Verzamelplan Initiatieven en Omissies
Bestemmingsplan - Gemeente Schagen
Vastgesteld op 11-05-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Zie bijlage 1 voor de lijst van algemene begrippen behorende bij de regels van het bestemmingsplan Verzamelplan Initiatieven en Omissies met identificatienummer NL.IMRO.0441.BPSCHVIO-VA01 van de gemeente Schagen;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- 1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceelvoorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is;
- 2. de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- 3. de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; - 4. de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- 5. de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
De regels voor de bestemming 'Agrarisch' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Zijpe' (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03). En aangevuld met de regels uit het 'Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche' (NL.IMRO.0441.BPPARAPLU1-VA01).
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van volwaardige agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', uitsluitend bestaande veehouderijbedrijven zijn toegestaan;
- 2. maximaal 1 bouwlaag van gebouwen mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
- 3. uitbreiding of nieuwbouw van dierverblijven, dan wel het realiseren van nieuwe dierplaatsen in bestaande dierverblijven niet is toegestaan;
- b. het bedrijfswonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, met dien verstande dat op gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' het bedrijfswonen niet is toegestaan;
- c. productiegerichte paardenhouderijen;
- d. een handelskwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - handelskwekerij';
- e. een glastuinbouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
- f. een manege, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege';
- g. een waterberging, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
- h. het opwekken van windenergie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
- i. een transformatiegebouw ten behoeve van het windmolenpark, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - transformatiegebouw';
- j. een dienstgebouw ten behoeve van het windmolenpark, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dienstgebouw';
- k. sportrecreatief medegebruik van de gronden als ijsbaan met bijbehorende ondergeschikte horecavoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
- l. een intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
- m. een zomerwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van wonen - zomerwoning';
- n. huisvesting voor agrarische seizoenarbeiders, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - huisvesting seizoensarbeiders ', met dien verstande dat het aantal agrarische seizoensarbeiders niet meer bedraagt dan het bestaande aantal en deze huisvesting alleen is toegestaan in bestaande bouwwerken;
- o. een kleinschalig kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' met dien verstande dat het aantal niet-permanente standplaatsen niet meer mag bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal niet-permanente standplaatsen';
- p. een noodcamping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - noodcamping', met dien verstande dat het aantal kampeerplaatsen niet meer mag bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal noodcamping plaatsen';
- q.
een bed & breakfast met meer dan 9 slaapplaatsen, uitsluitend ter plaatse van deaanduiding 'bed & breakfast'; - r. een plattelandswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning';
- s. een gebruiksgerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gebruiksgerichte paardenhouderij';
- t. recreatief medegebruik;
- u. het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte, alsmede de opslag daarvan, met gebruik van zonnepanelen in een zonnepark, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark'
- v. bed & breakfast, is toegestaan in of bij een bewoonde woning, met dien verstande dat:
- 1. de bed & breakfast functie zowel in het hoofdgebouw als in bijgebouwen toegestaan,
- 2. gebruik als bed & breakfast is ondergeschikt aan de hoofdfunctie,
- 3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bed and breakfastfunctie bedraagt niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie,
- 4. een bed & breakfast mag maximaal 9 slaapplaatsen aanbieden;
met daaraan ondergeschikt:
- w. nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
- 1. nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan als functieverbreding en ter instandhouding van een volwaardig agrarisch bedrijf in bestaande bedrijfsgebouwen en/of op terreinen;
- 2. de oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan is weergegeven in de onderstaande tabel, en wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden:
Functie | toegestane oppervlakte aan bebouwing binnen het bouwvlak | voorwaarden | |||
Zorgvoorzieningen ten behoeve van dagbesteding | 150 m² | - | |||
Zorgvoorzieningen ten behoeve van 24-uurszorg | 300 m² | - | |||
Kinderopvang | 150 m² | - | |||
Educatie | 150 m² | - | |||
Dagrecreatie | 150 m² | De functie is tevens toegestaan op gronden grenzend aan het bouwvlak, met dien verstande dat bebouwing buiten het bouwvlak niet is toegestaan. | |||
Productie (be- en verwerking) van streekproducten | 250 m² | Enkel op het eigen agrarisch bedrijf geproduceerde producten zijn toegestaan. | |||
Verkoop van streekproducten | 100 m² | ||||
Agrarisch landschaps- en natuurbeheer | 150 m² | De functie is tevens toegestaan op gronden grenzend aan het bouwvlak, met dien verstande dat bebouwing buiten het bouwvlak niet is toegestaan. | |||
Kleinschalige horeca | 50 m² | ||||
Viskwekerij | 150 m² | ||||
Bed & Breakfast | - de bed & breakfast functie is toegestaan in zowel de bedrijfswoning als bijgebouwen; - permanente bewoning is uitgesloten; - parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en er moet sprake zijn van een acceptabele verkeerssituatie; - het aantal slaapplaatsen mag niet meer dan 9 bedragen; - de activiteit doet geen afbreuk aan het agrarisch karakter van de omgeving. |
met de daarbij behorende:
- x. gebouwen;
- y. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- z. groenvoorzieningen;
- aa. voorzieningen ten behoeve van paardrijden;
- ab. openbare nutsvoorzieningen;
- ac. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- ad. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- ae. waterlopen- en partijen.
- af. voorzieningen, gebouwen en overkappingen ten behoeve van een zonnepark, waaronder begrepen inkoopstations, transformators, energie opslag en omvormers, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark'
3.2 Bouwregels
Op of in de in lid 3.2.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. 3.5.1 en toestaan dat een biomassavergistingsinstallatie wordt opgericht, onder de voorwaarden dat:
- 1. de afstand tot de ecologische hoofdstructuur (EHS) minimaal 250 m bedraagt;
- 2. de aan te houden afstand minimaal 100 meter tot een gevoelig object (woningen van derden) bij < 50 MWe energieopwekkingscapaciteit bedraagt;
- 3. het bedrijf eigen geproduceerde mest verwerkt en eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toevoegt;
- 4. de verwerking minder bedraagt dan 25.000 ton per jaar en per dag minder dan 100 ton;
- 5. gezorgd wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
- 6. er is aangetoond dat de verkeersaantrekkende werking aanvaardbaar is;
- 7. de installatie voldoet aan de redelijke eisen van welstand;
- 8. de milieusituatie aanvaardbaar is.
- b. 3.5.1 voor het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van van maximaal 20 arbeidsmigranten, onder de voorwaarden dat:
- 1. de huisvesting uitsluitend plaatsvindt als nevenfunctie van een volwaardig en als zodanig bestemd agrarisch bedrijf.
- 2. de huisvesting noodzakelijk is voor werknemers die werkzaam zijn op ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf; waarbij voor ten hoogste 5 maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
- 3. de huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden op het bestaande agrarische bouwvlak indien een conform de bestemming door de eigenaar of bedrijfsleider bewoonde en in gebruik zijnde agrarische bedrijfswoning op het bouwperceel aanwezig is.
- 4. voor het bouwen van nieuwe bebouwing en/of woonunits een inrichtingsplan is opgesteld, waarin in ieder geval aandacht is besteed aan een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en/of woonunits en de parkeervoorzieningen. Over de landschappelijke inpassing dient vooraf met de gemeente overleg plaats te vinden.
- 5. van deze afwijkingsbevoegdheid wordt gebruik gemaakt als aanvrager aantoont dat voldaan wordt aan de parkeernorm en aantoont dat het woon- en leefklimaat van de omwonende niet wordt geschaad, waarbij in ieder geval moet worden aangetoond dat
- de verkeersveiligheid van de aanwonenden aan dezelfde weg gelegen wordt gewaarborgd.
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt belemmerd.
- 6. de bouwregels geldend voor de bestemming agrarisch onverkort van kracht blijven.
- 7. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.1 voor het gebruik van bijgebouwen voor de huisvesting van maximaal 60 arbeidsmigranten onder voorwaarde dat;
- Voorafgaand aan het voeren van de afwijkingsprocedure een participatie traject wordt doorlopen.
- Dat dit participatie traject in overleg met de gemeente tot stand dient te komen.
- Bij de aanvraag dient een schriftelijke weergave te worden gevoegd van de uitkomsten van dit participatie traject.
- Dit advies wordt aantoonbaar meegenomen in de daaropvolgende besluitvorming.
- Het hierboven in dit lid onder 2 bepaalde mag - na toestemming van de gemeente aangepast worden aan de specifieke omstandigheden van het bedrijf.
- Het bepaalde in de leden 1 tot en met 6 blijft onverkort van kracht.
- c. 3.5.1 ten behoeve van de nevenactiviteit in de vorm van de verkoop van streekproducten buiten het bouwvlak.
- d. 3.5.1 en toestaan dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein of voor het realiseren van een groter aantal standplaatsen dan op grond van de aanduiding 'maximum aantal niet-permanente standplaatsen' is toegestaan of voor het oprichten van maximaal 7 vaste kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, die jaarrond aanwezig zijn, mits is voldaan aan de onderstaande regels:
- 1. kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden als nevenfunctie van een volwaardig agrarisch bedrijf;
- 2. voordat wordt afgeweken dient een natuurtoets plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
- 3. voordat wordt afgeweken, dient er onderzoek in het kader van de externe veiligheid plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
- 4. voordat wordt afgeweken, dient er een watertoets te hebben plaatsgevonden;
- 5. het kleinschalig kampeerterrein dient op het bestaande agrarische bouwvlak of direct aansluitend bij de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing te worden gesitueerd;
- 6. indien binnen een agrarisch bouwvlak of direct aansluitend bij de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing een kleinschalig kampeerterrein in of in de directe omgeving van een EHS-gebied, Ecologische verbindingszone en / of weidevogelleefgebied wordt opgericht, dan wel wordt uitgebreid, dienen de door de uitbreiding of vestiging verloren natuurwaarden ten minste in de verhouding 1:1 te worden gecompenseerd;
- 7. er dient een beeldkwaliteits- en inrichtingsplan te zijn ingediend, waarin:
- aandacht is besteed aan een goede landschappelijke inpassing van het kleinschalige kampeerterrein als onderdeel van het bestaande agrarisch bouwvlak door middel van het overleggen van een beplantingsplan, en
- beeldkwaliteitseisen zijn beschreven die bij de inrichting van het kleinschalige kampeerterrein worden betrokken;
- het beplantingsplan dient binnen een jaar na het onherroepelijk worden van een omgevingsvergunning te zijn gerealiseerd.
- 8. de onderlinge afstand tussen kleinschalige kampeerterreinen dient ten minste 500 m te bedragen, met dien verstande dat in geval van uitbreiding tot ten hoogste 25 standplaatsen bij bestaande kleinschalige kampeerterreinen dit afstandsvereiste niet geldt;
- 9. de afstand tussen een kleinschalig kampeerterrein en een regulier kampeerterrein dient ten minste 1 km te bedragen, met dien verstande dat in geval van uitbreiding tot ten hoogste 25 standplaatsen bij bestaande kleinschalige kampeerterreinen dit afstandsvereiste niet geldt;
- 10. de afstand van een kleinschalig kampeerterrein tot de woning van derden dient ten minste 30 m te bedragen;
- 11. op een kleinschalig kampeerterrein zijn ten hoogste 25 standplaatsen toegestaan;
- 12. de netto oppervlakte van een standplaats dient ten minste 100 m² te bedragen;
- 13. mobiele kampeermiddelen en vaste kampeermiddelen op een kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend in de periode van het kampeerseizoen worden gebruikt;
- 14. op een kleinschalig kampeerterrein mogen ten hoogste 7 vaste kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, die jaarrond aanwezig zijn worden opgericht, mits het aantal vaste kampeermiddelen die jaarrond aanwezig zijn in mindering wordt gebracht op het toegestane aantal standplaatsen voor kampeermiddelen;
- 15. vaste kampeermiddelen die jaarrond aanwezig zijn mogen uitsluitend binnen het bestaande agrarische bouwvlak worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 36 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m;
- 16. ten behoeve van sanitaire voorzieningen mag een gebouw worden gebouwd met dien verstande dat:
- het gebouw binnen het bestaande agrarische bouwvlak wordt gebouwd;
- het gebouw overeenkomstig de bouwregels zoals opgenomen in artikel 3.2 wordt gebouwd;
- 17. het parkeren ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein dient op eigen terrein binnen het bestaande agrarische bouwvlak plaats te vinden, waarbij ten minste 1,1 parkeerplaats per standplaats dient te worden gerealiseerd.
- e. 3.5.1 onder m en toestaan dat de bedrijfswoning bewoond wordt door een derde die geen functionele binding heeft met de landbouwinrichting waarvan de bedrijfswoning onderdeel uitmaakt, met dien verstande dat de bedrijfswoning beschouwd blijft worden als onderdeel van die inrichting en onder de voorwaarden dat:
- 1. de bedrijfswoning gelegen is binnen het agrarische bouwvlak;
- 2. binnen het agrarische bouwvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen, een landbouwinrichting aanwezig is of een landbouwinrichting op grond van de regels van dit bestemmingsplan toegestaan is;
- 3. het verlenen van de omgevingsvergunning er niet toe leidt dat binnen het agrarische bouwvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen een andere bedrijfswoning kan worden gerealiseerd.
De onder a tot en met d genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
De regels voor de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn overgnomen uit 'Bestemmingsplan Landelijk gebied Harenkarspel'(NL.IMRO.0441.BPLGH2009-OH02). En aangevuld met de regels uit het 'Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche' (NL.IMRO.0441.BPPARAPLU1-VA01).
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van volwaardige agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat uitsluitend de eerste bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
- b. het bedrijfswonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
- c. productiegerichte paardenhouderijen;
- d. behoud en versterking van aanwezige cultuurhistorische waarden in de vorm van waardevolle bestaande verkavelingspatronen,
en tevens voor:
- e. een mestvergistingsinstallatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestvergistingsinstallatie';
- f. sleuven ten behoeve van de opslag van co- substraten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - sleuven voor de opslag van co-substraten';
- g. gebruiksgerichte paardenhouderijen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – gebruiksgerichte paardenhouderij’;
- h. niet-grondgebonden agrarische bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’;
- i. glastuinbouwbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’;
- j. grondgebonden agrarische deeltijdbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarische met waarden - deeltijdbedrijf’;
- k. viskwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘viskwekerij’;
- l. speelvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’;
- m. modelvliegterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘modelvliegtuigbaan’;
- n. ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ijsbaan’;
- o. volkstuin, uitsluitend ter plaatse van aanduiding ‘volkstuin’;
- p. zomermelkstallen, schuilhutten en opslagloodsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur’;
- q. kleinschalig kamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’;
- r. dagrecreatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;
- s. windturbines, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘windturbine’;
- t. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
- u. paardenbakken;
- v. dagrecreatief medegebruik;
- w. behoud en/of versterking van de cultuurhistorische waarde van bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’;
- x. nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
- 1. nevenactiviteiten niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarische met waarden - deeltijdbedrijf’;
- 2. de oppervlakte van de nevenactiviteit binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan is weergegeven in de volgende tabel en wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden:
Functies Toegestane oppervlakte aan bebouwing binnen het bouwvlak Voorwaarden Zorgvoorzieningen ten behoeve van dagbesteding 150 m² - Zorgvoorzieningen ten behoeve van 24-uurszorg 300 m² - Kinderopvang 150 m² - Educatie 150 m² Het aantal bezoekers mag niet meer bedragen dan 7.500 per jaar. Dagrecreatie 150 m² De functie is tevens toegestaan op gronden grenzend aan het bouwvlak, met dien verstande dat bebouwing buiten het bouwvlak niet is toegestaan.
Het aantal bezoekers mag niet meer bedragen dan 15.000 per jaar.Productie (be- en verwerking) van streekproducten 250 m² Enkel op het eigen agrarisch bedrijf geproduceerde producten zijn toegestaan. Verkoop van streekproducten 100 m² - Agrarisch natuurbeheer 150 m² De functie is tevens toegestaan op gronden grenzend aan het bouwvlak, met dien verstande dat bebouwing buiten het bouwvlak niet is toegestaan. Agrarisch landschapsbeheer 150 m² De functie is tevens toegestaan op gronden grenzend aan het bouwvlak, met dien verstande dat bebouwing buiten het bouwvlak niet is toegestaan. viskwekerij 150 m² -
- y. wonen, anders dan ten behoeve van een volwaardig agrarische bedrijf, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – plattelandswoning’;
- z. kelders ten behoeve van de opslag van digistaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kelders voor de opslag van digistaat'
- aa. het gebruik van kelders ten behoeve van de opslag van digistaat met uitzondering van kelders ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kelders voor de opslag van digistaat'
- ab. het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte, alsmede de opslag daarvan, met gebruik van zonnepanelen in een zonnepark, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark';
met de daarbij behorende:
- ac. groenvoorzieningen;
- ad. openbare nutsvoorzieningen;
- ae. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- af. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- ag. dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeer-, en picknickvoorzieningen, visplaatsen, aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
- ah. waterlopen- en partijen;
- ai. voorzieningen, gebouwen en overkappingen ten behoeve van een zonnepark, waaronder begrepen inkoopstations, transformators, energie opslag en omvormers, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark'
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.2.1 sub a, onder 3, ten behoeve van het vergroten van de bestaande oppervlakte aan bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ tot een maximum van 15%, met dien verstande dat:
- 1. dit noodzakelijk is vanwege eisen voor volksgezondheid, milieu en dierenwelzijn;
- 2. het aantal dierplaatsen, zoals opgenomen in de milieuvergunning, niet toeneemt;
- 3. de vergroting plaats dient te vinden binnen het bouwvlak;
- b. lid 4.2.1, sub a, onder 4 ten behoeve van een afwijkende situering van gebouwen ten opzichte van de bedrijfswoning;
- c. lid 4.2.1, sub a, onder 5 voor een hogere goothoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 8 m mag bedragen;
- d. lid 4.2.1, sub a, onder 5 voor een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 14 m mag bedragen;
- e. lid 4.2.1, sub a, onder 6, voor een dakhelling van minder dan 15o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
- f. lid 4.2.1, sub c, onder 2 en toestaan dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits is aangetoond dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor het toezicht;
- g. lid 4.2.1, sub c, onder 4, voor een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6,5 m en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m;
- h. lid 4.2.1, sub c, onder 5, voor een dakhelling van minder dan 30o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
- i. lid 4.2.1 sub d, onder 1 ten behoeve van vervangen en nieuwbouw, indien:
- 1. het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit;
- 2. handhaving van de hoofdvorm niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker en met financiële tegemoetkomingen of anderszins de onevenredige nadelige gevolgen voor de eigenaar/gebruiker niet opgeheven kunnen worden,
met dien verstande dat in gevallen waarin een stolpvormige woning wordt gebouwd de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 2,7 en 11,5 m.
Indien geen sprake is van een stolpvormige woning zijn de in lid 4.2.1 sub c genoemde regels van toepassing;
- j. lid 34.2.1, sub d, onder 2 ten behoeve van een afwijkende situering van gebouwen ten opzichte van de stolp;
- k. lid 4.2.1, sub e, onder 2, voor een grotere oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen in de vorm van een stolp ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ en stolpvormige woningen, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 120 m²;
- l.
lid 3.2, sub e, onder 2, voor een tijdelijk grotere oppervlakte van niet meer dan 60 m²aan bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, ten behoeve van mantelzorg,met dien verstande dat:- 1.
de afwijking uitsluitend van toepassing is in combinatie met eenomgevingsvergunning voor gebruik zoals bedoeld in lid 3.5, sub e; - 2.
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizingof overlijden) de bebouwing die als woonvoorzieningen wordt gebruikt, en nietpassend is binnen de regels van de bestemming, van het perceel wordt verwijderd;
- 1.
- m. lid 4.2.1, sub j, onder 1 ten behoeve van de bouw van silo’s tot een bouwhoogte van niet meer dan 25 m;
- n. lid 4.2.1, sub j, onder 2 ten behoeve van een andere situering van de paardenbak, onder de aanvullende voorwaarden dat:
- 1. bij een afwijkende situering de paardenbak landschappelijk wordt ingepast, inclusief de ligging van de paardenbak ten opzichte van de eigen erfbebouwing;
- 2. voor een paardenbak die aan de weg is gelegen streekeigen beplanting aan de voorzijde wordt aangebracht;
- o. lid 4.2.1, sub j, onder 2 ten behoeve van de aanleg van een paardenbak anders dan voor het in lid 3.1 genoemde gebruik, onder de aanvullende voorwaarden dat:
- 1. de paardenbak landschappelijk wordt ingepast, inclusief de ligging van de paardenbak ten opzichte van de bedrijfsbebouwing;
- 2. voor een paardenbak die aan de weg is gelegen streekeigen beplanting aan de voorzijde wordt aangebracht;
- p. lid 4.2.1, sub j, onder 3 ten behoeve van de bouw van teeltondersteunende voorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
- q. lid 4.2.1, sub j, onder 4 ten behoeve van de bouw van mestsilo’s buiten het bouwvlak, tot een bouwhoogte van niet meer dan 4 m en tot een inhoud van niet meer dan 3.000 m³ per bedrijf, met dien verstande dat:
- 1. de bouw van een mestsilo buiten het bouwvlak noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering;
- 2. een mestsilo uitsluitend bij een volwaardig agrarisch bedrijf buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
- 3. bij de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van het landschaps- en bebouwingsbeeld de beeldkwaliteitseisen worden betrokken zoals die zijn geformuleerd in het Beeldkwaliteitsplan Landelijk gebied Harenkarspel;
- r. lid 4.2.1, sub j, onder 4 ten behoeve van de bouw van sleufsilo’s buiten het bouwvlak, met een gezamenlijk oppervlak van niet meer dan 750 m², mits de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt, met dien verstande dat:
- 1. de bouw van een sleufsilo buiten het bouwvlak noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering;
- 2. een sleufsilo uitsluitend bij een volwaardig agrarisch bedrijf buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
- 3. bij de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van het landschaps- en bebouwingsbeeld de beeldkwaliteitseisen worden betrokken zoals die zijn geformuleerd in het Beeldkwaliteitsplan Landelijk gebied Harenkarspel.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub c en toestaan dat een biomassavergistingsinstallatie wordt toegestaan, met dien verstande dat een dergelijke omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend wanneer:
- 1. dit niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van landschappelijke waarden waarbij wordt voldaan aan de beeldkwaliteitseisen welke zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan;
- 2. de aanvraag betrekking heeft op de realisering van een dergelijke installatie ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering;
- 3. de aanvraag betrekking heeft op ten hoogste 1 vergister en 1 na-vergister per agrarisch bedrijf;
- 4. de aanvraag betrekking heeft op vergisters met een maximale diameter van 32 m en een maximale bouwhoogte van 8 m.
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1, sub e ten behoeve van het gebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (met uitzondering van kassen) voor een inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van niet-agrarische herkomst.
- c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1, sub f ten behoeve van mestopslag buiten het bouwvlak met een omvang van 3.000 m³.
- d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1, sub g voor het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van van maximaal 20 arbeidsmigranten, met dien verstande dat:
- 1. de huisvesting uitsluitend plaatsvindt als nevenfunctie van een volwaardig en als zodanig bestemd agrarisch bedrijf.
- 2. de huisvesting noodzakelijk is voor werknemers die werkzaam zijn op ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf; waarbij voor ten hoogste 5 maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
- 3. de huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden op het bestaande agrarische bouwvlak indien een conform de bestemming door de eigenaar of bedrijfsleider bewoonde en in gebruik zijnde agrarische bedrijfswoning op het bouwperceel aanwezig is.
- 4. voor het bouwen van nieuwe bebouwing en/of woonunits een inrichtingsplan is opgesteld, waarin in ieder geval aandacht is besteed aan een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en/of woonunits en de parkeervoorzieningen. Over de landschappelijke inpassing dient vooraf met de gemeente overleg plaats te vinden.
- 5. van deze afwijkingsbevoegdheid wordt gebruik gemaakt als aanvrager aantoont dat voldaan wordt aan de parkeernorm en aantoont dat het woon- en leefklimaat van de omwonende niet wordt geschaad, waarbij in ieder geval moet worden aangetoond dat
- de verkeersveiligheid van de aanwonenden aan dezelfde weg gelegen wordt gewaarborgd.
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt belemmerd.
- 6. de bouwregels geldend voor de bestemming agrarisch onverkort van kracht blijven.
- 7. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 voor het gebruik van bijgebouwen voor de huisvesting van maximaal 60 arbeidsmigranten onder voorwaarde dat;
- Voorafgaand aan het voeren van de afwijkingsprocedure een participatie traject wordt doorlopen.
- Dat dit participatie traject in overleg met de gemeente tot stand dient te komen.
- Bij de aanvraag dient een schriftelijke weergave te worden gevoegd van de uitkomsten van dit participatie traject.
- Dit advies wordt aantoonbaar meegenomen in de daaropvolgende besluitvorming.
- Het hierboven in dit lid onder 2 bepaalde mag - na toestemming van de gemeente aangepast worden aan de specifieke omstandigheden van het bedrijf.
- Het bepaalde in de leden 1 tot en met 6 blijft onverkort van kracht.
- e.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid3.4, sub g en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoningworden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:- 1.
de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatievan een bevoegde arts dan wel instelling beschikt; - 2.
het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast; - 3.
het parkeren op eigen terrein plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, deparkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg nietonevenredig toeneemt; - 4.
er geen sprake is van een zelfstandige woning; - 5.
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizingof overlijden) het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordtbeëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.
- 1.
- f. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1, sub i ten behoeve van kleinschalig kamperen op gronden anders dan ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’, met dien verstande dat:
- 1. kleinschalig kamperen uitsluitend mag plaatsvinden als nevenfunctie van een volwaardig en als zodanig bestemd agrarisch bedrijf;
- 2. kleinschalig kamperen uitsluitend mag plaatsvinden binnen het bouwvlak;
- 3. het aantal kampeerplaatsen niet meer mag bedragen dan 25;
- 4. de afstand tot overige verblijfsrecreatieve voorzieningen niet minder mag bedragen dan 100 m;
- 5. de afstand tot woningen niet minder mag bedragen dan 50 m;
- 6. kleinschalig kamperen uitsluitend mag plaatsvinden in de periode van 15 maart tot 31 oktober;
- 7. indien binnen een agrarisch bouwvlak een kleinschalig kampeerterrein in of in de directe omgeving van een EHS-gebied, ecologische verbindingszone en/of weidevogelleefgebied wordt opgericht, dan wel wordt uitgebreid, dienen de door de uitbreiding of vestiging verloren natuurwaarden ten minste in de verhouding 1:1 te worden gecompenseerd;
- 8. kleinschalig kamperen niet mag leiden tot een onaanvaardbare aantasting van landschappelijke waarden waarbij wordt voldaan aan de beeldkwaliteitseisen welke zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan Landelijk gebied Harenkarspel.
- g. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1, sub j ten behoeve van het toestaan van onderschikte horeca bij de nevenactiviteiten zoals die zijn genoemd in lid 3.1, onder v.
- h. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub j ten behoeve van de nevenactiviteit in de vorm van de verkoop van streekproducten buiten het bouwvlak, met dien verstande dat hiervoor geen bouwwerken mogen worden gebouwd.
- i. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub k ten behoeve van het gebruik van de gronden en gebouwen voor een grotere oppervlakte aan nevenactiviteiten dan is weergegeven in lid 3.1 sub v.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van opgaande beplanting;
- 2. het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
- 3. het aanleggen van voet- en fietspaden;
- 4. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen;
- 5. het aanleggen van kavelpaden en andere verhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m².
- b. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waardevolle verkaveling’ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het dempen of (ver)graven van sloten en andere waterlopen.
- c. De onder sub a en b bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerking treden van het plan;
- 3. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.
- d. De onder sub a en b bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt ten aanzien van cultuurhistorisch waardevolle verkavelingspatronen.
4.7 Wijzigingsbevoegdheden
- a. Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming in die zin wijzigen dat het bouwvlak als bedoeld in lid 4.2, sub a, onder 1 wordt vergroot tot een gezamenlijke totale oppervlakte van ten hoogste 2 hectare met dien verstande dat:
- 1. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarische met waarden – deeltijdbedrijf’ dan wel ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’;
- 2. aan wijziging van de bestemming uitsluitend wordt meegewerkt indien de bedrijfseconomische noodzaak daartoe wordt aangetoond middels een bedrijfsplan;
- 3. aan wijziging van de bestemming uitsluitend wordt meegewerkt wanneer een beplantingsplan wordt aangeleverd, waarin de vergroting van het bouwperceel landschappelijk wordt ingepast;
- 4. bij de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van het landschaps- en bebouwingsbeeld de beeldkwaliteitseisen worden betrokken zoals die zijn geformuleerd in het Beeldkwaliteitsplan Landelijk gebied Harenkarspel.
- 5. de aanvrager, voor het wijzigen van de vorm het agrarisch bouwvlak, moet de eigenaar zijn;
- 6. de wijzigingsbevoegdheid is enkel toe te passen op een volwaardig agrarisch bedrijf;
- 7. de wijzigingsbevoegdheid is enkel toe te passen op agrarisch bouwvlakken tot en met 2 hectare
- b. Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming in die zin wijzigen dat de vorm van het bouwvlak kan worden veranderd, zonder dat de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot.
- c. Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming in die zin wijzigen dat de oppervlakte van bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarische met waarden – deeltijdbedrijf’ kan worden vergroot tot maximaal 1 ha, met dien verstande dat:
- 1. de wijziging uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van deeltijdbedrijven, waarvan de ontwikkeling tot ten minste een volwaardig agrarisch bedrijf binnen een afzienbare termijn een reëel perspectief is;
- 2. aan de wijziging van de bestemming uitsluitend wordt meegewerkt indien de bedrijfseconomische noodzaak daartoe wordt aangetoond middels een bedrijfsplan;
- 3. voor het overige de in lid 4.2 opgenomen bouwregels van toepassing zijn.
- d. Burgemeester en Wethouder kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van de vestiging van volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven, door aanwijzing van een nieuw bouwvlak van maximaal 1 ha met dien verstande dat:
- 1. getoetst wordt aan het beeldkwaliteitsplan Westfriese Omringdijk welke is vastgesteld op 30 juni 2009;
- 2. aan wijziging van de bestemming uitsluitend wordt meegewerkt indien de bedrijfseconomische noodzaak daartoe wordt aangetoond middels een bedrijfsplan;
- 3. de in lid 4.2 opgenomen bouwregels van toepassing zijn.
- e. Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen in de bestemmingen ‘Tuin’, ‘Verkeer’ en/of ‘Wonen’ met dien verstande dat:
- 1. de wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op de voormalige agrarische bebouwing met bijbehorende erven. De overige gronden worden bestemd met bestemming ‘Agrarisch met waarden’ (artikel 3) zonder bouwvlak;
- 2. de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke;
- 3. monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing behouden blijft;
- 4. er ten hoogste 1 woning is toegestaan, met dien verstande dat er plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ ten hoogste 2 woningen zijn toegestaan;
- 5. voor het overige na toepassing van de wijziging de bestemmingsregels van artikel 13(‘Tuin’), artikel 14(‘Verkeer’) en artikel 17(‘Wonen’) van overeenkomstige toepassing zijn.
- f. Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van kleinschalige dag- en verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
- 1. de wijziging uitsluitend betrekking heeft op de voormalige agrarische bebouwing met bijbehorende erven;
- 2. de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke;
- 3. monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing behouden blijft;
- 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 5. buitenopslag niet is toegestaan;
- 6. de bedrijvigheid geen onevenredige verkeersaantrekkende werking mag hebben;
- 7. de functies worden uitgeoefend in de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
- 8. er niet meer dan 6 verblijfsrecreatieve eenheden per voormalig agrarisch bedrijf gerealiseerd mogen worden;
- 9. permanente bewoning van de verblijfsrecreatieve eenheden niet is toegestaan.
- g. Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen in de bestemmingen ‘Bedrijf’, ‘Maatschappelijk’ of ‘Sport – Manege’ ten behoeve van de functies kleinschalige bedrijvigheid, alsmede zorgfuncties, maneges en paardenpensions met dien verstande dat:
- 1. de wijziging uitsluitend betrekking heeft op de voormalige agrarische bebouwing met bijbehorende erven;
- 2. de wijziging uitsluitend plaatsvindt bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke;
- 3. monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing behouden blijft;
- 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 5. buitenopslag niet is toegestaan;
- 6. de bedrijvigheid geen onevenredige verkeersaantrekkende werking mag hebben;
- 7. de oppervlakte aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen die ten behoeve van de bedrijfsfunctie mag worden gebruikt ten hoogste 650 m² mag bedragen;
- 8. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast ten behoeve van bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 in bijlage 2 opgenomen ‘Staat van bedrijven’ dan wel bedrijven welke niet zijn genoemd, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven die wel zijn genoemd;
- 9. voor het overige na toepassing van de wijziging de bestemmingsregels van artikel 4 (‘Bedrijf’), artikel 7 (‘Maatschappelijk’) en artikel 12 (‘Sport-Manege’) uit het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Landelijk gebied Harenkarspel' (NL.IMRO.0441.BPLGH2009-OH02) van overeenkomstige toepassing zijn.
De onder a tot en met g genoemde wijzigingen kunnen uitsluitend worden toegepast, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid.
Artikel 5 Bedrijf
De regels voor de bestemming 'Bedrijf'zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Zijpe' (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03).
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die zijn opgenomen in categorie 1 en 2 van de in Bijlage 4 opgenomen bedrijfsactiviteiten;
- b. het bedrijfswonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
en tevens voor:
- c. een bedrijf tot en met categorie 3.1 uit Bijlage 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1';
- d. een bedrijf tot en met categorie 3.2 uit Bijlage 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.2';
- e. een bedrijf tot en met categorie 4.1 uit Bijlage 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.1';
- f. een afvalverwerkingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalverwerkingsbedrijf';
- g. een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op de in- en verkoop van oude auto's (autorecycling), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autorecycling',
- h. een bouwbedrijf of een daaraan gelieerd bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf';
- i. een bedrijf gericht op reparatie van auto's en motoren met daaraan ondergeschikt verkoop van auto's, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
- j. een gemeentewerf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf';
- k. een landelijk bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landelijk bedrijf';
- l. een bedrijf gericht op het houden en kweken van siervogels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - siervogelbedrijf';
- m. een transportbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
- n. een tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
- o. een dierenkliniek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenkliniek';
- p. een dierencrematorium, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierencrematorium';
- q. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- r. een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
met de daarbij behorende:
- s. gebouwen;
- t. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- u. opslag ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plaatse;
- v. groenvoorzieningen;
- w. openbare nutsvoorzieningen;
- x. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- y. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- z. waterlopen en -partijen.
met dien verstande dat:
- aa. bedrijfskantoren zijn toegestaan en de vloeroppervlakte hiervan ten hoogste 30% bedraagt;
- ab. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
- ac. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van bestaande Bevi-inrichtingen;
- ad. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
- ae. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- af. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan;
- ag. bij een afvalverwerkingsbedrijf als bedoeld in 5.1 onder f de verwerkingscapaciteit van de puinbrekerijen en -malerijen niet groter mag zijn dan 100.000 ton per jaar.
5.2 Bouwregels
Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bebouwing alleen binnen het aangegeven bouwvlak mag worden opgericht, behoudens erfafscheidingen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. 5.2.1 onder a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan het maximaal toegestane bebouwingspercentage, zoals bedoeld in 5.2.1 onder b;
- b. 5.2.1 onder b, van het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage met maximaal 15%;
- c. 5.2.1 onder d, voor een hogere goothoogte van bedrijfsgebouwen tot 8 meter en/of een hogere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot 12 meter;
- d. 5.2.2 onder d, voor een hogere goothoogte van bedrijfswoningen tot 6 m en/of een hogere bouwhoogte van bedrijfswoningen tot 11 m.
De onder a tot en met d genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen, die geen verband houden met de bedrijfsvoering ter plekke;
- c. afsplitsing van bestaande bedrijfswoningen;
- d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en/of escortbedrijven;
- e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsactiviteiten ten behoeve van transport, distributie of industrie.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 onder a en tevens bedrijven toelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 4 of die volgens Bijlage 4, van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
- 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
- 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.
De genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Bedrijventerrein - 1
De regels voor de bestemming Bedrijventerrein - 1' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Bedrijventerreinen' (NL.IMRO.0441.BPBED2010GC-GC01)
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
- 1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 8 Bedrijvenlijst Bedrijventerreinen onder de categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- 1. gemengde functies (kappersbedrijf, schoonheidssalon, fotograaf, foto- en filmontwikkelbedrijf; muziek-, dans- en balletscholen; sportscholen en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen vormen van sport en recreatie; bibliotheken, musea, ateliers en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen vormen van cultuur en ontspanning; sporthallen; bowlingcentra, amusementshallen, schietinrichtingen (binnenbanen), boogbanen; overige dienstverlening (onder SBI code 93, genoemd in bijlage 2)), ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
- 2. een horecabedrijf van categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca 'tot en met categorie 2';
- 3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' al dan niet in combinatie met ruimte voor:
- een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
- mantelzorg;
- 4. een microbrouwerij, ter plaatse van de aanduiding 'microbrouwerij'
met daaraan ondergeschikt:
- groenvoorzieningen;
- geluidwerende voorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- waterlopen en waterpartijen;
- wegen, straten en paden;
- openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage Bijlage 8Bedrijvenlijst Bedrijventerreinen onder de milieucategorieën 1 en 2, tenzij het betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding:
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, tenzij:
- 1. het perifere detailhandel betreft, in welk geval:
- a. het winkelvloeroppervlak (wvo) ten hoogste 1500 m² bedraagt, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'detailhandel perifeer' in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum oppervlakte geldt;
- b. ten hoogste 15% van de totale wvo gebruikt mag worden voor nevenassortiment tot een maximum van 50 m²;
- c. op eigen terrein wordt geparkeerd en voldaan wordt aan de CROW-parkeernormen;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, tenzij het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', in welk geval een horecabedrijf van categorie 2 is toegestaan;
- d. het gebruik van een windturbine bij een bedrijf anders dan ten behoeve van de eigen energievoorziening;
- e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie voor bewoning.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 6.3 sub a. in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2, mits:
- 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2 Bedrijvenlijst, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 2 Bedrijvenlijst onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
- 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
- b. het bepaalde in lid 6.3 sub b. in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
- 1. het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft;
- c. het bepaalde in lid 6.3 sub e. in die zin dat bijgebouwen bij een bedrijfswoning worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
- 1. de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
- 2. het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
- 3. het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt.
Artikel 7 Bedrijventerrein - 2
De regels voor de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' zijn overgenomen uit het moederplan Bedrijventerrein Witte Paal (NL.IMRO.0441.BPWITTEPAAL2012-OH01)
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 6 onder categorie 1 ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 1”;
- b. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 6 onder de categorieën 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;
- c. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 6 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1”;
- d. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 6 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”;
- e. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 6 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.1”;
- f. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage 6 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.2”,
alsmede voor:
- g. een fastfoodrestaurant ter plaatse van de aanduiding “horeca”;
- h. een bioscoop, ter plaatse van de aanduiding “bioscoop”;
- i. een lasbedrijf, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein – metaalbewerking”;
- j. een transportbedrijf, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein – transportbedrijf”;
- k. een bouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein – bouwbedrijf”;
- l. perifere detailhandel in de branches zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels onder “categorie 1”, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein – perifere detailhandel 1”, met dien verstande dat;
- 1. maximaal 15% van het bedrijfsvloeroppervlak mag worden benut voor nevenassortiment uit andere branches, tot een maximumoppervlak van 50 m²;
- 2. detailhandel in de branches fietsen, bromfietsen en lichte motoren, scootmobielen en fitnessapparatuur, planten, plantbenodigdheden en dieren en dierbenodigdheden minimaal een bedrijfsvloeroppervlak van 1000 m² bedrijfsvloeroppervlak per bedrijf moeten hebben;
- m. perifere detailhandel in de branches zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels onder “categorie 2”, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein – perifere detailhandel 2”;
- n. perifere detailhandel in de branches zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels onder “categorie 3”, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein – perifere detailhandel 3”;
- o. een tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding “tuincentrum”;
- p. productiegebonden detailhandel;
- q. recreatieve en educatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein – recreatieve en educatieve voorzieningen”;
- r. een zend- en ontvangstinstallatie, ter plaatse van de aanduiding “zend-/ ontvangstinstallatie”;
- s. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”,
inclusief de daarbij behorende:
- t. groenvoorzieningen en water;
- u. parkeervoorzieningen;
- v. wegen, straten en paden;
- w. openbare nutsvoorzieningen;
- x. kunstobjecten;
- y. tuinen en erven.
In de bestemming is de uitoefening van hobbymatige activiteiten gelijkwaardig aan bedrijfsactiviteiten, genoemd in Bijlage 6 onder de categorieën 1 en 2, begrepen, met dien verstande dat deze hobbymatige activiteiten niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - hobbymatige activiteiten uitgesloten".
In de bestemming zijn:
- risicovolle inrichtingen;
- geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
- m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen, met uitzondering van de bestaande bedrijven,
niet toegestaan.
7.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van in lid 7.1 onder a tot en met s genoemde functies gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
- 2. bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
- 3. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” is per bedrijf maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
- 4. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 225 m², dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer bedraagt;
- 5. de afstand van een gebouw of overkapping tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 2,5 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
- 6. de goot- en bouwhoogte van een niet-inpandige bedrijfswoning bedraagt respectievelijk maximaal 6 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
- 7. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte”, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
- 8. in afwijking van het bepaalde in lid 6 en 7, bedraagt ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” de maatvoering van een gebouw de bestaande maatvoering en kapvorm;
- 9. het bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt maximaal 70%, dan wel het bestaande percentage, indien dit meer bedraagt;
- 10. voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, vermeerderd met 0,30 m;
- de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitend zij- en/of achtererf, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 75 m² mag bedragen;
- indien bestaande maten en oppervlakten afwijken van de maten en oppervlakten zoals genoemd in lid 1 tot en met 4, zijn deze maten toegestaan.
- b. Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m, met dien verstande dat indien een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, de bouwhoogte dan maximaal 3 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt maximaal 8 m;
- 3. de bouwhoogte van kunstobjecten bedraag maximaal 12 m;
- 4. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “zend-/ontvangst-installatie” bedraagt maximaal 40 m;
- 5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 15 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 5 en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind, dan wel een gebouw op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
- 2. het bepaalde in lid 7.2 sub a onder 9 en toestaan dat het bebouwingspercentage per bouwperceel wordt vergroot tot maximaal 80%, mits in voldoende mate op eigen terrein in de parkeerbehoefte kan worden voorzien;
- 3. het bepaalde in lid 7.2 , sub b, onder 1 en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt vergroot tot maximaal 2 m;
- 4. het bepaalde in lid 7.2 , sub b, onder 5 en toestaan dat de bouwhoogte van overige andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 40 m.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3, lid a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
- b. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in lid 7.1 onder a tot en met f en toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in bijlage 1 maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven in de categorie die op grond van lid 4.1 onder a tot en met f zijn toegestaan;
- 2. het bepaalde in lid 7.1 onder l tot en met n en toestaan dat perifere detailhandel wordt gevestigd die niet is genoemd in bijlage 2, maar die naar de aard gelijk te stellen is met perifere detailhandel in de categorie die op grond van de planregels is toegestaan.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5 sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- 1. de milieusituatie;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.6 Wijzigingsbevoegdheden
- a. Burgemeester en Wethouders kunnen de bouwhoogte ter plaatse van de gronden met de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied 2” wijzigen tot maximaal 15 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. de toelaatbaarheid moet worden aangetoond door middel van een inpassingsonderzoek dat de volgende onderdelen omvat:
- onderzoek naar de visuele invloed op de omgeving op drie schaalniveaus: de directe omgeving van de bebouwing (binnen maximaal 50 m); de ruimere stedelijke omgeving (binnen max. 150 m) en vanuit het buitengebied (binnen max. 1000 m);
- onderzoek naar de schaduwhinder voor nabijgelegen woningen. Het onderzoek dient een concreet beeld te geven van de schaduwwerking op 21 maart, 21 juni, 21 september en 21 december op de tijdstippen (voor zover van toepassing), 09.00, 12.00, 15.00, 18.00 en 21.00 uur;
- onderzoek naar de privacyhinder voor nabijgelegen woningen (afstand max. 40 m). Het onderzoek dient aanwijzingen te geven met betrekking tot de raamplaatsing ten opzichte van de woningen;
- 2. Burgemeester en Wethouders horen voorafgaand aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de raad.
- 1. de toelaatbaarheid moet worden aangetoond door middel van een inpassingsonderzoek dat de volgende onderdelen omvat:
- b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van nieuwe inpandige bedrijfswoningen, mits in een bedrijfsplan wordt aangetoond dat:
- 1. de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met het permanent toezicht op het bedrijf en/of een doelmatige bedrijfsvoering in verband met de kans op calamiteiten, bijzondere bedrijfsprocessen of vanwege bijzondere producten die het bedrijf aanbiedt;
- 2. de bedrijfswoning geen gevolgen heeft voor de ontplooiingsmogelijkheden van andere bedrijven;
- 3. er sprake is van een volwaardig bedrijf, in die zin dat bedrijfsactiviteiten structureel gedurende het hele jaar plaatsvinden, dat het hoofdinkomen van de bewoner van de bedrijfswoning van het bedrijf afkomstig is en dat het bedrijf minimaal één jaar als volwaardig bedrijf heeft gefunctioneerd;
- 4. de continuïteit van het bedrijf is gewaarborgd;
- 5. bedrijfsactiviteiten ter plaatse van het bedrijf plaatsvinden;
- 6. er een blijvende relatie bestaat tussen bedrijf en bedrijfswoning;
- 7. vestiging van het bedrijf op een bedrijventerrein noodzakelijk is in verband met de aard, schaal en omvang van het bedrijf;
- 8. de bedrijfswoning ondergeschikt is aan het bedrijf in die zin dat het bebouwd oppervlak van de bedrijfswoning maximaal 25% bedraagt van de bebouwing op het bouwperceel en de oppervlakte van de bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 225 m²;
- 9. de bedrijfswoning met de voorgevel binnen 10 m van de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
- 10. de bedrijfswoning niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone-bevi”.
Artikel 8 Groen
De regels voor de bestemming 'Groen'zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Waarland '(NL.IMRO.0441.BPWLD2009-OH01 ).
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bebossing en beplanting;
- c. voet- en rijwielpaden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. waterlopen en waterpartijen,
en tevens voor:
- f. volkstuinen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”,
- g. hertenkamp, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen - hertenkamp”,
met daaraan ondergeschikt:
- h. parkeervoorzieningen;
- i. verkeersvoorzieningen;
- j. openbare nutsvoorzieningen;
- k. incidentele evenementen;
- l. recreatief medegebruik;
- m. tuinen, erven en terreinen,
met de daarbij behorende:
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Horeca
De regels voor de bestemming 'Horeca' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Tuitjenhorn' (NL.IMRO.0441.BPTHN2010-VA02 ).
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. horecabedrijven van categorie 1 en 2;
- 2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor mantelzorg;
- 3. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - wonen'
- a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
- b. een woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - wonen',
met de daarbij behorende:
- c. tuinen en erven;
- d. groenvoorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- g. water;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 11.3 sub a. in die zin dat bijgebouwen bij een bedrijfswoning worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
- 1. de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
- 2. het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
- 3. het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt;
- 4. binnen 3 maanden na beëindiging van de mantelzorg de voorzieningen worden verwijderd.
Artikel 10 Leiding - Gas
De regels voor de bestemming 'Leiding - Gas' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Zijpe' (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03).
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van een afsluitervoorziening ten behoeve van een aardgastransportleiding;
- b. ondergrondse en bovengrondse leidingen;
met de daarbij behorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. groenvoorzieningen;
- f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- g. terreinen.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding
De regels voor de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bedrijventerrein Witte Paal ' (NL.IMRO.0441.BPWITTEPAAL2012-OH01)
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
11.2 Bouwregels
- a. In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen, mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
- b. Op of in deze gronden mogen ten behoeve van deze bestemming geen gebouwen worden gebouwd.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 4 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 11.2 sub a en lid 11.2 sub b en toestaan dat de in de andere bestemmingen genoemde gebouwen worden gebouwd, mits het belang dat met de leiding wordt gediend niet onevenredig wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
- b. het bepaalde in lid 11.2 sub a en lid 11.2 sub c en toestaan dat de in de andere bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
- 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- 3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 4. diepploegen;
- 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- 6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- 8. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- 9. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
- b. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud, gebruik en beheer van de leiding betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
- 3. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning of aanlegvergunning;
- 4. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
- 5. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.
- c. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend als het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en nadat vooraf advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 12 Leiding - Nationale Leidingstrook
De regels voor de bestemming 'Leiding - Nationale Leidingstrook' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Zijpe' (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03).
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Nationale Leidingstrook ' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor ondergrondse buisleidingen en kabels.
12.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van het aanleggen en onderhouden van de leidingenstrook. Voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 en toestaan dat de in de andere bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:
- a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
- b. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen worden;
- c. met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
- d. het groepsrisico wordt afgewogen.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Leiding - Water
De regels voor de bestemming 'Leiding - Water' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bedrijventerrein Witte Paal' (NL.IMRO.0441.BPWITTEPAAL2012-OH01)
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor een watertransportleiding.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
13.2 Bouwregels
- a. In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen, mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
- b. Op of in deze gronden mogen ten behoeve van deze bestemming, geen gebouwen worden gebouwd.
- a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 4 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 13.2 sub a en lid 13.2 sub b en toestaan dat de in de andere bestemmingen genoemde gebouwen worden gebouwd, mits het belang dat met de leiding wordt gediend niet onevenredig wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
- b. het bepaalde in lid 13.2 sub a en lid 13.2 sub c en toestaan dat de in de andere bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
- 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- 3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 4. diepploegen;
- 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- 6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- 7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- 8. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- 9. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
- b. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud, gebruik en beheer van de leiding betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
- 3. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning of aanlegvergunning;
- 4. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
- 5. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.
- c. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend als het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en nadat vooraf advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
De regels voor de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Zijpe' (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03) en aangevuld met de regels uit het 'Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche' (NL.IMRO.0441.BPPARAPLU1-VA01).
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatieve voorzieningen;
- b. strand;
- c. strandrecreatie;
- d. speelvoorzieningen;
- e. het bedrijfswonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
- f. een attractiepark met de daarbij behorende horeca uit categorie 1 uit de bij deze regels behorende Staat van horecatypen Buitegebied Zijpe, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'attractiepark';
- g. een rijvereniging, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - rijvereniging';
- h. horecabedrijven uit de catagorie 1 en 2 uit de bij deze regels behorende Staat vanhorecatypen Buitegebied Zijpe ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - strandpaviljoen seizoensgebonden' en 'specifieke vorm van horeca - strandpaviljoen';
en tevens voor:
- i. een seizoensgebonden strandpaviljoen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - strandpaviljoen seizoensgebonden';
- j. een jaarrond strandpaviljoen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - strandpaviljoen';
- k. strandcabines, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - strandcabines';
- l. hulpposten ten behoeve van de reddingsbrigade en/of overige hulpdiensten;
- m. evenementen;
met de daarbij behorende:
- n.
gebouwen; - o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- p. groenvoorzieningen;
- q. openbare nutsvoorzieningen;
- r. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- s. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- t. waterlopen en -partijen.
14.2 Bouwregels
Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1
De regels voor de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1'zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Zijpe' (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03).
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het recreatief wonen in recreatiewoningen van personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
- b. recreatief verblijf in vaste kampeermiddelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen';
- c. het bedrijfswonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
- d. centrale voorzieningen;
- e. ondergeschikte horecavoorzieningen uit de categorie 1 en 2 zoals genoemd in de bij de regels behorende 'Staat van horecatypen Buitegebied Zijpe';
met de daarbij behorende:
- f. gebouwen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. terrassen;
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- l. parkeervoorzieningen, uitsluitend ten behoeve van de bestemming;
- m. openbare nutsvoorzieningen;
- n. water.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.1 voor een hogere bouwhoogte en voor het vergroten van het oppervlak van een recreatiewoning, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte niet meer dan 7 m mag bedragen;
- b. de oppervlakte niet meer dan 120 m² mag bedragen;
- c. niet meer dan 27,5 % van het bij de recreatiewoning behorend bouwperceel mag worden bebouwd.
De genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 16 Tuin
De regels voor de bestemming 'Tuin' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Landelijk gebied Harenkarspel' (NL.IMRO.0441.BPLGH2009-OH02)
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. groenvoorzieningen;
- c. water.
16.2 Bouwregels
- a. Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van erkers en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- b. Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
- 1. de diepte van erkers mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
- 2. de bouwhoogte van erkers mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning waaraan wordt gebouwd bedragen, met een maximum van 3 m.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 17 Verkeer
De regels voor de bestemming 'Verkeer' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Landelijk gebied Harenkarspel' (NL.IMRO.0441.BPLGH2009-OH02 ).
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden en geluidswerende voorzieningen;
- b. parkeer- en picknickplaatsen;
- c. op- en overslagplaatsen voor landbouwproducten;
- d. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding,
en tevens voor:
- e. de instandhouding en/of het herstel van de van de landschappelijke, cultuurhistorische, archeologisch en natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – dijk’,
met de daarbij behorende:
- f. bermbeplanting en bermsloten;
- g. voorzieningen voor voetgangers en fietsers. Bushaltes en dergelijke zijn hierbij inbegrepen.
De bestemming voorziet niet in een toename van het aantal rijstroken.
17.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
- 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m².
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 5 m.
Artikel 18 Waarde - Aardkundig Waardevol Gebied
De regels voor de bestemming 'Waarde - Aardkundig waardevol gebied' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Zijpe' (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03).
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Aardkundig waardevol gebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van het aardkundig waardevolle reliëf en de geologisch waardevolle opbouw van de bodem.
18.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waarde - Archeologie 1i
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 1i' zijn overgenomen uit het moederplan 'Landelijk gebied Schagen' (NL.IMRO.0441.BPLG00-VA02)
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1i' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemming, mits:
- a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- a. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt in opdracht en voor rekening van de aanvrager om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie 1i' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 2b
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 2b' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Dorpen langs de Groote Sloot' (NL.IMRO.0476.BP002H0001-0401).
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie – 2b’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- e. het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden binnen het reeds gescheurde grasland;
- f. de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen.
20.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere beBelkmerweg 65 stemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid;
- b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 100 m² wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld;
- c. bouwwerken met een oppervlakte van 100 m² of minder;
- d. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m² maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2, mits:
- a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens het bevoegd gezag de afwijking bij een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.3 verleent, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de in lid 23.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
- 1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
- 2. het rooien of vellen van houtopstanden;
- 3. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 100 m²;
- 4. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 5. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
- 6. het verrichten van graafwerkzaamheden dieper dan 0,35 m;
- 7. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- b. De in sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:
- 1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
- 2. die plaats vinden in of op gronden ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”.
- c. Een vergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend, indien:
- 1. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- 2. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/ of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden onevenredig kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens de vergunning als bedoeld in lid 20.4 wordt verleend, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 2c
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 2c' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Dirkshorn' (NL.IMRO.0441.BPDHN2011-OH01).
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2c ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming “Waarde -Archeologie 2” geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 2f
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 2f' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Tuitjenhorn' (NL.IMRO.0441.BPTHN2010-VA02 ).
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2f' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
22.2 Bouwregels
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Archeologie 2g
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 2g' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Warmenhuizen' (NL.IMRO.0441.BPWHZ2011-OH01)
23.1 Bestemmingsomschrijving
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 2g' voor aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
23.2 Bouwregels
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming “Waarde -Archeologie 2” geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 24 Waarde - Archeologie 3
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Petten, `t Zand, Callantsoog, Groote Keeten' (NL.IMRO.0476.BP001H0001-0501).
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden;
- b. de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen.
24.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemming mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 500 m2 wordt uitgebreid;
- b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 500 m2 wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld;
- c. bouwwerken met een oppervlakte van 500 m2 of minder;
- d. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m2 maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
24.3 Ontheffing van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel Bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:
- a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- d. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt in opdracht en voor rekening van de aanvrager om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
24.4 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op of in de in lid 30.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
- 1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
- 2. het rooien of vellen van houtopstanden;
- 3. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 500 m2;
- 4. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 5. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
- 6. het in de grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 50 cm;
- 7. het verrichten van graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm;
- 8. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- b. De in sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:
- 1. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
- 2. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- 3. die plaats vinden in of op gronden ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats".
- c. Een vergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend, mits:
- 1. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- 2. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/ of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden onevenredig kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens Burgemeester en Wethouders de vergunning als bedoeld in lid 24.4Aanlegvergunning verlenen, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
Artikel 25 Waarde - Archeologie 3a
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3a' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Zijpe' (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03).
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3a' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden;
- b. de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen.
25.2 Bouwregels
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2.1, mits:
- a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- d. Alvorens het bevoegd gezag de afwijking bij een omgevingsvergunning als bedoeld in lid Afwijken van de bouwregels verleent, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde -Archeologie 3a’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel indien op andere wijze kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
Artikel 26 Waarde - Archeologie 3d
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3d' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein Witte Paal ' (NL.IMRO.0441.BPWITTEPAAL2012-OH01).
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3d’ aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
26.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en de oppervlakte van bestaande gebouwen niet worden vergroot met een oppervlakte van meer dan 500 m2.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 26.2 Bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:
- a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt door en voor rekening van de aanvrager om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- 2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
- 4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- 5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
- 6. het scheuren van grasland.
- b. Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
- c. Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
- 1. andere werken waarbij de gronden niet dieper worden geroerd dan 0,40 m ten opzichte van het maaiveld;
- 2. andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
- 3. andere werken die op het moment van het inwerkingtreden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
- 4. andere werken als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 500 m2;
- 5. andere werken waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
- a. het toevoegen van de bestemming ‘Waarde - Archeologie 3d’, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;
- b. het verwijderen van de bestemming ‘Waarde - Archeologie 3d’, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Artikel 27 Waarde - Archeologie 3f
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3f' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Tuitjenhorn ' (NL.IMRO.0441.BPTHN2010-VA02 ).
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3f' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
27.2 Bouwregels
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Waarde - Archeologie 3g
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3g' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Warmenhuizen' (NL.IMRO.0441.BPWHZ2011-OH01).
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3g' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
28.2 Bouwregels
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming “Waarde -Archeologie 3” geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 29 Waarde - Archeologie 3h
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3h' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bedrijventerreinen' (NL.IMRO.0441.BPBED2010GC-GC01)
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3h' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
29.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 500 m² wordt uitgebreid;
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 500 m² wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld;
- bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² of minder;
- bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2 mits:
- is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
29.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming Waarde -Archeologie 3h geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden
(meer) aanwezig zijn.
Artikel 30 Waarde - Archeologie 4a
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 4a' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Zijpe' (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03).
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4a' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden;
- b. de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen.
30.2 Bouwregels
30.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.2.1, mits:
- a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- d. Alvorens het bevoegd gezag de afwijking bij een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 30.3 verleent, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie 4a' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel indien op andere wijze kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
Artikel 31 Waarde - Archeologie 4c
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 4c' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Dirkshorn' (NL.IMRO.0441.BPDHN2011-OH01).
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4c' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor.
31.2 Bouwregels
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie 4c' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 32 Waarde - Archeologie 4e
De regels voor de bestemming Waarde - Archeologie 4e zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Landelijk gebied Harenkarspel ' (NL.IMRO.0441.BPLGH2009-OH02)
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 4e’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
32.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 2500 m² wordt uitgebreid;
- b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 2500 m² wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld;
- c. bouwwerken met een oppervlakte van 2500 m² of minder;
- d. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 2500 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
32.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.2, mits:
- a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- d. alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
32.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde -Archeologie 4e’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 33 Waarde - Archeologie 4f
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 4f' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Tuitjenhorn' (NL.IMRO.0441.BPTHN2010-VA02 ).
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4f ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
33.2 Bouwregels
33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming “Waarde -Archeologie 4” geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 34 Waarde - Archeologie 5a
De regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 5a' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Zijpe' (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03).
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5a' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden;
- b. de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen.
34.2 Bouwregels
34.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 34.2.1, mits:
- a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- 1. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- d. Alvorens het bevoegd gezag de afwijking bij een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 34.3 verleent, wordt om deskundig advies op het gebied van archeologie gevraagd.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde -Archeologie 5a’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel indien op andere wijze kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
Artikel 35 Waarde - Archeologie 5e
De regels voor de bestemming Waarde - Archeologie 5e zijn overgenomen uit het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Harenkarspel ' (NL.IMRO.0441.BPLGH2009-OH02)
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 5e’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
35.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 10.000 m² wordt uitgebreid;
- b. bouwwerken met een oppervlakte van 10.000 m² of minder.
35.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 35.2, mits:
- a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- d. alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
35.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde -Archeologie 5e ’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 36 Waterstaat - Waterkering
De regels voor de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Zijpe' (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03) en
Bestemmingsplan 'Landelijk gebied Harenkarspel' (NL.IMRO.0441.BPLGH2009-OH02).
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de waterkering en de waterbeheersing;
- b. de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen,
met de daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
36.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande reeds gebouwde gebouwen;
- b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen;
- c. het bouwen en gebruik krachtens deze bestemming mag uitsluitend geschieden:
- 1. voor zover de belangen van de waterkering dat gedogen;
- 2. nadat ter zake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijke waterbeheerder.
36.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de waterkerende functie van de zeewering;
- b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Bouwregels onder a ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de aldaar geldende bestemmingsregels van de artikelen 3 Agrarisch en 4 Agrarisch met waarden nadat ter zake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijk waterbeheerder.
36.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 37 Wonen
De regels voor de bestemming 'Wonen'zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Zijpe' (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03). En aangevuld met de regels uit het 'Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche' (NL.IMRO.0441.BPPARAPLU1-VA01).
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
- b. bed & breakfast, met dien verstande dat:
- 1.
de bed & breakfast functie is toegestaan in zowel de woning als bijgebouwen; - 2.
permanente bewoning is uitgesloten; - 3.
parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden en er sprake moet zijn van eenacceptabele verkeerssituatie; - 4.
het aantal slaapplaatsen mag niet meer dan 9 bedragen; - 5.
de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving. - 6. de bed & breakfast functie zowel in het hoofdgebouw als in bijgebouwen toegestaan,
- 7. gebruik als bed & breakfast is ondergeschikt aan de hoofdfunctie,
- 8. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bed and breakfastfunctie bedraagt niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie,
- 9. een bed & breakfast mag maximaal 9 slaapplaatsen aanbieden.
- 1.
- c. zomerwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zomerwoning';
- d. recreatieappartementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatieappartement', met een maximum van drie;
- e. een kleinschalig kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' met dien verstande dat het aantal niet-permanente standplaatsen niet meer mag bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal niet-permanente standplaatsen';
- f. wonen met daarnaast agrarische bedrijvigheid, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische bedrijvigheid';
- g. een groepsaccommodatie met een maximum van 11 kamers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - groepsaccommodatie';
met de daarbij behorende:
- h. gebouwen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. paardenbakken
- k. groenvoorzieningen;
- l. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- m. openbare nutsvoorzieningen;
- n. water;
- o. tuinen, erven en terreinen.
37.2 Bouwregels
37.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
37.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. 37.2.1 onder b en toestaan dat een hoofdgebouw in twee woningen wordt gesplitst, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud van een woning, na splitsing, minimaal 300 m³ bedraagt;
- 2. de overige regels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing blijven;
- 3. de toename van de parkeerdruk door de splitsing van een hoofdgebouw op eigen erf dient te worden ondervangen;
- b. 37.2.1 onder d ten behoeve van een hogere goothoogte van woningen tot maximaal 6 m en/of een hogere bouwhoogte van woningen tot maximaal 11 m.
De onder a en b genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
37.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen en zomerwoningen voor permanente bewoning;
- b. het splitsen of laten splitsen van zomerwoningen;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van woningen en bijgebouwen als recreatief nachtverblijf, met uitzondering van het toegestane gebruik voor bed & breakfast in bestaande woningen en bijgebouwen;
- d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als kampeerterrein, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein', dan wel het realiseren van meer standplaatsen dan op grond van de aanduiding 'maximum aantal niet-permanente standplaatsen' is toegestaan;
- e. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen;
- f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten dienste van de woonfunctie voor zelfstandige bewoning.
37.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.1, onder e, voor het realiseren van een groter aantal standplaatsen dan op grond van de aanduiding 'maximum aantal niet-permanente standplaatsen' is toegestaan of voor het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' oprichten van maximaal 7 vaste kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, die jaarrond aanwezig zijn, mits is voldaan aan de onderstaande regels:
- 1. voordat wordt afgeweken dient een natuurtoets plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
- 2. voordat wordt afgeweken, dient er onderzoek in het kader van de externe veiligheid plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
- 3. voordat wordt afgeweken, dient er een watertoets te hebben plaatsgevonden;
- 4. het kleinschalig kampeerterrein dient op het bestaande bestemmingsvlak te worden gesitueerd;
- 5. er dient een beeldkwaliteits- en inrichtingsplan te zijn ingediend, waarin:
- aandacht is besteed aan een goede landschappelijke inpassing van het kleinschalige kampeerterrein als onderdeel van het bestaande bestemmingsvlak door middel van het overleggen van een beplantingsplan, en
- beeldkwaliteitseisen zijn beschreven die bij de inrichting van het kleinschalige kampeerterrein worden betrokken;
- het beplantingsplan dient binnen een jaar na het onherroepelijk worden van een omgevingsvergunning te zijn gerealiseerd.
- 6. de onderlinge afstand tussen kleinschalige kampeerterreinen dient ten minste 500 m te bedragen, met dien verstande dat in geval van uitbreiding tot ten hoogste 25 standplaatsen dit afstandsvereiste niet geldt;
- 7. de afstand tussen een kleinschalig kampeerterrein en een regulier kampeerterrein dient ten minste 1 km te bedragen, met dien verstande dat in geval van uitbreiding tot ten hoogste 25 standplaatsen dit afstandsvereiste niet geldt;
- 8. de afstand van een kleinschalig kampeerterrein tot de woning van derden dient ten minste 30 m te bedragen;
- 9. op een kleinschalig kampeerterrein zijn ten hoogste 25 niet-permanente standplaatsen toegestaan;
- 10. de netto oppervlakte van een standplaats dient ten minste 100 m² te bedragen;
- 11. mobiele kampeermiddelen en vaste kampeermiddelen op een kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend in de periode van het kampeerseizoen worden gebruikt.
- 12. op een kleinschalig kampeerterrein mogen ten hoogste 7 vaste kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, die jaarrond aanwezig zijn worden opgericht, mits het aantal vaste kampeermiddelen die jaarond aanwezig zijn in mindering wordt gebracht op het toegestane aantal standplaatsen voor kampeermiddelen;
- 13. vaste kampeermiddelen die jaarrond aanwezig zijn mogen uitsluitend binnen het bestaande bestemmingsvlak worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 36 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m;
- 14. ten behoeve van sanitaire voorzieningen mag een gebouw worden gebouwd met dien verstande dat:
- het gebouw binnen het bestaande bestemmingsvlak wordt gebouwd;
- het gebouw overeenkomstig de bouwregels zoals opgenomen in artikel 30.2 wordt gebouwd;
- 15. het parkeren ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein dient op eigen terrein binnen het bestemmingsvlak plaats te vinden, waarbij ten minste 1,1 parkeerplaats per standplaats dient te worden gerealiseerd.
37.7 Woningsplitsing en vorming van onzelfstandige woonruimte met, of zonder, bouwkundige aanpassing
- a. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot:
- 1. de vorming van een extra woning;
- 2. de vorming van een extra onzelfstandige woonruimte.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.1 en woningsplitsing toestaan, mits;
- 1. Het splitsen van een woning dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De woningen, nadat splitsing heeft plaatsgevonden, hebben elk een gebruiksoppervlakte van ten minste 35m2;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan van splitsen van woningen mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie:
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.2 en een extra onzelfstandige woonruimte toestaan in een door de eigenaar bewoonde woning, mits;
- 1. de toegevoegde onzelfstandige woonruimte dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De toegevoegde onzelfstandige ruimte een gebruiksoppervlakte van ten minste 12m2 heeft;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan toevoegen van onzelfstandige ruimten mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
Artikel 38 Wonen - 1
De regels voor de bestemming 'Wonen - 1' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Petten, `t Zand, Callantsoog, Groote Keeten' (NL.IMRO.0476.BP001H0001-0501). En aangevuld met de regels uit het 'Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche' (NL.IMRO.0441.BPPARAPLU1-VA01).
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met een ruimte voor beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis;
- b. bed & breakfast, is toegestaan in of bij een bewoonde woning, met dien verstande dat:
- 1. de bed & breakfast functie zowel in het hoofdgebouw als in bijgebouwen toegestaan,
- 2. gebruik als bed & breakfast is ondergeschikt aan de hoofdfunctie,
- 3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bed and breakfastfunctie bedraagt niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie,
- 4. een bed & breakfast mag maximaal 9 slaapplaatsen aanbieden;
- c. detailhandel, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
- d. een praktijkruimte in een woning, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "praktijkruimte";
- e. een schildersbedrijf, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - schildersbedrijf";
- f. woonwagens, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "woon-wagenstandplaats";
- g. kleinschalig kamperen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - kleinschalig kamperen", met dien verstande dat:
- 1. er niet meer dan 8 kampeerstandplaatsen voor kampeermiddelen zijn toegestaan;
- 2. het plaatsen van kampeermiddelen is toegestaan gedurende de periode van 15 maart en met 31 oktober;
- h. zomerwoningen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - zomerwoning";
- i. garageboxen-overkappingen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - garageboxen-overkappingen",
met de daarbij behorende:
j. groenvoorzieningen;
k. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
l. openbare nutsvoorzieningen;
m. water;
n. tuinen, erven en terreinen;
o. bouwwerken.
38.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- 2. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan de aangegeven hoogten ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" bedragen, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer zijn;
- 3. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal woningen bedragen, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
- 4. woningen mogen gestapeld worden gebouwd uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "gestapeld";
- 5. de inhoud van woningen, met inbegrip van aan- en uitbouwen als bedoeld in lid 24.2 onder d en e, mag niet meer dan 750 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer is;
- 6. hoofdgebouwen dienen op ten minste 3 m van de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
- b. Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende regels:
- 1. woonwagens mogen uitsluitend binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak worden geplaatst;
- 2. op gronden ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats" mogen niet meer dan 2 woonwagens worden geplaatst;
- 3. de bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
- 4. de oppervlakte van een woonwagen mag niet meer dan 100 m2 bedragen.
- c. Voor het bouwen van en gelden de volgende regels:
- 1. de goothoogte van zomerwoningen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
- 2. de bouwhoogte van zomerwoningen mag niet meer dan 6,5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
- 3. de oppervlakte van een zomerwoning mag niet meer dan de bestaande oppervlakte bedragen;
- 4. de afstand van een zomerwoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
- d. Voor het bouwen van aan- of uitbouwen aan zijgevels bij woningen gelden de volgende regels:
- 1. aan- of uitbouwen mogen aan de zijgevel van de woning worden gebouwd;
- 2. aan- of uitbouwen mogen aan de zijgevel of in het verlengde daarvan aan de woning worden gebouwd tot maximaal 3 m voorbij de zijdelingse bouwgrens en tot maximaal 3 m achter de achterste bouwgrens;
- 3. aan- of uitbouwen aan de zijgevel van de woning mogen van een kap worden voorzien waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en waarvan de dakhelling gelijk is aan die van het hoofdgebouw;
- 4. aan- of uitbouwen aan de zijgevel van de woning mogen plat worden afgedekt mits de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag met een maximum van 4 m.
- e. Voor het bouwen van aan- of uitbouwen aan achtergevels bij woningen gelden de volgende regels:
- 1. aan- of uitbouwen mogen aan de achtergevel van de woning worden gebouwd;
- 2. aan- of uitbouwen mogen aan de achterzijde van de woning tot maximaal 3 m achter de achterste bouwgrens worden gebouwd;
- 3. de goot- en bouwhoogte van aan- of uitbouwen aan de achterzijde van de woning mag niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedragen, met een maximum van 3 m respectievelijk 4 m.
- f. Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:
- 1. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
- 2. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is, met dien verstande dat de bouwhoogte van bijgebouwen nooit hoger mag zijn dan de bouwhoogte van woningen.
- g. Voor het bouwen van bijgebouwen bij woonwagens gelden de volgende regels:
- 1. een bijgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- 2. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
- h. Ten aanzien van oppervlaktenormen voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:
- 50 m2 voor erven met een kleinere oppervlakte dan 2.000 m2 dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is; met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - zomerwoning" waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en een zomerwoning niet meer mag bedragen dan 85 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
- 70 m2 voor erven met een oppervlakte vanaf 2.000 m2, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - zomerwoning" waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en een zomerwoning niet meer mag bedragen dan 105 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 50% van het erf aan de zij- en achterkant van de woning, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is.
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:
- i. Voor het bouwen van garageboxen-overkappingen geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte van garageboxen-overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
- j. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan de toegestane bouwhoogte als bepaald in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) bedragen;
- 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
38.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
38.4 Woningsplitsing en vorming van onzelfstandige woonruimte met, of zonder, bouwkundige aanpassing
- a. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot:
- 1. de vorming van een extra woning;
- 2. de vorming van een extra onzelfstandige woonruimte.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.1 en woningsplitsing toestaan, mits;
- 1. Het splitsen van een woning dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De woningen, nadat splitsing heeft plaatsgevonden, hebben elk een gebruiksoppervlakte van ten minste 35m2;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan van splitsen van woningen mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie:
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.2 en een extra onzelfstandige woonruimte toestaan in een door de eigenaar bewoonde woning, mits;
- 1. de toegevoegde onzelfstandige woonruimte dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De toegevoegde onzelfstandige ruimte een gebruiksoppervlakte van ten minste 12m2 heeft;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan toevoegen van onzelfstandige ruimten mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
Artikel 39 Wonen - 2
De regels voor de bestemming 'Wonen - 2' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bedrijventerrein Witte Paal ' (IMRO-idn:NL.IMRO.0441.BPWITTEPAAL2012-OH01. En aangevuld met de regels uit het 'Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche' (NL.IMRO.0441.BPPARAPLU1-VA01).
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
- b. een timmerbedrijf, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – timmerbedrijf”;
- c. bed & breakfast, is toegestaan in of bij een bewoonde woning, met dien verstande dat:
- 1. de bed & breakfast functie zowel in het hoofdgebouw als in bijgebouwen toegestaan,
- 2. gebruik als bed & breakfast is ondergeschikt aan de hoofdfunctie,
- 3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bed and breakfastfunctie bedraagt niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie,
- 4. een bed & breakfast mag maximaal 9 slaapplaatsen aanbieden;
inclusief de daarbij behorende:
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- h. water en oeverstroken.
39.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van niet-aaneengebouw-de hoofdgebouwen dient ten minste 2 m te bedragen, dan wel de bestaande afstand, indien deze minder bedraagt;
- 3. het aantal woningen mag niet meer dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” bedragen;
- 4. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” bedraagt de maatvoering van een gebouw de bestaande maatvoering en kapvorm;
- 5. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt voor het overige niet meer dan de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte”, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer zijn;
- 6. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 50% van de oppervlakte van een bouwperceel, dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer bedraagt.
- b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende regels:
- 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
- 2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen tot op de zij- of achtererfgrens worden gebouwd, tenzij de zij- of achtererfgrens grenst aan de openbare ruimte in welk geval aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten minste 1 m uit de erfgrens dienen te worden gebouwd;
- 3. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 3 m;
- 4. in afwijking van het bepaalde onder 1. mogen bijgebouwen en overkappingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
- bijgebouwen en overkappingen uitsluitend mogen worden gebouwd aan reeds voor (het verlengde van) de voorgevel aanwezige aan- of uitbouwen of bijgebouwen;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de goot- of verdiepingshoogte van de aanwezige aan- of uitbouw of aanwezige aangebouwde bijgebouw, vermeerderd met 0,30 m;
- 1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, vermeerderd met 0,30 m;
- 2. de diepte van aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan 4 m gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
- 3. de breedte van aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan de breedte van de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw plus de breedte van een eventueel aan de zijgevel gebouwd aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw;
- 4. in afwijking van het bepaalde onder 1. mogen aan- en uitbouwen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de breedte van de aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan 2/3 deel van de breedte van de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
- de diepte van de aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan 1 m, gemeten vanuit de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, met dien verstande dat indien de afstand tussen de oorspronkelijke voorgevel en de voorerfgrens
7 m of meer bedraagt, de diepte niet meer dan 1,5 m mag bedragen; - in aanvulling op het bepaalde onder b, geldt dat wanneer een aan- of uitbouw tevens aan de zijgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd, de genoemde afstanden tevens gelden gemeten vanuit de zijerfgrens;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitend zij- en/of achtererf, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen nooit meer dan 75 m² mag bedragen;
- 6. indien bestaande maten en oppervlakten afwijken van de maten en oppervlakten zoals genoemd in lid 1 tot en met 9, zijn deze maten toegestaan.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt niet meer dan 4 meter;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
39.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van;
- 1. het bepaalde in lid 39.2, sub b onder 3 voor het afdekken van een bijgebouw met een kap, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,5 m;
- de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw;
- 2. het bepaalde in lid 39.2, sub b onder 5 voor het voor het afdekken van een aan- of uitbouw met een kap, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,5 m;
- de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw;
- 3. het bepaalde in lid 39.2, sub b onder 6 voor het vergroten van de diepte van een aan- of uitbouw tot de diepte van reeds aanwezige aan- of uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen.
- 1. het bepaalde in lid 39.2, sub b onder 3 voor het afdekken van een bijgebouw met een kap, met dien verstande dat:
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 39.3, lid a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de woonsituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
39.4 Woningsplitsing en vorming van onzelfstandige woonruimte met, of zonder, bouwkundige aanpassing
- a. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot:
- 1. de vorming van een extra woning;
- 2. de vorming van een extra onzelfstandige woonruimte.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.1 en woningsplitsing toestaan, mits;
- 1. Het splitsen van een woning dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De woningen, nadat splitsing heeft plaatsgevonden, hebben elk een gebruiksoppervlakte van ten minste 35m2;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan van splitsen van woningen mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie:
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.2 en een extra onzelfstandige woonruimte toestaan in een door de eigenaar bewoonde woning, mits;
- 1. de toegevoegde onzelfstandige woonruimte dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De toegevoegde onzelfstandige ruimte een gebruiksoppervlakte van ten minste 12m2 heeft;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan toevoegen van onzelfstandige ruimten mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
Artikel 40 Wonen - 3
De regels voor de bestemming 'Wonen - 3' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Dirkshorn' (NL.IMRO.0441.BPDHN2011-OH01). En aangevuld met de regels uit het 'Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche' (NL.IMRO.0441.BPPARAPLU1-VA01).
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:- 1.
een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis; - 2.
mantelzorg;
- 1.
- b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen;
- c. Bed & breakfast is toegestaan in of bij een bewoonde woning, met dien verstanden dat:
- 1. de bed & breakfast functie zowel in het hoofdgebouw als in bijgebouwen toegestaan,
- 2. gebruik als bed & breakfast is ondergeschikt aan de hoofdfunctie,
- 3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bed and breakfastfunctie bedraagt niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie,
- 4. een bed & breakfast mag maximaal 9 slaapplaatsen aanbieden.
met de daarbijbehorende:
- d. tuinen en erven;
- e. groenvoorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- h. water;
- i. h.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
40.2 Bouwregels
40.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel tenzij het detailhandel bij een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de bedrijfsactiviteit of producten die binnen het beroep of de bedrijfsactiviteit vervaardigd worden.
40.4 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 15.3 sub a. in die zin dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
- 1. de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
- 2. het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
- 3. het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt;
- 4. binnen 3 maanden na beëindiging van de mantelzorg de voorzieningen worden verwijderd.
40.5 Woningsplitsing en vorming van onzelfstandige woonruimte met, of zonder, bouwkundige aanpassing
- a. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot:
- 1. de vorming van een extra woning;
- 2. de vorming van een extra onzelfstandige woonruimte.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.1 en woningsplitsing toestaan, mits;
- 1. Het splitsen van een woning dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De woningen, nadat splitsing heeft plaatsgevonden, hebben elk een gebruiksoppervlakte van ten minste 35m2;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan van splitsen van woningen mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie:
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.2 en een extra onzelfstandige woonruimte toestaan in een door de eigenaar bewoonde woning, mits;
- 1. de toegevoegde onzelfstandige woonruimte dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De toegevoegde onzelfstandige ruimte een gebruiksoppervlakte van ten minste 12m2 heeft;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan toevoegen van onzelfstandige ruimten mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
Artikel 41 Wonen - 4
De regels voor de bestemming 'Wonen - 4' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Dorpen langs de Groote Sloot' (NL.IMRO.0476.BP002H0001-0401) en aangevuld met de regels uit het 'Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche' (NL.IMRO.0441.BPPARAPLU1-VA01).
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met een ruimte voor beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis;
- b. bed & breakfast, met dien verstande dat:
- 1. bed & en breakfast dient te worden gerealiseerd binnen bestaande woningen;
- 2. bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
- 3. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloeroppervlak van bestaande woningen;
- a. 4. het parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
- a. een handelsonderneming in de bestaande bebouwing, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – handelsonderneming”;
- b. een schoonheidsspecialist in de bestaande bebouwing, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – schoonheidsspecialist”;
- c. een installatiebedrijf in de bestaande bebouwing, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – installatiebedrijf”;
- d. zomerwoningen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding ”specifieke vorm van wonen – zomerwoning”;
- e. garageboxen-overkappingen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding ”specifieke vorm van wonen - garageboxen-overkappingen”,
met de daarbij behorende:
- f. groenvoorzieningen;
- g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- h. openbare nutsvoorzieningen;
- i. water;
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. bouwwerken.
41.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- 2. hoofdgebouwen mogen gestapeld worden gebouwd uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “gestapeld”;
- 3. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan de aangegeven hoogten ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” bedragen, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer zijn;
- 4. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal woningen bedragen, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
- 5. de inhoud van woningen, met inbegrip van aan- en uitbouwen als bedoeld in lid 20.2 sub c en d, mag niet meer dan 750 m³ bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer is;
- 6. hoofdgebouwen dienen op ten minste 3 m van de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
- b. Voor het bouwen van zomerwoningen gelden de volgende regels:
- 1. de goothoogte van zomerwoningen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
- 2. de bouwhoogte van zomerwoningen mag niet meer dan 6,5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
- 3. de oppervlakte van een zomerwoning mag niet meer dan de bestaande oppervlakte bedragen;
- 4. de afstand van een zomerwoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
- c. Voor het bouwen van aan- of uitbouwen aan zijgevels bij woningen gelden de volgende regels:
- 1. aan- of uitbouwen mogen aan de zijgevel van de woning worden gebouwd;
- 2. aan- of uitbouwen mogen aan de zijgevel of in het verlengde daarvan van de woning worden gebouwd tot maximaal 3 m voorbij de zijdelingse bouwgrens en tot maximaal 3 m achter de achterste bouwgrens;
- 3. aan- of uitbouwen aan de zijgevel van de woning mogen van een kap worden voorzien waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en waarvan de dakhelling gelijk is aan die van het hoofdgebouw;
- 4. aan- of uitbouwen aan de zijgevel van de woning mogen plat worden afgedekt mits de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag met een maximum van 4 m.
- d. Voor het bouwen van aan- of uitbouwen aan achtergevels bij woningen gelden de volgende regels:
- 1. aan- of uitbouwen mogen aan de achtergevel van de woning worden gebouwd;
- 2. aan- of uitbouwen mogen aan de achterzijde van de woning tot maximaal 3 m achter de achterste bouwgrens worden gebouwd;
- 3. de goot- en bouwhoogte van aan- of uitbouwen aan de achterzijde van de woning mag niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedragen, met een maximum van 3 m respectievelijk 4 m.
- e. Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:
- 1. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
- 2. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is, met dien verstande dat de bouwhoogte van bijgebouwen nooit hoger mag zijn dan de bouwhoogte van woningen.
- f. Ten aanzien van oppervlaktenormen voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:
- 50 m² voor erven met een kleinere oppervlakte dan 2.000 m² dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is; met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - zomerwoning” waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en een zomerwoning niet meer mag bedragen dan 85 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
- 70 m² voor erven met een oppervlakte vanaf 2.000 m², met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - zomerwoning” waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en een zomerwoning niet meer mag bedragen dan 105 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
- de oppervlakte op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen”;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 50% van het achtererfgebied van de woning, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is.
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:
- g. Voor het bouwen van garageboxen-overkappingen geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte van garageboxen-overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
- h. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan de toegestane bouwhoogte als bepaald in artikel 2.1 lid 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 2 Bijlage II Besluit omgevingsrecht bedragen;
- 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
41.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
41.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het:
- a. bepaalde in lid 41.2 sub a onder 4 en toestaan dat een hoofdgebouw in twee woningen wordt gesplist, met dien verstande dat:
- 1. de minimale inhoud van een woning, na splitsing, minimaal 200 m³ bedraagt;
- 2. de overige regels van de bestemming ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing blijven;
- 3. de toename van de parkeerdruk door de splitsing van een hoofdgebouw op eigen erf dient te worden ondervangen.
41.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen en zomerwoningen voor permanente bewoning;
- het gebruiken of laten gebruiken van woningen en bijgebouwen als recreatief nachtverblijf, met uitzondering van het gebruik van zomerwoningen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – zomerwoning” en met uitzondering van het toegestane gebruik voor bed & breakfast in bestaande woningen;
- het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen.
41.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.1 en lid 20.5 voor het gebruik van bestaande woningen voor afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
- 1. bewoning van de bestaande woning voor afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waarbij deze noodzaak dient te zijn aangetoond door een onafhankelijke deskundige instantie;
- 2. de afhankelijke woonruimte qua maatvoering binnen de vigerende regeling inzake de bestaande woning wordt ingepast;
- 3. mantelzorg uitsluitend is toegestaan binnen de bestaande woning;
- 4. het parkeren op eigen erf dient plaats te vinden.
41.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
het plan wijzigen ten behoeve van een hogere goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen als bedoeld in lid 20.2, sub a, onder 3 met niet meer dan 1 m, mits de hogere goot- en/of bouwhoogte op het punt van de wet- en regelgeving op het gebied van natuurwaarden in de vorm van een natuurtoets uitvoerbaar is.
41.8 Woningsplitsing en vorming van onzelfstandige woonruimte met, of zonder, bouwkundige aanpassing
- a. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot:
- 1. de vorming van een extra woning;
- 2. de vorming van een extra onzelfstandige woonruimte.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.1 en woningsplitsing toestaan, mits;
- 1. Het splitsen van een woning dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De woningen, nadat splitsing heeft plaatsgevonden, hebben elk een gebruiksoppervlakte van ten minste 35m2;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan van splitsen van woningen mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie:
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.2 en een extra onzelfstandige woonruimte toestaan in een door de eigenaar bewoonde woning, mits;
- 1. de toegevoegde onzelfstandige woonruimte dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De toegevoegde onzelfstandige ruimte een gebruiksoppervlakte van ten minste 12m2 heeft;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan toevoegen van onzelfstandige ruimten mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
Artikel 42 Wonen - 5
De regels voor de bestemming 'Wonen - 5' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Tuitjenhorn' (NL.IMRO.0441.BPTHN2010-VA02 ) Artikel 17 Wonen - 2 en aangevuld met de regels uit het ''Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche' (NL.IMRO.0441.BPPARAPLU1-VA01).
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:- 1.
een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis; - 2.
mantelzorg;
- 1.
- b. bed & breakfast, is toegestaan in of bij een bewoonde woning, met dien verstande dat:
- 1. de bed & breakfast functie zowel in het hoofdgebouw als in bijgebouwen toegestaan,
- 2. gebruik als bed & breakfast is ondergeschikt aan de hoofdfunctie,
- 3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bed and breakfastfunctie bedraagt niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie,
- 4. een bed & breakfast mag maximaal 9 slaapplaatsen aanbieden;
waarbij de instandhouding en/of het herstel van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van stolpen wordt nagestreefd;
- c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. groenvoorzieningen;
- e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. waterlopen en waterpartijen;
- h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
42.2 Bouwregels
42.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij het detailhandel bij een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de bedrijfsactiviteit of producten die binnen het beroep of de bedrijfsactiviteit vervaardigd worden:
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf;
- e. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
- f. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken.
42.4 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 42.3 sub a. in die zin dat bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
- 1. de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
- 2. het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
- 3. het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt;
- 4. binnen 3 maanden na beëindiging van de mantelzorg de voorzieningen worden verwijderd;
- a. het bepaalde in lid 42.3 sub e. in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor ten hoogste 4 woningen, mits:
- 1. het karakter van het betreffende woonhuis niet onevenredig wordt aangetast;
- 2. het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de extra woning niet onevenredig toeneemt;
- 3. er geen sprake is van een onevenredige toename van de verkeersdruk in de naaste omgeving;
- a. het bepaalde in lid 42.3 sub f. in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de bouwhoogte van het hekwerk rond de paardrijdbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak ten hoogste 6 m bedraagt, waarbij de lichtarmaturen zodanig worden aangebracht dat geen lichthinder optreedt buiten de paardrijdbak;
- 3. de omvang van de paardrijdbak ten hoogste 1200 m² bedraagt;
- 4. de paardrijdbak zo dicht mogelijk bij de woning worden gerealiseerd, met dien verstande dat de paardrijdbak binnen 35 m van de woning wordt gesitueerd en niet verder mag strekken dan 100 m uit de woning;
- 5. er beplanting aan de wegzijde van de paardrijdbak wordt aangebracht, indien de paardrijdbak aan een weg is gelegen;
- 6. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens bij opslag van mest, minimale afstand 25 m tot de woonbestemmingsgrens bij stalling, minimale afstand 30 m tot de woonbestemmingsgrens bij rijdbak).
42.5 Omgevingsvergunning voor het slopen
42.6 Woningsplitsing en vorming van onzelfstandige woonruimte met, of zonder, bouwkundige aanpassing
- a. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot:
- 1. de vorming van een extra woning;
- 2. de vorming van een extra onzelfstandige woonruimte.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.1 en woningsplitsing toestaan, mits;
- 1. Het splitsen van een woning dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De woningen, nadat splitsing heeft plaatsgevonden, hebben elk een gebruiksoppervlakte van ten minste 35m2;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan van splitsen van woningen mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie:
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.2 en een extra onzelfstandige woonruimte toestaan in een door de eigenaar bewoonde woning, mits;
- 1. de toegevoegde onzelfstandige woonruimte dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De toegevoegde onzelfstandige ruimte een gebruiksoppervlakte van ten minste 12m2 heeft;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan toevoegen van onzelfstandige ruimten mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
Artikel 43 Wonen - 6
De regels voor de bestemming Wonen - 6 zijn overgNL.IMRO.0441.BPWLD2009-OH01 enomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Waarland' (NL.IMRO.0441.BPWLD2009-OH01) en aangevuld met de regels uit het 'Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche' (NL.IMRO.0441.BPPARAPLU1-VA01).
43.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 6’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
woningen, al dan niet in combinatie met:- 1.
een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis; - 2.
mantelzorg;
- 1.
- b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen,
en tevens voor:
- c. ondergeschikte horecabedrijven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca”;
- d. detailhandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
- e. bed & breakfast, is toegestaan in of bij een bewoonde woning, met dien verstande dat:
- 1. de bed & breakfast functie zowel in het hoofdgebouw als in bijgebouwen toegestaan,
- 2. gebruik als bed & breakfast is ondergeschikt aan de hoofdfunctie,
- 3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bed and breakfastfunctie bedraagt niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie,
- 4. een bed & breakfast mag maximaal 9 slaapplaatsen aanbieden;
met de daarbij behorende:
- f. tuinen en erven;
- g. groenvoorzieningen;
- h. openbare nutsvoorzieningen;
- i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- j. water;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
43.2 Bouwregels
43.3 Afwijken bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie,
worden afgeweken van het bepaalde onder het bepaalde in lid 13.2.1 onder c voor het bouwen van meer woningen, met dien verstande dat:
- a. het plan past binnen een vastgestelde structuurvisie;
- b. de betreffende locatie valt binnen bestaand gebouwd gebied op basis van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie;
- c. de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de wettelijke voorkeurswaarde dan wel in overeenstemming is met een hogere waarde;
- d. er archeologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het bouwplan;
- e. er ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het bouwplan;
- f. over de berging van het hemelwater overleg wordt gevoerd met het Hoogheemraadschap en er duidelijkheid dient te bestaan over compenserende maatregelen;
- g. het plan voorziet in een goede landschappelijke inpassing.
43.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel tenzij het detailhandel bij een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de bedrijfsactiviteit of die binnen het beroep of de bedrijfsactiviteit vervaardigd worden.
43.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.3, sub a, en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
- a. de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
- b. het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
- c. het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt.
43.6 Woningsplitsing en vorming van onzelfstandige woonruimte met, of zonder, bouwkundige aanpassing
- a. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot:
- 1. de vorming van een extra woning;
- 2. de vorming van een extra onzelfstandige woonruimte.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.1 en woningsplitsing toestaan, mits;
- 1. Het splitsen van een woning dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De woningen, nadat splitsing heeft plaatsgevonden, hebben elk een gebruiksoppervlakte van ten minste 35m2;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan van splitsen van woningen mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie:
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.2 en een extra onzelfstandige woonruimte toestaan in een door de eigenaar bewoonde woning, mits;
- 1. de toegevoegde onzelfstandige woonruimte dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De toegevoegde onzelfstandige ruimte een gebruiksoppervlakte van ten minste 12m2 heeft;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan toevoegen van onzelfstandige ruimten mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
Artikel 44 Wonen - 7
De regels voor de bestemming 'Wonen - 7' zijn overgenomen uit het moederplan 'Bestemmingsplan Warmenhuizen' (NL.IMRO.0441.BPWHZ2011-OH01) en aangevuld met de regels uit het 'Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche' (NL.IMRO.0441.BPPARAPLU1-VA01).
44.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 7' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet incombinatie met ruimte voor:- 1.
een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis; - 2.
mantelzorg;
- 1.
- b. bed & breakfast, is toegestaan in of bij een bewoonde woning, met dien verstande dat:
- 1. de bed & breakfast functie zowel in het hoofdgebouw als in bijgebouwen toegestaan,
- 2. gebruik als bed & breakfast is ondergeschikt aan de hoofdfunctie,
- 3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bed and breakfastfunctie bedraagt niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie,
- 4. een bed & breakfast mag maximaal 9 slaapplaatsen aanbieden;
waarbij de instandhouding en/of het herstel van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van gebouwen wordt nagestreefd, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek";
met daaraan ondergeschikt:
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. wegen en straten;
- g. voet- en rijwielpaden;
- h. waterlopen en waterpartijen;
- i. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
44.2 Bouwregels
44.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel tenzij het detailhandel bij een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de bedrijfsactiviteit of producten die binnen het beroep of de bedrijfsactiviteit vervaardigd worden;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken.
44.4 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 44.3 sub a. in die zin dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
- 1. de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
- 2. het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
- 3. het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt;
- 4. binnen 3 maanden na beëindiging van de mantelzorg de voorzieningen worden verwijderd;
- b. het bepaalde in lid 44.3 sub d. in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de bouwhoogte van het hekwerk rond de paardrijdbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak ten hoogste 6 m bedraagt, waarbij de lichtarmaturen zodanig worden aangebracht dat geen lichthinder optreedt buiten de paardrijdbak;
- 3. de omvang van de paardrijdbak ten hoogste 1200 m² bedraagt;
- 4. de paardrijdbak zo dicht mogelijk bij de woning worden gerealiseerd, met dien verstande dat de paardrijdbak binnen 35 m van de woning wordt gesitueerd en niet verder mag strekken dan 100 m uit de woning;
- 5. er beplanting aan de wegzijde van de paardrijdbak wordt aangebracht, indien de paardrijdbak aan een weg is gelegen;
- 6. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens bij opslag van mest, minimale afstand 25 m tot de woonbestemmingsgrens bij stalling, minimale afstand 30 m tot de woonbestemmingsgrens bij rijdbak).
44.5 Omgevingsvergunning voor het slopen
44.6 Woningsplitsing en vorming van onzelfstandige woonruimte met, of zonder, bouwkundige aanpassing
- a. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot:
- 1. de vorming van een extra woning;
- 2. de vorming van een extra onzelfstandige woonruimte.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.1 en woningsplitsing toestaan, mits;
- 1. Het splitsen van een woning dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De woningen, nadat splitsing heeft plaatsgevonden, hebben elk een gebruiksoppervlakte van ten minste 35m2;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan van splitsen van woningen mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie:
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.2 en een extra onzelfstandige woonruimte toestaan in een door de eigenaar bewoonde woning, mits;
- 1. de toegevoegde onzelfstandige woonruimte dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De toegevoegde onzelfstandige ruimte een gebruiksoppervlakte van ten minste 12m2 heeft;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan toevoegen van onzelfstandige ruimten mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
Artikel 45 Wonen - 8
De regels voor de bestemming 'Wonen - 8' zijn overgenomen uit het moederplan bestemmingsplan 'Landelijk gebied Schagen' (NL.IMRO.0441.BPLG00-VA02) en aangevuld met de regels uit het ''Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche' (NL.IMRO.0441.BPPARAPLU1-VA01).
45.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 8' aangewezen gronden zijn bestemd voor:NL.IMRO.0441.BPLG00-VA02
- a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met bed & breakfast of een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
- b. een paardenbak;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleinschalig hondenpension', tevens een kleinschalig hondenpension, met dien verstande dat gelijktijdig aan maximaal 15 honden opvang mag worden geboden;
- d. bed & breakfast, is toegestaan in of bij een bewoonde woning, met dien verstande dat:
- 1. de bed & breakfast functie zowel in het hoofdgebouw als in bijgebouwen toegestaan,
- 2. gebruik als bed & breakfast is ondergeschikt aan de hoofdfunctie,
- 3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bed and breakfastfunctie bedraagt niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie,
- 4. een bed & breakfast mag maximaal 9 slaapplaatsen aanbieden;
met de daarbij behorende:
- e. gebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. tuinen, erven en paden;
- h. groenvoorzieningen;
- i. openbare nutsvoorzieningen;
- j. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- k. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
45.2 Bouwregels
45.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaatsing van woningen en bijgebouwen bij woningen, waarbij geëist kan worden dat bijgebouwen worden opgericht achter de lijn, die kan worden getrokken in het verlengde van de achtergevel.
45.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. 45.2.1 onder b, en toestaan dat binnen hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' 2 woningen worden gerealiseerd;
- b. 45.2.1 onder d, voor een hogere goothoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 6,5 m mag bedragen en voor een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 11 m mag bedragen;
- c. 45.2.1 onder e, voor een dakhelling van minder dan 30°, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
- d. 45.2.2 onder b, voor een tijdelijk grotere oppervlakte van niet meer dan 60 m2 aan bijgebouwen en overkappingen bij woningen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
- 1. de afwijking uitsluitend van toepassing is in combinatie met een omgevingsvergunning voor gebruik zoals bedoeld in artikel 45.6.2;
- 2. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) de bebouwing die als woonvoorzieningen wordt gebruikt, en niet passend is binnen de regels van de bestemming, van het perceel wordt verwijderd.
De onder a tot en met d genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid.
45.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld artikel 45.1 wordt in ieder geval aangemerkt:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen ten dienste van de woonfunctie voor zelfstandige bewoning;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gezamenlijke vloeroppervlakte van de begane grond van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van derden in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
- d. het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie.
45.6 Afwijken van de gebruiksregels
45.7 Woningsplitsing en vorming van onzelfstandige woonruimte met, of zonder, bouwkundige aanpassing
- a. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot:
- 1. de vorming van een extra woning;
- 2. de vorming van een extra onzelfstandige woonruimte.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.1 en woningsplitsing toestaan, mits;
- 1. Het splitsen van een woning dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De woningen, nadat splitsing heeft plaatsgevonden, hebben elk een gebruiksoppervlakte van ten minste 35m2;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan van splitsen van woningen mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie:
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.2 en een extra onzelfstandige woonruimte toestaan in een door de eigenaar bewoonde woning, mits;
- 1. de toegevoegde onzelfstandige woonruimte dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De toegevoegde onzelfstandige ruimte een gebruiksoppervlakte van ten minste 12m2 heeft;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan toevoegen van onzelfstandige ruimten mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
Artikel 46 Wonen - 9
De regels voor de bestemming 'Wonen - 9' zijn overgenomen uit het moederplan bestemmingsplan 'Landelijk gebied Harenkarspel' (NL.IMRO.0441.BPLGH2009-OH02) en aangevuld met de regels uit het 'Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche' (NL.IMRO.0441.BPPARAPLU1-VA01).
46.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 9’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
- b. een paardenbak;
- c. het hobbymatig houden van dieren;
- d. bed & breakfast, is toegestaan in of bij een bewoonde woning, met dien verstande dat:
- 1. de bed & breakfast functie zowel in het hoofdgebouw als in bijgebouwen toegestaan,
- 2. gebruik als bed & breakfast is ondergeschikt aan de hoofdfunctie,
- 3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bed and breakfastfunctie bedraagt niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie,
- 4. een bed & breakfast mag maximaal 9 slaapplaatsen aanbieden;
en tevens voor:
- e. behoud en/of versterking van de cultuurhistorische waarde van bebouwing ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’,
met de daarbij behorende:
- f. groenvoorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- j. waterlopen en -partijen.
46.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- 1. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1, dan wel het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven aantal;
- 2. op de gronden ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – woning uitgesloten’ mogen geen woningen worden gebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding ‘relatie’ aan de Rijperweg 19 te Sint Maarten en Rijperweg 42 te Sint Maarten voor wat betreft de woning aan de Rijperweg 42 te Sint Maarten sprake is van een (voormalige) tweede agrarische bedrijfswoning behorende bij het perceel Rijperweg 19 te Sint Maarten;
- 4. de oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 225 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
- 5. de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met uitzondering van stolpvormige woningen, mag niet meer bedragen dan 15 m dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt;
- 6. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 8 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van stolpvormige woningen niet meer mag bedragen dan 11,5 m;
- 7. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel ten minste het bestaande aantal graden indien dit minder is;
- 8. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 15% van de kavelbreedte, met dien verstande dat de minimale afstand niet minder mag bedragen dan 4 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
- 9. de afstand van een hoofdgebouw tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan 4 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt.
- b. In afwijking van het bepaalde in sub a, gelden voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ de volgende regels:
- 1. voor wat betreft de stolp mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van onderhoud, herstel en inwendige verbouwing waarbij de goothoogte, bouwhoogte, dakvorm en dakhelling overeenkomstig de bestaande situatie gehandhaafd dient te blijven.
- c. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op ten minste 4 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – woning uitgesloten’ geen aan- en uitbouwen mogen worden gebouwd;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing, met inbegrip van het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan 300 m² dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat:
- het bebouwingspercentage op een bouwperceel niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel mag bedragen;
- de totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- 3. de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een stolpwoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ mag niet meer bedragen 120 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
- 4. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het hoofdgebouw voor zover de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ mag niet minder bedragen dan 5 m;
- 5. de afstand van bijgebouwen tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 35 m, dan wel de bestaande afstand indien deze meer bedragen;
- 6. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
- d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak gelden de volgende regels:
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1200 m²;
- de paardenbak niet verder mag strekken dan 100 meter, berekend vanaf de achterzijde van het hoofdgebouw;
- de paardenbak is gelegen achter het hoofdgebouw, bezien vanaf de openbare weg, aansluitend aan het bouw- en/of bestemmingsvlak waarop het hoofdgebouw is gesitueerd;
- de bouwhoogte van de terreinafscheiding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
- de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de paardenbak moet worden gerealiseerd op een minimale afstand van 30 m tot de woning van een derde;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
- 1. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak gelden de volgende regels:
46.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 46.2, sub a, onder 1 en toestaan dat binnen hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – stolp’ 2 woningen worden gerealiseerd;
- b. lid 46.2, sub a, onder 6 voor een hogere goothoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 6,5 m mag bedragen;
- c. lid 46.2, sub a, onder 7, voor een dakhelling van minder dan 30o, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt;
- d. lid 46.2 , sub b, ten behoeve van vervangen en nieuwbouw, indien:
- 1. het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit;
- 2. handhaving van de hoofdvorm niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker en met financiële tegemoetkomingen of anderszins de onevenredige nadelige gevolgen voor de eigenaar/gebruiker niet opgeheven kunnen worden,
met dien verstande dat in gevallen waarin een stolpvormige woning wordt gebouwd de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 2,7 en 11,5 m.
Indien geen sprake is van een stolpvormige woning zijn de in lid 46.2 sub a genoemde regels van toepassing;
- e. lid 46.2, sub b, ten behoeve van een gedeeltelijk vernieuwing, verandering en uitbreiding, waarbij de bestaande goothoogte, bouwhoogte en dakvorm aangehouden dient te worden met een maximale speling van 0,5 m voor de goothoogte, 1 m voor de bouwhoogte en 5º voor de dakhelling;
- f. lid 46.2, sub c, onder 2 en 3, voor een tijdelijk grotere oppervlakte van niet meer dan 60 m² aan bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
- 1. de afwijking uitsluitend van toepassing is in combinatie met een omgevingsvergunning voor gebruik zoals bedoeld in lid 46.5;
- 2. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) de bebouwing die als woonvoorzieningen wordt gebruikt, en niet passend is binnen de regels van de bestemming, van het perceel wordt verwijderd.
- g. lid 46.2, sub c, onder 4 voor een afwijkende situering van bijgebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw;
- h. lid 46.2, sub d, onder 1 ten behoeve van een andere situering van de paardenbak, onder de aanvullende voorwaarden dat:
- 1. bij een afwijkende situering de paardenbak landschappelijk wordt ingepast, inclusief de ligging van de paardenbak ten opzichte van de eigen erfbebouwing;
- 2. voor een paardenbak die aan de weg is gelegen streekeigen beplanting aan de voorzijde wordt aangebracht.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- i. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- j. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- k. de milieusituatie;
- l. het uitzicht van woningen;
- m. de verkeersveiligheid.
46.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten dienste van de woonfunctie voor zelfstandige bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
- c. het gebruik van gronden, bouwwerken en vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van derden;
- d. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie.
46.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 46.4, sub a en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een woning worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
- 1. de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
- 2. het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast;
- 3. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt;
- 4. er geen sprake is van een zelfstandige woning;
- 5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd.
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 46.4, sub c ten behoeve van het gebruik van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (met uitzondering van kassen) voor een inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van derden.
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid.
46.6 Woningsplitsing en vorming van onzelfstandige woonruimte met, of zonder, bouwkundige aanpassing
- a. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot:
- 1. de vorming van een extra woning;
- 2. de vorming van een extra onzelfstandige woonruimte.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.1 en woningsplitsing toestaan, mits;
- 1. Het splitsen van een woning dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De woningen, nadat splitsing heeft plaatsgevonden, hebben elk een gebruiksoppervlakte van ten minste 35m2;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan van splitsen van woningen mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie:
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder a.2 en een extra onzelfstandige woonruimte toestaan in een door de eigenaar bewoonde woning, mits;
- 1. de toegevoegde onzelfstandige woonruimte dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. De toegevoegde onzelfstandige ruimte een gebruiksoppervlakte van ten minste 12m2 heeft;
- 3. De afwijking zoals bedoeld in dit artikel wordt slechts verleend indien in op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode;
- 4. De woning die gerealiseerd wordt ten gevolge van de splitsing moet passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- 5. Het bepaalde in het plan en toestaan toevoegen van onzelfstandige ruimten mag enkel plaatsvinden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 47 Algemene Bouwregels
47.1 Bestaande maten
Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- a. bestaande maten, die meer bedragen dan in de bouwregels is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. bestaande maten, die minder bedragen dan in de bouwregels is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
47.2 Bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
47.3 Kelders
Onder woningen en daarbij behorende aan- en uitbouwen mogen kelders worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. de kelder loodrecht onder de woning en/of daarbij behorende aan- en uitbouwen wordt gebouwd;
- b. de maximale diepte van de kelder, gemeten vanaf de onderkant van de begane grond, 4 meter bedraagt.
47.4 Maximale bouwhoogte van gebouwen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen, worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:
- a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
- c. de verhoging leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
47.5 Parkeervoorzieningen
Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.
47.6 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Parkeervoorzieningen indien:
- 1. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
- 3. strikte toepassing van de nota leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen/noodzaak wordt gerechtvaardigd;
onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.
Artikel 48 Algemene Gebruiksregels
48.1 Parkeervoorzieningen
Een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van de functie van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.
48.2 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 48.1 indien:
- a. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- b. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
- c. strikte toepassing van de nota leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen/noodzaak wordt gerechtvaardigd;
onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.
48.3 Beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
Een woning en/of bedrijfswoning en de daarbij behorende aan-, en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis, mits:
- a. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van het bruto vloeroppervlak van de betreffende woningen en de daarbij behorende aan-, en uitbouwen en bijgebouwen;
- b. het geen detailhandel of horeca betreft;
- c. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- d. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
- e. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
- f. de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter en/of agrarische karakter van de omgeving.
48.4 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken of laten gebruiken als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. het gebruiken of laten gebruiken als sport- of wedstrijdterreinen, parkeerterreinen, kampeer- of caravanterreinen, woonwagen- of andere kampen, dagcampings en lig- of speelweiden, met uitzondering van - voor zover toegestaan - een kleinschalige camping;
- c. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan en het opgeslagen hebben van ongerede en onklare machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen;
- d. het gebruiken of laten gebruiken als opslagplaats, dan wel stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens indien en voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- e. de opslag van bagger en grondspecie behoudens indien en voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de wettelijke onderhoudsplicht van naastgelegen waterpartijen;
- f. het gebruiken of laten gebruiken als volkstuin voorzover gronden niet zijn voorzien van de aanduiding “volkstuin”;
- g. het gebruiken of laten gebruiken als ligplaats voor woonschepen;
- h. het gebruiken of laten gebruiken van gronden, bouwwerken en woonschepen ten behoeve van een seksinrichting;
- i. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor paardenbakken met uitzondering van paardenbakken gelegen ter plaatse van een agrarisch bouwvlak;
- j. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- k. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- l. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen als groepsaccommodatie;
- m. het gebruiken of laten gebruiken van vaste kampeermiddelen, recreatiewoningen en zomerwoningen voor permanente bewoning;
- n. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte;
- o. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
- p. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij het detailhandel bij een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de bedrijfsactiviteit of producten die binnen het beroep of de bedrijfsactiviteit vervaardigd worden;
- q. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf;
- r. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" in welk geval een woonhuis mag worden gebruikt voor het in de aanduiding aangegeven aantal;
- s. Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij de parkeergelegenheid die is vereist en aangelegd op grond van artikel 47.5 Parkeervoorzieningen of Parkeervoorzieningen niet in stand wordt gelaten.
48.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 48.4Strijdig gebruik onder t voor het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van maximaal 20 arbeidsmigranten, onder de voorwaarden dat;
- a. de huisvesting uitsluitend plaatsvindt als nevenfunctie van een volwaardig en als zodanig bestemd agrarisch bedrijf.
- b. de huisvesting noodzakelijk is voor werknemers die werkzaam zijn op ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf; waarbij voor ten hoogste 5 maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
- c. de huisvesting uitsluitend mag plaatsvinden op het bestaande agrarische bouwvlak indien een conform de bestemming door de eigenaar of bedrijfsleider bewoonde en in gebruik zijnde agrarische bedrijfswoning op het bouwperceel aanwezig is.
- d. voor het bouwen van nieuwe bebouwing en/of woonunits een inrichtingsplan is opgesteld, waarin in ieder geval aandacht is besteed aan een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en/of woonunits en de parkeervoorzieningen. Over de landschappelijke inpassing dient vooraf met de gemeente overleg plaats te vinden.
- e. van deze afwijkingsbevoegdheid wordt gebruik gemaakt als aanvrager aantoont dat voldaan wordt aan de parkeernorm en aantoont dat het woon- en leefklimaat van de omwonende niet wordt geschaad, waarbij in ieder geval moet worden aangetoond dat
- 1. de verkeersveiligheid van de aanwonenden aan dezelfde weg gelegen wordt gewaarborgd.
- 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt belemmerd.
- f. de bouwregels geldend voor de bestemming agrarisch onverkort van kracht blijven.
- g. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 48.4 Strijdig gebruik onder t voor het gebruik van bijgebouwen voor de huisvesting van maximaal 60 arbeidsmigranten onder voorwaarde dat;
- 1. Voorafgaand aan het voeren van de afwijkingsprocedure een participatie traject wordt doorlopen.
- 2. Dat dit participatie traject in overleg met de gemeente tot stand dient te komen.
- 3. Bij de aanvraag dient een schriftelijke weergave te worden gevoegd van de uitkomsten van dit participatie traject.
- 4. Dit advies wordt aantoonbaar meegenomen in de daaropvolgende besluitvorming.
- 5. Het hierboven in dit lid onder 2 bepaalde mag - na toestemming van de gemeente aangepast worden aan de specifieke omstandigheden van het bedrijf.
- 6. Het bepaalde in de leden a tot en met f blijft onverkort van kracht.
Artikel 49 Algemene Aanduidingsregels
49.1 Monumenten en beeldbepalende panden
49.2 veiligheidszone - bevi
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – bevi” zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en objecten die hoofdzakelijk gericht zijn op het langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen, vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.
49.3 vrijwaringszone - molenbiotoop
De voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) uit de moederplannen Buitengebied Zijpe (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03) en Bestemmingsplan Waarland (NL.IMRO.0441.BPWLD2009-OH01) en Bestemmingsplan Landelijk gebied Harenkarspel (NL.IMRO.0441.BPLGH2009-OH02) tevens bestemd voor de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molens als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
- a. In afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij de andere in het moederplan Buitengebied Zijpe (NL.IMRO.0441.BPBGZIJPE-VA03) en Bestemmingsplan Waarland (NL.IMRO.0441.BPWLD2009-OH01) en Bestemmingsplan Landelijk gebied Harenkarspel (NL.IMRO.0441.BPLGH2009-OH02) opgenomen bestemmingen gelden de volgende regels:
- 1. binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
- 2. binnen de zone van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 400 m gemeten vanaf de molen mogen geen hogere gebouwen worden gebouwd dan door middel van de onderstaande formule wordt bepaald:
H = X/n + c·z
waarin:
H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen).
X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen.
n = de ruwheidcoëfficiënt volgens de ruwheidsklassentabel van Wieringa:
- 140 voor open gebied;
- 75 voor een ruw gebied;
- 50 voor een gesloten gebied.
c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%).
z = de askophoogte van de molen. Deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel molens:
Adres | Plaats | Askophoogte |
Grote Sloot 33 | Burgerbrug | 11 meter |
Grote Sloot 103 | Burgerbrug | 12 meter |
Molenweg 2 | Burger(vlot)brug | 12 meter |
Grote Sloot 153 | Sint Maartensbrug | 9,5 meter |
Grote Sloot 414 | Schagerbrug | 12 meter |
Ruigeweg 101 | Schagerbrug | 10 meter |
Korte Ruigeweg 47 | Oudesluis | 9 meter |
Korte Belkmerweg | 't Zand | 11,5 meter |
Korte Belkmerweg | 't Zand | 10 meter |
Parallelweg 11 | Sint Maartensbrug | 11,5 meter |
Waarlands Molen | Waarland | 13 meter |
Slootgaardweg 10a | Waarland | 12,8 meter |
- b. Bestaande bouwwerken waarvan de hoogte afwijkt van hetgeen op grond van sub a zou zijn toegestaan, worden geacht in overeenstemming te zijn met het bepaalde onder a;
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig het ten aanzien van de bestemmingen bepaalde, mits de windvangzone van de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
- d. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van bomen, heesters en andere opgaande beplanting.
- e. Werken en werkzaamheden als bedoeld in sub d, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige aantasting van de windvang van de molen en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element ontstaat of kan ontstaan.
- f. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder e is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
49.4 vrijwaringszone - onveilig gebied
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - onveilig gebied' zijn de gronden tevens gereserveerd ten behoeve van en voor militaire doeleinden.'
Artikel 50 Algemene Afwijkingsregels
50.1 Ondergeschikte afwijkingen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor:
- a. de op de verbeelding aangeduide en/of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages (met uitzondering van de oppervlakte van gebouwen, bebouwing en bestemmingsvlakken) tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten worden gebouwd met een hoogte van ten hoogste 15 m;
- d. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten ten behoeve van telecommunicatiedoeleinden worden gebouwd met een hoogte van ten hoogste 40 m;
- e. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van een betere ontsluiting van agrarische gronden en ten behoeve van fiets- en wandelpaden;
- f. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van (vaar)wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- g. het bepaalde in het plan en toestaan dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, openbaar vervoer, telecommunicatie, sanitaire voorzieningen, kunstwerken en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits;
- 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt.
De onder a tot en met g genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de archeologische en aardkundige waarden.
50.2 Mantelzorg
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor:
- a. het gebruik van een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte;
- b. de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning, zoals opgenomen in de bestemmingsregels, en extra bouwmogelijkheden bieden voor de bouw van een bijgebouw ten behoeve van mantelzorg, mits:
- 1. de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt;
- 2. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt;
- 3. er geen sprake is van een zelfstandige woning;
- 4. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen (als gevolg van verhuizing of overlijden) het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd;
- 5. de oppervlakte van een nieuw te bouwen bijgebouw, c.q. mantelzorgwoning ten hoogste 100 m2 bedraagt,
- 6. het bebouwingspercentage van het achtererf ten hoogste 75% bedraagt;
- 7. de bouwhoogte van een bijgebouw c.q. mantelzorgwoning niet meer dan 3,5 m bedraagt.
Artikel 51 Algemene Wijzigingsregels
51.1 Inleiding
De in dit artikel genoemde wijzigingen kunnen uitsluitend worden toegestaan als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid.
51.2 Archeologie
51.3 Nutsvoorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen voor wat betreft het bouwen van nutsvoorzieningen en de bestemming wijzigen in de bestemming “Bedrijf - Nutsvoorziening”, waarbij de bij deze bestemming behorende regels van het moederplan van toepassing zijn.
51.4 Relatie met andere regelgeving
Burgemeester en wethouders kunnen bestemmingsregels wijzigen in die zin dat de in het bestemmingsplan opgenomen verwijzingen naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke worden geactualiseerd; de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien het handhaven van de in de regels opgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden leidt; een eventueel bij de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijzigingen betreffen.
51.5 Verdeelstations en gemalen
Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat ten behoeve van een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation of rioolgemaal mag worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m
51.6 Seksinrichting
Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan ten behoeve van de vestiging van een seksinrichting binnen een bestaand hoofdgebouw binnen de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden’, ‘Bedrijf’, ‘Maatschappelijk’ en ‘Horeca’, mits:
- 1. er niet eerder een verzoek is gehonoreerd;
- 2. de afstand tussen de seksinrichting en de dichtstbijzijnde woning van derde meer dan 25 m bedraagt;
- 3. voor de bezoekers van de seksinrichting voldoende parkeergelegenheid op het terrein/erf behorende tot de seksinrichting aanwezig is;
- 4. de seksinrichting aan de buitenzijde niet is/wordt uitgerust met opvallende (verlichte) reclameborden en –aanduidingen, die uit een oogpunt van landschapsschoon niet aanvaardbaar zijn;
- 5. de seksinrichting niet wordt uitgeoefend in de vorm van een raamprostitutiebedrijf;
- 6. de wegen die naar de locatie van de seksinrichting leiden, geschikt zijn voor het verwerken van het verkeer van en naar de seksinrichting;
- 7. de afstand tussen de seksinrichting en godshuizen en scholen meer dan 500 m bedraagt;
- 8. de afstand tussen de seksinrichtingen en de grens van de bebouwde kom, als bedoeld in artikel 48 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, meer dan 500 m bedraagt.
51.7 Kadeconstructiewerkzaamheden
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen voor wat betreft de grens van de bestemming “Water” en de grens van de aangrenzende
bestemmingen, alsmede het uitbreiden van de bestemming “Waterstaat - Waterkering”, indien en voor zover dit noodzakelijk is in verband met het uitvoeren van kadeconstructiewerkzaamheden.
Artikel 52 Overige Regels
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan. uit landelijk gebied schagen
52.1 Toepassen wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag maakt niet eerder gebruik van een in een moederplan gegeven wijzigingsbevoegdheid dan nadat is verzekerd dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien ten behoeve van de nieuwe functie of de intensivering van de bestaande functie. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.
52.2 Uitzondering
Het bepaalde in Toepassen wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing indien:
- 1. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
- 3. strikte toepassing van de nota leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen/noodzaak wordt gerechtvaardigd;
onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van het bepaalde in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 53 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 54 Overgangsrecht
54.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
54.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 55 Slotregel
Deze regels worden aamgehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Verzamelplan Initiatieven en Omissies van de gemeente Schagen'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Bestemmingsplan
De gemeente biedt de mogelijkheid om verschillende ruimtelijke initiatieven te bundelen in één bestemmingsplan.
Concrete initiatieven mogen in het verzamelplan meedraaien. Om opgenomen te worden in het plan gelden een aantal voorwaarden:
- 1. Positief collegebesluit op de conceptaanvraag;
- 2. Anterieure overeenkomst met aanvrager;
- 3. Noodzakelijke onderzoeken (te bepalen door de gemeente) in opdracht van en voor rekening van aanvrager:
- 4. Participatie door aanvrager;
- 5. Indienen onderzoeken en resultaten participatie tijdig indienen;
- 6. Goedkeuring onderzoeken en resultaten participatie;
- 7. Gemeentelijk kosten in rekening brengen bij overeenkomst, i.p.v. leges.
Daarnaast bevat het bestemmingsplan correcties van geconstateerde omissies uit bestaande bestemmingsplannen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied heeft betrekking op de onderstaande locaties.
paragraaf in toelichting | Locatie omissies |
2.1 | Duinroosweg 93 Callantsoog |
2.2 | Kruisweg 4 en 4a Callantsoog |
2.3 | Raadhuisstraat 72 Dirkshorn |
2.4 | Grote Sloot 458 Oudesluis |
2.5 | Grotewallerweg 4 Schagen |
2.6 | Grotewallerweg Schagen |
2.7 | Tjallewallerweg 3 Schagen |
2.8 | Witte Paal 155 Schagen |
2.9 | Grote Sloot 274 Schagerbrug |
2.10 | Grote Sloot 317 en 317a Schagerbrug |
2.11 | Stranden Sint Maartenszee, Callantsoog en Grote Keeten |
2.12 | Molenbiotopen in het buitengebied van Zijpe |
2.13 | Kalverdijk 2b Tuitjenhorn |
2.14 | Kalverdijkerlaantje, ten noorden van nr. 3 Tuitjenhorn |
2.15 | Kalverdijkerlaantje 4 Tuitjenhorn |
2.16 | Hoebelaan Waarland, groengebied |
2.17 | Dorpsstraat 46 Warmenhuizen |
Locatie initiatieven | |
3.1.1 | Belkmerweg 12 Burgerbrug |
3.1.2 | Raadhuisstraat 97 Dirkshorn |
3.1.3 | Grote Sloot 411a Schagerbrug |
3.1.4 | Ruigeweg 76a en 76b Sint Maartensbrug |
3.1.5 | Terpweg ten westen van nr. 2 Tuitjenhorn |
3.1.6 | Slootgaardweg 2e Waarland |
3.1.7 | Slootgaardweg 10 Waarland |
3.1.8 | Weelweg tussen 14 en 18 Waarland |
3.1.9 | Oostwal 128-128a Warmenhuizen |
3.1.10 | Oud Wulpendorp 2 en 4 Warmenhuizen |
3.1.11 | Stationsstraat 22D, E en F Warmenhuizen |
1.3 Leeswijzer
Dit hoofdstuk maakt deel uit van de toelichting van het bestemmingsplan Verzamelplan Initiatieven en Omissies. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen.
Hoofdstuk 2 Correctie van omissies beschrijft de geconstateerde omissies in verschillende bestemmingsplannen en er wordt ingegaan op de correctie.
Hoofdstuk 3 Initiatieven gaat over de verschillende ruimtelijke initiatieven. De huidige bestemming van de locatie en het initiatief wordt beschreven. Vervolgens volgt een onderbouwing en een beschrijving op welke wijze het initiatief planologisch wordt geregeld.
Hoofdstuk 4 Beleidskader beschrijft de beleidskaders.
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving beschrijft de opzet van het bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 7 Procedure bestemmingsplan beschrijft de planprocedure.
Hoofdstuk 2 Correctie Van Omissies
2.1 Beschrijving Omissies En Correcties
In onderstaande tabel zijn de omissies en de voorgestelde correcties beschreven.
Locatie Artikel verzamelplan Te wijzigen bestemmingsplan (planregel en/of verbeelding) | Omschrijving omissie en correctie | |
1 | Duinroosweg 93 rv1 Callantsoog Wijziging bestemmingsplan “Petten, 't Zand, Callantsoog, Groote Keeten”, zie Bijlage 1Verbeelding Duinroosweg 93 Callantsoog | Op het perceel Duinroosweg 93 rv1 Callantsoog staat een legale zomerwoning. Er ontbreekt een aanduiding "specifieke vorm van wonen - zomerwoning". Deze aanduiding moet alsnog worden aangebracht. |
2 | Kruisweg 4 en 4a Callantsoog Wijziging bestemmingsplan “Buitengebied Zijpe”, zie Bijlage 2 Verbeelding Kruisweg 4en 4a Callantsoog | Op de percelen Kruisweg 4 en 4a Callantsoog geldt de aanduiding "maximum aantal recreatiewoningen". Dat is op 9 bepaald maar er zijn 10 bestaande recreatiewoningen. Het aantal 9 moet worden gewijzigd naar 10. |
3 | Raadhuisstraat 72 Dirkshorn Wijziging bestemmingsplan “Dirkshorn”, zie Bijlage 3 Verbeelding Raadhuisstraat 72Dirkshorn | Het perceel Raadhuisstraat 72 Dirkshorn heeft een bedrijfsbestemming maar er is daar een burgerwoning gevestigd. Deze woning dient een woonbestemming te krijgen. |
4 | Grote Sloot 458 Oudesluis Wijziging bestemmingsplan "Buitengebied Zijpe", zie Bijlage 4 Verbeelding Grote Sloot458 Oudesluis | Op het perceel Grote Sloot 458 Oudesluis ligt een reactieve aanwijzing van de provincie omdat de provincie niet kan instemmen met de in het bestemmingsplan 'Buitengebied Zijpe' neergelegde bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aan de achterzijde van het perceel. Op de digitale verbeelding is echter een ander gebied aangegeven aan de zijkant van het perceel. Met verwerking van de provinciale aanwijzing wordt de digitale verbeelding gecorrigeerd. |
5 | Grotewallerweg 4 Schagen Wijziging bestemmingsplan “Bedrijventerrein Witte Paal”, zie Bijlage 5 VerbeeldingGrotewallerweg 4 Schagen | Op het perceel Grotewallerweg 4 Schagen is een machinekamer van het bedrijf verschoven. De RRGS en de Risicokaart is aangepast, maar vraagt ook nog aanpassing van de veiligheidszone Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De contour van de tweede machinekamer ontbreekt. De zones moeten worden aangepast/ toegevoegd. |
6 | Grotewallerweg Schagen Wijziging bestemmingsplan “Bedrijventerrein Witte Paal”, zie Bijlage 6 VerbeeldingGrotewallerweg Schagen | Op woonpercelen aan de Grotewallerweg in Schagen is een functieaanduiding "bedrijven tot en met categorie 1" vermeld maar dat is niet opgenomen in de planregels. Deze aanduiding heeft als achtergrond dat in het voorgaande bestemmingsplan op bepaalde percelen tevens lichte, niet publiekgerichte bedrijfs- alsmede beroepsuitoefening aan huis plaatsvond. Deze aanduiding kan vervallen omdat er een algehele regeling voor bedrijfs- en beroepsuitoefening geldt. |
7 | Tjallewallerweg 3 Schagen Wijziging bestemmingsplan "Landelijk gebied Schagen", zie Bijlage 7 VerbeeldingTjallewallerweg 3 Schagen | De voormalige tuinderswoning Tjallewallerweg 3 in Schagen heeft in het geldende bestemmingsplan de bouwaanduiding 'karakteristiek' gekregen. Uit onderzoek en advisering (zie Bijlage 31Tjallewallerweg 3 Schagen redengevendeomschrijving) komt naar voren dat deze aanduiding niet van toepassing is en kan vervallen. |
8 | Witte Paal 155 Schagen Wijziging bestemmingsplan “Bedrijventerrein Witte Paal”, zie Bijlage 8 Verbeelding WittePaal 155 Schagen | Op het perceel Witte Paal 155 Schagen bevindt zich een legale inpandige bedrijfswoning. Deze woning is niet als aanduiding 'bedrijfswoning' aangeduid. Deze aanduiding moet alsnog worden aangebracht. |
9 | Grote Sloot 274 Schagerbrug Wijziging bestemmingsplan “Buitengebied Zijpe”, zie Bijlage Verbeelding Grote Sloot274 Schagerbrug | Op dit perceel geldt de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - permanente bollenteelt uitgesloten", maar een puntje aan de voorzijde van het perceel heeft deze aanduiding niet. Deze aanduiding moet alsnog worden aangebracht. Voor het perceel is op 26 juni 2012 een wijzigingsplan voor het vergroten van het agrarisch bouwvlak vastgesteld, maar dit is niet verwerkt in het bestemmingsplan. Het vergrote bouwvlak zal alsnog worden opgenomen. |
10 | Grote Sloot 317-317A Schagerbrug Wijziging bestemmingsplan “Dorpen langs de Groote Sloot”, zie Bijlage 10 VerbeeldingGrote Sloot 317 en 317a Schagerbrug | Dit betreft feitelijk geen omissie maar een door tijdsverloop gewijzigde situatie die planologisch aanvaardbaar is. Het perceel Grote Sloot 317-317A heeft de bestemming "dienstverlening" maar is achterhaald en is nu in gebruik als burgerwoning. De locatie krijgt een woonbestemming waarbij binnen het bouwvlak niet meer dan 2 woningen zijn toegestaan. |
11 | Stranden Sint Maartenszee, Callantsoog en Grote Keeten Wijziging bestemmingsplan “Buitengebied Zijpe”, zie Bijlage 11 Verbeelding strandenSint Maartenszee, Callantsoog en GroteKeeten Wijziging planregel artikel 19 Recreatie – Dagrecreatie. In artikel 19.1 wordt letter n. gebouwen geschrapt en de overige letters vernummerd. Zie Artikel 14 Recreatie -Dagrecreatie | De bebouwing op het strand is toegestaan binnen de aangewezen bouwvlakken voor strandpaviljoens, het aanduidingsvlak voor strandcabines en voor reddingsbrigades. Buiten deze locaties is bebouwing niet gewenst maar dit is onvoldoende in de planregels geborgd. Voor het strand in Petten is dit afdoende geregeld in het bestemmingsplan "Kustzone Petten 2020". |
12 | Molenbiotopen in het buitengebied van Zijpe Wijziging bestemmingsplan “Buitengebied Zijpe”, zie Bijlage 12 Verbeeldingmolenbiotopen Zijpe Wijziging planregel artikel 46.6 onder b, tabel, derde kolom. Zie 49.3 vrijwaringszone- molenbiotoop | In het bestemmingsplan zijn ter bescherming van traditionele molens, molenbiotopen opgenomen. In de planregels zijn daarvoor beschermende regels opgenomen die voorkomen dat er binnen 100/400 meter vanaf de molen gebouwen en / of beplanting wordt opgericht die ervoor kan zorgen dat de molen minder windvang krijgt. Gebleken is dat de formule in artikel 46, lid 6 onder b. onjuist is. In de formule is de variabele askophoogte opgenomen. In de tabel, met de adressen van molens, worden de zgn. askophoogtes opgesomd. De daaronder genoemde lengtes zijn onjuist, de genoemde lengtes zijn namelijk van de gehele roeden. De kop van de as ligt op het punt waar de roeden kruisen. De askophoogte is dus de halve lengte van de roede. De getallen in de laatste kolom moeten worden gehalveerd. |
13 | Kalverdijk 2b Tuitjenhorn Wijziging bestemmingsplan “Tuitjenhorn”, zie Bijlage 13 Verbeelding Kalverdijk 2aTuitjenhorn | Voor dit perceel is op 25 augustus 2005 vergunning verleend voor een burgerwoning maar is niet opgenomen in het bestemmingsplan. In het bouwvlak dient een aanduiding 'woning' opgenomen te worden. |
14 | Kalverdijkerlaantje ten noorden van nr. 3 Tuitjenhorn Wijziging bestemmingsplan “Landelijk Gebied Harenkarspel”, zie Bijlage 14Verbeelding Kalverdijkerlaantje ten noordenvan nr. 3 Tuitjenhorn | Ten noorden van het perceel Kalverdijkerlaantje 3 Tuitjenhorn is een strook grond die niet is opgenomen in het bestemmingsplan "Tuitjenhorn" en ook niet in het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Harenkarspel". De grond moet worden toegevoegd aan het plangebied "Landelijk Gebied Harenkarspel" en worden bestemd als enkelbestemming "Verkeer" met de dubbelbestemming "Waarde-archeologie 4". |
15 | Kalverdijkerlaantje 4 Tuitjenhorn Wijziging bestemmingsplan “Tuitjenhorn”, zie Bijlage 15 Verbeelding Kalverdijkerlaantje4 Tuitjenhorn | Het perceel heeft een bedrijfsbestemming met een functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek". Dit moet gewijzigd worden naar "Wonen-2" binnen hetzelfde bouwvlak. |
16 | Hoebelaan Waarland, groengebied Wijziging bestemmingsplan “Waarland”, zie Bijlage 16 Verbeelding HoebelaanWaarland, groengebied Wijziging planregel artikel 6 Groen. In artikel 6.1 wordt ingevoegd onder g. een hertenkamp, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “hertenkamp”. De overige letters worden vernummerd. | De groenpercelen ten zuiden van de Hoebelaan zijn in het bestemmingsplan bestemd als "Groen" en zijn ingericht als hertenkamp. Dit gebruik is niet geregeld in het bestemmingsplan. De gronden dienen een functieaanduiding 'hertenkamp' te krijgen. |
17 | Dorpsstraat 46 Warmenhuizen Wijziging bestemmingsplan “Warmenhuizen”, zie Bijlage 17 VerbeeldingDorpsstraat 46 Warmenhuizen | Het perceel Dorpsstraat 46 Warmenhuizen heeft in het geldende bestemmingsplan een bouwvlak voor één woning. In het voorheen geldende bestemmingsplan bevatte het perceel twee bouwvlakken. Abusievelijk is het 2e bouwvlak niet in het geldende bestemmingsplan meegenomen. Aan het perceel wordt alsnog een bouwvlak voor nog één woning toegevoegd. |
Hoofdstuk 3 Initiatieven
3.1 Beschrijving Initiatieven, Onderbouwing En Nieuwe Planregeling
Hieronder zijn de initiatieven, de onderbouwing en de nieuwe planregeling beschreven. Tevens gaan we in op de communicatie met de woonomgeving (participatie).
3.1.1 Belkmerweg 12 Burgerbrug
3.1.2 Raadhuisstraat 97 Dirkshorn
3.1.3 Grote Sloot 411a Schagerbrug
3.1.4 Ruigeweg 76a en 76b Sint Maartensbrug
3.1.5 Terpweg ten westen van nr. 2 te Tuitjenhorn
3.1.6 Slootgaardweg 2e Waarland
3.1.7 Slootgaardweg 10 Waarland
3.1.8 Weelweg tussen nrs. 14 en 18 Waarland
3.1.9 Oostwal 128 Warmenhuizen
3.1.10 Oud Wulpendorp 2 en 4 Warmenhuizen
3.1.11 Stationsstraat 22D, E en F Warmenhuizen
Hoofdstuk 4 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van relevante beleidsstukken van het Rijk, de provincie, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) en de gemeente.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Onderdeel van de Omgevingswet is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van
de fysieke leefomgeving:
- Ruimtemaken voor de klimaatverandering en energietransitie;
- De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
- Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
- Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.
In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:
- Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
- Afwentelen wordt voorkomen.
De nationale belangen zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat bijvoorbeeld om rijksvaarwegen, defensie, ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Novi.
4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Artikel 3.1.6. lid 2 Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een
nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder moet
voldoen. Per 1 juli 2017 is een vereenvoudigde Ladder van toepassing. De tekst uit het Bro
luidt als volgt: ''De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke
ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de
voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen
het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering
daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de
gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied'.
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zodat de ladder niet
van toepassing is.
4.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2021)
Het vastgestelde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt een aantal van
de nationale ruimtelijke belangen uit de Novi en voormalige PKB's in regelgeving.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Omgevingsvisie NH 2050 (2018)
Op 19 november 2018 is door Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld.
De hoofdambitie binnen deze visie is om de leefomgeving af te stemmen op de economische groei. Er wordt uitgegaan van de sturingsfilosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet'.
Belangrijk hierbij zijn de ambities voor:
- 5. een gezonde- en veilige basiskwaliteit van de leefomgeving;
- 6. het faciliteren van ruimtelijke ontwikkelingen onder voorwaarde van behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit;
- 7. volledig klimaatneutraal in 2050, gebaseerd op een maximale inzet of opwekking van hernieuwbare energie.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie NH 2050.
4.2.2 Provinciale omgevingsverordening NH 2020
De Provinciale Omgevingsverordening is vastgesteld op 22 oktober 2020 door Provinciale Staten en is in werking getreden per 16 november 2020. De verordening schrijft voor waaraan de inhoud van (gemeentelijke) ruimtelijke plannen moet voldoen.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de verordening.
4.2.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
Samen met de Provinciale Omgevingsvisie en de Provinciale Omgevingsverordening is door de provincie de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. Hierin geeft de provincie aan op welke wijze in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden met de
ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere
omgeving. Het basisuitgangspunt daarbij is 'behoud door ontwikkeling'.
In de Leidraad worden de te behouden karakteristieken vastgelegd. Schagen ligt in het Oude Zeekleilandschap, dat wordt gekenmerkt door een open landschap, waarin klein reliëf van de voormalige getijdengebied (onder meer kreken, kreekruggen) nog zichtbaar is. De
Westfriese Omringdijk, die ten noorden en westen van Schagen loopt, vormt daarvan de
begrenzing. Bij Schagen worden onder meer de terpen en het 'kadetjesland' als waardevolle
cultuurhistorische elementen benoemd.
De verschillende initiatieven zijn in overeenstemming met de Leidraad.
4.3 Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
4.3.1 Waterprogramma 2016-2021 (2015)
Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) tot 2021 is verwoord in het Waterprogramma. De verwachte klimaatsverandering is medebepalend voor het beleid van HHNK. Het beleid anticipeert op de voorspelde wateroverlast, droogte en verhoogde overstromingsrisico's. Het doel van het beleid van HHNK is om ook de komende decennia van Noord-Holland boven het Noordzeekanaal een veilige en leefbare woonomgeving te houden. Dit hoofddoel is vierledig:
- 1. Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren;
- 2. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en of beheersbaar houden;
- 3. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren;
- 4. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.
De initiatieven zijn in overeenstemming met het Waterprogramma.
4.3.2 Keur 2016
De Keur heeft tot doel om waterstaatkundige objecten te beschermen. Het beleid zoals
verwoord in de WBP 4 geeft richting gaan de uitvoering van de Keur. In verband met de
inwerkingtreding van de Waterwet 2009 is de Keur van het Hoogheemraadschap Hollands
Noorderkwartier aangepast en opnieuw vastgesteld.
De initiatieven zijn in overeenstemming met de Keur.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Omgevingsvisie gemeente Schagen (2021)
In de Omgevingsvisie laten we zien wat we belangrijk vinden voor de omgeving waarin we wonen, werken en waarin we onze vrije tijd doorbrengen. Het is een visie op hoofdlijnen gericht op onze toekomst.
Met onze Omgevingsvisie nodigen we iedereen uit om bij te dragen aan de ontwikkeling van onze gemeente; aan Schagen een gastvrije, gezinsvriendelijke Hollandse Kustgemeente.
Onze visie bestaat uit 8 speerpunten, een visiekaart en een waardenkaart. Daar staat waar de gemeente op in wil zetten en welke waarden we willen behouden.
De 8 speerpunten:
In 2040 is de gemeente Schagen:
- 1. een gezinsvriendelijke gemeente met een stad die belangrijk is voor de regio. Met sterke dorpen en een gemeente die aantrekkelijk is voor ondernemers;
- 2. een gemeente die nationaal en internationaal meedoet op het gebied van toerisme en recreatie, wetenschap en (nieuwe vormen van) landbouw;
- 3. een gemeente die steeds aansluit bij de groeiende behoefte aan woningen die passen bij de vraag en bijdragen aan sterke kernen;
- 4. een gemeente waar iedereen mee kan doen;
- 5. een gemeente waar kernen, voorzieningen, onderwijs en werk goed bereikbaar zijn;
- 6. een veilige, gezonde en sportieve gemeente;
- 7. een duurzame gemeente;
- 8. een gemeente waarin bewoners en bezoekers de omgeving waardevol vinden.
In de speerpunten staan veel belangrijke doelen. Als we een plan maken houden we zoveel
mogelijk rekening met deze doelen. Of we nu een woonbuurt of straat inrichten. Het is het mooist als we aan zoveel mogelijk doelen kunnen voldoen.
De visiekaart
De waardenkaart
Het is belangrijk dat toekomstige plannen goed aansluiten bij de waarden. Er zijn waarden geformuleerd ten aazien van de volgende gebieden:
- Waarden die gelden voor de hele gemeente;
- Waarden Kust en achterland;
- Waarden De Zijpe- en Hazepolder;
- Waarden Westfriese landschap;
- Waarden stad Schagen;
- Waarden grotere dorpen;
- Waarden kleine dorpen.
De Omgevingsvisie is op hoofdlijnen. Het is goed mogelijk dat er voor deelgebieden of kernen uitwerkingen komen. Ook kijken we om de twee jaar of de Omgevingsvisie op een of meer onderdelen moet worden aangepast en/of aangevuld.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
4.4.2 Welstandsbeleid Schagen: Reisgids voor ruimtelijke kwaliteit (2016)
De gemeente Schagen hanteert voor haar welstandbeleid de 'Reisgids voor ruimtelijke
kwaliteit'.
Naast algemene welstandscriteria en sneltoetscriteria voor kleine bouwplannen zijn er
gebiedsgerichte criteria bepaald, o.a. voor het gebied 'Werkgebied'. Voor die gebieden
geldt een regulier welstandsniveau waarbij meer aandacht gevraagd wordt voor de
randen van de bedrijventerreinen en in het zicht gelegen bedrijfsgebouwen. Aantrekkelijke
werkgebieden zijn van belang voor de gemeente Schagen. Samenhang tussen
bedrijfspanden met een individuele herkenbaarheid is gewenst.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Opzet Bestemmingsplan
Verschillende ruimtelijke initiatieven worden met voorliggend bestemmingsplan gebundeld in één bestemmingsplan. Deze initiatieven worden in Hoofdstuk 3 beschreven. Daarnaast bevat het bestemmingsplan correcties van geconstateerde omissies uit bestaande bestemmingsplannen, welke in Hoofdstuk 2 worden beschreven.
Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Het digitale bestemmingsplan Verzamelplan Initiatieven en Omissies is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0441.BPSCHVIO-VO01) met bijbehorende regels. Het bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeeldingen zijn als bijlagen bij de toelichting gevoegd.
5.2 Toelichting Op De Regels
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
- 1. Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
- 2. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn. Deze regels zijn conserverend overgenomen uit het moederplan, aangevuld met de wijzigingen vanuit het Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche;
- 3. Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
- 4. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Milieu- En Omgevingsaspecten
Het verzamelplan voorziet slechts in ondergeschikte veranderingen in het plangebied. Het herstelt in hoofdzaak slechts onvolkomenheden in andere bestemmingsplannen. Voor de initiatieven waar onderzoeken benodigd zijn naar de effecten op de milieu- en omgevingsaspecten is dit in Hoofdstuk 3 Initiatieven bij de desbetreffende initiatieven meegenomen. Vanwege deze ondergeschikte wijzigingen is er geen sprake van effecten op de milieu- en omgevingsaspecten. Bij de aanvraag van omgevingsvergunning worden de benodigde milieu- en omgevingsaspecten altijd in acht genomen.
6.2 Maatschappelijk
Voor de in dit bestemmingsplan opgenomen initiatieven hebben initiatiefnemers - voor zover van toepassing - participatie met overige belanghebbenden uitgevoerd.
Het voorontwerp is voor een reactie gestuurd naar betrokkenen. Er zijn reacties ontvangen en die zijn zo mogelijk verwerkt in het ontwerp, zie Bijlage 33 Reacties en beantwoordingvoorontwerp.
6.3 Financieel
De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.
Met initiatiefnemers zijn anterieure overeenkomsten gesloten om een gedeelte van de plankosten te betalen en voor het verhalen van eventuele planschadekosten.
Hoofdstuk 7 Procedure Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan heeft de wettelijke procedure doorlopen. Het voorontwerp is op basis van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan de verschillende (semi)overheden. Er zijn geen reacties ontvangen.
Het college van burgemeester en wethouders heeft het ontwerpbestemmingsplan vrijgegeven voor ter inzagelegging volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Er is één zienswijze ontvangen. De zienswijze is van commentaar voorzien en verwerkt in het plan. Daarnaast zijn er ambtshalve wijzigingen uitgevoerd.
Het bovenstaande is beschreven in de "Nota zienswijze en ambtshalve wijzigingen ontwerpbestemmingsplan Verzamelplan Initiatieven en Omisies", Bijlage 34 van de plantoelichting.
Het door de raad vastgestelde bestemmingsplan zal zes weken ter inzage worden gelegd (aanvang beroepstermijn). Op het raadsbesluit en het bestemmingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage 1 Lijst Van Algemene Begrippen
Bijlage 1 Lijst van algemene begrippen
Bijlage 2 Beroeps- Of Bedrijfsactiviteit Aan Huis
Bijlage 2 Beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Staat Van Bedrijven Buitengebied Zijpe
Bijlage 4 Staat van bedrijven Buitengebied Zijpe
Bijlage 5 Staat Van Horecatypen Buitegebied Zijpe
Bijlage 5 Staat van horecatypen Buitegebied Zijpe
Bijlage 6 Staat Van Bedrijven Witte Paal
Bijlage 6 Staat van Bedrijven Witte Paal
Bijlage 7 Typen Perifere Detailhandel Witte Paal
Bijlage 7 Typen perifere detailhandel Witte Paal
Bijlage 8 Bedrijvenlijst Bedrijventerreinen
Bijlage 8 Bedrijvenlijst Bedrijventerreinen
Bijlage 1 Verbeelding Duinroosweg 93 Callantsoog
Bijlage 1 Verbeelding Duinroosweg 93 Callantsoog
Bijlage 2 Verbeelding Kruisweg 4 En 4a Callantsoog
Bijlage 2 Verbeelding Kruisweg 4 en 4a Callantsoog
Bijlage 3 Verbeelding Raadhuisstraat 72 Dirkshorn
Bijlage 3 Verbeelding Raadhuisstraat 72 Dirkshorn
Bijlage 4 Verbeelding Grote Sloot 458 Oudesluis
Bijlage 4 Verbeelding Grote Sloot 458 Oudesluis
Bijlage 5 Verbeelding Grotewallerweg 4 Schagen
Bijlage 5 Verbeelding Grotewallerweg 4 Schagen
Bijlage 6 Verbeelding Grotewallerweg Schagen
Bijlage 6 Verbeelding Grotewallerweg Schagen
Bijlage 7 Verbeelding Tjallewallerweg 3 Schagen
Bijlage 7 Verbeelding Tjallewallerweg 3 Schagen
Bijlage 8 Verbeelding Witte Paal 155 Schagen
Bijlage 8 Verbeelding Witte Paal 155 Schagen
Bijlage 9 Verbeelding Grote Sloot 274 Schagerbrug
Bijlage 9 Verbeelding Grote Sloot 274 Schagerbrug
Bijlage 10 Verbeelding Grote Sloot 317 En 317a Schagerbrug
Bijlage 10 Verbeelding Grote Sloot 317 en 317a Schagerbrug
Bijlage 11 Verbeelding Stranden Sint Maartenszee, Callantsoog En Grote Keeten
Bijlage 11 Verbeelding stranden Sint Maartenszee, Callantsoog en Grote Keeten
Bijlage 12 Verbeelding Molenbiotopen Zijpe
Bijlage 12 Verbeelding molenbiotopen Zijpe
Bijlage 13 Verbeelding Kalverdijk 2a Tuitjenhorn
Bijlage 13 Verbeelding Kalverdijk 2a Tuitjenhorn
Bijlage 14 Verbeelding Kalverdijkerlaantje Ten Noorden Van Nr. 3 Tuitjenhorn
Bijlage 14 Verbeelding Kalverdijkerlaantje ten noorden van nr. 3 Tuitjenhorn
Bijlage 15 Verbeelding Kalverdijkerlaantje 4 Tuitjenhorn
Bijlage 15 Verbeelding Kalverdijkerlaantje 4 Tuitjenhorn
Bijlage 16 Verbeelding Hoebelaan Waarland, Groengebied
Bijlage 16 Verbeelding Hoebelaan Waarland, groengebied
Bijlage 17 Verbeelding Dorpsstraat 46 Warmenhuizen
Bijlage 17 Verbeelding Dorpsstraat 46 Warmenhuizen
Bijlage 18 Verbeelding Belkmerweg 12 Burgerbrug
Bijlage 18 Verbeelding Belkmerweg 12 Burgerbrug
Bijlage 19 Verbeelding Raadhuisstraat 97 Dirkshorn
Bijlage 19 Verbeelding Raadhuisstraat 97 Dirkshorn
Bijlage 20 Verbeelding Grote Sloot 411a Schagerbrug
Bijlage 20 Verbeelding Grote Sloot 411a Schagerbrug
Bijlage 21 Verbeelding Ruigeweg 76a En 76b Sint Maartensbrug
Bijlage 21 Verbeelding Ruigeweg 76a en 76b Sint Maartensbrug
Bijlage 22 Onderzoeken Terpweg Tuitjenhorn
Bijlage 22 Onderzoeken Terpweg Tuitjenhorn
Bijlage 23 Verbeelding Terpweg Ten Westen Van Nr. 2 Tuitjenhorn
Bijlage 23 Verbeelding Terpweg ten westen van nr. 2 Tuitjenhorn
Bijlage 24 Verbeelding Slootgaardweg 2e Waarland
Bijlage 24 Verbeelding Slootgaardweg 2e Waarland
Bijlage 25 Verbeelding Slootgaardweg 10 Waarland
Bijlage 25 Verbeelding Slootgaardweg 10 Waarland
Bijlage 26 Verbeelding Weelweg Tussen Nrs. 14 En 18 Waarland
Bijlage 26 Verbeelding Weelweg tussen nrs. 14 en 18 Waarland
Bijlage 27 Notitie Milieu- En Omgevingsaspecten Oostwal 128 Warmenhuizen
Bijlage 27 Notitie milieu- en omgevingsaspecten Oostwal 128 Warmenhuizen
Bijlage 28 Verbeelding Oostwal 128 Warmenhuizen
Bijlage 28 Verbeelding Oostwal 128 Warmenhuizen
Bijlage 29 Verbeelding Oud Wulpendorp 2 En 4 Warmenhuizen
Bijlage 29 Verbeelding Oud Wulpendorp 2 en 4 Warmenhuizen
Bijlage 30 Verbeelding Stationsstraat 22d, E En F Warmenhuizen
Bijlage 30 Verbeelding Stationsstraat 22D, E en F Warmenhuizen
Bijlage 31 Tjallewallerweg 3 Schagen Redengevende Omschrijving
Bijlage 31 Tjallewallerweg 3 Schagen redengevende omschrijving
Bijlage 32 Quickscan Omgevingsfactoren Weelweg Tussen Nr. 14 En 18 Waarland
Bijlage 32 Quickscan omgevingsfactoren Weelweg tussen nr. 14 en 18 Waarland
Bijlage 33 Reacties En Beantwoording Voorontwerp
Bijlage 33 Reacties en beantwoording voorontwerp