KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsomschrijving
Artikel 3 Agrarisch - Oude Land
Artikel 4 Bedrijf - Opslag
Artikel 5 Bos
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Overige Algemene Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotbepalingen
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Voorgenomen Initiatief
2.3 Beeldkwaliteit En Ruimtelijke Inpassing
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.2 Verkeer En Parkeren
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Geluid
4.5 Water
4.6 Bodem
4.7 Aardkundige Waarden
4.8 Cultuurhistorie
4.9 Archeologie
4.10 Ecologie
4.11 Externe Veiligheid
4.12 Luchtkwaliteit
4.13 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Bestemming
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Texel In Ontwikkeling
Bijlage 2 Lijst Met Beroeps- Of Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 1 Raadsbesluit Medewerking Recreatieve Slaapplaatsen
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Archeologische Quickscan
Bijlage 4 Ecologisch Onderzoek Inclusief Stikstof
Bijlage 5 Overlegreactie Provincie
Bijlage 6 Overlegreactie Veiligheidsregio
Bijlage 7 Overlegreactie Waterschap
Bijlage 8 Advies Omgevingsdienst
Bijlage 9 Aanvulling Beschrijving Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 10 Nota Van Zienswijzen

Den Burg - Akenbuurt 12

Bestemmingsplan - Gemeente Texel

Vastgesteld op 19-12-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Den Burg - Akenbuurt 12 met identificatienummer NL.IMRO.0448.BUI2021BP0002-va01 van de gemeente Texel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

een bijbehorend bouwwerk dat met minimaal één van de gevels tegen één of meer gevels van een ander gebouw, niet zijnde een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, is gebouwd, op een zodanige wijze dat een rechtstreekse, voor mensen toegankelijke, interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is;

1.6 achtererf:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 m. van de voorkant van het hoofdgebouw of het dichtst bij de weg gelegen gebouw;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met inbegrip van daarmee samenhangende activiteiten en andere activiteiten van ondergeschikte betekenis;

1.8 agrarisch bedrijfsgebouw:

een gebouw dat door indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend gebruikt te worden voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

1.9 akkerbouw:

vorm van landbouw, niet zijnde veeteelt, zoals akkerbouw, bollenteelt, vollegronds-groenteteelt, fruitteelt, boomteelt, (glas)tuinbouw;

1.10 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.11 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.12 archeologische begeleiding:

het uitvoeren en registreren van waarnemingen tijdens niet-archeologische bodemverstorende activiteiten, gericht op het vaststellen van aan- of afwezigheid van archeologische waarden op basis van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en onderzoeksdoelstellingen. Archeologische begeleidingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Conform de richtlijnen van de KNA zijn archeologische begeleidingen als alternatief voor proefsleuven of opgravingen alleen toegestaan in een beperkt aantal nauwkeurig omschreven situaties;

1.13 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.14 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door een erkende archeologisch partij, werkend volgens de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.15 archeologisch plangebied:

het archeologische gebied waarbinnen de feitelijke bodemingrepen plaatsvinden en waarvoor een vergunning wordt aangevraagd;

1.16 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten;

1.17 archeologisch vooronderzoek:

archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een vergunning kan worden verleend;

1.18 archeologische waarde:

waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;

1.19 bebouwing:

één of meer gebouwen, bijbehorende bouwwerken, overkappingen en/of andere bouwwerken

1.20 bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;

1.21 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.22 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.23 beeldkwaliteitsplan:

plan dat criteria en aanbevelingen bevat:

  1. a. met betrekking tot inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot de karakteristieken, kernwaarden en kwaliteiten van een gebied; en
  2. b. met betrekking tot stedenbouwkundige en architectonische vorm, massa en (wegen-)structuur van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen;

met het doel de kernwaarden en kwaliteiten van een gebied van Texel te waarborgen bij ruimtelijke ontwikkelingen, alsmede de wijze waarop deze in hun omgeving worden ingepast, en dat juridisch onderdeel uitmaakt van het ruimtelijk plan waarop het betrekking heeft.

1.24 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlag2, dan wel een naar de aard of de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de ruimtelijk uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.25 bestaand:

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet/Wabo aanwezige vergunde of legale bouwwerken en de werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp; ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

1.26 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.27 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.28 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.29 bodemingrepen:

werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten;

1.30 boomsingel:

opgaande compacte beplanting van boomsoorten om of langs een terrein;

1.31 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

1.32 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.33 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.34 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.35 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.36 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.37 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.38 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.39 branchegerelateerde detailhandel:

de verkoop van producten, afkomstig van het eigen bedrijf of een ander bedrijf in eenzelfde vakgebied, dan wel daaraan gerelateerde producten, aan consumenten (niet bedrijfsmatige gebruikers);

1.40 camper:

een gemotoriseerd voertuig waarin voorzieningen voor dag- en nachtverblijf zijn getroffen en dat als zodanig over de openbare weg mag rijden;

1.41 caravan:

een al dan niet uitklapbare wagen, gebouwd, ingericht en bestemd voor het kamperen, die ingevolge het wegenverkeersreglement mag worden voortbewogen achter een motorvoertuig (toercaravan);

1.42 cultuurhistorische waarde:

de waarde, die wordt toegekend aan een gebied of bouwwerk op basis van de ter plaatse bestaande cultuurhistorische elementen: historische (steden)bouw, bovengrondse monumentenzorg, archeologische waarden, cultuurlandschap en historische geografie (landschappelijke elementen die het gevolg zijn van menselijk handelen in het verleden zoals bijvoorbeeld verkavelings-, beplantings-, en wegenpatronen);

1.43 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.44 dakhelling:

de hoek, die het dakvlak of elk van de dakvlakken maakt ten opzichte van het horizontale vlak;

1.45 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen ambtenaar, persoon of organisatie die voldoet aan de binnen de archeologische professie geldende opleidings- en ervaringseisen;

1.46 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.47 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.48 evenement:

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; onder evenement wordt mede verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht, een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg.

1.49 extensief dagrecreatief medegebruik:

een medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.50 folietunnel:

een tijdelijk, demontabel ander bouwwerk van lichte constructie overtrokken met folie of daarmee gelijk te stellen materiaal ter bescherming van het kweekmateriaal;

1.51 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.52 gebruiksmogelijkheden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.53 gevoelige bebouwing:

woningen en gebouwen die op grond van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen, met uitzondering van die gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;

1.54 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.55 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.56 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een camper, een caravan danwel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht danwel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en dat gelet op zijn constructie, omvang en vorm geschikt is om te worden vervoerd;

1.57 kampeerterrein:

een tent, een tentwagen, een camper, een caravan danwel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht danwel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en dat gelet op zijn constructie, omvang en vorm geschikt is om te worden vervoerd;

1.58 keuken:

een ruimte waarin mensen voedsel bereiden en waarbij meer voorzieningen aanwezig zijn dan de voorzieningen die zijn toegestaan in een kitchenette. In een keuken kunnen complete maaltijden worden voorbereid;

1.59 kitchenette:

de maximale voorzieningen in een kitchenette bestaan uit een opstelplaats voor een aanrecht met een vloeroppervlakte tot maximaal 1,5m * 0,6m ten behoeve van een koffiezetapparaat, een waterkoker en een tafelmodel koelkast. Een kitchenette is niet bestemd voor het bereiden van complete maaltijden;

1.60 kleinschalige duurzame energieopwekking:

winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;

1.61 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik;

1.62 logies met ontbijt:

het bieden van de mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt, in de woning/wooneenheid, aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, waarbij dit ondergeschikt is aan de woonfunctie;

1.63 mantelzorg:

het bieden van zorg aan hulpbehoevende(n) op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.64 milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.65 natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarden gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, voorkomende in een gebied. Onderdeel van de natuurwaarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming en de gebiedsbescherming op basis van de Wet natuurbescherming (Natura 2000 gebieden), het Natuurnetwerk Nederland en het weidevogelleefgebied;

1.66 nevenactiviteiten:

activiteiten die ruimtelijk in aard en omvang ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie ter plekke;

1.67 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.68 normtelling slaapplaatsen:

het maatgevend gemiddelde voor de bezetting van recreatieve verblijfsaccommodatie;

1.69 opgraving:

het opgraven van een archeologische vindplaats met als doel de in-formatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het be-antwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onder-zoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumenten-wet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.70 oppervlakte en diepte van de bodemingreep bij het bepalen van al dan niet vrijstelling van de vergunningsplicht:

de gemeente beoordeelt of bouwplannen en voorgenomen werken vergunningplichtig zijn of deze vallen binnen de criteria voor vrijstelling. Daarbij wordt beoordeeld of de feitelijke bodemingreep ten behoeve van het gebouw of werk zowel de vrijgestelde oppervlakte als diepte van de betreffende beleidscategorie overschrijden. Is dit niet het geval dan is het betreffende gebouw of werk niet vergunningplichtig;

1.71 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.72 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.73 paardenhouderij:

een bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen, stallen en verhuren, waaronder huifkarverhuur, van paarden en/of pony's;

1.74 paardrijdbakken:

paardrijdbakken zijn buiten rijbanen ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.75 permanente bewoning:

er is sprake van permanente bewoning wanneer de huurder of de eigenaar van de woonruimte deze meer dan 180 dagen in een aaneengesloten periode van 360 dagen bewoont;

1.76 personeelsverblijf:

een verblijfsruimte ten behoeve van tijdelijke huisvesting van eigen personeel dat over een arbeidscontract voor korter dan een jaar beschikt;

1.77 plaggen:

het verwijderen van de bovenste grondlaag met begroeiing;

1.78 plangebied:

het gebied waarop het plan betrekking heeft;

1.79 plattelandswoning:

een woning als bedoeld in de 'Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen) hetgeen betekent dat deze woning ook door derden, niet werkzaam in het agrarische bedrijf, mag worden bewoond;

1.80 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.81 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.82 recreatieappartement:

het geheel van bij elkaar behorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.83 recreatief opstal:

een recreatief verblijf, niet staande op een recreatieterrein of deel uitmakende van een complex recreatieappartementen;

1.84 recreatief verblijf:

verblijf uitsluitend gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding;

1.85 recreatieve slaapplaats:

plaats om te slapen bestemd voor recreatief verblijf;

1.86 reëel agrarisch bedrijf:

er is sprake van een reëel agrarisch bedrijf als tussen de helft en een nagenoeg volledig 'redelijk' inkomen afkomstig is uit het bedrijf en/of tussen de helft en nagenoeg volledige arbeidsinzet van een volwaardige arbeidskracht aan het bedrijf besteed wordt. Een reëel bedrijf heeft de potentie uit te groeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf;

1.87 ruimte voor ruimte-regeling:

regeling, gericht op een aantoonbare en duurzame verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door de bouw van een woning als compensatie voor de sloop van landschappelijke storende en/of niet passende bebouwing of functies onder de voorwaarde dat dit leidt tot een vermindering van het bebouwde oppervlak;

1.88 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.89 stacaravan/chalet:

een zelfstandig, al dan niet verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen al dan niet met wielaswielen, dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;

1.90 standplaats:

een gedeelte van een terrein met een recreatieve bestemming waarop een (sta)caravan, camper of een tent mag worden geplaatst;

1.91 stolp:

een voor Noord-Holland karakteristieke boerderij gekenmerkt door een vierkant-constructie van houten balken (gebinten), waarop een piramidevormig dak rust, al dan niet met een voorhuis;

1.92 tent:

een in hoofdzaak uit textiel of uit andere daarmee gelijk te stellen materialen vervaardigd

onderkomen bedoeld voor verblijfsrecreatie;

1.93 tijdelijk personeel / seizoenspersoneel:

personeel dat over een arbeidscontract voor een periode korter dan een jaar beschikt.

1.94 tuinwal:

een van oudsher op het Oude Land van Texel veel voorkomend landschapselement, in gebruik als terreinafscheiding, bestaande uit gestapelde graszoden, aan de basis ongeveer een meter breed en naar boven taps toelopend tot ongeveer 30 cm en ongeveer 1 meter hoog;

1.95 verbeelding:

de kaart van het bestemmingsplan Pontweg 160-164 en Mienterglop te De Koog van de gemeente Texel, bestaande uit de kaart alsmede het bij de kaart behorende renvooi (legenda);

1.96 verblijfsrecreatie:

het recreatief doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;

1.97 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond;

1.98 volkstuin:

een perceel grond dat onderdeel uitmaakt van een volkstuincomplex en zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.99 volwaardig agrarisch bedrijf:

er is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf als een nagenoeg ‘redelijk’ inkomen afkomstig is uit het bedrijf en nagenoeg de gehele arbeidsinzet van een volwaardige arbeidskracht aan het bedrijf besteed wordt;

1.100 voorgevel:

de naar de openbaar toegankelijke ruimte gekeerde gevel(s) van een (hoofd)gebouw;

1.101 waarde - archeologie - 2:

gronden met een hoge archeologische verwachting, mede gebaseerd op de cultuurhistorie zoals vermeld op de Archeologische Beleidskaart categorie 2;

1.102 waarde - archeologie - 3:

gronden met een hoge archeologische verwachting, mede gebaseerd op de cultuurhistorie zoals vermeld op de Archeologische Beleidskaart categorie 3;

1.103 windturbine:

een turbine waarin winddruk wordt omgezet in mechanische energie;

1.104 woning/wooneenheid:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.105 woonhuis:

een gebouw dat een woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.106 woonsituatie:

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 peil:

Bij de toepassing van deze regels wordt als peil aangehouden:

  • de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk of werk (bv. grondhoop) met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,50 meter ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten.

Indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil berekend als de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte omliggende terrein; incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten.

2.2 andere wijze van meten:

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. b. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. c. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. d. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. e. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk:

bij het bepalen van de oppervlakte worden overstekken aan buitenwerkse gevelvlakken vanaf een breedte van 1,00 m in zijn geheel meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsomschrijving

Artikel 3 Agrarisch - Oude Land

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Oude land' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. een agrarisch grondgebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  3. c. agrarisch erf ter plaatse van de aanduiding 'erf';
  4. d. het wonen ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
  5. e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. water(berging), in de vorm van sloten, kolken, plassen;
  2. g. bestaande wegen en bestaande paden;
  3. h. nutsvoorzieningen zoals kabels en leidingen;
  4. i. uitoefening van beroep aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in bijlage 2 dan wel een activiteit die voor wat betreft aard en omvang gelijk te stellen is aan de in deze bijlage vermelde activiteiten;
  5. j. loonwerk;
  6. k. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  7. l. extensief dagrecreatief medegebruik;
  8. m. bezoekboerderij, voor educatieve en culturele doeleinden met voldoende parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak of de aanduiding ‘erf’;
  9. n. onderzoek en ontwikkeling voor het agrarische bedrijf;
  10. o. winteropslag/stalling van boten, caravans en strandhuisjes;
  11. p. landschap en natuurbeheer;
  12. q. proeverij agrarische producten met voldoende parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak of de aanduiding ‘erf’;
  13. r. onderzoek en ontwikkeling met educatieve doeleinden;
  14. s. verwerking agrarische producten;
  15. t. verblijfsrecreatie in de vorm van logies met ontbijt en kamperen bij de boer;

en daarbij behorende:

  1. u. gebouwen en overige bouwwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij de afweging van de hieronder genoemde afwijking(en), is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in bijlage 1 steeds onderdeel van het toetsingskader.

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.2.2 sub c, voor het bouwen van gebouwen op een grotere afstand, indien de noodzaak daarvan uit oogpunt van de bedrijfsvoering is aangetoond;
  2. b. het bepaalde in 3.2.2 sub k, voor het bouwen van glaskassen, waarbij de maatvoering moet voldoen aan het volgende bouwschema:
type gebouw gezamenlijke oppervlakte goothoogte bouwhoogte dakhelling
glaskassen max. 1.000 m² max. 4,5 m max. 10 m min. 20° - max. 60°

Hierbij geldt als voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden. Er geldt een verbod op nachtelijke lichtuitstraling vanaf 22:00 uur.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij de afweging van de hieronder genoemde afwijking(en), is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in bijlage 1 steeds onderdeel van het toetsingskader.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Bij de afweging van de hieronder genoemde wijzigingen, is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in bijlage 1 steeds onderdeel van het toetsingskader.

Het plan kan worden gewijzigd in die zin dat:

Artikel 4 Bedrijf - Opslag

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van opslag;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energieopwekking;

en daarbij behorende:

  1. c. terreinen;
  2. d. overige bouwwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij de afweging van de hieronder genoemde afwijking(en), is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in bijlage 1 steeds onderdeel van het toetsingskader.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud en versterking van de natuurwaarden;
  2. b. behoud en versterking van de landschappelijke waarden;
  3. c. behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden;
  4. d. bosbouw (o.a. houtproductie);
  5. e. standplaatsen;

alsmede voor:

  1. f. dagrecreatief en educatief medegebruik;

en daarbij behorende:

  1. g. wegen en paden;
  2. h. water;
  3. i. gebouwen en overkappingen;
  4. j. overige bouwwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen wanneer de feitelijke archeologische situatie daartoe aanleiding geeft. De begrenzingen van de diverse gebieden mag dan aangepast worden.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen wanneer de feitelijke archeologische situatie daartoe aanleiding geeft. De begrenzingen van de diverse gebieden mag dan aangepast worden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  2. b. het storten van puin en afvalstoffen;
  3. c. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  4. d. het gebruik ten behoeve van prostitutie of seksinrichting;
  5. e. het gebruik van gronden voor opslag van aan het gebruik onttrokken werktuigen, gereedschappen en materialen en overigens al hetgeen niet in overeenstemming is met de krachtens de bestemming toegelaten activiteiten.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 geluidzone

Het is verboden geluidgevoelige bebouwing op te richten dan wel bouwwerken te gebruiken voor geluidfuncties ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone'.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in dit plan in die zin dat:

  1. a. niet voor bewoning bestemde bouwwerken van geringe omvang gebouwd mogen worden ten behoeve van een publieke dienst, zoals wachthuisjes, telefooncellen, transformatorhuisjes, schakelkasten, gemaaltjes, toiletten en bedieningshuisjes. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
    1. 1. de hoogte van het bouwwerk bedraagt maximaal 5 meter;
    2. 2. de inhoud bedraagt maximaal 50 m³;
    3. 3. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 1 meter;
  2. b. de dakhelling van gebouwen en/of overkappingen wordt verlaagd en/of verhoogd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden;
  3. c. tijdelijke opslag van materialen voor het uitvoeren van waterstaatkundige werken die noodzakelijk zijn voor de kustverdediging wordt toegestaan;
  4. d. een antenne wordt gebouwd die noodzakelijk is voor het VDF-luchtvaartbaken, tot een hoogte van 10 meter;
  5. e. een antenne wordt gebouwd die noodzakelijk is voor het MF/HF radiotelefonie-communicatiesysteem (communicatie met schepen en vliegtuigen) dat gebruikt wordt door de Kustwacht voor het bewaken van de veiligheid op de Noordzee, in de nabijheid van de vuurtoren, tot een hoogte van 20 meter;
  6. f. tijdelijk afgeweken mag worden van de gebruiks- en bouwregels ten behoeve van het houden van een evenement.

11.2 Toetsing

Bij de afweging van de in lid 11.1 genoemde afwijkingen, is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in bijlage 1 steeds onderdeel van het toetsingskader.

De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien hierdoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en opstallen of de waarden van omliggende gronden.

Artikel 12 Overige Algemene Regels

12.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of in gebruik genomen worden wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  2. b. Bij de afweging omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotbepalingen

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 13.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 sub a met maximaal 10%.
  3. c. lid 13.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. lid 13.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplanDen Burg - Akenbuurt 12

van de gemeente Texel.

Behorend bij het besluit van 19 december 2023.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel aan de Akenbuurt 12 in Den Burg is een agrarisch bedrijf en bedrijfsmatig opslagterrein aanwezig. Sinds jaar en dag zijn het agrarische bedrijf en het opslagterrein in elkaar verweven en is er geen duidelijke grens. Het bedrijf is voornemens om in de nabije toekomst een nieuwe bedrijfswoning in de vorm van een stolp te realiseren, en de huidige agrarische bedrijfswoning (stolp) te slopen. Verder is het voornemens om de bestemmningen overeenkomstig het huidige gebruik met elkaar in overeenstemming te brengen. Feitelijk betekent dit een veruimming van het bestemmingsvlak 'Bedrijf - Opslag'

De nieuwe stolp wordt tevens ingericht met drie recreatieappartementen Voor deze drie recreatieappartementen heeft de gemeenteraad reeds aangegeven te willen meewerken. Zie hiervoor ook de bijlage 1.

Tot slot is de initiatiefnemer eigenaar van een gedeelte van de gronden (kadastraal nummer 881) aan de zuidkant van het plangebied. Deze gronden hebben in de huidige planologische status de bestemming 'Sport-Manege'. Echter zijn deze gronden niet als zodanig in gebruik, maar in gebruik bij de agrarische bedrijfsvoering van de initiatiefnemer.

De (her)ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013 en Reparatieplan buitengebied Texel. Om het voornemen juridisch-planologisch mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

Per saldo worden met dit bestemmingsplan geen extra bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt. Er is slechts sprake van het 'uitwisselen' van bestaande bestemmingsvlakken en bouwvlakken vanwege de aangepaste begrenzing tussen het agrarische bedrijf en het opslagbedrijf. Ook wordt er geen (bedrijfs)woning toegevoegd. De bestaande bedrijfswoning wordt gesloopt en op een andere plek terug gebouwd.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied bevindt zich direct ten westen van het dorp Den Burg. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. Het plangebied wordt begrensd door de bestemmingsvlakken van de bestemming 'Bedrijf - Opslag' en 'Agrarisch - Oude land'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2021BP0002-va01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Planologische Regeling

Het plangebied is opgenomen in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013. Het plangebied heeft hierin de bestemmingen 'Sport - Manege', 'Bedrijf - Opslag' en 'Agrarisch - Oude land'. Tevens is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de gebiedsaanduiding 'geluidzone' van toepassing. In figuur 1.2 is een uitsnede van het bestemmingsplan weergegeven ter plaatse.

Agrarisch - Oude land

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Oude land' is een agrarisch grondgebonden bedrijf ter plaatse van het bouwvlak toegestaan. In dit geval bevindt zich vrijwel rondom het gehele bestemmingsvlak van de bestemming 'Agrarisch - Oude land' een bouwvlak.

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf worden gebouwd.

Het gehele bestemmingsvlak is voorzien van de aanduiding 'erf'. Binnen deze aanduiding is het toegestaan om de gronden ten behoeve van een agrarisch erf in te richten.

Daarnaast is het toegestaan om ten behoeve van het agrarisch bedrijf op het agrarische erf te wonen. Er mogen geen nieuwe (bedrijfs)woningen worden toegevoegd. Voor de bouwregels van de bedrijfswoning gelden de regels uit de bestemming 'Wonen'. Specifiek is in dit geval de maatvoering 'Wonen: 2' van toepassing. Dit houdt in dat de woning een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 meter en 9 meter mogen hebben met een minimale dakhelling van 30 graden en een maximale dakhelling van 60 graden. De oppervlakte bedraagt maximaal 150 m2.

Voor de oppervlakte van een nieuw te bouwen woonhuis in de vorm van een stolp, geldt een maximale oppervlakte van 250 m². Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  1. 1. de nieuw te bouwen stolp voldoet aan de volgende maatvoering:
    1. a. goothoogte: max. 3 m met een ondergeschikte hogere goot indien passend in het beeld van de stolp;
    2. b. dakhelling: min. 48° en max. 52°;
  2. 2. aangetoond is dat de bouw van een stolp passend is bij de cultuurhistorische waarden van het omliggende gebied;
  3. 3. de bouw van de stolp doet geen onevenredige afbreuk aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

De beoogde stolp wordt binnen de bestemming 'Agrarisch - Oude land' gebouwd. Op basis van het geldende bestemmingsplan valt de bouw van een nieuwe stolp onder 'afwijking van de bouwregel' en is niet reeds toegestaan. Echter, de bestaande stolp wordt gesloopt en is het evenredig dat er een stolp terug kan komen. De nieuw te bouwen stolp zal aan de voorwaarden voorwaarden ten behoeve van het mogelijk maken van een stolp van 250 m2 moeten voldoen, wordt getoetst aan het geldende beeldkwaliteitplan en is welstandsplichting. Bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt aangetoond dat hier aan voldaan kan worden.

Verder vindt een gedeelte van de opslag binnen de bestemming 'Agrarisch - Oude land' plaats, waarmee deze bedrijfsvoering in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Het is derhalve noodzakelijk om de bestemming 'Bedrijf - Opslag' aan te passen en de bestaande gebruiksmogelijkheden te verplaatsen naar de beoogde locatie van de opslagloods. Deze locatie is logistiek het meest voor de hand liggend, aan de westzijde is het niet goed bereikbaar.

Bedrijf - Opslag

Binnen de bestemming 'Bedrijf - Opslag' zijn de gronden bestemd voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van opslag en daarbij behorende terreinen overige bouwwerken. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één ter plaatse gevestigd bedrijf worden gebouwd.

Het bouwvlak bevindt zich in de huidige situatie aan de westkant van het bestemmingsvlak van de bestemming 'Bedrijf - Opslag'. Hier zijn echter geen bouwplannen voorzien. Door het verplaatsen vana het bouwvvlak richting de huidige agrarische bebouwing, wordt geborgd dat eventueel toekomstige nieuwbouw zal aansluiten bij de agrarische bebouwing zodat de bedrijfsbebouwing compact bij elkaar wordt geclusterd. Het bouwvlak komt daarbij echter wel buiten de bestemming 'Bedrijf-Opsla''te liggen. Het is derhalve noodzakelijk om de bestemming 'Bedrijf - Opslag' aan te passen en de bestaande bouwmogelijkheden te verplaatsen naar de beoogde locatie van eventueel toekomstige nieuwbouw.

Sport-Manege

Tot slot is de initiatiefnemer eigenaar van een gedeelte van de gronden aan de zuidkant van het plangebied. Deze gronden hebben in de huidige planologische status de bestemming 'Sport-Manege'. Echter zijn deze gronden niet als zodanig in gebruik, maar in gebruik bij de agrarische bedrijfsvoering van de initiatiefnemer.

Waarde - Archeologie

De bestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' zijn van toepassing op nagenoeg het gehele plangebied. Dit met uitzondering van een zone langs de oostkant van het plangebied en een kleine zone aan de noordkant van de bestemming 'Bedrijf - Opslag'. De bestemmingen zijn opgenomen ter bescherming van eventueel voorkomende archeologische waarden. Onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan respectievelijk 100 m2 en 500 m² en dieper dan 50 centimeter.

Gebiedsaanduiding 'geluidzone'

Ten noorden van het plangebied bevindt zich een kartbaan. Voor de kartbaan is een geluidszonering opgenomen, waarbinnen geen gevoelige gebouwen opgericht mogen worden. De bestaande stolp bevindt zich binnen de geluidszone. De nieuwe bedrijfswoning is buiten de geluidszone gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2021BP0002-va01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013

Reparatieplan buitengebied Texel

Tot slot is op 21 december 2016 het bestemmingsplan Reparatieplan buitengebied Texel vastgesteld. In dit reparatieplan zijn onder meer een aantal omissies van het in het bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013 hersteld.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

De beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied ligt in het 'Oude land van Texel'. Het Oude Land strekt zich uit van Den Hoorn tot het buurtschap Oost. Het Oude Land heeft een matig open tot open karakter, maar is kleinschaliger van opzet. Hier zijn het reliëf en de kleinere bebouwings- en beplantingselementen van invloed op de beleving van de ruimte.

Het oude land met de Hoge Berg als summum is de kern van Texel. Een vormingsgeschiedenis van meer dan 100.000 jaar en een bewoningsgeschiedenis van 10.000 jaar hebben een zeer gelaagd landschap opgeleverd met een enorme tijdsdiepte. Het oude land heeft een grillige kavelstructuur, door de eeuwen heen gevormd. De wegen zijn nooit recht. De losse landelijke korrels met een groene voet van windsingels en bosjes maken dat het landschap ruimtelijk heel afwisselend is. Soms dicht, soms open.

De functiemenging is hoog, naast reguliere bewoning en kleine op toerisme gerichte bedrijven zijn er ook grote moderne (agrarische) ondernemingen. De percelen passen binnen deze verkaveling, de totaal maat blijft gelijk, hier veranderd niks aan. Er wordt alleen onderling geruild in oppervlakte en een deel van het perceel wordt ingericht als groene singel, mogelijk in combinatie met een aarden wal.

Het nu zo kenmerkend romantische landschap met tuunwallen, kolken, schapenboeten en andere fraaie bebouwing stamt voornamelijk uit de 17e eeuw, de tijd van de VOC. Die is leesbaar in het land. Texel geeft hiermee een uniek beeld dat zich kan meten met prachtige Keltische landschappen aan de andere kant van de Noordzee. Dit cultuurlandschap geeft ruimte voor een ander soort recreatie dan die aan zee en in de duinen.

Het plangebied bevindt zich even ten westen van de kern Den Burg en wordt ontsloten door de ontsluitingsweg Akenbuurt. De omgeving kent een gemengd karakter met verschillende bedrijfsfuncties waaronder een kartbaan ten noorden van het plangebied en een manege ten zuiden van het plangebied. De percelen worden (gedeeltelijk uit het zicht onttrokken door hoogopgaande beplanting.

Het perceel Akenbuurt 12 bevindt zich op circa 130 meter ten noorden van de weg - Akenbuurt - en is in de huidige situatie ingericht als agrarisch erf met daarop een grondgebonden agrarisch bedrijf. Daarnaast is een gedeelte van de gronden ingericht als opslagterrein.

Het terrein wordt zowel gebruikt ten behoeve van de bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf alsmede voor het opslaan van allerlei zaken. Het opslagterrein bevindt zich aan de noordkant van het plangebied en het agrarisch bedrijf bevindt zich aan de zuidkant.

Op dit moment wordt ten behoeve van het agrarische bedrijf een nieuwe opslagloods gebouwd.

De noordkant, gedeeltelijk de oostkanten en de gehele westkant van het plangebied worden aan het zicht onttrokken door hoogopgaande beplanting en een aarden wal.

Tot slot is de initiatiefnemer eigenaar van een gedeelte van de gronden (kadastraal nummer 881) aan de zuidkant van het plangebied. Deze gronden hebben in de huidige planologische status de bestemming 'Sport-Manege'. Echter zijn deze gronden niet als zodanig in gebruik, maar in gebruik bij de agrarische bedrijfsvoering van de initiatiefnemer.

In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van het perceel. Het perceel is rood omkaderd. In figuur 2.2 is een vooraanzicht vanaf de Akenbuurt weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2021BP0002-va01_0003.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie met plangebied (gele omlijning betreft het huidige opslag terrein. De rest betreft het agrarische perceel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2021BP0002-va01_0004.png"

Figuur 2.2 Vooraanzicht vanaf Akenbuurt

2.2 Voorgenomen Initiatief

Het voornemen is om de bestaande percelen met bebouwing te herstructureren. Het plan is om de inrichting van het opslagterrein aan de noordoostkant te verkleinen door een boomsingel te bestemmen, en vervolgens de bouwmogelijkheden deels te verplaatsen achter de agrarische bestemming. Door het verplaatsen van het opslagterrein wordt de oppervlakte van het agrarisch erf verkleind.

In figuur 2.3 zijn de te slopen gebouwen oranje omkaderd. Dit betreft zowel de bestaande bedrijfsgebouwen (links), alsmede de sloop van de bestaande stolp (rechts). Aan de westkant van het plangebied is het bestaande bouwvlak paars omkaderd. Met dit bestemmingsplan wordt het bouwvlak verplaatst en de bouwmogelijkheden ter plaatse verwijderd. Ofwel het is niet meer toegestaan om hier gebouwen te realiseren. Deze mogelijkheid wordt plaatst naar de gebouwen die nu oranje gemarkeert zijn.

Door de verplaatsing van de bouwvlakken en de bestemmingsvlakken wordt het mogelijk een schuur te plaatsen binnen het opslagterrein aansluitend aan de agrarische bestemming en de toegangsweg. Er komt een concentratie van gebouwen wat een afscherming geeft naar het opslagterrein. En door de afschermende boomsingel, en gedeeltelijke aarden wal met bosschage krijgt het een groene uitstraling naar het open landschap. De plannen voor de invulling van het perceel zijn dat het opslagterrein wordt omgeven door een groene afscheiding en bebouwing. Hierdoor krijgt het een minder rommelige uitstraling.

Verder wordt de bestaande, vervallen stolp gesloopt en op een andere plek in het plangebied terug gebouwd. Een overzicht van de toekomstige inrichting van het plangebied is weergeven in figuur 2.4. Het meest zuidelijk gelegen 'vierkantje' betreft de locatie van de toekomstige stolp. De stolp wordt tevens ingericht met drie recreatieve appartementen met in totaal 15 recreatieve slaapplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2021BP0002-va01_0005.png"

Figuur 2.3 Te slopen bebouwing (oranje gearceerd) inclusief te saneren bouwvlak (paars)

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2021BP0002-va01_0006.png"

Figuur 2.4 Toekomstige inrichting plangebied

De huidige opslagloodsen blijven behouden om verdere verrommeling van het perceel te voorkomen. De huidige opslagloodsen blijven in gebruik voor opslag om verspreiding van buitenopslag te voorkomen.

De bebouwing past qua aard en omvang in dit gebied en het huidige bestemmingsplan maakt deze bebouwing ook al mogelijk, alleen met een andere verdeling, en andere functie, door de wijziging is er effectief zelfs minder bebouwing mogelijk omdat een deel van het agrarische bouwvlak wordt ingeleverd.

Agrarisch - Oude land Bedrijf - Opslag Totaal
Huidig bouwvlak 8.257 1.251 9.508
Toekomstige bouwvlak 5.861 1.552 7.413

Tot slot krijgen de gronden (kadastraal nummer 881) aan de zuidkant van het plangebied de bestemming Agrarisch - Oudeland conform het huidige gebruik van de gronden. In de oostkant van deze strook komt een gedeelte van de beoogde stolp te staan.

2.3 Beeldkwaliteit En Ruimtelijke Inpassing

Met de beoogde ontwikkeling dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke inpassing, overeenkomstig het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied en de Texelse kernwaarden. Daar er slechts sprake is van een uitwisseling van bestemmingen en bouwvlakken en de ontwikkeling plaatsvindt binnen de bestaande inrichting wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het landschap. Er komt een concentratie van gebouwen wat een afscherming geeft naar het opslagterrein. En door de afschermende boomsingel, en gedeeltelijke aarden wal met bosschage krijgt het een groene uitstraling naar het open landschap. De plannen voor de invulling van het perceel zijn dat het opslagterrein wordt omgeven door een groene afscheiding en bebouwing. Hierdoor krijgt het een minder rommelige uitstraling.

Hierna wordt het initiatief getoetst aan de drie documenten die betrekking hebben op ruimtelijke inpassing.

Beeldkwaliteitsplan

In de Omgevingsvisie 2050 is het maken van een ‘beeldkwaliteitsplan verplicht gesteld voor nieuwe ontwikkelingen.

De intentie van de provincie daarbij is samengevat in het credo 'behoud door ontwikkeling', waarbij een sterke nadruk wordt gelegd op ‘regionale identiteit en ‘ruimtelijke kwaliteit’.

Voor de onderhavige ontwikkeling, waarbij sprake is van de verplaatsing van het bouwvlak en het verplaatsen van een stolp woning binnen de bestaande begrenzing van het bedrijf wordt een beknopte beeldkwaliteitsparagraaf geacht voldoende inzicht te geven in de gevolgen van de ingreep voor de bestaande beeldkwaliteit.

Akenbuurt 12 bevindt zich aan een aftakking van de weg Akenbuurt, op enige afstand van deze weg, grenzend aan de kartbaan. Door de bebouwing te centreren, niet los in de opslag bestemming te plaatsen en een bosschage op een aarden wal rondom de opslag te maken, wordt de landschappelijke inpassing van het erf versterkt. Door de stolp naar het zuiden te verplaatsen komt bij dichter bij de Akenbuurt te liggen voor de overige bebouwing, hierdoor ontstaat een samenhangend ensemble en krijgt de stolp een beeldbepalende plek op het erf.

In het beeldkwaliteitsplan, Texel in ontwikkeling, onderdeel van het bestemmingsplan Buitengebied Texel staan uitgangspunten voor de inrichting en uitstraling van het perceel. Het plangebied bevindt zich, op basis van het Beeldkwaliteitsplan, in het Oude land. De boererven in het oude landschap dienen als één samenhangend element zichtbaar te zijn in het landschap. In dit geval is daar sprake van door het erf te voorzien van opgaande beplanting. Door de nieuwe indeling van het perceel komt er meer groen op het perceel, komt de stolp op een prominente plek op het erf te staan en wordt hij weer beter zichtbaar vanuit het landschap.

Per saldo is sprake van een ontwikkeling die beter landschappelijk wordt ingepast.

Texelse kernwaarden

De gemeente streeft naar behoud van wat de moeite waard is om te behouden en naar vernieuwing waar dat kansen biedt om de positie van Texel te versterken. Bij alles wat de gemeente van plan is, gaan ze uit van de Texelse kernkwaliteiten of kernwaarden. Deze kernwaarden zijn:

  1. 1. Rust en ruimte;
  2. 2. Rijkdom aan natuur en cultuurlandschappen;
  3. 3. Grote afwisseling in landschappen en landgebruikvormen;
  4. 4. De Texelse identiteit;
  5. 5. Het specifieke eilandkarakter;
  6. 6. Nachtelijke duisternis;
  7. 7. Maritieme monumenten.

Een stuk bouwvlak van het agrarische bouwblok wordt gejut ten behoeve van de bestemming opslag. De uiterlijke verschijningsvorm zal niet heel erg veranderen. De stolp wordt voorop het perceel geplaatst waardoor deze op een prominente plek op het erf komt te liggen. Daarnaast zal de buitenopslag aan de overige kanten groen worden ingepakt door middel van groene afscheiding op een talud. Hierdoor komt de bebouwing compact op het perceel te staan.

De grootste veranderingen zijn een groene afscheiding bij het opslagterrein, de stolp die op een prominente plek komt te liggen op het perceel en de verkleining van het agrarische bouwvlak. Het open landschap op grote schaal, en daarmee de Texelse kernwaarden, wordt door deze ontwikkeling niet aangetast.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de lange termijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 8. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  2. 9. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  3. 10. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  4. 11. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  1. 1. De Omgevingsagenda
    In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  2. 2. De NOVI-gebieden
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

De regio waarvan de gemeente Texel deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

In dit geval betreft de voorgenomen ontwikkeling geen ontwikkeling die betrekking heeft op de 14 nationale belangen zoals genoemd in de SVIR en waarvoor regels zijn gesteld in het Barro. Daarmee is het plan niet in strijd met het beleid zoals uiteen gezet in deze stukken.

Duurzame verstedelijking

In de NOVI is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' een procesvereiste. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk is, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

Met dit bestemmingsplan gaat het om het wijzigen van twee bouwvlakken en twee bestemmingsvlakken binnen een kavel waarbij de totale oppervlakte van de bouwvlakken afneemt. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarom is toetsing aan de ladder niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening NH2020

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie 2050. In de omgevingsvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.


In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels verbonden aan de provinciale hoofdbelangen.

Artikel 6.4 Kleinschalige ontwikkelingen

Het plangebied ligt in het werkingsgebied 'landelijk gebied'. In artikel 6.4 (Kleinschalige ontwikkelingen) is geregeld dat in een bestemmingsplan een kleinschalige ontwikkeling in landelijk gebied mogelijk gemaakt kan worden. Het toegestane bebouwd oppervlak mag niet worden vergroot en dient plaats te vinden op een locatie waar een stedelijke functie is toegestaan. Het aantal burgerwoningen mag hierbij niet toenemen.

De ontwikkeling vindt plaats op een locatie waar een stedelijke functie al is toegestaan. De bouwblokken worden in grootte veranderd en worden in totaal oppervlakte zelfs kleiner. De toegestane bebouwing wordt hierdoor in principe ook kleiner. Daarnaast is geen sprake van de ontwikkeling van een burgerwoning

Artikel 6.59 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied

Ook is artikel 6.59 'Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied' van toepassing. In artikel 6.59 staat aangegeven wat de ruimtelijke kwaliteit is ingeval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in het landelijk gebied. Hoofdstuk 2 van deze toelichting bevat een motivering waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de kwaliteitsvoorwaarden.

Artikel 6.46 Bijzonder provinciaal landschap

Het Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) is het regime voor bescherming en waar mogelijk versterking en ontwikkeling van gebieden in Noord-Holland die landschappelijk, aardkundig, ecologisch of cultuurhistorisch van bijzondere waarde zijn. Het BPL is beschreven in kernkwaliteiten per deelgebied. De voormalige beschermingsregimes Bufferzones, Aardkundig Monument en Weidevogelleefgebied zijn geborgd in de kernkwaliteiten. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, gericht op de wezenlijke kenmerken en waarden van natuur en landschap) en Provinciale Monumenten hebben een eigen regime en vallen daarom buiten het BPL-regime. Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Bijzonder provinciaal landschap bevat regels ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten.

In het BPL zijn ruimtelijke ontwikkelingen, met uitzondering van nieuwe stedelijke ontwikkelingen, toegestaan wanneer de beschreven kernkwaliteiten niet worden aangetast. Per locatie kan aan de hand van de kernkwaliteiten een zorgvuldige afweging worden gemaakt welke ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk en welke niet wenselijk zijn. Hierdoor is er ruimte voor maatwerk en gebiedsgerichte differentiatie. In de ruimtelijke onderbouwing van een bestemmingsplan dat een ontwikkeling in het BPL mogelijk maakt, moet worden gemotiveerd dat de ter plaatse geldende kernkwaliteiten niet worden aangetast.

In lijn met de provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie zijn de kernkwaliteiten beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:

  1. 1. Landschappelijke karakteristiek: de landschapstypen en de belangrijkste kenmerken van deze landschappen.
  2. 2. Openheid en ruimtebeleving: de beleving van de ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten.
  3. 3. Ruimtelijke dragers: de driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen.

In dit geval ligt het plangebied in het BPL en daarin specifiek in een het gebied Texel oude land en aandijkingen. Het BPL Texel - Oude Land en aandijkingen is het zuidoostelijk deel van het Waddeneiland Texel. Het omvat zowel het Oude Land als delen van de aandijkingspolders eromheen. Het Oude Land van Texel ligt op een opgestuwde verhoogde keileemondergrond. Naast het reliëf zijn de bebouwings- en landschappelijke structuren, zoals stolpen, schapenboeten, tuunwallen en kolken karakteristiek. In de oude open aandijkingspolders rond het Oude Land ligt een aantal gebieden dat een geschikt habitat voor weidevogels is.

Het Oude Land van Texel ligt op een opgestuwde verhoogde keileemondergrond. Naast het reliëf zijn de bebouwings- en landschappelijke structuren, zoals stolpen, schapenboeten, tuunwallen en kolken karakteristiek. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk indien de leesbaarheid van de aardkundige kernkwaliteit in stand blijft.

Voor de aardkundige waarden is het belangrijk dat de hoogteverschillen in het landschap behouden blijven. De locaties waar de agrarische bedrijven verdwijnen, zijn in het verleden al vlak getrokken en hier zijn geen aardkundige waarden meer aanwezig. De ontwikkelingen worden op een locatie gepositioneerd waar ook geen aardkundige waarde meer zichtbaar zijn. Met dit bestemmingsplan is dan ook geen sprake van aantasting van de aardkundige -en stuwwallandschap kernkwaliteiten.

Het Oude Land heeft een halfopen karakter. De Hoge Berg op het Oude Land heeft een meer besloten karakter. Het reliëf en de kleinere bebouwings- en beplantingselementen zijn van invloed op de beleving van de ruimte. De oudere aandijkingen zijn ook open, maar bescheiden van maat. De dijken
begrenzen de open ruimten. Met dit plan is geen sprake van een verdere verdichting van het halfopen landschap. Er is slechts sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling waarbij de openheid niet wordt aangetast.

Gelet op het voormalige en toekomstige gebruik van het plangebied, het ongewijzigd laten van de omvang en inpassing van de gronden in het landschap, de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot beschermde gebieden kunnen negatieve effecten op het NNN en op habitat van weidevogels worden uitgesloten. Het gebied ligt ook niet in een gebied voor Habitat van weidevogels.

Stolpen zijn kenmerkend voor het Noord-Hollandse platteland en geven uiting aan de Noord-Hollandse agrarische geschiedenis. De stolp was het karakteristieke bouwtype voor boerderijen vanaf halverwege de 16e eeuw en is toegepast tot ca. 1950. Veel stolpen zijn rijksmonument of provinciaal monument.

Op plekken waar meerdere stolpboerderijen bij elkaar in de buurt staan,vormen deze door hun ruimtelijke samenhang een zogenaamde ‘stolpenstructuur’. De samenhang bestaat uit de visuele relatie tussen de stolpen onderling en tussen de stolp, het erf en het landschap eromheen. Op het Oude Land is een groot aantal stolpen bij elkaar aanwezig. Ten noordwesten van Den Burg is sprake van een lintstructuur, op het Oude Land liggen de stolpen als een zwerm over het land. De erven zijn soms rijk begroeid. Op Texel liggen schapenboeten solitair in de open weidevelden. Dit zijn schuren met een unieke vormgeving. Ze zijn noordoost-zuidwest georiënteerd, met een afgeschuinde zuidwestkant en een platte kant naar het noordoosten. Ze functioneerden als opslagruimte voor stro en hooi en zorgden voor beschutting aan schapen bij sterke zuidwestenwind.

Deze ontwikkeling tast deze structuur niet aan, de bestaande stolp wordt gesloopt en teruggebouwd voor op het perceel. Door deze ontwikkeling krijgt hij meer ruimte op het perceel.

Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 (Leidraad) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking. De Leidraad geeft gebiedsgerichte én ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt zo toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie beoogt met deze Leidraad om samen met bijvoorbeeld gemeenten, ontwikkelaars en initiatiefnemers te werken aan het behouden en versterken van de kwaliteit van het landschap en de cultuurhistorie.

De ontwikkeling ligt in het unieke karakter van het Oude Land en daarin specifiek in het keileemlandschap. De keileembult de Hoge Berg bij Den Burg is, net als grote delen van Wieringen, in de voorlaatste ijstijd ontstaan ten gevolge van opstuwing door landijs. Tussen Den Burg en de buurschap Oost werd in de laatste ijstijd onder invloed van de wind een dekzandrug afgezet. Daaromheen werden door de zee getijde-oeverwallen en kreekbeddingen gevormd, wat leidde tot keileemlandschap het Oude Land.

Het Oude Land strekt zich uit van Den Hoorn tot het buurtschap Oost. Het Oude Land heeft ondanks de ruilverkaveling een kleinschalig en open karakter. De Hoge Berg, die hier onderdeel van uitmaakt, is duidelijk herkenbaar aan het glooiende reliëf, het onregelmatige verkavelingspatroon, de kenmerkende tuunwallen, het vrijwel ontbreken van sloten en de radiale wegenstructuur. Cultuurhistorische elementen op het Oude Land zijn de schapenboeten (stolpen), de tuunwallen (gestapelde grasplaggen die de graslandpercelen scheiden), de Wezenputten (drinkwaterputten), de kolken, de eendenkooien en Fort de Schans met bijbehorende verdedigingswerken.

De wegen zijn veelal onbeplant, waardoor de erven met erfbeplanting zich als losse eilandjes in het polderland aftekenen. De Texelse stolpboerderijen liggen aan historische wegen, de boeten liggen los in het landschap. Op Texel is er voor wat betreft de structuren volgens deze leidraad alleen sprake van een stolpen structuur. Deze ontwikkeling tast deze structuur niet aan, de bestaande stolp wordt gesloopt en teruggebouwd voor op het perceel. Door deze ontwikkeling krijgt hij meer ruimte op het perceel.

Met dit bestemmingsplan wordt het kleinschalige en open karakter van het Oude Land niet aangetast. Er is hierbij nadrukkelijk geen sprake van een grootschalige ruimtelijke ontwikkeling. Door de bebouwing juist op één plek te concentreren wordt er aangesloten bij het kleinschalige karakter.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie 'Texel op Koers'

De structuurvisie 'Texel op Koers' is van 2008. Hierin staan de gewenste ontwikkelingen voor de economie, de ruimtelijke ordening en zorg en welzijn. De Structuurvisie vormt voor de komende jaren een toetsingskader voor de beleidsbeslissingen op deze terreinen en geeft richting aan de uitwerking daarvan.

Het toekomstbeeld dat de gemeente voor ogen staat luidt kernachtig: “Texel 2020, een vitaal en springlevend eiland”.Voor deze ontwikkeling zal de gemeente zich actief inzetten en ervoor zorgen dat er geen onnodige beletsels en regels zijn die de plannen belemmeren. De ontwikkeling van deze locatie past hier goed binnen.

Parkeerbeleid
De CROW normering vormt de basis van het gemeentelijk parkeerbeleid. Het parkeerbeleid van de gemeente Texel is op 17 februari 2016 vastgesteld. Uitgangspunt van het gemeentelijk parkeerbeleid is dat er wordt geparkeerd op eigen terrein.

Bij de uitwerking van het plan wordt de gemeentelijke parkeernormering gehanteerd (zie paragraaf 4.2). Hiermee wordt voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Texel.

Bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013/bestemmingsplan Reparatieplan Buitengebied 2016

Het plangebied is opgenomen in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013. De bestaande bedrijven zijn hierin reeds toegestaan. Ook valt het plangebied in het bestemmingsplan Reparatieplan Buitengebied wat in 2016 is vastgesteld. Met het onderhavige bestemmingsplan gaat het om het wijzigen van twee bouwvlakken en twee bestemmingsvlakken binnen een kavel waarbij de totale oppervlakte van de bouwvlakken afneemt. Er is derhalve geen sprake van extra bouw- en functionele mogelijkheden ten opzichte van wat huidig planologisch is toegestaan.

Voor de oppervlakte van een nieuw te bouwen woonhuis in de vorm van een stolp, geldt een maximale oppervlakte van 250 m². Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  1. 1. de nieuw te bouwen stolp voldoet aan de volgende maatvoering:
    1. a. goothoogte: max. 3 m met een ondergeschikte hogere goot indien passend in het beeld van de stolp;
    2. b. dakhelling: min. 48° en max. 52°;
  2. 2. aangetoond is dat de bouw van een stolp passend is bij de cultuurhistorische waarden van het omliggende gebied;
  3. 3. de bouw van de stolp doet geen onevenredige afbreuk aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

De beoogde stolp wordt binnen de bestemming 'Agrarisch - Oude land' gebouwd. Op basis van het geldende bestemmingsplan valt de bouw van een nieuwe stolp onder 'afwijking van de bouwregel' en is niet reeds toegestaan. Echter, de bestaande stolp wordt gesloopt en is het evenredig dat er een stolp terug kan komen. De nieuw te bouwen stolp zal aan de voorwaarden voorwaarden ten behoeve van het mogelijk maken van een stolp van 250 m2 moeten voldoen, wordt getoetst aan het geldende beeldkwaliteitplan en is welstandsplichting. Bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt aangetoond dat hier aan voldaan kan worden.

Ook is een regeling opgenomen om recreatieappartementen in een stolp mogelijk te maken. Met een omgevingsvergunning kunnen maximaal 4 recreatieappartementen in een stolpboerderij worden gevestigd. Hierbij gelden een aantal voorwaarden. Bij de aanvraag omgevingsvergunning dient aangetoond te worden dat aan deze voorwaarden voldaan kan worden.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bij het doorlopen van een ruimtelijke procedure moet rekening worden gehouden met mogelijke verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Daarin is vastgelegd wanneer een milieueffectrapport (MER) of een mer-beoordelingsnotitie moet worden opgesteld. In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het ruimtelijke plan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

Een wijziging of uitbreiding van een bedrijf valt formeel onder categorie D11.2 van het besluit m.e.r.. Ten behoeve van de ruimtelijke procedure is officieel dan een m.e.r.- beoordeling noodzakelijk. Gezien de aard en de geringe omvang van de ontwikkeling, het verplaatsen van bouwmogelijkheden, is er geen sprake van een categorie D11.2 stedelijk ontwikkelingsproject.

Conclusie

Daarnaast blijkt uit de beoordeling in de hierna beschreven paragrafen dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een m.e.r.-procedure.

4.2 Verkeer En Parkeren

Parkeren

De gemeente Texel heeft een eigen parkeerbeleid. Dit beleid is vastgelegd in de Nota Parkeernormen Texel 2015. Voor parkeren is belangrijk dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Het huidige aantal parkeerplaatsen is, gezien de ervaring, voldoende gebleken. De nieuwe ontwikkeling in de vorm van een nieuwe opslagschuur lijdt niet tot een toename van de parkeerbehoefte.

Voor woningen geldt een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning. Op de locatie is hiervoor voldoende ruimte. Voor de drie appartementen geldt een parkeernorm van 1,5 per appartement. Er is derhalve een parkeerbehoefte van 4,5 (afgerond 5) parkeerplaatsen. Totaal is sprake van een parkeerbehoefte van 7 parkeerplaatsen voor zowel de woning als voor de recreatieappartementen. Aangezien er met dit bestemmingsplan 15 slaapplaatsen in het kader van 'kamperen bij de boer' worden geschrapt ontstaat er geen aanvullende parkeerbehoefte. Per saldo is geen sprake van een toename aan de parkeerbehoefte. Overigens is in het plangebied voldoende ruimte om aan de benodigde parkeerbehoefte te kunnen voldoen.

Ditzelfde geldt voor de parkeerbehoefte afkomstig van het opslag gedeelte. De nieuwe schuur, met een oppervlakte van 1.119 m2 zorgt voor een parkeerbehoefte van 12 parkeerplaatsen op het opslagterrein. Hierbij is rekening gehouden met de parkeernormen die gelden voor de categorie 'Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf)'. Het gaat om een parkeernorm van 0,0105 parkeerplaatsen per m2 bvo. In het plangebied is voldoende ruimte voor de benodigde parkeerplaatsen.

Verkeer

Het plan heeft geen significante invloed op de verkeerssituatie. De ontsluiting van het perceel blijft gelijk met de bestaande situatie en er zal geen noemenswaardig aantal extra verkeersbewegingen plaatsvinden door deze ontwikkeling aangezien de huidige bedrijfsvoering ongewijzigd blijft en er slechts sprake is van het inpandig opslaan van materialen.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woonomgevingen en gemengde gebieden.

Toetsing

De bedrijfs- en milieuzonering ter plaatse verandert niet. Er is slecht sprake van het verplaatsen van bouwmogelijkheden binnen de bestaande inrichting. Het woon -en leefklimaat van de woningen in de omgeving wordt met dit bestemmingsplan niet aangetast. Bovendien wordt de nieuwe bedrijfswoning verder van de kartbaan af gesitueerd en valt buiten de geluidzone. De kartbaan wordt hierdoor ook niet in de bedrijfsvoering belemmerd.

Vanuit milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.4 Geluid

Toetsingskader

In het kader van geluid is de Wet geluidhinder van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige gebouwen enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Het uitgangspunt is dat op de gevels van geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien hier niet aan wordt voldaan, kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Wegen waarvoor de zoneplicht niet geldt, zijn woonerven en wegen waarop een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Toetsing

Het plangebied wordt door middel van een eigen erftoegangsweg ontsloten door de Akenbuurt (60 km/u-weg). De weg heeft een wettelijke geluidszone van 250 meter vanaf de as van de weg. De woning wordt op een afstand van circa 140 tot de Akenbuurt gebouwd. Dit betreft een weg die geen doorgaande functie heeft en voornamelijk bedoeld is voor bestemmingsverkeer. De verkeersintensiteiten zijn dan ook zeer laag, waardoor er een goed woonklimaat wordt geboden en aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voldaan kan worden. Vanuit de Wet geluidhinder zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.5 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het plan is via de digitale watertoets voorgelegd aan het hoogheemraadschap. De invloed van het plan op de waterhuishouding is beperkt. Daarom kan voor deze locatie de verkorte procedure voor de watertoets worden doorlopen. Volstaan wordt met het opnemen van een standaard waterparagraaf. Deze 'standaarduitgangspunten' zijn in deze paragraaf behandeld. Over de impact van de ontwikkeling is met het Hoogheemraadschap gesproken. Het bestemmingsplan wordt vervolgens voorgelegd aan het hoogheemraadschap voor een wateradvies.

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

Verharding en compensatie maatregelen
Bij verhardingstoenames kleiner dan 800 m2, hoeft er volgens het beleid van Hoogheemraadschap

Hollands Noorderkwartier niet gecompenseerd te worden. Bij deze ontwikkeling is de toename van verharding zeer beperkt. Alleen ter hoogte van de te bouwen stolp is sprake van een toename aan verharding. Dit is een gebied van 700 m2. Dit is minder dan 800 m2, daarom hoeft er niet gecompenseerd te worden.

Waterkwaliteit en riolering
Dit komt overeen met de ambitie van het hoogheemraadschap om 100% van het hemelwater van nieuwe oppervlakken te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.

Er is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Voor de ontwikkeling wordt een gescheiden stelsel aangelegd door de initiatiefnemer.

Het uitgangspunt is het 100% afkoppelen van schoon hemelwater van het rioleringsysteem. Bij toepassing van een gescheiden stelsel zal een inschatting worden gemaakt naar potentieel vervuilde oppervlakken (parkeerterreinen) en schone verhardingen (pleinen en daken). Voor de nieuwe bebouwing worden uitloogbare materialen zoveel mogelijk worden voorkomen. Indien materialen als koper, lood en zink worden gebruikt, is voor de afvoer van hemelwater maatwerk vereist.

Proces watertoets
Dit bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg aan het hoogheemraadschap voorgelegd voor een wateradvies. Bij de uitvoering van het plan wordt rekening gehouden met de uitgangspunten uit het wateradvies. De watertoets is toegevoegd als bijlage 2 Watertoets bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan.

4.6 Bodem

Toetsingskader

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor wonen of een andere functie.

Toetsing

De ontwikkeling heeft weliswaar betrekking op uitvoering voor milieugevoelige functie (wonen), maar de situatie is reeds bestaand. In milieuhygiënische zin verandert het gebruik niet. De ontwikkeling vormt op dit punt geen belemmeringen. In dit kader heeft de omgevingsdienst ook een advies gegeven. Dit advies is hieronder beschreven.

Bodemkwaliteit

Van de totale locatie is geen volledig bodemonderzoek beschikbaar. In dit stadium is derhalve alleen globaal iets aan te geven over de geschiktheid van de bodem voor het voorgenomen gebruik, op basis van de bodemkwaliteitskaart, uitgevoerde bodemonderzoek op of nabij de locatie en eventuele historisch verdachte activiteiten op of in de omgeving van de locatie.

Op basis van de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Texel (2016) is de locatie ingedeeld in deelgebied "Buitengebied". De kwaliteit van de boven- en ondergrond op onverdachte locaties is hier gemiddeld gelijk aan klasse Landbouw en Natuur (niet verontreinigd). In verband met de bouw van een schuur is in 1998 een bodemonderzoek uitgevoerd. Bij dit bodemonderzoek is zintuiglijk geen bodemvreemd materiaal aangetroffen. Analytisch zijn bij dit bodemonderzoek slechts lichte verontreinigingen aangetroffen. In het historisch bodembestand is vermeld dat op de locatie een ondergrond HBO tank aanwezig is of is geweest. Verder blijkt uit het archief van de omgevingsdienst dat er gebouwen met asbestverdacht plaatmateriaal aanwezig is of is geweest. Door deze activiteiten kan de bodem verontreinigd zijn met olie en/of vluchtige aromaten en asbest.

Uit bestudering van (historisch) kaartmateriaal op topotijdreis blijkt dat er geen bijzonderheden zijn aangetroffen, die een negatieve invloed kunnen hebben op de bodemkwaliteit.

Conclusie

Uit de beoordeling blijkt dat er op basis van de beschikbare informatie geen betrouwbare uitspraak gedaan kan worden of de bodem geschikt is voor het beoogd gebruik. In dit stadium is het derhalve niet bekend of er een belemmering aanwezig is voor de voorgenomen bestemmingswijziging.

Advies

Aangezien er geen betrouwbare uitspraak gedaan kan worden omtrent de bodemkwaliteit wordt geadviseerd de initiatiefnemer in een brief te informeren dat een bodemonderzoek conform de NEN 5740 dient te worden uitgevoerd naar asbest en dieseltank.

Een dergelijk bodemonderzoek kan worden gecombineerd met het verkennend bodemonderzoek wat in verband met de omgevingsvergunning voor de nieuwe woning (stolp) dient te worden uitgevoerd.

Indien wegens bedrijfsbeeindiging op basis van activiteitenbesluit ook nog een bodemonderzoek naar de eindsituatie bij bodembedreigende activiteiten dient te worden uitgevoerd, kan dit worden gecombineerd met het voornoemde onderzoek.

4.7 Aardkundige Waarden

Toetsingskader

De provincie Noord-Holland heeft op de kaart behorende bij de structuurvisie en de verordening aardkundig waardevolle gebieden aangegeven. De provincie maakt hierin onderscheid tussen aardkundig waardevolle gebieden en aardkundige monumenten. De aardkundige monumenten worden beschermd op basis van de provinciale Milieuverordening.

Toetsing

De ontwikkeling ligt binnen een aardkundig waardevol gebied genaamd 'Oude Land van Texel'. Voor de aardkundige waarden is het belangrijk dat de hoogteverschillen in het landschap behouden blijven. De locaties waar de agrarische bedrijven verdwijnen zijn in het verleden al vlak getrokken en hier zijn geen aardkundige waarden meer aanwezig. De ontwikkelen die dit bestemmingsplan mogelijk maken vinden plaats op een locatie waar ook geen aardkundige waarde meer zichtbaar zijn.

De ontwikkeling heeft dus geen invloed op de aardkundige waarden van Texel. Dit aspect staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Toetsing

Binnen het plangebied staat een stolp. Deze wordt vervangen door een nieuwe stolp. Met dit plan worden de cultuurhistorische waarden niet aangetast. Zie hiervoor ook paragraaf 2.3 en3.2.

De nieuwe inrichting van het plangebied voegt zich verder in de bestaande structuren en kenmerken van de omgeving. Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.9 Archeologie

Toetsingskader

De Monumentenwet 1988 is vervallen. Een deel van de wet is overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

De gemeente Texel heeft een archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Op deze kaart worden gebieden aangewezen waar zich mogelijk archeologische resten bevinden. Deze archeologische waarden zijn in het geldende bestemmingsplan beschermd door de dubbelbestemming 'waarde-archeologie'. Onderscheid is gemaakt tussen archeologische waarde, gematigde archeologische verwachting en hoge archeologische verwachting. Deze gronden zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

Toetsing

De gemeenteraad heeft op 12 juni 2013 de geactualiseerde archeologische beleidskaart vastgesteld. Deze locatie is een categorie 3. Bij ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 centimeter is archeologisch onderzoek nodig.

De quickscan archeologie is door de gemeentelijk archeoloog uitgevoerd en bijgevoegd als bijlage 3 bij de toelichting. Omdat het perceel waardevolle elementen kan bevatten is het advies om Archeologische vindplaatsen en vondsten komen in de directe omgeving van het plangebied voor. Het vondstmateriaal dateert in de Bronstijd, Ijzertijd, Romeinse tijd, Vroege en Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. De bodemkaart toont in het zuidelijk deel van het plangebied hoge bruine enkeerdgrond en in het noordelijk gedeelte toont de bodemkaart laarpodzolgrond. Op enkeerdgronden is door langdurige bemesting met dierlijke mest en plaggen of graszoden een dikke toplaag ontstaan van minstens 50 centimeter. Onder deze laag zijn archeologische resten doorgaans goed geconserveerd. Een laarpodzol kent ook een toplaag die is ontstaan door plaggenbemesting, maar dit bodemtype ligt vaak lager en is (periodiek) met water verzadigd. Dit zijn oude akkergronden die waarschijnlijk al honderden jaren in gebruik zijn. De bemeste toplaag die al in de Middeleeuwen kan zijn opgeworpen, zorgt voor afdekking en conservering van eventueel aanwezige sporen en vondsten uit de prehistorie en Romeinse tijd. Gebaseerd op historisch kaartmateriaal geldt een lage archeologische verwachting voor de Nieuwe Tijd, met uitzondering van de locatie van de gesloopte stolp. Deze stolpboerderij die vermoedelijk in de 17e eeuw is gebouwd, kan nog een of meerdere voorgangers hebben gekend.

Voor de Middeleeuwen geldt een middelhoge archeologische verwachting. In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse vondsten geregistreerd uit zowel de Vroege als de Late Middeleeuwen. De hoge zandgronden van het 'oude land van Texel', waar het perceel op ligt, waren in de Middeleeuwen bewoonbaar en hier werd landbouw bedreven. Directe aanwijzingen voor bewoning uit deze periode zijn er echter niet.

Voor de prehistorie en met name de Ijzertijd en de Romeinse tijd geldt een hoge archeologische verwachting. In de directe omgeving van het plangebied bevindt zich een archeologisch rijksmonument (een nederzetting uit de Romeinse tijd) en diverse terreinen van hoge archeologische waarde; dit zijn percelen met vondsten uit de Ijzertijd en Romeinse tijd. Als deze verspreiding gecombineerd wordt met de bodemgesteldheid, geomorfologie en hoogteligging ontstaat een beeld van een landschap waarbij men in de prehistorie en Romeinse tijd op de (flanken van de) dekzandruggen woonde. Bovendien ligt het prehistorische niveau ter plekke afgedekt onder een esdek van meer dan 50 cm dikte. Archeologische sporen en vondsten zijn, indien aanwezig, goed geconserveerd.

Advies

Archeologie West-Friesland adviseert om de huidige vrijstellingsgrenzen van de archeologische beleidskaart te handhaven binnen het nieuwe bestemmingsplan, zie figuur 4.9. De dubbelbestemming waarde-archeologie 3 dient dan te worden behouden. Plannen voor bodemverstorende ingrepen dienen te worden getoetst op het archeologische aspect.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2021BP0002-va01_0007.jpg"

Figuur 4.1 Plangebied van het bestemmingsplan (zwarte stippellijn) op de gemeentelijke archeologische beleidskaart

Vanuit het gemeentelijk beleid wordt geadviseerd om archeologie-vriendelijk te bouwen, dat wil zeggen de bodem niet te verstoren. Een archeologie-vriendelijk bouwplan kan worden getoetst door Archeologie West-Friesland en dient te worden goedgekeurd door de gemeente.

Een niet archeologie-vriendelijk bouwplan houdt in dat de huidige situatie van de bodem zal worden verstoord tijdens het bouwproces. Onder bodemverstoring wordt verstaan:

  • het verwijderen van muurwerk uit de bodem, hier onder vallen ook funderingen en palen van de bestaande bebouwing vanaf de vrijstellingsdiepte gemeten vanaf het bestaande maaiveld van de archeologische vindplaats;
  • vorstranden dieper dan 30 cm;
  • het aanbrengen van funderingspalen, damwanden, grondverbeteringen, groutankers et cetera;
  • bodemsaneringen, tijdelijke uitplaatsing van vervuilde grond;
  • kelders, ondergrondse reservoirs, overmatige boringen voor diverse onderzoeken en bijvoorbeeld wkk installaties ;
  • kruipruimtes;
  • vijvers/watercompensaties;
  • sloten en andere ingravingen;
  • kabels en leiding-tracés vanaf maaiveld.

Ligt het in de planning om één of meerdere van bovenstaande bodemverstorende werkzaamheden tijdens het project uit te voeren, dan wordt het bouwproject als niet archeologie-vriendelijk geclassificeerd en dient nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

4.10 Ecologie

Toetsingskader

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming. Beide aspecten zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt.

Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen. In de provincie Noord - Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage I bij deze verordening. Per soort worden de handelingen, middelen en methoden genoemd die mogen worden toegepast, slechts voor zover er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden

Natura-2000

Het plangebied bevindt zich op korte afstand van het Natura 2000-gebied 'Duinen en Lage Land Texel' (1.150 meter) en tevens op korte afstand van het Natura 2000-gebied 'Waddenzee' (4.100 meter). Gezien de aard van de ontwikkeling is areaalverlies, versnippering of verandering van de waterhuishouding van de Natura 2000 niet aan de orde.

Daarnaast leidt het binnen opslaan van de materialen en machines en het gebruiken van de woning niet tot een toename van stikstofdepositie op de Natura 2000. Er is namelijk slechts sprake van het inpandig opslaan van materiaal in plaats van in de buitenlucht. Per saldo is op eiland - niveau geen sprake van een toename van de verkeersgeneratie. Zekerheidshalve is voor de ontwikkeling een stikstofonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4). Uit de Aerius calculatie volgt voor de aanlegfase dat er geen toename is voor de stikstofdepositie in Natura-2000 gebieden. Omdat er nauwelijks iets veranderd aan de bedrijfsvoering zal er ook gezien de ligging geen extra stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden veroorzaken. Op basis van de Aerius calculatie is geen vergunning in het kader van de stikstofdepositie nodig.

NNN-gebied

Op circa een kilometer ten westen van het plangebied bevindt zich NNN-gebied. Dit gebied heeft geen externe werking. De aanduiding NNN wordt beschermd via het ruimtelijke spoor en is opgenomen in de Provinciale Structuurvisie. Gezien de kleinschalige ontwikkeling in relatie tot de bestaande planologische mogelijkheden worden negatieve effecten op deze gebieden niet verwacht.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Vanwege de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is sprake van het slopen van bebouwing. Voorafgaand aan de sloop van deze bebouwing is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 4 opgenomen. Geconcludeerd wordt dat er geen nader onderzoek nodig is en er geen ontheffing vanuit de Wet natuurbescherming nodig is.

4.11 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

Toetsing

Om te onderzoeken of in de omgeving van het plangebied sprake is van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes, is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit is naar voren gekomen dat alle drie niet voorkomen in en in nabijheid van het plangebied. Op een afstand van 280 meter bevindt zich een transportroute via de N501. Hiervoor geldt een veiligheidszone van 30 meter. Met dit plan is geen sprake van een toename in het aantal personen en aan de afstand van 30 meter wordt voldaan. Er is slechts sprake van een uitwisseling van bestemmingen. Er zijn daarom geen belemmeringen vanuit externe veiligheid voor dit plan. Aanvullend hierop heeft de omgevingsdienst het volgende advies gegeven.

Het plan voorziet niet in de komst van een nieuwe risicorelevante activiteit naar het plangebied. Het plangebied bevindt zich buiten de risicocontouren en invloesgebieden van inrichtingen, buisleidingen, windturbines en hoogspanningslijnen. Deze aspecten zijn daarom niet aan de orde.

Transportroutes

Het plangebied bevindt zich in de nabijheid van een transportroute waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het betreft de N501. Volgens de omgevingsdienst rijkt het invldoedsgebied van deze weg tot 355 meter. Daarmee bevindt het plangebied zich gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van deze weg. Omdat het plangebied zich buiten 200 meter van de weg bevindt, heeft deze geen invloed meer op de hoogte van het groepsrisico. Daarom kan worden volstaan met een zogenaamde beperkte verantwoording van het groepsrisico. De toelichting dient hierop te worden aangevuld. Omdat het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van risicovolle activiteiten, dient de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen met betrekking tot hulpverlening en zelfredzaamheid in geval van een calamiteit.

Op basis van het advies van de omgevingsdient is de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord gevraagd om advies. De Veiligheidsregio Noord-Holland Noord heeft aangegeven geen belemmeringen te zien met betrekking tot hulpverlening en zelfredzaamheid in geval van een calamiteit. Gezien het type gevaarlijke stoffen (LPG/propaan) dat vervoert wordt over de N501, acht de veiligheidsregio het niet aannemelijk dat een scenario met die gevaarlijke stoffen van invloed is op het plan. Daarom hebben zij geen nader advies.

4.12 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 14 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus goed.

De huidige inrit blijft intact en het aantal verkeersbewegingen neemt niet toe. Deze zal gelijk blijven, aangezien er dezelfde bouwmogelijkheden en hetzelfde gebruik mogelijk blijft op deze locatie alleen de bouwvlakken zullen iets in grootte worden uitgewisseld. Omdat in het plangebied slechts sprake is van de bouw van een opslagschuur en een woning is geen sprake van een significante toename van verkeersbewegingen. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.13 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In en rondom het plangebied zijn geen kabels, leidingen of zoneringen aanwezig die planologische beperkingen vormen voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische Opzet

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om plannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting Op De Bestemming

In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de bestemmingen in dit bestemmingsplan. De in dit bestemmingsplan voorkomende bestemming wordt hieronder toegelicht.

Agrarisch - Oude land

De bestemming 'Agrarisch - Oude land' met de daarbij behorende aanduidingen 'bouwvlak' en 'erf' wordt ook in dit bestemmingsplan voor het bestaande agrarisch bedrijf opgenomen. Omdat het opslagterrein een grotere oppervlakte nodig heeft, wordt met dit bestemmingsplan het bestemmingsvlak van de bestemming 'Agrarisch - Oude land' per saldo iets verkleind. Wel wordt een klein gedeelte van wat nu bestemd is als 'Sport-Manege' gewijzigd naar de bestemming Agrarisch - Oude land. Ter plaatse van deze gronden wordt de stolp deels gebouwd.

De drie recreatieappartementen in de stolp worden ook binnen deze bestemming mogelijk gemaakt. Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden voor ten hoogste 3 appartementen en maximaal 15 slaapplaatsen is toegestaan, mits er sprake is van een bedrijfswoning in de vorm van een stolpboerderij.

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf worden gebouwd.

Het gehele bestemmingsvlak is voorzien van de aanduiding 'erf'. Binnen deze aanduiding is het toegestaan om de gronden ten behoeve van een agrarisch erf in te richten.

Daarnaast is het toegestaan om ten behoeve van het agrarisch bedrijf op het agrarische erf te wonen. Dit vindt plaats in de nieuwe stolpboerderij. De bouwregeling is afgestemd op de voorwaarden die voor een stolp gelden (zie paragraaf 1.3).

Bedrijf - Opslag

De bestemming 'Bedrijf - Opslag' met de daarbij behorende aanduiding 'bouwvlak' wordt ook in dit bestemmingsplan voor het bestaande opslagterrein opgenomen. Omdat het opslagterrein een uitruil oppervlakte nodig heeft, is met dit bestemmingsplan het bestemmingsvlak van de bestemming vergroot. Daarnaast is het bestaande bouwvlak verplaatst naar de toekomstige locatie van de opslagloods.

Agrarisch - Oude land Bedrijf - Opslag Totaal
Huidig bouwvlak 8.257 1.251 9.508
Toekomstige bouwvlak 5.861 1.552 7.413

Bos

De randen van het plangebied krijgen de bestemming 'Bos'. Binnen deze bestemming is de aarden wal en de afschermende singel mogelijk. Bebouwing is binnen deze bestemming niet toegestaan. Hiermee wordt gewaarborgd dat het perceel een goede landschappelijke inpassing krijgt.

Waarde - Archeologie 2/Waarde - Archeologie 3

Op het perceel zijn, conform het archeologie beleid van de gemeente, de bestemmingen 'Waarde - Archeologie -2' en 'Waarde - Archeologie -3' opgenomen. Dit ter bescherming van eventueel aanwezig archeologische waarden in het plangebied. Binnen deze dubbelbestemming geldt dat bij bouwwerken met een grotere oppervlakte van respectievelijk 100 m² en 500 m² op locaties waar de grond nog niet verstoord is en waar dieper dan 0,50 m wordt gegraven een archeologisch onderzoek verplicht is.

Gebiedsaanduiding geluidzone

Voor de kartbaan is een geluidszonering opgenomen. Het is verboden gevoelige bebouwing op te richten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. Wat dat betreft wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

Inspraak en overleg

Het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan Provincie Noord-Holland, Veiligheidsregio Noord-Holland Noord en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Vanwege de kleinschaligheid van het plan is het voorontwerp niet voor inspraak ter inzage gelegd. De overlegreacties zijn als bijlage 5 tot 7 opgenomen. Tevens heeft de omgevingsdienst een advies gegeven. Zie hiervoor bijlage 8. Dit advies heeft tot aanpassingen in paragraaf 4.6 Bodem en 4.11 Externe veiligheid geleid. Verder wordt de initiatiefnemer per brief geinfoormeerd over het feit dat een bodemonderzoek conform de NEN 5740 dient te worden uitgevoerd naar asbest en dieseltank.

Provincie

  1. 1. De provincie kan zich vinden in het bestemmingsplan en is het eens met de conclusie dat de kernkwaliteiten van het BPL niet in het geding zijn. Aanbeveling daarbij is wel om gebruik te
    maken van gebiedseigen beplanting voor de groensingel en de wal.

reactie gemeente: De gemeente neemt deze reactie ter kennis neming aan. Bij de uitwerking van de plannen wordt gebrik gemaakt van gebiedseigen beplanting voor de groensingel en de wal. Toetsing hiervan vindt plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning.

  1. 2. Verder wil de provincie een aanvullende verduidelijk in relatie tot hoe het beeldkwaliteitsplan “Texel in ontwikkeling” vertaald is in het plan.

reactie gemeente: De aanvulling is in bijlage 9 opgenomen.

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier verzoekt om een aanpassing in de waterparagraaf en heeft hiervoor een tekstvoortel geleverd.

reactie gemeente: het tekstvoorstel is in paragraaf 4.5 Water verwerkt.

Veiligheidsregio Noord-Holland Noord

Gezien het type gevaarlijke stoffen (LPG/propaan) dat vervoert wordt over de N501, acht de veiligheidsregio het niet aannemelijk dat een scenario met die gevaarlijke stoffen van invloed is op het plan. Daarom hebben zij geen nader advies.

reactie gemeente: De gemeente neemt deze reactie ter kennis neming aan en heeft dit advies in paragraaf 4.11 Externe veiligheid verwerkt.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is vervolgens voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijze ingediend. Wel hebben het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de Omgevingsdienst en de Veiligheidsregio gereageerd op het plan. Deze reacties zijn opgenomen in de Nota van zienswijzen (zie bijlage 10) en daarin eveneens toegelicht en verwerkt in de toelichting van dit bestemmingsplan. Verder zijn enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd in de toelichting en de verbeelding van dit bestemmingsplan. Een uitleg hiervoor is opgenomen in de Nota van zienswijzen.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgensvastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van de plannen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Bij dit bestemmingsplan is de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt een overeenkomst gesloten, waarin de gemaakte kosten zijn geregeld. In de overeenkomst is ook vastgelegd dat eventuele planschade voor rekening is van de initiatiefnemer. Aangezien de gemeentelijke kosten hiermee gedekt zijn, is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Texel In Ontwikkeling

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Texel in ontwikkeling

Bijlage 2 Lijst Met Beroeps- Of Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:

praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, lichaamsverzorging, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, dierenarts, alternatieve geneeswijzen enz.


Stoffeerderijbedrijven, waaronder:

(maat)kledingmakerij, kledingverstelbedrijf, meubelstoffeerderij, woningstoffeerderij

Waarbij detailhandel in stoffen en stofferingen in ieder geval is uitgesloten.


Kantoorfunctie voor bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals:

schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook voor bijvoorbeeld een detail- of groothandelsbedrijf of een aannemersbedrijf

Reparatiebedrijfjes, waaronder:

schoen-/lederwarenreparatiebedrijf, uurwerkreparatiebedrijf, goud en zilverwerkreparatiebedrijf, reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen, reparatie van muziekinstrumenten, computerservice- en informatietechnologiebedrijf enz.


In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd.


Advies- en ontwerpbureaus, waaronder:

reclameontwerp, grafisch ontwerp, tuinontwerp- en advies, (binnenhuis)architect, (steden)bouwkundig ontwerp, juridisch advies, financieel advies, milieukundig advies enz.


(Zakelijke) dienstverlening, waaronder:

notaris, advocaat, accountant, assurantie/verzekeringsbemiddeling, administratiekantoor, vertaalbureau, exploitatie en handel in onroerende zaken, ICT bedrijf, enz.


Overige dienstverlening, waaronder:
kappersbedrijf, schoonheidssalon, fotograaf, foto– en filmontwikkelbedrijf, enz.


Onderwijs, waaronder:
autorijschool, onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium.


Sociaal-culturele activiteiten, waaronder:
ateliers, galerieën, natuur beeldentuinen en/of musea voor kunst en nijverheid al dan niet in combinatie met het geven van workshops.


En naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis.

Bijlage 1 Raadsbesluit Medewerking Recreatieve Slaapplaatsen

Bijlage 1 Raadsbesluit medewerking recreatieve slaapplaatsen

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 3 Archeologische Quickscan

Bijlage 3 Archeologische quickscan

Bijlage 4 Ecologisch Onderzoek Inclusief Stikstof

Bijlage 4 Ecologisch onderzoek inclusief stikstof

Bijlage 5 Overlegreactie Provincie

Bijlage 5 Overlegreactie provincie

Bijlage 6 Overlegreactie Veiligheidsregio

Bijlage 6 Overlegreactie veiligheidsregio

Bijlage 7 Overlegreactie Waterschap

Bijlage 7 Overlegreactie waterschap

Bijlage 8 Advies Omgevingsdienst

Bijlage 8 Advies omgevingsdienst

Bijlage 9 Aanvulling Beschrijving Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 9 Aanvulling beschrijving Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 10 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 10 Nota van zienswijzen