Bestemmingsplan Slikvenpolder
Bestemmingsplan - gemeente Schagen
Vastgesteld op 25-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Slikvenpolder met identificatienummer NL.IMRO.0441.BPLG00SLIKVENPLDR-VA01 van de gemeente Schagen;
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;
1.6 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.7 antenne:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het verzenden en/of ontvangen van telecommunicatieverkeer met inbegrip van de daarbij behorende technische installaties;
1.8 archeologische deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma’s van Eisen op te stellen en/of te toetsen;
1.9 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
1.10 archeologische waarden:
waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingsgrens:
de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;
1.13 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.14 bedrijf:
een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.15 bestaand:
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning en / of vrijstelling / ontheffing (vóór 1 oktober 2010) / omgevingsvergunning (ná 1 oktober 2010);
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, of een constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.25 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.26 delfstoffen:
een natuurlijke concentratie of afzetting van ertsen, mineralen of substanties van organische oorsprong, in vaste, vloeibare of gasvormige toestand, met uitzondering van water en van de op de zeebodem of onmiddellijk onder de oppervlakte daarvan aanwezige schelpen, grind, zand en klei;
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 kampeermiddel
een tent, tentwagen, kampeerauto, camper, toercaravan of enig ander voertuig of onderkomen, niet zijnde een bouwwerk, dat naar aard en verschijningsvorm daarmee gelijk te stellen is, met de bedoeling deze te plaatsen op een kampeerterrein;
1.29 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, cultuurhistorische en ruimtelijke esthetische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, een en ander zoals beschreven in de toelichting;
1.30 ligplaats:
de ruimte, die door een woonschip wordt ingenomen;
1.31 maaiveld:
de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;
1.32 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, een en ander zoals beschreven in de bij dit bestemmingsplan behorende toelichting;
1.33 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken, voer- en vaartuigen, toer- en stacaravans alsmede kampeerauto's, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;
1.34 paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.35 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse door de (oppervlakte)waterbeheerder vastgestelde oppervlaktewaterpeil;
1.36 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.37 steiger:
een constructie van hout, metaal of ander materiaal langs of onder een bepaalde hoek op een oever, geschikt als aanlegplaats voor boten;
1.38 waterkering:
een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam;
1.39 weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de breedte van de gevels:
boven de begane grondvloeren, tussen de, op de gevels loodrecht staande buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische cultuurgrond;
en tevens voor:
- b. behoud en versterking en herstel van de aldaar voorkomende, dan wel daaraan eigen zijnde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden.
- c. recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. groenvoorzieningen;
- f. voorzieningen ten behoeve van paardrijden;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- j. waterlopen- en partijen.
3.2 Bouwregels
Op of in de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en oeverstroken;
- b. dag- en waterrecreatie;
- c. waterhuishouding;
en tevens voor:
- d. behoud en versterking van de natuurlijke waarden van water, rietlanden en oevers.
met de daarbij behorende:
- e. gebouwen ten behoeve van de waterhuishouding;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder keermuren;
- g. verhardingen en groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder b ten behoeve van de bouw van een steiger, met dien verstande dat:
- a. steigers niet meer dan 1 m uit de oever mogen worden gebouwd;
- b. de breedte van steigers niet meer dan 3 m mag bedragen.
- c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- 3. de natuurlijke waarden van water, rietlanden en oevers.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld in artikel 4.1 wordt in ieder geval aangemerkt:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van woonschepen;
- b. het dempen van sloten en watergangen.
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemming, mits:
- a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- d. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt in opdracht en voor rekening van de aanvrager om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie - 1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:
- a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- d. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt in opdracht en voor rekening van de aanvrager om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken of laten gebruiken als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. het gebruiken of laten gebruiken als sport- of wedstrijdterreinen, parkeerterreinen, kampeer- of caravanterreinen, woonwagen- of andere kampen, dagcampings en lig- of speelweiden, met uitzondering van voor zover toegestaan een kleinschalige camping met ten hoogste 25 kampeermiddelen, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- c. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan en het opgeslagen hebben van ongerede en onklare machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen;
- d. het gebruiken of laten gebruiken als opslagplaats, dan wel stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten;
- e. de opslag van bagger en grondspecie behoudens indien en voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de wettelijke onderhoudsplicht van naastgelegen waterpartijen;
- f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als volkstuin en/of kwekerij;
- g. het gebruiken of laten gebruiken als ligplaats voor woonschepen;
- h. het gebruiken of laten gebruiken van gronden, bouwwerken en woonschepen ten behoeve van een seksinrichting;
- i. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor paardenbakken.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, kan het bevoegd gezag met omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor:
- a. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten worden gebouwd met een hoogte van ten hoogste 15 m;
- b. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van een betere ontsluiting van agrarische gronden en ten behoeve van fiets- en wandelpaden.
De onder a tot en met d genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid.
9.1 Algemene wijzigingsregels
Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen voor wat betreft:
- a. de grens van de bestemming 'Water' en de grens van de aangrenzende bestemmingen alsmede het uitbreiden van de primaire bestemming waterkering, indien en voor zover dit noodzakelijk is in verband met het uitvoeren van kadeconstructiewerkzaamheden;
- b. in die zin dat de in het bestemmingsplan opgenomen verwijzingen naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke worden geactualiseerd; de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien het handhaven van de in de regels opgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden leidt; een eventueel bij de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijzigingen betreffen.
Artikel 10 Overige Regels
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
- d. Het eerste lid is voorts niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van die beheersverordening.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- e. Het eerste lid is voorts niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van die beheersverordening.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Slikvenpolder van de gemeente Schagen".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 september 2018
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Direct ten zuiden van Schagen, ingesloten door de N241 en de Muggenburgerweg, liggen enkele percelen groenland. De grond heeft lange tijd op de nominatie gestaan om te worden gebruikt als bedrijventerrein. Zo stond het als 'reservering bedrijventerrein' ingetekend in de structuurvisie 2025 van de gemeente Schagen (vastgesteld 22 februari 2011 maar als gevolg van de herindeling niet meer van kracht). De haalbaarheid hiervan is inmiddels onrealistisch waardoor de grond weer is ondergebracht bij een agrarische onderneming.
De huidige eigenaar heeft de gronden aangekocht voor zijn melkveebedrijf en heeft gelet op de staat van de gronden en de hedendaagse bedrijfsvoering het plan om de kavelindeling aan te passen. De inzet is om daarbij zoveel mogelijk rekening te houden met de landschappelijk kenmerken van de polder. Over het planvoornemen is overleg gevoerd met zowel de gemeente als ook met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
De veranderingen vragen om aanpassing van het bestemmingsplan. Voorliggend plan ziet toe op aanpassing van het vigerende bestemmingsplan voor wat betreft de bestemming 'Water' en 'Agrarisch met waarden'.
1.2 Plangebied
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op gronden direct ten zuiden van Schagen, De percelen staan kadastraal geregistreerd met de gemeentecode SGN00, sectie K en de perceelnummers 1266, 1267 en 230. De exacte ligging van het plangebied blijkt uit de planbegrenzing van de verbeelding van het bestemmingsplan. Navolgende afbeelding geeft een indicatie van de ligging.
Afbeelding 1. Weergave plangebied (bron: PDOK viewer)
1.3 Geldend Juridisch-planologisch Kader
In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Schagen', vastgesteld op 29 juni 2015. Voor het plangebied geldt op basis van het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch met waarden' en de bestemming 'Water' voor enkele sloten of stukken sloot. Tevens is grotendeels de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1' of 'Waarde – Archeologie 3' van kracht. Alleen de westelijke zijde van het plangebied kent die dubbelbestemming niet maar daar is sprake van een archeologisch monument. Navolgende afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart van het geldende bestemmingsplan weer.
Afbeelding 2. Uitsnede bestemmingsplan 'Landelijk gebied Schagen' (2015)
In relatie tot het planvoornemen is het van belang te vermelden dat voor de 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden watergangen niet zonder vergunning mogen worden gegraven of vergraven. Dit geldt ook voor het maken van dammen. Dit is de strekking van artikel 3.6.1.
In artikel 3.6.3 staan de voorwaarden waarmee een omgevingsvergunning verleend kan worden. Oftewel: 'De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in artikel 3.1 onder j niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast'.
De dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie' geeft aan dat er niet kan worden gegraven zonder dat er ook archeologische waarden zijn onderzocht en daaruit blijkt dat daaruit geen onevenredige schade voorkomt. (artikel 23.4 en 25.4).
Voor de bestemming 'Water' is er geen mogelijkheid om binnenplans op een andere manier te handelen dan dat dit verloopt via een bestemmingswijziging.
De beoogde wijzigingen kunnen doorgang vinden indien het vigerende bestemmingsplan wordt aangepast. Voorliggend bestemmingsplan biedt daarvoor de inhoud.
1.4 Leeswijzer
Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Het van toepassing zijnde beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente is in hoofdstuk 3 uitgewerkt. Een omschrijving van de milieuaspecten is opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 betreft de juridische toelichting van het bestemmingsplan. Als laatste is in hoofdstuk 6 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
De gronden in het plangebied zijn jarenlang uiterst matig beheerd met het oog op de vermeende ontwikkeling tot bedrijventerrein. Als gevolg daarvan is een aantal sloten nauwelijks meer herkenbaar.
Afbeelding 3. Huidige situatie plangebied (bron: Google Earth)
Het plangebied maakt onderdeel uit van het oude zeekleigebied. Opvallend is de onregelmatige blokverkaveling die in dit deel een oost-westelijke hoofdrichting heeft. Uit een reeks topografische kaarten blijkt dat er sprake is van een geleidelijk verandering in het verkavelingspatroon. Het kleinschalige verkavelingspatroon wordt geleidelijk gewijzigd door demping en samenvoeging van percelen.
Een sterk ingrijpende verandering vormde de komst van de N241. Deze weg is onlangs verbreed. Op de luchtfoto (afbeelding 3) is goed te zien dat de onregelmatige blokverkaveling nog aanwezig is. Ook is opvallend dat de noord-zuid gerichte sloot in het plangebied vanaf het begin een duidelijk patroon was bij de opdeling van de kavels. Deze lijn ligt in het verlengde van de structuurbepalende watergang langs de Grotewallerweg. Het is mogelijk de lijn van een oude kreek die dateert van voor de inpoldering. De noord-zuid gerichte sloot is landschappelijk en historisch geografisch interessant en waardevol.
2.2 Toekomstige Situatie
De huidige eigenaar heeft de gronden aangekocht voor zijn melkveebedrijf en heeft het planvoornemen om kavelindeling toe te passen. Rekening houdend met de kenmerken en belangen binnen het plangebied en de opgave om het huidige gebruik te verbeteren, is bijgaand ontwerp (afbeelding 4) gemaakt.
Het slotensysteem in de Slikvenpolder zal deels worden aangepast om een verlaging van het waterpeil te bewerkstelligen. Een aantal sloten zal hiervoor worden gedempt, terwijl andere worden verbreed of nieuw gegraven.
Voor de totstandkoming van het planvoornemen is overleg gevoerd met de gemeente, het waterschap en ook met de archeologische onderzoekers om zo tot een goede oplossing te komen. Voor wat betreft de archeologie diende het belang van het archeologisch monument aan de westzijde van het plangebied en is verder verkend wat de effecten zijn (zie paragraaf 4.1) In gezamenlijkheid is gekomen tot een goede herindeling.
Afbeelding 4. Geplande ingrepen in het plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13-03-2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Hierin is de visie van het Rijk op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet van het rijksbeleid waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het Kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
Op voorliggend bestemmingsplan is enkel nationaal belang 13 van toepassing. Dit betreft een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking.
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Artikel 3.1.6. lid 2 Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt genmaakt, aan de Ladder moet voldoen. Per 1 juli 2017 is een vereenvoudigde Ladder van toepassing.
De tekst uit het Bro luidt als volgt: ''De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied'.
De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Het planvoornemen betreft geen stedelijke ontwikkeling. De Ladder is dan ook verder niet van toepassing.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040
In de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 21-06-2010) zijn de uitgangspunten en de sturingsfilosofie uit het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord, het voorheen geldende streekplan, overgenomen. Uitgangspunt voor de structuurvisie is 'kwaliteit door veelzijdigheid'. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen (ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.
De structuurvisie is uitsluitend bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers. Om de provinciale belangen, die in de structuurvisie zijn gedefinieerd, door te laten werken, heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) opgesteld. Hierin is een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen. Het gaat hierbij om onderwerpen in zowel het landelijk als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening
In de PRV zijn de provinciale belangen uit de structuurvisie Noord-Holland 2040 van 2010 uitgewerkt in algemene regels. In de PRV is aangesloten bij de Ladder voor duurzame verstedelijking. Verschillende regels zijn opgenomen over onderwerpen, in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland, waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Afhankelijk van de ligging van een plangebied zijn de regels uit de verordening al dan niet van toepassing. Het bestaand stedelijk gebied is in het provinciale overheidsbeleid beleidsmatig aangewezen voor verdere verstedelijking.
Het plangebied heeft lange tijd op de nominatie gestaan om te worden gebruikt als bedrijventerrein. Inmiddels is duidelijk dat deze ambitie niet gehaald gaat worden. Het planvoornemen is om de gronden in gebruik te nemen als agrarische grond, met het voornemen wordt geen verdere verstedelijking mogelijk gemaakt. Het planvoornemen is niet in strijd met de PRV.
3.2.3 Provinciaal Inpassingsplan Herinrichting N241
De N241 is de provinciale weg die de N248 met de A7 verbindt in de kop van Noord-Holland. Deze weg loopt van Wognum naar Schagen via Verlaat. Het traject tussen de kernen Schagen en Verlaat bevatte een aantal gelijkvloerse kruisingen waar relatief veel ongelukken plaatsvonden.
Door de herinrichting van de N241 neemt de verkeersveiligheid toe. In het ontwerp is onder andere voorzien in een verbrede hoofdrijbaan met een breedte van 7,90 meter en de aanleg van zes rotondes.
De provinciale weg N241 ligt direct ten oosten van het plangebied. Voorliggend bestemmingsplan is qua begrenzing afgestemd op het PIP.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie 2025 (niet meer geldig)
De gronden waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft zijn aangeduid in de Structuurvisie 2025 als 'reservering bedrijventerrein'. Op bijgaande visiekaart (afbeelding 5) van de gemeente is dat te zien. Inmiddels is duidelijk dat deze ambitie niet gehaald gaat worden. Dat heeft ertoe geleid dat de gronden in financiële zin weer afgewaardeerd zijn tot agrarische grond. Dat gaf de mogelijkheid aan Melkveebedrijf R. Vlaar B.V. deze gronden over te nemen.
Afbeelding 5. Uitsnede Structuurvisie 2025 gemeente Schagen (niet langer van kracht)
De ambities uit de structuurvisie zijn inmiddels achterhaald en dit document is sinds de herindeling van 2013 ook niet meer geldig voor de huidige gemeente Schagen. Desalniettemin kan de stelling worden betrokken dat indien deze ambitie wél doorgang had gevonden, de huidige situatie van het plangebied zeer drastisch zou gaan veranderen. Door nu opnieuw te worden gebruikt als agrarische grond, wordt meer recht gedaan aan de identiteit van het plangebied.
3.3.2 Bestemmingsplan Landelijk gebied Schagen
Een structuurvisie geeft een koers naar de toekomst. De mogelijkheden voor grondgebruik en bouwen worden vastgelegd in een bestemmingsplan. De gronden waarover voorliggend bestemmingsplan spreekt, maken onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Schagen'. De hoofddoelstelling van het geldende bestemmingsplan is versterking van de agrarisch sector met behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke karakteristiek en de natuur.
Het planvoornemen om de gronden voor agrarische doeleinden te gaan gebruiken sluit aan op deze doelstelling. De inzet is om daarbij zoveel mogelijk rekening te houden met de landschappelijke kenmerken van de polder.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
In het hoofdstuk milieuaspecten worden enkel de voor het planvoornemen relevante milieuaspecten (erfgoed, bodem, ecologie en water) besproken. Voor voorliggend bestemmingsplan zijn veel andere milieusaspecten niet relevant aangezien er geen gevoelig object wordt gerealiseerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aspecten geluid en externe veiligheid.
4.1 Erfgoed
De monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een del van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
4.1.1 Archeologie
In augustus 2017 is een aanvullend acheologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd. Het archeologisch rapport is als bijlage bijgevoegd.
Naar aanleiding van de conceptrapportage heeft een overleg plaatsgevonden met de initiatiefnemer en de gemeente Schagen. Door alleen buiten het terrein van hoge archeologische waarden peilverlaging te bewerkstelligen zijn vrijwel geen bodemroerende werkzaamheden noodzakelijk binnen dit terrein. Nader archeologisch onderzoek in het kader van de Archeologische Monumentenzorg is niet noodzakelijk aangezien het gewijzigde plan zal worden uitgevoerd. Er zal alleen buiten het terrein van hoge archeologische waarde peilverlaging worden bewerkstelligd en er zijn vrijwel geen bodemroerende werkzaamheden noodzakelijk binnen dit terrein.
De voorgenomen werkzaamheden zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Ten behoeve van het doen van waarnemingen dient wel in de omgevingsvergunning als voorwaarde te worden opgenomen dat Archeologie West-Friesland toekomstige graafwerkzaamheden wil monitoren.
Wat betreft het aspect archeologie is het planvoornemen uitvoerbaar.
4.1.2 Cultuurhistorie
Gekeken is naar de in 2012 opgestelde nota 'Verdieping Beleidsnota cultuurhistorie gemeente Schagen'. De beleidsnota geeft aan welke cultuurhistorische waarden aanwezig zijn en hoe met deze waarden omgegaan moet worden. In deze nota is opgenomen dat vanuit het oogpunt van behoud van cultuurhistorische elementen verkavelingspatronen zoveel mogelijk gehandhaafd en dus zichtbaar dienen te blijven in het landschap.
In paragraaf 2.1 is reeds ingegaan op de kenmerken van het plangebied. Het plangebied maakt onderdeel uit van het oude zeekleigebied. De herkenbaarheid van de polder wordt in belangrijke mate bepaald door de ringsloot met de daarbij behorende dijkweg. Binnen de polder is de onregelmatige blokverkaveling een kenmerk.
Deze identiteit van ringvaart, ringdijk en onregelmatige blokverkaveling met een oost-westelijke hoofdrichting is, ondanks de kavelvergrotingen, aanwezig gebleven. Tegelijkertijd kan ook geconstateerd worden dat de kavels relatief klein zijn gebleven voor het huidige bedrijfsmatig gebruik en dat er enkele sloten gedempt zijn of slechts nog deels aanwezig zijn.
Vanuit de nadere beschouwing op het gebied zijn de volgende onderwerpen zonder meer van groot belang:
- 1. de rand van het poldergebied gemarkeerd door de dijkweg en de naastgelegen sloot;
- 2. het archeologisch monument op de westkant van het plangebied (huisterp De Schol) met de sloot die dit gebiedje afbakent;
- 3. de noord-zuid gerichte sloot is van belang als oude structuurlijn (mogelijk nog van voor de inpoldering;
- 4. het oost-west gerichte patroon dient herkenbaar te blijven maar is in de huidige situatie tevens fragmentarisch;
- 5. de onregelmatige blokverkaveling is een belangrijk kenmerk.
Het planvoornemen houdt rekening met de kenmerken en belangen binnen het plangebied. Het totaalbeeld overziend, blijft de onregelmatige blokverkaveling gerespecteerd. Een aantal bestaande sloten alsook de locatie van het archeologisch monument, worden gehandhaafd en er wordt een nieuwe sloot toegevoegd. Het aantal oost-west georiënteerde sloten zal verminderen. De aanwezige noord-zuid gerichte sloot blijft in zijn onregelmatige belijning bestaan.
Het planvoornemen is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect cultuurhistorie.
4.2 Bodem
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet in ieder geval een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing. Hierin is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen er sprake is van een saneringsgeval.
De bodeminformatiekaart van Rijkswaterstaat (Bodemloket) biedt informatie over bodemonderzoeken en –saneringen die in het verleden zijn uitgevoerd. Ook is er informatie opgenomen over bedrijven of terreinen waar 'verdachte' werkzaamheden hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.
Afbeelding 6. Uitsnede bodemkaart (bron: Bodemloket.nl)
Van de bodeminformatiekaart valt af te lezen dat bodem in het plangebied voldoende is onderzocht. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.3 Ecologie
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Volgens de Wnb mag geen schade worden toegebracht aan vogels en andere beschermde dieren of planten.
Soortenbescherming
Bij het uitvoeren van de werkzaamheden aan de watergangen moet de Wet Natuurbescherming in acht worden genomen. Vanuit de Wet natuurbescherming geldt de verplichting om rekening te houden met vogels en andere beschermde soorten. Daarnaast dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden om te voorkomen dat vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen plaatsvindt.
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen binnen Natura 2000-gebied, NNN of weidevogelleefgebied.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.4 Water
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate er gevolgen zijn voor de waterhuishouding. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel hiervan is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect. Het gaat hierbij om de thema's waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.
De Waterwet, die per 22-12-2009 van kracht is geworden, heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van deze wetgeving. Daarnaast heeft het Nationaal Waterplan (NWP), waarvan de eerste versie tegelijk met de Waterwet is verschenen, een formele rol in de ruimtelijke ordening. Het eerste Nationaal Waterplan is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro.
De waterbeheerder in en in de directe omgeving van het plangebied is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Voor de totstandkoming van het planvoornemen is overleg gevoerd met het HHNK. In gezamenlijkheid is gekomen tot het huidige planvoornemen.
Typeringen van de toekomstige inrichting:
- 1. de ringsloot blijft op het bestaande peil. Daardoor blijft het beeld vanaf de openbare weg ongewijzigd. Op enkele plekken wordt een kleine verbreding doorgevoerd ten einde compensatie te bereiken voor de te dempen watergangen.
- 2. binnen de polder wordt verlaging van het waterpeil doorgevoerd. Dit zal ook dienst kunnen doen als ruimte voor extra waterbuffer in geval van extreme wateroverlast. Middels enkele dammen wordt dit van de ringsloot onafhankelijk gemaakt;
- 3. er worden enkele (restanten) van sloten gedempt. Een deel daarvan is al vergund en is in 2017 uitgevoerd.
Het totaalbeeld overziend, blijft de onregelmatige blokverkaveling gerespecteerd. Een aantal bestaande sloten alsook de locatie van het archeologisch monument, worden gehandhaafd en er wordt een nieuwe sloot toegevoegd. Het aantal oost-west georiënteerde sloten zal verminderen. De aanwezige noord-zuid gerichte sloot blijft in zijn onregelmatige belijning bestaan.
De technische uitwerking wordt in nauw overleg met het HHNK bepaald. De uitvoering van het plan zal niet eerder plaatsvinden dan dat het HHNK een watervergunning heeft afgegeven. Gelet op het gevoerde overleg wordt dit als haalbaar gezien.
Wat betreft het aspect water is het planvoornemen uitvoerbaar.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de toegelaten bebouwing. De verbeelding is samen met de regels het juridisch bindend kader van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe bepaalde afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden.
In hoofdstuk 2 zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat en hoe er mag worden gebouwd. Ook dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelbepaling en de algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.
5.2 Bestemmingsplanprocedure
In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:
Voorbereidingsfase
De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Bro haar voornemen (vaak in de vorm van een voor-ontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden. Ook biedt de gemeente eventueel de mogelijkheid om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan via inspraak. De gemeente geeft een reactie op de overleg- en inspraakreacties. De uitkomsten hiervan worden vermeld in de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan en voor zover noodzakelijk verwerkt in regels en verbeelding.
Terinzageleggingsfase
Na de aankondiging in de Staatscourant, in ten minste één plaatselijk dag-, nieuws- of huis aan huisblad en op de internetpagina van de gemeente wordt het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.
Vaststellingsfase
Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.
Beroepsfase
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vast-stellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de Inspectie Leefomgeving en Transport een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is over-genomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de Inspectie Leefomgeving en Transport, wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.
5.3 Bestemmingen
Artikel 3 Agrarisch met waarden
Deze gronden zijn bestemd voor agrarische activiteiten alsmede voor de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Artikel 4 Water
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van watergangen en de waterhuishouding. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van bovenstaande doeleinden. Het dempen van sloten en watergangen die zijn voorzien van de bestemming Water is niet toegestaan.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
Bouwen is op deze gronden ten behoeve van een andere ter plaatse geldende (enkel)bestemming uitsluitend toegestaan, nadat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. Uitzondering hierop is het vervangen, vernieuwen of veranderen van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot. Een archeologisch onderzoek is ook niet nodig als de graaf- of heiwerkzaamheden ten behoeve van het bouwwerk niet dieper plaatsvinden dan 0,35 meter onder peil.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
Bouwen is op deze gronden ten behoeve van een andere ter plaatse geldende (enkel)bestemming uitsluitend toegestaan, nadat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. Uitzondering hierop is het vervangen, vernieuwen of veranderen van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot. Een archeologisch onderzoek is ook niet nodig als de graaf- of heiwerkzaamheden ten behoeve van het bouwwerk niet dieper plaatsvinden dan 0,40 meter onder peil, of als een bouwwerk een oppervlakte heeft van maximaal 500 m2.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De kosten voor het voorliggende bestemmingsplan en de daarbij behorende noodzakelijke onderzoeken worden door de initiatiefnemer gedragen. De betaling van de kosten die de gemeente heeft gemaakt is verzekerd in de anterieure overeenkomst en/of via leges.
Door het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor de betreffende gronden bestaat de mogelijkheid dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1. Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade worden door de initiatiefnemer gedragen. De vergoeding van eventuele planschade is geregeld in de anterieure overeenkomst.
Op basis van deze overwegingen mag het plan economisch uitvoerbaar worden geacht. Dit betekent dat de uitvoering van het voorliggende plan niet door een onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan wordt voor overleg aangeboden aan de reguliere bestuurlijke overlegpartners. Te zijner tijd worden binnengekomen reacties in deze paragraaf vermeld.