingsplan - gemeente Medemblik
Vastgesteld op 01-05-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
De inleidende regels, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Dorpskernen I, vastgesteld 29 september 2016, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 1 Begrippen
1.1. plan:
Het wijzigingsplan ‘Westerstraat 15 Sijbekarspel’ met identificatienummer NL.IMRO.0420.WPWesterstraat15-VA01 van de gemeente Medemblik;
1.2. wijzigingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Dit wijzigingsplan ziet alleen op een aanpassing van de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Dorpskernen I’ vastgesteld op 29 september 2016 van de gemeente Medemblik.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woonhuizen en bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor ruimte voor:
- kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
- detailhandel, niet zijnde perifere detailhandel, grootschalige detailhandel en/of supermarkten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
- maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
- een atelier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
- een museum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'museum';
met dien verstande dat wonen niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
- een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
- een garage, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
met daaraan ondergeschikt:
- wegen en straten;
- paden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- waterlopen en waterpartijen;
met de daarbijbehorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- andere bouwwerken.
alsmede voor:
- de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 8.3;
- de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument’ of 'specifieke vorm van waarde - provinciaal monument’ aangegeven bebouwing;
- het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp".
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
- een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
- het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, dan wel voor het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
- de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
- de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m;
- een hoofdgebouw zal worden afgedekt met een kap;
- de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer respectievelijk minder is dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden uitgevoerd;
- ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang behouden te blijven en mag er geen eerste bouwlaag worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp' mogen uitsluitend stolpwoningen als hoofdgebouw worden gebouwd.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder is, dan wel de bestaande bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel zijn gebouwd, in welk geval de bestaande afstand de maximale afstand is;
- de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per hoofdgebouw bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
- de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, en minus de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
- de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de woning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
- de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
- de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
- de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m;
- bij vrijstaande hoofdgebouwen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
- voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van het hoofdgebouw geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd;
- bijbehorende bouwwerken zullen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing".
3.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
- de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
- er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 3.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak wordt gebouwd;
- het bepaalde in lid 3.2.1 sub e en/of 3.2.2 sub h in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen of bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;
- het bepaalde in lid 3.2.1 voor het mogelijk maken van de bouw van een nieuw stolpwoning in geval van herbouw van een bestaande woning of ter plaatse van een bestaande bouwmogelijkheid voor een woning, mits:
- de woning wordt uitgevoerd in de vorm van een karakteristieke West-Friese of een Noordhollandse stolp;
- het grondoppervlak van de stolp minimaal 12 x 12 m en maximaal 20 x 20 m bedraagt;
- de dakhelling minimaal 45° en maximaal 52° bedraagt;
- de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
- de bouwhoogte maximaal 15 m bedraagt;
- de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 8 m bedraagt;
- de diepte van het bouwperceel minimaal 50 m bedraagt;
- parkeren ruim voldoende op eigen perceel kan plaatsvinden, uitgaande van een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen voor auto's per woning.
- er een milieuhygiënische belemmeringen aanwezig zijn;
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- het bepaalde in lid 3.2.1 sub h en i in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
- het bepaalde in lid 3.2.1 sub h en i in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
- het bepaalde in lid 3.2.2 sub a en h in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 2 m achter, c.q. vóór de voorgevellijn van een hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan of op minder dan 1 m afstand van de zijdelingse en achterste perceelsgrens worden gebouwd;
- het bepaalde in lid 3.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het bepaalde in lid 3.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 300 m², mits:
- het bouwperceel groter is dan 750 m²;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het bepaalde in lid 3.2.3 sub c in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:
- tevens de in lid 3.6.4 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning anders dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' in welk geval het aangegeven aantal woningen is toegestaan;
- het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
- de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
- er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
- het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
- de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
- opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
- het gebruik als opslag-, los- of laadplaats voor handelsdoeleinden;
- het buiten (bedrijfs)gebouwen stallen, parkeren, opslaan of aanwezig hebben van boten, auto’s, caravans, vrachtauto's, aanhangwagens en vergelijkbare voertuigen, tenzij dat redelijkerwijs aanvaardbaar kan worden geacht, gezien het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het gebruik van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken als recreatief nachtverblijf anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- het gebruik van een woonhuis voor de huisvesting van buitenlandse werknemers;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
3.5.2 Detailhandel
Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is in afwijking van het bepaalde in lid 3.5.1 sub h naast de woonfunctie detailhandel toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 30 m2, met dien verstande dat de oppervlakte aan detailhandel op het perceel Hauwert 65 niet meer mag bedragen dan 50 m2.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Logiesverstrekking
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5.1 sub b en f in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
- de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd).
3.6.2 Huisvesting buitenlandse werknemers
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder g in die zin dat woonhuizen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning", al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van buitenlandse werknemers, mits:
- de huisvesting uitsluitend wordt aangewend voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het agrarische bedrijf of agrarisch handelsbedrijf waarvan de woning eerder als bedrijfswoning deel heeft uitgemaakt, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
- voor huisvesting in een woonhuis gelden de volgende aanvullende criteria:
- per slaapkamer worden ten hoogste 2 werknemers gehuisvest;
- per woonhuis worden ten hoogste 8 werknemers gehuisvest;
- er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
- er voldoende parkeergelegenheid binnen het woonperceel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
- bij beëindiging van het onder b genoemde agrarisch bedrijf of het agrarisch handelsbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6.3 Theetuin
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5.1 sub h en i in die zin dat bij een woonhuis een theetuin wordt gevestigd, mits:
- de schenkerij binnen de bestaande bebouwing wordt gevestigd;
- een klein buitenterras ten behoeve van de theetuin mag worden aangelegd;
- de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theetuin maximaal 50 m² mag bedragen;
- parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6.4 Paardrijbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5.1 onder j in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:
- de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
- de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
- de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
- de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport;
- de bouwhoogte van een hek rondom een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
- er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
- de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt;
- de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Functieaanduidingen verwijderen
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
- de functieaanduidingen worden verwijderd, mits:
- de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
3 Algemene Regels
De algemene regels, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Dorpskernen I, vastgesteld 29 september 2016, zijn van overeenkomstige toepassing.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Westerstraat 15 Sijberspel van de gemeente Medemblik.
Behorende bij het besluit van d.d. ---------2018.