Bestemmingsplan De Gors e.o. 2010
Bestemmingsplan - Gemeente Purmerend
Vastgesteld op 21-10-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'De Gors e.o. 2010' van de gemeente Purmerend.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0439.BPGORS2010-va01 met bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
- c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
- d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
- f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- g. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
- i. een paardenfokkerij.
1.10 ambulante handel
het ter verkoop aanbieden van producten of diensten aan de consument, door een handelaar op een markt of een vaste commerciële standplaats op de openbare weg.
1.11 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.12 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.13 archeologisch deskundige
een deskundige op het gebied van de archeologie en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
1.14 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.15 archeologisch onderzoeksgebied
gebied met een daaraan toegekende middelhoge of hoge archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
1.16 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.17 archeologisch waardevol gebied
gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied verwachte overblijfselen en menselijke aanwezigheid of acitiviteiten uit het verleden.
1.18 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.19 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.20 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.21 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.22 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.23 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.24 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.28 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.29 bouwmarkt
een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
1.30 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.31 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.32 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.33 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.34 bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.35 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.36 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.37 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.38 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.39 dakopbouw
- a. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een hellend dakvlak tussen de dakgoot en de nok bevindt en waarvan de onderzijde van de constructie in het verlengde van het gevelvlak is geplaatst;
- b. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een platte afdekking boven de dakgoot dan wel het boeibord bevindt.
1.40 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.41 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen.
1.42 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.43 discotheek of dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.
1.44 erker
een hoek- of rondvormig ondergeschikte toevoeging aan de verblijfsruimte van de woning (woonkamer) gelegen aan de voorgevel op de begane grond en aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.
1.45 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, varen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, natuurobservatie en schooltuinen.
1.46 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.47 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en artikel 1.2. van het Besluit geluidhinder.
1.48 geluidshinderlijke Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.49 gemeentelijk monument
op grond van een gemeentelijke verordening als gemeentelijk monument aangewezen gebouw.
1.50 grootschalige detailhandel
grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering, alsmede tuincentra.
1.51 hobbykas
een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.
1.52 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.53 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.54 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.55 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.56 jongerenontmoetingsplek
een gebouw, of bouwwerk, geen gebouw zijnde, waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten.
1.57 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.58 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.59 kap
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, en die bestaat uit ten minste twee hellende dakvlakken die elkaar snijden op het hoogste punt.
1.60 kinderboerderij
een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.
1.61 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.62 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.63 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.64 ligplaats
een plek voor het aanleggen van woonschepen waarbij de duur van het aanleggen een permanent karakter heeft.
1.65 maatschappelijke voorzieningen
(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.66 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.67 multifunctionele ruimte
ruimte ten behoeve van dansscholen-/gelegenheden, (bedrijfs)feesten, vergaderingen, presentaties, evenementen, manifestaties, modeshows, kinderspeelparadijzen en daarmee vergelijkbare activiteiten.
1.68 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.69 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.70 niet-permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.
1.71 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.72 oorspronkelijke nokhoogte
de nokhoogte van gebouwen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.73 oorspronkelijke achtergevel
de plaats van de achtergevel van gebouwen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.74 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.75 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.76 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.77 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat.
1.78 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.79 prostitutie
het zich beschikbaar stellen voor seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.80 professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
1.81 reclamemast
een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, specifiek bedoeld voor de uiting van bedrijfsmatige reclame.
1.82 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.83 rijksmonument
een object, bouwwerk of terrein dat op grond van de Monumentenwet als rijksmonument is aangewezen.
1.84 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.85 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaken.
1.86 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.87 topgevel
een gevel aan de korte zijde van een gebouw waarvan de gevellijn min of meer de kapvorm volgt.
1.88 verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.
1.89 verblijfsrecreatie
het met het recreatief oogmerk verblijven met overnachten in een kampeermiddel, dan wel recreatiewoning of -appartement, jeugdherberg, hotel of pension door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.90 verkoopvloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.91 vloeroppervlak
het totale oppervlak van vloeren van alle bouwlagen van een gebouw.
1.92 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt, mede gezien de situering van het huisnummer, brievenbus, voordeur en uitrit.
1.93 Wet geluidhinder
Wet geluidhinder, 16 februari 1979, Stb. 99, laatst gewijzigd 13 september 2007, Stb. 349.
1.94 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.95 woning
(een gedeelte van) een gebouw geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen, anders dan voor recreatieve doeleinden.
1.96 wooncomplex
een (verzameling van) gebouwen waarin enerzijds wordt gewoond door ouderen en/of groepen personen en waarin anderzijds de hierbij benodigde voorzieningen zijn gehuisvest in de vorm van medische, paramedische en andere maatschappelijke voorzieningen alsmede recreatieve en restauratieve voorzieningen.
1.97 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 onder h van de Woningwet, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.98 woonwagenstandplaats
een aangewezen plaats voor de stalling van woonwagens en de daarbij behorende bijgebouwen.
1.99 zendmast
een bouwwerk, geen gebouw zijde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
1.100 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.8 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. veehouderijbedrijven als volwaardig of reëel agrarisch bedrijf;
- b. behoud, bescherming en beheer van de aanwezige natuur- en landschapswaarden en kleinschalige natuurontwikkeling;
- c. extensief recreatief medegebruik;
- d. de bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.
- e. de bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen geldt de regel dat op deze gronden ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd. Voor de maximaal toegestane hoogte van deze bouwwerken wordt verwezen naar artikel 32.3.
Artikel 4 Bedrijf - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2": bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein";
- b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1": bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein";
- c. ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf-1 tot en met 5": tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein":
aanduiding | SBI-code | uit ten hoogste milieucategorie |
specifieke vorm van bedrijf-1 | 287-B | 3.2 |
specifieke vorm van bedrijf-2 | 174, 175 | 3.1 |
specifieke vorm van bedrijf-3 | 154-4 | 3.2 |
specifieke vorm van bedrijf-4 | 212 | 3.2 |
specifieke vorm van bedrijf-5 | 6024-0 | 3.2 |
- d. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening": uitsluitend een nutsvoorziening;
- e. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning": ten hoogste één bedrijfswoning;
- f. ondergeschikte kantoorvoorzieningen en detailhandel zijn toegestaan, met inachtneming van het bepaalde onder 4.4d, met dien verstande dat zelfstandige detailhandel en kantoor niet zijn toegestaan;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en laad- en losvoorzieningen.
- h. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1. Gebouwen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mag worden gebouwd;
- b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
- c. ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten.
- d. voor zover geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het hoofdgebouw ten hoogste de oorspronkelijke nokhoogte bedragen;
- e. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" en hebben een inhoud van ten hoogste 600 m³.
- f. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter.
4.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verwezen naar artikel 32.3.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 3 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. de in 4.1 onder f bedoelde kantoorvloeroppervlakte mag per bedrijf maximaal 50% van de bruto-vloeroppervlakte zijn; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 500 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Ontheffing van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1:
- a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 1 genoemd;
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 1 genoemd.
Artikel 5 Bedrijf - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie B2": bedrijven uit ten hoogste categorie B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie C": bedrijven uit ten hoogste categorie C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- c. ter plaatse van de aanduiding "gemaal": uitsluitend een gemaal;
- d. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening": uitsluitend een nutsvoorziening;
- e. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning": ten hoogste één bedrijfswoning;
- f. ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder lpg": uitsluitend een benzineservicestation zonder lpg-verkoop, voor zover deze voorkomt in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein", met bijbehorende detailhandel;
- g. ondergeschikte kantoorvoorzieningen en detailhandel zijn toegestaan, met inachtneming van het bepaalde onder lid 4, sub g, met dien verstande dat zelfstandige detailhandel en kantoor niet zijn toegestaan;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en laad- en losvoorzieningen.
- i. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1. Gebouwen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mag worden gebouwd;
- b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
- c. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" en hebben een inhoud van ten hoogste 600 m³.
- d. ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten.
- e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter.
5.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verwezen naar artikel 32.3.
5.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- f. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
- g. de in lid 1 onder f bedoelde kantoorvloeroppervlakte mag per bedrijf maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte zijn; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 500 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.
5.5 Ontheffing van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1:
- a. om bedrijven toe te laten uit een categorie hoger dan in lid 1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
met inachtneming van de volgende bepalingen:
- c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- f. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Cultuur en Ontspanning aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding "multifunctionele ruimte":
- 1. een discotheek of een daarmee vergelijkbare horecagelegenheid uit categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- 2. een klimcentrum;
- 3. ter plaatse van de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding-1", uitsluitend voor een klimmuur;
- 4. multifunctionele ruimten;
- b. ter plaatse van de aanduiding "dansschool": een dansschool met ten hoogste één woning;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
- d. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1. Gebouwen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mag worden gebouwd;
- b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
- c. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten.
- d. ter plaatse van de aanduiding "multifunctionele ruimte" mag het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen maximaal 1.800 m² bedragen.
- e. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter.
6.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verwezen naar artikel 32.3.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
6.4 Specifieke gebruiksregel
De opslag van meer dan 25 kg theatervuurwerk is niet toegestaan.
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. ter plaatse van de aanduding "bowlingbaan" tevens een bowlingbaan op de tweede bouwlaag.
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
- e. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- b. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. het verkoopvloeroppervlak ten behoeve van detailhandel bij een verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder lpg bedraagt ten hoogste 125 m²;
- d. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan.
7.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
Artikel 8 Gemengd - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. detailhandel;
- c. dienstverlening;
- d. maatschappelijke voorzieningen;
- e. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
- f. ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 1c": tevens voor horecabedrijven tot ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
- g. detailhandel, dienstverlening en horecabedrijven zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
- i. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
8.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Ontheffing van de Staat van Horeca-activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 1:
- a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 1 genoemd;
- b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 1 genoemd.
Artikel 9 Gemengd - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- e. horecabedrijven zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2": tevens voor horecabedrijven tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- g. ter plaatse van de aanduiding "bioscoop" voor een bioscoop;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
- i. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
- d. in het winkelcentrum dat gelegen is aan het Zwanebloem zijn kantoren niet toegestaan.
9.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Ontheffing van de Staat van Horeca-activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 1:
- a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 1 genoemd;
- b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 1 genoemd.
Artikel 10 Gemengd - 3
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- b. dienstverlening;
- c. kantoren;
- d. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van geluidsgevoelige voorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding "garage": uitsluitend gebouwen ten behoeve van stalling van vervoermiddelen en voor berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen;
- f. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein": uitsluitend een parkeerterrein;
- g. ter plaatse van de aanduiding "wonen": tevens een woning;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
- i. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
- d. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- f. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
10.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Ontheffing van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1:
- a. om bedrijven toe te laten uit een categorie hoger dan in lid 1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. Bevi-inrichtingen en Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
Artikel 11 Gemengd - 4
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. praktijkruimten;
- b. ateliers;
- c. dienstverlening;
- d. maatschappelijke voorzieningen;
- e. kantoren;
- f. bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- g. ter plaatse van de aanduiding "wonen": uitsluitend één woning;
- h. een hovenier;
- i. zelfstandige detailhandel is niet toegestaan;
- j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
- k. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
11.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Ontheffing van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1:
- a. om bedrijven toe te laten uit een categorie hoger dan in lid 1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. Bevi-inrichtingen en Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
Artikel 12 Gemengd - 5
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-5 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. praktijkruimten;
- b. ateliers;
- c. dienstverlening;
- d. maatschappelijke voorzieningen;
- e. kantoren;
- f. garages;
- g. ter plaatse van de aanduiding "wonen": tevens een woning;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
- i. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan.
Artikel 13 Gemengd - 6
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-6 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. praktijkruimten;
- b. ateliers;
- c. dienstverlening;
- d. maatschappelijke voorzieningen;
- e. kantoren;
- f. wonen;
- g. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel": tevens bestemd voor detailhandel;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
- i. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ten aanzien van het gebruik van de bebouwing wordt bepaald dat de onder a. tot en met e. genoemde functies uitsluitend op de begane grond uitgeoefend mogen worden.
13.2 Bouwregels
13.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan.
Artikel 14 Gemengd - 7
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-7 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een theater;
- b. een concertzaal;
- c. een concertpodium;
- d. popoefenruimtes;
- e. opslagruimtes;
- f. multi-functionele ruimten;
- g. horeca uit ten hoogste categorie 3 van de Staat van Horeca-doeleinden
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
- i. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
14.4 Specifieke gebruiksregel
De opslag van meer dan 25 kg theatervuurwerk is niet toegestaan.
Artikel 15 Groen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen, bermen, bermsloten en voet- en fietspaden, (ontsluitings)wegen;
- b. jongerenontmoetingsplaatsen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. ondergrondse containers;
- e. objecten van beeldende kunst;
- f. openbare toiletvoorzieningen;
- g. ter plaatse van de aanduiding "zend- en ontvangstinstallatie": tevens een zend- en ontvangstinstallatie;
- h. ter plaatse van de aanduiding "horeca": tevens voor een reclamemast ten behoeve van horeca.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen alsmede openbare toiletvoorzieningen;
- b. ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- c. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter;
- d. de bouwhoogte van gebouwen voor openbare toiletvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m, het oppervlak voor dergelijke gebouwen bedraagt ten hoogste 9 m2.
- e. voor de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verwezen naar artikel 32.3.
15.3 Ontheffing van de bouwregels
Artikel 16 Horeca
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven uit categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding "bowlingbaan": uitsluitend een bowlingbaan met bijbehorende horeca;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
- d. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
16.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Ontheffing van de Staat van Horeca-activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 1:
- a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 1 genoemd;
- b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 1 genoemd.
Artikel 17 Maatschappelijk
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken;
- b. gezondheidszorg;
- c. jeugd- en kinderopvang;
- d. onderwijs;
- e. openbare dienstverlening;
- f. verenigingsleven;
- g. religieuze en levensbeschouwelijke en daarmee vergelijkbare doeleinden;
- h. ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats": uitsluitend een begraafplaats met de daarbij behorende parkeervoorzieningen;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, nutsvoorzieningen en water.
- j. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.3 Ontheffing van de bouwregels
Artikel 18 Recreatie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. extensieve en kleinschalige dagrecreatie;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
- c. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.3 Specifieke gebruiksregel
Met betrekking tot het gebruik geldt dat verblijfsrecreatie niet is toegestaan.
18.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2 en de bouwhoogte niet hoger is dan 5 meter.
Artikel 19 Sport
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportaccommodaties;
- b. evenementen, waaronder braderieën, beurzen en rommelmarkten;
- c. ter plaatse van de aanduiding "horeca": tevens bijbehorende en daaraan ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.
- e. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.3 Ontheffing van de bouwregels
19.4 Specifieke gebruiksregel
Het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van de horeca bedraagt ten hoogste 200 m².
Artikel 20 Tuin - 1
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een parkeerplaats, alsmede nutsvoorzieningen alsmede de bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend erkers en erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
- b. aan de voorgevel van het hoofdgebouw is ten hoogste één erker toegestaan, over maximaal de breedte van de woonkamer. Deze erker dient ten minste 25 cm uit de zijdelingse erfgrens te worden gebouwd. De diepte bedraagt ten hoogste 50% van de diepte van de voortuin met een maximum van 1,2 m. De bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
- c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m.
- d. voor de maximaal toegestane bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verwezen naar artikel 32.3.
Artikel 21 Tuin - 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende voorzieningen, naast of achter de woning gelegen stegen, voet- en fietspaden alsmede erfbebouwing alsmede voor nutsvoorzieningen.
- b. ter plaatse van de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding-3" alsmede ter plaatse van de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding-6", voor erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- c. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
21.3 Specifieke gebruiksregel
Artikel 22 Verkeer - 1
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, exclusief opstelstroken en busstroken;
- b. voet- en fietspaden;
- c. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang": een onderdoorgang voor verkeersdoeleinden en op het daaronder gelegen niveau tevens voor verblijfsgebied, groenvoorzieningen en water in aansluiting op de bestemmingen op de aangrenzende gronden, waarbij het bepaalde in respectievelijk artikel 15, 23 en 24 van overeenkomstige toepassing is;
- d. ter plaatse van de aanduiding "railverkeer": spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen, alsmede een station met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca, voor zover voorkomend in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- e. ter plaatse van de aanduiding "ovs": openbaar vervoerstation;
- f. overige openbaar vervoervoorzieningen;
- g. objecten van beeldende kunst;
- h. ondergrondse containers;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, abri's, groen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, bruggen en water.
- j. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
Artikel 23 Verkeer - 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing;
- b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- c. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang": een onderdoorgang voor verkeersdoeleinden en op het daaronder gelegen niveau tevens voor verblijfsgebied, groenvoorzieningen en water in aansluiting op de bestemmingen op de aangrenzende gronden, waarbij het bepaalde in respectievelijk artikel 15 en 24 van overeenkomstige toepassing is;
- d. ter plaatse van de aanduiding "horeca": een reclamemast ten behoeve van horeca;
- e. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein": uitsluitend een parkeerterrein;
- f. jongerenontmoetingsplaatsen;
- g. objecten van beeldende kunst;
- h. ondergrondse containers;
- i. evenementen;
- j. ambulante handel;
- k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, abri's, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
- l. bij deze bestemming behorende erven, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen alsmede openbare toiletvoorzieningen;
- b. ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- c. voor de maximaal toegestane bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, wordt verwezen naar artikel 32.3.
23.3 Ontheffing van de bouwregels
Artikel 24 Water
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeer te water;
- b. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bruggen, steigers, keermuren voor waterbeheersing, dammen, oeverbeschoeiingen en duikers.
24.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de hoogte van bruggen bedraagt ten hoogste 12 m;
- c. steigers mogen een breedte van maximaal 50% van de perceelbreedte hebben tot een maximum van zes meter en mogen maximaal 1 meter vanaf de waterkant het water insteken.
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
24.3 Ontheffing van bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in lid 2 vermelde maximale afmetingen van steigers indien deze afmetingen niet meer overeen komen met het gestelde in de Keur van de waterbeheerder.
Artikel 25 Wonen
25.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de plankaart aangewezen voor Wonen zijn bestemd voor:
- a. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding "garage" mogen uitsluitend garages worden opgericht voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen;
- c. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" is een onderdoorgang toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats": uitsluitend voor woonwagenstandplaatsen met het maximale aantal standplaatsen zoals op de kaart aangegeven;
- e. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel": tevens voor detailhandel en dienstverlening, met dien verstande dat deze uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding "kantoor": tevens voor kantoren en dienstverlening, met dien verstande dat deze uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk": tevens voor maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening;
- h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen-1": wonen met de daarbij behorende voorzieningen zoals (para)medische, maatschappelijke, recreatieve en restauratieve voorzieningen;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, nutsvoorzieningen, tuinen en water.
- j. bij deze bestemming behorende terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwvoorschriften
25.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 26 Leiding - Gas -1
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding-Gas-1 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 40 bar.
26.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
26.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 onder b. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 27 Leiding - Gas -2
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding-Gas aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste 40 bar.
27.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 onder b. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 28 Waterstaat - Waterkering
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat-Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.
28.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 2 onder c gestelde. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 29 Waarde - Archeologie
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - archeologie aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
29.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
29.3 Ontheffing van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 2 onder c gestelde. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- b. Het in sub a bedoelde onderzoek dient alleen gedaan te worden indien de bodemverstoring een oppervlakte van meer dan 500 m2 beslaat.
- c. op de gronden met de aanduiding "archeologische waarden" is de in het tweede lid bedoelde oppervlaktemaat 100 m2.
- d. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden tot:
- 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- 2. Het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
- 3. Het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige.
- 4. De ontheffing wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende matie is vastgesteld.
29.4 Aanlegregels
- a. Het is verboden op de in lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
- 2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- 3. het verlagen van het waterpeil;
- 4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- 5. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- 6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- 7. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport, energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- b. Geen aanlegvergunning is vereist:
- 1. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld;
- 2. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2, ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden" tot ten hoogste 100 m2;
- 3. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 4. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is gewaarborgd;
- 5. indien de werken en /of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
- 6. Een aanlegvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van werkzaamheden de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.
- 7. Alvorens te beslissen omtrent de aanvraag om een aanlegvergunning dient op basis van archeologisch onderzoek te zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden hiervoor dienen te worden gesteld.
29.5 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologisch monumenten of resten aanwezig zijn.
- b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond kunnen worden behouden.
29.6 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. op de plankaart de bestemming "Waarde - archeologie" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. op gronden alsnog de dubbelbestemming "Waarde - archeologie" te leggen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 30 Wro-zone - Wijzigingsgebieden
30.1 Wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de percelen Waterlandlaan 1-9, op de analoge verbeelding aangemerkt met de gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 1", wijzigen ten behoeve van de volgende functies:
- a. wonen aan de Purmerweg;
- b. wonen vanaf de tweede bouwlaag aan de Landsmeerstraat;
- c. wonen vanaf de vierde bouwlaag aan de Waterlandlaan;
- d. kantoren en dienstverlening aan de Landsmeerstraat in de eerste bouwlaag;
- e. kantoren en dienstverlening aan de Waterlandlaan;
- f. verkeer- en verblijfsgebied;
en tevens voor de bijbehorende:
- g. parkeervoorzieningen;
- h. beplantingen en speelvoorzieningen;
- i. voet- en fietspaden;
- j. water;
- k. bermen en bermsloten;
met inachtneming van de volgende bepalingen:
- l. het maximaal bebouwingspercentage is 60%, waarbij voor een ondergrondse parkeergarage een bebouwingspercentage van 90% is toegestaan;
- m. de maximale hoogte varieert van 10 tot 12 meter aan de Purmerweg tot maximaal 16 m aan de Waterlandlaan en is in hoogte trapsgewijs opgebouwd van de Purmerweg naar de Waterlandlaan;
- n. er is een hoogteaccent van 28 m toegestaan op het kruispunt Landsmeerstraat/ Waterlandlaan; de oppervlakte van dit hoogteaccent mag maximaal 10% van het maximaal gezamenlijk toelaatbaar bebouwingsoppervlak bedragen;
- o. voor alle hoogten geldt dat deze gemeten zijn vanaf het nieuwe peil;
- p. ten behoeve van de gewijzigde functie dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein in een (deels) ondergronds gebouwde parkeervoorziening;
- q. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
- r. tussen het gebouw op deze wijzigingslocatie en het gebouw op de er tegenover gelegen wijzigingslocatie (Landsmeerstraat 3) dient een open ruimte (Landsmeerstraat) van minimaal 15 m te bestaan;
- s. de afstand van de bebouwing aan de Purmerweg tot aan het hart van de Purmerweg dient minimaal 20 meter te bedragen;
- t. de wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast, indien is aangetoond dat de bodem van voldoende kwaliteit is voor de voorgenomen ontwikkeling.
30.2 Wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van het perceel Landsmeerstraat 3, op de analoge verbeelding aangeduid met de gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 2", wijzigen ten behoeve van de volgende functies:
- a. wonen aan de Purmerweg;
- b. wonen vanaf de tweede bouwlaag aan de Landsmeerstraat;
- c. wonen aan de Waterlandlaan vanaf de vierde bouwlaag;
- d. kantoren en dienstverlening aan de Landmeerstraat in de eerste bouwlaag;
- e. kantoren en dienstverlening aan de Waterlandlaan in de eerste drie bouwlagen;
- f. verkeer- en verblijfsgebied;
en tevens voor de bijbehorende:
- g. parkeervoorzieningen;
- h. beplantingen en speelvoorzieningen;
- i. voet- en fietspaden;
- j. water;
- k. bermen en bermsloten;
met inachtneming van de volgende bepalingen:
- l. het maximaal bebouwingspercentage is 40%, waarbij voor een ondergrondse parkeergarage een bebouwingspercentage van 90% is toegestaan;
- m. de maximale hoogte varieert van 10 tot 12 meter aan de Purmerweg tot maximaal 16 m aan de Waterlandlaan en is in hoogte trapsgewijs opgebouwd van de Purmerweg naar de Waterlandlaan;
- n. er is een hoogteaccent van 25 m toegestaan op het kruispunt Landsmeerstraat/ Waterlandlaan; de oppervlakte van dit hoogteaccent mag maximaal 15% van het maximaal gezamenlijk toelaatbaar bebouwingsoppervlak bedragen;
- o. voor alle hoogten geldt dat deze gemeten zijn vanaf het nieuwe peil;
- p. ten behoeve van de gewijzigde functie dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein in een (deels) ondergronds gebouwde parkeervoorziening;
- q. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
- r. tussen het gebouw op deze wijzigingslocatie en het gebouw op de er tegenover gelegen wijzigingslocatie (Waterlandlaan 1-9) dient een open ruimte (Landsmeerstraat) van minimaal 15 m te bestaan;
- s. de afstand van de bebouwing aan de Purmerweg tot aan het hart van de Purmerweg dient minimaal 15 meter te bedragen;
- t. de wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast, indien is aangetoond dat de bodem van voldoende kwaliteit is voor de voorgenomen ontwikkeling.
30.3 Wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van het winkelcentrum 'Beatrixplein", plaatselijk bekend als Beatrixplein 198-237 en Poelstraat 21-29 (oneven), op de analoge verbeelding aangeduid met de gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 3", wijzigen ten behoeve van de volgende functies:
- a. kantoren;
- b. detailhandel;
- c. wonen;
en tevens voor de bijbehorende:
- d. parkeervoorzieningen;
met inachtneming van de volgende bepalingen:
- e. het maximaal bebouwingspercentage is 100%;
- f. de bouwhoogte mag ten hoogste 20 m bedragen;
- g. er is een hoogteaccent van 25 m toegestaan, de oppervlakte van dit hoogteaccent mag maximaal 25% van het maximaal gezamenlijk toelaatbaar oppervlak van gebouwen bedragen.
30.4 Wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de bioscoop aan de Geulenstraat, op de analoge verbeelding aangeuid met de gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 4", wijzigen ten behoeve van de volgende functies:
- a. kantoren;
- b. wonen;
en tevens voor de bijbehorende:
- c. parkeervoorzieningen;
met inachtneming van de volgende bepalingen:
- d. het maximaal bebouwingspercentage is 100%;
- e. de bouwhoogte mag ten hoogste 9 m bedragen.
30.5 Wijzigingsgebied 5
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van het winkelcentrum aan het Zwanebloem, inclusief het hierbij behorende parkeerterrein en de sporthal aan het Zwanebloem, op de analoge verbeelding aangeduid met de gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 5", wijzigen ten behoeve van de volgende functies:
- a. detailhandel;
- b. wonen;
- c. horeca;
- d. culturele voorzieningen;
- e. maatschappelijke voorzieningen;
en tevens voor de bijbehorende:
- f. parkeervoorzieningen;
met inachtneming van de volgende bepalingen:
- g. het maximaal bebouwingspercentage is 100%;
- h. de bouwhoogte mag ten hoogste 9 m bedragen;
- i. in het winkelcentrum is de functie kantoren uitgesloten.
30.6 Wijzigingsgebied 6
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van het Waterlandziekenhuis, inclusief het hierbij behorende (parkeer)terrein, op de analoge verbeelding aangeduid met de gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 6", wijzigen ten behoeve van verhoging van het maximale bebouwingspercentage tot maximaal 60%. De bouwhoogte van enige uitbreiding mag ten hoogste 16 meter bedragen. Tevens kunnen één of meerdere parkeerdekken op het terrein toegestaan worden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 31 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 32 Algemene Bouwregels
32.1 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
- a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
32.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
32.3 Hoogtematen van bouwwerken, geen gebouwen zijde
- a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
- erfafscheidingen op minder dan 1 m afstand van openbaar gebied: 1 m
- overige erfafscheidingen 2 m
- lichtmasten ten behoeve van sportvelden 20 m
- overige lichtmasten 9 m
- vlaggenmasten 9 m
- reclamemasten, ter plaatse van de aanduiding 'horeca' 12 m
- zend-/ontvangstinstallatie, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' 40 m
- objecten van beeldende kunst 6 m
- speeltoestellen 4 m
- bruggen 12 m
- overig straatmeubilair 6 m
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m
- b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in dit lid ten behoeve van het bouwen van objecten van beeldende kunst met een bouwhoogte van 15 meter.
32.4 Antenne-installaties
Met betrekking tot antenne-installaties gelden de volgende regels:
- a. antennes-installaties waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in combinatie met het Besluit omgevingsrecht voor het oprichten een omgevingsvergunning vereist is, zijn niet toegestaan;
- b. burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a. genoemde verbod ten behoeve van de bouw van een antenne-installatie tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 m.
32.5 Ondergronds bouwen
De in dit plan vervatte regels voor bebouwing zijn van overeenkomstige toepassing op bouwen beneden het peil, met dien verstande dat tot ten hoogste één bouwlaag diepte mag worden gebouwd.
32.6 Wijziging goot-/boeiboordhoogte
- 1. Indien zich op de achterzijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de gevelbreedte, wordt de goot of boeibord van de dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
- 2. Indien zich op de voorzijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot of boeibord van de dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
Artikel 33 Algemene Gebruiksregels
- 1. Als gebruik dat in strijd is met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gezien:
- a. gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
- b. gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- en vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
- c. het gebruik van gronden als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfmiddelen;
- d. het gebruik van grond voor prostitutie.
2. Als gebruik dat in strijd is met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval niet gezien:
- a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige voorschriften mag worden gebruikt;
- b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
- c. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woning behorende grond, niet zijnde de bestemming Tuin-1.
Artikel 34 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend - ontheffing verlenen van de planregels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 36 Algemene Procedureregels
36.1 Procedure bij ontheffing
Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:
- a. het ontwerpbesluit tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter inzage;
- b. de burgemeester maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel
Artikel 37 Overgangsrecht
37.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- 2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
37.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 38 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Gors e.o. 2010.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het bestemmingsplangebied de Gors en omgeving, omvat de buurten Gors-Noord, Gors-Zuid, Stationsbuurt en Zuiderpolder en is voornamelijk een bestaand woongebied met circa 5.200 woningen. Daarnaast bevinden zich in het plangebied de bedrijvenlocatie De Where, enkele kantoren rond het station, het Waterlandziekenhuis, het politiebureau, het stadskantoor, een begraafplaats en diverse andere voorzieningen.
De woningen zijn in verschillende perioden gebouwd. Een deel van de woningen is in de eerste helft van de vorige eeuw gebouwd, maar het grootste deel is in de jaren 1970 tot 1990 gerealiseerd. Daarnaast is er sprake van enkele nieuwere ontwikkelingen uit de jaren na 1990. De niet-woonfuncties bevinden zich met name aan de noordzijde van het plangebied.
Aangezien er voor het plangebied De Gors en omgeving een groot aantal, grotendeels verouderde, vigerende regelingen geldt, dient er voor dit gehele plangebied een geactualiseerd, eenduidig juridisch kader te worden opgesteld. Hierbij is het van belang de huidige situatie vast te leggen en te consolideren en enkele beoogde nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken dan wel adequaat te regelen. Het gaat hierbij om de herontwikkeling van een aantal locaties.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt aan de zuidzijde van Purmerend en grenst aan de binnenstad. Het gebied wordt grofweg begrensd door de Binnenstad, Wheermolen, Overwhere, De Purmer-Zuid en de nieuwbouwwijk Weidevenne. De ligging van het plangebied is op figuur 1 weergegeven.
1.3 Vigerende Plannen
Binnen het plangebied vigeert momenteel een groot aantal bestemmingsplannen alsmede uitwerkingsplannen met zeer uiteenlopende regelingen. Deze bestemmingsplannen zijn over het algemeen verouderd en vormen een zeer versnipperd juridisch-planologisch kader. Een overzicht van deze vigerende plannen is opgenomen in bijlage 1.
1.4 Planvorm
Gegeven het karakter van het plangebied en de bestaande ruimtelijke kwaliteit vervult het bestemmingsplan op de eerste plaats een belangrijke beheers- en gebruiksfunctie. De juridische planvorm is om deze reden afgestemd op het beleid dat erop is gericht de aanwezige functies en kwaliteiten te behouden en plannen voor nieuwe ontwikkelingen - na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid - binnen de planperiode te kunnen realiseren. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied De Gors en omgeving is gekozen voor een gedetailleerde bestemmingsregeling waarin iedere functie van een eigen toegesneden bestemming en bebouwingsvoorschriften is voorzien.
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het Rijk, provincie, regio en gemeente. De gemeentelijke beleidsdocumenten komen hier beknopt aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de ruimtelijke analyse en in hoofdstuk 4 op de functionele analyse van het plangebied. Bij de functionele analyse wordt een duidelijke relatie gelegd met het gemeentelijk beleid en wordt per functie aangegeven welke nieuwe ontwikkelingen er voorzien zijn. In hoofdstuk 5 worden de relevante milieuaspecten behandeld. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 de gebiedsvisie verwoord. De uitgangspunten voor deze gebiedsvisie zijn in de voorgaande hoofdstukken geformuleerd.In hoofdstuk 7 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling zoals deze op de plankaart en in de voorschriften is opgenomen. Ten slotte wordt in de hoofdstukken 8 en 9 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en de inspraak en het overleg.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
De beleidscontext voor De Gors en omgeving wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal en regionaal beleid beknopt samengevat. Voor het gemeentelijke beleid is de algemene beleidslijn aangegeven. De relevante sectorale, gemeentelijke beleidsnota's komen in hoofdstuk 4, Functionele analyse, aan bod.
2.1 Rijksbeleid
De gemeente Purmerend is onderdeel van regio Waterland. In de Nota Ruimte is die regio voor een groot deel aangemerkt als Nationaal Landschap. Droogmakerij de Purmer en het stedelijk gebied van Purmerend en Edam-Volendam zijn aangemerkt als bundelingsgebied. In een bundelingsgebied ligt het accent op verstedelijking, maar er moet in samenhang daarmee ook ruimte worden gepland voor andere thema's als water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw. Daarnaast moet er rekening worden gehouden met cultuur en cultuurhistorie.
Kaart Begrenzing Nationaal Landschap Laag Holland
Bron: Streekplan Noord-Holland Zuid.
2.1.1 Nota Mobiliteit
Sinds eind september 2004 is het landelijke verkeersveiligheidsbeleid vastgelegd in de Nota Mobiliteit. De Nota Mobiliteit is een nationaal verkeers- en vervoerplan en is de opvolger van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-2). In de Nota Mobiliteit is het ruimtelijk beleid zoals vastgelegd in de Nota Ruimte verder uitgewerkt en is het verkeers- en vervoerbeleid beschreven. Jaarlijks vallen in Nederland met circa 1.100 doden en 18.500 ziekenhuisgewonden nog te veel slachtoffers doden en ziekenhuisgewonden worden samen ernstige slachtoffers genoemd). Dit veroorzaakt naast het vele menselijke leed, ook enorme financiële schade. Jaarlijks wordt de schade geraamd op 9 miljard euro. Het beleid van de Nota Mobiliteit is derhalve gericht op het verminderen van het aantal slachtoffers.
Gesteld is dat in 2010 het aantal doden in Nederland is gedaald tot 900 (-15% ten opzichte van het gemiddelde van de jaren 2001, 2002 en 2003). Het aantal ziekenhuis gewonden dient in dezelfde periode te zijn gedaald tot 17.500 per jaar (-7,5 % ten opzichte van het gemiddelde van de jaren 2001, 2002 en 2003). Tien jaar later, in 2020, mogen er niet meer dan 640 doden en 13.500 ziekenhuisgewonden vallen, een daling van respectievelijk 40% en 30% ten opzichte van het gemiddelde van de jaren 2001, 2002 en 2003.
De verkeersveiligheid in Nederland is de laatste decennia sterk toegenomen. De laatste periode is dat met name te danken aan het consequent implementeren van een integraal op verkeersveiligheid gericht verkeers- en vervoerbeleid: Duurzaam Veilig genaamd. Vanuit de Nota Mobiliteit wordt gesteld dat het bereiken van een hoger verkeersveiligheidsniveau wordt bereikt door het doorgaan met inbedden van verkeersveiligheid in wegbeheer, onderwijs, rijopleiding, handhaving, voorlichting en het verscherpen van eisen waar voertuigen aan moeten voldoen.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid
De Structuurvisie Noord-Holland 2040 bevat het provinciaal ruimtelijk beleid. De hoofddoelstelling is het inspelen op de veranderingen die tot 2040 te verwachten zijn. In de periode tot 2040 zullen verdere globalisering en klimaatverandering grote gevolgen hebben voor Noord-Holland. Ook veranderingen en trends op nationaal en lokaal niveau hebben een grote ruimtelijke impact. Deze veranderingen leiden tot een aantal belangrijke ruimtelijke opgaven en keuzes. In de Structuurvisie worden deze ontwikkelingen en de voornaamste keuzes die de Provincie Noord-Holland zal moeten maken kort toegelicht. Ook wordt geschetst hoe de provincie er in 2040 uit ziet en op welke wijze de Provincie met deze structuurvisie zal bijdragen aan het realiseren van dit toekomstbeeld. De Structuurvisie is vastgesteld op 21 juni 2010.
Met betrekkking tot woningbouw is het uitgangspunt om de vraag naar woningen zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. Dit komt zowel het realiseren van (hoog)stedelijke voorzieningen in de metropoolregio (de metropolitane strategie) als het behouden van regionale/lokale voorzieningen in kleine(re) kernen in het noorden ten goede. Door concentratie worden verkeers- en vervoersnetwerken optimaal benut en wordt een voldoende en gedifferentieerd aanbod van sociaal-culturele voorzieningen behouden. Verdichting brengt een aantal aandachtspunten met zich mee op het gebied van sociaal-maatschappelijke voorzieningen, functiemenging en financiering. Voorzieningen zoals scholen, kantoren en bedrijfsruimten, winkelaanbod, ruimte voor groen, recreatie, sport en zorg zijn onlosmakelijk verbonden met het woonprogramma. Door gevarieerde programma's zijn deze functies binnen het Bestaand Bebouwd Gebied te behouden.
Detailhandel in de binnensteden is belangrijk voor de economie en draagt bij aan de leefbaarheid en toeristische aantrekkelijkheid van Noord-Hollandse steden. De Provincie Noord-Holland hecht aan het instandhouden van de hoofdwinkelstructuur en wil stedelijke detailhandel behouden en versterken. Zij beschouwt nieuwe vormen van detailhandel als een welkome aanvulling, indien deze de bestaande structuur niet aantasten. De Provincie Noord-Holland onderscheidt in haar detailhandelsstructuur hoofdwinkelcentra, bovenlokaal verzorgende centra, lokaal verzorgende centra, perifere locaties en thematische centra. Deze vormen hebben ieder hun eigen economische en sociale functies. Voor de
provincie staat de versterking van de hoofdwinkelcentra, die ook voor het toerisme en het behoud van levendige binnensteden van belang zijn, centraal.
Het belang van kantoren als fysieke werkplek in Noord-Holland neemt sterk toe. Daardoorwordt het belang van kantoorontwikkeling steeds prominenter voor de ruimtelijke inrichting. Het gaat daarbij niet alleen om de gebouwen zelf en de inpassing in de omgeving maar ook om de infrastructuur, inclusief parkeermogelijkheden. Ook de bereikbaarheid met het openbaar vervoer is belangrijk, om verkeercongestie te voorkomen. De provincie is van mening dat in bestaand bebouwd gebied menging van kantoorfuncties met stedelijke functies als wonen, recreëren, winkelen en cultuur belangrijk is om monofunctionele, geïsoleerde werkgebieden te voorkomen.
2.2.2 Provinciale Woonvisie 2010-2020
Het provinciale beleid inzake woningbouw is vastgelegd in de Provinciale Woonvisie 2010-2020. Deze woonvisie sluit aan op de structuurvisie en schetst de kaders voor regionaal woonbeleid. Vooral het kwalitatieve aspect van wonen komt in deze visie aan de orde.
De speerpunten van dit beleid zijn:
1. Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning.
2. Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners.
3. Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.
2.2.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw.
Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met het bepaalde in één van de bovengenoemde documenten.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Regiovisie Waterland
Op 6 november 2000 is de Regiovisie Waterland in de Waterlandraad van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Waterland (ISW) vastgesteld. De regiovisie Waterland gaat uit van een bescheiden ambitie; selectieve concentratie ten behoeve van de vitaliteit is de leidraad. In dit rapport wordt aangegeven dat Purmerend zal proberen de komende tien jaar in het bestaand stedelijk gebied 1.000 woningen te bouwen, voornamelijk op herstructureringslocaties. Verwezen wordt naar de stedelijke vernieuwing en kwaliteitsverbetering in het bestaand stedelijk gebied welke als hoogste prioriteit op de agenda zijn geplaatst. Voorts zal het stationsgebied verder ontwikkeld worden met circa 30.000 m² kantoorruimte.
Daarnaast heeft de regio Waterland een aanvullende visie opgesteld, het zogenaamde "Appeltje voor de dorst". Hierin staat beschreven dat de Purmer potentieel biedt voor de ontwikkeling van wonen, werken, recreëren en water. De locatie betekent een appel voor de dorst die slechts kan worden aangesproken onder strikte voorwaarden en indien noodzakelijk en/of gewenst.
2.3.2 Regiovisie Waterland 2040 (Vitaal met Karakter)
Voor de lange termijn heeft de regio een ontwikkelingskader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijk gebied te bewaren, vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringing van het woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame vitale regio met een herkenbaar eigen karakter. Met betrekking tot de Vurige Staart wordt opgemerkt dat om aantasting tegen te gaan een groene herinrichting gewenst is, desnoods met afrondende woningbouw. Dit gebied kan mede dienen voor toekomstige compensatienoodzaak als gevolg van eventuele bebouwing van het Purmerbos.
2.3.3 Regionale Woonvisie Stadsregio 2004
De Regionale Woonvisie Stadsregio 2004 geeft een visie op het wonen in de regio en geeft tevens aan wat de belangrijkste opgaven op het gebied van wonen zijn en hoe de gemeenten hier zo goed mogelijk op in kunnen spelen. Qua wonen bestaat het plangebied van de Gors vrijwel geheel uit reeds bestaande woningen. Als bijdrage aan de doelstellingen van de Woonvisie kan de transformatie van het bedrijventerrein De Where naar woongebied genoemd worden.
2.3.4 Regionale detailhandelsbeleid 2006-2010
In het door het Regionaal Orgaan Amsterdam in oktober 2005 vastgestelde regionale detailhandelsbeleid 2006-2010 (Detailhandel in het ROA- gebied: Selectieve dynamiek) is vastgelegd dat de regio streeft naar het op een verantwoorde wijze faciliteren van de dynamiek in de detailhandel én het versterken van de huidige - fijnmazige- detailhandelstructuur. Nieuwe ontwikkelingen zullen zoveel mogelijk hun plaats krijgen in bestaande centra. Kan dit niet, dan zijn er perifere locaties beschikbaar voor grootschalige voorzieningen (GDV). Dit houdt in dat detailhandelsvestigingen louter zijn gevestigd in verstedelijkt of te verstedelijken gebied: hoofdwinkel-, stadsdeel- of wijkwinkelcentra, alsook op specifiek benoemde locaties op bedrijventerreinen. Zogenoemde weidewinkels - solitaire winkels buiten verstedelijkt gebied - zijn uitgesloten. Ook solitaire vestigingen in verstedelijkt/te verstedelijken gebied zijn in principe uitgesloten. In het plangebied van De Gors komt detailhandel slechts op twee locaties voor: het winkelcentrum aan de Zwanebloem in De Gors-Zuid en het winkelcentrum aan de Poelstraat/Geulenstraat in De Gors-Noord. Verder is er nauwelijks sprake van aanvullende detailhandel. De situatie in De Gors is daarmee in overeenstemming met het regionale detailhandelsbeleid.
2.3.5 Uitvoeringsstrategie bedrijven en kantoren (Plabeka)
In het Platform Bedrijventerreinen en Kantoorlocaties (Plabeka) werken gemeenten als Purmerend, Almere, Amsterdam, Haarlem, Haarlemmermeer en Zaanstad (en andere) samen met Flevoland, Noord-Holland en de Stadsregio Amsterdam (voorheen ROA) om als Noordvleugel beter op de wensen van het internationale bedrijfsleven in te kunnen spelen. In de Gors is de bedrijvigheid op drie locaties geconcentreerd, te weten de Purmersteenweg/Waterlandlaan, bedrijventerrein De Where en de Beukenstraat. Het gebied langs de Waterlandlaan kan verder ontwikkeld worden tot gemengd centrumgebied. Op deze manier wordt aan de Uitvoeringsstrategie voldaan.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Analyse
Het plangebied maakt onderdeel uit van de stad Purmerend. Purmerend ligt centraal in de landelijke regio Waterland en wordt omringd door drie droogmakerijen (De Beemster, De Wijde Wormer en De Purmer). De regio Waterland en daarmee ook de stad Purmerend, maakt deel uit van het ruimtelijk netwerk van Amsterdam. Een belangrijke kwaliteit van de regio is het grote contrast met het stedelijke gebied van Amsterdam.
Het plangebied ligt aan de zuidzijde van Purmerend. Het bestaat uit de wijk De Gors en een deel van de wijk Centrum. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de watergang De Where en aan de westzijde door het Noordhollandsch Kanaal, de Herengracht, de Emmakade en de Wolthuissingel. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door het water van de Purmerringvaart. Het plangebied is voor het grootste deel ontwikkeld in de vroegere Zuiderpolder, net buiten de voormalige verdedigingswerken. De zuidelijke groene punt van het plangebied loopt uit in de polder De Vurige Staart.
Dit hoofdstuk bestaat uit een ruimtelijke analyse van het plangebied De Gors en omgeving. Na een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van Purmerend en De Gors in het bijzonder, wordt achtereenvolgens ingegaan op de ruimtelijke hoofdstructuur, de beeldbepalende elementen en de cultuurhistorische waardevolle elementen in het plangebied. Op basis van de bouwstenen die volgen uit het beleid, deze ruimtelijke analyse en de functionele analyse in het volgende hoofdstuk is in hoofdstuk 6 de visie op het plangebied geformuleerd.
3.1 Ontstaansgeschiedenis
Purmerend is ontstaan op een smalle landengte tussen het Purmermeer, het Beemstermeer en het Wormermeer. De eerste bewoners hielden zich met name bezig met de ontginning van het veengebied. Later werd de visserij de grootste inkomstenbron. De bewoners vestigden zich aan De Where die het Purmermeer in westelijke richting met het Beemstermeer verbond en in oostelijke richting met de Zuiderzee. Zware stormen en hoge golven zorgden ervoor dat de drie meren, door afkalving van het laagveen, steeds groter werden. Door de vele overstromingen vormden de meren een grote bedreiging voor de omwonenden. In 1612 werd dan ook het Beemstermeer drooggelegd, in 1622 het Purmermeer en in 1625 het Wormermeer. Door de drooglegging ontstond een grote hoeveelheid landbouwgrond en veranderden de belangen van de bevolking en de stad. Purmerend kreeg een steeds belangrijkere functie als marktstad en centrum voor het omliggende gebied. Tijdens de gouden eeuw met haar economische groei, nam het inwonertal van de marktstad toe. In 1645 verleende de Staten van Holland en West-Friesland toestemming om het stadsgebied te vergroten. Hiermee was de uitbreiding van Purmerend voorlopig voltooid. Pas in de 20e eeuw werden de grenzen van de stad opnieuw verlegd. In 1884 werd de spoorlijn Amsterdam-Zaanstad-Purmerend voltooid. Het station werd ver buiten de grachtengordel van het oude Purmerend gebouwd met het oog op eventuele stadsuitbreiding in de Zuiderpolder. Deze uitbreiding verliep eerst geleidelijk: van 5.700 inwoners in 1900 tot 7.000 inwoners in 1950 en vervolgens tot 10.000 inwoners in 1960. De laatste vier decennia heeft Purmerend een explosieve groei doorgemaakt. Verwacht wordt dat de stad in 2009 circa 80.000 inwoners telt.
De Zuiderpolder is binnen een relatief lange periode bebouwd na de realisatie van het station. In eerste instantie werd het gebied tussen de oude vestingwerken en het station ontwikkeld. De woningen aan de zuidwestzijde van het station zijn gebouwd tussen circa 1975 en 1985. Het zuidelijk deel van de Gors is als eerste ontwikkeld waarna het noordelijk deel is gerealiseerd.
3.2 Ruimtelijke Hoofdstructuur
Het plangebied bestaat in hoofdzaak uit vier delen met een eigen karakteristiek en structuur: de rand van het centrumgebied (ook wel aangeduid als Het Nieuwe Centrum), Zuiderpolder (inclusief een beperkt deel Singel en omgeving), de Gors-Noord en de Gors-Zuid (zie figuur 2).
De spoorlijn vormt een duidelijke grens tussen de Zuiderpolder en De Gors. De Gors-Zuid en De Gors-Noord worden van elkaar gescheiden door een oost-westlopende watergang centraal in het plangebied.
De ruimtelijke structuur van de deelgebieden varieert sterk waarbij een duidelijke tijdgeest te herkennen is. De rand van het centrum bestaat uit woningen uit diverse tijdperioden van rond 1900, de jaren '30 en de jaren '50 en enkele ontwikkelingen uit de jaren '80 en '90. De Gors-Zuid is een echte woonlocatie opgezet in de karakteristieke jaren '70 woonervenstructuur met een slingerend verloop en relatief veel groen. De Gors-Noord kent een strakkere verkaveling met een steniger karakter en relatief veel stedelijke voorzieningen en een opzet die kenmerkend is voor de jaren '80.
De hoofdstructuur van het plangebied wordt voornamelijk bepaald door de waterlopen, het groen en de belangrijkste infrastructuurlijnen. Binnen deze hoofdstructuur zijn enkele bijzondere plekken en bebouwingselementen te onderscheiden.
Door de groen-, water- en wegenstructuur wordt het plangebied verdeeld in een aantal samenhangende gebieden. Hieronder zal nader ingegaan worden op deze structuurbepalende elementen.
3.2.1 Groen- en waterstructuur
Het plangebied wordt aan de noord-, oost- en westzijde begrensd door belangrijke waterlopen.
De westzijde van het plangebied wordt begrensd door het Noordhollandsch Kanaal. De oever wordt vormgegeven door de doorgaande Jaagweg.
De oostgrens van het plangebied is de Purmerringvaart. Deze ringvaart, die rondom de droogmakerij de Purmer loopt, vormt de grens tussen het hoge deel van Purmerend (de voormalige landengte) en de lager gelegen droogmakerij de Purmer ten oosten daarvan. De laatmiddeleeuwse dijk vormde vanuit Purmerend sinds de 14e eeuw de ontsluitingsweg in oostelijke richting. Nu bestaat deze dijkweg nog steeds onder de naam Purmerweg.
Het hoogteverschil is aan de zijde van de Gors vormgegeven door een groen talud met een beperkte hoogte. Dit karakteristieke groene hoogteverschil dient behouden te blijven als herkenbaar landschappelijk element en als de groene rand van de wijk de Gors.
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door De Where. Deze watergang verbindt de Purmerringvaart, de Beemsterringvaart en het Noordhollandsch Kanaal. De zuidoevers van De Where, tussen de spoorlijn en de Gorslaan, waren in gebruik als bedrijventerrein, maar zijn c.q. zullen worden herontwikkeld ten behoeve van woningbouw waarbij een verbetering van de toegankelijkheid en een kwalitatief hoogwaardig gebruik van de oevers een belangrijk aspect is (zie ook Hoofdstuk 4, Functionele analyse onder Wonen).
Centraal in het plangebied loopt in noord-zuidrichting de Gorssloot. Deze sloot is ingebed in een groene zone die de begraafplaats in het noorden van het plangebied verbindt met het Gorsebos in het zuidelijk deel. Op deze plekken ontstaan parkachtige eenheden die de verschillende buurten van elkaar scheiden.
De westzijde van de Gorssloot wordt begeleid door de belangrijke hoofdontsluitingsweg de Gorslaan. Op enkele plekken grenzen de woonbuurten direct aan het water waardoor de waterkant een divers karakter krijgt. Deze centrale groene ruimte is een sterk verbindend element en is van groot belang voor de woonkwaliteit van de Gors als geheel. Deze groenblauwe as dient behouden te blijven ten behoeve van de wateropvang in de wijk en als herkenbaar en esthetisch structurerend element in de Gors.
De oost-westgeoriënteerde waterlopen hebben een duidelijke scheidende functie tussen de verschillende buurten in de Gors. Daarnaast kent de watergang die vanaf de Gorslaan doorloopt tot langs het spoor een duidelijke scheiding tussen de Gors-Noord en de Gors-Zuid.
Het water van deze waterloop buigt af in westelijke richting waar het de westelijke grens van de bebouwing in de Gors-Zuid vormt. Tussen deze watergang en het Noordhollandsch Kanaal ligt een groene strook die de Jaagweg scheidt van het woongebied van de Gors.
In De Gors-Noord is een watergang met een heel ander karakter in het ontwerp van de wijk opgenomen. Het betreft de watergang langs de Veenmossingel en de Boezemkade. Deze singel loopt centraal door de Mossenbuurt en mondt uit in een stedelijke vijver midden in de Mossenbuurt. Deze singel begeleidt de overgang van de relatief groene buurt De Gors-Zuid en de stedelijk vormgegeven Gors-Noord.
Het water heeft een strakke vorm en wordt aan de zuidzijde begeleid door achtertuinen. De oevers gaan in het noorden over in zeer stenig en stedelijk vormgegeven kaden. Deze kaden zijn deels heringericht.
Op basis van de bovenstaande analyse kunnen de volgende uitgangspunten voor de gebiedsvisie worden geformuleerd:
- behoud van de groen- en waterstructuur die de verschillende buurten van de Gors van elkaar scheidt en de onderlinge buurten benadrukt;
- behoud van de groene rand langs de Purmerringvaart;
- het behoud en de versterking van het groenblauwe karakter van de verbindingszone van de Gorssloot centraal in het plangebied.
- behoud van het groene talud aan de Gors-zijde van het dijklichaam van de oude Purmerweg.
3.2.2 Infrastructuur
De west- en zuidrand van het plangebied worden begeleid door belangrijke hoofdwegen in Purmerend. Aan de westrand loopt de Jaagweg. Op de Jaagweg worden in principe geen buurten direct ontsloten. Aan de zuidzijde van de Gors loopt de Verzetslaan die het woongebied van de Purmer ontsluit op de Jaagweg en op grotere schaal op de Laan der Continenten/provinciale weg N235 en de rijksweg A7.
Het plangebied wordt daarnaast doorsneden door drie belangrijke infrastructurele lijnen.
Het spoor vormt de scheiding tussen de rand van het centrum en de Gors. Slechts op twee plekken kan gemotoriseerd verkeer onder het spoor door: ter hoogte van de Jaagweg en ter hoogte van de Waterlandlaan. Langzaam verkeer kan ter plaatse van het station tevens onder het spoor door. Het gebied ten oosten van de spoorlijn (De Gors-Noord en -Zuid) wordt doorsneden door twee hoofdontsluitingswegen. In oost-westrichting loopt in het noordelijk deel de Waterlandlaan. Deze laan verbindt in principe de binnenstad van Purmerend met het woongebied de Purmer. Slechts het noordwestelijk deel van de Gors en het ziekenhuis worden ontsloten via de Waterlandlaan. De in noord-zuidrichting gelegen Gorslaan verdeelt de Gors in twee delen. Deze twee delen vertonen intern echter geen grote samenhang. De Gorslaan sluit in het noorden aan op de Waterlandlaan. Aan de westzijde ontsluit de Gorslaan op de Jaagweg en de Aziëlaan richting de nieuwe wijk Weidevenne en de rijksweg A7.
Met name de Gorslaan fungeert als hoofdontsluitingsweg voor de verschillende buurten in de Gors. De buurten met doodlopende straten in De Gors-Zuid worden via de Linnaeuslaan ontsloten op de Gorslaan. In het zuiden sluit de Linnaeuslaan aan op de Jaagweg. Deze aansluiting is echter alleen voor lijnbussen en langzaam verkeer.
Op basis van de bovenstaande analyse kan het volgende uitgangspunt voor de gebiedsvisie worden geformuleerd: behoud van de heldere hoofdwegenstructuur.
3.2.3 Bijzondere plekken en elementen
Binnen het plangebied bestaat een aantal bijzondere plekken die bijdragen aan de herkenbaarheid en de oriëntatie in het plangebied en Purmerend als geheel. Functioneel bijzondere en herkenbare plekken en elementen in het plangebied zijn de begraafplaats, de noord-zuidgeoriënteerde groenblauwe as langs de Gorssloot, de stationsomgeving en de oost-westroute langs de Purmersteenweg en de Waterlandlaan.
Functioneel en ruimtelijk bijzondere en herkenbare bebouwingselementen zijn met name het Waterlandziekenhuis en het stadskantoor.
3.2.4 Bebouwingsstructuur
De bebouwingsstructuur van het plangebied is divers. Dit komt met name door de verschillende tijdvakken waarin de bebouwing is gerealiseerd. De tijdgeest is duidelijk te herkennen per buurt.
De bebouwing van het plangebied bestaat grotendeels uit rijen eengezinswoningen. Daarnaast zijn er met name in de Stationsbuurt en het gebied rond de Waterlandlaan gestapelde appartementen gerealiseerd. Vrijstaande woningen bevinden zich in enkele clusters met name in De Gors-Zuid.
In de beleving van de hele wijk is het van belang dat per buurt de rijen eengezinswoningen een eenduidige vormgeving hebben. Tussen de rijen onderling is sprake van variatie. Deze variatie wordt met name bepaald door de oriëntatie, kapvorm en nokoriëntatie en gevelopbouw.
In het algemeen geldt dat, om het straatbeeld te kunnen behouden, dakkapellen zoveel mogelijk eenduidig per woningtype zullen moeten worden vormgegeven en duidelijk ondergeschikt moeten zijn aan de hoofdmassa.
Aan de achterzijde kunnen grotere dakkapellen worden toegestaan, mits de nok hierdoor niet wordt verhoogd. Met uitbreidingen aan de voorzijde van de woningen moet voorzichtiger worden omgegaan. Dakkapellen zullen geen afbreuk mogen doen aan het algemene beeld. De bouwmassa van dakkapellen dient dan ook duidelijk ondergeschikt te blijven.
Hieronder wordt ingegaan op de verschillende buurten in het plangebied waarbij de specifieke ruimtelijke kenmerken worden beschreven en de kwaliteiten worden benoemd.
Zuiderpolder
Het gebied aangeduid als Zuiderpolder heeft voornamelijk een tuinstedelijk karakter met veel grondgebonden eengezinswoningen. De bebouwing bestaat uit zowel rijtjeshuizen, twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen met verschillende kapvormen. De meeste woningen zijn gebouwd in de jaren '30 tot '50 met enkele toevoegingen uit de jaren '80. Het deel dat is gerealiseerd in de jaren '30 tot '50 kent een open verkaveling met korte bouwblokken met relatief ruime straatprofielen en achtertuinen. De architectuur is zorgvuldig en de detaillering relatief rijk. Het deel dat is gerealiseerd in de jaren '80 kent een hogere bebouwingsdichtheid. De architectuur van deze bouw is eenvoudig en sober.
Kenmerkend is de enigszins noord-zuidgerichte bebouwingsstructuur. Binnen deze structuur bevindt zich relatief veel openbare ruimte. In de wijk staan verschillende typen eengezinswoningen met voor-, zij- en achtertuinen. Zowel rijen, twee-onder-een-kap- en vrijstaande woningen komen voor.
In een noord-zuidgerichte groene zone, centraal in deze buurt, is een ander programma ondergebracht. Het gaat met name om maatschappelijke voorzieningen.
In de buurt Zuiderpolder komt één enkel pand voor dat is aangemerkt als gemeentelijk monument. Het betreft het pand op de hoek van de Wilhelminalaan en de Dahliastraat. Het pand is door de architectonische uitwerking in kubistische expressionistische stijl uit de jaren '20 en de ligging op de kop tevens een oriëntatiepunt.
Gezien de zorgvuldige architectuur van met name de woningen uit de periode 1930 tot 1950 en de consequente detaillering van het grootste deel van deze buurt, dient zorgvuldig te worden omgegaan met eventuele woninguitbreidingen.
Realisatie van dakopbouwen moet worden voorkomen om de vorm en eenheid te bewaren. Dakkapellen zullen zoveel mogelijk eenduidig moeten worden vormgegeven en duidelijk ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa.
Het gebied rond de Singel, tussen de Emmakade/Nassauplantsoen/Herengracht en de B. Nieuwentijtstraat/J. van Egmondstraat is een duidelijk samenhangend gebied dat tegen de binnenstad aan ligt, net buiten de oude vestingwerken.
Kenmerkend zijn het overwegend oost-westlopende water- en wegenstramien met slechts enkele doorsnijdingen. Hierdoor zijn lange ononderbroken straatprofielen ontstaan. De woningen zijn gebouwd rond 1900. Het gevelbeeld bestaat uit aaneengeschakelde woningen met ieder een eigen herkenbare uitstraling. In het bijzonder de statige woningen langs de Herengracht en de Julianastraat zijn erg karakteristiek voor het straatbeeld. Het gebied kent een zorgvuldig gedetailleerde openbare ruimte evenals een rijke architectuur. Een groot deel van de gevels is rijk gedetailleerd, zelfs decoratief en expressief. De verschillende panden hebben vaak een verspringende nokhoogte en de kapvorm is wisselend, maar is doorgaans dwars op de straat georiënteerd.
Het gebied langs de singel tussen Julianastraat/Herengracht en Vooruitstraat heeft een statige monumentale uitstraling, zoals de binnenstad, maar met een iets ruimere opzet met een singel en lange, rechte, strakke woonstraten met voornamelijk aaneengeschakelde woningen met hier en daar losstaande panden op markante plekken. In dit gebied zijn dan ook enkele karakteristieke panden aangewezen als gemeentelijk monument (zie ook bijlage 2). Het oostelijk deel van de Vooruitstraat is opgezet met kleinere panden en minder luxe detaillering.
Het gaat met name om de arbeiderswoningen waar in de loop der tijd door de beperkte ruimte in de woningen veel dakkapellen en aan- en uitbouwen aan de hoofdmassa zijn toegevoegd.
In de welstandsnota Purmerend wordt dit gebied vanwege de levendige en expressieve architectuur aangewezen als een gebied van grote culturele betekenis. De statige woningen en gave gevelwanden zijn door de eeuwen heen intact gebleven waardoor de karakteristieke sfeer en ruimtelijke kwaliteit is behouden. De karakteristieke stedenbouwkundige structuur dient daarom behouden te blijven. Wat betreft detaillering zijn veranderingen mogelijk als verrijking van de individuele kwaliteit, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan de vooroorlogse architectuur.
Voor de ruimtelijke en beeldkwaliteit is het van belang dat het monumentale karakter met de bestaande straatprofielen wordt behouden en de karakteristieke rooilijnen worden gerespecteerd. Daarnaast dient de individuele uitstraling van de panden behouden te blijven.
Het Nieuwe Centrum
Het noordelijk deel van het plangebied aan weerszijden van het spoor langs de hoofdas Purmersteenweg en de Waterlandlaan wordt gekenmerkt door grotendeels losstaande, moderne gebouwen die een verscheidenheid aan functies herbergen. Dit gebied wordt ook wel aangeduid als het nieuwe centrumgebied. Dit nieuwe centrumgebied wordt grofweg begrensd door De Where, Wolthuissingel, de Wilhelminalaan, de Geulenstraat, de Basisveenstraat, de Kraggeveenstraat en de Purmerringvaart. Dit gebied herbergt een relatief groot aantal stedelijke functies zoals het gemeentekantoor, het ziekenhuis, het politiekantoor, de brandweerkazerne en de stadsbibliotheek. Vooral de verscheidenheid aan functies, zoals wonen, kantoren, grootschalige, maatschappelijke voorzieningen en bedrijfsgebouwen, is kenmerkend. Ook de grote verscheidenheid in architectuur en diversiteit in massaverhoudingen en volumes zijn zeer kenmerkend. Het gebied ontwikkelt zich als een modern centrumgebied in een stedelijke context rond de hoofdas van de Purmersteenweg en de Waterlandlaan. Deze as is een belangrijk element in het netwerk van Purmerend. Er bestaat een duidelijk verschil in de structuur en uitstraling van het oostelijk en het westelijk deel van het gebied dat van elkaar wordt gescheiden door de spoorlijn. Het westelijk deel heeft een moderne uitstraling met losse gebouwen in een groene setting. De gebouwen in dit gebied zijn monofunctioneel van aard en herbergen voornamelijk maatschappelijke functies en de woonfunctie. Aan de noordrand van het plangebied, langs de Purmersteenweg, bevindt zich een blok uit een vroegere periode. Het oostelijk deel heeft een centrum uitstraling met een hogere bebouwingsdichtheid, grotere volumes en langere aaneengesloten straatwanden. Met name de Waterlandlaan kent een hogere bebouwingsdichtheid, forsere volumes met een ogenschijnlijk monofunctionele karakteristiek en voor een deel aaneengesloten straatwanden met een zakelijke uitstraling. De panden herbergen echter vaak meerdere bedrijven en dienstenaanbieders of kantoorfuncties. Verder naar het noorden is de bebouwing gevarieerder. Hier staat een mix van bedrijfspanden, kantoorgebouwen, maatschappelijke voorzieningen, gestapelde woningbouw en zelfs enkele vrijstaande woningen langs de dijk van de Purmerweg. Het meest oostelijke deel wordt gekenmerkt door enkele belangrijke maatschappelijke functies zoals de begraafplaats, het ziekenhuis en het politiekantoor. De bouwhoogte in dit gebied varieert van één tot vier bouwlagen. Op de voormalige bedrijfslocatie aan de zuidzijde van De Where, tussen het verlengde van de Markerkade, de Purmerweg en het spoor, is het woongebied De Oeverlanden gesitueerd. De Oeverlanden is een nieuw woongebied dat ingeklemd ligt tussen de Purmerweg en de Where. Het gebied bestaat uit appartementencomplexen, watervilla's, dijkwoningen en sociale huurwoningen. Het gebied is ingericht als een parkachtige zone langs de Where met losse, openbaar toegankelijke groene zones langs de Where. De appartementencomplexen zijn haaks op de Where gesitueerd waardoor er een lamellenstructuur ontstaat. Deze structuur maakt doorzichten naar het water en de oever van de Where mogelijk. De dijkwoningen langs de Purmerweg vormen een zuidelijke begrenzing en begeleiden en accentueren het slingerachtige karakter van de Purmerweg. Op de kop van de Jisperstraat ligt een accent in de bebouwing met een bijzondere openbare ruimte aan het water. Aangezien verwacht wordt dat Purmerend zich de komende jaren zal ontwikkelen langs de as Purmersteenweg/Waterlandlaan, zal zich een nieuw centrummilieu rond het station vormen. Welstandstoezicht wordt in dit gebied ingezet als onderdeel van het integrale ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Het gebied is daarom aangeduid als bijzonder welstandsgebied. Gezien de diversiteit in zowel functie als bouwvolume en vorm is een duidelijke, ruimtelijke hiërarchie en routering van belang.
De Gors-Noord
De Gors-Noord is eind jaren '70 en begin jaren '80 gebouwd in een orthogonale structuur rondom een grote, centrale waterpartij. De wijk kent een heldere stedenbouwkundige structuur met een homogeen uiterlijk. In deze wijk staan overwegend eengezinswoningen in gesloten bouwblokverkaveling. Deze blokken bestaan overwegend uit twee of drie bouwlagen met een kap. Op de hoeken en midden in de blokken zijn verbijzonderingen toegepast in maximaal vier bouwlagen met andere woontypologieën zoals gestapelde woningbouw onder andere in de vorm van beneden- en bovenwoningen. In de zuidhoek zijn enkele vrijstaande woningen aan het water gerealiseerd. De wijk heeft een zeer stenig karakter. De architectuur in de wijk is sober evenals de detaillering. Hierdoor ontstaat een rustig en herkenbaar straatbeeld. Om dit rustige straatbeeld te kunnen behouden, is het wenselijk dat dakopbouwen waarbij de nok wordt verhoogd niet worden toegestaan. Dakkapellen aan de voorzijde moeten qua architectuur en materiaalgebruik aansluiten bij de hoofdmassa. Aan de achterzijde kunnen dakkapellen worden toegestaan, mits de nok hierdoor niet wordt verhoogd. Aan de achterzijde van woningen met een asymmetrische kap kan een verhoging van de bestaande goothoogte over de gehele breedte van het hoofdgebouw worden toegestaan tot de goothoogte aan de voorzijde van het gebouw waarbij deze uitbreiding wel zal moeten worden voorzien van een plat dak. De buurt rond de Venen en Dijckscampenlaan wordt gekenmerkt door overwegend eengezinsrijenwoningen met enkele gestapelde woningblokken. De opzet wordt gekenmerkt door een rechthoekige verkaveling en strakke rooilijnen per blok. Deze rooilijn kan per straat enkele verspringingen vertonen zoals in de Veenweidestraat, de Bovenlandsestraat en de wijkontsluitingsweg Dijckscampenlaan. Kenmerkend is een opzet in gesloten bouwblokken met daarin openbare binnenterreinen. Op enkele plekken zijn, om deze binnenterreinen, binnen de woonblokken nog enkele woningen opgenomen. In de Mossenbuurt staan overwegend eengezinsrijenwoningen in een gesloten bouwblokverkaveling. Vaak zijn de hoeken vormgegeven in gestapelde bouw. De woningen bestaan uit twee of drie bouwlagen met een kap en hebben geen of zeer kleine voortuinen. Door de afwezigheid van die voortuinen en het schaarse openbaar groen heeft deze buurt een zeer stenig karakter. Een aantal van de bouwblokken heeft een openbaar binnenterrein. Deze binnenterreinen zijn vaak ingericht met groen of een speelveldje. De buurt kent een heldere, strakke orthogonale structuur. De lijnen worden verder benadrukt door het gebruik van kappen die langs de straat zijn gericht. Momenteel zijn er (nog) relatief weinig woningvergrotingen in de vorm van dakkapellen aan de straatzijde. Op de hoeken is telkens een kleine verbijzondering aangebracht door een afwijkende kaprichting of een hoogteaccent. De centraal in de wijk aangelegde watergang wordt in het zuidelijk deel deels begeleid door achterkanten van woningen. Verderop wordt de watergang begeleid door stenige kaden langs een woonstraat. De wijk is sober opgezet. De kwaliteit van de wijk is de consequente en homogene sfeer. Het beleid is dan ook dat hier geen afbreuk aan mag worden gedaan door afwijkende toevoegingen aan de bestaande woningen. De Gorslaan wordt door de bouwblokken met kappen in de langsrichting sterk begeleid. Op markante plekken is een verbijzondering in de vorm van een oriëntatieverandering van de kap ingevoerd.
De Gors-Zuid
De Gors-Zuid is grotendeels gebouwd in de jaren '70 en voor een beperkt deel in de jaren '80. De wijk wordt gekenmerkt door typisch meanderende, onregelmatige verkavelingen met veel woonerven en relatief veel openbaar groen. Richting het zuiden neemt de gemiddelde bouwhoogte en de bebouwingsdichtheid af. Enkele randen worden vormgegeven door clusters vrijstaande woningen. In het hart van de wijk, langs de rand van de parkstrook, zijn een aantal bijzondere functies met een afwijkende bouwmassa gerealiseerd. In dit deel komen naast de rijwoningen tevens meer afwijkende woningtypen voor zoals meergezinswoningen met maximaal vier bouwlagen.
De kwaliteit van de wijk ligt vooral in de typisch meanderende verkaveling en de ruime opzet met relatief veel groen. Echter door verscheidenheid aan dakopbouwen en andere toevoegingen aan de hoofdmassa ontstaat in sommige delen van de wijk een onrustig beeld.
Dakkapellen aan de voorzijde moeten qua architectuur en materiaalgebruik aansluiten bij de hoofdmassa. Aan de achterzijde kunnen dakkapellen worden toegestaan, mits de nok hierdoor niet wordt verhoogd. Aan de achterzijde van woningen met een asymmetrische kap kan een verhoging van de bestaande goothoogte over de gehele breedte van het hoofdgebouw worden toegestaan tot goothoogte aan de voorzijde van het gebouw waarbij deze uitbreiding wel zal moeten worden voorzien van een plat dak.
De Varensbuurt ten noorden van de Gorslaan is opgebouwd uit rijenwoningen met een verspringende rooilijn, geschakelde en vrijstaande woningen. De opbouw van de rijen is apart gedifferentieerd. Garages maken onderdeel uit van de rijen waarbij tevens de nokoriëntatie en de rooilijnen wisselen.
De buurt heeft een erg groen karakter. De noord- en oostrand van de buurt wordt gevormd door vrijstaande woningen met een beperkte bouwhoogte (één bouwlaag met een kap).
In Zwanebloem en omgeving zijn overwegend rijwoningen gerealiseerd. Deze buurt heeft een diffuse structuur. De oriëntatie van de woningen wisselt, veel achterzijden van woningen grenzen aan het openbare gebied of zijn zelfs naar de hoofdontsluitingsweg gekeerd.
Daarnaast zijn er veel verspringende rooilijnen en een mix van veel verschillende woningtypen. Pleintjes en hofjes worden begeleid door zowel voor- als achterkanten.
In deze centraal in de wijk gelegen buurt liggen langs de groene rand enkele voorzieningen op wijkniveau. Het gaat om enkele scholen, een sportzaal, het wijkkantoor en een wijkwinkelcluster. Rond deze voorzieningen bevinden zich enkele andere woontypologieën, ook in gestapelde vorm.
In de Kruiden- en Grassenbuurt staan overwegend rijenwoningen. Het karakter van de rijen en daarmee het straatbeeld zijn gevarieerd. Binnen de rijen wordt de massa-ervaring afgewisseld door de schuine zijde van de tweede bouwlaag soms naar de straatzijde en dan weer naar de achterzijde te richten.
Ook de oriëntatie van de woningen is wisselend. De meeste rijen zijn met de formele voorzijde op de straat georiënteerd. Op enkele plekken zoals aan de Fioringras zijn de woningen met de achterzijde aan de hoofdontsluitingswegen gekeerd waardoor deze wegen worden begeleid door bergingen en schuttingen. Daarnaast grenzen veel achterzijden van woningen aan ander openbaar gebied zoals openbaar groen.
Op enkele plekken zijn op basis van het oorspronkelijke ontwerp stenen schuurtjes in de voortuin geplaatst waardoor het straatbeeld ook een minder formeel uiterlijk krijgt.
Ten zuiden van de Verzetslaan
Het gebied ten zuiden van de Verzetslaan is de overgang naar het open buitengebied. Gerelateerd aan de bereikbaarheid van deze locatie op het knooppunt van twee doorgaande verbindingen bestaat de bebouwing in dit deelgebied uit twee los gebouwde restaurants. In dit gebied zal de horeca worden uitgebreid door de realisatie van een discotheek, een klimcentrum en multifunctionele ruimten. De bebouwing krijgt een maximale oppervlakte van 1.500 m² en een maximale bouwhoogte van 16 m. De discotheek/klimhal is reeds planologisch mogelijk gemaakt door middel van vrijstelling van het bestemmingsplan en geldt dan ook niet als een nieuwe ontwikkeling in het kader van dit bestemmingsplan.
Jaagweg/Vurige Staart
De locatie Jaagweg/Vurige Staart wordt ten oosten en westen omsloten door het Noordhollands Kanaal en de Purmeringvaart en het ligt in de groene verbindingszone die van het Purmerbos naar het recreatiegebied Purmerland loopt. Het gebied is een belangrijk gebied als het gaat om groene en blauwe routes en verbindingen. Een aantal routes komt hier bij elkaar.
3.3 Beeldbepalende Elementen
De beeldkwaliteit van een gebied heeft betrekking op het karakter en de kwaliteit van de openbare ruimte en het karakter en de kwaliteit van de aangrenzende bebouwing dan wel aangrenzende, onbebouwde gronden en is daarmee bepalend voor de herkenbaarheid van een gebied. In het algemeen wordt de beeldkwaliteit bepaald door de ruimtelijk structurerende elementen. De meest beeldbepalende elementen in het plangebied zijn het structurerende groen en water. Met name de Gorssloot is hierbij van belang. De noord-zuidgerichte Gorssloot bestaat uit een structurerend waterelement met overal groene oevers. Op enkele plaatsen verbreedt deze Gorssloot zich waardoor een wijder uitzicht ontstaat en de begeleidende bebouwingsranden van grote ruimtelijke betekenis worden.
3.3.1 Monumenten
In het plangebied bevindt zich een aantal panden, dat is aangewezen als gemeentelijke monument. De bescherming van deze monumenten loopt via het spoor van de gemeentelijke monumentenverordening. Er is daarom geen aanvullende regeling opgenomen in dit bestemmingsplan. In het plangebied zijn twee rijksmonumenten aanwezig.
Hoofdstuk 4 Functionele Analyse
Het plangebied, bestaande uit Het Nieuwe Centrum, Zuiderpolder, de Gors-Noord en de Gors-Zuid, heeft met name een woonfunctie. Daarnaast zijn er in het plangebied diverse voorzieningen die een draagvlak op verschillende schaalniveaus hebben en zijn een relatief groot aantal kantoren en bedrijven gevestigd (zie figuur 5).
Hieronder worden de verschillende functies in het plangebied beschreven en geanalyseerd.
4.1 Wonen
4.1.1 Huidige situatie
In het plangebied zijn circa 5.200 woningen gerealiseerd. De gebieden verschillen sterk met betrekking tot de periode waarin ze gerealiseerd zijn.
De Zuiderpolder is een rustige woonbuurt zonder doorgaande autoverkeersroutes. 80% van het woningbestand bestaat uit eengezinswoningen. De tijdperiode waarin deze woningen zijn gebouwd is relatief lang. Een derde van de woningen dateert uit de eerste helft van de vorige eeuw, een derde uit de jaren '50 en een derde van het bestand dateert uit de jaren '80. Slechts 20% van de woningen is gestapeld gebouwd. Een deel hiervan is bestemd voor ouderenhuisvesting.
Nagenoeg alle woningen in de Stationsbuurt zijn eind jaren '90 gebouwd. De woningen zijn gerealiseerd op de vroegere locatie van de Rijksscholengemeenschap en het 'Rode Dorp'. De voorraad bestaat voornamelijk uit luxe koopappartementen met ondergrondse parkeervoorzieningen en een aantal complexen met woningen voor senioren. Het aandeel gestapelde woningen bedraagt 87%. Daarnaast staat er nog een beperkt aantal vooroorlogse woningen aan de Purmersteenweg. Deze woningen dateren uit de jaren '20.
Vanaf begin jaren '70 is De Gors-Zuid ontwikkeld en vanaf het einde van de jaren '70 en begin van de jaren '80 De Gors-Noord. Het merendeel van de woningen is gebouwd als rijen ééngezinswoningen.
In het midden van De Gors-Noord zijn in aanvulling van de grondgebonden ééngezinswoningen enkele andere woningtypologieën gerealiseerd voor onder andere ouderen en alleenstaanden. Een kwart van het woningbestand is gestapeld gebouwd.
De Gors-Zuid kent een lagere woningdichtheid. Naast het relatief grotere oppervlak is slechts 14% van de woningen gestapeld gebouwd.
4.1.2 Beleid
In de Woonvisie Purmerend 2007-2010 heeft de gemeente haar visie en activiteiten tot en met 2010 op het gebied van wonen geformuleerd. De vorige woonvisie (2002-2005) stond in het teken van stadsuitbreiding (vooral in Weidevenne), maar met de vaststelling van de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 met als thema 'Van groei naar bloei' is het belangrijkste speerpunt de kwaliteit van het wonen in de straat, wijk en stad. De gemeenteraad heeft ervoor gekozen voorlopig niet uit te breiden. De luxe positie uit het verleden is voorbij: de gemeente beschikt niet meer over oneindige ruimte. Dat betekent echter niet dat de stad 'af' is. Binnen de bestaande grenzen worden volop woningen ontwikkeld, maar het nieuwe speerpunt is kwaliteit in plaats van kwantiteit.
De gemeente heeft in deze woonvisie haar visie gegeven en die vertaald in een concreet actieprogramma. Het actieprogramma bestaat uit vier punten. De volgende punten worden in het actieprogramma behandeld:
- 1. De woningmarkt van Purmerend moet de inwoners gelijke kansen bieden op een woning, ongeacht leeftijd, inkomen en huidige woonplaats. Er moet meer aandacht worden gegeven aan groepen die moeilijk toegang hebben tot de woningmarkt. De gemeente Purmerend moet streven naar een rechtvaardige woonruimteverdeling met gelijke kansen voor verschillende groepen.
- 2. Purmerend moet streven naar een gedifferentieerd woningaanbod en variatie in woonmilieus. Hierin kan de consument dan een zo goed mogelijk bij hem of haar passende woning bereiken. De woningnood wordt de komende jaren niet opgelost. Wel werkt de gemeente voortdurend aan oplossingen voor het probleem en past daarbij meer variatie in woningen toe. Dat kan door nieuwbouw te plegen zoals in Weidevenne, daar worden verschillende woningen en woonmilieus gemengd.
- 3. Purmerend moet ernaar streven om een aantrekkelijke stad te worden met een goede kwaliteit van de sociale en fysieke woonomgeving: schoon, veilig én compleet qua voorzieningen. Daarnaast moeten bewoners de gelegenheid krijgen om invloed te kunnen uitoefenen op hun woning en woonomgeving.
- 4. In Purmerend moeten voldoende en passende woningen aanwezig zijn die aansluiten bij de zorgvraag of problematiek van kwetsbare groepen. De gemeente gaat samen met woningcorporaties werken aan het voorkomen van dakloosheid en tweedekansenbeleid. Verder wordt de opgave voor wonen met zorg uitgewerkt in concrete projecten op wijkniveau.
Daarnaast is in de notitie Beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijvenaangegeven dat het mogelijk dient te zijn om een beroep aan huis uit te oefenen. Dit geldt voor zowel de traditionele aan-huis-verbonden beroepen als ook modernere nieuwe kleinschalige bedrijvigheid. Aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten zijn in overeenstemming met de woonfunctie mits:
- 1. niet meer dan 1/3 deel van de woning met aanbouwen voor de uitoefening van het beroep en/of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 45 m²;
- 2. bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep en/of bedrijf;
- 3. geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk;
- 4. geen horeca- en detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend;
- 5. geen personeel in dienst is;
- 6. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend;
- 7. het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders - past in de woonomgeving.
De speerpunten van het Woonprogramma uit de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 zijn:
- 1. meer differentiatie in woonmilieus aanbrengen door toevoegen of herstructureren naar centrumstedelijke woonmilieus, woningen in lage dichtheden, starterswoningen, duurdere huur- en koopwoningen en seniorenwoningen;
- 2. inzetten op behoud van het suburbane wonen, groen en rustig, dit kan door dit mee te nemen in de plannen voor de herstructurering van de wijken;
- 3. nieuwe concepten voor het combineren van wonen en zorg ontwikkelen;
- 4. in cijfers is de woningbouwopgave voor de ISW-regio 2020: 3.000 nieuwbouw en 3.000 ICT (intensiveren, combineren, transformeren), dit is inclusief de autonome vraag van Purmerend.
Met de intrekking van de Woonwagenwet is de gemeente primair verantwoordelijk voor het opstellen van woonwagenbeleid. Aspecten zoals het bepalen van de behoefte, toevoegen en opknappen van wagens, de toewijzing en taakverdeling tussen gemeente, woningcorporaties en eigenaren en huurders van woonwagens, zijn in principe dezelfde als bij woningen.
Middels het woonwagenbeleid wordt getracht vorm te geven aan een proces waarbij het einddoel is dat er op de woonwagencentra sprake is van een genormaliseerde situatie en dat de doelgroep woonwagenbewoners een behandeling kan worden geboden op het gebied van leven, wonen, leren en werken die gelijkwaardig is aan die van alle andere inwoners van Purmerend. In het woonwagenbeleid worden een aantal speerpunten van beleid benoemd, te weten:
- 1. inschrijving, wachtlijsten, toewijzing en uitbreiding van standplaatsen;
- 2. brandveiligheid, handhaving en onderhoud;
- 3. overdracht van beheer en eigendom van standplaatsen en huurwagens van gemeenten naar woningcorporaties;
- 4. eigendomsverdeling standplaatsen en woonwagens tussen de bewoners en corporaties;
- 5. onderwijs, inkomen en werkgelegenheid van de woonwagenbewoners;
- 6. organisatie, taakverdeling, communicatie en uitwerking.
4.1.3 Nieuwe ontwikkelingen
In het plangebied kunnen door middel van een wijzigingsbevoegdheid nieuwe woningen worden gerealiseerd op de volgende ontwikkelingslocaties:
- Marts meubelwinkel;
- hoeklocatie Landsmeerstraat/Waterlandlaan;
- winkelcentrum Beatrixplein.
Op basis van het vigerende beleid kunnen de volgende uitgangspunten voor de gebiedsvisie worden geformuleerd:
- behoud en versterking van de bestaande woningvoorraad;
- ruimte bieden voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijven;
- extra woningbouw mogelijk maken.
4.2 Detailhandel En Horeca
4.2.1 Huidige situatie
De detailhandel en horeca zijn in het plangebied geconcentreerd in twee winkelcentra: het winkelcentrum aan de Zwanebloem in De Gors-Zuid en het winkelcentrum aan de Poelstraat/Geulenlaan in De Gors-Noord. Daarnaast is er in het plangebied nauwelijks sprake van aanvullende detailhandel.
Ook wat betreft horeca is er naast de winkelcentra slechts beperkt sprake van horeca-activiteiten in het plangebied. Verder zijn er nog enkele grotere horecagelegenheden gevestigd met een grotere uitstraling op de omgeving. In het zuiden van het plangebied is op de knoop van de zuidelijke toegangsweg een McDonald's restaurant gevestigd, dat zich met name richt op de verkeersstromen. Een vestiging van de keten Kentucky Fried Chicken is in aanbouw.
4.2.2 Beleid/ontwikkelingen
Verwacht wordt dat er de komende jaren een verdergaande schaalvergroting plaats zal vinden bij de supermarkten. Hierdoor zullen speciaalzaken, met name in de foodsector, maar ook in de non-food, onder druk komen te staan en deels verdwijnen. Hierdoor kunnen winkelruimtes leeg komen te staan. Aangezien dit ongewenste situaties op kan leveren, is het gewenst dat in deze winkelruimtes in winkelcentra andere functies, zoals maatschappelijke en zakelijke dienstverlening gevestigd kunnen worden. In verband met het hierboven genoemde risico op leegstand, is het bovendien gewenst de detailhandel en horeca zoveel mogelijk te concentreren in de winkelcentra en de verspreid liggende vestigingen te consolideren. In de Nota Detailhandel 2007-2011 is aangegeven dat in wijk- en buurtwinkelcentra geen uitbreiding wordt toegestaan.
Door schaalvergroting in de detailhandel zullen de specialistische winkels in de beide winkelcentra in de Gors waarschijnlijk onder druk komen te staan en mogelijk deels verdwijnen. Om te voorkomen dat de kwaliteit en uitstraling van de winkelcentra hierdoor achteruitgaat, dient het mogelijk te zijn dat leegstaande winkelruimtes een nieuwe functie krijgen. Hierbij wordt gedacht aan dienstverlening, horeca en maatschappelijke functies. Om deze reden is flexibiliteit binnen de bestemmingen voor de winkelcentra vereist.
Meubelwinkel Marts, gevestigd aan de Waterlandlaan, is failliet. Totdat op deze locatie de toekomstige functie gerealiseerd wordt is hier een meubelwinkel aanwezig. Op deze locatie zal een gemengde functie gerealiseerd worden. Hierbij wordt onder andere gedacht om de functies wonen, kantoren, dienstverlening en een ondergrondse parkeervoorziening te realiseren.
Langs de Verzetslaan nabij de McDonald's zal een multifunctionele ruimte worden gerealiseerd, waarbij het zwaartepunt ligt op een discotheek. Voor deze ontwikkeling is reeds een vrijstellingsprocedure gevoerd.
Op basis van de bovenstaande analyse en het vigerende beleid kunnen de volgende uitgangspunten voor de gebiedsvisie worden geformuleerd:
- ruimte bieden voor de uitwisseling van detailhandel met andere functies, zoals maatschappelijke en zakelijke dienstverlening, maatschappelijke functies en horeca in de winkelcentra;
- behoud en versterking voorzieningenniveau;
- detailhandel en horeca concentreren in winkelcentra;
- verspreid liggende detailhandel en horeca consolideren;
4.3 Maatschappelijke) Voorzieningen
4.3.1 Huidige situatie
Binnen het plangebied zijn momenteel een groot aantal maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Met name in het noordelijk deel bestaat een clustering van voorzieningen. Langs de as Purmersteenweg/Waterlandlaan bevinden zich de grootschalige, maatschappelijke voorzieningen zoals het gemeentekantoor, het Waterlandziekenhuis, het politiebureau, de brandweerkazerne, de centrale bibliotheek en de begraafplaats. In het gebied dat wordt omsloten door de Waterlandlaan, de Purmerweg en de Gorslaan zijn een relatief groot aantal zorginstanties gevestigd. In de woongebieden zijn nabij de twee winkelcentra enkele voorzieningen aanwezig.
Daarnaast zijn er verspreid over de wijk verscheidene basisscholen, een praktijkschool (VMBO) en enkele kinderdagverblijven. In De Gors-Zuid zijn, naast enkele basisscholen relatief weinig (maatschappelijke) voorzieningen aanwezig. In het noordelijk deel van het plangebied zijn nog een aantal verspreide voorzieningen aanwezig. Het gaat daarbij om voorzieningen als de muziekschool aan de Slenkstraat, een bioscoop aan de Poelstraat, een tenniscomplex aan de Goudenregenstraat, een dansschool in de voormalige melkfabriek aan de Jaagweg en het sportcentrum "Sporting de Gors" met het naastgelegen wijkgezondheidscentrum.
4.3.2 Beleid/nieuwe ontwikkelingen
In september 2003 is de Integrale Visie Huisvesting Onderwijs Sneeuwbal door de raad vastgesteld. Het doel van deze visie was en is om alle onderwijssoorten in de gemeente op lange termijn zo optimaal mogelijk te huisvesten op basis van de uitkomst van de inhoudelijke visie over onderwijs, opgesteld door de gemeente en de betrokken schoolbesturen. Daarnaast is er behoefte aan huisvesting van buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en kinderopvang. Inmiddels wordt jaarlijks vanaf 2007 weer een Integraal Huisvestingsplan vastgesteld, waarin de huisvestingsproblematiek per wijk/school in beeld wordt gebracht.
De begraafplaats zal aan de oostzijde van het bestaande terrein worden uitgebreid. In aanvulling op de bestaande structuur zal de begraafplaats met twee grafvelden worden uitgebreid. Het bestaande gronddepot aan de Waterlandweg zal hierdoor verdwijnen. Uitbreiding is reeds mogelijk gemaakt door de vigerende bestemming Maatschappelijke doeleinden.
De aanwezige (maatschappelijke) voorzieningen dienen behouden te blijven. Daarnaast is in het bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen voor de uitruil voor gemengde functies in de zone rond de Waterlandlaan. Hierin kunnen ook aanvullende (maatschappelijke) voorzieningen een plek krijgen.
Op basis van de bovenstaande analyse en het vigerende beleid kunnen de volgende uitgangspunten voor de gebiedsvisie worden geformuleerd:
- behoud (maatschappelijk) voorzieningenniveau;
- mogelijkheden bieden voor versterking van het voorzieningenniveau door het bieden van extra vestigingsmogelijkheden langs de Waterlandlaan/Purmersteenweg.
In het plangebied kunnen door middel van een wijzigingsbevoegdheid nieuwe maatschappelijke voorzieningen mogelijk worden gemaakt op de volgende locaties:
- Marts meubelwinkel;
- hoeklocatie Landsmeerstraat/Waterlandlaan;
- het winkelcentrum aan de Zwanebloem.
Tevens is een wijzigingsbevoegdheid op het Waterlandziekenhuis gelegd om in de toekomst extra bebouwing ten behoeve van een uitbreiding mogelijk te maken.
4.4 Bedrijven En Kantoren
4.4.1 Huidige situatie
De bedrijvigheid in het plangebied is voornamelijk geconcentreerd op drie locaties. Het gebied langs de Purmersteenweg en met name de Waterlandlaan herbergt een veelheid aan verschillende vormen van bedrijvigheid. Het gaat daarbij vooral om kantoren afgewisseld met dienstverlenende bedrijven die werkzaam zijn op het gebied van onder andere ICT, zorg en onderwijs. Aan de noordoostzijde van het plangebied ligt aan de Purmerweg het bedrijventerrein De Where. Dit bedrijventerrein is verouderd en biedt plaats aan bedrijven met een zeer uiteenlopend karakter variërend van de transport- en de productiesector tot en met zorg- en dienstverlening gerelateerde bedrijven. Het bedrijventerrein ligt langs De Where, maar heeft daar geen enkele fysieke of functionele relatie mee. Op de Beukenstraat staat in het woongebied een bedrijfsgebouw van de KPN. Verder zijn er her en der in het gebied enkele kleine kantoren gevestigd die goed passen binnen een woongebied.
4.4.2 Beleid/ontwikkelingen
In de notitie Actualisering Visie Kantorenmarkt Purmerend is aangegeven dat de economie van Purmerend zich de afgelopen jaren goed heeft ontwikkeld. De werkgelegenheid is in de periode 1995-2005 gegroeid van 15.000 naar ruim 20.500 banen, een groei van 37%. De groei heeft vooral plaatsgevonden in de niet-commerciële dienstverlening, in het bijzonder zorg en welzijn.
De kantorenmarkt is de afgelopen jaren mee gegroeid met de lokale economie. De voorraad bedraagt anno 2007 circa 90.000 m² en de leegstand is met 7% relatief beperkt in vergelijking met andere gemeenten. De Purmerendse kantorenmarkt blijft vooral lokaal en in mindere mate regionaal georiënteerd. De meeste kantoren zijn klein met een oppervlakte tot 1.000 m².
Het gebied langs de Waterlandlaan kan verder worden ontwikkeld tot gemengd centrumgebied. Functies als kantoren, (maatschappelijke) voorzieningen en kleine bedrijven worden daarom toegestaan ten behoeve van verdere functiemenging.
Op basis van de bovenstaande analyse en het vigerende beleid kan het volgende uitgangspunt voor de gebiedsvisie worden geformuleerd: verdere functiemenging langs de centrale as Waterlandlaan mogelijk maken.
De situatie op bedrijventerrein De Where wordt geconsolideerd. Hoe dit terrein wordt herontwikkeld is op het moment van het totstandkomen van het ontwerp van dit bestemmingsplan nog niet duidelijk. Aan de stationszijde van de Waterlandlaan is nog ruimte voor het toevoegen van kantoorruimte. Ontwikkeling van deze locatie wordt wel enigszins belemmerd door de beperkte capaciteit van de verkeersstructuur. Mogelijk kan hier ruimte worden gemaakt door bestaande voorzieningen te verplaatsen.
4.5 Groen En Water
4.5.1 Huidige situatie
Het plangebied wordt omsloten door de waterlopen Noordhollandsch Kanaal, de Where en de Purmerringvaart. Deze waterlopen hebben, naast de functie voor wateraanvoer en -afvoer, tevens een recreatieve functie. De waterlopen maken onderdeel uit van een recreatief netwerk.
Afmeren in de Purmerringvaart door schepen (pleziervaartuigen, historische schepen, woonschepen) is ongewenst. Het ongewenst afmeren geldt ook voor het NH-kanaal vanaf de gemeentegrens tot het Tramplein.
De kade van De Where tot de Hoornse Brug is vanwege een huurovereenkomst met Watersportvereniging Purmerend aangewezen voor het afmeren door vaste ligplaatshouders. Bij afwezigheid van deze vaste ligplaatshouders kunnen passanten deze plek innemen. Op een tweetal locaties is de oever openbaar en vrij bereikbaar voor vissers en dergelijke. Van de Hoornse Brug tot de spoorbrug is afmeren niet toegestaan, met uitzondering van boten van bewoners van de nieuwe woningen (Oeverlanden fase 2). Afmeren tussen de Kooimanweg en de Churchillaan is niet gewenst. Langs bedrijventerrein De Where is afmeren eveneens niet gewenst. Van de spoorbrug tot de Churchillaan (Wheermolenbrug) geldt afmeren uitsluitend voor woonschepen (noordzijde). Naast de Purmerringvaart ligt een doorgaande fietsroute die ingebed is in een groenzone. In De Gors is een redelijk aandeel groen aanwezig. Binnen de woonwijken gaat het hierbij met name om singels, parken en buurtgroen. Ook de begraafplaats is een sterk groen element in de omgeving. Zo bevindt zich centraal tussen de woonwijken langs de Gorslaan een parkachtige singelverbinding met groenen randen die de begraafplaats verbindt met De Gors-Zuid. Het water en het groen van deze singel heeft vooral esthetische kwaliteit. In De Gors-Zuid gaat de waterloop over in een wijkpark Gorsebos. Dit wijkpark bevindt zich tussen de verschillende woonclusters van De Gors-Zuid. Verspreid over het plangebied bevinden zich in totaal ruim 60 speelplekken. In verband met het in de jaren fluctuerende aantal kinderen, is het wenselijk om op deze plekken zowel speelplekken als groenvoorzieningen aan te kunnen leggen.
In De Gors-Noord bevindt zich het stedelijk water langs de Veenmossingel en de Boezemkade. Deze singel met stenige kaden loopt centraal door de Mossenbuurt en mondt uit in een relatief grote, stedelijke vijver tussen de bebouwing. Deze singel begeleidt de overgang van de relatief groene wijk De Gors-Zuid en de stedelijk vormgegeven De Gors-Noord. De kaden/oevers van deze singel zijn gedeeltelijk opnieuw ingericht.
4.5.2 Beleid/ontwikkelingen
Het Groenstructuurplan uit 1986 bevat een inventarisatie van de groenstructuur van Purmerend. Op basis van deze inventarisatie is aangegeven welke stukken restgroen (verkavelinggroen) kunnen worden uitgegeven aan particulieren ten behoeve van tuinvergrotingen.
Op basis van de nota's Kwaliteit Openbaar Groen 1997 en Evaluatie Bermen en Oevers 1998 en de resultaten van de omnibusenquête 2000 over openbaar groen, wordt uitvoering gegeven aan het beheer van het openbaar groen. In de nota Bermen en oevers wordt het plan voor een natte, ecologische structuur in Purmerend geëvalueerd. Het basisplan Water en Oevers is gericht op de versterking van de totale, ecologische groenstructuur in de stad. De hiermee samenhangende maatregelen variëren van het aanpassen van het groenbeheer of het herprofileren en herinrichten van de oevers tot de zorg voor de waterkwaliteit.
In De Gors is met name de Purmerringvaart van belang voor de ecologische infrastructuur. Deze waterloop heeft nu reeds een ruige oeverbegroeiing met veel hoog riet. Hierdoor krijgt de grens tussen De Gors en De Purmer gezien vanuit De Gors ineens een heel landelijk karakter.
In de nota Groene Ambitie: Waarden en Keuzes (2004) is al het groen in Purmerend geïnventariseerd en zijn knelpunten en potenties in beeld gebracht. De nota richt in de wijk De Gors haar pijlen op:
- het leveren van een stevige groene inbreng bij de ontwikkelingen langs de Where-oever, De Oeverlanden en de toekomstige herontwikkeling op het bedrijventerrein De Where;
- de groene opwaardering van de Waterlandlaan, tussen spoorlijn en Gorslaan, plus de toegang naar het ziekenhuis;
- de groene en recreatieve opwaardering van het Gorse bos, inclusief het onderzoeken van de mogelijkheden voor een rechtstreekse groene fietsroute tussen Linnaeuslaan en Jaagweg;
- de ondersteuning van planmatige integrale reconstructie van de woonerven in De Gors-Zuid (meer groene ruimte voor straatbomen en minder kleinschalig groen);
- het doen van suggesties voor een aantrekkelijker inrichting van de buitenruimte rond het winkelcentrum Zwanebloem en de stadsentrees Verzetslaan/Jaagweg, Gorslaan en station;
- het opstellen van een visie voor het stadsrandgroengebied in de Vurige Staart.
Op basis van de bovenstaande analyse en het vigerende beleid kunnen de volgende uitgangspunten voor de gebiedsvisie worden geformuleerd:
- behouden en versterken van de groene en blauwe functies;
- beleefbaar maken van De Where;
- behouden en versterken ecologische infrastructuur.
4.6 Verkeer
4.6.1 Openbaar vervoer
In het noorden van het gebied bevindt zich het NS-station Purmerend. Hier stoppen op regelmatige tijden treinen naar onder andere Amsterdam, Schiphol, Zaandam en Hoorn. Bij dit station wordt ook gehalteerd door enkele lijnbusdiensten die het gebied goed ontsluiten. Het betreft zowel stadsbussen als streekbussen die verbinding geven met onder andere Amsterdam, Edam/Volendam en Monnickendam. Alle bussen halteren eveneens op het Tramplein dat voor veel lijndiensten de eindhalte is. Binnen het plangebied wordt op meerdere plaatsen en door meerdere lijnen gehalteerd, zodat de afstand tot een halte eigenlijk nergens meer bedraagt dan circa 400 m. Het gebied is dan ook goed door het openbaar vervoer ontsloten. Via de busbaan langs de Jaagweg is het gebied uitstekend verbonden met Amsterdam CS.
4.6.2 Ontsluiting langzaam verkeer
Langs de gebiedsontsluitingswegen zijn vrijwel overal (vrijliggende) fietspaden aanwezig. Dit is conform de uitgangspunten van Duurzaam Veilig. Op de overige wegen in het gebied, met een maximumsnelheid van 30 km/h, wordt het fietsverkeer gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. De volgende wegen zijn sinds kort ingericht als 30 km/h-gebied: Wolthuissingel, Julianastraat, Wilhelminalaan en Herengracht.
Behalve de fietsstroken en fietspaden, bevindt zich ook binnen de 30 km/h-gebieden een aantal fietsverbindingen van regionaal en lokaal belang.
Overal in het gebied zijn voetpaden aanwezig langs de wegen voor het autoverkeer. Daarnaast bevinden zich in de woongebieden en daartussen nog enkele voetpaden.
4.6.3 Ontsluiting autoverkeer
Het plangebied wordt ontsloten door een aantal wegen dat in de wegencategorisering van de gemeente Purmerend is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg dan wel erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 50 km/h. Het betreft de in het gebied gelegen Jaagweg, Verzetslaan, Laan der Continenten, Linnaeuslaan, Dijckscampenlaan, Bovenlandsestraat, Veenweidestraat, Gorslaan, Waterlandlaan, Weteringstraat, Beatrixplein, Wielingenstraat en de Purmersteenweg. De overige wegen in het gebied zijn ingericht als verblijfsgebied of kennen een 30 km/h-regime. Aan de noordwestzijde van het plangebied geeft de Purmersteenweg via de Gedempte Where aansluiting op de A7 (Zaandam-Hoorn). Aan de zuidwestzijde wordt het gebied via de Laan der Continenten ontsloten op de A7. De Waterlandlaan en de Gorslaan zijn de belangrijkste wegen in het plangebied met verkeersintensiteiten van respectievelijk circa 22.000 en 18.600 mvt/etmaal en behoren daarmee tot de drukste wegen van Purmerend.
4.6.4 Parkeren
Het parkeren in de wijk vindt plaats op openbare straatparkeerplaatsen en op privé-terreinen van bedrijven. De parkeernormen en de parkeerdruk variëren in het gebied ten gevolge van de ligging van de functionele voorzieningen en de aanwezigheid van het NS station Centrum.
4.6.5 Verkeersveiligheid
In 2007 is het verkeersveiligheidsplan vastgesteld. In de analyse komt naar voren dat er in het plangebied drie gevaarlijke locaties zijn: Gorslaan/Waterlandlaan, Gorslaan/Veenweidestraat/ Weteringstraat en Landsmeerstraat/Waterlandlaan/Wielingenstraat. De komende jaren wordt onderzocht of de verkeersveiligheid op deze locaties kan worden verbeterd.
Op basis van de bovenstaande analyse en het vigerende beleid kunnen de volgende uitgangspunten voor de gebiedsvisie worden geformuleerd:
- behouden en versterken verkeersstructuur;
- verbeteren van de verkeersveiligheid.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Bedrijven
Binnen het plangebied is bedrijventerrein "De Where" gevestigd. Het zuidelijk deel van het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit rustige woongebieden. Tevens is er sprake van een gemengd gebied, waarbinnen meerdere functies zijn gevestigd. Er zijn geen concrete ontwikkelingen met betrekking tot bedrijven gepland. Met dit plan wordt de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op alle bedrijvenlocaties in overeenstemming gebracht met nieuwe regelgeving en inzichten. Ten behoeve daarvan is een milieuzonering uitgewerkt.
5.1.1 Toetsingskader
Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Beleid
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten gerangschikt zijn naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is overgenomen uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007).
Omdat het plangebied bestaat uit verschillende soorten gebieden (rustige woonwijk, gemengd gebied, bedrijventerrein) wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van twee Staten van Bedrijfsactiviteiten, te weten:
- de SvB "bedrijventerrein": deze wordt toegepast voor de bedrijventerreinen. Deze Staat gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype "rustige woonwijk"; voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd);
- de SvB "functiemenging": deze wordt gehanteerd in de gemengde gebieden. Om de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten te bepalen, wordt hierbij niet uitgegaan van aan te houden afstanden, maar van activiteiten die toelaatbaar zijn naast of onmiddellijk boven woonbebouwing.
Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de beide Staten van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 4.
5.1.2 Omgevingstypen
Het noordoostelijk deel van het plangebied bestaat uit bedrijventerrein 'De Where'. Voor dit gebied wordt de SvB "bedrijventerrein" toegepast, waarbij ten opzichte van gevoelige functies de richtafstanden worden aangehouden.
Binnen het plangebied liggen twee gebieden die worden beschouwd als rustige woonwijk, het betreft het gebied ten noordwesten van de Chrysantenstraat. Ook het zuidelijk deel van het plangebied bestaat (met uitzondering van het deel ten zuiden van Laan der Continenten) uit rustig woongebied. Binnen deze gebieden zijn, naast woningen, slechts enkele andere functies aanwezig. In deze gebieden worden geen nieuwe bedrijven toegelaten, derhalve wordt er ter plaatse geen milieuzonering opgesteld.
Daarnaast zijn er in het plangebied enkele gebieden aanwezig die beschouwd kunnen worden als gemengde gebieden. Binnen deze gebieden zijn naast woningen nog andere functies (zoals bedrijven, kantoren, detailhandel en scholen) aanwezig. Het betreft de gebieden rond de Waterlandlaan en het gebied ten westen van de spoorbaan. In deze gebieden wordt de SvB "functiemenging" toegepast.
5.1.3 Onderzoek milieuzonering bedrijventerreinen
Bij het opstellen van deze milieuzonering wordt gebruikgemaakt van de SvB "bedrijventerrein". Zoals eerder is aangegeven, wordt bij de milieuzonering van de aanwezige bedrijventerreinen rekening gehouden met de richtafstand ten opzichte van verschillende (in meer of mindere mate) milieugevoelige functies in het plangebied en de directe omgeving.
Uitgangspunten milieuzonering
- Rustige woonwijk: ten noorden van het bedrijventerrein, aan de overzijde van rivier De Where buiten het plangebied, is een rustige woonwijk gelegen. Ook de woonschepen aan de noordoever van De Where behoren tot de rustige woonwijk. Ten opzichte van de woningen in deze wijk worden voor de bedrijven op de bedrijventerreinen de volledige richtafstanden volgens het omgevingstype "rustige woonwijk" gehanteerd.
- Gemengd gebied: het bedrijventerrein wordt verder alleen begrensd door gemengde gebieden. Ten opzichte van woningen in het gemengde gebied, wordt voor de bedrijven op de bedrijventerreinen met één afstandsstap afgeweken van de richtafstanden. Rekening houdend met een verlaging van de richtafstand met één afstandsstap, zijn ten opzichte van deze woningen op een afstand van 30 m categorie 3.1-bedrijven toelaatbaar.
- Bedrijfswoningen: in het plangebied is op het bestaande bedrijventerrein 1 bedrijfswoning gesitueerd (Purmerweg 21). Een bedrijfswoning is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Daarom wordt ten opzichte van bedrijfswoningen met één afstandsstap afgeweken van de volledige richtafstanden. Dit houdt in dat direct naast bedrijfswoningen bedrijven uit categorie 2 toelaatbaar worden geacht. Ook aan de Purmersteenweg, bij garage Zijp, is een bedrijfswoning aanwezig.
- Bijzondere functies: Vanwege gewenste rust en stilte op de begraafplaats en het crematorium ten zuiden van het bedrijventerrein, worden ten opzichte van deze functie bij de milieuzonering strikt de richtafstanden aangehouden. Overigens zal het geluidsniveau ter plaatse van de begraafplaats tevens beïnvloed worden door het wegverkeerslawaai als gevolg van de Gorslaan.
Uitwerking milieuzonering
Voor bedrijventerrein 'De Where' is op grond van de bovenstaande uitgangspunten de milieuzonering op de plankaart opgenomen. Afhankelijk van de locatie op het bedrijventerrein zijn bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 toegestaan. Voor deze bedrijven geldt, afhankelijk van de categorie, een richtafstand van 50 m ten opzichte van een rustige woonwijk (30 m ten opzichte van een gemengd gebied). In de gemengde gebieden is een kleinere afstand gehanteerd (één afstandsstap minder). Op de bedrijventerreinen worden, conform het vigerende bestemmingsplan, geen bedrijven toegelaten die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken (zoals bedoeld volgens de Wet geluidhinder).
5.1.4 Onderzoek milieuzonering functiemenging
Bij het opstellen van deze milieuzonering wordt gebruikgemaakt van de SvB "functiemenging". Zoals reeds eerder is aangegeven, wordt bij de milieuzonering van aanwezige gebieden met functiemenging rekening gehouden met de bouwkundige situatie ten opzichte van milieugevoelige functies in het plangebied en de directe omgeving.
Uitgangspunten milieuzonering
De huidige functies in de gemengde gebieden blijven gehandhaafd en er worden geen nieuwe functies (zoals horeca) mogelijk gemaakt. De activiteiten die in het gebied worden toegelaten zijn weergegeven in de SvB "functiemenging" die is opgenomen in bijlage 2 van de voorschriften. Voor al deze activiteiten is naar aanleiding van hun milieubelasting een categorie bepaald. Door middel van een aanduiding op de plankaart of het opnemen van de toelaatbare categorieën in de voorschriften (categorie A, B1, B2 en C) worden de toegelaten activiteiten in het gebied met functiemenging bepaald. Lagere categorieën dan aangegeven zijn ook toegestaan.
Uitwerking milieuzonering
Voor de gebieden met functiemenging is op grond van de bovenstaande uitgangspunten de milieuzonering op de plankaart opgenomen. De reeds aanwezige bedrijven zijn allen bouwkundig gescheiden van gevoelige functies, derhalve worden ter plaatse bedrijven uit maximaal categorie B2 toelaatbaar geacht.
Enkele bedrijfslocaties binnen het plangebied worden ontsloten door een weg die behoort bij de hoofdinfrastructuur. Langs deze wegen worden bedrijven uit categorie C toegestaan, dit zijn bedrijven met een grote verkeersaantrekkende werking.
5.1.5 Inventarisatie toegelaten bedrijven
De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 3). Enkele bedrijven vallen in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar wordt geacht. Deze bedrijven krijgen een maatbestemming. Hierdoor zijn de specifieke bedrijfsactiviteiten volgens het bestemmingsplan toegestaan. Gelet op de ligging van deze bedrijven op het bestaande bedrijventerrein en het huidige functioneren van dit bedrijventerrein, acht de gemeente het niet wenselijk de betreffende bedrijven weg te bestemmen/te verplaatsen.
5.1.6 Ontwikkelingen
In dit bestemmingsplan worden verschillende ontwikkelingen aangegeven door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Deze ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt door het vaststellen van een wijzigingsplan. Bij het vaststellen van deze plannen dient aandacht te worden besteed aan mogelijke milieuhinder. Indien nieuwe hinderende functies (zoals bedrijven) mogelijk worden gemaakt, dient zorg te worden gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende gevoelige functies (zoals woningen). Andersom geldt bij de ontwikkeling van gevoelige functies dat bedrijven in de omgeving niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Er wordt een ontheffingsbevoegdheid opgenomen om uitbreidingen van de brandweerkazerne aan de Waterlandlaan en het wijkplein aan het Dotterbloem 100-102 mogelijk te maken. De plannen hiervoor zijn op het moment van het terinzage leggen van het ontwerp-plan nog niet dermate ontwikkeld dat deze uitbreidingen direct bestemd kunnen worden.
5.1.7 Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt aan de hand van de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
5.2 Horeca
In het plangebied zijn op verschillende locaties horecagelegenheden gelegen. Ook bij horeca wordt, door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van deze activiteiten, ernaar gestreefd de milieubelasting voor de woningen zoveel mogelijk te beperken. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten: aanwezige horecagelegenheden worden volgens deze staat ingeschaald. In de Staat van Horeca-activiteiten wordt middels verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. De zwaarste categorie (3) zijn de horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast), zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke horecabedrijven aangewezen gebieden. Voor een algemene toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 5. De in het plangebied gelegen horeca-activiteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald volgens de Staat van Horeca-activiteiten (zie tabel 5.1).
Tabel 5.1 Staat van Horeca-activiteiten
adres | naam en aard bedrijf | inschaling SvH | opmerkingen | toelaatbaar |
Verzetslaan 2 | Mc Donalds, fastfoodrestaurant | 1c | Mc Drive | 1c |
Zwanebloem 8 | Merksnack De Gors | 2 | 1a | |
Zwanebloem 8a | Café/snackbar 't Zwaantje | 2 | 1a | |
Beatrixplein 200 | 't Amsterdammertje, eetcafé | 1a | 1c | |
Beatrixplein 236 | Henry's eethuis/afhaal | 1c | met afhaalservice | 1c |
De bestaande horeca-activiteiten zijn gesitueerd rondom het centraal station (Beatrixplein) en rondom de Verzetslaan. In de directe omgeving van het centraal station is sprake van een gemengd gebied met centrumfuncties. Hier zijn categorie 1a tot en met c direct toelaatbaar. Rondom de Verzetslaan bij de aansluiting op de Jaagweg, waar sprake is van 2 horeca-activiteiten, zijn ook horeca-activiteiten tot en met categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten toelaatbaar, mede vanwege de afwezigheid van gevoelige functies in de directe omgeving.
5.3 Externe Veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water;
- vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.
Bij het aspect externe veiligheid zijn een tweetal begrippen van belang, te weten: plaatsgebonden risico (grenswaarde) en groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten is gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Bovendien geldt een inspanningsverplichting voor het groepsrisico (de kans dat een grotere groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken).
5.3.1 Externe veiligheid en bedrijven
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
In (de omgeving van) het plangebied zijn geen bedrijven gelegen die van invloed zijn op de externe veiligheid in het plangebied.
Lpg-tankstations
Buiten het plangebied, in het bedrijventerrein aan de overzijde van de Where, is langs de Wagenweg een benzineverkooppunt met lpg gelegen dat van invloed is op de externe veiligheid in het plangebied (groepsrisico). Bij lpg dient in het kader van het Bevi, rekening te worden gehouden met het invloedsgebied voor het groepsrisico op een afstand van 150 m vanuit het vulpunt. Deze cirkel strekt zich voor een klein deel uit over het plangebied. In het plangebied is echter geen bebouwing gesitueerd binnen het invloedsgebied van 150 m. Het verkooppunt zal binnen afzienbare tijd na vaststelling van dit bestemmingsplan verplaatst worden in verband met de ontwikkeling van het Wagenweggebied.
Verkoop consumentenvuurwerk
In het plangebied zijn voor zover bekend geen bedrijven gelegen die vuurwerk verkopen. In het plangebied worden bedrijven die meer dan 10.000 kg vuurwerk verkopen niet toegestaan.
5.3.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen en rails
Waterwegen
Er vindt in of in de omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water.
Verkeerswegen
Uit de "Verkenning relatie milieu en verkeer binnen de provincie Noord-Holland (2000)" blijkt dat langs verkeerswegen (zoals de A7 en de N235) geen aandachtslocaties met een plaatsgebonden risico van 10-6 zijn vastgesteld. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt daarnaast ook niet overschreden. De Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (AVIV, 2003) bevestigt dit.
Spoorwegen
Uit de "Verkenning relatie milieu en verkeer binnen de provincie Noord-Holland (2000)" blijkt dat langs de spoorweg Amsterdam-Hoorn geen aandachtslocaties met een plaatsgebonden risico van 10-6 zijn vastgesteld. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt daarnaast ook niet overschreden. De Risicoatlas spoor bevestigt dit.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door transportleidingen
In paragraaf 5.7 Planologisch relevante leidingen, wordt ingegaan op de transportleidingen waar in het bestemmingsplan rekening mee moet worden gehouden.
5.4 Wegverkeerslawaai
5.4.1 Beleid en normstelling
Geluidszones langs wegen
Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte is afhankelijk van een binnen of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de rand van de weg.
De geluidsgevoelige ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn gelegen binnen de wettelijke geluidszone van een van de volgende gezoneerde wegen: Purmersteenweg, Waterlandlaan, Wilhelminalaan en Gorslaan. Al deze wegen hebben een 50 km/h-regime, zijn binnenstedelijk gelegen en hebben niet meer dan twee rijstroken. De breedte van de geluidszone langs deze wegen bedraagt derhalve 200 m. Tevens zijn er rondom de locaties verscheidene 30 km/h-wegen aanwezig die op basis van het snelheidsregime zijn gedezoneerd.
Normstelling
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevels. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger.
Zijn maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n) worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande wegen in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB.
30 km/h-wegen
Zoals uit het voorgaande kan worden geconcludeerd geldt voor wegen die zijn ondergebracht in een 30 km/h-gebied geen wettelijke geluidszone en is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai in nieuwe situaties op grond van de Wgh niet verplicht. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. Indien dit niet aannemelijk is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. Bij gebrek aan wettelijke normen kunnen uitsluitend de eerder vermelde voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde uit de Wgh als referentiekader worden gehanteerd.
Daarnaast is van belang dat de maximaal aanvaarde binnenwaarde op grond van het Bouwbesluit ten hoogste 33 dB bedraagt.
Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder
Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in deze rapportage genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld.
5.4.2 Onderzoek
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. Voor de berekeningen is voor de betreffende wegen uitgegaan van de volgende verkeersgegevens, zie tabel 5.2 (bron: gemeente Purmerend).
Tabel 5.2 Verkeersgegevens
straatnaam | X-coördi-naat | Y-coördi-naat | geschatte verkeersintensiteit 2008 (mvt/etm.) | geschatte verkeersintensiteit 2010 (mvt/etm.) | geschatte verkeersintensiteit 2018 (mvt/etm.) |
Churchillaan | 126481 | 502233 | 14.200 | 14.900 | 18.350 |
Gorslaan | 125883 | 501369 | 19.100 | 20.600 | 26.700 |
Waterlandlaan | 126041 | 501787 | 22.500 | 23.150 | 26.050 |
Marts meubelwinkel en hoeklocatie Landsmeerstraat/Waterlandlaan
Deze ontwikkelingslocatie is gelegen binnen de geluidszone van de gezoneerde Waterlandlaan. Uit de berekeningen blijkt dat de 48 dB-contour op 113 m uit de as van deze weg is gelegen. Dit betekent dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de locatie zal worden overschreden. De 63 dB-contour ligt op een afstand van 13 m uit de as van de weg. De toekomstige bebouwing zal echter op grotere afstand gelegen zijn, zodat de uiterste grenswaarde van 63 dB niet zal worden overschreden. Bezien dient te worden of de geluidsbelasting aan de gevels van de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen kan worden gereduceerd door maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. Indien deze maatregelen niet mogelijk of gewenst zijn, dient een verzoek tot vaststelling van hogere waarde(n) te worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend.
5.5 Spoorweglawaai
5.5.1 Beleid en normstelling
Er bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) langs alle spoorwegen geluidszones. Binnen de geluidszone van een spoorweg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen.
De grootte van een geluidszone kan per traject verschillen. Een overzicht van de zone per traject is op basis van de Wet geluidhinder vastgelegd in de Regeling zonekaart spoorwegen. De breedte van de geluidszone van het traject Zaandam-Purmerend-Hoorn (traject nummer 450) bedraagt 200 m.
De voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai bedraagt 55 dB. De maximumgrenswaarde bedraagt voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande sporen 68 dB. Op basis van het Akoestisch Spoorboekje ASWIN 2007 kunnen de geluidscontouren worden berekend voor de locaties die binnen de geluidszone gelegen zijn. Op enkele locaties binnen het plangebied worden nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt, zodat akoestisch onderzoek naar spoorweglawaai uitgevoerd is. De berekeningen zijn weergegeven in bijlage 7.
5.5.2 Onderzoek
Marts meubelwinkel en hoeklocatie Landsmeerstraat/Waterlandlaan
Deze ontwikkelingslocatie is eveneens gelegen binnen de geluidszone van de spoorlijn. Uit de berekeningen blijkt dat de 55 dB-contour op 115 m uit de as van het spoor is gelegen. Dit betekent dat de voorkeursgrenswaarde van 55 dB op de locatie niet zal worden overschreden, er is sprake van een aanvaardbaar klimaat.
5.6 Bodemkwaliteit
5.6.1 Beleid en normstelling
Volgens artikel 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. In de bestaande stad is dit niet in alle gevallen mogelijk in verband met de aanwezigheid van eventuele historische verontreinigingen. Teneinde maatschappelijke en/of ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig te frustreren als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging, is het mogelijk om onder voorwaarden bestemmingen op een verontreinigde bodem te realiseren.
Een en ander is ook verwoord in het in 2005 door burgemeester en wethouders vastgestelde bodembeleidsplan van de gemeente Purmerend en het hieraan gekoppelde bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart. Met deze instrumenten wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke taak met betrekking tot actief bodembeheer.
In 2002 heeft de gemeente de actie tankslag afgerond, waarbij burgers, bedrijven en instellingen in de gelegenheid zijn gesteld om een op hun perceel aanwezige tank te melden (wettelijke verplichting) en vervolgens te saneren. Het valt echter niet uit te sluiten dat zich in het plangebied nog één of meerdere tanks bevinden die niet zijn aangemeld. Hierop is het Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks (met ingang van 1 januari 2008, het Activiteitenbesluit) van toepassing. Nieuwe gevallen worden per geval beoordeeld en zo nodig wordt handhaving ingezet teneinde de ondergrondse tank en eventuele bodemverontreiniging te saneren.
Ook is binnen de gemeente een bodeminformatiesysteem aanwezig. In dit systeem is de bij de gemeente bekende bodeminformatie geregistreerd. Dit systeem wordt ook in het kader van de bodemtoets bij bouwaanvragen regelmatig geraadpleegd en voortdurend geactualiseerd met nieuwe onderzoeksgegevens of geplande en gerealiseerde bodemsaneringen.
In het plangebied zijn verschillende bodemsaneringslocaties bekend. Daarnaast worden er lopende activiteiten ten aanzien van de bodem in het plangebied ondernomen.
Gesaneerde locaties
- Wielingenstraat e.o.;
- Stationsbuurt;
- Oeverlanden;
- P3 (terrein voormalige Gasfabriek);
- voormalig terrein NZH garage aan de Jaagweg 1;
- voormalig terrein Knook aan de Jaagweg;
- locatie Zijp automobielbedrijf, aan de Purmersteenweg 3;
- Shell, Waterlandlaan 109;
- voormalige stortplaats Oudelandsdijkje.
Door het vaststellen van het bodembeleid, het bodembeheersplan en de bodemkwaliteitskaart heeft de gemeente invulling gegeven aan haar beleidsvrijheid op het gebied van bodemtaken. Bij bestemmingsplanprocedures en projectbesluitprocedures kunnen deze instrumenten ingezet worden, waardoor er in de praktijk steeds minder vaak bodemonderzoek en bodemsanering dient te worden uitgevoerd.
5.6.2 Beoogde ontwikkelingen
In dit bestemmingsplan worden door middel van het opnemen van meerdere wijzigingsbevoegdheden, verschillende ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Ook worden enkele (concrete) ontwikkelingen direct in dit bestemmingsplan vastgelegd.
5.6.3 Onderzoek
De mogelijkheid om op bodemverontreinigde grond te kunnen bouwen dient per geval te worden beoordeeld. De Wet bodembescherming biedt de kaders waarbinnen gehandeld dient te worden. Afhankelijk van de verontreiniginssituatie, is de gemeente dan wel de provincie het bevoegd gezag. In het geval dat de gemeente het bevoegd gezag is, kan het bouwen op verontreinigde bodem geregeld worden in de bouwvergunning. Dit is in alle gevallen maatwerk. Indien de bevoegdheid ligt bij de provincie, dan dient bij de provincie goedkeuring te worden gevraagd voor het geschikt maken van een verontreinigde bodem voor een beoogd gebruik. De aanvraag voor goedkeuring wordt door de provincie beoordeeld en als beschikking gepubliceerd. Indien noodzakelijk worden aanvullend saneringsvoorschriften in de bouwvergunning opgenomen. De beschikking is hiervoor leidend.
Wat betreft de concrete ontwikkelingen dient in geval van functiewijziging onderzoek te worden verricht naar de bodemkwaliteit. Bij de vaststelling van wijzigingsplannen dient nadere aandacht te worden besteed aan de bodemgesteldheid.
Marts meubelwinkel en hoeklocatie Landsmeerstraat/Waterlandlaan
De meubelwinkel aan de Waterlandlaan en het westelijk belendende pand krijgen een meer stedelijk karakter. Er wordt een combinatie van wonen en werken mogelijk gemaakt. Aan de Purmerweg en de Landsmeerweg ligt de nadruk op wonen en aan de Waterlandlaan op kantoren en dienstverlening. Aangezien ter plaatse sprake is van een functiewijziging is bodemonderzoek noodzakelijk.
Waterlandziekenhuis
Voor uitbreiding van het Waterlandziekenhuis met maximaal 10.000 m2 bruto-vloeroppervlak is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Bodemonderzoek zal bij het opstellen van het wijzigingsplan noodzakelijk zijn.
Wijkplein Dotterbloem
Voor de huisvesting van de functies sociaal-cultureel werk, wijksteunpunt en wijkbeheer in de Gors wordt gebruikgemaakt van het gebouw dat voorheen in gezamenlijk gebruik was als wijkpost voor politie en wijkbeheer. Ter plaatse van de uitbreiding is sprake van een functiewijziging en dient derhalve bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Voor deze ontwikkeling is een ontheffingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen.
5.7 Industrielawaai
In het plangebied bevinden zich geen gezoneerde industrieterreinen als bedoeld in hoofdstuk V van de Wet geluidhinder.
5.8 Waterhuishouding
5.8.1 Toetsingskader
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen moet een watertoets plaatsvinden; een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
In het plangebied wordt het beheer van oppervlaktewater en waterkeringen gevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In het kader van de verplichte watertoets wordt over dit plan overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in deze waterparagraaf.
5.8.2 Beleid
Rijksbeleid
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen het Rijk, het InterProvinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van Waterbeheer 21e eeuw (WB21) en de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt, waar nodig en mogelijk, plaats op een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).
Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan geeft het Rijk aan dat wordt vastgehouden aan de ingezette koers voor het reduceren van verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater, namelijk een combinatie van de principes: aanpak bij de bron, hergebruik, zuivering en 'de vervuiler betaalt'. Meer dan voorheen wordt aandacht gegeven aan de inrichting van het watersysteem. De sanering van bronnen wordt zoveel als mogelijk landelijk of Europees aangepakt. Het uitvoeringsprogramma diffuse bronnen wordt voortgezet. Het vergunnen van lozingen wordt zo veel als mogelijk vervangen door algemene regels. Om gebiedsspecifieke differentiatie mogelijk te maken gaat het Nationaal Waterplan voort op de reeds ingeslagen weg om aan bevoegde instanties ruimte te laten om met maatwerkvergunningen aanvullende bescherming van het watersysteem te realiseren.
Bewust omgaan met water, Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010 (2006)
In het derde Waterhuishoudingsplan van de provincie Noord-Holland is Europees en nationaal beleid vertaald naar hoofdlijnen voor het provinciaal waterbeleid. Bij deze vertaling is ingespeeld op actuele ontwikkelingen zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling, intensiever ruimtegebruik en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden. Voor het plangebied zijn de volgende beleidslijnen relevant.
Raamplan Bescherming tegen wateroverlast (2005)
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft in dit plan de aanpak van wateroverlast uitgewerkt, in het licht van klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. De planperiode beslaat 2005 tot 2015. Het raamplan richt zich op kleinschalige maatregelen in poldersystemen en niet in de boezemsystemen, en verder op het oplossen van problemen waar ze zich voordoen.
Deelstroomgebiedsvisie Noorderkwartier (2002)
De concept Deelstroomgebiedsvisie richt zich met name op de kansen en knelpunten binnen het beheersgebied van hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Daarnaast is in de deelstroomgebiedsvisie voor het plangebied een strategie ontwikkeld om de knelpunten integraal en duurzaam aan te pakken. De trits vasthouden, bergen, afvoeren, het bieden van meer ruimte voor water en water alsmede ordenend principe, zijn hierbij de uitgangspunten.
Beheersplan Waterkeringen 2006-2010
In dit plan zijn het beheer en de eisen voor alle waterkeringen beschreven, zowel die aan de zeezijde als die langs alle binnenwateren. Het plan bestaat uit een hoofdnota en zes themanota's. De kernwaarde van het plan is veiligheid voor de keringen. In de hoofdnota en themanota's staat weergegeven welke positie het hoogheemraadschap inneemt ten aanzien van thema's als de vereiste manier van onderhoud, de relatie met de ruimtelijke ordening, de visie op gebruik van de keringen, die in eigendom zijn van het hoogheemraadschap enzovoorts.
Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009
De keur bevat regels voor het beheer, het gebruik en het onderhoud van waterstaatswerken, zoals waterkeringen en watergangen. De regels hebben tot doel watersystemen in stand te houden en waterstaatswerken goed te laten functioneren. Daarvoor zijn in de keur verplichtingen en verbodsbepalingen opgenomen. Op grond van de keur zijn binnen de begrenzing van het waterstaatswerk en de beschermingszone bepaalde handelingen verboden. Voor werkzaamheden die plaats vinden binnen deze zones moet contact worden gezocht met het hoogheemraadschap. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden moet een watervergunning worden aangevraagd.
Waterbeheersplan 4, 2010-2015
In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water.
De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig:
- 1. Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren;
- 2. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden;
- 3. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren;
- 4. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.
Waterplan Purmerend (2006)
In het Waterplan hebben de gemeente en het Hoogheemraadschap vastgelegd welke verschillende soorten maatregelen in Purmerend worden getroffen om het water gezonder en veiliger te maken. De maatregelen richten zich op de inrichting van het oppervlaktewater, afkoppelen van schoon regenwater, monitoring van de waterkwaliteit, beheer en onderhoud en aanpassingen aan het watersysteem om de doorstroming te bevorderen.
Voor het plangebied wordt onder andere gestreefd naar het afkoppelen van schoon regenwater, realiseren van ecologische verbindingen via water en oevers en het versterken en ontwikkelen van een ruige of natuurlijke groenstructuur.
5.8.3 Huidige situatie
Het plangebied behoort tot het bestaande stedelijke gebied en maakt onderdeel uit van twee polders, zijnde polder De Gors en polder De Vurige Staart (het deel van het plangebied ten zuiden van de Laan der Continenten en de Verzetslaan). Het grootste deel van het plangebied ligt in het te bemalen peilgebied van de polder De Gors, waar een streefpeil gehanteerd wordt van NAP -1.81 meter. Enkele hoger gelegen peilgebieden wateren af op het bemalen peilgebied. Het te bemalen polderpeil van de polder De Vurige Staart ligt op NAP -2,42. Het water wordt opgemalen naar de polder De Gors, alwaar het water via gemaal De Gors wordt uitgeslagen op de Purmerboezem.
De bodem bestaat uit veengronden, toch is er sprake van infiltratie. Het regenwater zijgt in de bodem richting de droogmakerij de Purmer.
Via een stelsel van hoofdwatergangen wordt overtollig water (neerslag) afgevoerd naar een poldergemaal, die het uitslaat op de Purmerringvaart. Het plangebied maakt waterhuishoudkundig gezien deel uit van het boezemsysteem van de Schermerboezem. De Purmerringvaart, die de oostelijke grens van het plangebied vormt, heeft de functie van boezemwatergang. Langs de Purmerringvaart en het Noordhollandsch Kanaal liggen boezemwaterkeringen, die bestemd zijn als regionale waterkering. Ook De Where is een boezemwatergang. In de praktijk fungeert hierbij de Purmerweg als boezemwaterkering die bestemd is als regionale waterkering. De beschermingszone voor regionale waterkeringen is minimaal 50 m uit de teen van de dijk en voor primaire waterkeringen minimaal 100 m uit de teen van de dijk. Deze beschermingszones worden nu gehanteerd in afwachting van de nieuwe keur, deze kunnen dus nog worden bijgesteld.
Vanuit de boezem wordt overtollig boezemwater afgevoerd naar het Markermeer via de sluis bij Monnickendam. Gedurende droge perioden worden watertekorten aangevuld door water uit het Markermeer in te laten via de sluis van Edam. De westelijke grens wordt gevormd door het Noordhollandsch Kanaal, die, net als het merendeel van het overige water in het plangebied (zoals de Gorssloot), tot de hoofdwatergangen behoort. De water(bodem)kwaliteit van zowel de hoofd- als de boezemwatergangen is redelijk tot matig.
Het plangebied is ten oosten van de spoorlijn voorzien van een gescheiden rioolstelsel. Ten westen van de spoorlijn is de bebouwing aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
5.8.4 Toekomstige situatie
Dit bestemmingsplan is deels consoliderend van aard. Voor de delen van de kern waar geen ontwikkelingen plaatsvinden, is het toch van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer daar waar mogelijk toe te passen.
Ondanks het consoliderende karakter worden een aantal ontwikkelingsmogelijkheden geboden in dit bestemmingsplan. Naast het mogelijk maken van meer flexibiliteit binnen de bestemminglegging, betreft het de volgende ontwikkelingen:
- herontwikkeling Marts meubelwinkel en hoeklocatie Landsmeerstraat/Waterlandlaan;
- uitbreiding begraafplaats;
- uitbreiding Waterlandziekenhuis
- herontwikkeling wijkplein Dotterbloem.
Met het oog op de waterhuishouding is het voor al deze ontwikkelingen mogelijk om randvoorwaarden te geven. Om toekomstige wateroverlast door een toename van het verhard oppervlak te voorkomen, wordt extra verharding gecompenseerd met extra water in de vorm van nieuwe sloten graven of verbreding van reeds bestaande watergangen. Nieuw te graven sloten moeten in verbinding staan met het bestaande watersysteem en bij voorkeur vanaf het water onderhouden kunnen worden. De gemeente en het Hoogheemraadschap maken gebruik van een waterbank: een huishoudboekje om te compenseren water door extra verharding en aanleg van extra water bij te houden, met de bedoeling dat het per saldo neutraal of positief per peilvak uitkomt. Bij de aanleg van nieuw water of verbreden van bestaande watergangen wordt voor de oeverinrichting aangesloten bij het water- en oeverplan dat momenteel door de gemeente wordt opgesteld als uitwerking van het stedelijk waterplan. Daarin wordt uitgewerkt welke watergangen prioriteit krijgen bij natuurvriendelijke inrichting en welke principes hiervoor worden toegepast. Bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheden dient vooraf overleg plaats te vinden met het Hoogheemraadschap.
Voor alle bouwwerkzaamheden is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper, en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.
De manier waarop met schoon hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken dient te worden omgegaan hangt af van de locatie binnen het plangebied. Ten oosten van de spoorlijn ligt een gescheiden rioolstelsel en daarom dient schoon hemelwater te worden afgekoppeld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Ten westen van de spoorlijn ligt echter een gemengd rioolstelsel, in deze gebieden is afkoppelen niet wenselijk om te voorkomen dat er een grote afwisseling van verschillende typen rioolstelsels ontstaat. Voor de omgang met hemelwater hanteert het Hoogheemraadschap als beleid de 'Beslisboom Afkoppelen' van de Werkgroep Riolering West-Nederland.
Verder dient schoon hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, of indien mogelijk te worden geïnfiltreerd in de bodem. Zo wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Indien geen open water in de buurt is, wordt geadviseerd nieuwe bebouwing te voorzien van een gescheiden afvoerstelsel, zodat bij toekomstige vervanging van het bestaande gemengde rioolstelsel door een gescheiden stelsel hier eenvoudig op kan worden aangesloten. Voor lozingen op het oppervlaktewater (onder andere afkoppelen) dient een watervergunning verkregen te worden.
Beheer en onderhoud
In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Water en waterstaatsdoeleinden in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan worden de watergangen als zodanig bestemd. Voor waterkeringen geldt een zogenaamde dubbele bestemming, deze hebben de bestemming "Waterstaat-Waterkering" toebedeeld gekregen.
5.9 Planologisch Relevante Leidingen
In het plangebied liggen twee aardgasleidingen die in het kader van dit bestemmingsplan planologisch relevant zijn. In tabel 5.5 staan voor deze leidingen de toetsingsafstand, minimale bebouwingsafstand en zakelijk rechtstrook aangegeven. De in de tabel genoemde afstanden worden aan weerszijden van de leiding gemeten, vanaf het hart van de leiding.
Tabel 5.5
Leidingnr | Diameter | Ontwerpdruk | Vrijwaringszone | Min. bebouwings-afstand Cat. 1 | Min. bebouwings-afstand Cat. 2 | Toetsings- afstand |
W-570-01 | 8" | 40 | 4 meter | 7 meter | 4 meter | 20 meter |
W-570-23 | 12" | 40 | 4 meter | 14 meter | 4 meter | 30 meter |
Plaatsgebonden risicocontour
De plaatsgebonden risicocontour (PR) van 10-6 is een grenswaarde. Binnen deze contour mogen zich geen kwetsbare bestemmingen bevinden. Voor beperkt kwetsbare bestemmingen geldt een genuanceerder beleid. Hiervoor is deze contour een richtwaarde. Tussen de 10-5 en 10-6 contour mogen zich gemotiveerd beperkt kwetsbare bestemmingen bevinden. Uitgaande van de dekkingsmaten zoals in de PR-berekening genoemd, ligt voor beide aardgastransportleidingen de PR op 0 meter uit het hart van de leiding. Het PR vormt daarmee geen belemmering voor het plan.
Groepsrisico:
In tegenstelling tot een berekening van het plaatsgebonden risico, dat enkel een eigenschap is van de leiding, is het groepsrisico een eigenschap van de leiding én de omgeving van die leiding. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken.
- Leidingen: 8"(W-570-01) en 12"(W-570-23)
- De 1% letaliteitgrens (9,8 kW/m2 contour) van deze leidingen ligt op 95 resp. 140 meter
- De 100% letaliteitgrens (35 kW/m2 contour) van deze leidingen ligt op 50 resp. 70 meter. Het plangebied valt binnen deze grens. Binnen dit gebied is sprake van geen of geringe toename van het groepsrisico.
Toelichting 1%-letaliteitgrens (9,8 kW/m2-contour): de 1% is de uiterste grens waarbinnen beïnvloeding van het GR mogelijk. Dit kan door een toename van bebouwing inclusief bewoning, maar ook door bijvoorbeeld een wijziging van een bestaande bestemming in een nieuwe waardoor meer bemensing mogelijk is.
Toelichting 100%-letaliteitgrens (35 kW/m2-contour): binnen de 100% afstand is de invloed van de leiding zodanig groot dat binnen deze afstand geen overleving mogelijk is. Toename van bebouwing en bewoning binnen deze afstand draagt sterk bij aan een verhoging van het groepsrisico."
5.10 Luchtkwaliteit
5.10.1 Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). In bijlage 2 van de Wm zijn grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen opgenomen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang (zie bijlage 10). De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.6 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 5.6 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig vanaf |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | 2010 |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | 2005 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³ | 2005 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
5.10.2 Onderzoek luchtkwaliteit
In het voorliggende bestemmingsplan worden een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Enerzijds zijn dit concrete ontwikkelingen (zoals het wijkplein Dotterbloem) die direct worden mogelijk gemaakt, anderzijds zijn in het plan enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De uitbreiding van het wijkplein is relatief kleinschalig en zal geen relevante gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit langs de ontsluitende wegen.
Voor de locaties waar een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen is nog geen concrete invulling bekend, waardoor deze eventuele ontwikkelingen niet kunnen worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wlk. Dit zal gebeuren op het moment dat van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter wel inzicht te worden gegeven in de concentraties luchtverontreinigende stoffen binnen het plangebied. In bijlage 8 zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven.
Uit de resultaten in de bijlage blijkt dat in de onderzochte prognosejaren (2008, 2010 en 2018) direct langs de drukste wegen binnen het plangebied ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wm.
Aangezien direct langs de drukste wegen binnen het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wlk die in de onderzochte jaren van toepassing zijn, zal dit overal binnen het plangebied het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate een locatie verder van de wegas ligt. Uit gegevens van Rijkswaterstaat over de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de A7 blijkt (Blk 2005) dat ook het verkeer op deze weg niet leidt tot overschrijdingen binnen het plangebied.
5.10.3 Conclusie
De Wlk staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
5.11 Flora En Fauna
In deze paragraaf is het beleidskader aangegeven en wordt tevens het toetsingskader vermeld. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald. Tevens worden de huidige situatie vanuit ecologisch oogpunt vermeld en de toekomstige ontwikkelingen geschetst.
5.11.1 Beleid en normstelling
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS. In het kader van de beleidvisie De Groene Ambitie is een Natuurstructuurplan opgesteld, die ook voor de Gors en omgeving de natuurverbindingen aangeeft.
Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11.
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
- nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd;
- nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep;
- nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil en zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft.
De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.
5.11.2 Bestaande situatie
Het plangebied voor dit bestemmingsplan omvat de bebouwde kom van Purmerend. Het onderzoeksgebied wordt gekenmerkt door de volgende biotopen: openbare groenstroken, sloten, bomen, struweel, verharding en bebouwing.
5.11.3 Beoogde ontwikkelingen
Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. In het noordelijke deel van het plangebied (De Gors-Noord) worden diverse ontwikkelingen en uitbreidingen via een wijzigingsbevoegdheid aangegeven. In het midden van het plangebied wordt het wijkplein uitgebreid. Binnen de vigerende bestemmingen zijn bovendien allerlei kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
De voorgenomen ontwikkelingen kunnen als volgt worden omschreven:
- kapwerkzaamheden;
- dempen van sloten;
- grondwerkzaamheden (voor bouwrijp maken en de aanleg van funderingen/egaliseren);
- slopen bebouwing;
- realiseren van nieuwbouw;
- aanleg van nieuw groen.
5.11.4 Onderzoek
Gebiedsbescherming op basis van de Natuurbeschermingswet
De ontwikkelingslocaties, noch de rest van het plangebied, vormen een onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 en liggen niet in de nabijheid van een dergelijk gebied. Ook zijn er geen provinciale ecologische verbindingszones binnen de ontwikkelingslocaties gesitueerd (provincie Noord-Holland, 1999). De gemeentelijke ecologische infrastructuur heeft wel aan verschillende kanten aansluiting op de PEHS. Ten noorden van de bebouwde kom van Purmerend is een indicatieve ecologische verbindingszone, de ecoband Wormer-, Jisperveld - Zeevang naar Waterland-Oost - Zeevang aangegeven (Ten Haaf en Bakker, 2006).
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van het rapport van Ten Haaf en Bakker, veldindrukken, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997 en www.ravon.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. De ontwikkelingslocaties zullen ook worden besproken, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen bebouwde en onbebouwde locaties.
Planten
In de ontwikkelingsgebieden komen vanwege het gebruik van het gebied alleen algemene soorten voor. Met name De Gors-noord heeft een meer stenig karakter. Het Gorsebos en het stadsrandgroenproject Vurige Staart bieden groene rustpunten in de wijk. Ter plaatse van grasland met oever kunnen ook laagveenplanten worden waargenomen, waaronder de beschermde soorten gewone dotterbloem en rietorchis. Dergelijke soorten zijn wel afhankelijk van genoemde standplaatsen en komen dan ook niet voor ter plaatse van de bebouwde gebieden. Bovendien kunnen er diverse soorten van de Rode Lijst worden aangetroffen, met name in ecologisch beheerde bermen en oevers.
Het grootste deel van het plangebied (woon- of bedrijvengebied, bebouwd, grotendeels verhard) wordt dermate intensief gebruikt en beheerd, dat planten slechts matig tot ontwikkeling kunnen komen; de meeste planten zijn ook aangeplant. Hier zijn geen beschermde soorten waargenomen. De beschermde soorten betreffen exemplaren uit categorie 1, waarvoor geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd.
Vogels
De ontwikkelingsgebieden hebben zelf nagenoeg geen betekenis voor broedvogels. Het struweel en de bomen in de omgeving zijn zeer beperkt en het gebied wordt intensief gebruikt, zodat er hooguit algemene soorten voorkomen. Binnen het plangebied komen vogels van stedelijk gebied en vogels van struweel voor, zoals merel, winterkoning, spreeuw, huismus, kauw en meerkoet (bomen, bebouwing, water). Mogelijk maken soorten als gierzwaluw en huismus gebruik van de bebouwing binnen het plangebied.
Zoogdieren
Alleen de groenstroken (oevers en bermen), plantsoenen en parken hebben een betekenis voor grondgebonden zoogdieren. De ontwikkelingslocaties hebben derhalve geen grote betekenis voor zoogdieren. Algemene soorten als egel, gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis en mol (de Atlas van de Nederlandse zoogdieren, 1992) hebben mogelijk een verblijfplaats in struweel of ruige oeverhoekjes of in grote grasgebieden. Er komen zwaar beschermde zoogdieren voor binnen de betreffende km-hokken. Waarschijnlijk gaat het hier om vleermuizen (gewone dwergvleermuis, meervleermuis en laatvlieger). Het gaat daarbij om soorten die verblijven in gebouwen (onder dakpannen, spouwmuren, etc.). Het plangebied biedt mogelijk foerageergebied, vliegroutes en vaste verblijfplaatsen. Bij het slopen van geschikte bebouwing (met holten en ruimten met een constant microklimaat met een verbinding naar de buitenlucht) dient men rekening te houden met vleermuizen.
Amfibieën
Algemene soorten als groene kikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander hebben een leefgebied binnen het bestemmingsplangebied. Struiken, takkenhopen en kelders kunnen als (winter)verblijfplaats dienen voor bruine kikker en gewone pad. De sloten kunnen dienen als voortplantingsgebied voor groene kikker en kleine watersalamander. Een zwaar beschermde soorten zoals de rugstreeppad komt vrijwel zeker ook voor in de omgeving van Purmerend, maar of deze gebruikmaakt of gaat maken van de ontwikkelingslocaties is onbekend. Aanbevolen wordt tijdens werkzaamheden maatregelen te nemen om vestiging van deze pionierssoort te voorkomen.
Overige soorten
In het plangebied zijn geen wettelijk beschermde soorten reptielen, vissen of insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen) waargenomen. Er is onderzoek gedaan naar libellen en vlinders. Ter plaatse van ecologisch beheerde oevers en bermen kwamen zij veelal voor, ook zeldzamere (Rode Lijst)soorten, maar geen van allen was beschermd in het kader van de Flora- en faunawet.
In onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen de locatie (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 5.7 Beschermde soorten in het projectgebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling Ffw | ontheffingsregeling Ffw | |
(categorie 1) | (categorie 2) | (categorie 3) |
dotterbloem egel, gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis en mol groene kikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander | rietorchis alle inheemse vogels | gewone dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis rugstreeppad |
5.11.5 Toetsing
De werkzaamheden kunnen in het bestemmingsplangebied de bestaande natuurwaarden aantasten en (tijdelijk) een verstorende werking hebben op de in en in nabijheid van het plangebied aanwezige te beschermen soorten ingevolge de Flora- en faunawet. Door de ligging van het plangebied binnen het stedelijk gebied, is reeds sprake van verstoring van mogelijk aanwezige natuurwaarden in het gebied door geluid en beweging. De soorten die hier aanwezig zijn, zijn soorten die gewend zijn aan de menselijke omgeving en zullen derhalve minder snel worden verstoord.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet noch het gemeentelijk ecologisch beleid zal genoemde planontwikkeling niet in de weg staan.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard, met uitzondering van de betreffende ontwikkelingslocaties. Door middel van het bestemmingsplan worden echter (kleine) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden.
Bij sloop en nieuwbouw, dan wel het aanpassen van gebouwen (zoals op de ontwikkelingslocaties), ingrepen in tuinen (verhardingen, bouw van schuurtjes etc.), het vergraven van watergangen of het kappen van bomen, waarbij te beschermen diersoorten worden geschaad, zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot en met half juli) te laten starten. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
- nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd;
- nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep;
- nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft.
Bij het mogelijk aantasten van groeiplaatsen van rietorchis (categorie 2) dient ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV.
Indien vaste verblijfplaatsen van vleermuizen (categorie 3) in de te slopen/te renoveren gebouwen binnen het bestemmingsplangebied aanwezig blijken te zijn (hetgeen aan de hand van nader onderzoek moet worden vastgesteld), dan dient er ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV. Ook als de rugstreeppad voorkomt op een ontwikkelingslocatie, moet ontheffing worden aangevraagd. In het geval van dergelijke zwaar beschermde soorten geldt dan een relatief zware procedure, waarbij ook aandacht dient te worden besteed aan maatregelen voor mitigatie en eventueel aan compensatie. Bij zowel de vleermuizen als de rugstreeppad zal het in alle gevallen gaan om soorten die regionaal en landelijk vrij algemeen zijn en is de gunstige staat van instandhouding na het treffen van maatregelen niet in het geding. Een eventueel benodigde ontheffing zal daarom naar alle waarschijnlijkheid worden verleend. Bij de rugstreeppad wordt geadviseerd nieuwvestiging van deze soort op bouwlocaties te voorkomen. De rugstreeppad is een pionierssoort, die bij voorkeur gebruikmaakt van zandige ondergronden in de nabijheid van oppervlaktewater, zoals dat veelal voorkomt op bouwterreinen. Door worteldoek rondom de locatie te plaatsen, met een rand van 5 cm in de grond, wordt de rugstreeppad de toegang ontzegd en zal deze geen gebruikmaken van de werkplaats. Ook het aansluiten van de werkzaamheden in de tijd wordt aangeraden.
5.11.6 Conclusie
- Voor de Flora- en faunawet geldt dat werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart t/m half juli) opgestart dienen te worden. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen (zie opsomming onder soortenbescherming van vogels met jaarrond bescherming van nest plaatsen).
- Bij het mogelijk aantasten van groeiplaatsen van rietorchis (categorie 2) dient ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV.
- Voorafgaande aan planontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van zwaar beschermde soorten en/of hun leefgebied, dient eerst nader onderzoek te worden verricht naar de aanwezigheid van deze soorten (vleermuizen en de rugstreeppad). Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek zal ontheffing moeten worden aangevraagd, vergezeld van een uitgebreide toets (waarin eventueel mitigerende of compenserende maatregelen moeten worden uitgewerkt).
De Natuurbeschermingswet noch het gemeentelijk ecologisch beleid zal genoemde planontwikkeling in de weg staan. Met inachtneming van genoemde voorwaarden staat de Flora- en faunawet het bestemmingsplan eveneens niet in de weg.
5.12 Archeologische Waarden
5.12.1 Beleid
In de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijziging van de Monumentenwet 1988) stellen Rijk en provincie dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
De gemeente Purmerend heeft een eigen archeologisch beleid opgesteld (archeologische beleids- en advieskaart) en daar een archeologische verwachtingskaart bij vervaardigd.
Een archeologische verwachtingskaart is "een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones". Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een beleidsadvieskaart, die vervolgens kan worden gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. Voor gemeenten kunnen de door deskundigen opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten als leidraad worden gebuikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.
5.12.2 Analyse
De verwachtingskaart van de gemeente Purmerend laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met lage kans op archeologische sporen. Langs de middeleeuwse ontginningassen, is de kans op archeologische sporen echter middelhoog. Binnen het plangebied is één AMK-terrein (archeologisch monument) aanwezig, gelegen aan de Purmersteenweg.
5.12.3 Conclusie
Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een hoge en middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Ter plaatse van het AMK-terrein terrein, met een hoge archeologische verwachtingswaarde, dient bij grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring meer dan 100 m2 beslaat en dieper dan 0,50 cm onder maaiveld, eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau.
Hoofdstuk 6 Gebiedsvisie
6.1 Algemene Uitgangspunten
Het plangebied van De Gors en omgeving bestaat voor het grootste deel uit woongebied met circa 5.200 woningen en voor een deel uit centrumgebied. De noordzijde van het plangebied bestaat uit Het Nieuwe Centrum. Wonen maakt onderdeel uit van de centrumfuncties.
Het zuidelijk en westelijk deel van het plangebied bestaat uit gebieden waar de functie wonen prevaleert. De karakters van de verschillende woongebieden verschillen sterk. De tijdgeest van de ontwikkeling van de gebieden is zeer herkenbaar. Het belangrijkste uitgangspunt voor het plangebied is het behoud en de versterking van de ruimtelijke structuur, de woonfunctie en de nieuwe functie met stedelijke voorzieningen.
Enerzijds dient de heldere hoofdstructuur van het plangebied, die voornamelijk bepaalt wordt door de waterlopen, het groen en de belangrijkste infrastructuurlijnen, behouden te blijven. Anderzijds zijn juist de verschillen in de ruimtelijke structuur van de te onderscheiden (woon)gebieden kenmerkend en dienen ook deze te worden bewaard.
Binnen het plangebied zijn voornamelijk eengezinswoningen gebouwd. Doordat in het plangebied woningbouw uit verschillende perioden bestaat, komen de verschillen tot uiting in zowel de architectuur, met name van kap- en gevelvormen, alsmede de ruimtelijke structuur waarin de woningen zijn opgezet. Hierdoor zijn de buurten zeer herkenbaar. Deze verschillen in architectuur en ruimtelijke opbouw binnen de deelgebieden dienen dan ook te worden behouden.
Om de duidelijke verschillen in kapvormen en daarmee de herkenbaarheid van de buurten te behouden, is de bouw van dakopbouwen aan de straatzijde niet gewenst. Dakopbouwen aan de achterzijde van de woningen met asymmetrische kappen zijn toegestaan, mits de goothoogte zoals op de kaart is aangegeven niet wordt overschreden.
Bij realisatie van dakkapellen dient ervoor te worden gezorgd dat de dak- en kapvorm herkenbaar blijft. Bovendien dienen dakkapellen per buurt zoveel mogelijk eenduidig te worden vormgegeven en aan te sluiten bij de architectuur van de woning.
De gemeente Purmerend heeft een Welstandsnota vastgesteld. Ten behoeve van de bewaking van de ruimtelijke kwaliteit is een belangrijke functie weggelegd voor het welstandstoezicht.
6.2 Uitgangspunten Nieuwe Ontwikkelingen
De ontwikkelingen die zich voordoen in het plangebied zijn met name van functionele aard. Uitgangspunt hierbij is behoud en zo mogelijk versterking van de woonfunctie en het voorzieningenniveau. Deze functionele veranderingen brengen vaak ook een ruimtelijke verandering met zich mee. Deze veranderingen dienen echter te passen binnen de ruimtelijke structuur van het plangebied. Het gaat om de volgende veranderingen:
- schaalvergroting detailhandel;
- versterking centrumgebied;
- uitbreiding begraafplaats;
- uitbreiding Waterlandziekenhuis;
- herontwikkelinglocatie Marts meubelwinkel;
- herontwikkeling hoeklocatie Landsmeerstraat/Waterlandlaan;
- herontwikkeling wijkwinkelcentra;
- herontwikkeling Wijkplein Dotterbloem.
Voor bedrijventerrein De Where zijn in de nabije toekomst ook ontwikkelingen voorzien. De Structuurvisie 2005-2020 geeft aan dat deze locatie bij uitstek geschikt is voor een bijzonder woonmilieu aan het water en wellicht een combinatie met kleinschalige recreatieve voorzieningen. De ontwikkelingen hier zijn op het moment van totstandkoming van het ontwerp van dit plan echter nog dermate onzeker dat hier niet gewerkt kan worden met een wijzigingsbevoegdheid. De gronden ter plaatse zijn dan ook conserverend bestemd. Dit houdt echter, zoals gezegd, niet in dat deze situatie gedurende de planperiode ook zo blijft voortbestaan. Nieuwe ontwikkelingen zullen hier te zijner tijd door middel van een partiële bestemmingsplanherziening mogelijk kunnen worden gemaakt. Nieuwe ontwikkelingen langs de Purmersteenweg, de Vurige Staart en het stationsgebied zijn eveneens voorzien, maar hiervoor wordt zodra er concrete plannen zijn opgesteld, een separaat bestemmingsplan opgesteld.
Schaalvergroting detailhandel
In de structuurvisie Purmerend 2005-2020 komt naar voren dat de omvang van het winkelaanbod in Purmerend achterblijft bij vergelijkbare Nederlandse steden. Bovendien kent Purmerend, in vergelijking met steden met eenzelfde kernwinkelapparaat ongeveer een derde minder aan winkelpanden met een oppervlakte groter dan 500 m². Er is marktruimte om winkels toe te voegen; het gaat om circa 20.000 m² vvo, waarvan de helft in de binnenstad terecht dient te komen. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om winkels met een vloeroppervlakte tussen 400 en 1.000 m². Naar verwachting zal de tendens tot schaalvergroting in Purmerend doorzetten, hetgeen de positie van de wijkwinkelcentra zal beïnvloeden.
Door schaalvergroting in de detailhandel zullen de specialistische winkels in de beide winkelcentra in De Gors waarschijnlijk onder druk komen te staan en mogelijk deels verdwijnen. Om te voorkomen dat de kwaliteit en uitstraling van de winkelcentra hierdoor achteruitgaat, dient het mogelijk te zijn dat leegstaande winkelruimtes een nieuwe functie krijgen. Hierbij wordt gedacht aan dienstverlening, horeca en maatschappelijke functies. Om deze reden is flexibiliteit binnen de bestemmingen voor de winkelcentra vereist.
Versterking centrumgebied
Het nieuwe centrumgebied langs de Waterlandlaan kent grote volumineuze bouwmassa's. Binnen deze gebouwen, die als architectonische eenheden naast elkaar staan, kunnen verschillende functies een plek krijgen. Het gaat hierbij om de centrumfuncties als kantoren, lichte bedrijvigheid, dienstverlening en dergelijke.
Om deze centrumfunctie te versterken en verschillende bedrijven en instellingen van verschillend formaat een plaats te bieden, alsmede eventuele leegstand zoveel mogelijk te voorkomen, dient een verscheidenheid van functies in dit gebied te worden toegestaan. Ook hier wordt flexibiliteit binnen de bestemmingslegging mogelijk gemaakt. In de structuurvisie Purmerend 2005-2020 wordt voorgesteld om grootschalige detailhandel aan de Waterlandlaan op termijn te verplaatsen, zodat de vrijgekomen vierkante meters ingevuld kunnen worden met functies die beter bij de locatie passen.
Wijkplein Dotterbloem
Voor de huisvesting van de functies sociaal-cultureel werk, wijksteunpunt en wijkbeheer in de Gors, wordt gebruikgemaakt van het gebouw dat voorheen in gezamenlijk gebruik was als wijkpost voor politie en wijkbeheer. Hier is een uitbreiding gepland. Op het moment van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan was de financiële haalbaarheid hiervan echter nog niet aangetoond. Daarom is ter plaatse een ontheffingsbevoegdheid opgenomen. Zodra het plan wel rond is, kan van deze ontheffing gebruik gemaakt worden.
Uitbreiding begraafplaats
De begraafplaats zal aan de oostzijde van het bestaande terrein worden uitgebreid. In aanvulling op de bestaande structuur zal de begraafplaats met twee grafvelden worden uitgebreid. Het bestaande gronddepot aan de Waterlandlandweg zal hierdoor verdwijnen. Uitbreiding is reeds mogelijk gemaakt door de vigerende bestemming Maatschappelijke doeleinden.
Uitbreiding Waterlandziekenhuis
Het Waterlandziekenhuis heeft aangegeven in de nabije toekomst uit te willen breiden, gezien de prognoses die duiden op een toenemende zorgbehoefte. Concrete plannen hiervoor zijn er nog niet, het opnemen van een directe bouwtitel is daarom niet mogelijk. In plaats daarvan is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen zodat de uitbreiding te zijner tijd via een wijzigingsplan geregeld kan worden. Op dit moment is ca 45% van het terrein bebouwd. Het wordt mogelijk gemaakt om dit percentage tot 60% op te trekken. Op deze manier kan ca 5.000 m2 extra bebouwing toegevoegd worden. Het ziekenhuis heeft aangegeven ca 10.000 m2 extra huisvesting nodig te hebben. Ervan uitgaande dat in twee bouwlagen wordt gebouwd is 5.000 m2 genoeg om aan deze behoefte tegemoet te komen.
Marts meubelwinkel en hoeklocatie Landsmeerstraat/Waterlandlaan
De structuurvisie van Purmerend 2005-2020 kenmerkt het gebied rondom de Waterlandlaan als het zakelijk centrum van Purmerend. Veel kantoren en diensten zijn hier gehuisvest. In de structuurvisie wordt voorgesteld om op onderhavige locatie bestaande voorzieningen die niet passen in de visie, te verplaatsen. Marts meubelwinkel, met een bruto-vloeroppervlak van ruim 5000 m², zou qua functie beter passen op een locatie voor GDV. Hierdoor wordt ruimte gecreëerd voor functies die beter passen in het zakelijk centrum van de stad. De eigenaar van de locatie en het pand heeft interesse om de locatie te herontwikkelen. Daarnaast heeft ook het westelijk belendende pand op de hoeklocatie Landsmeerstraat/Waterlandlaan, in erfpacht uitgegeven aan de stichting Geestelijke Gehandicaptenzorg Zaanstreek-Waterland (ODION), aangegeven eventueel mee te willen werken aan een nieuwe invulling. Hierdoor bestaat de mogelijkheid een integrale herontwikkeling van het gebied mogelijk te maken, aansluitend op de recente ontwikkeling van de Oeverlanden.
De ontwikkeling van beide gebieden krijgt een groen, gematigd stedelijk karakter aan de Purmerweg, waar het dijklichaam een belangrijk aanknopingspunt vormt voor de te realiseren bebouwing. Overgaand naar de Waterlandlaan krijgt het ontwikkelingsgebied een sterker stedelijk karakter. De locaties Marts Meubelwinkel en Odion dienen van de Purmerweg naar de Waterlandlaan een overgang te vormen tussen enerzijds wonen en anderzijds werken. De bebouwingsmogelijkheden aldaar refereren aan de recent ontwikkelde Oeverlanden. De Landsmeerstraat vormt concreter de overgang van wonen naar werken en dient als verbinding tussen de Purmerweg en de Waterlandlaan. Daarbij zijn kantoren en dienstverlening voorzien in de plint en zal wonen worden toegestaan vanaf de tweede bouwlaag. De overgang naar een sterker stedelijk karakter wordt benadrukt door een trapsgewijze toename van de bebouwingsmogelijkheden naar de Waterlandlaan. Aan de Waterlandlaan ligt de nadruk op een sterk stedelijke allure. De bebouwing sluit aan op het karakter en de importantie van de Waterlandlaan als zakelijk centrum van Purmerend. Ter plaatse van de kruising Waterlandlaan/Landsmeerstraat is een grotere hoogte toegestaan. De bebouwing dient het kruispunt en de entree van het zakelijk centrum van Purmerend te benadrukken. De gebruiksmogelijkheden aan de Waterlandlaan voorzien op de eerste drie bouwlagen in kantoren en dienstverlening. Daarboven is wonen voorzien. De Landsmeerstraat krijgt een breedte van minimaal 15 meter en vormt een verbinding tussen de Waterlandlaan en de Purmerweg.
De bebouwing op de locatie van Marts meubelwinkel loopt trapsgewijs op van 10 tot 12 meter aan de Purmerweg naar 16 meter aan de Waterlandlaan. Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 60%. Ter plaatse van de kruising Waterlandlaan/ Landsmeerstraat is een hoogteaccent van 28 meter toegestaan. Dit hoogteaccent mag maximaal 10% van het maximaal gezamenlijk toelaatbaar oppervlak van gebouwen bedragen. Voor de locatie dient parkeergelegenheid ondergronds te worden gerealiseerd. Daarbij is een bebouwingspercentage van 90% van het toegestaan.
Voor de locatie Odion is een trapsgewijze opbouw gewenst van 10 tot 12 meter aan de Purmerweg naar 16 meter aan de Waterlandlaan. Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 40%. Ter plaatse van de kruising Landsmeerstraat/Waterlandlaan is een hoogteaccent toegestaan van maximaal 25 meter. Dit hoogteaccent mag maximaal 15% van het maximaal gezamenlijk toelaatbaar oppervlak van gebouwen bedragen. Voor de locatie dient parkeergelegenheid ondergronds te worden gerealiseerd.
Winkelcentra
In de Nota Detailhandel 2007-2011 is er op gewezen dat het perspectief voor de twee winkelcentra in de Gors (Beatrixplein en Zwanebloem) niet gunstig zijn. Het perspectief van het winkelcentrum Zwanebloem is matig, dat van winkelcentrum Beatrixplein is slecht te noemen. Op termijn zal onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheden om deze winkelcentra te herontwikkelen. In het plan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bebouwingsmogelijkheden bij beide winkelcentra te kunnen verruimen, dan wel de functies te laten wijzigen. De bioscoop aan de Geulenstraat is hierbij tevens meegenomen.
Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving
Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm, die van een gedetailleerd bestemmingsplan. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen.
7.1 Planvorm
Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie en staat daarnaast een aantal ontwikkelingen toe. Het beleid is erop gericht de functies en het gebruik te behouden en de beoogde nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur en de beperkte mate van ontwikkeling is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
Op de plankaart zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de plankaart zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende voorschriften zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele ontheffingen te vinden.
7.2 Bestemmingsregeling
De verschillende in het plangebied aanwezige functies zijn in overwegende mate overeenkomstig hun huidige gebruik bestemd. Daarnaast komen enkele nieuwe ontwikkelingen voor. Een aantal regelingen is hieronder toegelicht.
De monumenten in het plangebied zijn niet aangeduid. Monumenten worden namelijk beschermd via de Monumentenwet, daarom is het niet noodzakelijk om ze op te nemen in het bestemmingsplan. In bijlage 2 bij dit bestemmingsplan is wel een overzicht van alle Rijks- en gemeentelijke monumenten opgenomen.
7.2.1 Wonen
Algemeen
De basis voor de bestemming van de woonfunctie wordt gevormd door een regeling die uit drie bestemmingen bestaat: Wonen, Tuin-1 en Tuin-2.
De uiteindelijke regeling is het resultaat van de afweging tussen enerzijds een maximaal woongenot voor de bewoners en anderzijds de opgaaf van het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteit. Dat wil zeggen dat bij het toekennen van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding" binnen de bestemming Wonen en de tuinbestemmingen de bestaande situatie, het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden en de afstemming op de bestaande erfbebouwingsregelingen, in de vigerende bestemmingsplannen uitgangspunt is geweest. Daarnaast is in de regeling, het behoud van de aanwezige stedenbouwkundige kwaliteit, meegenomen bij het bepalen van de bouwregels en de hoogtematen op de plankaart.
Bij de regelingen gelden de volgende begrippen voor hoofdgebouw, aanbouwen en bijgebouwen bij de bestemmingen Wonen, Tuin-1 en Tuin-2:
- hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmeting of functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
- aanbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
- bijgebouw:
een vrijstaand afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden, op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouw.
Kaartbeeld
De bestemming Wonen is in principe toegekend aan de gronden waar het hoofdgebouw zich bevindt. Op de gronden met de bestemming Tuin-1 zijn, met uitzondering van een erker van beperkte omvang, geen gebouwen toegestaan. Op gronden met de bestemming Tuin-2 zijn aanbouwen en bijgebouwen toegestaan. Globaal kan gezegd worden dat de bestemming Tuin-1 is gereserveerd voor voortuinen en de bestemming Tuin-2 voor achtertuinen.
De Tuin-2-bestemming ligt in principe op 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Daar waar al voor deze lijn is gebouwd, is afhankelijk van de breedte van de bij de woning behorende zijtuin, de bestemming wonen in het verlengde van de aanwezige aanbouw of het bijgebouw aangegeven, dan wel 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
Er is aangesloten bij de "voor- en achterkantbenadering" van het Besluit bouwvergunningvrije en lichtvergunningplichtige bouwwerken, dat in januari 2003 in werking is getreden. Deze benadering komt erop neer dat met het oog op stedenbouw en welstand verschil moet worden gemaakt tussen het bouwen aan de voorkant of aan de achterkant. Vanuit welstandsoptiek is het bouwen aan de voorkant in het algemeen kwetsbaarder dan het bouwen aan de achterkant. Dit heeft als resultaat dat voor het bouwen aan de achterkant in principe geen bouwvergunningvereiste geldt voor aanbouwen, bijgebouwen, carports, dakkapellen en erfafscheidingen, tenzij deze binnen 1 m van de grens privéweg dan wel openbaar groen worden gerealiseerd. In dat geval zijn deze bouwwerken wel bouwvergunningplichtig. Het betreft over het algemeen de gronden met de aanduiding "Tuin-2" waarop de achterkantbenadering van toepassing is.
Aan de voorkant zal voor bovengenoemde bouwwerken een bouwvergunning vereist zijn. Het zal in dit geval veelal gaan om de gronden met de bestemming Tuin-1, waarop het bouwen van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1 m weer vergunningvrij is.
Wonen
In de bestemming Wonen zijn regels geformuleerd omtrent het hoofdgebouw van een woning, de plaats en de hoogte ervan. Het bouwvlak voor het hoofdgebouw is strak begrensd.
Op gronden met de bestemming Wonen mogen in principe hoofdgebouwen worden gebouwd. Daar waar echter voor de voorgevelrooilijn, in de voortuin, een aanbouw of bijgebouw is gesitueerd, is eveneens gekozen voor de bestemming Wonen. Daarmee wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat op de bestemming Tuin in principe niet mag worden gebouwd. Voor wat betreft de ligging van de voorgevelrooilijn, zoals bedoeld in het Besluit bouwvergunningvrij en licht- bouwvergunningplichtig, is de gevel van het hoofdgebouw relevant en niet die van een in de voortuin gelegen aanbouw of bijgebouw.
De maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw met een kap mag ten hoogste de oorspronkelijke nokhoogte bedragen. Dit is de nokhoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan. Deze nokhoogte is door de gemeente geïnventariseerd. Voor deze gebouwen is op de kaart een goothoogte aangegeven. Ingeval van hoofdgebouwen met een platte afdekking is op de kaart de bouwhoogte aangegeven.
In de algemene bouwregels is geregeld dat, indien in het dakvlak een dakkapel of dakopbouw wordt gebouwd met een breedte van meer dan de helft van de gevelbreedte, de goot van de dakkapel of dakopbouw als goot van het hoofdgebouw wordt aangeduid. Aan de achterzijde van gebouwen geldt dat bij een dakkapel of dakopbouw met een breedte van 70% van de totale gevelbreedte de goot van de dakkapel of dakopbouw als goot van het hoofdgebouw wordt aangeduid. Dit is tevens de maximaal toegestane maat voor een dakkapel aan de achterzijde van een hoofdgebouw.
Ingeval van een hoofdgebouw met een asymmetrische kapvorm mag aan de achterzijde een dakopbouw over de gehele breedte van de woning worden gebouwd tot de maximaal toegestane goothoogte mits deze uitbreiding wordt voorzien van een geheel platte afdekking.
Naar aanleiding van vigerende bestemmingsplannen, waar de maximaal toegestane bouwhoogten op hele meters zijn afgerond, is op enkele plekken gebruik gemaakt van de extra geboden ruimte door het realiseren van dakopbouwen. Teneinde deze bij nader inzien ongewenste dakopbouwen verder te voorkomen, zijn exactere bouwhoogten op de kaart geregeld. Reeds bestaande dakopbouwen, die in de huidige vorm gehandhaafd moeten blijven, zijn in de bouwhoogte meegenomen. Daar waar extra dakopbouwen aanvaardbaar zijn, door bijvoorbeeld completering van een reeks, is in de bouwhoogte op de kaart ruimte geboden.
Voor een aantal woningen aan de Goudenregenstraat en het Goudenregenplein is de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-5" opgenomen. Hier is het toegestaan onder voorwaarden een extra bouwlaag te realiseren.
Aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven
Om een gewenste menging van wonen en werken in de woongebieden toe te kunnen staan, is binnen de bestemming Wonen het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit mogelijk. Hierbij geldt uiteraard dat de woonfunctie blijft prevaleren en geen hinder optreedt voor de woonomgeving.
Met het oog op een gemeentebrede eenduidige regeling van deze activiteiten zijn beleidsregels vastgesteld voor het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven binnen de bestemming Wonen.
Het betreft de "Beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven".
Concreet betekent dit dat aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten binnen de woonfunctie passend worden geacht mits:
- niet meer dan 1/3 deel van de woning met aanbouwen voor de uitoefening van het beroep en/of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 45 m²;
- bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep en/of bedrijf;
- geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk;
- geen horeca- en detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend;
- geen personeel in dienst is;
- de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend;
- het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders - past in de woonomgeving.
Tuin-1
De bestemming Tuin-1 betreft de bij een woning behorende gronden waarop geen bebouwing is toegestaan met uitzondering van een erker aan het hoofdgebouw alsmede lage erf- en terreinafscheidingen. In principe zal het hier gaan om de voortuinen. De erkers mogen over maximaal de bestaande pui van de woonkamer worden gebouwd. De diepte van een erker mag ten hoogste 50% van de diepte van de voortuin bedragen tot een maximale maat van 1,2 m en niet hoger zijn dan de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
Tuin-2
De bestemming Tuin-2 betreft in principe de achtertuinen bij woningen. Bij enkele woningen aan de Oeverlanden is de bestemming Tuin-1 toegekend aan de achtertuin, aangezien hier de achtergevel de meest representatieve gevel is, en erfbebouwing aan deze zijde niet gewenst is. In de straat Koningsvaren is bij de meeste woningen sprake van maar één stuk grond rond de woning dat als tuin aangemerkt kan worden, en er derhalve geen onderscheid te maken valt tussen voor- en achtertuinen. Om bij deze woningen toch erfbebouwing toe te staan is ervoor gekozen om alle tuinen bij deze woningen de bestemming Tuin-2 te geven.
Er is voor gekozen om op zijtuinen eveneens de bestemming Tuin-2 te leggen, vanaf 1 meter achter de voorgevel.
Binnen de bestemming Tuin-2 wordt de mogelijkheid geboden om de gronden achter en naast het hoofdgebouw van de woning te gebruiken voor uitbreiding van de woning door aanbouwen of voor de bouw van bijgebouwen, die altijd vrijstaand zijn. Op deze gronden mag het gezamenlijk oppervlak aan aanbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 50 m². Bij erven, groter dan 150 m2, worden meer erfbebouwingsmogelijkheden toegestaan, hier mag tot 75 m2 worden gebouwd.
Achter de woning mag over een diepte van ten hoogste 3 m achter de achtergevel, of het verlengde daarvan, worden gebouwd. Ook naast het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de zijgevel of het verlengde daarvan, over een breedte van ten hoogste 3 m worden aangebouwd. Als ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan al een meer dan drie meter brede dan wel diepe aan- of uitbouw aanwezig is, mag de nieuwe aanbouw net zo diep zijn als de bestaande uitbouw. Op deze manier kunnen de gevels van aanbouwen gelijk getrokken worden en ontstaan er geen verspringingen. Voorwaarde hierbij is wel dat voor deze extra diepe uitbouw een bouwvergunning is afgegeven.
De bouwhoogte van aanbouwen mag de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4,5 m. Dit betekent dat op deze aanbouwen in principe geen kap mag worden geplaatst. Op een aantal plekken zal een kap op de aanbouwen, die zijn gelegen naast de woning, echter geen onaanvaardbare aantasting van de ruimtelijke kwaliteit betekenen.
Dakterrassen zijn op het gehele oppervlak van aanbouwen toegestaan, ten minste voor zover deze aanbouw recht achter het hoofdgebouw is gelegen, met een hekhoogte van 1 m. De hekhoogte voldoet aan het bepaalde in het Bouwbesluit. Dakterrassen op aanbouwen die zich niet recht achter de woning bevinden, bijvoorbeeld bij een hoekwoning, worden vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst bevonden.
De relatief grote erven die zijn gelegen op voormalige agrarische percelen langs de Jaagweg, zijn met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding- 4" geregeld. Hier zijn grotere aanbouwen en bijgebouwen dan in andere gevallen toegestaan. De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 50% van het oppervlak van het erf bedragen met een maximum van 75 m². Ten minste 50 m² van het erf dient onbebouwd te blijven. Op een aantal van deze percelen zijn echter nog grote, voormalige agrarische gebouwen aanwezig. Wanneer het gezamenlijk oppervlak groter is dan 75 m² mag het oppervlak ten hoogste het, ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan, aanwezige oppervlak bedragen, met dien verstande dat per gebouw het oppervlak ten hoogste 200 m² mag bedragen. De goothoogte van nieuwe aanbouwen en bijgebouwen mag in aansluiting met de woonfunctie ten hoogste 2,8 m bedragen. Ter plaatse van de bestaande caravanstalling is uitsluitend een bouwhoogte opgenomen conform de bestaande situatie.
De achtererven van de woningen in het gebied tussen de Vooruitstraat, de Herengracht en de Julianastraat zijn door de jaren heen reeds erg vol gebouwd. Daarnaast bestaan op enkele plekken uitbouwen over twee bouwlagen. De bestaande situatie is in het plan opgenomen en uitgewerkt door middel van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-6". Dit betekent dat de uitbouwen over twee bouwlagen op de kaart zijn meegenomen binnen de woonbestemming. Op deze erven is een afwijkende regeling opgenomen waarbij 70% van het erf mag worden bebouwd.
Mantelzorg
Het is toegestaan om - na verlening van een ontheffing van het college van burgemeester en wethouders - binnen de bestemming Tuin-2 in het kader van het geven van mantelzorg afhankelijke woonruimte bij een woning te plaatsen, een zogenaamde 'kangoeroewoning'. Mantelzorg wordt omschreven als het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. Kenmerkend voor mantelzorg is de reeds bestaande persoonlijke band tussen de mantelzorger en zijn of haar naaste. Daarnaast gaat het om langdurige zorg die onbetaald is. Een ontheffing voor afhankelijke woonruimte wordt per woning slechts eenmaal verleend, om te voorkomen dat er verschillende afhankelijke woonruimtes bij een woning geplaatst kunnen worden. Zodra de mantelzorg beëindigd is trekken burgemeester en wethouders de ontheffing in. In de regels worden enkele voorschriften gegeven omtrent de situering en de maatvoering van afhankelijke woonruimtes.
Ondergrondse bouw
Ten tijde van de start van de formele procedure voor dit bestemmingsplan beschikt de gemeente nog niet over een planologische regeling voor ondergronds bouwen. Een regeling hiervoor is in ontwikkeling. Toch wil het gemeentebestuur enige duidelijkheid geven omtrent dit onderwerp. Daarom is aansluiting gezocht bij de jurisprudentie die hierover ontstaan is: de regels die van toepassing zijn op bovengrondse bouw zijn ook van toepassing zijn op ondergrondse bouw. De gemeente verbindt daar het regel aan dat qua diepte ondergrondse bouw beperkt moet blijven tot ten hoogste één bouwlaag.
Mag bovengronds de helft van de tuin worden bebouwd met bijgebouwen, dan mag ondergronds ook over de helft van het oppervlakte van de tuin een kelder worden gebouwd. Indien bovengronds reeds bebouwing is gepleegd, en de voorschriften bepalen dat slechts een bepaald percentage van de grond mag worden bebouwd, dan dient bij de berekening hoeveel oppervlakte aan ondergrondse bebouwing dan nog toegelaten is, gekeken te worden naar de vraag hoeveel het grondoppervlak van de kelder en de bovengrondse bouw in totaal is. Als een kelder recht onder een bovengronds bijgebouw is gelegen, worden beide gebouwen niet als aparte bijgebouwen gezien, maar als de bouwlagen van één en hetzelfde bijgebouw. Ligt een gedeelte van de kelder niet onder het bovengrondse bijgebouw, dan moet het stuk wat als het ware ondergronds buiten het bijgebouw uitsteekt opgeteld worden bij de oppervlakte van het bijgebouw. Samen mogen deze twee oppervlakten niet meer bedragen dan wat aan bebouwing is toegestaan.
Het bouwen van een kelder recht onder de woning is altijd toegestaan.
7.2.2 Voorzieningen en bedrijven
Algemeen
Bij verschillende voorzieningen en bedrijven is het toegestaan om - na het verlenen van een ontheffing door burgemeester en wethouders - een fietsenstalling, materiaalberging of een soortgelijk gebouw - in de nabijheid van het hoofdgebouw te plaatsen. In de regels wordt een maximale goot- en bouwhoogte gegeven. Aan het oppervlakte van het gebouw wordt geen maximummaat gebonden, aangezien dit geheel afhankelijk is van de functie van het hoofdgebouw waar de stalling/berging bij geplaatst moet worden. Bij een grote school zal dit oppervlak veel groter moeten zijn dan bij een klein bedrijfje. Doordat een ontheffing benodigd is kunnen burgemeester en wethouders hier nog controle op uitoefenen. Daarnaast zullen de kosten die met het maken van een stalling/berging gemoeid zijn er voor zorgen dat er geen stallingen/bergingen worden geplaatst die groter zijn dan nodig is. Er is voor gekozen om de gebouwen pas na het verlenen van een ontheffing mogelijk te maken. Omdat op dit moment niet duidelijk is waar bedrijven of instellingen een stalling zouden willen plaatsen, kan geen bouwgrens worden neergelegd. Door middel van de ontheffing kan het college altijd nog controle houden op de grootte van de stalling en op de locatie waar deze stalling komt te staan. Zo kan er voor gezorgd worden dat deze niet wordt geplaatst op onwenselijke locaties waar zij een hinder voor het verkeer of anderszins opleveren.
Horeca
De in het plangebied solitair aanwezige horeca is bestemd voor Horeca. Voor de horeca wordt gebruikgemaakt van de zogenaamde Staat van Horeca-activiteiten (zie bijlage 3 bij de voorschriften). Uit deze Staat kan worden opgemaakt welke soorten horeca ter plaatse worden toegestaan. Binnen de bestemming Horeca worden horecabedrijven toegestaan behorende tot ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten.
Maatschappelijk
De in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen zijn als zodanig bestemd met de bestemming Maatschappelijk. Voor de basisscholen en kinderopvang zal het huidige oppervlak van de bebouwing als uitgangspunt worden genomen.
Op een aantal locaties wordt de mogelijkheid geboden voor uitbreiding van de scholen en eventueel andere voorzieningen, zoals kinderopvang, om in te kunnen inspelen op ontwikkelingen zoals groepsverkleining of de toepassing van het brede schoolconcept en dergelijke alsmede eventuele functieverandering, zoals verwoord in de beleidsnota Onderwijshuisvesting Sneeuwbal. Om uitbreiding mogelijk te maken, mag daar, waar op de plankaart tevens een percentage tussen haakjes is opgenomen, de helft van het maximale bebouwingspercentage in twee bouwlagen worden opgericht. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
De rooilijn wordt in het geval van scholen in principe op vijf meter vanaf de perceelsgrens gelegd. Zo wordt voorkomen dat gebouwen te dicht op de openbare weg worden geplaatst. Daar waar het perceel grenst aan het openbaar groen wordt een dergelijke afstand niet aangehouden. Deze rooilijn wordt in enkele gevallen gelegd op minder dan 5 meter, namelijk in die gevallen waar nu al een gebouw op minder dan vijf meter van de perceelgrens afligt. Deze gedeelten kunnen immers niet zomaar worden wegbestemd. Op sommige plaatsen wordt de rooilijn verder van de perceelsgrens afgelegd, indien het gaat om grote schoolterreinen waarbij voldoende ruimte is om afstand te houden van omliggende bebouwing.
Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van het verlenen van een binnenplanse ontheffing extra bebouwing mogelijk maken, zowel in twee bouwlagen als het maximale bebouwingspercentage overschrijden ten behoeve van tijdelijke noodlokalen.
Bedrijf-1 en Bedrijf-2
Aan de aanwezige bedrijven is de bestemming Bedrijf toegekend. De bedrijven zijn opgedeeld in twee bedrijfsbestemmingen, namelijk Bedrijf-1 (voor bedrijfsterreinen) en Bedrijf-2 (voor bedrijven in gemengde gebieden). Om inzicht te krijgen in de milieubelasting van de gevestigde bedrijven, wordt voor Bedrijf-1 gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" en voor Bedrijf-2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". Dit zijn lijsten waarin de meest voorkomende bedrijfsactiviteiten gerangschikt zijn naar de mate van de belasting van het milieu.
De Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" geldt voor bedrijven op een bedrijventerrein. De Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" geldt voor bedrijven in een gebied waar sprake is van een menging met de functie wonen (zie bijlage 4 voor een algemene toelichting). De beide Staten van Bedrijfsactiviteiten maken onderdeel uit van de voorschriften. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de milieucategorie zal zijn van de Staat waaronder het bedrijf valt. In het plangebied zijn thans ook bedrijven uit een hogere categorie aanwezig. Zij zijn als zodanig bestemd. De vestiging van andere bedrijven in deze hogere categorie is ter plaatse niet mogelijk.
Op de gronden die buiten het bouwvlak zijn gelegen, zijn activiteiten toegestaan conform de toelaatbare categorie, met dien verstande dat ter plaatse geen bebouwing is toegestaan. In de praktijk worden deze gronden veelal gebruikt voor stalling van voertuigen en machines in de buitenlucht.
Detailhandel
De bestemming Detailhandel is opgenomen voor de gronden die gebruikt worden voor detailhandel en dienstverlening. Ter plaatse van de aanduiding "bowlingbaan" is een bowlingbaan op de 2e bouwlaag met daarbij behorende en ondergeschikte horeca tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" toegestaan. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een combinatie van werken en wonen mogelijk te maken op de locatie begrensd door de Waterlandlaan, Purmerweg en Landsmeerlaan. Op deze locatie is wonen, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en dienstverlening mogelijk.
Gemengd
Teneinde enige flexibiliteit ten aanzien van functiewisseling op daarvoor geschikte locaties in het plan in te brengen, zijn een aantal gemengde bestemmingen opgenomen. Binnen deze bestemmingen zijn meerdere functies toegestaan. Afhankelijk van de ligging in het plangebied en in relatie daarmee de toelaatbaar geachte functies, zijn zes verschillende gemengde bestemmingen samengesteld.
De in het plangebied aanwezige wijkcentra met (maatschappelijke) dienstverlening en detailhandel en wonen zijn bestemd voor Gemengd-1. Binnen deze bestemming worden de volgende functies toegestaan: wonen, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en horeca-activiteiten, voor zover deze voorkomen in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten (zie voor een toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten bijlage 5). Op enkele plekken waar thans horeca is gevestigd die niet binnen de toelaatbare categorie valt, is door middel van een functieaanduiding de bestaande horeca positief bestemd. Detailhandel en dienstverlening zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan.
De bestemming Gemengd-2 is toegekend aan enkele delen van wijkcentra waar niet boven gewoond wordt. Ter plaatse is horeca toegestaan behorende tot ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten. Aanwezige horeca in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca- activiteiten is door middel van een functieaanduiding aangegeven.
Voor het gemengde gebied in Het Nieuwe Centrum langs de Waterlandlaan en omgeving is de bestemming Gemengd-3 opgenomen. Binnen deze bestemming is ruimte voor kantoorvoorzieningen, dienstverlenende bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". Op enkele plekken wordt boven kantoren, dienstverlening of maatschappelijke voorzieningen gewoond. Deze specifieke plekken zijn aangegeven met de aanduiding 'wonen', de gronden zijn dan tevens bestemd voor wonen vanaf de 2e bouwlaag. In de bestemming Gemengd-3 is voor de hoeklocatie Landsmeerstraat/Waterlandlaan een wijzigingsgebied 1 opgenomen. Op deze locatie worden wonen, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en dienstverlening, met de bijbehorende voorzieningen mogelijk gemaakt. Daarnaast is een ontheffingsbevoegdheid opgenomen om de fietsenstalling aan de achterzijde van het gemeentehuis uit te breiden met 80 m2. Op het moment van totstandkoming van het ontwerp-plan ligt er een concreet plan voor deze uitbreiding, die echter nog niet zover is dat deze direct bestemd kan worden. Om deze reden wordt dit door middel van een ontheffingsbevoegdheid indirect mogelijk gemaakt.
In de rand van de Gors langs de Jaagweg bevindt zich ter plaatse van voormalige agrarische percelen een aantal gronden, waaraan op basis van de regeling van het vigerende bestemmingsplan ruimere gebruiksmogelijkheden zijn toegekend. Deze gronden zijn bestemd voor Gemengd-4. Op deze percelen worden de volgende functies toegestaan: wonen, praktijkruimten, ateliers, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, een hoveniersbedrijf, kantoren en bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". Ten behoeve van een heldere inrichting van het perceel en het waarborgen van de beeldkwaliteit zijn woningen uitsluitend binnen het bouwvlak met de aanduiding wonen toegestaan en dient bebouwing, met uitzondering van de woning, op een afstand van ten minste 5 m van de bestemming Water te worden gerealiseerd. Het gezamenlijk vloeroppervlak ten behoeve van de genoemde functies, exclusief het wonen, mag ten hoogste 150 m² bedragen. Het gezamenlijk oppervlak van gebouwen mag ten hoogste 25% van het bouwvlak bedragen met een maximum van 300 m². Ter plaatse zijn een hogere goot- en bouwhoogte toegestaan van respectievelijk 3,5 m en 8 m die meer aansluiten bij de bebouwing die op agrarische percelen is toegestaan.
De gronden met de bestemming Gemengd-5 zijn bestemd voor praktijkruimten, ateliers, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, garages en kantoren. Het betreffen panden die verspreid liggen in de woongebieden.
De bestemming Gemengd-6 is neergelegd op de gronden waarbij gewoond wordt en op de begane grond de volgende functies zijn toegestaan: praktijkruimten, ateliers, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en kantoren.
De bestemming Gemengd-7 is gecreëerd ten behoeve van poppodium P3 aan de Purmersteenweg. Binnen deze bestemming zijn een theater, concertzaal, popoefenruimtes en opslagplaatsen toegestaan. Tevens is horeca toegestaan, zowel ondergeschikt aan de concertzaalfunctie als zelfstandige horeca uit ten hoogste categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten. Daarnaast is het toegestaan om bedrijfsfeesten, presentaties en dergelijke evenementen te organiseren.
7.2.3 Overige bestemmingen
Agrarisch
Ter plaatse van de gronden die thans worden gebruikt voor agrarische activiteiten en in relatie daarmee voor beheer en bescherming van de aanwezige natuur- en landschapswaarden en extensief recreatief medegebruik, is de bestemming Agrarisch neergelegd.
Gebouwen op deze gronden zijn niet toegestaan. Op de gronden mogen, ter behoud van de openheid, slechts erfafscheidingen worden opgericht met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
Cultuur en Ontspanning
Deze bestemming wordt onderverdeeld in twee categorieën.
- Voor een deel van de gronden naast de Verzetslaan, achter de McDonald's, is de aanduiding 'multifunctionele ruimte' opgenomen voor de discotheek, een klimcentrum, een klimhal en multifunctionele ruimten. Ter plaatse zijn horecabedrijven toegestaan behorende tot categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten.
- De dansschool aan de Jaagweg nr. 6 is aangeduid als 'dansschool'. Hier is een dansschool toegestaan, inclusief één woning.
Recreatie
De in het plangebied aanwezige en toekomstige recreatieve voorzieningen zijn bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen zoals ligweiden, speelterreinen en schooltuinen.
De noodzakelijke hoeveelheid bebouwing op recreatieve gronden is, daar waar de exacte plaats niet dusdanig van belang is, geregeld door middel van een bebouwingspercentage binnen een bouwvlak. Bebouwing is alleen toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak. Verblijfsrecreatie is niet toegestaan.
Sport
Gezien de omvang van de bebouwing van sportaccommodaties en de verkeersaantrekkende werking is door middel van de bestemming Sport de sportaccommodaties aan de betreffende plaats gekoppeld. Met een aanduiding is de daarbij behorende ondergeschikte horeca toegestaan tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten. Burgemeester en wethouders kunnen een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c Wro verlenen voor het uitbreiden van sporthallen met maximaal 200 m2. De evenementen die geregeld in sporthallen plaatsvinden die niets met sport te maken hebben, zoals beurzen, vlooienmarkten en braderieën, worden in dit plan planologisch toegestaan.
Openbaar gebied
In het openbaar gebied zijn een aantal daarin passende functies toegestaan. In eerste instantie gaat het om de bestemmingen Verkeer-1, Verkeer-2 en Groen. De bestemming Verkeer-1 wordt toegekend aan die wegen die door hun doorstroomfunctie een structuurbepalend karakter hebben. De overige gebieden met een verkeers- of verblijfsfunctie worden als Verkeer-2 bestemd. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen en kleine nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en dergelijke. De gronden die gebruikt worden voor het treinverkeer, zoals de rails en het station worden onder de bestemming Verkeer-1 opgenomen en aangeduid als 'railverkeer'.
De grote eenheden groen met een structurerende functie en kleinere opzichzelfstaande groeneenheden die belangrijk zijn voor de woonkwaliteit en waar flexibiliteit bij de inrichting van de openbare ruimte minder noodzakelijk is, zijn bestemd voor Groen. Binnen de bestemming Groen zijn een beperkt aantal gebruiksvormen toegestaan, zoals groen, voet- en fietspaden, water, speelvoorzieningen, afvalverzamelplaatsen, nutsvoorzieningen en kunstobjecten. Er mogen binnen deze bestemming in principe slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is tevens een reclamemast ten behoeve van horeca met een hoogte van 12 m en ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie' mag een zend- en ontvangstinstallatie worden opgericht met een hoogte van 40 m. Op de bestemming Verkeer-2 mag ter plaatse van de aanduiding 'horeca' eveneens een reclamemast met een maximale hoogte van 12 m worden opgericht.
Objecten van beeldende kunst zijn toegestaan tot een hoogte van zes meter. Burgemeester en wethouders kunnen een binnenplanse ontheffing verlenen om objecten tot een hoogte van maximaal vijftien meter toe te staan.
Op/onder de gronden in de openbare ruimte is het plaatsen van ondergrondse containers toegestaan.
Ambulante handel op gronden met de bestemming Verkeer-2 is toegestaan bij georganiseerde markten en binnen de regelgeving van de Marktverordening Purmerend. Om een standplaats in te nemen zal wel altijd een standplaatsvergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening nodig zijn.
Wanneer blijkt dat op specifieke plaatsen de aanleg van extra parkeerplaatsen in het voor groenvoorzieningen bestemde gebied benodigd is, zal dit met een aparte procedure buiten het bestemmingsplan worden ingezet. De belangenafweging zal dan ook in dat kader plaatsvinden.
Water
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor water zijn bestemd voor de waterhuishouding, met de daarbij behorende oevers. Dit water mag in principe niet worden gedempt of vergraven. Voor bouwwerken of werkzaamheden langs, in, of op het water dient een watervergunning bij het Hoogheemraadschap aangevraagd te worden. Voor de maximale afmetingen van steigers (max. 6 meter breed, max. 1 meter het water in) is aansluiting gezocht bij de regels die de Keur van het Hoogheemraadschap daarover stelt. Op deze wijze onstaan er geen verschillen in regelgeving. Voor werkzaamheden binnen het gebied van een waterkering dient contact opgenomen te worden met de waterbeheerder, heet Hoogheemraadschap.
Leiding-Gas (dubbelbestemmingen)
De aanwezige Leidingen in het hele plangebied worden beschermd via de dubbelbestemmingen Leiding-Gas-1 en Leiding-Gas-2. Op grond van deze dubbelbestemmingen is voor bouwen op deze gronden een ontheffing mogelijk, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingen.
Waterstaat-Waterkering (dubbelbestemming)
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering. Voor bouwwerken of bouwwerkzaamheden binnen de grenzen van het waterstaatswerk is een watervergunning van het Hoogheemraadschap vereist.
Archeologische waarde (dubbelbestemming)
In de Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijziging van de Monumentenwet 1988) is geregeld dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig te worden betrokken in de afweging tussen het te beschermen bodemarchief en andere maatschappelijke belangen. De gemeente Purmerend heeft een eigen archeologiebeleid opgesteld. Onderdeel van dit beleid zijn de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van Purmerend.
De archeologische verwachtingskaart voorspelt de verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart is de basis geweest voor het opstellen van de beleidsadvieskaart. De beleidsadvieskaart wordt gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en geeft de maatregelen aan die van toepassing zijn bij bodemingrepen.
Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. De opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten worden als leidraad gebuikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.
De archeologische verwachtingskaart van de gemeente Purmerend laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met een lage kans op archeologische sporen. Langs de middeleeuwse ontginningassen, is de kans op archeologische sporen echter middelhoog. Binnen het plangebied is één AMK-terrein (Archeologische Monumenten Kaart) aanwezig, gelegen aan de Purmersteenweg.
Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring meer dan 500 m2 beslaat en dieper dan 0,50 cm onder maaiveld, eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Ter plaatse van het AMK-terrein, met een hoge archeologische verwachtingswaarde, dient bij grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring meer dan 100 m2 beslaat en dieper dan 0,50 cm onder maaiveld, eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau.
Wijzigingsgebieden
In het bestemmingsplan is een zestal wijzigingsgebieden opgenomen. In de regels staat duidelijk omschreven welke functies en onder welke voorwaarden de wijzigingen mogen plaatsvinden.
7.2.4 Overige regelingen
Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestemmingen waar met de aanduiding "bedrijfswoning" dan wel met een bepaling dit is geregeld.
Woonwagenstandplaats
De bestaande woonwagenlocatie aan de Veenweidestraat is als zodanig in het plan opgenomen met het maximum aantal (9) standplaatsen.
Vuurwerk
Ingevolge het in 2002 in werking getreden Vuurwerkbesluit dient ook via het spoor van de ruimtelijke ordening expliciet aandacht te worden besteed aan de veiligheidsafstanden die gelden voor vuurwerkopslag. In dit bestemmingsplan is in het algemeen gebruiksvoorschrift de opslag van vuurwerk, in gevallen waarin op basis van het Vuurwerkbesluit een veiligheidsafstand van 20 m en meer geldt, als een vorm van strijdig gebruik aangemerkt (dit betreft opslagplaatsen waar meer dan 10.000 kg vuurwerk mag worden opgeslagen). De aard van het plangebied, overwegend woongebied, staat een dergelijke beperking van het gebruik toe. Het bestemmingsplan maakt detailhandel in consumentenvuurwerk met bijbehorende opslag tot 10.000 kg mogelijk ter plaatse van gronden waarop detailhandel toelaatbaar is gesteld. Opslag van meer dan 10.000 kg vuurwerk doet zich in het plangebied niet voor.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
De belangrijkste functie van het plan is de consolidatie en het beheer van de bestaande bebouwing en open ruimte. Aan deze functie zijn geen ontwikkelingskosten verbonden. In dit bestemmingsplan worden tevens enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Het college heeft op 30 september 2003 de notitie met betrekking tot de Integrale Visie Huisvesting Onderwijs Sneeuwbal "De Uitwerking" positief ontvangen. Er is afgesproken dat het komende jaar de planning en de financiën van de integrale versie verder uitgewerkt zullen worden binnen de gemeentelijke organisatie. Geconstateerd is dat enige projecten geen verder uitstel dulden. Deze projecten worden voorrangsprojecten genoemd. De projecten zijn onontkoombaar en vereisen spoed. Deze voorrangsprojecten zijn in een apart advies aan het college en de gemeenteraad voorgelegd. Het college heeft alle projecten in de begroting van 2004 opgenomen. Op 18 december 2003 heeft de raad besloten dat deze projecten definitief doorgaan. De herontwikkeling van het wijkplein Dotterbloem wordt uit het gemeentelijk volkshuisvestingsfonds gefinancierd en is economisch uitvoerbaar.
De volgende herontwikkelingslocaties betreffen een particulier initiatief:
- herontwikkelingslocatie Marts meubelwinkel;
- herontwikkelingslocatie Hoeklocatie Landsmeerstraat/Waterlandlaan;
- uitbreiding begraafplaats.
De opbrengsten van deze locaties wegen op tegen de kosten. Hiermee zijn de locaties financieel uitvoerbaar.
Hoofdstuk 9 Inspraak En Overleg
9.1 Inspraak Ingevolge Inspraakverordening
Ingevolge de Inspraakverordening is het voorontwerpbestemmingsplan De Gors en omgeving ter inzage gelegd van d.d. 3 juni 2008 tot en met d.d. 14 juli 2008. Gedurende deze periode konden zowel mondeling als schriftelijk inspraakreacties ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan naar voren worden gebracht. Tevens is het voorontwerp-bestemmingsplan De Gors en omgeving op d.d. 18 juni 2008 tijdens een informatieavond toegelicht.
9.2 Overleg Ingevolge Artikel 10 Bro
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (BRO)
is het voorontwerpbestemmingsplan De Gors voorgelegd aan de volgende instanties:
1. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten;
2. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;
3. Rijkswaterstaat, Directie Noord-Holland;
4. NV PWN Waterleidingbedrijf;
5. Cultureel Erfgoed Noord-Holland;
6. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
7. Stadsregio Amsterdam;
8. Inspectie VROM, Regio Noord-West;
9. N.V. Nederlandse Spoorwegen;
10. NUON;
11. Gasunie-West;
12. Ministerie van Economische Zaken;
13. ISW;
14. Arriva;
15. De Eerst aanwezend Ingenieur-Directeur Regionale Directie West;
16. gemeente Waterland;
17. gemeente Wormerland;
18. gemeente Edam-Volendam;
19. gemeente Beemster;
20. gemeente Landsmeer;
21. gemeente Zeevang;
22. Agentschap Telecom;
23. Milieufederatie Noord-Holland;
24. Kamer van Koophandel;
25. Landschap Noord-Holland;
26. Ministerie van LNV;
27. ProRail B.V., Regio Randstad Noord.
De reacties van de gemeente op deze inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in het
inspraakrapport dat als afzonderlijke bijlage bij dit bestemmingsplan behoort.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Bedrijventerrein"
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Functiemenging"
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Lijst Van Vigerende Bestemmingsplannen
bestemmingsplan | B&W/GR | GS | Kroon |
Bp. Eerste wijziging bestemmingsplan Burgemeester Cramwinckelplantsoen 1971 | 27-10-72 | 26-06-73 | x |
Bp. De Gors 1973 | 25-05-73 | 25-06-74 | 22-04-76 |
Bp. De Gors 1973 (Ilpendam), 1e wijziging 1976 | 01-03-77 | 11-10-77 | x |
Bp. De Gors 1973 (Ilpendam), 3e wijziging 1978 | 06-05-80 | 11-11-80 | x |
Bp. De Gors 1973, 1e wijziging 1978 | 12-06-80 | 11-11-80 | x |
Bp. De Gors 1973, 2e wijziging 1980 | 28-03-85 | 29-04-86 | x |
Bp. De Gors-Zuid 1983 | 26-04-84 | 04-12-84 | 20-06-86 |
Bp. De Oeverlanden 1987 | 27-08-87 | 15-12-87 | x |
Bp. Zuid 1987 | 31-05-88 | 27-09-88 | x |
Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1960B | 29-12-60 | 15-11-61 | x |
Up. De Gors Noord Y, 2000 | 02-11-00 | 29-01-01 | 30-01-02 |
Up. De Gors Noord H, 1979 | 10-01-80 | 12-02-80 | x |
Up. De Gors Noord I B, 1980, Deelplan E4b E5 | 30-03-81 | 21-04-81 | x |
Up. De Gors Noord I C, 1980 | 29-01-81 | 17-03-81 | x |
Up. De Gors Noord I D, 1981 | 12-11-81 | 02-02-82 | x |
Up. De Gors Noord I D, 1e wijziging 1989 | 31-10-89 | 12-12-89 | x |
Up. De Gors Noord I E, 1981, Deelplan E6 | 19-01-82 | 09-03-82 | x |
Up. De Gors Noord I F, 1982, Deelplan C22-C23 | 12-05-82 | 22-06-82 | x |
Up. De Gors Noord I G, 1982 | 12-10-82 | 09-11-82 | x |
Up. De Gors Noord I H, 1982 | 08-02-83 | 15-03-83 | x |
Up. De Gors Noord I J, 1983 | 28-11-83 | 14-02-84 | x |
Up. De Gors Noord I K, 1983 | 05-01-84 | 20-03-84 | x |
Up. De Gors Noord I L, 1984 | 09-03-84 | 24-04-84 | x |
Up. De Gors Noord I M, 1984 | 17-04-84 | 19-06-84 | x |
Up. De Gors Noord I N, 1984 | 03-07-84 | 31-07-84 | x |
Up. De Gors Noord I O, 1985 | 26-04-85 | 02-07-85 | x |
Up. De Gors Noord I P, 1985 | 09-07-85 | 06-08-85 | x |
Up. De Gors Noord I Q, 1985 | 24-09-85 | 26-11-85 | x |
Up. De Gors Noord I R, 1987 | 03-03-87 | 07-04-87 | x |
Up. De Gors Noord I S, 1987 | 27-10-87 | 22-12-87 | x |
Up. De Gors Noord I T, 1991 | 30-04-91 | 07-05-91 | x |
Up. De Gors Noord I U, 1992 | 28-04-92 | 19-05-92 | x |
Up. De Gors Noord I V, 1993 | 07-12-93 | 11-01-94 | x |
Up. De Gors Noord ID, 2e wijziging 1993 | 01-06-93 | 06-07-93 | x |
Up. De Gors Noord II B, 1990 | 03-07-90 | 14-08-90 | x |
Up. De Gors Noord II C, 1990 | 05-02-91 | 12-03-91 | x |
Up. De Gors Noord II D, 1991 | 05-02-91 | 12-03-91 | x |
Up. De Gors Noord II E, 1995 | 11-01-96 | 11-03-96 | x |
Up. De Gors Noord III B, 1980 | 16-01-81 | 17-03-81 | x |
Up. De Gors Noord III C, 1983 | 05-10-83 | 08-11-83 | x |
Up. De Gors Noord III D, 1984 | 25-04-84 | 19-06-84 | x |
Up. De Gors Noord J, 1985 | 24-09-85 | 26-11-85 | x |
Up. De Gors Noord K, 1985 | 26-11-85 | 04-02-86 | x |
Up. De Gors Noord M, 1986 | 22-04-86 | 10-06-86 | x |
Up. De Gors Noord N, 1987 | 26-05-87 | 04-08-87 | x |
Up. De Gors Noord O, 1987 | 16-06-87 | 04-08-87 | x |
Up. De Gors Noord P, 1987 | 01-09-87 | 01-12-87 | x |
Up. De Gors Noord Q, 1988 | 31-01-89 | 07-03-89 | x |
Up. De Gors Noord R, 1990 | 03-07-90 | 21-08-90 | x |
Up. De Gors Noord S, 1993 | 01-06-93 | 13-07-93 | x |
Up. De Gors Noord T 1995, 1e wijziging 2000 | 02-01-01 | 21-02-01 | x |
Up. De Gors Noord T, 1995 | 01-08-95 | 17-10-95 | x |
Up. De Gors Noord U, 1997 | 01-07-97 | 25-07-97 | x |
Up. De Gors Noord V, 1998 | 28-07-98 | 18-09-98 | x |
Up. De Gors Noord W, 1999 | 10-08-99 | 30-09-99 | x |
Up. De Gors Noord X, 1999 | 12-10-99 | 25-11-99 | x |
Up. Zuidelijke Randweg A, 1985 | 10-02-86 | 13-05-86 | x |
Bijlage 2 Lijst Van Monumenten
Gemeentelijke monumenten
- 1. Emmakade 4
- 2. Herengracht 1
- 3. Herengracht 2/3
- 4. Herengracht 4
- 5. Herengracht 5/5a
- 6. Herengracht 6
- 7. Herengracht 8
- 8. Herengracht 9
- 9. Herengracht 10-13
- 10. Herengracht 14
- 11. Herengracht 15
- 12. Herengracht 16
- 13. Herengracht 17
- 14. Herengracht 18
- 15. Herengracht 19
- 16. Herengracht 20
- 17. Herengracht 21
- 18. Herengracht 22
- 19. Herengracht 23
- 20. Herengracht 24
- 21. Herengracht 25
- 22. Emmakade 1a/Herengracht 26-27
- 23. Jaagweg 4
- 24. Julianastraat 54
- 25. Purmersteenweg 11
- 26. Vooruitstraat 1/17
- 27. Vooruitstraat 142
- 28. Vooruitstraat 143-149/Wilhelminalaan 10
- 29. Wilhelminalaan 1
- 30. Wilhelminalaan 2-8
- 31. Wilhelminalaan 14-16
- 32. Wolthuissingel 1
Rijksmonumenten
- 1. Julianastraat 9
- 2. Purmersteenweg 9
Bijlage 3 Bedrijveninventarisatielijst
Bijlage 3 Bedrijveninventarisatielijst
Bijlage 4 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Bedrijventerrein"
B4.1. Algemeen
Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruik gemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
Milieuzonering en Staten van Bedrijfsactiviteiten
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staten van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007). In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van twee verschillende Staten van Bedrijfsactiviteiten:
De Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" (SvB "bedrijventerrein") wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen. De SvB "bedrijventerrein" wordt tevens toegepast in het buitengebied en op los liggende, relatief grootschalige bedrijfspercelen die op enige afstand van burgerwoningen zijn gelegen. In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten.
De Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" (SvB "functiemenging") wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Het gaat daarbij in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De SvB "functiemenging" kan indien gewenst ook worden toegepast in woonwijken waar een enkel bedrijf aanwezig is. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke situaties in de VNG-publicatie niet meer met richtafstanden bepaald, maar met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
B4.2. Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling
In de SvB "bedrijventerrein" is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een "rustige woonwijk" vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarnaast vermeldt de SvB "bedrijventerrein" indicaties voor verkeersaantrekkende werking.
Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden
De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in SvB "bedrijventerrein" gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein.
Omgevingstype rustige woonwijk
In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.
Omgevingstype gemengd gebied
In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.
Bedrijfswoningen
Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.
Te hanteren richtafstanden
De SvB "bedrijventerrein" onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.
milieucategorie | richtafstand (in meters) | |
rustige woonwijk | gemengd gebied | |
1 | 10 | 0 |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
3.2 | 100 | 50 |
4.1 | 200 | 100 |
4.2 | 300 | 200 |
5.1 | 500 | 300 |
5.2 | 700 | 500 |
5.3 | 1.000 | 700 |
6 | 1.500 | 1.000 |
Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen
In de SvB "bedrijventerrein" zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft:
- bedrijven die "in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken" zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn;
- bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
- bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen.
In de voorschriften van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan.
De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
De in dit bestemmingsplan opgenomen SvB "bedrijventerrein" komt in vergaande mate overeen met de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. In de toegepaste Staat zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de voorschriften van dit bestemmingsplan). Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) in de activiteiten die in de Staat zijn opgesomd. Tevens is de lijst van opslagen en installaties die in de VNG-publicatie als afzonderlijke lijst is opgenomen, in de SvB "bedrijventerrein" verwerkt. Daarnaast is voor enkele bedrijfstypen een extra specificatie opgenomen in verband met de grootte van het bedrijfsoppervlak.
B4.3. Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB "functiemenging" toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
(delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de SvB "functiemenging" worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:
- kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt;
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.
De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de SvB "functiemenging". Deze Staat is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:
In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB "functiemenging" zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de voorschriften van dit bestemmingsplan). De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de voorschriften en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn overigens enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet voorkomen maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij, bouwinstallatie en elektrotechnische installatie.
In de SvB "functiemenging" is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan bleek het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met richtafstanden en afstandsstappen. De SvB "functiemenging" hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met de volgende criteria voor de toelaatbaarheid:
Categorie A
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
Categorie B1
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
Categorie B2
Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.
Categorie C
Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.
B4.4. Flexibiliteit
Beide Staten blijken in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in beide Staten is verondersteld. In de planvoorschriften is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch via een vrijstelling kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB "bedrijventerrein" is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Bij de SvB "functiemenging" is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal één categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB "bedrijventerrein" of "functiemenging" niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planvoorschriften bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een vrijstelling kan toestaan. Om deze vrijstelling te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
In de SvB "bedrijventerrein" is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de SvB "bedrijventerrein" aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde vrijstellingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.
Voor de concrete toetsing van een verzoek om vrijstelling wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.
Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de voorschriften opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.
Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder:
- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
- de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):
1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de
eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en
dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele
aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
1b. overige lichte horeca: restaurants;
1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere
hotels, McDrives e.d.
2. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen.
3. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Flexibiliteit
De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
Bijlage 6 Contouren Gezoneerde Wegen
Bijlage 6 Contouren gezoneerde wegen
Bijlage 7 Contour Spoorweglawaai
Bijlage 7 Contour spoorweglawaai
Bijlage 8 Onderzoek Luchtkwaliteit
B8.1. Beleidskader en normstelling
In paragraaf 5.10 zijn de hoofdpunten van de geldende wetgeving voor luchtkwaliteit beschreven. In deze bijlage worden enkele aanvullende punten uit hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (Wlk) nader benoemd en wordt aandacht besteed aan het onderzoek luchtkwaliteit.
Wet milieubeheer
Maatgevende stoffen langs wegen
Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit bijlage 2 van de Wm veroorzaakt. (Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 microgram per m3. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het projectgebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn). Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit de Wlk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten.
Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007
Op grond van de Wlk is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007 is bepaald dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt.
De Regeling omvat eveneens regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende situaties (binnenstedelijk, buitenstedelijk en industriële bronnen), per situatie is bepaald welke standaardrekenmethode (SRM) gebruikt mag worden. Er mag van een andere methode gebruik worden gemaakt indien deze is goedgekeurd door het Ministerie van VROM.
B8.2. Onderzoek luchtkwaliteit
Uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit
Dit bestemmingsplan voorziet in een aantal concrete ontwikkelingen, daarnaast worden ook enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De concrete ontwikkelingen zijn kleinschalig en genereren niet veel verkeer, derhalve heeft dit bestemmingsplan geen relevante gevolgen voor de luchtkwaliteit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit binnen het plangebied onderzocht.
Onderzoeksmethode
De luchtkwaliteit als gevolg van de nabijgelegen wegen is berekend met behulp van het CAR II-programma). Het CAR II-programma geldt als het standaardrekenprogramma voor luchtkwaliteit in binnenstedelijke situaties met enige vorm van bebouwing. Het projectgebied en zijn omgeving worden als zodanig aangeduid. De onderzochte wegen betreffen wegen met in enige mate bebouwing erlangs, waardoor van dit programma gebruik kan worden gemaakt.
Geen verkeersaantrekkende werking
Zoals uit de verkeersparagraaf blijkt, zullen de ontwikkelingen per saldo geen toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg hebben. Dit bestemmingsplan heeft derhalve geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit binnen het plangebied of in de omgeving daarvan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de algemene luchtkwaliteit binnen het plangebied onderzocht. De luchtkwaliteit is direct langs de Gorslaan en Waterlandlaan onderzocht aangezien dit de drukste wegen zijn binnen het plangebied. Indien direct langs deze wegen voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wm, kan zonder verdere berekeningen geconcludeerd worden dat dit overal binnen het plangebied het geval is.
Zeezoutcorrectie
In de berekeningsresultaten is rekening gehouden met de aftrek van de bijdrage zeezout van de concentratie fijn stof (de zgn. zeezoutcorrectie). Voor de gemeente Purmerend bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde fijn stof 6 ìg/m³ en voor het 24-uurgemiddelde 6 overschrijdingen per jaar.
Invoergegevens
De verkeersintensiteiten op de Gorslaan en de Waterlandlaan zijn weergegeven in tabel B8.1. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de verkeersparagraaf.
Tabel B8.1 Verkeersintensiteiten (in mvt / etmaal)
straatnaam | 2008 | 2010 | 2018 |
Gorslaan | 19.100 | 20.600 | 26.700 |
Waterlandlaan | 22.500 | 23.150 | 26.050 |
In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de Rijksdriehoekscoördinaten voor het wegvak, de voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel (wel/niet veel bomen en/of gebouwen). Conform de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt de concentratie van stikstofdioxiden (NO2) bepaald op maximaal 10 meter van de wegrand. Uit praktische overwegingen wordt deze afstand ook gehanteerd bij het bepalen van de concentratie fijn stof (PM10)). Bij het berekenen van de luchtkwaliteit met behulp van CAR II is deze afstand verrekend in de aan te houden afstand tot de wegas. Deze invoergegevens zijn weergegeven in tabel B8.2. Voor alle wegen is uitgegaan van 25 parkeerbewegingen.
Tabel B8.2 Invoergegevens
Straatnaam | RD-coördinaten | Voertuigver-deling (licht/middel/zwaar) | wegtype | snelheids- type | bomenfactor | afstand tot de wegas (m) | |
X | Y | ||||||
Gorslaan | 125883 | 501369 | 0,92 / 0,06 / 0,02 | 3a | stadsverkeer met minder congestie | 1,25 | 12 |
Waterlandlaan | 126041 | 501787 | 0,92 / 0,06 / 0,02 | 3a | stadsverkeer met minder congestie | 1 | 10 |
Resultaten onderzoek luchtkwaliteit
In tabel B8.3 zijn de resultaten van de berekeningen direct langs de relevante wegen voor 2008, 2010 en 2018 vermeld. In de resultaten is rekening gehouden met de zeezoutcorrectie.
Uit de resultaten blijkt dat op 10 meter van de rand van de drukste wegen binnen het plangebied ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden uit bijlage 2 van de Wm. Aangezien direct langs deze wegen wordt voldaan aan de grenswaarden, zal dit binnen het gehele plangebied het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate een locatie verder van de wegas ligt.
Tabel B8.3 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit verkeersaantrekkende werking *
straatnaam | stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde (in µg/m³) ** | fijn stof (PM10) jaargemiddelde (in µg/m³) | fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde (aantal overschrijdingen per jaar) |
in 2008 | |||
Gorslaan | 33,7 | 20,2 | 13 |
Waterlandlaan | 33,7 | 20,3 | 13 |
in 2010 | |||
Gorslaan | 32,7 | 20,0 | 12 |
Waterlandlaan | 32,2 | 20,0 | 12 |
in 2018 | |||
Gorslaan | 25,8 | 17,8 | 7 |
Waterlandlaan | 24,2 | 17,4 | 6 |
* inclusief zeezoutcorrectie
** de grenswaarde van stikstofdioxide geldt pas vanaf 2010
Luchtkwaliteit langs de A7
Het CAR II-programma is niet geschikt om berekeningen uit te voeren direct langs snelwegen. Rijkswaterstaat brengt jaarlijks de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs het rijkswegennet in beeld. Uit de resultaten over 2007 blijkt dat het verkeer op de A7 niet leidt tot overschrijdingen van grenswaarden ter hoogte van het plangebied. Alleen op zeer korte afstand van de snelweg is sprake van een overschrijding van grenswaarden. De afstand tussen de rand van de snelweg en het plangebied is circa 450 meter.
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde ontwikkeling ruimschoots wordt voldaan aan alle grenswaarden uit bijlage 2 van de Wm.