KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw 3
Artikel 4 Agrarisch - Veehouderij 1
Artikel 5 Agrarisch - Veehouderij 2
Artikel 6 Agrarisch - Veehouderij 3
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 8 Cultuur En Ontspanning
Artikel 9 Gemengd
Artikel 10 Natuur
Artikel 11 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 13 Tuin
Artikel 14 Verkeer
Artikel 15 Water - 1
Artikel 16 Water - 2
Artikel 17 Wonen
Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 19 Waarde - Archeologie 1
Artikel 20 Waarde - Archeologie 2
Artikel 21 Waarde - Archeologie 3
Artikel 22 Waarde - Archeologie 4
Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 24 Waarde - Slotenpatroon
Artikel 25 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
Artikel 27 Waterstaat - Waterlopen
3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Artikel 29 Algemene Bouwregels
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 34 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
Artikel 36 Slotregel

Landelijk gebied - Veenweidegebied

Bestemmingsplan - Gemeente Uithoorn

Vastgesteld op 25-06-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan “Landelijk gebied - Veenweidegebied” met identificatienummer NL.IMRO.0451.BPLGveenweide-VG01 van de Gemeente Uithoorn;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan “Landelijk gebied - Veenweidegebied” met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een aan-, uit-, of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen of veredelen van gewassen en/of het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren, nader te onderscheiden in:
  1. grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat geheel of nagenoeg afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar geheel of nagenoeg gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel een ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van maximaal 1 meter, te onderscheiden in:
    1. akker- en vollegrondstuinbouw:
      • de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier-, fruit-, bollen- en boomteelt;
    2. sierteelt:
      • de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    3. fruitteelt:
      • de teelt van fruit op open grond;
    4. bollenteelt:
      • de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    5. boomteelt:
      • het telen van houtige gewassen en planten voor tuinen en groenvoorzieningen al dan niet met behulp van kassen;
    6. veehouderij:
      • het houden van melkvee en/of ander vee, niet zijnde een intensieve veehouderij;
    7. paardenfokkerij:
      • het fokken van paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en / of melkproductie, handel en / of de gebruiksgerichte paardenhouderij;
  2. glastuinbouw: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  3. niet grond-gebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, waaronder begrepen:
    1. intensieve veehouderij:
      • een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat zelfstandig of als neventak, geheel of grotendeels in gebouwen, varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, pelsdieren of overig kleinvee houdt, met uitzondering van het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet, het kweken van vissen, het houden van melkvee en overig rundvee, geiten, schapen of paarden;

1.10 agrarisch gebruik:

het telen van gewassen, niet in een volkstuin(complex), en/of het weiden van dieren;

1.11 ambachtelijke be- en verwerking:

het geheel of overwegend door middel van handwerk be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn uit de eigen regio;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage:

het in de planregels of op de verbeelding aangegeven percentage van een bouwvlak, of indien geen bouwgrenzen zijn aangegeven het percentage van het bestemmingsvlak, dat ten hoogste bebouwd mag worden met gebouwen, tenzij in de planregels anders is bepaald;

1.14 bed & breakfast:

een bed & breakfast is een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een bestaand woonhuis of bijhuis, wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal zeven kamers;

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

1.16 bedrijfswoning:

een woning in of bij ene gebouw of op of bij een terrein, uitsluitend bedoelt voor het huisvesten van één afzonderlijk huishouden;

1.17 bestaand:

  1. bij bouwwerken:
    1. een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een melding of omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
  2. bij gebruik:
    1. gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bevi-inrichting:

bevibedrijf zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, waarmee het niet in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.30 buitenrijbaan:

een niet overdekt en al dan niet omsloten terrein, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, voor het africhten, trainen en berijden van paarden en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.31 cultuurhistorische waarden:

de fysieke overblijfselen van de historie, zowel bovengronds (gebouwde monumenten) als ondergronds ( archeologie) als het cultuurlandschap met zijn historische landschapselementen als verbinding daartussen;

1.32 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.34 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische, medische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen schoonheidsinstituten, fysiotherapiepraktijk, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.35 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.36 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.37 evenement:

een publieke gebeurtenis op het gebied van cultuur en sport of daarmee gelijk te stellen activiteit;

1.38 extensief recreatief medegebruik:

vormen van dagrecreatief medegebruik van gronden met een extensief karakter, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen, met de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;

1.39 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 gebruiksoppervlak:

oppervlak volgens NEN 2580;

1.41 goot:

het snijpunt tussen dakvlak en gevelvlak;

1.42 hobbymatig agrarisch gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze;

1.43 hoofdgebouw:

een of meer panden of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.44 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik al dan niet ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie;

1.45 kamerverhuur:

de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.46 kampeermiddel:

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.47 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.48 kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

1.49 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten die in beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend;

1.50 kleinschalige dagrecreatie:

ondergeschikte, aan de bedrijfsvoering of aan de toeristische omgeving gerelateerde activiteiten, zoals rondleidingen, openstellingen, demonstraties of workshops, verhuur van fietsen / kano's / roeiboten, sociale nevenfuncties en een kinderboerderij welke plaatsvinden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;

1.51 kleinschalige natuurontwikkeling:

de aanleg van kleine elementen zoals rietlandjes, schraallanden, moerasjes, plas-draszones, open water en bosschages van een zeer beperkte omvang ten behoeve van de natuur;

1.52 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.53 manege:

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke) logies en/ of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen;

1.54 nachtverblijf:

kortdurend nachtverblijf door personen die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.55 nevenfunctie:

een bedrijfsonderdeel dat qua omvang, arbeidsinzet en gelet op de inkomsten die daaruit redelijkerwijs kunnen worden verworven niet als hoofdtak kan worden aangemerkt of een activiteit waaruit de betrokkene niet het hoofdinkomen verwerft;

1.56 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het al dan niet openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.57 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie en ondergeschikt daaraan strikt functie gebonden ondersteunende horeca mag uitoefenen en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;

1.58 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.59 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.60 paarden-/pensionstalling:

agrarisch verwante bedrijvigheid, waarvan de activiteiten bestaan uit het houden van paarden in eigendom en/of van derden en/of het berijden ervan. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden. Onder paarden-/pensionstalling wordt geen manege verstaan;

1.61 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde verbonden is en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.62 peil:

  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang, met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen: de laagste weg;
  2. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdingang;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd, het ter plaatse van dat water aan te houden waterpeil;
  4. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;

1.63 permanente bewoning:

gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet op de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA);

1.64 poldersporttoestellen:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de uitvoering van poldersportactiviteiten;

1.65 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.66 raam- en straatprostitutie:

het op of aan de weg, vanachter een raam of op een andere voor publiek toegankelijke plaats door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken;

1.67 recreatief nachtverblijf:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf door personen die hun nachtverblijf elders hebben;

1.68 recreatiewoning:

een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen kampeermiddel zijnde, bestemd voor verblijfsrecreatie gedurende een gedeelte van het jaar van maximaal 2 maanden aaneengesloten, uitsluitend door diegenen die hun woonadres elders hebben;

1.69 reëel agrarisch bedrijf:

een reëel agrarisch bedrijf voldoet aan de volgende voorwaarden:
  1. hoofdberoep agrarisch;
  2. arbeidsbehoefte van een halve tot hele arbeidskracht ( afhankelijk van het aantal dieren. hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf);
  3. aannemelijk perspectief op doorgroei naar volwaardigheid op basis van een ondernemingsplan;

1.70 ruwvoedergewassen:

gewassen, zoals gras, maïs, voederbieten, luzerne, die in de volle grond worden geteeld en waarvan de opbrengst is bestemd als voer voor landbouwhuisdieren;

1.71 schuilgelegenheid:

een overdekte ruimte die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende dier(en) in geval van weidegang uit oogpunt van dierwelzijn gebruik moet(en) kunnen maken door vrij in en uit lopen, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in de seizoenen;

1.72 schuilstal:

een al dan niet volledig afgesloten bouwwerk voor het hobbymatig houden van dieren. Ander gebruik, bijvoorbeeld voor opslag is niet toegestaan;

1.73 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf en een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.74 sociale nevenfunctie:

sociale functies waaronder onder andere wordt verstaan: resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij;

1.75 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, vlaggenmasten, rijwielstandaards, papierbakken, afvalcontainers, openbare toiletten, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelplekvoorzieningen, telefooncellen, kunstobjecten en abri's;

1.76 teeltondersteunende voorzieningen:

bouwwerken, ten behoeve van de bescherming van teeltgewassen en / of de voor kweek ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en / of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden teelten, nader te onderscheiden in:
  1. boog- en tunnelkassen;
  2. (tijdelijke) afdekfolie;
  3. containervelden;
  4. overkappingsconstructies;
  5. stellingen.
Een anti-hagelkanon valt niet onder het begrip 'teeltondersteunende voorzieningen';

1.77 theetuin:

het bij woningen bedrijfsmatig verstrekken van niet-alcoholische dranken en aan de bedrijfsactiviteiten of toeristische omgeving gerelateerde consumpties/versnaperingen voor gebruik ter plaatse en in samenhang met kleinschalige dagrecreatie, met dien verstande dat reguliere horeca, hieronder inbegrepen exploitatie van een zaalaccommodatie, uitdrukkelijk niet is toegestaan;

1.78 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen die slechts gedurende 6 maanden op de landbouwgronden aanwezig zijn;

1.79 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.80 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.81 voorgevelrooilijn:

  1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    1. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
    2. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;

1.82 vrij beroep:

een beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied;

1.83 vrijstaand:

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een andere gebouw;

1.84 warmtebuffertank:

een buffertank waarin warm water wordt opgeslagen ten behoeve van het gebruik in glastuinbouwkassen;

1.85 waterbergingsgebied:

aangewezen gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan door tijdelijke opvang van overtollig water;

1.86 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.87 woonschip:

  1. elk vaar- of drijftuig , dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;
  2. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder 1 in aanbouw;
  3. een casco, dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder 1 kan worden opgebouwd;
  4. elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;
  5. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder 1 tot en met 4;

1.88 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de diepte van de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw 3

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Glastuinbouw 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf;
  2. de uitoefening van een sierteeltbedrijf;
met als nevenfunctie, binnen het bouwvlak:
  1. verkoop van eigen producten;
  2. paardenstalling;
met de daarbij horende:
  1. bedrijfswoning;
  2. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 30 lid 4;
  3. wegen en paden;
  4. groen- en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. voldoende parkeervoorzieningen (en laad en losvoorzieningen) ten behoeve van het gebruik ter plaatse, zoals mede bepaald in artikel 34 lid 2.
    .

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Agrarisch - Veehouderij 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Veehouderij 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een grondgebonden veehouderij;
  2. het weiden van dieren en het telen van gras;
  3. instandhouding en ontwikkeling van landschappelijke- en natuurwaarden;
met als nevenfunctie, binnen het bouwvlak:
  1. verkoop van eigen producten;
met de daarbij horende:
  1. bedrijfswoning;
  2. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 30 lid 4;
  3. wegen en paden;
  4. groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. voldoende parkeervoorzieningen (en laad en losvoorzieningen) ten behoeve van het gebruik ter plaatse, zoals mede bepaald in artikel 34 lid 2.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Agrarisch - Veehouderij 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Veehouderij 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een grondgebonden veehouderij;
  2. het weiden van dieren en het telen van gras;
  3. behoud en bescherming van de voorkomende cultuurhistorisch waardevolle elementen in de vorm van waardevolle cultuurhistorische bebouwing, aanwezige archeologische waarden, het verkavelingspatroon en de landschappelijke- en natuurwaarden;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw': deuitoefening van een akkerbouw- en vollegrondstuinbouwbedrijf;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij;
  6. extensief recreatief medegebruik;
met als nevenfunctie, binnen het bouwvlak:
  1. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten;
  2. verkoop van eigen producten;
  3. paardenstalling;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - poldersport' zijn poldersportactiviteiten, zijnde groepsactiviteiten in de vorm van kanovaren, survival, zeskamp en vlottenbouwen, toegestaan;
met de daarbij horende:
  1. bedrijfswoning;
  2. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 30 lid 4;
  3. wegen en paden;
  4. groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. voldoende parkeervoorzieningen (en laad en losvoorzieningen) ten behoeve van het gebruik ter plaatse, zoals mede bepaald in artikel 34 lid 2 .
    .

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Agrarisch - Veehouderij 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Veehouderij 3' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:
  1. de uitoefening van een grondgebonden veehouderij;
  2. agrarisch grondgebruik;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw': de uitoefening van een akkerbouw- en vollegrondstuinbouwbedrijf;
  4. wandel- en fietspaden voor recreatieve doeleinden;
  5. extensief recreatief medegebruik;
met als nevenfunctie, binnen het bouwvlak:
  1. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten;
  2. verkoop van eigen producten;
  3. hoveniersbedrijf;
  4. paardenstalling;
met de daarbij horende:
  1. bedrijfswoning;
  2. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 30 lid 4;
  3. wegen en paden;
  4. groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. voldoende parkeervoorzieningen (en laad en losvoorzieningen) ten behoeve van het gebruik ter plaatse, zoals mede bepaald in artikel 34 lid 2 .

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. nutsvoorzieningen;
met de daarbij horende:
  1. verhardingen;
  2. groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Cultuur En Ontspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een atelier, tentoonstellingsruimten en een werkplaats;
met de daarbij horende:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. (ontsluitings)wegen;
  3. groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. voldoende parkeervoorzieningen (en laad en losvoorzieningen) ten behoeve van het gebruik ter plaatse, zoals mede bepaald in artikel 34 lid 2 .

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. dienstverlening;
  3. horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 2A van de Staat van Horeca-activiteiten;
met de daarbij horende:
  1. terrassen;
  2. voldoende parkeervoorzieningen (en laad en losvoorzieningen) ten behoeve van het gebruik ter plaatse, zoals mede bepaald in artikel 34 lid 2 .

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud, bescherming en beheer van aanwezige natuurgebieden en landschappelijke waarden;
  2. behoud, bescherming, ontwikkeling en beheer van aanwezige waardevolle natuur- en landschapselementen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'; tevens voor parkeervoorzieningen;
met de daarbij horende:
  1. bestaande paden;
  2. (fort)grachten;
  3. groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Recreatie - Dagrecreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': een jachthaven met verenigingsgebouw alsmede voor het opslaan van vaartuigen tot een maximumaantal van 25 vaartuigen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kano en roeivereniging': een kano- en roeivereniging met verenigingsgebouw en benodigde opstallen;
met de daarbij horende:
  1. wegen en paden;
  2. groen-, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. voldoende parkeervoorzieningen (en laad en losvoorzieningen) ten behoeve van het gebruik ter plaatse, zoals mede bepaald in artikel 34 lid 2 .

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. recreatiewoningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig agrarisch gebruik’; tevens het niet bedrijfsmatig gebruiken van gronden voor het hobbymatig houden van vee en/of telen van agrarische producten;
met de daarbij horende:
  1. wegen en paden;
  2. groen-, water- waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. voldoende parkeervoorzieningen (en laad en losvoorzieningen) ten behoeve van het gebruik ter plaatse, zoals mede bepaald in artikel 34 lid 2.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen;
  2. parkeren;
  3. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen;
  2. fiets- en voetpaden;
  3. groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. bermen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. straatmeubilair;
  7. nutvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Water - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. watergangen;
  2. waterpartijen;
  3. bruggen;
  4. dammen met duikers;
  5. dukdalven;
  6. remmingswerken;
  7. taluds;
  8. bermstroken;
  9. oevers;
  10. ondergeschikte groenvoorzieningen;
  11. en andere tot de bestemming behorende water en/of verkeersvoorzieningen;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': aanlegsteigers voor recreatievaartuigen;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie': recreatieve doeleinden met inachtneming van het volgende:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - caravan' is één (tour)caravan toegestaan;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - caravan 2' zijn twee (tour)caravans toegestaan;
    3. op de overige gronden mogen geen (tour)caravans worden geplaatst.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig als bedoelt in 2.1 lid 1 onder c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden als:
  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats of aanlegplaats voor woonschepen;
  2. het gebruik als opslag-, stort- of bergplaats van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden.

Artikel 16 Water - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grachten;
  2. één toegangsbrug;
  3. duikers;
  4. oevers;
  5. ondergeschikte groenvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig als bedoeld in 2.1 lid 1 onder c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden als:
  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats of aanlegplaats voor woonschepen;
  2. het gebruik als opslag-, stort- of bergplaats van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - theetuin': een theetuin;
met de daarbij horende:
  1. erven;
  2. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 30 lid 4;
  3. groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. voldoende parkeervoorzieningen (en laad en losvoorzieningen) ten behoeve van het gebruik ter plaatse, zoals mede bepaald in artikel 34 lid 2 .

17.2 Bouwregels

17.3 Specifieke gebruiksregels

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in artikel 18 lid 2.1 een omgevingsvergunning voor het bouwen van overige bouwwerken te verlenen, mits de veiligheid met betrekking tot de aanwezige ondergrondse hoogspanningsverbinding niet wordt geschaad door het realiseren van overige bouwwerken.
  2. Voorafgaand aan de toepassing van een afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 18 lid 3 sub a wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de voorgenomen afwijking en vraagt zij tevens aan de leidingbeheerder om binnen een nader door het bevoegd gezag te bepalen redelijke termijn haar zienswijze kenbaar te maken.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Archeologie 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor de gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing:
  1. In geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die:
    1. een oppervlakte hebben groter dan 100 m2; en
    2. verder gaan dan een diepte van 0,30 meter
eist het bevoegd gezag dat alvorens de omgevingsvergunning verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  1. Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.

19.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Archeologie 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor de gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing:
  1. In geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die:
    1. een oppervlakte hebben groter dan 50 m2; en
    2. verder gaan dan een diepte van 0,30 meter,
eist het bevoegd gezag dat alvorens de omgevingsvergunning verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  1. Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.

20.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

20.4 Afwijken van de bouwregels

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Archeologie 3

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor de gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing:
  1. In geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die:
    1. een oppervlakte hebben groter dan 500 m2; en
    2. verder gaan dan een diepte van 0,30 meter,
eist het bevoegd gezag dat alvorens de omgevingsvergunning verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  1. Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.

21.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

21.4 Afwijken van de bouwregels

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Archeologie 4

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor de gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing:
  1. In geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de gronden met de aanduiding 'Waarde - Archeologie 4', waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die:
    1. een oppervlakte hebben groter dan 5 hectare; en
    2. verder gaan dan een diepte van 0,30 meter,
eist het bevoegd gezag dat alvorens de omgevingsvergunning verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  1. Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.

22.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

22.4 Afwijken van de bouwregels

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Waarde - Slotenpatroon

24.1 Bestemmingsomschrijving

24.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Waterstaat - Waterbergingsgebied

25.1 Bestemmingsomschrijving

25.2 Bouwregels

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving

26.2 Bouwregels

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Waterstaat - Waterlopen

27.1 Bestemmingsomschrijving

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

3 Algemene Regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouw­plan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene Bouwregels

29.1 Ondergeschikte bouwdelen

  1. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, luifels, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.
  2. De voorgevelrooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

29.2 Bouwen steigers, bruggen, dammen en duikers

29.3 Cultuurhistorische waarden

29.4 Karakteristiek

Artikel 30 Algemene Gebruiksregels

30.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik

Onder strijdig als bedoeld in 2.1 lid 1 onder c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden als:
  1. seksinrichting en raam- en straatprostitutie;
  2. bedrijfsmatig exploiteren van een parkeerterrein;
  3. opslagplaats, met uitzondering van artikel 30 lid 5 en artikel 30 lid 6;
  4. uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  5. kampeerterrein;
  6. ligplaats voor woonschepen;
  7. voor het bedrijfsmatig verkopen of te koop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik uitgezonderd de verkoop of het te koop aanbieden van producten en afkomstig van het betrokken agrarische bedrijf;
  8. het gebruiken of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen en/of aangebouwde- en vrijstaande bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning, afhankelijke woonruimte en voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf;
  9. het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven;
  10. kamerverhuur, al dan niet zelfstandig, met uitzondering van artikel 30 lid 7 ;
  11. het gebruiken of laten gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van evenementen;
  12. bevi-inrichtingen.

30.2 Uitzondering bijzonder gebruiksverbod

Het in artikel 30 lid 1 bepaalde is niet van toepassing op:
  1. het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  2. vormen van gebruik die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betrokken grond ingevolge de bestemming(en), de daarbij behorende bestemmingsomschrijving(en) en/of de overige regels mag worden gebruikt;

30.3 Algemene afwijking

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het gestelde in deze bepaling, met uitzondering van het bepaalde in artikel 30 lid 1 strijdig gebruik, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

30.4 Aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsactiviteit

(Bedrijfs)woningen en de daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. degene die de activiteiten uitoefent moet tevens de (hoofd)bewoner zijn van de woonfunctie;
  2. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de betreffende (bedrijfs)woning en bijbehorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 45 m²;
  3. het geen horecabedrijf of detailhandel betreft;
  4. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaatsvindt;
  5. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    1. voor het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig is; en
    2. behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden.

30.5 Buitenopslag

Buitenopslag is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. opslag van agrarische producten, bagger, grondspecie, vaten, kisten, al dan niet voor gebruik grschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin en grind is toegestaan mits deze verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betrokken grond ingevolge de bestemming(en), de daarbijbehorende bestemmingsomschrijving(en) en/of de overige voorschriften mag worden gebruikt;
  2. opslag is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak én achter de voorgevelrooilijn;
  3. de totale stapelhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

30.6 Opslag in gebouwen

Opslag in gebouwen is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. opslag van agrarische producten, bagger, grondspecie, vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin en grind is toegestaan mits deze verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betrokken grond ingevolge de bestemming(en), de daarbijbehorende bestemmingsomschrijving(en) en/of de overige voorschriften mag worden gebruikt;
  2. opslag in kassen is niet toegestaan.

30.7 Kamerverhuur

Het in artikel artikel 30 lid 1 sub j bepaalde is niet van toepassing op kamerverhuur door een hospes/hospita, met dien verstande dat:
  1. de hospes/hospita zelf meer dan 50% van het bruto gebruiksoppervlak van de woning in gebruik en bewoond heeft;
  2. per woning inclusief aangebouwde bijgebouwen maximaal 2 kamers voor maximaal 2 personen mogen worden verhuurd.

Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels

31.1 Luchtvaartverkeerzone - LIB 3

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – LIB 3’ geldt het luchthavenindelingbesluit van Schiphol en is het zonder een verklaring van geen bezwaar, volgens artikel 8.9 van de Wet Luchtvaart, verboden gebouwen te bouwen, behoudens bestaand gebruik.

31.2 Luchtvaartverkeerzone - LIB 4

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – LIB 4’ geldt het luchthavenindelingbesluit van Schiphol en zijn zonder een verklaring van geen bezwaar, volgens artikel 8.9 van de Wet Luchtvaart, geen woningen, woonwagens, gebouwen met een onderwijsfunctie of gebouwen met een gezondheidszorgfunctie toegestaan, behoudens bestaand gebruik.

31.3 Luchtvaartverkeerzone - 20Ke

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 20 Ke' geldt het vrijwaringsbeleid van de 20 Ke-zone rond Schiphol en zijn op de gronden buiten Bestaand Bebouwd Gebied, zoals aangegeven in de provinciale verordening, geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen en terreinen toegestaan, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, met uitzondering van de woningen die kunnen worden gerealiseerd in het kader van de ruimte-voor-ruimte regeling.

31.4 Veiligheidszone - PR

Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels

32.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van dit plan voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder bouwhoogtes en percentages) met ten hoogste 10%, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 2,5 meter bedragen en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a;
  3. de bouw van straatmeubilair en utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, wachthuisjes, gemalen, gasdrukregel- en meetstations, telecommunicatievoorzieningen en een centrale antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte per gebouw niet meer dan 25 m2 mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
  4. het plaatsten van lichtmasten op gronden met de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter.

32.2 Erkers en uitbouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van dit plan voor het bouwen van een erker of uitbouw voor de voorgevel van een woning, mits:
  1. de diepte niet meer bedraagt dan 1 meter;
  2. de breedte niet meer bedraagt dan 2/3 van de gevelbreedte van de woning;
  3. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning waaraan wordt gebouwd;
  4. de totale inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 600 m3.

32.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, afmeting en nokrichting van de bebouwing op grond van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de sociale veiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

32.4 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het toestaan van een bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. degene die de bed & breakfast activiteiten uitoefent moet tevens de (hoofd)bewoner zijn van de woonfunctie;
  2. de vloeroppervlakte van de bed & breakfast bedraagt niet meer dan 50% van het bruto vloeroppervlak van de betreffende woning en bijbehorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
  3. de bed & breakfast mag door de bouwkundige opzet, indeling, maatvoering en voorzieningen niet functioneren als zelfstandige woonfunctie;
  4. in de omgeving van de betreffende woning mag geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreden, met dien verstande dat:
    1. voor het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig is, en
    2. behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden.

32.5 Recreatief nachtverblijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het toestaan van recreatief nachtverblijf binnen bouwvlakken met de bestemmingen Agrarisch - Veehouderij 1, Agrarisch - Veehouderij 2 en Agrarisch - Veehouderij 3, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. de agrarische functie op het bouwvlak moet als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijven;
  2. het aantal recreatieve nachtverblijven mag niet meer bedragen dan 6;
  3. de oppervlakte aan recreatieve nachtverblijven mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 300 m2;
  4. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  5. de bouwhoogte van een gebouw voor recreatief nachtverblijf mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  6. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden.

32.6 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het plaatsen van kampeermiddelen binnen bouwvlakken met de bestemmingen Agrarisch - Veehouderij 1, Agrarisch - Veehouderij 2 en Agrarisch - Veehouderij 3, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. de agrarische functie op het bouwvlak moet als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijven;
  2. het aantal kampeermiddelen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 15;
  3. de kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  4. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
  5. ten behoeve van het kleinschalig kamperen mogen sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
  6. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing door middel van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment over een breedte van ten minste 3 meter;
  7. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden.

Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels

33.1 Samenvoegen bestaande woningen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de samenvoeging van twee-aaneengebouwde woningen tot één woning, met dien verstande dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid het aantal woningen op de verbeelding met één dient te worden verminderd.

Artikel 34 Overige Regels

34.1 Voorrangsregels

  1. waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  2. waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding';
    2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering';
    3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterlopen';
    4. in de vierde plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied';
    5. in de vijfde plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie';
    6. in de zesde plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Slotenpatroon';
    7. in de zevende plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1';
    8. in de achtste plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'.

34.2 Parkeren en laad- en losmogelijkheden

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwen

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het artikel 35 lid 1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het artikel 35 lid 1 sub a met maximaal 10%.
  3. artikel 35 lid 1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

35.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 35 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het artikel 35 lid 2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder artikel 35 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied - Veenweidegebied'.