KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Sport
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Parkeerterrein
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 9 Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Wijzingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Geldende Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Initiatief
2.1 Huidige Situatie
2.2 Gebiedsontwikkeling Den Burg Zuid
2.3 Het Initiatief
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieuzonering
4.2 Bodem
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Water
4.7 Ecologie
4.8 Archeologie
4.9 Cultuurhistorie
4.10 Aardkundige Waarden
4.11 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Bestemmingen
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
5.3 Toelichting Op De Algemene Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Advies Goudappel Coffeng
Bijlage 2 Waterstructuur Zuidrand Den Burg
Bijlage 3 Wateradvies Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna Den Burg Zuidwest
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna Den Burg Slingerweg
Bijlage 7 Vleermuisonderzoek Plangebied Zuidwest
Bijlage 8 Archeologische Quickscan Den Burg Zuidwest
Bijlage 9 Archeologische Veldtoets Slingerweg
Bijlage 10 Boorprofielen Bij Archeologisch Onderzoek
Bijlage 11 Overlegreactie Provincie
Bijlage 12 Overlegreactie Hhnk

Den Burg Zuid

Bestemmingsplan - Gemeente Texel

Vastgesteld op 19-12-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Den Burg Zuid met identificatienummer NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01 van de gemeente Texel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererf:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 m van de voorkant van het hoofdgebouw of het dichtst bij de weg gelegen gebouw;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.7 archeologische begeleiding:

het uitvoeren en registreren van waarnemingen tijdens niet-archeologische bodemverstorende activiteiten, gericht op het vaststellen van aan- of afwezigheid van archeologische waarden op basis van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en onderzoeksdoelstellingen. Archeologische begeleidingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 9.6 van de Erfgoedwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Conform de richtlijnen van de KNA zijn archeologische begeleidingen als alternatief voor proefsleuven of opgravingen alleen toegestaan in een beperkt aantal nauwkeurig omschreven situaties;

1.8 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.9 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door een erkende archeologisch partij, werkend volgens de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.10 archeologisch plangebied:

het archeologische gebied waarbinnen de feitelijke bodemingrepen plaatsvinden en waarvoor een vergunning wordt aangevraagd;

1.11 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten;

1.12 archeologisch vooronderzoek:

archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een vergunning kan worden verleend;

1.13 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten;

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen, bijbehorende bouwwerken, overkappingen en/of andere bouwwerken

1.15 bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;

1.16 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte bedrijven:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.18 bedrijfsvloeroppervlakte detailhandel:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde ruimte, inclusief de winkelvloeroppervlakte, het magazijn, de sociale ruimte en de entree en eventuele ruimte voor winkelwagentjes;

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.20 bestaand:

ten aanzien van de bij of krachtens de wet/Wabo aanwezige vergunde of legale bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp; ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.24 blokhut:

een gebouw met een eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een recreatief nachtverblijf;

1.25 bodemingrepen:

werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten;

1.26 boomteelt:

de teelt van boomkwekerijgewassen;

1.27 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.29 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.30 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.31 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.35 caravan:

een al dan niet uitklapbare wagen, gebouwd, ingericht en bestemd voor het kamperen, die ingevolge het wegenverkeersreglement mag worden voortbewogen achter een motorvoertuig;

1.36 cultuur en ontspanning:

een atelier, een bioscoop, een creativiteitscentrum, een dansschool, een museum, een muziekschool, een muziektheater, een sauna, een theater, en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening ten behoeve van cultuur en ontspanning;

1.37 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een volwaardige agrarische bedrijfsvoering;

1.38 cultuurhistorische waarden:

de waarde, die wordt toegekend aan een gebied of bouwwerk op basis van de ter plaatse bestaande cultuurhistorische elementen: historische (steden)bouw, bovengrondse monumentenzorg, archeologische waarden, cultuurlandschap en historische geografie (landschappelijke elementen die het gevolg zijn van menselijk handelen in het verleden, zoals bijvoorbeeld verkavelings-, beplantings en wegenpatronen);

1.39 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.40 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen ambtenaar, persoon of organisatie die voldoet aan de binnen de archeologische professie geldende opleidings- en ervaringseisen;

1.41 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.42 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.43 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.44 erker:

een ondergeschikte uitbouw van het hoofdgebouw met een beperkte omvang (breedte, bouwhoogte, diepte) en transparante verschijningsvorm, waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;

1.45 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.46 evenement:

elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; onder evenement worden mede verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht, een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

1.47 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.48 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.49 gebruiksmogelijkheden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.50 geluidsbelasting:

een geluidsbelasting vanwege een weg;

1.51 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.52 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.53 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij die ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.54 groepsverblijf:

een gebouw ingericht voor de bedrijfsmatige verstrekking van logies aan groepen personen ten behoeve van recreatief verblijf, met daarbij behorende collectieve voorzieningen;

1.55 groothandel:

de handel tussen de producent en de detailhandel. Het gaat om de verkoop van goederen in grote aantallen en hoeveelheden;

1.56 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.57 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is;

1.58 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.59 horecabedrijf categorie 1:

een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen, onderdeel van een hotel en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit restaurant, snackbar, snackkiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf al dan niet samen met een andere functie;

1.60 horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een (grand)café, eetcafé, restaurant, café/restaurant, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met een zalencentrum;

1.61 horecabedrijf categorie 3:

een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het "s avonds en/of "s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar/dancing, discotheek, nachtclub, amusementshal en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.62 hotel:

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse;

1.63 hotelkamer:

een kamer in een hotel waar je als gast verblijft. De hotelkamer beschikt over een bed, toilet, bad en/of douche, maar geen keuken;

1.64 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 4.2. en 4.3. Wet natuurbescherming;

1.65 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.66 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.67 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf;

1.68 kantine:

een ruimte waarin bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.69 kantoor:

een gebouw, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.70 kap:

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak;

1.71 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat geheel of vrijwel geheel onder de grond (onder het maaiveld) is gelegen;

1.72 keuken:

een ruimte waarin mensen voedsel bereiden en waarbij meer voorzieningen aanwezig zijn dan de voorzieningen die zijn toegestaan in een kitchenette. In een keuken kunnen complete maaltijden worden voorbereid;

1.73 kitchenette

de maximale voorzieningen in een kitchenette bestaan uit een opstelplaats voor een aanrecht met een vloeroppervlakte tot maximaal 1,5 m * 0,6 m, , ten behoeve van een koffiezetapparaat, een waterkoker en een tafelmodel koelkast. Een kitchenette is niet bestemd voor het bereiden van complete maaltijden;

1.74 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;

1.75 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, die waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik;

1.76 logies met ontbijt:

het bieden van de, ten opzichte van het wonen ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.77 logiesverstrekking:

het tegen vergoeding verstrekken van logies, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf. Naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.78 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook productiegebonden detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.79 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.80 meetverschil:

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.81 milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.82 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de gebiedsbescherming en de soortbescherming op basis van de Wet natuurbescherming;

1.83 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.84 normtelling slaapplaatsen:

het maatgevend gemiddelde voor de bezetting van recreatieve verblijfsaccommodatie;

1.85 ondergeschikte lichte horeca:

horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Tot ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten en dergelijke;

1.86 opgraving:

het opgraven van een archeologische vindplaats met als doel de in-formatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het be-antwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onder-zoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 9.6. van de Erfgoedwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.87 oppervlakte en diepte van de bodemingreep bij het bepalen van al dan niet vrijstelling van de vergunningsplicht:

de gemeente beoordeelt of bouwplannen en voorgenomen werken vergunningplichtig zijn of deze vallen binnen de criteria voor vrijstelling. Daarbij wordt beoordeeld of de feitelijke bodemingreep ten behoeve van het gebouw of werk zowel de vrijgestelde oppervlakte als diepte van de betreffende beleidscategorie overschrijden. Is dit niet het geval dan is het betreffende gebouw of werk niet vergunningplichtig;

1.88 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.89 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.90 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.91 peil:

  1. a. indien op of in het land wordt gebouwd:
    1. 1. de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,50 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
  1. b. indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het gemiddelde afgewerkte terrein; incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
  2. c. indien op of in het water wordt gebouwd:
    1. 1. het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste terinzagelegging (inwerkingtreding)van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

1.92 permanente bewoning:

er is sprake van permanente bewoning wanneer de huurder of de eigenaar van de woonruimte deze meer dan 180 dagen in een aaneengesloten periode van 360 dagen bewoont;

1.93 personeelsverblijf:

een verblijfsruimte ten behoeve van tijdelijke huisvesting van eigen personeel dat over een arbeidscontract voor korter dan een jaar beschikt;

1.94 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.95 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.96 recreatie appartement:

het geheel van bij elkaar behorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.97 recreatief opstal:

een recreatief verblijf, niet staande op een recreatieterrein of deel uitmakende van een complex recreatieappartementen;

1.98 recreatief verblijf:

verblijf uitsluitend gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding;

1.99 recreatieve slaapplaats:

plaats om te slapen bestemd voor recreatief verblijf;

1.100 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.101 sierteelt:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.102 stacaravan:

een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;

1.103 terras:

een plek van een horecagelegenheid waar men buiten kan zitten;

1.104 uitstalling:

een los element dat voor een pand in de openbare ruimte wordt geplaatst om de aandacht te vestigen op een winkel of onderneming die in het pand gevestigd is. Hieronder wordt o.a. verstaan: kledingrekken, rekken voor het uitstallen van fruit, bloemen, uitzoekbakken, etc.;

1.105 verblijfsrecreatie:

het recreatief doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;

1.106 verkeersveiligheid:

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer, die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.107 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijbehorende bouwwerken op de begane grond;

1.108 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een (hoofd)gebouw;

1.109 voorgevelrooilijn:

de naar de weg gekeerde gevellijn van een (hoofd)gebouw;

1.110 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.111 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.112 waarde - archeologie - 1:

gronden met een zeer hoge archeologische waarde die ex artikel 3.1. van de Erfgoedwet door het Rijk zijn aangewezen als monument. Deze terreinen vallen buiten de bevoegdheid van de gemeente;

1.113 waarde - archeologie - 2:

gronden met een archeologische waarde zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart categorie 2;

1.114 waarde - archeologie - 3:

gronden met een hoge archeologische verwachting, mede gebaseerd op de cultuurhistorie zoals vermeld op de Archeologische Beleidskaart categorie 3;

1.115 waarde - archeologie - 4:

gronden met een gematigde archeologische verwachting zoals vermeld op de Archeologische Beleidskaart categorie 4;

1.116 woning/wooneenheid:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.117 woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.118 woonsituatie:

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

1.119 zomerhuis:

een verblijfsrecreatieve woning op een voor recreatieve doeleinden bestemd terrein.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.5 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk:

  • bij het bepalen van de oppervlakte worden overstekken aan buitenwerkse gevelvlakken vanaf een breedte van 1,00 m in zijn geheel meegerekend;

2.8 de afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een gebouw tot de perceelgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. plantsoenen, velden, groenstroken, en naar de aard daarmee gelijk te stellen groengebieden;
  2. b. extensief dagrecreatief medegebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. speelvoorzieningen;
  4. f. paden;
  5. g. wadi's;
  6. h. ontsluitingswegen;
  7. i. nutsvoorzieningen;
  8. j. sloten, poelen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen;
  9. k. verhardingen ten behoeve van uitwegen voor aangrenzende percelen;

met de daarbijbehorende:

  1. l. andere bouwwerken, waaronder kunstwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk' en/of 'Sport', inclusief het leggen van bouwvlakken, mits:
    1. 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 3';
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 4 en/of 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
    3. 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de omliggende bedrijven en voorzieningen, in die zin dat de bedrijven en voorzieningen in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden;
    5. 5. de raad door het college in staat wordt gesteld wensen en bedenkingen over te brengen aan het college over deze wijziging.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een maatschappelijke voorziening al dan niet in combinatie met ondergeschikte lichte horeca;
  2. b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van kantoren;
  3. c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een apotheek;
  4. d. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een sportschool;
  5. e. gebouwen of overkappingen uitsluitend ten behoeve van fietsenstallingen;
  6. f. gebouwen of overkappingen ten behoeve van een uitleen/winkel voor medische hulpmiddelen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. h. plantsoenen, velden en groenstroken;
  3. i. wegen en paden;
  4. j. water;
  5. k. wadi's;
  6. l. spelactiviteiten;

met de daarbijbehorende:

  1. m. parkeervoorzieningen;
  2. n. speelvoorzieningen;
  3. o. terreinen;
  4. p. andere bouwwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 4.2.2 onder e in die zin dat de dakhelling van gebouwen en/of overkappingen wordt verlaagd en/of wordt verhoogd, mits:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • een bouwvlak wordt verschoven en/of qua vorm wordt aangepast, mits:
    1. 1. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
    2. 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

Artikel 5 Sport

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. sportvelden en/of sportterreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. het houden van shows, tentoonstellingen, particuliere markten, culturele evenementen en naar de aard daarmee gelijk te stellen evenementen in de gebouwen;
  2. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  3. e. sportmedische voorzieningen, waaronder fysiotherapie;

met de daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen en overkappingen ten behoeve van sportvoorzieningen, sportvelden en/of sportterreinen en de daarbij behorende voorzieningen, zoals een sporthal, kleedlokalen, een kantine, ondergeschikte lichte horeca met de daarbij behorende terrassen, productiegebonden detailhandel, sanitaire ruimtes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  2. g. gebouwen of overkappingen uitsluitend ten behoeve van fietsenstallingen;
  3. h. terreinen;
  4. i. wegen en paden;
  5. j. parkeervoorzieningen;
  6. k. speelvoorzieningen;
  7. l. water;
  8. m. wadi's;
  9. n. andere bouwwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in artikel 5.2.2 onder e in die zin dat de dakhelling van gebouwen en/of overkappingen wordt verlaagd en/of wordt verhoogd, mits:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden;
  1. b. het bepaalde in artikel 5.2.4 onder d in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m, mits:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • een bouwvlak wordt verschoven en/of qua vorm wordt aangepast, mits:
    1. 1. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
    2. 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (ontsluitings)wegen;
  2. b. paden;
  3. c. dammen en/of duikers;
  4. d. sloten, bermen en beplanting;
  5. e. parkeerterreinen en -voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. ondergrondse nutsvoorzieningen;
  2. g. wadi's;

met de daarbijbehorende;

  1. h. andere bouwwerken;

met dien verstande dat:

  1. 1. behoudens verbeteringen met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast het wegprofiel wat betreft de ligging, de breedte van rijbanen en het aantal rijstroken gehandhaafd blijft;
  2. 2. in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen zoals bermbeplanting, bushaltes en dergelijke zijn begrepen.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 6.2.2 onder a in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot 10,00 m, mits:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en het bebouwingsbeeld.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 6.4.1 onder a in die zin dat wordt afgeweken van het voorgeschreven dwarsprofiel, mits:
    1. 1. hierdoor geen wezenlijke verslechtering in de geluidssituatie optreedt;
    2. 2. de verkeersveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
    3. 3. tevens getoetst wordt aan de gevolgen voor de afwikkeling van het openbaar vervoer.

Artikel 7 Verkeer - Parkeerterrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parkeerterrein;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. het houden van evenementen, zoals markten, braderieën, sportgerelateerde- en culinaire evenementen, podiumkunsten, en naar de aard daarmee gelijk te stemmen evenementen, met de daarbij behorende voorzieningen;
  2. c. wadi's;

met de daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen of overkappingen uitsluitend ten behoeve van fietsenstalling;
  2. e. elektrische snellaadstations;
  3. f. ontsluitingswegen;
  4. g. speelvoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. nutsvoorzieningen;
  7. j. kleinschalige duurzame energiewinning;
  8. k. andere bouwwerken.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in 7.2.1 en 7.2.2 in die zin dat overkappingen ten behoeve van ‘Solar Parking’ op openbare parkeerterreinen zijn toegestaan, mits:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, het woongenot en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden;
    2. 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
    3. 3. de bouwhoogte van de overkapping niet meer dan 5,00 meter zal bedragen;
    4. 4. de dakhelling van de overkapping niet meer dan 45º zal bedragen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  2. b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  3. c. het storten van puin en afvalstoffen;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer dan drie elektrische snellaadstations;
  6. f. het gebruik van een elektrisch snellaadstation voor meer dan één voertuig.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en pleinen;
  2. b. fiets- en wandelpaden;
  3. c. sloten, bermen en beplanting;
  4. d. parkeerterreinen en -voorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  2. g. het houden van evenementen, zoals markten, braderieën, sportgerelateerde- en culinaire evenementen, podiumkunsten, en naar de aard daarmee gelijk te stemmen evenementen, met de daarbij behorende voorzieningen;
  3. h. wadi's;

met de daarbijbehorende;

  1. i. nutsvoorzieningen;
  2. j. andere bouwwerken.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 8.2.2 onder b in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot 10,00 m, mits:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  2. b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  3. c. het storten van puin en afvalstoffen;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sloten, vijvers, wadi's, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. b. extensief dagrecreatief medegebruik;
  3. c. oevers;
  4. d. bermen en beplanting;
  5. e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden;

met de daarbijbehorende:

  1. f. kaden, dijken en oeverstroken;
  2. g. bruggen, dammen en duikers;
  3. h. paden;
  4. i. andere bouwwerken, waaronder steigers en kunstwerken.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen;
  2. b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. c. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  4. d. het storten van puin en afvalstoffen;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsgrenzen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal 75% van de gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:

  • de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

11.2 Maximale bouwhoogte

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen, worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt;
  2. b. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
  3. c. de verhoging leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 12 Algemene Wijzingsregels

12.1 Wijzigen naar maatschappelijk en/of parkeren

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemmingen 'Sport', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Groen' en 'Verkeer - Parkeerterrein' worden gewijzigd en/of de grenzen worden aangepast in 'Groen', 'Maatschappelijk', inclusief het leggen van bouwvlakken en/of de aanduiding 'kantoor', 'Verkeer - Parkeerterrein' en/of 'Verkeer - Verblijfsgebied', mits:

  1. a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1';
  2. b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3, 4, 7 en/of 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
  3. c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de omliggende bedrijven en voorzieningen, in die zin dat de bedrijven en voorzieningen in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  4. d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

12.2 Wijziging naar sport

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Groen' en 'Verkeer - Parkeerterrein' worden gewijzigd in 'Sport', inclusief het leggen van bouwvlakken, mits:

  1. a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2';
  2. b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
  3. c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de omliggende bedrijven en voorzieningen, in die zin dat de bedrijven en voorzieningen in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  4. d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

12.3 Aanvullende voorwaarde wijziging

Voordat het bestemmingsplan gewijzigd mag worden, moet aangetoond worden dat de wijziging haalbaar is. Hiervoor staan in de wijzigingsregels voorwaarden opgenomen. Daarnaast moet de raad door het college in staat wordt gesteld wensen en bedenkingen over te brengen aan het college, alvorens hij van zijn bevoegdheid als omschreven in 12.1 Wijzigen naar maatschappelijk en/ofparkeren en 12.2 Wijziging naar sport gebruik maakt.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of in gebruik genomen worden wanneer op het bestemmingsvlak of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 14.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 14.1 sub a met maximaal 10%.
  3. c. Lid 14.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 14.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Bestemmingsplan Den Burg Zuid

van de gemeente Texel.

Behorend bij het besluit van 19 december 2017.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de zuidzijde van Den Burg is een aantal maatschappelijke en sportvoorzieningen aanwezig. De gemeente wil hier nieuwe functies realiseren. Hiervoor zijn twee locaties op het sportterrein voorzien, namelijk aan de Slingerweg en aan de Emmalaan (hierna: het plangebied). De begrenzing van het plangebied is in de volgende afbeelding aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0001.jpg"

De begrenzing van het plangebied

Het doel is om binnen het plangebied naast de bestaande functies nieuwe onderwijs-, sport- en maatschappelijke voorzieningen te realiseren en bestaande uit te breiden. Daarnaast worden aanpassingen in de bestaande verkeersstructuur mogelijk gemaakt in dit plan. Deze ontwikkelingen maken deel uit van het project Gebiedsontwikkeling Den Burg Zuid. In hoofdstuk 2 is hierop een nadere toelichting gegeven.

De gewenste ontwikkelingen zijn op basis van het geldende bestemmingsplan Den Burg (2004) niet mogelijk. De gemeente heeft daarom besloten hiervoor een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Dit bestemmingsplan geeft voor de gewenste ontwikkelingen het juridisch-planologische kader.

1.2 Geldende Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan Den Burg (2004) en het bestemmingsplan partiële herziening van diverse bestemmingsplannen op ondergeschikte onderwerpen (2001). De gewenste ontwikkelingen zijn hierin niet mogelijk. De beoogde inrichting van het gebied aan de Emmalaan past namelijk niet binnen de geldende bestemmingsgrenzen voor “Maatschappelijke doeleinden”, “Sportterrein”, “Groenvoorzieningen” en “Wegverkeer”. Het plan geeft ook geen wijzigings- en afwijkingsmogelijkheden voor de gewenste ontwikkeling. De ontwikkeling van de maatschappelijke voorzieningen en het parkeerterrein (ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen) aan de Slingerweg zijn in de geldende bestemming “Maatschappelijke doeleinden” qua functie en bouwmogelijkheden (maximale goot- en bouwhoogte horend bij klasse 2) wel mogelijk. In de volgende figuur staat een fragment van het bestemmingsplan Den Burg (2004).

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0002.jpg"

Fragment bestemmingsplan Den Burg (2004)

Voor Den Burg is een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding (ontwerp 29 mei 2017), waarin het plangebied van dit bestemmingsplan niet is opgenomen. Het bestemmingsplan voor Den Burg Zuid is buiten het nieuwe bestemmingsplan Den Burg gehouden.

1.3 Leeswijzer

Het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie en het initiatief in het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens ingegaan op het beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsuitgangspunten van het plangebied. In hoofdstuk 4 wordt een verantwoording gegeven van de milieu- en omgevingsaspecten die van belang zijn voor het bestemmingsplan. De vertaling van het beleid en van de voorwaarden vanuit de milieu- en omgevingsaspecten naar de juridische regeling, vindt plaats in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Initiatief

De beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied betreft een deel van het sportcomplex en omgeving, zuidelijk in Den Burg. In het plangebied zijn op dit moment de volgende functies aanwezig:

  • De Koninghal (Emmalaan)
  • tijdelijk parkeerterrein, ter plaatse van de gesloopte LTS (Emmalaan)
  • parkeerterrein (Emmalaan)
  • sporthal Ons genoegen (Emmalaan)
  • park (Emmalaan)
  • school middelbaar onderwijs (OSG, Emmalaan)
  • tennisbanen en kantine (Emmalaan)
  • tijdelijk parkeerterrein (Slingerweg)
  • grasveld / openbaar groen (Slingerweg)

De huidige situatie is in de volgende luchtfoto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0003.jpg"

Luchtfoto van de huidige situatie in en rond het plangebied

Het plangebied bestaat aan de westzijde uit een parkachtige omgeving. Hierin zijn groen, water, (wandel)paden en daarbij horende voorzieningen als bankjes aanwezig. Dit park is vanaf verschillende zijden bereikbaar.

Aan de noordzijde, bij de Emmalaan, grenst een parkeerterrein aan dit park. Het parkeerterrein is bedoeld voor de gebruikers van de omliggende sport- en schoolvoorzieningen en het centrum van Den Burg (overloopterrein). Het terrein voorziet op dit moment in 78 parkeerplaatsen.

Ten zuiden van het parkeerterrein staat sportzaal "De Koninghal". Het gebouw dateert van de jaren 60 van de vorige eeuw. Het gebouw is relatief compact in oppervlakte en heeft twee bouwlagen met een plat dak. Rond het gebouw ligt een puinverharding.

Aan de oostzijde van het parkeerterrein zijn tennisvelden en kantine van tennisvereniging Deuce aanwezig, waaraan ook de sporthal Ons Genoegen staat. Deze sporthal dateert van de jaren 60. In verband met de functie heeft het gebouw een hoogte van circa 9 meter. De oppervlakte van het gebouw is relatief compact. De sporthal wordt gebruikt door verschillende sportverenigingen, maar biedt ook huisvesting voor evenementen als beurzen. In de volgende afbeelding is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie in het plandeel Emmalaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0004.jpg"

Luchtfoto plandeel Emmalaan

In het plandeel aan de Slingerweg is sprake van een tijdelijke situatie in afwachting van uitgifte van de kavels. Hier zijn nu tijdelijk een parkeerterrein en grasveld aanwezig. Het parkeerterrein is niet officieel als dusdanig ingericht, maar betreft een overloopterrein voor de omliggende functies, waaronder het gemeentehuis. Beide functies zijn omzoomd door een groensingel met bomen en struiken. Direct ten zuidoosten van het grasveld staat een pand van een bedrijf met een bedrijfswoning buiten het plangebied. Ten noorden staat het gemeentehuis, ten westen de Stayokay (verblijfsrecreatief gebouw) met daarachter de voetbalvelden, ten zuiden het zwembad en ten westen het bedrijventerrein. In de volgende luchtfoto staat de huidige situatie aan de Slingerweg aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0005.jpg"

Luchtfoto plandeel Slingerweg

2.2 Gebiedsontwikkeling Den Burg Zuid

De ontwikkelingen in het plangebied maken deel uit van het project Gebiedsontwikkeling Den Burg Zuid. In Den Burg Zuid zit al een aantal maatschappelijke en sportvoorzieningen. Het project beoogt de onderlinge relatie te versterken door de verbetering van de infrastructuur én door de toevoeging van gelijksoortige voorzieningen. De doelstelling van het project is het creëren van een zone waar verschillende functies op het gebied van sport, onderwijs, toerisme, zorg en verkeer in onderlinge samenhang elkaar versterken. De hiervan afgeleide doelstelling is de versterking van de structuur van Den Burg als geheel door het verbinden van de functies in het gebied met functies buiten het gebied.

2.2.1 Effecten op de korte en lange termijn

Concreet zijn de beoogde effecten van de gebiedsontwikkeling:

  • Betere functionele en logistieke koppeling van verschillende functies in het plangebied;
  • Vergroting parkeercapaciteit ten behoeve van functies buiten het plangebied;
  • Betere en veiliger doorstroming van verschillende soorten verkeer binnen en langs het plangebied;
  • Meer aantrekkelijke entree van Den Burg en versterking ringstructuur van het dorp.

De ontwikkelingen hebben invloed op de korte termijn, door fysieke aanpassingen die zichtbaar zijn. Voor de langere termijn verwacht de gemeente invloed op drie vlakken:

  • maatschappelijk: verruiming mogelijkheden voor voor- en naschoolse opvang en jeugdwerk. Uitbreiding en versterking van de voorzieningenstructuur op het gebied van sport en zorg. Sterkere verbinding tussen de verschillende leefsferen (wonen, retail, dienstverlening, recreatie) in Den Burg;
  • educatie: versterking doorlopende leerlijn door nabijheid van primair en voortgezet onderwijs. Verruiming mogelijkheden voor bewegingsonderwijs;
  • economisch: versterking van de retail en horeca in Den Burg Centrum door verbetering van de ontsluiting en vergroting van de parkeercapaciteit.

2.2.2 Nut en noodzaak

Sporthal en onderwijscentrum

Texel heeft te maken met ontgroening van de bevolking. Dit heeft zijn uitwerking op het primair en het voortgezet onderwijs. De leerlingenaantallen dalen en de scholen kampen met een dalende bezetting van de gebouwen. Dit heeft negatieve gevolgen voor de financiële situatie van de scholen en legt druk op de kwaliteit van het onderwijs.

Als antwoord hierop zijn de besturen van het primair onderwijs gekomen met een integraal huisvestingsplan voor alle kinderen op Texel. De schoolbesturen (gevormd door Schooltij, Sarkon, Kopwerk en gemeente) streven naar een Texels netwerk van onderwijsvoorzieningen met in Den Burg een onderwijscentrum. Op 25 mei 2016 heeft de gemeenteraad een principebesluit genomen over de realisatie van het onderwijscentrum. Op 22 maart 2017 heeft de gemeenteraad besloten geld vrij te maken voor de realisatie.

De ontwikkeling van het onderwijscentrum gaat gepaard met de realisatie van een nieuwe sporthal waarin de bestaande binnensportfuncties in Den Burg onderdak krijgen. Nieuwbouw is nodig, omdat de bestaande binnensportaccommodaties in Den Burg verouderd zijn. Op 23 maart 2016 heeft de gemeenteraad besloten om de nieuwe sporthal te realiseren op de locatie van de voormalige LTS, waarvan na gedeeltelijke sloop alleen nog een verouderde sportzaal (De Koninghal) functioneel is. Voorafgaand aan de bouw van de nieuwe sporthal wordt De Koninghal gesloopt. Na realisatie van de nieuwe sporthal wordt sporthal Ons Genoegen gesloopt. De sportzaal aan de Beatrixlaan die nu nog in gebruik is bij basisscholen en de gymvereniging kan pas worden gesloopt na realisatie van het onderwijscentrum. De locatie voor het onderwijscentrum ligt aan de Emmalaan, op de plek van de huidige sporthal Ons Genoegen. Op 15 februari 2017 heeft de gemeenteraad besloten over een aantal wensen met betrekking tot de voorbereiding op de nieuwbouw van de sporthal.

Infrastructuur

De aanpassing van de infrastructuur is wenselijk vanuit het recent door de raad vastgestelde Actieplan Mobiliteit. Hierover staat in paragraaf 3.3.5 een nadere toelichting opgenomen.

Maatschappelijke voorzieningen

De wijzigingen en toevoegingen in de maatschappelijke voorzieningen in het plangebied komen onder meer voort uit de Leidraad gemeentelijke toetsing van initiatieven op de het gebied van maatschappelijke voorzieningen. Hierover staat in paragraaf 3.3.2 een nadere toelichting opgenomen.

2.3 Het Initiatief

De gemeente wil de huidige functies in het plangebied aanpassen en zo de voorzieningenstructuur in het gebied actualiseren. Voor de invulling van het gebied zijn uitgangspunten geformuleerd. Deze zijn niet alleen een belangrijk uitgangspunt voor de stedenbouwkundige visie voor het gebied, maar daarmee ook voor de regeling in dit bestemmingsplan.

2.3.1 Uitgangspunten Stedenbouwkundige visie

Uitgangspunt daarvoor is het herbergen van verschillende functies:

  1. 1. Een onderwijscentrum (ca. 2.500 m2 footprint, de zoeklocatie voor het onderwijscentrum ligt rond het oostelijk deel van de huidige sporthal Ons Genoegen)
  2. 2. Een sporthal (ca. 4.000 m2 footprint, zoeklocatie rond de huidige De Koninghal),
  3. 3. Een strook met maatschappelijke voorzieningen langs de Emmalaan (in losse blokken van ca. 600 m2 is er in totaal ca. 2.500 m2 footprint te maken).
  4. 4. Het vlak achter het gemeentehuis is nu deels in gebruik als tijdelijke parkeerplaats. In de plannen voor herinrichting gaan we voor dit stuk ook weer uit van een parkeerplaats met ten zuiden daarvan maatschappelijke voorzieningen. Het hele grasveld wordt dus benut.
  5. 5. Voor de ontwikkelingen in het plangebied is een parkeeradvies opgesteld door Goudappel Coffeng (zie bijlage 1). De hierin opgenomen normen volgen de vastgestelde normen voor Texel en zijn daarmee uitgangspunt voor de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Daarbij is rekening gehouden met dubbelgebruik. Voor het halen en brengen van kinderen van de basisschool is een aparte berekening gemaakt (zie bijlage 1).

2.3.2 Stedenbouwkundige visie

De in de vorige paragraaf opgenomen uitgangspunten zijn verder uitgewerkt in een stedenbouwkundige visie. Een impressie van de gewenste situatie is in de volgende afbeelding aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0006.jpg"

Impressie van de gewenste situatie in het plangebied (indicatief) met behoud van tennisbanen op huidige locatie

Emmalaan

Belangrijk bij de herinrichting van het plangebied is dat een nieuwe entree voor het dorp Den Burg wordt gecreëerd. De gewenste herstructurering van het gebied geeft hier een aanleiding voor.

Aan de Emmalaan wordt het bestaande gebouw van de openbare scholengemeenschap uitgebreid. Het gaat daarbij om een uitbreiding waarin basisonderwijs een plaats krijgt. Voor deze uitbreiding moet de bestaande sporthal "Ons Genoegen" worden gesloopt. Het daaraan grenzende clubgebouw van de tennisvereniging blijft in eerste instantie gehandhaafd. De uitbreiding van de school grenst aan de westzijde van de bestaande school, waardoor aan de Emmalaan een nieuw bebouwingsfront en een duidelijker statement naar de weg ontstaat.

Direct ten westen van de uitbreiding van de school - ook op de locatie van de te slopen sporthal - komt een parkeerterrein. Deze is bedoeld om de parkeerbehoefte van de omliggende functies op te vangen, waaronder voor de school. Rondom de school worden voldoende nieuwe fietsenstallingen aangelegd. De tennisbanen van TV Deuce blijven in eerste instantie gehandhaafd op de huidige locatie aan de Emmalaan, ten westen van de nieuwe school.

In de noordwestelijke hoek van het plandeel aan de Emmalaan worden vooral zorgvoorzieningen gerealiseerd. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een gezondheidscentrum, een fysiotherapiepraktijk en een apotheek. Daarvoor worden in 1 bebouwingscluster drie gebouwen gerealiseerd met een totaal bruto vloeroppervlak van ongeveer 4.000 m2. Bij deze gebouwen worden circa 40 parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze bieden ruimte voor werknemers en voor bezoekers van de zorgvoorzieningen.

Aan de zuidzijde is het vooral belangrijk dat de overgang tussen landelijk gebied en de sportvelden ongewijzigd blijft. Dit kan gerealiseerd worden door de bestaande groenstructuur zo veel mogelijk te handhaven. Ten zuiden van de hiervoor genoemde bebouwing wordt een nieuwe sporthal gebouwd en een groot parkeerterrein aangelegd. De sporthal krijgt een bruto vloeroppervlak van ongeveer 4.000 m2. Het gebouw heeft een hoogte van maximaal 12,5 meter (inclusief dakopbouwen). Hiermee kan de sportfunctie zo optimaal mogelijk wordt ingevuld. Het parkeerterrein biedt ruimte aan 200 parkeerplaatsen, waarmee voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden om op piekmomenten parkeeroverlast voor de omgeving te voorkomen.

Slingerweg

In het plandeel aan de Slingerweg komt ruimte voor nieuw maatschappelijk vastgoed. Dit wordt direct aan de Slingerweg gerealiseerd. De gebouwen hebben een bruto vloeroppervlak van ongeveer 4.400 m2 en een maximale goothoogte van 7,5 meter en bouwhoogte van 10 meter. Het parkeren hiervoor vindt plaats op eigen terrein. Ten noorden van het nieuwe vastgoed wordt een parkeerterrein met circa 70 parkeerplaatsen gerealiseerd. Het bestaande (tijdelijke) parkeerterrein wordt hiervoor heringericht. Dit parkeerterrein wordt als overloopterrein gebruikt voor het centrum en de nabijgelegen functies.

Verplaatsing Deuce

De gemeente heeft overleg gevoerd met tennisvereniging Deuce over een eventuele verhuizing van het tennispark naar de locatie Slingerweg. Er is op dit moment onvoldoende basis voor een verhuizing naar deze locatie en een verplaatsing van Deuce naar het plantsoen ten noorden van de Emmalaan is vanuit stedenbouwkundig oogpunt onwenselijk. Dit groene gebied heeft een belangrijke functie als doorgangs- en verblijfsgebied voor het verbinden van het centrumgebied van Den Burg met de maatschappelijke, onderwijs- en sportfuncties in het plangebied. Het plantsoen is bovendien van belang voor onder andere evenementen en voor groen parkeren ten behoeve van het centrum.

Om eventueel ruimte te kunnen maken voor meer sportfuncties in het gebied is een ‘wetgevingwijzigingsgebied’ op de locatie Slingerweg opgenomen (zie paragraaf 5.3). Deze planologische faciliteit kan ook ingezet worden voor een verhuizing van Deuce, als de vereniging daar interesse voor zou hebben. De in dat geval vrijvallende locatie aan de Emmalaan kan gebruikt worden voor de ontwikkeling van maatschappelijke voorzieningen en het daarbij horende parkeren. In de volgende afbeelding staat de impressie van de stedenbouwkundige situatie die dan aan de Emmalaan zou kunnen ontstaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0007.jpg"

Impressie van de gewenste situatie in het plangebied (indicatief) met verschuiving van tennisbanen

Hoofdstuk 3 Beleid

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.

Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 14 nationale belangen zijn:

  1. 1. Rijksvaarwegen;
  2. 2. Mainportontwikkeling Rotterdam;
  3. 3. Kustfundament;
  4. 4. Grote rivieren;
  5. 5. Waddenzee en waddengebied;
  6. 6. Defensie;
  7. 7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  8. 8. Elektriciteitsvoorziening;
  9. 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  10. 10. Natuurnetwerk Nederland;
  11. 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  12. 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  13. 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  14. 14. Ruimtereservering parallel Kaagbaan.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (laatste aanvulling op 1 oktober 2012 vastgesteld) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Het plangebied valt binnen het Waddengebied. Het Barro bepaalt dat een bestemmingsplan in dat gebied, dat nieuw gebruik of nieuwe bebouwing dan wel een wijziging van bestaand gebruik of bestaande bebouwing mogelijk maakt, geen significante negatieve gevolgen mag hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten. Nieuwe bebouwing in het stedelijk gebied moet qua toelaatbare bouwhoogte aansluiten bij de hoogte van de bestaande bebouwing.

De ontwikkelingen vinden plaats binnen het bestaande stedelijke gebied van Den Burg. Met de voorwaarden voor Waddengebied wordt in dit bestemmingsplan rekening gehouden. De manier waarop staat beschreven in paragraaf 5.2. De ontwikkelingen hebben geen significante negatieve gevolgen voor de landschappelijk en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het plangebied raakt het rijksbelang Waddengebied. Dit heeft echter geen invloed op dit bestemmingsplan. De aard en schaal van de ontwikkelingen in het plangebied zijn dusdanig beperkt, dat deze vrijwel slechts een heel beperkte externe werking hebben.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Per 1 juli 2017 het Bro gewijzigd en is de nieuwe ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ in werking getreden (artikel 3.1.6 Bro). De nieuwe Ladder bevat geen treden meer zoals de vorige Ladder. Hieronder wordt toegelicht wat het ruimtelijk verzorgingsgebied is, of er behoefte is aan de voorgenomen ontwikkeling en of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ligt.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De gewenste ontwikkeling maakt dat de zorg-, sport- en onderwijsvoorzieningen voor de regio (Texel) in Den Burg geconcentreerd worden. Hiervoor is gekozen omdat het plangebied niet geschikt is om te ontwikkelen als woongebied, omdat hiervoor andere gebieden rond Den Burg aangewezen zijn en al in procedure zijn gebracht. Daarnaast is het plangebied niet geschikt voor detailhandel, omdat hiervoor het centrum van Den Burg aangewezen is. Met de ontwikkeling worden nieuwe zorgvoorzieningen in het plangebied toegevoegd, wat volgt uit de Leidraad toetsing maatschappelijke voorzieningen (zie paragraaf 3.3.2). Bij de sport- en onderwijsvoorzieningen gaat het om vervanging van bestaande verouderde, dan wel uitbreiding van voorzieningen in het plangebied.

Het plangebied ligt volledig in het door de provincie aangewezen bestaand stedelijk gebied (zie ook paragraaf 3.2.1).

De locatie is op meerdere manieren goed ontsloten. Langs het plangebied loopt een buslijn, met bushalte ter plaatse van het plangebied. De Emmalaan langs het plangebied is een belangrijke ontsluitingsweg voor Den Burg en verbindt het dorp met de doorgaande route over het eiland (Pontweg). Voor al het autoverkeer heeft het plangebied na realisatie van alle gewenste ontwikkelingen bovendien voldoende parkeergelegenheid. Tot slot is het plangebied vanuit meerdere zijden op een goede manier voor het langzaam verkeer bereikbaar.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie en Provinciale Verordening

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door provinciale staten op 21 juni 2010). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.'

Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt.

Bij de Structuurvisie hoort een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) staan de regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen.

Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. Op 12 december 2016 hebben PS een wijziging van de PRV vastgesteld. Aanleiding tot wijziging van de PRV was de ladder voor duurzame verstedelijking ex. artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening en ook in verband met actualisatie naar aanleiding van recente beleidswijzigingen. Deze geconsolideerde versie van de PRV na wijziging is op 1 maart 2017 in werking getreden. Ook de begrenzing van Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) is afgestemd op het Natuurbeheerplan 2017. Het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) uit de vorige PRV is vervangen door Bestaand Stedelijk Gebied (BSG) .

De provincie heeft aangegeven dat deze overgang geen nadelige consequenties heeft voor de bestaande rechten op basis van BBG.

GS heeft op 1 maart 2017 ingestemd met de uitvoeringsregeling met betrekking tot regionale afspraken over nieuwe stedelijke ontwikkelingen in Noord-Holland. Dit betreft een Uitvoeringsregeling met betrekking tot regionale afspraken nieuwe stedelijke ontwikkelingen Noord-Holland stelt nadere regels voor ontwikkeling, transformatie en herstructurering van woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en kantoren, detailhandelslocaties en overige stedelijke ontwikkelingen.

De provincie Noord-Holland zet de komende dertig jaar in op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden en dorpen omringd door aantrekkelijk recreatie en groen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden en dorpen optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Bestaand stedelijk gebied

Het hele plangebied maakt deel uit van het 'Bestaand Stedelijk Gebied'. Bij het maken van plannen in het bestaand stedelijk gebied hebben gemeenten een grote mate van beleidsvrijheid. Daarbuiten vinden in principe geen nieuwe ontwikkelingen plaats.

Onder bestaand stedelijk gebied wordt verstaan de bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. De bebouwing in het plangebied betreft deels vervanging van bestaande functies en deels invulling van onbebouwde gebieden en de al gesloopte bebouwing. Daarbij is echter sprake van invulling van een gebied dat ligt in de bebouwde kom van Den Burg. In het gebied is bovendien sprake van een planologische regeling die de gewenste nieuwbouw al (deels) mogelijk maakt. Dit is eerder beschreven in paragraaf 1.2.

Weidevogelleefgebied

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een aangewezen weidevogelleefgebied. Het doel van het beleid is de leefgebieden van weidevogels te beschermen. In dergelijke gebieden worden nieuwe ontwikkelingen die dit doel kunnen beperken zo veel mogelijk voorkomen. Dit heeft geen directe doorwerking op de ontwikkeling in het plangebied en dit bestemmingsplan, omdat het plangebied zelf niet aangewezen is als weidevogelleefgebied.

Aardkundig waardevolle gebieden en archeologische monumenten

Het plangebied is volledig aangewezen als aardkundig waardevol gebied en aardkundig monument. De aardkundige monumenten worden beschermd door de Provinciale Milieuverordening. Den Burg valt onder het Aardkundig monument stuwwal "Oude land van Texel". Hiervoor gelden verbodsbepalingen voor handelingen die het aardkundig monument kunnen aantasten. Een vrijstelling hiervan is opgenomen voor de woonkernen, waaronder Den Burg. Het plangebied valt daarom ook onder deze vrijstelling.

De aardkundig waardevolle gebieden kennen deze bescherming niet. Wel geeft de Provinciale Ruimtelijke Verordening aan dat de toelichting van het bestemmingsplan moet beschrijven hoe omgegaan wordt met deze waarden. Een nadere beschrijving van de invloed van de ontwikkelingen op de aardkundige waarden is opgenomen in paragraaf 4.10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0008.jpg"

Aardkundig waardevolle gebieden in en rond het plangebied

3.2.2 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

Als gevolg van ontwikkelingen wordt de inrichting en het gebruik van het stedelijk en landelijk gebied voortdurend aangepast. Nieuwe elementen en structuren worden aan het landschap toegevoegd terwijl oude verdwijnen. Soms gaan deze ontwikkelingen ten koste van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, het ‘gebiedseigene’.

De Provincie Noord-Holland wil ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen en tegelijkertijd verantwoord omgaan met het verleden. De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het basisuitgangspunt van het provinciale beleid is dan ook ‘behoud door ontwikkeling’. Uitgangspunt hiervoor is de leidraad Landschap en Cultuurhistorie (vastgesteld op 21 juni 2010), waarin de visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling is vastgelegd.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De leidraad is sterk gericht op ontwikkelingen. In de leidraad zijn dan ook enkele elementen opgenomen die voor dit bestemmingsplan van belang zijn. Het plangebied valt binnen het landschapstype 'Keileemlandschap'. In het plangebied zelf zijn hiervan echter geen specifieke landschappelijke of cultuurhistorische waarden aanwezig. Het gaat hierbij om aardkundige en archeologische gebieden. Aardkundig waardevolle gebieden komen in paragraaf 4.10 aan bod. De gemeente heeft voor archeologie eigen beleid. Het aspect archeologie wordt behandeld in paragraaf 4.8. Ontwikkelingen moeten zo veel mogelijk ontwikkeld worden volgens de Leidraad, hierover is in paragraaf 2.3 meer toegelicht.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie 'Texel op koers'

In de Structuurvisie worden op hoofdlijnen de gewenste ontwikkelingen voor het eiland aangegeven op het gebied van economie, ruimtelijke ordening, zorg en welzijn. Hieronder volgen de hoofdpunten uit de Structuurvisie die een ruimtelijke relatie hebben met de ontwikkelingen in het plangebied.

In de Structuurvisie staat aangegeven dat de gemeente kiest voor centraal in Den Burg gevestigde dorps- en welzijnsvoorzieningen. Deze centraal gevestigde voorzieningen bieden hun diensten aan in dorpsservicepunten in de dorpen. Hierdoor zijn in alle dorpen voldoende voorzieningen aanwezig. Ouderen kunnen door gebruik te maken van de diensten van de dorpsservicepunten zelfstandig blijven wonen. Op dit moment functioneren de dorpsservicepunten nog niet zoals bedoeld. Met de welzijnsorganisaties wordt gewerkt aan een andere invulling.

De voor wonen en werken benodigde warmte en energie moet in de toekomst op het eiland zelf worden opgewekt. Daarbij wordt de energie duurzaam opgewekt met windturbines en zonnedaken/zonnepanelen/WKO/houtkachels. Op 12 juni 2013 is door de raad een amendement aangenomen met betrekking tot windturbines. De raad heeft met dit amendement aangegeven de uitbreiding van windturbines niet meer in bestemmingsplannen toe te staan.

Texel heeft een sterke marktpositie op het gebied van recreatie en toerisme. Op Texel zijn voldoende fiets- en wandelpaden, wegen en parkeervoorzieningen.

De infrastructuur moet goed onderhouden blijven. Daarbij moeten er voldoende stallingsplaatsen voor fietsen komen. De historische dorpskernen worden primair ingericht voor de voetganger en de fietser. De centra van De Koog, Den Burg en Oudeschild worden in de toekomst afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Door de toekomstige inrichting van de rest van de wegen binnen de dorpen, rijdt de automobilist als vanzelf stapvoets. Auto's worden aan de rand van de dorpen verwezen naar parkeerterreinen.

Bij nieuwe ontwikkelingen gaat de gemeente uit van de Texelse kernkwaliteiten. Het gaat hierbij om de rust en ruimte, de rijkdom aan natuur en cultuurlandschappen, de grote afwisseling in landschappen en landgebruiksvormen, de Texelse identiteit, het specifieke eilandkarakter, de nachtelijke duisternis en de maritieme monumenten.

De gemeente richt zich voor Texel op de realisatie van een zo duurzaam mogelijk eiland in 2020. Concreet wil de gemeente in dat jaar dat alle benodigde energie wordt opgewekt met duurzame technieken als windmolens, getijdecentrales, zonnepanelen, biogasinstallaties en aardwarmtecentrales. In dit bestemmingsplan wordt hierop waar nodig en mogelijk zo veel mogelijk voorgesorteerd. Een deel van de technieken, bijvoorbeeld zonnepanelen, kunnen al vergunningvrij worden gerealiseerd.

Texel kent 7 vitale dorpen, waaronder Den Burg. De gemeente blijft zich inzetten voor het versterken van het eigen gezicht van het dorp. Den Burg is daarbij aangewezen als centrale plaats waar het gaat om zorg- en welzijnsvoorzieningen. Daarnaast wordt een verdere ontwikkeling van deze voorzieningen gestimuleerd, door te ondersteunen en (waar nodig) middelen beschikbaar te stellen.

De vergrijzing en ontgroening is ook op het eiland van toepassing. Om een verdere ontwikkeling daarvan te voorkomen zet de gemeente zich daarom in om Texel als woon- en werkeiland aantrekkelijker te maken voor jongeren, jonge starters en jonge gezinnen. Hiervoor is het van belang dat naast passende woningen ook voldoende andere voorzieningen worden gerealiseerd. Ideeën die daarbij spelen zijn om dependances van MBO-, HBO- en universitaire opleidingen naar het eiland te laten komen. Daarnaast gaat het om het verder ontwikkelen van de cultuursector, horecasector, de sport en het (bestaande) onderwijs.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Den Burg ligt centraal op Texel en is per auto, taxi en fiets goed bereikbaar. Het dorp is dan ook bij uitstek geschikt voor de vestiging van voorzieningen voor onder meer zorg en welzijn. Een uitbreiding van een aantal verschillende voorzieningen voor jong en oud maakt Den Burg bovendien aantrekkelijker als woonkern. Een deel van die voorzieningen is in het plangebied aanwezig en/of worden hier gerealiseerd.

Vanuit de Structuurvisie wordt aangegeven dat het parkeren in Den Burg, vooral in het hoogseizoen, problemen oplevert. Daarom worden in het plangebied in ieder geval voor de daarin mogelijk gemaakte voorzieningen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee wordt parkeeroverlast in het plangebied voorkomen. Mogelijk kunnen de parkeerplaatsen ook gebruikt worden als overloopgebied voor het parkeren in het centrum.

3.3.2 Leidraad gemeentelijke toetsing van initiatieven op het gebied van maatschappelijke voorzieningen

In mei 2016 heeft het college ingestemd met de 'Leidraad toetsing maatschappelijke voorzieningen'. De leidraad biedt het college een helder toetsingskader voor nieuwe initiatieven voor het realiseren van maatschappelijke voorzieningen. Daarbij horen voorzieningen en diensten op het gebied van zorg, welzijn, sport en onderwijs.

In de leidraad wordt gekeken naar beleidsdoelstellingen en afwegingscriteria: de mate waarin een initiatief bijdraagt aan de geformuleerde beleidsdoelstellingen, heeft invloed op de wenselijkheid van een voorziening. Wenselijkheid is een van de afwegingscriteria. De andere zijn: relevantie en haalbaarheid.

Naast deze criteria is een tweetal andere zaken van belang: de vraag of een initiatief al dan niet past in het bestemmingsplan en of sprake is van gemeentelijk eigendom (grond en/of opstallen). Deze zaken zijn samengevat in een processchema op basis waarvan de rol van de gemeente bepaald wordt en een initiatief getoetst kan worden.

Voor Den Burg ligt de nadruk op de realisatie van (para)medische voorzieningen, sportvoorzieningen en onderwijsvoorzieningen voor inwoners. Uiteraard kunnen ook toeristen van de (para)medische en de sportvoorzieningen gebruik maken. Voor de sport- en onderwijsvoorzieningen is sprake van een gemeentelijk en particulier eigendom. Voor de herontwikkeling van Den Burg Zuid is hiervan ook sprake. Dit betekent dat de gemeente niet alleen actief handelt met betrekking tot de herontwikkeling, maar ook faciliteert en samenwerkt met particuliere eigenaren. Hiermee is aannemelijk gemaakt dat de gewenste ontwikkelingen binnen de kaders van de leidraad passen. De leidraad geeft verder geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

3.3.3 Welstandsnota

De Welstandsnota geeft een helder en actueel beeld van de bestaande architectonische en stedenbouwkundig - landschappelijke kwaliteiten van de gemeente Texel. De Welstandsnota gaat uit van een gebieds- en objectgerichte benadering. Verder wordt uitgegaan van een specifieke, thematische benadering als het gaat om (nieuw) bouwen aan dorpsranden en als het gaat om het bouwen aan of nabij monumenten.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het welstandsniveau voor het grootste deel van het plangebied is 'welstandsvrij'. In principe is hier geen welstandstoets nodig. De provincie hecht echter veel waarde aan een goede ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ontwikkelingen. Bovendien is de Emmalaan een belangrijke entree voor Den Burg. Daarom zijn voor het plangebied wel stedenbouwkundige uitgangspunten geformuleerd (zie ook paragraaf 2.3), die de basis vormen voor de regeling in dit bestemmingsplan.

Voor een deel van het plangebied aan de Slingerweg is de aanduiding 'dorpsrand' opgenomen. Hiervoor geldt dat onderscheid wordt gemaakt tussen bestaande en nieuwe dorpsranden. Na een uitbreiding van de kern ontstaat een nieuwe rand en wordt de bestaande rand onderdeel van het dorp. De veranderingen in de bestaande dorpsrand gaan geleidelijk. Door sloop en nieuwbouw kan het beeld veranderen. Ook het bouwen van schuurtjes en schuttingen speelt een rol in de verandering van het beeld. Vooral bouwmassa en kleurgebruik zijn hierbij belangrijk. In paragraaf 2.3 is toegelicht hoe het gebied eruit komt te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0009.jpg"

Welstandskaart plangebied en omgeving

3.3.4 Amendement 'Oprichting windturbines niet mogelijk maken'

Op 12 juni 2013 is door de gemeenteraad van Texel het amendement 'Oprichting windturbines niet mogelijk maken' aangenomen. In al in procedure gebrachte nieuwe bestemmingsplannen is het oprichten van windturbines niet mogelijk. Dat wordt in de nieuwe bestemmingsplannen van de kern Den Burg dan ook niet mogelijk gemaakt. Dit is daarom ook niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

3.3.5 Actieplan Mobiliteit

Op 17 februari 2016 is het actieplan mobiliteit in de raad vastgesteld. Onderdeel van het actieplan is de herinrichting van de entree van Den Burg en het realiseren van extra parkeerplaatsen. De uitvoering van het actieplan behelst het doen van nader onderzoek naar de locaties waar extra parkeerplaatsen nodig zijn en het aantal te realiseren parkeerplaatsen. Er wordt ook gekeken naar plaats voor het parkeren van fietsen en naar een eventuele herinrichting van de bushalte aan de Elemert. De veiligheid voor de verschillende weggebruikers kan en moet aanmerkelijk worden verbeterd, onder andere door de aanpak van de verkeerssituatie Emmalaan-Beatrixlaan–Elemert.

3.3.6 Nota Parkeernormen

Het hebben van voldoende parkeerplaatsen levert een belangrijke bijdrage aan de bereikbaarheid, leefbaarheid en (economische) vitaliteit. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, particulieren en bedrijven. Deze nota is opgenomen hoe de parkeereis bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt berekend. De CROW normering vormt de basis van het gemeentelijk parkeerbeleid. Uitgangspunt van het gemeentelijk parkeerbeleid is dat er wordt geparkeerd binnen het bestemmingsvlak. Dit geldt vooral bij nieuwe ontwikkelingen; veranderende functie of aanpassing en/of nieuwbouw van bebouwing.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Een deel van het parkeren voor het centrum van Den Burg vindt in het plangebied plaats ('overloopgebied'). Daarbij is vooral in de drukkere perioden sprake van een te hoge druk en parkeeroverlast. Na de realisatie van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied is sprake van een intensivering van de bebouwing en de functies in het gebied. Logischerwijs neemt daarmee de parkeerdruk op het plangebied en haar omgeving verder toe. Het bieden van een oplossing voor de parkeerbehoefte van de nieuwe situatie is dan ook een belangrijk uitgangspunt voor de herontwikkeling. Een verdere toelichting hierop staat in paragraaf 4.11. In dit bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de CROW normering, zoals genoemd in het parkeerbeleid.

3.3.7 Waterstructuur zuidrand Den Burg

In januari 2017 heeft de gemeente Texel het rapport Waterstructuur zuidrand Den Burg op laten stellen (zie ook bijlage 2). Dit rapport leidt tot inzicht in de wateropgave (gekwantificeerd) en een ontwerp van de waterhuishouding op hoofdlijnen. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

In eerste instantie is de bestaande situatie geïnventariseerd, waarna de uitgangspunten, randvoorwaarden lokale aandachtspunten voor de waterstructuur in het gebied zijn opgenomen. Deze leiden tot een uitwerking van de waterhuishouding op hoofdlijnen en aanbevelingen voor de vervolgstappen. Voor het bestemmingsplan is hieruit het volgende van belang.

Voor een goede wateropvang en afvoer, wordt voorgesteld in de nieuwe situatie een systeem van gekoppelde wadi's, greppels en nieuw oppervlaktewater te realiseren. Daarnaast is sprake van kleinere ingrepen, zoals het vervangen van een duiker door een open watergang. Dit vindt verspreid over het plangebied plaats. De bestaande hoofdwaterstructuur blijft daarbij bestaan. Het bestemmingsplan biedt in de verschillende bestemmingen de mogelijkheid voor de realisatie van de gewenste ingrepen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.

4.1 Milieuzonering

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In het plangebied zijn voornamelijk maatschappelijke en sportvoorzieningen aanwezig. Deze voorzieningen worden vervangen c.q. uitgebreid. De milieucategorie van deze voorzieningen (maximaal categorie 3.1 met grootste afstand 50 m t.o.v. rustige woonwijk) is in de bestaande en de nieuwe situatie gelijk. De locatie van de bebouwing is ook nagenoeg gelijk, waardoor de potentiële hinderafstanden in en rond het plangebied niet wijzigen. Door de ligging in een gebied met verschillende voorzieningen en aan de Emmalaan (hoofdontsluitingsweg voor Den Burg), is in het plangebied sprake van een gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure. Dit heeft als gevolg dat de milieucategorie gereduceerd mag worden naar 2 met een grootste afstand van 30 meter. Bedrijven en instanties met deze categorie 2 zijn goed verenigbaar met een woonbuurt. Voor de woningen rond het plangebied wordt overlast vanuit het plangebied na de herontwikkeling ervan dan ook niet verwacht.

4.2 Bodem

Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In deze wet is geregeld dat indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Voor de gemeente Texel is in 2011 een "Bodemkwaliteitskaart" vastgesteld. Deze is op 14 juni

2016 zonder aanpassingen opnieuw vastgesteld voor 5 jaar. Het doel ervan is een actueel en dekkend beeld te krijgen van de diffuse chemische bodemkwaliteit in de gemeente Texel. Achterliggende doelstelling is de wens van de gemeente om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die het Besluit bodemkwaliteit biedt:

  • bij het toepassen van grond en baggerspecie op en in de bodem;
  • als bewijsmiddel voor de kwaliteit van vrijkomende grond en de ontvangende bodem;
  • bij het wegnemen van mogelijke knelpunten bij grond- en/of baggerstromen.

Zoals uit de achterliggende doelstelling blijkt is toetsing aan de bodemkwaliteitkaart vooral van belang bij werkzaamheden in de grond of waarbij grond vrijkomt of toegevoegd wordt.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het plangebied heeft volledig de klasse wonen. Dit betekent dat de bodem gebruikt wordt (en geschikt is) voor onder meer de functies wonen en sport. Voor de realisatie van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied is een bodemonderzoek nodig, om te achterhalen welke kwaliteit de bodem concreet heeft en of deze hergebruikt kan worden in het plangebied en/of afgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0011.png"

Figuur 8 Bodemfunctieklassenkaart

Een bodemonderzoek is uitgevoerd en opgeleverd in januari 2017 (zie bijlage 4). Hieruit blijkt dat in de bovengrond over het algemeen lichte verhogingen zink voorkomt. Op één plek is sprake van een sterk verontreinigde grond met zink. Daarentegen is de waterbodem slechts maximaal licht verontreinigd. In het asfalt zijn ten slotte teerhoudende lagen aangetroffen.

De ontwikkeling is echter wel mogelijk, mits de nodige maatregelen getroffen worden. In het bodemonderzoeksrapport worden hiervoor verschillende aanbevelingen gedaan en adviezen gegeven. Voorbeelden hiervan zijn het verkrijgen van de nodige partijkeuring bij het hergebruik van grond uit het plangebied op een andere locatie en het opstellen van een plan van aanpak in relatie tot de sterk verontreinigde grond. Daarbij moet altijd voldaan worden aan de geldende protocollen. Deze aanbevelingen en adviezen spelen vooral op het moment van uitvoering van de plannen en hebben geen directe doorwerking op de regeling van dit bestemmingsplan.

4.3 Geluid

Normstelling en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Voor het plangebied is alleen het aspect wegverkeerslawaai van belang. In en bij het plangebied is geen sprake van andere geluidproducerende bronnen. Langs het plangebied lopen meerdere wegen. De Emmalaan loopt westelijk langs het plangebied. Dit deel van het de Emmalaan maakt deel uit van de bebouwde kom (Wegen- en verkeerswet) van Den Burg. Op deze weg geldt een snelheidsregime van 50 km/uur. De overige wegen in en rond het plangebied hebben een snelheidsregime van 30 km/uur. Voor de Emmalaan geldt een wettelijke geluidzone van 200 meter (2 rijstroken, binnen bebouwde kom). Binnen het plangebied worden geluidgevoelige gebouwen (bv. school) gerealiseerd binnen de zone van de Emmalaan. Ter plaatse van de school (nieuwe situatie) wordt de maximum snelheid aangepast van 50 naar 30 km/uur. De school ligt daarmee niet meer aan een weg met een wettelijke geluidzone. Een onderzoek kan daarom achterwege blijven voor de uitbreiding van de school.

Op dit moment is nog niet zeker of de tennisbanen verplaatst worden. Wanneer dit wel aan de orde is, kan een geluidsonderzoek inrichtingslawaai noodzakelijk zijn. De verplaatsing van de tennisbanen doorloopt een eigen planologische procedure. Het geluidonderzoek wordt wanneer nodig daarbij meegenomen. Wanneer nodig wordt ook onderzoek uitgevoerd in verband met de verlichting van de tennisbanen.

4.4 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden vastgelegd op het gebied van de luchtkwaliteit. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden, op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De ontwikkelingen in het plangebied zijn projecten die vallen in de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). De gewenste ontwikkelingen hebben een dusdanige oppervlakte dat deze minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen aan de luchtkwaliteit. Dit aspect geeft dan ook geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

4.5 Externe Veiligheid

Normstelling en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, lpg en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In de Beleidsvisie Externe Veiligheid 2014-2017 (vastgesteld 22 oktober 2014) is een beeld geschetst hoe de gemeente Texel wil omgaan met externe veiligheid. Met deze visie wordt het beleid voor de komende jaren vastgelegd en is een instrument voorhanden dat bij de uitvoering kan worden gebruikt. De gemeentelijke taken die afdelingsoverschrijdend zijn, de verantwoordelijkheden en de manier van uitvoeren zijn hiermee beschreven. Er zijn vier primaire doelen gesteld:

  • voldoen aan wettelijke bepalingen;
  • de gevolgen van incidenten beperken tot een algemeen aanvaard niveau;
  • het ontstaan van nieuwe conflicterende situaties voorkomen;
  • het vastleggen van een lokaal vastgesteld ambitieniveau.

In de visie zijn de ambitieniveaus aangegeven ten aanzien van woonwijken, lintbebouwing, buitengebied en bedrijventerreinen. Daarbij is aangegeven of een overschrijding van de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico is toegestaan bij beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten. Deze uitgangspunten hebben een directe doorwerking in dit bestemmingsplan in verband met onder meer de toelaatbaarheid van risicovolle inrichtingen.

overschrijding PR 10-6 overschrijding oriëntatiewaarde GR
kwetsbare objecten beperkt kwetsbare objecten kwetsbare objecten beperkt kwetsbare objecten
woonwijken niet toegestaan niet toegestaan niet acceptabel Acceptabel, mits toename kleiner dan 10% van het totale GR (insignificante toename).
Lintbebouwing en buitengebied niet toegestaan niet toegestaan niet acceptabel Acceptabel, mits toename kleiner dan 10% van het totale GR (insignificante toename).
Bedrijventerreinen niet toegestaan niet toegestaan Acceptabel onder voorwaarden. Acceptabel, mits toename kleiner
dan 10% van het totale GR
(insignificante toename).

Tabel 1 Samenvatting (concept) Beleidsvisie Externe Veiligheid 2013-2016

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In het plangebied worden (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd. Een goede afweging van de ligging van deze objecten ten opzichte van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen is daarom van belang. In het plangebied zijn deze niet aanwezig. Wel is direct ten zuiden van het plandeel aan de Slingerweg het zwembad Molenkoog aanwezig. Zie ook volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0012.jpg"

Fragment van de risicokaart

Volgens de risicokaart vindt bij dit zwembad de opslag van chloor plaats (rode stip). Daarbij gaat het om een tank met een inhoud van 2.500 liter die valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. In de praktijk is deze tank echter niet (meer) aanwezig. De waterbehandeling gaat nu op basis van zoutelektrolyse. Met deze tank wordt dan ook in dit bestemmingsplan verder geen rekening meer gehouden.

Het aspect geeft geen belemmeringen en uitgangspunten voor het bestemmingsplan.

4.6 Water

Normstelling en beleid

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Met de realisatie van dit bestemmingsplan wordt de bebouwde en verharde oppervlak in het plangebied groter. Daarmee heeft de nieuwbouw invloed op de afstroming en opvang van regenwater. Door de nieuwbouw komt ook een grotere afstroom op de (bestaande) riolering van het eiland. De effecten van de nieuwe situatie op de waterhuishouding moet onderzocht worden.

Voor dit bestemmingsplan is het HHNK in het voortraject al betrokken, namelijk bij het opstellen van het waterstructuurplan (zie paragraaf 3.3.7 en bijlage 2). Dit plan beschrijft een voorstel voor het ontwerp van de waterhuishouding in het plangebied in de nieuwe situatie. Dit voorstel leidt tot inzicht in de wateropgave (gekwantificeerd) en een ontwerp van de waterhuishouding op hoofdlijnen. Het plan beschrijft de huidige situatie waarbij ingegaan wordt op maaiveldhoogte, bodemsamenstelling, grondwaterstanden, watersysteem, riolering en functioneren van het hydrologische systeem. Het nieuwe plan is vervolgens getoetst aan de uitgangspunten, randvoorwaarden en lokale aandachtspunten vanuit de thema's waterbeleid, waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen en waterketen. Naar aanleiding hiervan is uitgebreid beschreven dat maatregelen gaan plaatsvinden in relatie tot de toename van bebouwd en verhard oppervlak in het plangebied. Het gaat daarbij om maatregelen als de aanleg van gekoppelde wadi's en een greppel bij de fietsenberging. Compensatie is daarnaast mogelijk via berging, infiltratie en afvoer van hemelwater ter plaatse van de huidige tennisbanen, wanneer deze verplaatst worden. Wenselijk is de bestaande duiker te vervangen voor een open watergang, wat voor de waterhuishouding een verbetering oplevert. Deze maatregelen worden in dit bestemmingsplan via verschillende regelingen mogelijk gemaakt. Tot slot is het belangrijk dat de bestaande hoofdwaterstructuur blijft bestaan.

Verder wordt een grondonderzoek naar het bepalen van de doorlatendheid en grondwaterstanden ter plaatse van de locaties van de wadi’s aanbevolen. Dit kan plaatsvinden op het moment dat de locaties hiervoor bekend zijn. Dit is pas in een later stadium van het proces (uitvoering). Op dat moment kan ook worden gestart met het opstellen van een meer gedetailleerd waterhuishoudingsplan, inclusief rioleringsplan, waarin ook het verwijderen of verkorten van de duiker op het sportpark wordt meegenomen. Dit plan wordt in overleg met het waterschap opgesteld.

Bij dit plan is het van belang om te noemen dat in het waterstructuurplan uitgegaan is van de verplaatsing van de tennisbanen van de locatie Emmalaan naar de locatie Slingerweg. Wanneer deze verplaatsing niet doorgaat en er geen andere ontwikkeling plaatsvindt, blijft de situatie aan de Slingerweg voorlopig onverhard, wat invloed heeft op de benodigde maatregelen en aanbevelingen.

4.7 Ecologie

Normstelling en beleid

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 zijn deze beide geregeld in de Wet Natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Hierbij gaat het om de bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Natuurnetwerk Nederland (NNN). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Soortenbescherming

Bij soortenbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn zijn deze voorwaarden zeer streng.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied 'Duinen en Lage Land Texel'. Verderop ligt het Natura 2000-gebied Waddenzee. Dit gebied is ook onderdeel van het NNN. Dit gebied ligt op een afstand van ruim 1500 meter vanaf het plangebied. Daarnaast liggen direct ten zuiden van het plangebied gebieden die behoren tot het NNN. De ligging van het Natura 2000-gebied en het NNN is in de volgende figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0013.jpg"

Natura 2000 gebieden rondom het plangebied (rood)

Het is belangrijk rekening te houden met de effecten van de ontwikkelingen in het plangebied op het Natura 2000-gebied en het NNN. Hiervoor wordt een onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan worden op het moment dat deze bekend zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.

Soortenbescherming

Door de veranderingen in het plangebied, kunnen (negatieve) effecten op verblijfplaatsen en/of foerageergebieden van beschermde soorten optreden. Deze effecten moeten in beeld worden gebracht, om zo mogelijk maatregelen te treffen, waardoor de effecten niet optreden. Hiervoor wordt een onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan worden op het moment dat deze bekend zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.

Voor de ontwikkelingen in het plangebied zijn in maart 2017 quickscans flora en fauna uitgevoerd. Dit betreft een actualisatie van eerder uitgevoerde onderzoeken (oktober 2016), in het kader van de op 1 januari 2017 in werking getreden Wet Natuurbescherming. Deze zijn toegevoegd in de bijlage 5 (locatie zuidwest/Emmalaan) en 6 (locatie Slingerweg). In het plangebied vinden meerdere werkzaamheden plaats die mogelijk leiden tot het aantasten van aanwezige (beschermde) soorten. Uit de onderzoeken komt naar voeren dat in sommige delen van het plangebied mogelijk (beschermde) soorten aanwezig zijn of fourageren. Hierna volgt een opsomming van soorten waarvoor maatregelen, een ontheffing en/of een nader onderzoek nodig zijn.

In eerste instantie speelt hierbij het geconstateerde foerageergebied voor vleermuizen in het westelijk deel van het plangebied langs de Emmalaan. De vleermuizen hebben in de nabij gelegen te slopen gebouwen mogelijk verblijfplaatsen. Vleermuizen zijn zwaar beschermd, voor de effecten van de werkzaamheden op deze soort is dan ook een nader onderzoek nodig. In verband met het meest geschikte tijdstip daarvoor, is dit onderzoek in de zomer van 2017 uitgevoerd.

Voor het vleermuizenonderzoek (bijlage 7) is het vleermuizenprotocol gevolgd. In juni/juli 2017 zijn er

diverse bezoeken gebracht aan het plangebied en het onderzoek heeft tot de volgende conclusie geleid: Op basis van de uitgevoerde bezoekrondes wordt geconcludeerd dat de te slopen gebouwen geen verblijfsplaatsen vormen voor de waargenomen vleermuizen. Wel is duidelijk dat het gebied wordt gebruikt als fourageergebied door de Ruige dwergvleermuis en de Laatvlieger. Aanbevolen wordt om bij de nieuwbouw rekening te houden met extra voorzieningen ten behoeve van de kwetsbare vleermuizen op Texel.

In de waterpartijen zijn mogelijk waterspitsmuizen aanwezig. Als de bestaande waterpartijen ongewijzigd blijven, is een nader onderzoek naar deze soort wenselijk maar niet noodzakelijk.

In alle gevallen moet voor de start van de werkzaamheden gecontroleerd worden op de aanwezigheid van broedvogels van meerjarig gebruikte nesten. Dit geldt wanneer de werkzaamheden na een volgend broedseizoen starten. Verder geldt voor veel zoogdieren een algemene vrijstelling van de wetgeving. Hiernaar is een nader onderzoek dan ook niet nodig.

De onderzoeken zijn nog gebaseerd op de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Inmiddels zijn deze opgenomen in de Wet Natuurbescherming en is de regeling voor beschermde soorten aangepast. Hier wordt bij de nodige nadere onderzoeken rekening mee gehouden.

4.8 Archeologie

Normstelling en beleid

Voor de bescherming van archeologische en cultuurhistorische waarden is, naast de Monumentenwet, de Erfgoedwet (in werking per 1 juli 2016) van toepassing. De kern hiervan is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.

Voor archeologische terreinen, rijksmonumenten en beschermde dorps- en stadsgezichten die wettelijk zijn beschermd op grond van de Monumentenwet/Erfgoedwet hoeft voor het bestemmingsplan geen aanvullende regeling te worden getroffen.

Gemeentelijk archeologiebeleid

Op 12 juni 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische beleidskaart vastgesteld. Op grond van de beleidskaart geldt per gebied een bepaalde (verwachtings)waarde. Voor gebieden van archeologische waarde en met een lage, gematigde of hoge archeologische verwachtingswaarde, moet bij bodemingrepen van een bepaalde omvang archeologisch onderzoek plaatsvinden. Het onderzoek is bedoeld om vast te stellen of er archeologische sporen of vindplaatsen aanwezig zijn. In onderstaande figuur staat een uitsnede van de archeologische beleidskaart voor het plangebied en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.DNB2017BP0002-va01_0014.png"

Een uitsnede van de Archeologische beleidskaart Texel voor heel Den Burg

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het westelijke deel van het plangebied valt binnen categorie 4 (gematigde archeologische verwachting), het oostelijke deel binnen categorie 3 (hoge archeologische verwachting).

Bij gebieden met een hoge archeologische verwachting moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 centimeter. De normen voor onderzoek zijn in gebieden met een gematigde archeologische verwachtingswaarde, minimaal 500 m2 en dieper dan 50 centimeter.

Op basis van de hiervoor beschreven voorwaarden is een archeologisch onderzoek voor beide plandelen nodig. De ontwikkelingen in het plangebied zijn in het oostelijke en het westelijke deel groter dan de genoemde 100 m2 en 500 m2 en gaat met de fundering dieper dan 50 cm. De resultaten van het onderzoek zijn in de toelichting opgenomen. De onderzoeksplicht geldt alleen voor die delen waar een concrete bodemingreep plaatsvindt. Dit betekent dat niet alle delen van het plangebied onderzocht zijn.

Voor de beide plandelen is archeologisch onderzoek uitgevoerd. De documenten daarbij zijn toegevoegd in de bijlagen 8 "Archeologische quickscan Den Burg Zuidwest", 9 "Archeologische veldtoets Slingerweg" en 10 "Boorprofielen bij archeologisch onderzoek".

Uit de resultaten van de quickscan (bijlage 8) blijkt dat bij het deelgebied Emmalaan voldaan kan worden met monitoring van werkzaamheden. Uit het onderzoek blijkt dat de kans op archeologische vondsten in dit gebied laag is. De nieuwe ontwikkelingen kunnen hier - zonder aanvullend onderzoek - worden gerealiseerd. Het resultaat voor het bestemmingsplan is dat ter plaatse van het onderzochte gebied de dubbelbestemming niet meer nodig is, omdat de trefkans laag is.

Voor het plandeel aan de Slingerweg blijkt uit de quickscan dat in de omgeving middeleeuwse vondsten gedaan zijn. Voor dit plandeel is dan ook een aanvullend onderzoek geadviseerd. Dit is uitgevoerd in de vorm van een veldtoets (bijlage 9) waarbij ook geboord is (bijlage 10). De resultaten hiervan laten zien dat in dit plandeel geen sprake is van archeologische vondsten. Het gebied is dan ook vrijgegeven en een vervolgtraject is niet nodig. Ook voor dit gebied geldt dat de archeologische dubbelbestemming niet meer van toepassing is.

4.9 Cultuurhistorie

Normstelling en beleid

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen, en ook in het kader van de milieueffectrapportage is de cultuurhistorie een mede te onderzoeken aspect. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

De provincie Noord-Holland heeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. De kaart is een geografische uitwerking van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie - die deel uitmaakt van de verordening - en een herziening van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie geeft onder andere informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten en historische dijken.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het plangebied heeft geen aangewezen cultuurhistorische waarden. Het heeft bijvoorbeeld geen gemeentelijke en rijksmonumenten. Het naastliggende aangewezen landschapsreservaat De Hoge Berg wordt met de (her)inrichting van het plangebied niet aangetast. Het aspect cultuurhistorie geeft geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

4.10 Aardkundige Waarden

Normstelling en beleid

De provincie Noord-Holland heeft op de kaart behorende bij de structuurvisie en de verordening aardkundig waardevolle gebieden aangegeven (zie ook paragraaf 3.2). De provincie maakt hierin onderscheid tussen aardkundig waardevolle gebieden en aardkundige monumenten. De aardkundige monumenten worden beschermd op basis van de provinciale Milieuverordening. Het is in principe verboden in of op een aardkundig monument handelingen te verrichten, die het aardkundig monument kunnen aantasten. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van dit verbod als naar hun oordeel het aardkundig monument door de beoogde handeling minimaal wordt aangetast. Er is vrijstelling voor het bouwen en activiteiten in het aardkundig monument als dit past binnen het vastgestelde bestemmingsplan in de woonkernen Den Hoorn, Den Burg, De Waal, Oosterend en Oost (tranche 9 van de PMV). Aardkundig waardevolle gebieden moeten volgens de Provinciale Ruimtelijke Verordening in de toelichting van het bestemmingsplan onderbouwd worden.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het plangebied is aangewezen als aardkundig waardevol gebied en aardkundig monument. De effecten van de ontwikkeling op dit gebied moet onderzocht worden. Een onderzoek is echter niet nodig, omdat heel Den Burg vrijgesteld is voor het aardkundig monument. Ten aanzien van het aardkundig waardevol gebied kan worden vermeld dat er sprake is van sloop/nieuwbouw en al gesloopte gebouwen, zodat de eventuele aantasting van het aardkundig waardevol gebied niet verder toeneemt.

4.11 Verkeer En Parkeren

De ontwikkeling in het projectgebied mag voor de omgeving geen overmatige verkeers- en parkeerdruk geven. Door de ontwikkeling neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied toe. Ook geven de nieuwe ontwikkelingen een grotere parkeerbehoefte.

4.11.1 Verkeersgeneratie

Bestaande situatie

Door Goudappel Coffeng is in 2017 een advies gegeven over de verkeers- en parkeersituatie ter plaatse van het plangebied. Dit is in bijlage 1 toegevoegd.

Van de bestaande situatie zijn geen gegevens bekend over de verkeersgeneratie binnen het plandeel Emmalaan. In het advies is daarom uitgegaan van de kencijfers van CROW voor de berekening van de huidige verkeersgeneratie. De bestaande situatie bestaat op deze locatie uit de sporthal 'Ons Genoegen', de sporthal 'De Koninghal', de 6 tennisbanen van Deuce, 3 sportvelden (voetbal en atletiek) en circa 78 parkeerplaatsen. De middelbare school wordt ontsloten via de Haffelderweg en het parkeerterrein ten oosten van het plandeel Emmalaan. Dit betekent dat voor dit plandeel in de huidige situatie een verkeersgeneratie van ongeveer 300 voertuigen per weekdag (etmaal) van toepassing is.

Het plandeel aan de Slingerweg bestaat uit een parkeerterrein met circa 40 parkeerplaatsen (overloopterrein) en een stuk braakliggend terrein. Naar het braakliggende terrein wordt geen verkeer gegenereerd, dus 0 voertuigen per weekdag (etmaal).

Nieuwe situatie

Uit tellingen van de gemeente blijkt dat op de Emmalaan circa 3.500 tot 4.000 motorvoertuigen per etmaal rijden. De Emmalaan maakt deel uit van een 30 km/uur zone (nu nog 50 km/uur zone). Fietsers en gemotoriseerd verkeer maken gebruik van dezelfde rijbaan. Dit is één van de kenmerken van een 30 km/h zone. Tot 5.000 motorvoertuigen per etmaal is het mogelijk dat fietsers en gemotoriseerd verkeer op een verkeersveilige wijze van dezelfde rijbaan gebruik kunnen maken. Het gebruik van de weg op dit moment past daarom bij de functie van de weg.

Voor de nieuwe situatie is op de Emmalaan voldoende restcapaciteit. De Emmalaan wordt ter plaatse van het plangebied heringericht en ter plaatse van de huidige kruising van de Emmalaan met de Beatrixlaan wordt een rotonde gerealiseerd. Hiermee is de Emmalaan nog beter ingericht voor de toekomstige verkeersgeneratie. De herinrichting en nieuwe rotonde worden in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt, of zijn op basis van de huidige regelingen al mogelijk.

4.11.2 Parkeerbehoefte

In de bestaande situatie zijn in het plandeel Emmalaan circa 78 vaste parkeerplaatsen aanwezig en in het plandeel aan de Slingerweg 40 (overloop) parkeerplaatsen. In de nieuwe situatie is de parkeerbehoefte in het advies van Goudappel Coffeng berekend (zie bijlage 1). Voor de parkeernormen zijn die van Texel gehanteerd en deze zijn gebaseerd op de kencijfers van het CROW. Bij de parkeerberekening is rekening gehouden met alle nieuwe functies die na realisatie van het plan in het plangebied aanwezig zijn. Naast de parkeerplaatsen voor de gebruikers van het plangebied is ook rekening gehouden met halen en brengen voor de basisschool.

In de nieuwe situatie bestaat een parkeerbehoefte van minimaal 198 vaste parkeerplaatsen voor de sport- en maatschappelijke functies. Specifiek voor het halen en brengen van basisschool leerlingen zijn 76 parkeerplaatsen voorzien. In het plangebied wordt voorzien in totaal 316 parkeerplaatsen, waarmee ruim voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.

Wanneer gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid in het plandeel Slingerweg (bijvoorbeeld de verplaatsing van de tennisbanen van Deuce of een andere sportvoorziening), ontstaat hierbij ook een parkeerbehoefte. Deze wordt meegenomen in de plannen en in de planologische procedure voor de verplaatsing.

Hoofdstuk 5 Bestemmingen

5.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en aan het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de bestemmingen in dit bestemmingsplan. Belangrijke uitgangspunten voor de inhoud van de regeling zijn de bestaande en gewenste situatie en het (nieuwe) bestemmingsplan voor Den Burg. De bestaande en gewenste situatie, omdat deze juridisch geregeld moeten worden in dit bestemmingsplan. Het nieuwe bestemmingsplan voor Den Burg, omdat de regels van dit bestemmingsplan hierop goed moeten aansluiten.

5.2.1 GROEN

Uitgangspunten

Voor deze bestemming gelden de volgende uitgangspunten:

  • behoud en realisatie openbaar groen;
  • extensief dagrecreatief medegebruik is toegestaan;
  • speelvoorzieningen zijn toegestaan binnen deze bestemming.

Toelichting op de bestemming

De bestemming maakt het bestaande en gewenste openbaar groen mogelijk. Ook daarbij horende voorzieningen als een speelterrein zijn toegestaan. Ondergeschikt horen daar onder meer water, voet- en fietspaden bij. Zoals gewenst vanuit het gemeentelijk beleid, zijn in deze bestemming wadi's mogelijk.

Binnen deze bestemming is het in principe niet toegestaan gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen te bouwen. Een uitzondering daarop zijn bouwwerken voor bijvoorbeeld een speelterrein of andere bouwwerken voor de voorziening.

Achtergrondinformatie

Koppeling naar Hoofdstuk 1 Inleiding

Koppeling naar Hoofdstuk 3 Beleid

Koppeling naar Hoofdstuk 2 Huidige situatie en initiatief

Koppeling naar Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Koppeling naar Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

5.2.2 MAATSCHAPPELIJK

Uitgangspunten

Voor deze bestemming gelden de volgende uitgangspunten:

  • de maatschappelijke voorzieningen zijn specifiek bestemd;
  • er geldt een onderlinge uitwisselbaarheid tussen verschillende maatschappelijke functies binnen de bestemming;

Toelichting op de bestemming

Deze bestemming geldt voor de maatschappelijke voorzieningen. Binnen de bestemming is een onderlinge uitwisselbaarheid van maatschappelijke functies mogelijk. Dit betekent dat meerdere functies binnen de bestemming zijn toegestaan, waaronder een sportschool, apotheek en speelvoorzieningen. Kantoren alsmede een winkel voor medische hulpmiddelen zijn bij recht toegestaan in deze bestemming.

Voor de bouwwerken is een bouwvlak op de verbeelding opgenomen. De bouwregels zijn afgestemd op de bestaande voorzieningen en de nog te realiseren voorzieningen. Op de verbeelding is per bouwvlak een maximale goothoogte en een maximale bouwhoogte en de minimale en maximale dakhelling aangegeven. Een plat dak is alleen mogelijk wanneer hiervoor een aanduiding is opgenomen. Dit omdat de gebouwen onderling in afmetingen van elkaar verschillen.

Binnen deze bestemming zijn gebouwen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde, uitbreiding van bestaande of nieuwe maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Het gaat om de ruimtelijke eenheid van een voorziening op een betreffende locatie. Het kan zijn dat een dergelijke voorziening fiscaal gezien uit meerdere bedrijven bestaat. Een gebouwde fietsenstalling is bij recht mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn binnen de bestemming bij recht speelvoorzieningen toegestaan.

Het bijbehorend terrein kan onder andere gebruikt worden voor parkeren. Als voorwaarde geldt daarbij dat bij de voorziening voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Daarbij moet voldaan worden aan de vastgestelde parkeernormen van de gemeente Texel.

De bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor bewoning worden gebruikt.

Achtergrondinformatie

Koppeling naar Hoofdstuk 1 Inleiding

Koppeling naar Hoofdstuk 3 Beleid

Koppeling naar Hoofdstuk 2 Huidige situatie en initiatief

Koppeling naar Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Koppeling naar Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

5.2.3 SPORT

Uitgangspunten

  • de nieuwe en bestaande sportvoorzieningen vallen binnen deze bestemming;
  • onderlinge uitwisselbaarheid tussen verschillende sportvoorzieningen wordt mogelijk gemaakt.

Toelichting op de bestemming

Deze bestemming geldt voor bestaande en gewenste sportvelden en gebouwen en overkappingen ten behoeve van sportvoorzieningen. Voor de gebouwen en overkappingen is een bouwvlak op de verbeelding opgenomen. De bouwregels zijn afgestemd op de bestaande voorzieningen en de nog te realiseren voorzieningen. Op de verbeelding is per bouwvlak een maximale goothoogte en een maximale bouwhoogte en de minimale en maximale dakhelling aangegeven. Platte daken zijn niet zonder meer toegestaan, alleen wanneer deze zijn aangeduid. Dit omdat de gebouwen onderling in afmetingen van elkaar verschillen. Gebouwde fietsenstallingen zijn bij recht mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn binnen de bestemming bij recht speelvoorzieningen toegestaan.

Binnen deze bestemming zijn gebouwen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde of gewenste sportvoorzieningen toegestaan. Het gaat om de ruimtelijke eenheid van een sportvoorziening op een betreffende locatie. Het kan zijn dat een dergelijke voorziening fiscaal gezien uit meerdere bedrijven bestaat. Het bijbehorend terrein kan onder andere gebruikt worden voor parkeren.

De gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen en overige bedrijfsgebouwen mogen benut worden voor sportgerelateerde functies (sportmedische doeleinden waaronder fysiotherapie, ondergeschikte lichte horeca met bijbehorend terras, kantine en sportgerelateerde detailhandel). Specifiek zijn evenementen mogelijk gemaakt. Daarbij gaat het om evenementen die maximaal twee dagen aaneen plaats mogen vinden.

Het bijbehorend terrein kan onder andere gebruikt worden voor parkeren. Als voorwaarde geldt daarbij dat bij de voorziening voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Daarbij moet voldaan worden aan de vastgestelde parkeernormen van de gemeente Texel.

De bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor bewoning worden gebruikt.

Achtergrondinformatie

Koppeling naar Hoofdstuk 1 Inleiding

Koppeling naar Hoofdstuk 3 Beleid

Koppeling naar Hoofdstuk 2 Huidige situatie en initiatief

Koppeling naar Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Koppeling naar Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

5.2.4 VERKEER

Uitgangspunten

  • de bestaande en gewenste wegen krijgen deze bestemming;
  • ondergeschikte voorzieningen, als parkeervakken, groenvoorzieningen en water zijn in de bestemming mogelijk.

Toelichting op de bestemming

De bestaande en nieuw te realiseren wegen die onder deze bestemming vallen hebben voornamelijk een verkeersfunctie als dorpsontsluitingsweg en 'ringweg'. Binnen deze bestemming vallen onder andere ook (kleinere) parkeervoorzieningen en bermen. Zoals gewenst vanuit het gemeentelijk beleid, zijn in deze bestemming wadi's mogelijk.

Om de wegen vrij te houden van obstakels zijn geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen toegestaan. Bouwwerken voor de verkeersfunctie zijn wel mogelijk, daarbij gaat het onder meer om hekwerken.

Achtergrondinformatie

Koppeling naar Hoofdstuk 1 Inleiding

Koppeling naar Hoofdstuk 3 Beleid

Koppeling naar Hoofdstuk 2 Huidige situatie en initiatief

Koppeling naar Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Koppeling naar Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

5.2.5 VERKEER - PARKEERTERREIN

Uitgangspunten

  • behoud en realisatie van parkeerterreinen.

Toelichting op de bestemming

Deze bestemming heeft betrekking op de bestaande, grotere parkeerterreinen, de uitbreiding daarvan en de nieuwe parkeerterreinen. Om maximale ruimte voor het parkeren te kunnen houden zijn binnen de bestemming geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen toegestaan. Alleen bouwwerken als hekwerken zijn mogelijk. Binnen de bestemming zijn gebouwde fietsenstallingen specifiek mogelijk gemaakt. Binnen deze bestemming zijn maximaal 3 elektrische snellaadstations voor maximaal 1 voertuig toegestaan.

Achtergrondinformatie

Koppeling naar Hoofdstuk 1 Inleiding

Koppeling naar Hoofdstuk 3 Beleid

Koppeling naar Hoofdstuk 2 Huidige situatie en initiatief

Koppeling naar Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Koppeling naar Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

5.2.6 VERKEER - VERBLIJFSGEBIED

Uitgangspunten

  • de bestaande en nieuwe erfontsluitingswegen voor de voorzieningen vallen binnen deze bestemming;
  • bijbehorende voorzieningen zijn ondergeschikt toegestaan.

Toelichting op de bestemming

De wegen en andere verkeersgebieden die naast de verkeersfunctie ook een verblijfsfunctie hebben vallen onder deze bestemming. Binnen deze bestemming vallen onder andere ook (kleinere) parkeerplaatsen, pleinen en bermen. Om de wegen vrij te houden van obstakels zijn er geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen toegestaan. Alleen bouwwerken als hekwerken zijn mogelijk.

Achtergrondinformatie

Koppeling naar Hoofdstuk 1 Inleiding

Koppeling naar Hoofdstuk 3 Beleid

Koppeling naar Hoofdstuk 2 Huidige situatie en initiatief

Koppeling naar Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Koppeling naar Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

5.2.7 WATER

Uitgangspunten

  • behoud en realisatie van watergangen ten behoeve van wateraanvoer, waterafvoer en waterberging en het ruimtelijk beeld;
  • behoud van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • extensief dagrecreatief medegebruik is toegestaan.

Toelichting op de bestemming

De hoofdwatergangen van het waterschap vallen onder deze bestemming. Deze watergangen zijn belangrijk voor het watersysteem. De overige watergangen, die minder belangrijk zijn voor het watersysteem, vallen onder de andere voorkomende bestemmingen. Verder vallen onder deze bestemming watergangen en -partijen die een beeldbepalende functie hebben. Ook wadi's zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Om de watergangen open te houden mogen er geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen gebouwd worden. Verder is voor een groot aantal werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist. Het gaat dan onder andere om het dempen van watergangen.

Achtergrondinformatie

Koppeling naar Hoofdstuk 1 Inleiding

Koppeling naar Hoofdstuk 3 Beleid

Koppeling naar Hoofdstuk 2 Huidige situatie en initiatief

Koppeling naar Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Koppeling naar Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

5.3 Toelichting Op De Algemene Regels

5.3.1 Algemene wijzigingsregels

In het plangebied is sprake van twee wijzigingsgebieden. Deze wijzigingsgebieden zijn opgenomen in relatie tot de mogelijke verplaatsing van de tennisbanen van Deuce van de huidige locatie naar de Slingerweg. Ook een andere sportvoorziening met bijbehorende bebouwing kan daar worden gevestigd na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. De eventuele verplaatsing van Deuce heeft 2 mogelijke ontwikkelingen tot gevolg, namelijk de invulling van de huidige Deuce locatie naar maatschappelijk vastgoed en openbaar parkeerterrein en de invulling van de nieuwe locatie met de tennisbanen, bijbehorende bebouwing en openbaar parkeerterrein. Voor de beide locaties zijn de wijzigingsgebieden aangeduid, waarbij het volgende geregeld wordt:

  • wetgevingszone - wijzigingsgebied 1: omzetten van de huidige bestemmingen naar 'Groen', 'Maatschappelijk' inclusief het leggen van bouwvlakken en de aanduiding voor 'kantoor', ' Verkeer - Parkeerterrein' en/of 'Verkeer - Verblijfsgebied';
  • wetgevingszone - wijzigingsgebied 2: omzetten van de huidige bestemmingen naar Sport' inclusief het leggen van bouwvlakken.

Voordat het bestemmingsplan gewijzigd mag worden, moet aangetoond worden dat de wijziging haalbaar is. Hiervoor staan in de wijzigingsregels voorwaarden opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteed aan het aspect grondexploitatie.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Overleg en inspraak

Omdat de gemeente participatie van burgers en belangenorganisaties belangrijk vindt biedt de gemeente deze partijen de mogelijkheid reacties op het bestemmingsplan kenbaar te maken. In dit kader is het conceptbestemmingsplan ter inzage gelegd en opgestuurd naar de provincie Noord-Holland (bijlage 11) en het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (bijlage 12). De inspraak wordt bij dit bestemmingsplan overgeslagen.

Ontwerpbestemmingsplan

De resultaten van overleg en inspraak zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens vanaf 21 augustus tot en met 2 oktober 2017 ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan kenbaar te maken. De vooroverlegpartners en indieners van een inspraakreactie hebben een mail en/of een brief ontvangen met het verzoek te reageren. Er zijn 9 zienswijzen ingediend. De inhoud van de zienswijzen, de reactie daarop en de gevolgen voor het bestemmingsplan zijn opgenomen in de 'Nota van zienswijzen'.

Vaststelling bestemmingsplan

Wanneer het noodzakelijk is, wordt het bestemmingsplan aangepast aan de zienswijzen. Vervolgens wordt het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt enerzijds bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en anderzijds door de grondexploitatie.

6.2.1 Financiële haalbaarheid

De gemeente stelt voor de ontwikkelingen in het plangebied een exploitatiebegroting op. De gemeente heeft in het gebied veel eigendommen en/of voert regie over de gewenste ontwikkelingen, in overleg met samenwerkende partijen. Het uitgangspunt bij de ontwikkelingen in het plangebied is dat sprake is van een kostendekkende bouwgrondexploitatie. De exploitatierisico's worden daarbij gedekt uit de algemene dienst (gemeente).

6.2.2 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat een exploitatieplan alleen van toepassing is bij een bestemmingsplan, een wijzigingsplan en een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan of een beheersverordening. De vaststelling van een exploitatieplan is alleen nodig wanneer het kostenverhaal niet anderszins verzekerd is en geen fasering en nadere eisen nodig zijn.

In het geval van de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen is sprake van een bouwplan/bouwplannen volgens het Besluit ruimtelijke ordening. Hierdoor is de exploitatieregeling van toepassing en is in principe de vaststelling van een exploitatieplan nodig. In dit geval voert de gemeente de regie en heeft zij veel gronden in eigendom. Waar nodig vindt kostenverhaal plaats via de gronduitgifte, waarbij verschillende vormen mogelijk zijn. Hiervoor worden de nodige overeenkomsten gesloten, waarmee het kostenverhaal verzekerd wordt. De vaststelling van een exploitatieplan is daarom niet nodig.

Bijlage 1 Advies Goudappel Coffeng

Bijlage 1 Advies Goudappel Coffeng

Bijlage 2 Waterstructuur Zuidrand Den Burg

Bijlage 2 Waterstructuur zuidrand Den Burg

Bijlage 3 Wateradvies Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Bijlage 3 Wateradvies Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Bijlage 4 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Bodemonderzoek

Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna Den Burg Zuidwest

Bijlage 5 Quickscan flora en fauna Den Burg Zuidwest

Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna Den Burg Slingerweg

Bijlage 6 Quickscan flora en fauna Den Burg Slingerweg

Bijlage 7 Vleermuisonderzoek Plangebied Zuidwest

Bijlage 7 Vleermuisonderzoek Plangebied Zuidwest

Bijlage 8 Archeologische Quickscan Den Burg Zuidwest

Bijlage 8 Archeologische quickscan Den Burg Zuidwest

Bijlage 9 Archeologische Veldtoets Slingerweg

Bijlage 9 Archeologische veldtoets Slingerweg

Bijlage 10 Boorprofielen Bij Archeologisch Onderzoek

Bijlage 10 Boorprofielen bij archeologisch onderzoek

Bijlage 11 Overlegreactie Provincie

Bijlage 11 Overlegreactie provincie

Bijlage 12 Overlegreactie Hhnk

Bijlage 12 Overlegreactie HHNK