Zuideinde 171
Bestemmingsplan - gemeente Oostzaan
Ontwerp op 14-06-2023 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het Bestemmingsplan Zuideinde 171 van de gemeente Oostzaan.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0431.BP8930630000-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 agrarisch bedrijf
Een aan het buitengebied gebonden bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren producten worden voortgebracht, waaronder mede wordt verstaan de met die activiteiten qua aard vergelijkbare activiteiten, zoals een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal.
1.6 archeologische deskundige
Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.
1.7 archeologisch monument
terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd.
1.8 archeologisch waardevol terrein
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden.
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
de oppervlakte van de bebouwing binnen een bebouwingsvlak, of binnen een bestemmingsvlak indien daarbinnen geen bebouwingsvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.
1.11 bedrijf
inrichting voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of daarmee naar de aard vergelijkbare activiteiten.
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.13 bestaande
bebouwing, windturbine, situatie, woning, inhoud, zoals die bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.14 bedrijfswoning
een woning die gezien ligging en functie bedoeld is voor de huisvesting van personen wier aanwezigheid gelet op de bestemming van een gebouw of terrein noodzakelijk is.
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.17 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 creatieve handvaardigheid
bedrijven op het gebied van creatieve handvaardigheid die o.a. cursussen, workshops en kinderfeestjes organiseren, zoals bloemschikken, textiele handwerken, schilderen e.d. aan niet-professionele beoefenaars.
1.23 bijgebouw
een niet voor bewoning bestemd, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met, alsmede dienstbaar is aan een woning, bevattende huishoudelijke bergings- en/of stallings- en/of hobbyruimten.
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 gebruik
gebruik, in gebruik geven en/of laten gebruiken.
1.27 grond
land en/of water.
1.28 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.29 normaal onderhoud
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.
1.30 overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft, en voor zover gebouwd achter de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.31 peil
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- b. indien op of in het water wordt gebouwd:
- 1. de hoogte van de waterlijn;
1.32 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seks- automatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.33 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel(s) die kennelijk als zodanig moet(en) worden aangemerkt;
1.34 voorgevelrooilijn
een denkbeeldige lijn die door de bebouwing niet mag worden overschreden in de richting van de openbare weg;
1.35 waarde
De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuur-historie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.
1.36 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.37 zichtlijnen
een zichtrelatie tussen de plekken en de openheid van het landschap en vice versa.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, in geval van ondergronds bouwen, verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale vlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. creatieve handvaardigheid;
- c. bedrijfsactiviteiten voor zover deze bedrijven behoren tot de categorie 1 van de bij deze regels als Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijven;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met dien verstande dat:
- h. bij creatieve handvaardigheid, geen gebruik gemaakt mag worden van machines en/of gereedschappen die tot een overschrijding leiden van de normen die gelden voor een goed akoestisch woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende woningen.
3.2 Bouwregels
- a. Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde functies mogen de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.
- b. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- 1. er mag uitsluitend op de bestaande plaats worden gebouwd;
- 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', is het maximaal op de verbeelding aangegeven aantal woningen toegestaan;
- c. bijgebouwen dienen:
- 1. vanaf de weg gezien ten minste 3 m achter de gevellijn van de woning of het verlengde daarvan,
- 2. de goothoogte en bouwhoogte mag maximaal 3 m respectievelijk 5 m bedragen.
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat | 2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen | 1 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | 3 m |
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de woonsituatie;
- d. de sociale veiligheid, en:
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de woonsituatie;
- d. de sociale veiligheid, en:
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- f. lid 3.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels als Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijven, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bebouwregels
7.1 Gebouwen
Tenzij anders op de verbeelding of in deze regels wordt bepaald, gelden voor het bouwen van gebouwen, de volgende bepalingen:
- a. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen 6 respectievelijk 9 m;
- b. de afstand van de voorgevel van gebouwen tot de as van de weg mag:
- 1. in bestaande situaties niet minder bedragen dan de afstand op het moment van het tervisielegging van h et ontwerp van het plan;
- 2. in nieuwe situaties niet minder bedragen dan het gemiddelde van de afstand tot de as van de weg van de voorgevel van de hoofdgebouwen;
- c. bijgebouwen dienen vanaf de weg gezien, tenminste 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw te worden gebouwd;
- d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij de gebouwen gezamenlijk in de perceelsgrens worden gebouwd;
- e. de afstand tussen de gebouwen onderling mag niet minder bedrgen dan 2 meter, tenzij de gebouwen aaneengesloten worden gebouwd;
- f. de goothoogte en de bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 4,5 meter;
- g. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de begane grond van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 m.
7.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Tenzij anders op de verbeelding of in deze regels wordt bepaald, gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, de volgende bepalingen:
- a. de bouwhoogte van erf of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn van de woningen en bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 m;
- b. de bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen mag neit meer bedragen dan 2 meter;
- c. de bouwhoogte van masten voor landelijk waarschuwingsstelsel, mag niet meer bedragen dan 20 meter;
- d. de bouwhoogte van antennes mag van de voet af gemeten niet meer bedragen dan 5 meter;
- e. indien dat noodzakelijk is in verband met de bereikbaarheid van woningen, bedrijven, enz., mogen bruggen worden gebouwd, met dien verstande dat de breedte van deze bruggen niet meer bedraagt dan 4 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
- f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik:
- a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
- b. gebruik van de gronden als botenstalling, anders dan waar dit op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-botenstalling';
- c. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
- d. van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van opslag en stalling van goederen die een verkeersaantrekkende werking hebben;
- e. onbebouwde gronden:
- f. als stand- of ligplaats van onderkomens;
- g. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
- h. tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
8.2 Geur
Bij het bepalen van de afstand tussen (agrarische) bedrijven en geurgevoelige objecten dient rekening te worden gehouden met afstanden zoals deze bepaald worden in de Geurgebiedsvisie Oostzaan 2010, opgenomen in bijlage 4 van deze visie.
Artikel 9 Overige Zone - Zone Lint D2
9.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zone lint d2' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
- a. behoud cultuurhistorische bebouwing,
- b. het instandhouden van behoud van zichtlijnen.
9.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zonelint d2' nadere eisen stellen omtrent de situering en afmetingen van bouwwerken in verband met het waarborgen van de doorzichten naar het open gebied. Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het plan:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
- d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
- e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie.
10.2 Woningsplitsing karakteristieke bebouwing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 1.36 om een woning respectievelijk een bedrijfswoning herbouwd en gesplitst mag worden in ten hoogste 2 zelfstandige (bedrijfs-)wooneenheden ten behoeve van het behoud van een karakteristiek hoofdgebouw, mits:
- a. de wooneenheden tezamen de ten hoogste toegestane inhoud of oppervlakte van één (bedrijfs-)woning niet overschrijden;
- b. de inhoud van de woning bij herbouw maximaal 900 m3 mag bedragen;
- c. de oppervlakte aan bijgebouwen tezamen de ten hoogste toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen behorend bij één (bedrijfs-)woning niet overschrijden; er dient in ieder geval 20 m² aan bijgebouwen per wooneenheid aanwezig te zijn;
- d. het karakter van het gebouw als één (bedrijfs-)woning en de samenhangende bouwmassa van het gebouw behouden blijft;
- e. de cultuurhistorische dan wel karakteristieke waarde niet onevenredig wordt aangetast;
- f. de splitsing geen belemmering vormt voor omliggende (niet-)agrarische bedrijven.
Artikel 11 Algemene Procedure Regels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voorzover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:
- a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
- b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.
12.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt te wijzigen:
- a. het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.
12.3 Wijziging bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage te wijzigen, ter verwerking van wijzigingen van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.
Artikel 13 Algemene Nadere Eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Zuideinde 171” van de gemeente Oostzaan.