KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
Artikel 5 Gemengd - 1
Artikel 6 Gemengd - 2
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Natuur
Artikel 11 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Water
Artikel 15 Water - Sluizencomplex
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Leiding - Gas
Artikel 18 Leiding - Olie
Artikel 19 Leiding - Water
Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 21 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23 Algemene Bouwregels
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 28 Algemene Procedureregels
Artikel 29 Strafbepaling
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Ontstaansgeschiedenis
1.4 Doel
1.5 Globaal Bestemmen
1.6 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Vigerende Juridische Kaders
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Mondiaal Beleid
3.3 Europees Beleid
3.4 Rijksbeleid
3.5 Provinciaal Beleid
3.6 Waterschapsbeleid
3.7 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Stedenbouwkundige Aspecten
4.2 Bedrijven
4.3 Duin- En Natuurgebied
4.4 Strand
4.5 Locatie Kustvisie
4.6 Forteiland
4.7 Camping
4.8 Water
4.9 Wonen
Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten
5.1 Bedrijven En Milieuhinder
5.2 Externe Veiligheid
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Geluid
5.5 Bodem
5.6 Ecologie
5.7 Duurzaamheid
5.8 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Waterhuishouding
6.1 Waterbeheerders
Hoofdstuk 7 Randvoorwaarden, Onderzoek En Verantwoording
7.1 Inleiding
7.2 Economie En Recreatie
7.3 Verkeer & Vervoer
7.4 Wonen
Hoofdstuk 8 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
8.1 Inleiding
8.2 Inleidende Bepalingen
8.3 Bestemmingsregels
8.4 Algemene Bepalingen
Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 10 Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Habitattypen N2000
Bijlage 2 Tabel Stoffengrenswaarden
Bijlage 3 Uitspraak Velserkom Rvs
Bijlage 4 Beleidsregels Rijnland
Bijlage 5 Memo Geluidszone Ij-palen Provincie
Bijlage 6 Inspraakrapportage
Bijlage 7 Nota Van Zienswijze

Zeezicht

Bestemmingsplan - gemeente Velsen

Vastgesteld op 20-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Zeezicht van de gemeente Velsen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001 met de bijbehorende regels. In het bestemmingsplan heeft de raad vastgelegd wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden zijn;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden opgesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 antennemast

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van het zenden en ontvangen van electromagnetische golven;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.9 bedrijfsvloeroppervlak

Het totale oppervlak welke ten dienste staat van de (commerciële) bedrijfsvoering, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten, terrassen en dergelijke;

1.10 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.11 BEVI

Besluit externe veiligheid inrichtingen

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw

een (vrijstaand of aangebouwd) gebouw, niet voor bewoning bestemd, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 cultuur en ontspanning

bestemmingsomschrijving voor het exploiteren van zaal- en openluchtaccommodaties ten behoeve van activiteiten en vrijetijdsbesteding van relatief kortdurende aard, niet zijnde sport of erotisch getinte vermaakfuncties.

1.21 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt. Archeologische waarden worden hieronder mede begrepen;

1.22 dagrecreatieve voorzieningen

recreatie-elementen, zoals wandelparken, lig- en speelweiden, dierenweiden, dagkampeerterreinen (facultatief), trimbanen, recreatie te water, uitzichtheuvels, speelvijvers, picknickplaatsen;

1.23 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.26 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.27 ecologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de samenhang van de in het gebied voorkomende organismen en hun leefmilieu;

1.28 éénheden verblijfsrecreatie

ruimte of complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor recreatief nachtverblijf van maximaal 20m² per éénheid;

1.29 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.30 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.31 evenement

een georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 geluidbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen aanwezig op een industrieterrein, daaronder niet begrepen het geluid van motorvoertuigen op de openbare weg;

1.34 geluidbelasting vanwege het wegverkeer

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.35 geluidbelasting vanwege een spoorweg

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.36 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.37 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.38 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.39 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.40 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen danwel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.41 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en maaltijden, overwegend voor gebruik ter plaatse of voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening, waarbij verstaan wordt onder:

Horeca I

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

Ia Aan detailhandelsfunctie verwante horeca

Automatiek; broodjeszaak; cafetaria; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; snackbar; tearoom; traiteur.

Ib Overige lichte horeca

Bistro; shoarma/grillroom; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);

Ic Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

Bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250m²; restaurant met bezorg- en/ of afhaalservice (oa. pizza, chinees, drive-in).

Id Bedrijven welke bedrijfsmatig logies verstrekken

Hotel/pension

Horeca II

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

IIa algemeen

Bar; bierhuis; biljartcentrum/ snookercentrum; café; proeflokaal; dansscholen;

IIb bedrijven waar verkoop van (soft)drugs plaatsvindt

Coffeeshops;

Horeca III

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:

IIIa Dancing; discotheek/muziekcafé; nachtclub; partycentrum

1.42 hulpmiddelen en hulpconstructies

mobiele constructies ten behoeve van de verwezenlijking van de bestemming

1.43 jachthaven

haven met ligplaatsen voor pleziervaartuigen

1.44 kampeermiddel

a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.45 kampeerplaats

het gedeelte van het kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende een beperkte periode in het zomerseizoen

1.46 kampeerterrein

een terrein met daarbij behorende voorzieningen, ter beschikking gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.47 kantine

een onderdeel van een gebouw waar tegen beperkte vergoeding dranken en etenswaren worden verstrekt ten behoeve van de gebruikers van de hoofdfunctie;

1.48 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie

1.49 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,3 m boven het peil ligt;

1.50 kraan

hijswerktuig ten behoeve van het laden, lossen en overslaan van goederen

1.51 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.52 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare –al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.53 lichteren

verladen van droge bulklading vanuit zeeschepen naar binnenvaartschepen

1.54 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.55 milieudeskundige

een rechtspersoon die/dat vanwege, de beschikbaarheid aan kennis opgedaan uit opleiding en ervaring, kan worden aangemerkt als deskundig op het gebied van milieuvraagstukken;

1.56 monument

een rijks/provinciaal/ gemeentelijk monument zoals bedoeld in de monumentenwet;

1.57 museum

een permanente instelling, zonder winstbejag, ten dienste van de gemeenschap en van haar ontwikkeling, toegankelijk voor het publiek, die de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verzamelt, bewaart, onderzoekt en tentoonstelt en hierover informatie verstrekt voor studie, educatie en recreatie;

1.58 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.59 nutsvoorzieningen

transformatorgebouwen, gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de olie- en/of gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken;

1.60 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.61 paviljoen

een losstaand licht geconstrueerd gebouw op het strand ten behoeve van ontspanning en vermaak

1.62 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. voor een bouwwerk in of op het water:het Nieuw Amsterdams Peil;

1.63 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.64 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.65 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.66 recreatiewoning

Een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor weekend- en/of verblijfsrecreatie en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben

1.67 recreatieve bewoning

bewoning van een gebouw voor weekend- en/of verblijfsrecreatie waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.68 REVI

de regeling externe veiligheid inrichtingen, houdende regels met betrekking tot afstanden de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico ter uitvoering van het besluit externe veiligheid inrichtingen

1.69 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten

1.70 scheidingslijn

een lijn die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende hoogte/ bebouwingspercentages mogelijk zijn toegelaten;

1.71 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.72 sluis

kunstwerk in een waterkering ten behoeve van verkeer te water

1.73 speelautomatenhal

een inrichting bestemd om het publiek gelegenheid te geven om spel met speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de Kansspelen. Op deze inrichtingen is tevens de gemeentelijke verordening van kracht;

1.74 staat van bedrijfsactiviteiten

het gedeelte van het kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn en als nachtverblijf uitsluitend mag worden gebruikt gedurende het zomerseizoen door personen die hun hoofdverblijf elders hebben

De Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.75 stacaravan

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.76 strand

langs zee gelegen land dat uit zand bestaat dat voor actieve en passieve recreatieve doeleinden gebruikt mag worden

1.77 strandhuis

op een frame geplaatste cabine ten behoeve van strandrecreatie en overnachting op het strand.

1.78 standplaats

een mobiel bouwwerk, met een beperkt assortiment ten behoeve van detailhandel;

1.79 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.80 verblijfsrecreatieve doeleinden

voorzieningen gericht op recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen, zoals bijvoorbeeld tenten, caravans, stacaravans, was- en toiletgebouwen en gebouwen ten behoeve van receptie, kantine en andere groepsruimten;

1.81 verdieping

een boven de begane grond gelegen bouwlaag;

1.82 verkoopvloeroppervlakte

een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op dit is dus de netto-vloeroppervlakte)

1.83 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.84 water- en surfcentrum

Voorziening die zich water- en surfsport ten doel stelt

1.85 wellness

activiteiten ten behoeve van lichamelijke, sociale, emotionele, intellectuele en spirituele gezondheid van de mens

1.86 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.87 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.88 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.89 woonhuis

een gebouw, dat één woning, danwel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.90 zakelijke dienstverlening

dienstverleningsfaciliteiten met winstoogmerk zonder milieubeperkingen;

1.91 zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 Bebouwingspercentage

een deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.3 De breedte en lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.4 De breedte van een boot

tussen de linker- en rechterzijde van een boot, waar deze afstand in het horizontale vlak het grootst is bij projectie van de boot van de voor- en achterzijde op ware grootte, ondergeschikte of in uiterlijk ondergeschikte delen van de boot zoals boegspriet, antennes, trapjes, netten, ladders en vergelijkbare onderdelen niet meegerekend

2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

2.6 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 De hoogte van bouwlagen

Van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de vloer van de erboven liggende bouwlaag.

2.9 De hoogte van een boot

vanaf de waterspiegel tot aan het hoogste punt, ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels en antennes niet meegerekend.

2.10 De hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.11 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 De inwendige nokhoogte

van de bovenkant van de zoldervloer tot het hoogste punt van de binnenkant van de nok.

2.13 De lengte van een boot

tussen de voor- en achterzijde van een boot, waar deze afstand in het horizontale vlak het grootst is bij zijdelingse projectie van de boot op ware grootte, ondergeschikte of in uiterlijk ondergeschikte delen van de boot zoals boegspriet, antennes, trapjes, netten, ladders en vergelijkbare onderdelen niet meegerekend.

2.14 De oppervlakte van een bouwwerk

Het oppervlak van de, op de omtrek van het neerwaarts geprojecteerde bouwwerk op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het op het bouwwerk gebaseerde, bouwwerk.

2.15 De verdiepingshoogte

van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de verdieping.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen en gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Overslag- en bedrijfsactiviteiten tot en met maximaal milieucategorie 4.2 zoals opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten, tenzij ter plaatse anders is aangeduid. Dit met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 onderdeel D van het besluit omgevingsrecht;

Met daarbij behorende:

  1. b. wegen
  2. c. paden
  3. d. verblijfsgebieden
  4. e. groenvoorziening
  5. f. water
  6. g. andere op het bedrijventerrein voorkomende functies en bouwwerken van nautische en/of waterstaatkundige aard

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

3.3 Afwijking van de bouwregels

Bij het afgeven van een omgevingsvergunning voor een afwijking nemen Burgemeester en wethouders de procedureregels in acht, zoals omschreven in artikel 28

Artikel 4 Cultuur En Ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. musea
  2. b. horeca tot en met categorie 1c en 3

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. a. 'evenemententerrein' (ev) zijn tevens, onder voorwaarden, evenementen toegestaan

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn maximaal 10 evenementen per jaar met een maximale duur van 6 dagen per evenement toegestaan.

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. 'havenkantoor
  2. b. 'detailhandel'
  3. c. 'horeca tot en met horecacategorie..Ia tot en met Ic en IIa'.

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. 'bedrijfswoning' (bw) is 1 bedrijfswoning toegestaan;
  2. e. 'horeca tot en met categorie 1d' (h<=h1d) is tevens een hotel toegestaan

met de daarbij behorende

  1. f. paden en wegen;
  2. g. groenvoorzieningen;
  3. h. parkeervoorzieningen;
  4. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende activiteiten ten behoeve van de jachthaven:

  1. a. 'kantoren';
  2. b. 'detailhandel';
  3. c. 'dienstverlening';

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. 'opslag'(op) is uitsluitend opslag van schepen, vaartuigen en ten behoeve van deze opslag behorende hulpmiddelen en hulpconstructies toegestaan ten behoeve van de jachthaven;
  2. e. 'dienstverlening' (dv) is uitsluitend een gebouw ten behoeve van financiële dienstverlening (betaalautomaten etc.) toegestaan.

met de daarbij behorende

  1. f. paden en wegen;
  2. g. groenvoorzieningen;
  3. h. parkeervoorzieningen;
  4. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. e. parkeervoorzieningen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

ter plaatse van de aanduiding:

  1. g. 'nutsvoorziening' (nv), is een nutsvoorziening toegestaan;

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca van categorie..Ia tot en met Ic en IIa'
  2. b. 'dagrecreatie'

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. c. paviljoen (sh-pav) zijn strandpaviljoens toegestaan
  2. d. 'bedrijfswoning' (bw), is een bedrijfswoning toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. e. gebouwen;
  2. f. sanitaire voorzieningen
  3. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

8.3 Afwijkingsbevoegdheid

8.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. speelvoorzieningen;
  5. f. bijbehorende bouwwerken.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  2. b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  3. c. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met het daarbij behorende:

  1. d. recreatief en educatief medegebruik;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. gebouwen;
  4. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

ter plaatse van de aanduiding:

  1. h. 'windturbine' (wt), is een windturbine toegestaan;
  2. i. 'monument' (sba-mon) zijn bouwwerken met een monumentale status toegestaan

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

10.3 Afwijking van de bouwregels

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een afwijking nemen Burgemeester en wethouders de procedureregels in acht, zoals omschreven in artikel 28

10.4 Regels voor werken en werkzaamheden

Artikel 11 Recreatie - Dagrecreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie-dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. 'dagrecreatie'

ter plaatse van de aanduiding:

  1. b. 'activiteitenstrand' (act) is tevens opslag ten behoeve van strandactiviteiten toegestaan
  2. c. 'strandhuis' (shs) zijn van 1 april tot en met 30 september strandhuisjes toegestaan;
  3. d. Bouwwerk geen gebouwen zijnde (sba-bgg) zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan

Met de daarbij behorende:

  1. e. paden
  2. f. water
  3. g. groenvoorzieningen
  4. h. steigers en vlonders
  5. i. strandhuisjes
  6. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. k. hulpposten tbv reddingsbrigade en/of overige hulpdiensten
  2. l. sanitaire voorzieningen

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Specifieke gebruiksregels

11.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd toestemming te geven af te wijken van de gebruiksregels met betrekking tot het toestaan van evenementen onder de volgende voorwaarden:

  1. a. Uit een actueel rapport blijkt dat de natuurwaarde van de natura2000 gebieden en de ecologische hoofdstructuur vanwege het evenement niet worden aangetast.

11.6 Regels voor werken en werkzaamheden

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. 'verblijfsrecreatie';
  2. b. 'dagrecreatie'

ter plaatse van de aanduiding:

  1. c. 'kampeerterrein' (kt) is een kampeerterrein toegestaan, met bijbehorende voorzieningen zoals: sanitair, kantine, winkel, kantoor, dienstwoning en bergingen; ;
  2. d. 'recreatiewoning' (rw) zijn uitsluitend recreatiewoningen toegestaan;

Met de daarbij behorende:

  1. e. paden
  2. f. water
  3. g. groenvoorzieningen
  4. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

12.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. permanente bewoning van recreatiewoningen en kampeermiddelen is niet toegestaan

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van rijkswaterstaatswerken

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. f. 'parkeren' (p) is buiten het zomerseizoen tevens stalling van strandhuisjes toegestaan
  2. g. 'verblijfsgebied' (vb) zijn tevens terrassen toegestaan
  3. h. 'garage' (ga) zijn tevens garages toegestaan
  4. i. 'nutsvoorziening'(nv) is tevens een nutsvoorziening toegestaan.
  5. j. 'fietsenstalling' (sv-fst) is tevens een fietsenstalling toegestaan

met de daarbij behorende:

  1. k. groenvoorzieningen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

13.3 wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3" te wijzigen in recreatie-verblijfsrecreatie voor de bouw van eenheden voor recreatief nachtverblijf mits:

  1. a. Het aantal éénheden niet meer bedraagt dan 10
  2. b. maximum bouwhoogte is 3 m
  3. c. maximum oppervlak per eenheid is 40 m²
  4. d. uit milieuonderzoek blijkt dat dit gebruik geen negatieve effecten heeft op het naastliggende natura2000 gebied en het aardkundig monument

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. 'water'
  2. b. 'waterberging'
  3. c. 'waterweg'
  4. d. 'vaarweg'

ter plaatse van de aanduiding:

  1. e. lichteren (lic), is een lichtervoorziening toegestaan
  2. f. jachthaven (jh) is een jachthaven met bijbehorende voorzieningen zoals een tankstation voor plezierschepen,
  3. g. specifieke vorm van water zandwinput (swa-zwp), zijn activiteiten ten behoeve van zandoverslag toegestaan
  4. h. 'verenigingsleven' (vl) zijn activiteiten ten behoeve van het verenigingsleven toegestaan
  5. i. verkeer' (v) is uitsluitend verkeer toegestaan

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde van waterbouwkundige aard, waaronder oeverbeschoeiingen, (aanleg)steigers en (hulp)middelen voor verkeer te water.

Alsmede voor:

  1. k. gebouwen ten behoeve van: meteorologische meetinstrumenten en nautische hulpmiddelen

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

14.3 Specifieke gebruiksregels

14.4 wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" te wijzigen en de functieaanduiding lichteren te verwijderen op het moment dat de lichterlocatie "Averijhaven" in gebruik is.

Artikel 15 Water - Sluizencomplex

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - sluizencomplex' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Een cluster van activiteiten, ten behoeve van de bedrijfsvoering en het onderhoud van sluizen en gemaal, tot en met maximaal "milieucategorie 3" zoals opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten tenzij ter plaatse anders is aangeduid. Dit met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 onderdeel D van het besluit omgevingsrecht;

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. b. 'verenigingsleven' (vl) zijn activiteiten ten behoeve van het verenigingsleven toegestaan
  2. c. 'verkeer' (v) is uitsluitend verkeer toegestaan
  3. d. 'monument' (sba-mon) zijn bouwwerken met een monumentale status toegestaan
  4. e. 'horeca' is horeca Ia tot en met Ic en IIa toegestaan
  5. f. sluis (sl), is een sluis toegestaan

Met daarbij behorende:

  1. g. wegen
  2. h. paden
  3. i. verblijfsgebieden
  4. j. groenvoorziening
  5. k. informatie voorzieningen
  6. l. water
  7. m. helikopterlandingsplaats
  8. n. andere op het bedrijventerrein voorkomende functies en bouwwerken met een nautische en/of waterstaatkundige relatie

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

15.3 Bouwregels aanduiding verkeer

Voor het bouwen op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', geldt:

15.4 Afwijking van de bouwregels

Bij het afgeven van een omgevingsvergunning voor een afwijking nemen Burgemeester en wethouders de procedureregels in acht, zoals omschreven in artikel 28:

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. 'wonen';

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van uitbouwen en bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1,0 m bedraagt, ten einde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat:

  1. a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. de goothoogte van (delen van) gebouwen minimaal 2m dient te bedragen;

16.4 Afwijking van de gebruiksregels

Artikel 17 Leiding - Gas

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van gasleidingen

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijking van de bouwregels

17.4 Regels voor werken en werkzaamheden

Artikel 18 Leiding - Olie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van olieleidingen

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijking van de bouwregels

18.4 Regels voor werken en werkzaamheden

Artikel 19 Leiding - Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van waterleidingen

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijking van de bouwregels

19.4 Regels voor werken en werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd het behoud van de cultuurhistorische waarden.

20.2 Bouwregels

20.3 Regels voor werken en werkzaamheden

Artikel 21 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding van de primaire waterkering waaronder de kernzone en de binnenbeschermingszone van de waterkering;
  2. b. waterkering ten behoeve van geleiding van verkeer te water

Met de daarbij behorende:

  1. c. waterstaatwerken, zoals taluds, dijken, pieren en (onderhouds)wegen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde van waterbouwkundige aard, zoals duikers, keerwanden, beschoeiingen en kadermuren en andere werken zoals hulpmiddelen voor verkeer te water.

Alsmede voor:

  1. e. meteorologische meetinstrumenten

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden gelden de volgende bepalingen, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid:

21.3 Regels voor werken en werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Bouwregels

23.1 Overschrijding bouwgrenzen

23.2 Monumenten

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - monument' is een monument gelegen als bedoeld in de gemeentelijke of provinciale monumentenverordening, als bedoeld in de Monumentenwet1988 of de werelderfgoedlijst van de Unesco.

Artikel 24 Algemene Gebruiksregels

24.1 Verboden

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmings-omschrijving en de overige regels zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening.

24.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  2. b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  3. c. uitstalling-, opslag,- stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  4. d. seksinrichting;
  5. e. aan huis gebonden bedrijf.

24.3 Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  1. f. vormen van gebruik als bedoeld in artikel 24.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  2. g. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  3. h. het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels is toegestaan;
  4. i. de stalling ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woning behorende grond;
  5. j. Het permanent bewonen van een recreatiewoning voor zover daar door het college een persoonsgebonden beschikking voor is afgegeven

24.4 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning om af te wijken van het bepaalde in artikel 7.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels

25.1 Gebiedsaanduidingen

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning voor afwijking van de regels verlenen van:

a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b. de bestemmingsregels en toestaan dat het verloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;

c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen, met ten hoogste 3,0 m worden overschreden en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft (laatste is facultatief);

Bij de beoordeling van een verzoek om een omgevingsvergunning voor de afwijking van regels wordt rekening gehouden met eerder verleende omgevingsvergunningen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.

Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het in geringe mate wijzigen van het aangeduide bebouwingsvlak en/of de bestemming, mits:

  1. a. de structurele opzet van het plan niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
  2. b. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
  3. c. de bebouwingscapaciteit van het bebouwingsvlak niet meer dan 15% zal worden gewijzigd

Bij de beoordeling van een verzoek om toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt rekening gehouden met eerder gepleegde wijzigingen op basis van dit artikel om te beoordelen of maximale maten en/of oppervlakten al dan niet worden overschreden.

Artikel 28 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit omtrent wijziging, uitwerking, een omgevingsvergunning voor een afwijking, of nadere eis is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing en waarbij door middel van onderzoek is aangetoond dat de afwijking past binnen de regels van de Natuurbeschermingswet en de Wet milieubeheer.

Artikel 29 Strafbepaling

29.1 Verbod strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan, een projectbesluit daaronder begrepen, een beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40, 3.41 of 3.42 van de Wet ruimtelijke ordening, een voorbereidingsbesluit voor zover hierbij toepassing is gegeven aan het derde of vierde lid, een provinciale verordening of een algemene maatregel van bestuur, voor zover hierbij toepassing is gegeven aan artikel 4.1, derde of vijfde lid, onderscheidenlijk 4.3, derde of vierde lid, of een aanwijzing voor zover hierbij toepassing is gegeven aan artikel 4.2, derde lid, onderscheidenlijk 4.4, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening.

29.2 Gedragingen in strijd met regels

Een gedraging in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een krachtens de Wet ruimtelijke ordening verleende omgevingsvergunning is verboden.

29.3 Strafbaar feit

Overtreding van een verbod als bedoeld in het eerste of tweede lid is een strafbaar feit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

30.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 15 gebruik zou kunnen lijden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor één of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen. Dit persoonsgebonden overgangsrecht eindigt bij uitschrijving op het in de lijst bijbehorende adres.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Zeezicht NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 6 juni en 20 juni 2013

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De directe aanleiding om voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen, is gelegen in het feit dat:

  • Diverse vigerende bestemmingsplannen in het gebied ouder zijn dan 10 jaar, waardoor er een wettelijke verplichting tot actualisatie bestaat;
  • Het plangebied uit veel (mini)bestemmingsplannen bestaat en het wenselijk is dit te reduceren tot één bestemmingsplan;
  • De wens bestaat om de bestaande voorschriften en plankaarten te uniformeren en moderniseren zodat er wordt voldaan aan een eenduidige systematiek van globale bestemmingsplannen dat aansluit bij de huidige Wet ruimtelijke ordening.

Voorafgaand aan de concrete onderbouwing van de keuzes die in het Bestemmingsplan Zeezicht zijn gemaakt, wordt stilgestaan bij de juridische plan opzet en de opmaak van de verbeelding van de kaart. Bij het toekennen van bestemmingen aan functies in het plangebied is uitgegaan van de volgende uitgangspunten en overwegingen:

  • Regels mogen slechts worden voorgeschreven in verband met de bestemming en als dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is.
  • Regels dienen niet meer te regelen dan, in verband met de bestemming, strikt noodzakelijk is.
  • Gebodsregels zijn niet geoorloofd; dit heeft te maken met de toelatingsplanologie die het Nederlandse stelsel kenmerkt.
  • De bestemmingen dienen zodanig te worden geprojecteerd dat duidelijk is waar kan worden gebouwd en welk gebruik hierbij is toegestaan.
  • Verbeelding van de kaart, verklaring en regels vormen in juridisch opzicht een eenheid en dienen als zodanig te worden gehanteerd.
  • Het bestemmingsplan dient vergezeld te gaan van een toelichting, welke een onderbouwing geeft aan het bestemmingsplan in zijn geheel; hierin dienen zowel de intenties van het plan als de uitleg van de regels te zijn opgenomen.
  • Het bestemmingsplan is overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008) opgesteld.

Om het plan zo globaal en flexibel mogelijk op te stellen zijn de volgende uitgangspunten toegepast:

  • Regels mogen slechts worden voorgeschreven in verband met de bestemming en als dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is.
  • Regels dienen niet meer te regelen dan, in verband met de bestemming, strikt noodzakelijk is.
  • Gebodsregels zijn niet geoorloofd anders dan in dubbelbestemmingen; dit heeft te maken met de toelatingsplanologie die het Nederlandse stelsel kenmerkt.

1.2 Plangebied

Het plangebied wordt grofweg begrensd door de gemeentegrens met Wijk aan Zee (Beverwijk) in het noorden, het Industrieterrein IJmond in het noordwesten tot aan het Noordzeekanaal, de noordelijke oever van het Noordzeekanaal evenwel met uitzondering van het Hoogovenkanaal, de Hoogovenhaven en de Averijhaven. In het oosten wordt het plangebied begrensd door de Velsertunnel. De zuidgrens wordt gevormd door de zuidoever van het Noordzeekanaal tot aan IJmuiden aan zee. De plangrens wordt langs de woonbebouwing van IJmuiden getrokken. Vanaf de zuidgrens van de woonbebouwing, met inbegrip van het Binnenmeer wordt de grens zuidelijk getrokken tot aan de gemeentegrens met Bloemendaal. In het westen wordt het plangebied begrensd door de gemeentegrens op zee. afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0001.jpg"Het gebied van het "Plan Kustvisie" is meegenomen in dit bestemmingsplan ondanks dat hier ontwikkelingen worden verwacht. De plannen waaraan gewerkt wordt voor dit gebied zijn op dit moment niet concreet genoeg om transformerend op te nemen in het bestemmingsplan. Wanneer meer bekend is over het gebied rond de jachthaven, zal bezien worden op welke wijze daar planologisch medewerking aan kan worden verleend. Voor het zuidelijk deel van Strand Noordpier is op 17 januari 2008 het bestemmingsplan “Strand Noordpier-Zuid” vastgesteld door de gemeenteraad. Na een beroepszaak tegen dit bestemmingsplan bij de Raad van State is dit plan nu onherroepelijk. Dit bestemmingsplan is, met enkele wijzigingen opgenomen in dit bestemmingsplan Zeezicht en wel op die wijze dat voor het hele kustgebied dezelfde planologische regeling geldt.

1.3 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied wordt gekenmerkt door het Noordzeekanaal met bijbehorende pieren. IJmuiden dankt haar ontstaan aan de aanleg van het Noordzeekanaal dat in 1876 gereed kwam. Tussen Rotterdam en Den Helder bestond in die tijd geen andere mogelijkheid om vanuit zee het binnenland te bereiken. Door de aanleg van het kanaal breidden de vissersactiviteiten zich snel uit, ontstond er een haven en ontwikkelde het vissersdorp IJmuiden zich nabij de sluizen. In dezelfde tijd werd aan de noordzijde van het kanaal gebouwd aan het fort, onderdeel van de verdedigingslinie rondom Amsterdam. In de loop der jaren volgden vele verbredingen van het kanaal en aanleg van extra sluizen. Het fort kwam hierdoor op een eiland in het kanaal te liggen en heeft nog steeds een monumentale status. De stranden aan weerszijden van de pieren kregen in de loop der jaren een recreatief gebruik. Door de invloed van de verlenging van de pieren in 1967 ontstond er een speciale stroming waardoor het strand aan de noordzijde zich ontwikkelde tot een zeer aantrekkelijk surfgebied. Aan de zuidzijde van de pieren ontstond, door de aanwas van zand een enorme strandvlakte. Deze locatie kreeg in de jaren '90 een recreatieve invulling met bebouwing rondom jachthaven de Marina. Op initiatief van gemeente Velsen en Seaport is in juni 2006 de Herziene Kustvisie IJmuiden aan Zee vastgesteld. Deze visie heeft specifiek betrekking op het gebied rond de Marina. Doelstelling van de herziening van de kustvisie is om de potenties die het gebied heeft, op toeristisch en economisch vlak maar ook op het gebied van wonen, beter te benutten.

1.4 Doel

Het primaire doel van het nieuwe bestemmingsplan is het geven van een actueel planologisch regime waarin de bouw en gebruiksmogelijkheden van gronden zijn weergegeven.

1.5 Globaal Bestemmen

Buiten het uitvoering geven aan het primaire doel heeft het college in haar collegeprogramma aangegeven globalere bestemmingsplannen te willen maken zodat flexibel met de ruimte kan worden omgegaan zonder dat de rechtszekerheid in het geding is. In bestemmingsplan Zeezicht is dat, onder andere tot uitdrukking gekomen met bij de Horecabestemmingen op het strand. Op de verbeelding is een groot vlak opgenomen en krijgen de paviljoens ruimte hun bedrijfsvoering flexibel in te richten. Ook het sluiscomplex is een goed voorbeeld van globaal bestemmen zodat Rijkswaterstaat voor de bedrijfsvoering niet afhankelijk is van harde bouwvlakken. Op het gehele sluiscomplex mogen bouwwerken tot 8 meter worden gebouwd waarvan het totaal oppervlak niet meer dan 5% van de totale bestemming mag bedragen. De praktijk leert dat in de loop van de tijd er nogal wat tijdelijke bouwwerken op verschillende plekken het sluiscomplex worden neergezet. Dit globale bestemmingsplan geeft hier volop ruimte voor.

1.6 Vigerende Bestemmingsplannen

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0002.jpg"

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

2.1 Vigerende Juridische Kaders

Zoals eerder gemeld bestaat het plangebied uit een groot aantal vigerende bestemmingsplannen die ouder zijn dan 10 jaar (geen actueel planologisch regime) en zelfs één (in omvang groot) stuk waar de bouwverordening van toepassing is.

2.1.1 Uitspraken Kroon en Raad van State

In de tijd hebben voor de verschillende vigerende bestemmingsplannen diverse beroepszaken gediend. Ook de vrijstellingsprocedures die ten behoeve van het gebied hebben plaatsgevonden hebben een geschiedenis van beroepszaken. De uitspraken door de Kroon en de Raad van State zijn:

Op 8 juli 1991 heeft de Kroon een uitspraak gedaan over het zuidelijke deel van de verkeersbestemming IJmuiderslag. De Kroon heeft dit gedeelte van goedkeuring onthouden vanwege een beroep, waarbij appellanten aanvoerden dat de aanwezigheid van dit weggedeelte een verstorende invloed heeft op het aangrenzende rustgebied van het landgoed Midden Heerenduin. Dit weggedeelte is mogelijk al in de jaren 70 van de vorige eeuw aangelegd. In de uitspraak staat voorts dat, met betrekking tot het door appellanten bepleite wegbestemmen van dit weggedeelte, moet worden opgemerkt dat zulks er slechts toe zal leiden dat dit weggedeelte onder het overgangsrecht zou komen te vallen. Het bestemmingsplan bevat echter ook een wijzigingsbevoegdheid voor het aanleggen van een ontsluitingsweg in het kader van de realisering van het toenmalige strandplan, in welk geval de functie van het noordelijke gedeelte van de IJmuiderslag reeds zou veranderen, zou verwacht mogen worden dat het plan een vergelijkbare voorziening bevat voor de mogelijkheid het zuidelijke deel van de rondweg op te heffen.

De motivatie van de Kroon om dit gedeelte van het bestemmingsplan van goedkeuring te onthouden vervalt hiermee en het zuidelijke deel van de IJmuiderslag krijgt de bestemming verkeer, één en ander in overeenstemming met de huidige situatie ter plaatse.

In het bestemmingsplan IJmuiderslag was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een ontsluitingsweg naar het Kennemerstrand te realiseren. Van de wijzigingsbevoegdheid om een ontsluitingsweg naar het Kennemerstrand aan te leggen is gebruik gemaakt. Het college heeft hiervoor in november 1999 een wijzigingsplan vastgesteld. Dit plan is door de Raad van State vernietigd. Dit zal in dit bestemmingsplan niet meer worden opgenomen (vanwege de natura2000 status rondom is dit niet mogelijk).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In het plangebied hebben we te maken met beleid, beleidsregels en wetten van alle vijf de bestuurslagen te weten: Europees, Nationaal, Provinciaal, Lokaal en van de Waterschappen. Daarnaast ligt in het plangebied een monument (forteiland) dat op de werelderfgoedlijst van de Unesco staat en daarmee ook een mondiale beleidsregel van toepassing is op het plangebied. De bestaande grote diversiteit aan (elkaar bijtende) functies in het gebied maakt een goede toets aan dit beleid noodzakelijk evenals een goed gemotiveerde keuze voor het toestaan van de geïnitieerde beoogde ontwikkelingen. In de volgende paragrafen is per bestuurslaag een kleine uiteenzetting gegeven van vigerend beleid dat relevant is voor dit gebied.

3.2 Mondiaal Beleid

3.2.1 Unesco werelderfgoed

Het forteiland is onderdeel van de Stelling van Amsterdam en heeft als zodanig de status van werelderfgoedmonument. De Commissie voor het Werelderfgoed heeft in 1996 besloten de Stelling van Amsterdam op te nemen op de Lijst van het Werelderfgoed op basis van culturele criteria. De Commissie stelde vast dat de Stelling uitzonderlijke universele waarden vertegenwoordigt als buitengewoon voorbeeld van een uitgebreid samenhangend verdedigingssysteem uit de moderne tijd, dat intact en goed bewaard is gebleven sinds het eind 19de eeuw werd gebouwd. De Stelling is ook opmerkelijk door de unieke manier waarop het Nederlandse vernuft voor waterbouwkunde is opgenomen in de verdediging van de hoofdstad van het land.

Deze status heeft formeel geen juridische waarde. Als het object niet meer aan de criteria voldoet dan wordt het forteiland van de lijst afgehaald. De status heeft met name een economisch toeristische waarde. Vanwege de status van werelderfgoed heeft de provincie in haar provinciale ruimtelijke verordening het forteiland opgenomen als onderdeel van de nationale en metropolitane landschappen onderdeel unesco-werelderfgoed, waarvoor in het bestemmingsplan regels moeten worden opgenomen. Op basis hiervan heeft het forteiland de dubbelbestemming "waarde-cultuurhistorie" gekregen.

3.3 Europees Beleid

3.3.1 Natura2000

Als uitwerking van de in 1992 door de raad van de Europese gemeenschap vastgestelde richtlijn inzake instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, en de door de raad van de Europese gemeenschap in 2004 vastgestelde lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio, heeft onze minister een ontwerp besluit genomen om het gebied Kennemerland-Zuid aan te wijzen als natura2000 gebied. Hiermee krijgt dit gebied de status van speciale beschermingszone ten behoeve van habitat typen opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting. In Hoofdstuk 5.6.2 wordt nader ingegaan op de consequenties van dit besluit op het bestemmingsplan en hoe de speciale bescherming op planologische wijze is ingepast.

3.4 Rijksbeleid

3.4.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de StructuurVisie Infrastuctuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Met het vaststellen hiervan komt de "Nota Ruimte" en de "Nota Mobiliteit" te vervallen. Grondslag van het nieuwe neergelegde ruimtelijke beleid is: regel de ruimtelijke ordening decentraal tenzij.... Wat in de oude nota ruimte als Noordvleugel was bestempeld is in de SVIR in iets gewijzigde contour Metropoolregio Amsterdam genoemd. Opgaven van nationaal belang, die een relatie met Velsen hebben, zijn:

  • Het ruimtelijk mogelijk maken van de Zaan-IJ-oevers in Amsterdam (binnenstedelijke gebiedsontwikkeling: ontwikkelen aantrekkelijk woon-werkmilieu) samen met ander overheden;
  • Versterking van de waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma) en meerlaagse veiligheid (inrichting);
  • Het verzorgen van een adequate zeetoegang van de IJ-mond (Zeesluis IJmuiden);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV);
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de natura2000 gebieden.

Vanwege het neerleggen van meer verantwoordelijkheid bij de decentrale overheden heeft veel ruimtelijk beleid dat in het verleden is vastgesteld nu geen betekenis meer. Bijvoorbeeld het begrip Rijksbufferzones (waarvan het gebied Spaarnwoude er één was) bestaan niet meer. De provincies en gemeenten hebben de vrijheid gekregen het beschermende regime op dit soort grote recreatiegebieden los te laten en het in te richten naar eigen goeddunken.

In aanvulling op de woningnota "Mensen, wensen, wonen" is in het SVIR opgenomen dat het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam een grote ruimtedruk kent. De regio staat voor een forse woningbouwopgave, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het gebied van de Noordvleugel (exclusief het Utrechtse deel) is er tot 2040 een vraag naar bijna 320.000 extra woningen om in de groei van het aantal huishoudens te voorzien. Tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen (tot 2040 bijna 140.000 woningen).

Over het Noordzeekanaalgebied: Gezien de potentiële groei van de Amsterdamse haven is er druk op de bestaande ruimte. Om die potentiële groei te faciliteren doen rijk en regio onderzoek om te bekijken of inbreiding volstaat of dat uitbreiding nodig is. Voor 2015 komen rijk en regio met een integrale visie op de Amsterdamse haven waarbij zij alle aanwezige belangen waaronder economie en cultureel erfgoed afwegen.

3.4.2 Nationaal waterplan

Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het nationaal waterplan heeft geen consequenties voor de ruimtelijke ordening.

3.4.3 Kaderrichtlijn Water

Deze EU-regelgeving heeft rechtstreekse werking. De Kaderrichtlijn water heeft betrekking op de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater. De Kaderrichtlijn gaat uit van een stroomgebiedbenadering en neemt ecologische waterkwaliteit als invalshoek. De Kaderrichtlijn water stelt (verplichte) doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. In 2009 zijn de stroomgebiedsbeheerplannen vastgesteld.

3.4.4 Rijksbeleid met betrekking tot ecologie

In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, natura2000 genaamd (zie paragraaf 3.3.1). Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Flora- en faunawet. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de Natuurbeschermingswet. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Ruimtelijke plannen als bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In paragraaf 5.6 is het ecologische beleid uit de Nota aangehaald.

3.5 Provinciaal Beleid

3.5.1 Werelderfgoed

In de provinciale ruimtelijke verordening is opgenomen dat ter uitvoering van de regeling in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AmvB Ruimte) en de opdracht aan provincies in de verordening hiervoor regels op te nemen zijn in dit artikel de in Noord-Holland gelegen Nationale Landschappen begrensd en zijn de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen en de Uitzonderlijke Universele Waarden van de UNESCO-werelderfgoederen in Noord-Holland vastgelegd. In artikel 21 van de provinciale verordening is aangegeven dat de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen en de Uitzonderlijke Universele Waarden van de UNESCO-werelderfgoederen worden opgenomen in de Beleidsnota Landschap en Cultuurhistorie, die de provincie zal opstellen.

Voor de werelderfgoederen “De Beemster” en “De Stelling van Amsterdam” geldt, dat naast de regels opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de regels die voortvloeien uit de Convention Concerning the Protection of the World Cultural and Natural Heritage en de Operational Guidelines for the Implementation of the World Heritage Convention aan de orde blijven. Dit betekent onder meer, dat uit de Guidelines komende procedures inzake rapportage over en monitoring van de instandhouding van de uitzonderlijke universele waarden en eisen inzake de authenticiteit en integriteit van de werelderfgoederen van toepassing zijn.

In het bestemmingsplan dienen regels te worden opgenomen ten behoeve van het behoud of versterking van de kernkwaliteiten van het betreffende Nationale Landschap en/ of het behoud of versterking van de Uitzonderlijke Universele Waarden van het betreffende werelderfgoed zoals omschreven in de Beleidsnota Landschap en Cultuurhistorie

Een bestemmingsplan mag uitsluitend voorzien in nieuwe functies en uitbreiding van de bebouwing van bestaande functies binnen de gebieden als bedoeld in artikel 20 voorzover deze geen significant negatieve effecten kunnen hebben op de kernkwaliteiten en/of Uitzonderlijke Universele Waarden, als bedoeld in de beleidsnota genoemd in artikel 15 lid 2. 16 februari 2010 PRVS

In aanvulling op het gestelde in het eerste lid bevat het bestemmingsplan geen bestemmingen en regels die voorzien in:

a. een grootschalige stads- of dorpsontwikkelingslocatie of glastuinbouwlocatie dan wel een grootschalig bedrijventerrein of infrastructuurproject;

b. een project dat, of een activiteit die, de uitgewerkte uitzonderlijke universele waarden van het Unesco-werelderfgoed “De Beemster” of het Unesco-werelderfgoed “De Stelling van Amsterdam”, aantast of doet verdwijnen.

3.5.2 Structuurvisie provincie Noord-Holland

In de structuurvisie en de daaruit volgende provinciale ruimtelijke verordening (hierna PRV genoemd) is het provinciale beleid voor de kuststrook uiteen gezet. De provincie staat voor het verlengen van het toeristische seizoen en het verbreden van het toeristische product. In de verbeelding van de PRV is opgenomen dat in ieder geval op de plekken van de huidige strandpaviljoens in Velsen, de horecapaviljoens jaarrond opengesteld mogen worden.

3.5.3 Provinciaal Verkeers en Vervoerplan (2007)

In het Verkeers- en Vervoersplan wordt ingezet op een betrouwbare reistijd. In de provinciale aanpak staat centraal dat de bestaande vervoersnetwerken zo goed mogelijk worden benut, zowel afzonderlijk als in hun samenhang. De reiziger moet het gemakkelijk worden gemaakt om de voor hem beste combinatie van vervoersopties te gebruiken.

Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen dient duidelijk te worden gemaakt hoe de bereikbaarheid wordt vormgegeven. De bereikbaarheid moet gegarandeerd zijn alvorens tot ontwikkeling kan worden overgegaan.

3.5.4 Provinciaal waterplan 2010-2015

Klimaatbestendig waterbeheer is het thema van het vierde provinciale waterplan. Het Waterplan geeft voor de provincie, partners en belanghebbenden duidelijkheid over provinciale strategische waterdoelen tot 2040 en onze acties tot 2015. Provinciale strategische waterdoelen zijn:
• De provincie waarborgt met waterschappen en Rijkswaterstaat voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico’s via het principe: preventie (het op orde houden van de waterkeringen met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit), gevolgschade beperken (bijvoorbeeld waterbestendig bouwen daar waar nodig) en rampenbeheersing (bijvoorbeeld goede vluchtroutes en informatievoorziening).
• De provincie zorgt samen met waterschappen, gemeenten en Rijkswaterstaat dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. De provincie versterkt het watersysteem en de beleving van het water door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie.

• De provincie zorgt samen met gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat en drinkwaterbedrijven voor schoon en voldoende water. De provincie doet dat door een kosteneffectief en klimaatbestendig grond- en oppervlaktewatersysteem.
• De provincie zorgt samen met gemeenten, waterschappen en belanghebbenden voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem. Daarbij hanteren we integrale gebiedsontwikkeling.

3.5.5 Provinciaal milieubeleidsplan Noord-Holland

In het Provinciaal Milieubeleidsplan staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn.

Het biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen.

Voor de provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen.


Het actuele milieubeleid van Noord-Holland is gebaseerd op het Milieubeleidsplan 2002-2006 'Waar een wil is, is een weg'. In september 2006 heeft Provinciale Staten besloten tot het verlengen van de geldingsduur van het huidige Provinciale Milieubeleidsplan tot oktober 2008.

Met dit plan wil de provincie bijdragen aan:

  • Het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid
  • Duurzaam produceren en consumeren
  • Vergroten van de kwaliteit van de leefomgeving
  • Hierbij wordt prioriteit gegeven aan:
  • Bodemsanering en de uitvoering baggerprogramma's
  • Regie op handhaving
  • Duurzame energie
  • Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)

Prioriteiten bij de uitvoering van het PMP

Kwaliteit van de leefomgeving vormt een centraal thema in het programma. Dit betekent dat hieraan prioriteit wordt gegeven en dat de doelstellingen voor de thema's lucht, geluid en externe veiligheid, die in belangrijke mate bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving, uit het Milieubeleidsplan worden gerealiseerd.

Aan de duurzaamheidthema's energie, duurzaam ondernemen en duurzame mobiliteit wordt aandacht gegeven bij de reguliere advisering bij ontwikkelingslocaties. De doelstellingen voor het thema natuur en landschapskwaliteit sluiten aan bij de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en zijn tevens in lijn met landelijk beleid. De doelstellingen voor het thema bodem sluiten aan bij het landelijk beleid (Nationaal Milieubeleidsplan 4). Voor het thema afval zijn de activiteiten en de doelstellingen gericht op preventie en tevens gericht op de nuttige toepassing (hergebruik) van herbruikbaar afval. De provinciale doelstellingen en activiteiten omtrent het thema water worden in overleg met regionale waterbeheerders uitgewerkt in deelstroomgebiedvisies en deelstroomgebiedplannen.

Milieubeleidsplan 2009-2013

Op 31 maart 2009 is het ontwerp-Provinciaal Milieubeleidsplan voor de periode 2009-2013 vastgesteld door Gedeputeerde Staten en vrijgegeven voor inspraak. Najaar 2009 wordt een definitief plan aan Provinciale Staten voorgelegd ter goedkeuring.

Het nieuwe Milieubeleidsplan moet eind 2013 leiden tot het bereiken van de Europese en nationale milieunormen. Het plan heeft twee overkoepelde doelen: het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, het stimuleren van duurzame ontwikkeling, zonder afwenteling van milieubelasting. De provincie stelt tweejarige uitvoeringsprogramma's op (2010-2011 en 2012-2013) waarin de uitvoering van dit het nieuwe Milieubeleidsplan meer in detail wordt vastgelegd.

3.6 Waterschapsbeleid

Het is vaste rechtspraak dat ge- en verboden in een bestemmingsplan uit een andere bron dan de ruimtelijke ordening, niet thuishoren in de planregels van een bestemmingsplan. Voor begrenzing van gebruiksmogelijkheden van bijvoorbeeld strandexploitanten heeft hebben de waterschappen regels gesteld die niet één op één in het bestemmingsplan (mogen) worden opgenomen. Gebruikers van het strand en gronden in de directe omgeving van de kust en primaire waterkeringen wordt aangeraden om naast de gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt bij het betreffende Hoogheemraadschap informatie in te winnen over het gebruik.

In het gebied zijn 3 bevoegde gezagen als het om water gaat. De waterschappen Hollands Noorderkwartier en Rijnland voor respectievelijk de noord- en zuidkant van het Noordzee kanaal en Rijkswaterstaat voor het Noordzee kanaal. Het is de taak van het waterschap om, volgens landelijk vastgestelde normen, veiligheid te bieden aan het achterland. De norm voor de vereiste veiligheid tegen overstroming is de gemiddelde kans per jaar op overschrijding van de hoogwaterstand waartegen de primaire waterkering bestand moet zijn. Voor dijkringgebied 13 (grofweg het gebied achter de Reyndersweg boven het Noordzee kanaal) geldt een norm van 1:10.000 jaar. Dijkring 14, het gebied van het Hoogheemraadschap Rijnland kent tevens een overstromingsnorm van 1:10.000 jaar.

3.6.1 Hoogheemraadschap Rijnland

Het beleid van het Hoogheemraadschap Rijnland met betrekking tot de kust is verwoordt in de Kustnota. Hierin is het volgende opgenomen.

Naar verwachting zullen door stijging van de zeespiegel en door bodemdaling in de toekomst hogere eisen aan de waterkeringen worden gesteld, resulterend in een groter ruimtebeslag. De keur van het hoogheemraadschap voorziet hier reeds in door naast de kernzone ook een beschermingszone en een buitenbeschermingszone te onderscheiden

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0003.png"

De grenzen hiervan liggen vast in de legger van Rijnland.

  • Kernzone: de zone die de minimale vereiste veiligheid moet bieden;
  • Beschermingszone: de zone die een ruimtereservering aangeeft behorende bij een mogelijke zeespiegelstijging over 200 jaar;
  • Buitenbeschermingszone: de zone waarin geen activiteiten mogen plaatsvinden die de stabiliteit van de waterkering kunnen aantasten.

Het hier beschreven bouwbeleid van het hoogheemraadschap is gericht op:

Alle bouwactiviteiten in de kern- en (buiten-)beschermingszone van de primaire waterkeringen.

Via het bouwbeleid streeft het hoogheemraadschap naar een situatie

waarin:

  • Bestaande constructies niet van invloed zijn op het waterkerend vermogen en de stabiliteit van de kering.
  • Nieuwe constructies niet van invloed zijn op het waterkerend vermogen van een harde kering en, in geval van de duinen, de natuurlijke processen van verstuiving, erosie en afslag niet nadelig beïnvloeden.
  • Bestaande en nieuwe constructies toekomstige en wenselijke geachte versterkingen van de waterkering niet in de weg staan.
  • Constructies geen belemmering vormen voor het uitoefenen van de dagelijkse zorg voor de kering.
  • In alle bestemmingsplannen aan de gebieden behorend tot een kernen beschermingszone de functie ‘waterstaatswerk’ is toegekend.

Het beheer van het hoogheemraadschap is er dan ook op gericht:

  • In brede duingebieden de minimaal benodigde hoeveelheid zand in het duinprofiel te handhaven.
  • Ruimte te geven aan processen die van nature voorkomen in het duingebied, zoals verstuiving, aangroei en afslag van de duinvoet en de eerste duinenrij in brede duingebieden.
  • Beperkte groei en afslag ter hoogte van kustplaatsen en smalle duinenrijen de ruimte te geven.
  • Activiteiten die hierop een inbreuk maken zoveel mogelijk tegen te gaan.

Bij toepassing hiervan is het mogelijk dat:

  • De waterkeringen, mits verenigbaar met het veiligheidsbelang, ruimte bieden voor wonen, werken, natuur en recreatie;
  • De huidige LNC-waarden (Landschappelijke, Natuur en Culturele waarden) van de kering in stand gehouden worden

In bijlage 4 Beleidsregels Rijnland zijn alle beleidslijnen van Rijnland voor het strand opgenomen

3.6.2 Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

De bovenstaande doorsnede is ook van toepassing en vastgesteld in de legger "Zandige Kust" van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

3.7 Gemeentelijk Beleid

3.7.1 Visie op Velsen 2025

In deze visie ligt het accent op kennisrijke industrie: doorontwikkelde bestaande industrieën en initiatieven (kennisintensief worden van haven en staal, offshore-industrie), ontwikkeling van kenniscentra op deze terreinen en ontwikkeling van nieuwe werkgelegenheid op het gebied van duurzame energie (waterenergie) en samenwerking met wetenschappelijke instituten op deze terreinen. Spin-off is de ontwikkeling van IJmuiden tot een stad met een metropool karakter, aantrekkelijk als dynamische haven en avontuurlijke kustplaats.

Met betrekking tot dit bestemmingsplan komen met name de economische pijlers van Velsen aan bod die zijn gericht op innovatie op het gebied van wind- en waterenergie en duurzaamheid en op maritiem ecologisch onderzoek. De visie op het strand is dat het strand volledig wordt uitgenut en een populaire plek voor ontspanning is voor degenen die even aan de stad willen ontvluchten, zowel voor zonnebaders en gezinnen als voor de actieve beoefenaars van wind- en watersport.

3.7.2 Structuurvisie Velsen (2015)

De structuurvisie Velsen 2015, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2005, heeft als doel een actueel en samenhangend kader te scheppen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente tot aan 2015. Het is een ruimtelijke vertaling en een verdere uitwerking van de toekomstvisie 2010. Het programma dient te leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de leefkwaliteit. De nota spitst zich toe op de vraag waar de verdere verstedelijking van Velsen plaats kan vinden en hoe dit moet gebeuren. Het plangebied is opgenomen als ontwikkellocatie. Zowel bij de uitleggebieden als bij de herstructurering van bestaande gebieden geldt dat de wezenlijke kwaliteiten en de leefbaarheid niet aangetast mogen worden. De belangrijkste ruimtevraag voor de gemeente Velsen ligt op het gebied van wonen.

Om aan de huidige en toekomstige woningvraag te voldoen moet de samenstelling van de voorraad drastisch worden gewijzigd en dient er tevens een kwantitatieve toevoeging plaats te vinden. De ruimte hiervoor is zeer beperkt. Uitleggebieden zijn er nauwelijks. In dit bestemmingsplan komen deze uitleggebieden niet voor in deze planperiode.

Gegeven de discussies in de raad en het vaststellen van de Visie op Velsen 2025 zal een actualisatie van de Structuurvisie Velsen nodig zijn. Op het moment van in procedure brengen van het voorontwerp van dit bestemmingsplan wordt de Visie op Velsen 2025 uitgewerkt in strategische visie's wonen, werken en leven. Deze strategische visie's zullen ruimtelijk worden vertaald naar een nieuw op te stellen Structuurvisie.

3.7.3 Woonvisie

In de woonvisie beschrijft de gemeente welke resultaten men wil bereiken op het gebied van wonen in de periode tot 2015. Verschillende nota's die op rijks- en provinciaal niveau zijn verschenen hebben als input gediend. Geconstateerd wordt dat er meer behoeft is aan keuzevrijheid en kwaliteit. Niet alleen kwaliteit van de woning, maar ook aan kwaliteit van de woonomgeving. In de woonvisie wordt voorts geconstateerd dat er gelet op de bouwopgave van 2200 woningen voor de periode tot 2015, creatief en economisch met de ruimte moet worden omgesprongen. Dit betekent dat er op sommige plekken de hoogte ingegaan moet worden om op andere plekken de bouw van grondgebonden woningen mogelijk te maken. In dit voorliggende bestemmingsplan kunnen vanwege de functies die van oorsprong in het plangebied liggen niet tegemoet worden gekomen aan uitbreiding van het woningareaal in de richting die in de woonvisie is beschreven.

3.7.4 Archeologie en Monumentenbeleid

Op 3 februari 2005 heeft de gemeenteraad de beleidsnota Monumentenzorg Velsen vastgesteld. De beleidsnota geeft de visie van de gemeente op de monumentenzorg weer. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonisch en cultuurhistorisch erfgoed, in samenspel met rijk, provincie en particulieren. Het gaat nadrukkelijk om cultuurhistorisch en/of architectuurhistorisch waardevolle objecten, cultuurhistorisch groen en objecten en structuren van historisch-geografische betekenis en bebouwingsstructuren. In verband met het voeren van het integraal gemeentelijk beleid is het van belang dat er een goede afstemming plaatsvindt tussen diverse gemeentelijk disciplines. Cultuurhistorie wordt als vast onderdeel betrokken bij planontwikkelingen en –uitvoering. In paragraaf 5.8 wordt specifiek ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van het plangebied.

3.7.5 Verkeersbeleid

In het Lokaal Verkeer- en Vervoersplan 2004 (LVVP) zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid.

Voldoende parkeergelegenheid voegt extra kwaliteit toe aan woningen en voorkomt parkeerproblemen, zowel nu als in de toekomst. Op 17 december 2009 is door de Velsense Gemeenteraad de notitie 'Parkeernormen Gemeente Velsen 2009' vastgesteld. Hierin is een overzicht opgenomen van het aantal parkeerplaatsen dat in Velsen gerealiseerd dient te worden bij nieuwbouw, uitbreiding of functiewisseling. De mogelijkheid bestaat dat de Velsense Gemeenteraad tijdens de looptijd van dit Bestemminmgsplan de parkeernormen aanpast.

3.7.6 Milieubeleid

In het milieubeleidsplan 2008-2012 is aangegeven dat de beschikbare ruimte zo efficiënt mogelijk gebruikt dient te worden. Waar mogelijk wordt meervoudig ruimtegebruik toegepast, waarbij ondergronds bouwen, gestapeld bouwen en het combineren van functies belangrijke elementen zijn. Bij het herinrichten van terreinen dan wel bij uitbreidingswensen wordt uitgegaan van het mengen van functies als wonen, detailhandel, horeca en niet hinderlijke bedrijvigheid. Binnen de gemeente is in navolging van de milieuvisie een beleidsplan duurzaam bouwen vastgesteld. In dit beleidsplan worden de ambities beschreven op het gebied van duurzaam bouwen in relatie tot bouwprojecten en de openbare ruimte. Het toepassen van meervoudig ruimtegebruik is één van de ambities.

3.7.7 Groenbeleid

Het plan, Ruimte voor Groen genaamd, vervangt het groenstructuurplan. De gemeenteraad heeft dit in 2009 vastgesteld. De bijbehorende groenclassificatiekaarten betreffen het stedelijk groen en zijn niet van invloed geweest op bestemmingskeuzes van het bestemmingsplan Zeezicht.

3.7.8 Economisch beleid

Economische Agenda 2011-2014

In deel III van de economische agenda 2011-2014 wordt het collegeprogramma 2010-2014 vertaald naar de toeristische en recreatieve agenda van Velsen. De drie stranden van de gemeente Velsen vormen een belangrijk onderdeel van deze agenda. De kust is ook het belangrijkste bezoekmotief voor (dag)toeristen. De relevante zaken die in de agenda worden genoemd zijn:

  • Geef ondernemers de ruimte om te kunnen ondernemen o.a. door; regelgeving waar mogelijk te verminderen, termijnen te verkorten en bestemmingen te globaliseren.
  • Onderschat het commerciële belang van recreatie niet en koppel het vaker aan horeca.
  • Ontwikkel de stranden verder voor wind- en watersport en houd daarbij vast aan de verschillende profielen per strand.
  • Uitbreiden en verbreden verblijfsmogelijkheden, als acties staat o.a. aangegeven: Onderzoeken of in het nieuwe bestemmingsplan ruimte geboden kan worden aan toeristisch overnachten op het strand.
  • Hét avontuurlijke strand van de metropoolregio Amsterdam; globaler bestemmen zodat de ondernemers op nieuwe ontwikkelingen en trends in kunnen spelen en het seizoen verlengd kan woorden, realisatie kustvisie 2006.
  • in het nieuwe bestemmingsplan ruimte bieden voor wind en watersportlocaties van waaruit les kan worden gegeven en spullen kunnen worden opgeslagen.
  • Cultuurhistorisch erfgoed behouden en toeristisch beter benutten; behoud van historisch erfgoed door ontwikkeling.

Het bestemmingsplan Zeezicht geeft uitvoering aan deze agenda door:

  • Globaler te bestemmen, dus geen bouwvlak per horecavestiging maar per cluster. De functie horeca is breder geworden.
  • Horeca een vaste plaats op het (recreatie)strand te geven met op de scheiding tussen activiteitenstrand en recreatiestrand mogelijkheden voor opslag van materialen ten behoeve van strandactiviteiten
  • De activiteitenstranden worden zo veel mogelijk vrijgehouden van bebouwing

Horecanota 2009

De centrale doelstelling van de horecanota is:'Het bevorderen van een zodanige ontwikkeling van de horeca dat deze de attractie en leefbaarheid van het wonen, werken en verblijven in de gemeente Velsen versterkt'.

Horecabeleid 2008-2015: Strand IJmuiden aan Zee en Kennemerboulevard:

  • De Kennemerboulevard en omgeving ruimte bieden voor het genoemde programma (Kustvisie IJmuiden aan Zee 2006). Op het moment dat de kustvisie wordt gerealiseerd vervalt het horecaconcentratiegebied in het kader van de wet milieubeheer voor de Kennemerboulevard.
  • Voor het strand ruimte bieden aan de schaalvergroting voor de strandpaviljoens. Ook na realisatie van de kustvisie zal het horecaconcentratiegebied hier in stand blijven.

Het strand bij de Noordpier is vanaf 1996 in ontwikkeling gekomen als unieke locatie voor wind en watersporters. Nu zijn er drie paviljoens (waarvan 1 wind- en watersportcentrum) in het seizoen gevestigd en het hele jaar door een restaurant nabij de pier. In het Bolwerk langs de Reyndersweg is ondersteunende horeca gekoppeld aan de culturele functie. Voor de paviljoens op het strand wordt jaarrond exploitatie nagestreefd door de gemeente.

Horecabeleid 2008-2015: Uitbreiding bestaande horeca mogelijk ter ondersteuning van de lokale winkel- en woonfunctie en de versterking van het toerisme. In principe geen nieuwe vestiging.

Evenementenbeleid in Velsen

In 2007 is een uitnodigend evenementenbeleid vastgesteld door het college en de Raad. In het voorwoord staat opgenomen: Onze ambitie is Velsen en IJmuiden aan Zee beter op de kaart te zetten. Met het profiel van een veelzijdige gemeente met een ruim breed strand gecombineerd met de havens, sluizen en pieren waar het hele jaar door wat te doen is. Evenementen die bijdrage aan deze profilering en aan seizoensverlenging willen wij stimuleren.

Met het uitnodigende beleid worden de volgende doelen nagestreefd: het vergroten van de economische spin off van evenementen, Velsen/ IJmuiden aan Zee beter op de kaart zetten met behulp van evenementen, de profilering van Velsen/ IJmuiden aan Zee versterken met behulp van evenementen en het zomerseizoen te verlengen door evenementen buiten het seizoen te stimuleren.

Het brede strand van Velsen wordt als een van de evenementenlocaties genoemd.

3.7.9 Windturbinebeleidsplan

De doelstelling van het gemeentelijke windturbinebeleidsplan is meerledig. De belangrijkste voor dit bestemmingsplan zijn:

  • De te plaatsen turbines moeten, op diverse schaalniveaus, een duidelijk herkenbare samenhangende ruimtelijke structuur vertonen. Er wordt hiervoor een ruimtelijk kader geschetst waarbinnen de plaatsing van windturbines mogelijk is. Lokaties en minimum en maximum masthoogten worden aangegeven.
  • Verankering in relevante bestemmingsplannen bij actualisering en in de structuurvisie

In het windturbinebeleidsplan wordt het Noordzeekanaal als belangrijkste ‘drager’ voor de opstelling van windturbines op land uit het regionale toetsingsplan overgenomen. Wat niet terugkomt is de noord-zuid gerichte accentuering van de tunnels en rijkswegen, omdat dit in de ogen van de gemeente afbreuk doet aan de herkenbaarheid en continuïteit van de lijnopstelling langs het Noordzeekanaal

De locaties waar binnen de gemeente Velsen medewerking kan worden verleend aan de plaatsing van windturbines vallen feitelijk in drie deellocaties uiteen:

  • het Noordzeekanaal
  • de Reyndersweg
  • een clusteropstelling binnen de gemeentelijke wateren van de Noordzee ten noorden van het Noordzeekanaal

De gemeente Velsen kiest ervoor om de windturbines op de noordoever van het Noordzeekanaal te plaatsen. Het kanaal is een zeer sterke en belangrijke as in het landschap. Door middel van windturbines kan deze lijn verder worden geaccentueerd. De herkenbaarheid en ligging van het kanaal in het gebied zal toenemen, ook van ver af. Windturbines passen bij de schaal van dit gebied en de daar gelegen bedrijventerreinen.

De kustlijn kan worden geaccentueerd door langs de Reyndersweg een tweede lijnopstelling mogelijk te maken. Tussen de meest westelijke windturbine aan het kanaal en de turbines aan de Reyndersweg dient hemelsbreed tenminste 1000 meter afstand aangehouden te worden. Dit in verband met de gewenste landschappelijke loskoppeling van de turbines evenwijdig aan het kanaal en de windturbines evenwijdig aan de Noordzeekust. Deze lijnopstelling kan worden voortgezet tot aan de gemeentegrens met Beverwijk. Op ongeveer 1 kilometer ten noorden van de noordpier ligt de primaire zeekering aan de westzijde van de Reyndersweg. Hiermee dient bij eventuele plaatsing van windturbines rekening gehouden te worden.

Uitgangspunt bij de plaatsing van windturbineparken dient te zijn dat het landschap duidelijker leesbaar en begrijpbaar wordt. Bij het plaatsen van windturbineparken in groepen of lijnen is het niet alleen belangrijk dat de plaats van de turbines aansluiting vindt bij het onderliggende landschap. Ook belangrijk is de verhouding tot het totale landschap en andere windturbineparken in de omgeving. De diverse parken dienen de ruimtelijke structuur te verduidelijken, te versterken. Voorkomen moet worden dat te veel verschillend georiënteerde windturbineparken in elkaars nabijheid de verschijningsvorm en karakteristiek van het landschap aantasten.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Stedenbouwkundige Aspecten

In het plangebied worden kleine nieuwe ontwikkelingen/uitbreidingen mogelijk gemaakt. De stedenbouwkundige uitgangspunten voor ontwikkelingen binnen dit bestemmingsplan zijn vastgelegd op de verbeelding veelal middels bouwvlakken. De welstandsaspecten worden beschreven in de Welstandsnota van de gemeente Velsen.

Op de hoofdstructuur van het Noordzeekanaal na is er in het plangebied weinig sprake van specifieke stedenbouwkundige structuren. Desondanks spelen er een aantal ontwikkelingen in het gebied waarbij het van belang is om tot een goede landschappelijke inpassing te komen. In dit kader wordt hieronder kort aangegeven welke aspecten bij de diverse ontwikkelingen van belang zijn voor de landschappelijke inpassing.

4.1.1 Windturbines

Voor de positionering van windturbines is het Windmolenbeleidsplan opgesteld. Hoewel er door de raad op 13 januari 2011 een voorstel is aangenomen om voor wat betreft de genoemde hoogtes van winturbines af te wijken van dit beleid blijft de visie om uit te gaan van enkele lijnopstellingen van toepassing. De locaties van deze lijnopstellingen betreffen voor dit plangebied de lijn van de Reyndersweg en de lijn van het Noordzeekanaal (zie kaartje windmolenbeleidsplan). Op basis daarvan worden op die locaties de plaatsing van windturbines mogelijk gemaakt. Door uit te gaan van een duidelijke lijnopstelling ontstaat er een eenduidig beeld in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0004.png"

4.1.2 Strandroutes

Het verbeteren van de aantrekkelijkheid van de hoofdroutes naar het strand zoals de Reyndersweg en de Dokweg is een uitgangspunt dat zowel economisch/toeristisch als landschappelijk gezien gewenst is. Momenteel wordt hier hard aan gewerkt door de herinrichting van de Kromhoutstraat. In het verlengde hiervan is de behandeling van het entreegebied van de Marina een belangrijk aandachtsgebied (zie ook Plan Kustvisie). Ook bij het Noorderstrand is het van groot belang dat er bij toekomstige ontwikkelingen zoals de plaatsing van windmolens en het herinrichten van de Averijhaven gekozen wordt voor een inrichting die niet ten koste gaat van de aantrekkelijkheid van het gebied.

4.1.3 Strandbebouwing

Naast strandpaviljoens wordt er in het plangebied opslag voor strandactiviteiten mogelijk gemaakt. De uitstraling van deze bebouwing is van invloed op de aantrekkelijkheid van het strandgebied. Voor de paviljoens wordt in het bestemmingsplan uitgegaan van een goot/nokhoogte. Dit om te stimuleren dat de paviljoens gebruik gaan maken van een kap omdat dit het aanzicht op het daklandschap bij de entree's van het strand ten goede komt. Voor opslag wordt in de praktijk vaak gebruik gemaakt van containers. Door deze eenzelfde terughoudende kleur te geven en ze zoveel mogelijk op te nemen in het duinlandschap wordt verrommeling van het strand voorkomen.

In het plangebied worden bovenstaande nieuwe ontwikkelingen/uitbreidingen mogelijk gemaakt.

4.2 Bedrijven

4.2.1 Kennemmerboulevard

In het bedrijvenverzamelgebouw Kennemmerboulevard zitten scheepsmakelaars, scheepsverkoop, onderhoudsbedrijven en andere aan de Jachthaven gelieerde bedrijven. In het plan Kustvisie is op deze locatie in woningbouw voorzien. Vanwege het vooralsnog uitblijven van concreet zicht op realisering van dit plan is de feitelijke situatie bestemd middels een gemengde bestemming. Rondom het bedrijvenverzamelgebouw is opslag van vaartuigen en hulpmiddelen ten behoeve van deze opslag toegestaan. Ook dit is het positief bestemmen van de feitelijke situatie.

4.2.2 Locatie Velserkom

De locatie Velserkom is onderdeel van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Velsen Noord". Vanwege een beroepszaak bij de Raad van State met betrekking tot het integreren in het geluidsgezoneerde industriegebied IJmond van de gehele locatie, is in het startdocument van dit bestemmingsplan opgenomen dat, afhankelijk van de uitspraak van de Raad van State, Velserkom inclusief geluidzone wordt meegenomen in bestemmingsplan Zeezicht of wordt opnieuw de afweging gemaakt of het wenselijk is de geluidszone door (conserverend) of om (transformerend) de gehele inrichting te leggen.

De Crisis en Herstelwet heeft een wijziging in de Wet geluidhinder tot gevolg gehad op basis waarvan de raad een besluit tot wijziging van het gezoneerd industriegebied kan nemen zonder dat het bestemmingsplan hoeft te worden aangepast. Deze procedure is toegepast op de locatie Velserkom zodat, voordat een start is gemaakt met de procedure van het bestemmingsplan Zeezicht, het geluidsgezoneerde industriegebied is gewijzigd. Het planologische regime dateert van november 2008 en is actueel. De locatie Velserkom is in om deze reden dan ook niet in het bestemmingsplan Zeezicht opgenomen. In bijlage 3 is de integrale uitspraak van de Raad van State opgenomen.

4.2.3 Water-sluiscomplex

Het sluiscomplex is bestemd voor een cluster van activiteiten, ten behoeve van de bedrijfsvoering en het onderhoud van sluizen en gemaal. Het verleden leert dat de bouwwerken die ten behoeve van deze bestemming nodig is sterk varieëren in omvang en locatie. Daarom is gekozen deze bestemming zo globaal mogelijk op te zetten en het sluiscomplex te bestemmen binnen de hoofdgroep bestemming "Water" met een functieaanduiding Verkeer. Voor het gehele complex zijn globale bouwregels opgenomen waardoor de bestaande bebouwing kan blijven bestaan en Rijkswaterstaat de mogelijkheid heeft de bedrijfsvoering voor het sluiscomplex te optimaliseren. Voor de dagelijkse bedrijfsvoering en onderhoud is het noodzakelijk dat op het complex activiteiten in milieucategorie 3 mogen plaatsvinden. Dit is inclusief de werkzaamheden voor het onderhoud aan de sluisdeuren, dat in de inrichtingsvergunning is meegenomen. Het maximum toelaatbare bebouwingspercentage is 5%. Dit is gebaseerd op het feit dat alle bebouwing tot 8 meter dat er nu staat en in het recente verleden heeft gestaan is 4,6% van de oppervlakte van de bestemming. Tevens zijn de bestaande activiteiten ingepast, te weten het op kleine schaal laden en lossen van schepen en opslaan van scheepsbenodigdheden ten behoeve van het sluiscomplex.

Op het sluiscomplex is een Horecavestiging bestemd met een functieaanduiding. Dit is conform de feitelijke situatie op basis van overgangsrecht uit het vigerende bestemmingsplan. Het niet opnemen in Zeezicht zou het expliciet wegbestemmen betekenen van deze horecalocatie. Er is in ruimtelijke zin geen reden de Horeca hier te beëindigen zodat het gebruik positief is bestemd.

4.3 Duin- En Natuurgebied

4.3.1 Noord

Het gehele duingebied op Velsense gronden aan de Noordkant van het Noordzeekanaal is in de Provinciale Ruimtelijke Verordening opgenomen als Ecologische Hoofdstructuur. Het gebied heeft dan ook een natuurbestemming gekregen en in deze bestemming zijn geen regels opgenomen die omzetting naar een natuurfunctie onomkeerbaar maken. Op de gronden met een functieaanduiding wordt het mogelijk gemaakt windturbines op te richten. De onderzoeken die hiervoor moeten worden verricht voor de nautische veiligheid vanwege mogelijke verstoring van radar, natuur en milieu en overige komen terug het hoofdstuk Milieu-aspecten.

Eén deel van de als Ecologische Hoofdstructuur aangeduid gebied heeft een Verkeersbestemming gekregen. Dit betreft het positief bestemmen van de feitelijke situatie dat de gronden in gebruik zijn als parkeerplaats. Een klein deel van de gronden in het duin- en natuurgebied ten noorden van het Noordzeekanaal hebben de status natura2000. Er is een horecagelegenheid aan de rand van de natuurbestemming, gelegen in een oude bunker, en er liggen een aantal strandopgangen met de bestemming natuur in het gebied.

4.3.2 Zuid en Kennemerduinen

Het gehele duingebied ten zuiden van het Noordzeekanaal en de Kennemerduinen (samen Nationaal Park Zuid Kennemerland) is in de Provinciale Ruimtelijke Verordening aangeduid als Ecologische Hoofdstructuur. Een groot deel van dit gebied heeft tevens de status natura2000. Deze gebieden hebben de bestemmings Natuur gekregen, waarbij recreatie een ondergeschikte nevenfunctie is. Om het onderhoud en de inrichting van dit kwetsbare gebied goed te kunnen reguleren zijn in de bestemming Natuur regels voor werken en werkzaamheden opgenomen, voorheen beter bekend als aanlegvergunning. Het Kennemermeer heeft tevens de bestemming Natuur gekregen omdat hiermee wordt aangegeven dat het behoud van de natuurwaarde in de context van groter belang is dan de vorm, nat of droog. Aan de rand van het gebied ligt een camping welke met de bestemming recreatie positief is bestemd. In de bestemming Natuur liggen ook diverse bunkers die, vrijwel zonder uitzondering een monumentale status hebben. De primaire waterkering door het gebied is als dubbelbestemming Waterstaat-Waterstaatkundige functie geborgd.

Midden in het gebied ligt het recreatieappartementencomplex IJmuiderslag en een restaurant. Verdere uitbreiding van deze functies is niet mogelijk vanwege de natuurwaarde van het omliggende gebied.

4.4 Strand

4.4.1 Inleiding

Het strand wordt verder ontwikkeld als het avontuurlijke strand van de metropoolregio Amsterdam. Elk strand heeft binnen dit karakter een ander profiel en trekt een andere doelgroep aan. IJmuiden aan Zee is een breed familiestrand. Strand Noordpier een "hotspot" voor golfsurfers. IJmuiderslag is een sportief strand in een natuurgebied.

Door de breedte van het strand en de unieke golfslag die ontstaat door de pieren is de kust van Velsen erg in trek bij verschillende wind en watersporters. De afgelopen jaren is daar extra op ingespeeld door een zonering in te stellen zodat de verschillende doelgroepen op een veilige manier van het strand gebruik kunnen maken. Op 3 juli 2009 heeft het college het aanwijzingsbesluit strandzonering vastgesteld waarin is aangegeven welke delen van het strand zijn bedoeld voor "passieve" strandrecreatie en welke voor actieve strandsporten zoals kitesurfen, -buggyen en blowkarten. Deze strandzonering is geïmplementeerd in het bestemmingsplan. De gemeente wil deze groeiende tak van sport de komende jaren verder faciliteren en de ondernemers de ruimte bieden om hier nog beter op in te kunnen spelen.

De regio heeft behoefte aan extra verblijfsaccommodatie. De toerist van nu is op zoek naar speciale, bijzondere manieren om te overnachten. Overnachten moet een ‘beleving’ zijn zoals overnachten in een bunker, of een vuurtoren. In Velsen is het aanbod de afgelopen jaren iets verbreed doordat er chalets zijn gebouwd en er meer bed en breakfast locaties zijn bijgekomen. Wat nog ontbreekt zijn bijzondere overnachtingslocaties en vakantiebungalows. In de Economische Agenda is dan ook als speerpunt opgenomen de verblijfsmogelijkheden in Velsen uit te breiden en het aanbod te verbreden, o.a. in de omgeving van het strand. Voor dit gebied zijn verschillende verzoeken binnengekomen. Ook is er behoefte aan tijdelijke kampeerterreinen, bijvoorbeeld tijdens een evenement. De strandpaviljoenhouders zien kansen voor het realiseren van overnachtingsmogelijkheden op het strand. Maar ook andere ondernemers, b.v. bij het Kennemermeer, om hun activiteiten uit te breiden door het aanbieden van aantrekkelijke (tijdelijke) verblijfsaccommodaties. In dit bestemmingsplan is ruimte gegeven aan deze ontwikkelingen waarbij de context, het natura2000 gebied, in ogenschouw is genomen.

4.4.2 Strand Noordpier

Het strand Noordpier is het meest noorderlijke strand van de gemeente Velsen dat loopt van de gemeentegrens met Beverwijk tot aan de noordpier van het Noordzeekanaal. Het gehele strand maakt onderdeel uit van het kustfundament. Het wordt op 3 punten vanaf de Reyndersweg ontsloten waardoor het bereikbaar is voor verschillende vormen van strandrecreatie. Dit strand in Velsen Noord is opgeknipt in 3 zones volgens de in de inleiding beschreven aanwijzingsbesluit strandzonering. Het meest noordelijke deel is bedoeld voor passieve strandrecreatie. Dit is ingevuld door de strandhuisjes positief te bestemmen conform de feitelijke situatie die hier sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw van toepassing is. Uitbreiding van strandhuisjes, zoals door drie initiatiefnemers is gewenst, is partieel gehonoreerd met een wijzigingsbevoegdheid tussen de meest noordeijke en de middelste strandopgang. Aansluitend ten zuiden van de strandhuisjes is een stukje activiteitenstrand bestemd vanaf een catamaranvereniging waarmee het hier mogelijk wordt gemaakt attributen op te slaan ten behoeve van strandactiviteiten. In de zone voor actieve strandrecreatie worden geen bouwmogelijkheden gegeven zodat de actieve strandsporten hier ruimbaan krijgen. Strand Noordpier is hotspot voor o.a. kitesurfen, golfsurfen en stand up paddling. Op dit strand ligt de nadruk op de activiteiten zone. Er zijn drie paviljoens gevestigd die ook de mogelijkheid hebben en een wind en watersport centrum te exploitateren. Bij de meest zuidelijke strandopgang is een restaurant gevestigd en als zodanig bestemd. Dit strand is in ontwikkeling en populair bij wind en watersporters en bezoekers uit de regio Amsterdam.

De afgelopen jaren is de Reyndersweg geherstructureerd en is het aantal parkeerplaatsen flink toegenomen tot ca. 1100 ten tijde van het ontwerp van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 7.3 is de parkeerbehoefte aan de Reyndersweg verder verantwoord.

Voor de fietsers is een vrijliggend fietspad gerealiseerd en vaart de watertaxi in het seizoen van Strand Noordpier naar de Kop van de Haven in IJmuiden. Bij de strandopgang Noordpier is een vergroting van de horecafunctie mogelijk gemaakt, zowel in bouw- als gebruiksmogelijkheden met daarnaast plaats voor faciliteiten ten behoeve van de surfvereniging en andere wind- en watersportactiviteiten. Jaarrond exploitatie is mogelijk één en ander conform artikel 31 van de provinciale ruimtelijke verordening. Door Horeca globaal te bestemmen is tevens gehoor gegeven aan een initiatief om overnachtingen te faciliteren met een afwijkingsbevoegdheid op dit deel van het strand. Ook zijn gronden bestemd ten behoeve van opslag voor actieve strandsporten.

4.4.3 Kleine strand

Het kleine strand is een recreatie-enclave ontstaan na de aanleg van de Marinahaven en de Derde haven. Op dit strand ten westen van de derde haven in IJmuiden is de hoofdbestemming recreatie waarbij binnen het bouwvlak het bouwen strandhuisjes is toegestaan in het zomerseizoen. Een en ander is in overeenstemming met de feitelijke situatie. Het verenigingsgebouw aan de ingang heeft, is conserverend bestemd met een maatschappelijke bestemming en een bouwvlak.

4.4.4 IJmuiden aan zee

Het strand IJmuiden aan Zee ligt tussen de zuidpier en de horecapaviljoens, zo'n 750 meter ten zuiden van de zuidpier.. Ook dit strand maakt geheel onderdeel uit van het kustfundament zoals beschreven in de rijksbeleidslijn kust. IJmuiden aan Zee is een sportief familiestrand met veel voorzieningen. Het strand ligt ter hoogte van de zeejachthaven Seaport Marina IJmuiden, de Kennemerboulevard en het Kennemermeer. Behalve strandpaviljoens is er ook een trampolinecentrum op het strand gevestigd in de zomermaanden. In IJmuiden aan Zee is het noordelijk deel bestemd voor actieve strandrecreatie en het zuidelijke deel meer voor passieve strandrecreatie, één en ander conform het aanwijzingsbesluit strandzonering. Op dit deel zijn dan ook geen bouwmogelijkheden toegestaan zodat de actieve strandrecreatie voluit kan plaatsvinden. Bij de overgang van de actieve naar de passieve recreatiezone is een gebied aangewezen waar opslag voor attributen ten behoeve actieve strandrecreatie mag plaatsvinden dat overgaat in bebouwing voor actieve strandrecreatie (trampolinecentrum) naar de strandpaviljoens. Ook deze hebben, meer ruimte voor de bedrijfsvoering gekregen, zowel bebouwd als onbebouwd. Aan de zuidkant van het recreatiestrand zijn strandhuisjes toegestaan binnen het bouwvlak overeenkomstig het conserverende principe.

4.4.5 Kennemerstrand

Het Kennemerstrand ligt tussen IJmuiden aan Zee en strand IJmuiderslag. Dit strand is een typisch recreatief strand waarbij in de zomermaanden sinds jaar en dag enkele rijen strandhuisjes staan. Dit strand is een rustig familiestrand waar conform de strandzonering geen strandactiviteiten zijn toegestaan. Dit strand grenst direct aan het Nationaal Park Zuid Kennemerland dat de status van natura2000 gebied heeft en wordt beschermd door Flora en Faunawetgeving. De bestaande strandhuisjes waren in het oude bestemmingsplan al positief bestemd en zijn derhalve conserverend ogenomen in dit bestemmingsplan. Het strand heeft in de provinciale ruimtelijke verordening de aanduiding aardkundig monument.

4.4.6 Strand IJmuiderslag

IJmuiderslag is een sportief strand gelegen nabij een natuurgebied, tussen IJmuiden aan Zee en Bloemendaal aan Zee in. Behalve een strandpaviljoen en strandhuisjes is daar een catamaranclub gevestigd in het seizoen. In de activiteitenzone wordt veel gebruik gemaakt van het brede zandstrand voor o.a. blowkarten en kitebuggyen. Om deze activiteiten beter te kunnen faciliteren wordt er in het bestemmingsplan Zeezicht extra ruimte geboden aan opslagmogelijkheden voor wind- en watersportorganisaties. de horecabestemming is de grens tussen de passieve strandrecreatie (noord) en de actieve strandrecreatie (zuid) zoals is vastgesteld in het aanwijzingsbesluit strandzonering. Het strand IJmuiderslag begint in het noorden met een paviljoen als overgang naar het activiteitenstrand. Aansluitend een gebied met een aanduiding activiteitenstrand waar het mogelijk wordt gemaakt om attributen ten behoeve van strand- en wateractiviteiten op te slaan te facilitering van de actieve strandrecreatie. Dit stuk wordt sinds jaar en dag door een catamaranvereniging gebruikt. In dit vlak is een bouwvlak opgenomen ten behoeve van het verenigingsgebouw van de catamaranvereniging. Verder naar het zuiden heeft het strand een "kale" recreatiebestemming zodat in planologische zin alle vormen van strandrecreatie hier kunnen plaatsvinden.

4.5 Locatie Kustvisie

De locatie "Kustvisie" is in dit bestemmingsplan conserverend opgenomen zonder rekening te houden met de gewenste ontwikkelingen in de toekomst omdat hiervoor op het moment van ter visie gaan van het ontwerp bestemmingsplan te weinig concreet zicht op verwezenlijking voor is. Dat wil zeggen dat sommige onderdelen uit de eerste en tweede uitwerking van het bestemmingsplan "IJmuiden aan zee" niet zijn uitgevoerd en daar een zogenaamde latente saneringssituatie ontstaat. Omdat er geen concreet zicht is op effectuering van de bestemmingen in dit gebied, maar deze bestemmingen mogelijk wel beperkend kunnen werken voor de omgeving wordt dit bestemd naar de feitelijke huidige situatie.

4.5.1 Gemengd

Op de locatie Kustvisie is er voor gekozen om een aantal panden een gemengde bestemming te geven vanwege de diversiteit van functies in de panden en de flexibiliteit van inrichting in deze panden te behouden. In de gemengde bestemming zijn de aan de Kennemmerboulevard gelegen havenkantoor een restaurant en bedrijfswoning voor de jachthaven gevestigd.

4.5.2 Horeca

Zowel aan de noord als aan de zuidzijde van de monding zitten diverse horecabedrijven in de categorie verstrekking van drank en etenswaren. Een aantal bedrijven heeft een initiatief ingediend om de omvang van hun huidige activiteiten te kunnen vergroten maar ook logies te kunnen aanbieden. Door de bestemming Horeca in het bestemmingsplan Zeezicht globaler op te zetten (verbreding van de bestemming door meer functies mogelijk te maken) zijn deze wensen (voor een deel) gehonoreerd. Tevens is met een afwijkingsbevoegdheid overnachten in de paviljoens indirect mogelijk gemaakt. Hiermee is tevens uitvoering geven aan deel III van de economische agenda 2011-2014. De drie meest zuidelijke horecagelegenheden op het strand IJmuiden aan Zee liggen in het zogenaamde aardkundige monument. Dit zijn beschermende titels die via de provinciale structuurvisie hun basis kennen in de provinciale milieuverordening. Deze aardkundige monument beperken verdere uitbreiding van activiteiten en hier zijn bouwmogelijkheden zo goed al uitgesloten.

4.5.3 Jachthaven

De jachthaven heeft een aanduiding jachthaven binnen de hoofdgroep water. In regels van deze functieaanduiding wordt wonen expliciet uitgesloten. Dit ter voorkoming van het aanmeren van woonboten en beperkingen voor de uitvoering van het plan Kustvisie zoals die nog steeds voor ogen staat.

4.5.4 Kantoor en bedrijven

Op de Kennemerboulevard zijn een aantal bedrijven en kantoren die watersport gerelateerde activiteiten hebben. Het op globale wijze bestemmen van deze functie in een gemengde bestemming zorgt voor functies die complementair zijn aan de jachthaven en van meerwaarde kunnen zijn voor dynamische watersporten. De directe omgeving van de deze kantoren en bedrijven kan in het bestemmingsplan worden gebruikt voor het stallen van jachten met het benodigde materieel hiervoor.

4.5.5 Wonen

Op de locatie Kustvisie zijn geen woningen anders dan de woningen aan de reeds bestaande woningen aan de Kennemmerboulevard.

4.6 Forteiland

4.6.1 Museum/Horeca

Het opnemen van kaders of beperkingen van horecafuncties en/of evenementen op het Forteiland vanwege de barrière die hulpdiensten ondervinden, zijn geen zaken die in een bestemmingsplan opgenomen of afgewogen dienen te worden. Zodra het externe veiligheid betreft (Bevi) is het bestemmingsplan wel een instrument om hierover regels op te nemen. De VRK geeft uitsluitend advies op het bestemmingsplan als het externe veiligheidsvoorschriften betreft en niet de interne veiligheid. Dit is een onderdeel dat expliciet bij de afweging over de gebruiksvergunning meegenomen dient te worden. Het opnemen van een Horecafunctie in de bestemming Cultuur en Ontspanning is conform de afgegeven gebruiksvergunning en feitelijke situatie.

Het 4 ha. grote eiland waarop het fort staat, met een uitgebreid gangenstelsel, meer dan 40 kamers en een indrukwekkende koepelzaal, is een unieke evenementenlocatie. Het eiland ligt tussen de Noordpier en Zuidpier in, voor het sluizencomplex van het Noordzeekanaal. Het Forteiland wordt ingezet als locatie voor allerhande activiteiten zoals: feesten, vergaderingen, (sportieve)groepsactiviteiten, conferenties, beurzen, cursussen, historische rondleidingen, theaterproducties en televisie- en filmopnames. Daarnaast is er ook een museum op het eiland gevestigd. Het Forteiland is onderdeel van Werelderfgoedlijst Unesco, deze aanduiding van wereldmonument wordt ook aan het object meegegeven. Het Forteiland is ook onderdeel van de Holland Route (ERIH european route of industrial heritage). Deze functies zullen in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Conform de feitelijke situatie wordt een horecafunctie in de bestemming Cultuur en Ontspanning opgenomen.

4.6.2 Evenemententerrein

Zoals eerder gemeld is het "Forteiland" onderdeel van de werelderfgoedlijst van Unesco. Het eiland met de bouwwerken mogen niet onherstelbaar gewijzigd worden, maar de betonnen kazematten worden gebruikt voor evenementen. Het object leent zich hier prima voor met name vanwege de ligging. Omdat het object midden in de kanaalmonding van het Noordzeekanaal ligt mogen de evenementen geen gevaar opleveren voor de nautiek. Het is onwenselijk om dit binnen het bestemmingsplan te regelen en hier past dan ook terughoudendheid. Rijkswaterstaat heeft, als primaire verantwoordelijke voor de nautische veiligheid op het Noordzeekanaal en de Noordzee, aangegeven dat zij, zowel publiekrechtelijk als privaatrechtelijk, voldoende instrumenten in handen heeft om de nautische veiligheid, welke vanwege evenementen op het forteiland in het geding kan komen, te waarborgen.

Het rapport "Ecologische voorwaarden evenementen Velsen" uit augustus 2011 geeft aan dat vanwege broedende meeuwen en het voorkomen van de zandhagedis er geen ontheffing kan worden verleend voor het houden van evenementen tussen begin maart en eind augustus. Omdat in het landschapbeleidplan ook is aangegeven dat het Forteiland een "ecologische stapsteen" tussen de noordelijke en zuidelijk gelegen ecologische hoofdstructuren is, is er voor gekozen om uitsluitend de oostelijke helft van het eiland de aanduiding evenemententerrein te geven waardoor er daar evenementen mogelijk worden gemaakt zonder dat daar van hoeft te worden afgeweken van het bestemmingsplan.

4.7 Camping

Er ligt één camping in het plangebied, deze is conserverend conform het oude bestemmingsplan opgenomen.

4.8 Water

4.8.1 Verkeer te water

Voor de vaststelling van dit bestemmingsplan bepaald het "uitbreidingsplan in hoofdzaak hoofdzaak noord" het planologisch regime van het water in het Noordzeekanaal te weten Verkeer te water. Het Noordzeekanaal en de monding van dit kanaal is een druk bevaren scheepsroute waardoor het water en de gronden in de directe omgeving een bestemming hebben gekregen die het verkeer te water beschermd. In dat opzicht is het conserverend. De Staat is eigenaar van de gronden en Rijkswaterstaat is dan ook primair verantwoordelijk voor de nautische veiligheid van het Noordzeekanaal en de Noordzee voor zover deze in de gemeente Velsen liggen. Voor de uitvoering van de nautische veiligheid is een gemeenschappelijke regeling in het leven geroepen waar alle gemeenten, die een deel van het Noordzeekanaal binnen hun gemeentegrenzen hebben liggen, in participeren. Deze gemeenschappelijke regeling heet het Centraal Nautisch Beheer. Dit CNB heeft een aantal van haar uitvoerende taken weer uitbesteed aan "Haven Amsterdam".

In het Noordzeekanaal liggen een 4-tal sluizen. Deze sluizen hebben de aanduiding sluis gekregen zodat in de vaarweg bouwwerken die nodig zijn voor het schutten van schepen toegestaan zijn. Ten tijde van het ter visie gaan van dit bestemmingsplan zijn er plannen om een nieuwe sluis aan te leggen tussen de noordersluis en de middensluis. De plannen zijn echter dermate weinig concreet dat ze nog niet kunnen worden ingepast in dit bestemmingsplan. De provincie heeft inmiddels aangegeven een inpassingsplan voor de nieuwe sluis te gaan maken waarbij de gemeente en het rijk de rol krijgen van wettelijk adviseur. Het rijk is formeel initiatiefnemer en opdrachtgever.

4.8.2 Lichteren

Op 22 januari 1998 heeft gedeputeerde staten van Noord-Holland aan Haven Amsterdam (oud Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam) een beschikking op de wet milieubeheer afgegeven voor het lichteren van zeeschepen aan het Noorderbuitenkanaal. In deze beschikking is, conform de aanvraag destijds, de mogelijkheid geboden om 750.000 ton veevoederderivaten, 750.000 ton solid fuels en 500.000 ton ijzererts over te slaan. Inmiddels heeft Haven Amsterdam een vergunningaanvraag gedaan bij Gedeputeerde Staten om de capaciteit voor de overslag van solid fuels fors uit te breiden.

Tegelijkertijd heeft Rijkswaterstaat verregaande plannen om de Averijhaven te ontmantelen als slibdepot en hiervan een insteekhaven te maken dat kan worden gebruikt voor de lichteractiviteiten. De reden voor deze verandering is dat de plek waar de grote kolenschepen momenteel worden gelichterd (de lichterlocatie) een obstakel voor het doorgaande scheepvaartverkeer vormt. Tegelijkertijd met het opstellen van dit bestemmingsplan laat Rijkswaterstaat een bestemmingsplan opstellen met een bijbehorend milieueffectenrapport, waarin de Averijhaven als vervangende lichterlocatie mogelijk moet worden gemaakt.

In het "startdocument Averijhaven" heeft de raad vastgesteld dat de nieuwe lichterlocatie moet worden opgenomen in het "geluidgezoneerde industriegebied IJmond". Uit de Milieueffectenrapportage dat ten behoeve van het verplaatsen van het lichteren naar de Averijhaven is opgesteld blijkt dat de grens van een aantal milieunormen zijn bereikt. Het is daarom zeer aannemelijk dat uitbreiding met de door haven Amsterdam gewenste hoeveelheden van lichtercapaciteit op deze locatie de milieunormen overschrijdt. Daarnaast heeft de raad uitgesproken middels het "startdocument Averijhaven" dat de milieukwaliteit niet mag verslechteren voor alle betrokken milieuonderdelen ten gevolge van de ontwikkeling". Het planologisch onbeperkt mogelijk maken van het lichteren op de huidige locatie betekend ook dat planologisch de mogelijkheid wordt geboden om de milieukwaliteit te laten verslechteren wat direct gevolgen heeft voor een aantal functies in de omgeving zoals recreatie, horeca en wonen. Omdat de bestemmingsplanprocedure met bijbehorende m.e.r. procedure voor de Averijhaven ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan is opgestart is het lichteren conserverend bestemd één ander zoals mogelijk is gemaakt in de milieuvergunning.

Het lichteren is conserverend bestemd, waarbij de huidige vergunde capaciteit maatgevend is. Tevens wordt het lichteren binnen de geluidzone van het industrieterrein IJmond gebracht. Het is de bedoeling dat bij een nieuw bestemmingsplan voor de Averijhaven, de huidige locatie voor het lichteren ook wordt meegenomen. Dan kan de geluidzone weer gewijzigd worden. Daarnaast wordt er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming "water-lichteren" te wijzigen in "water" indien het lichteren wordt verplaatst.

4.9 Wonen

4.9.1 Inleiding

In het uitgebreide plangebied liggen slechts op een paar locaties enkele woningen. Behoudens bedrijfswoningen op de sluizen, bewoning van woonboten zonder planologische grondslag en de recreatiewoningen aan de IJmuiderslag vindt alleen permanente bewoning plaats op de Kennemerboulevard. In de gemeentelijke structuurvisie is het gebied westelijk van IJmuiden genoemd als mogelijke woningbouwlocatie na 2020. Omdat deze termijn aan het eind of buiten de planperiode voor dit bestemmingsplan valt, wordt hier in het plan niet op geanticipeerd.

4.9.2 Woonboten

Rondom de sluizen liggen enkele woonboten op gronden met, in het vigerende bestemmingsplan, de bestemming verkeer te water. Een woonboot is geen verkeer te water en de ligging op deze locatie is derhalve strijdig met het bestemmingsplan. Doordat woonboten voorheen geen bouwwerken zijn in de zin van de Woningwet, betekent dat ze niet werden aangemerkt als geluidsgevoelige bestemmingen in het kader van de Wet geluidhinder. Echter een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen is sinds 1 juli 2012 in het Besluit geluidhinder aangewezen als geluidsgevoelig terrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet. Het gaat daarbij om legale en permanente ligplaatsen. Een legale ligplaats in het kader van het Besluit geluidhinder is een ligplaats die als zondanig is bestemd in het bestemmingsplan. De grenswaarden gelden op de grens van de ligplaats, er gelden geen binnenwaarden voor woonschepen. Ligplaatsen voor woonschepen die bij gemeentelijke verordening (Woonschepenverordening, Havenverordening, Algemene Plaatselijke Verordening) zijn aangewezen, zonder dat daarvoor aanwijzing in het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden, worden niet aangemerkt als geluidsgevoelig terrein. Voor het overhevelen van bestaande ligplaatsen van een verordening naar het bestemmingsplan is overgangsrecht opgenomen.


Overgangsrecht: Ligplaatsen in het water die op 1 juli 2012 in een gemeentelijke verordening zijn aangewezen om door een woonschip te worden ingenomen kunnen tot 1 juli 2022 bij de eerste toepassing van de volgende procedures van rechtswege worden opgenomen in het bestemmingsplan zonder dat ze worden getoetst als geluidsgevoelig terrein:

artikel 59 (ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting binnen een zone van een industrieterrein);

artikel 76 en 76a (bij binnen de zone van een weg vaststellen van bestemmingsplan of wijzigings- of uitwerkingsplan of omgevingsvergunning tot afwijking van een bestemmingsplan);

artikel 77 (akoestisch onderzoek ter voorbereiding van plan of vergunning binnen de zone van een weg).

Dit overgangsrecht is opgenomen omdat het niet redelijk wordt geacht bestaande ligplaatsen te toetsen als ware het nieuwe ligplaatsen enkel omdat ze van het ene juridische instrument (verordening) worden overgeheveld naar het andere (bestemmingsplan).


De woonboten aan de Noordersluisweg zijn in het verleden niet in een bestemmingsplan opgenomen en de ligplaatsen zijn niet in een gemeentelijke verordening aangewezen als plaats dat mag worden ingenomen door een Woonschip. De woonschepen kunnen dus, mede vanwege de beperkingen uit de herziene Wgh, niet worden gelegaliseerd.

4.9.3 Sluiseiland

De woningen op het middensluiseiland hebben in het oude bestemmingsplan de bestemming "verkeer te water". Vanuit milieutechnisch oogpunt is het ongewenst dat op het sluiseiland wordt gewoond. Het betreft circa een 24-tal bedrijfswoningen (gebouwen ten behoeve van of verband houdend met verkeer te water) die van oorsprong werden bewoond door personeel van RWS die direct met de bedrijfsvoering van de sluizen te maken hebben. Een herziening van een bestemmingsplan dient de actualisatie op peil te houden en deze situatie is niet meer actueel. Een bedrijfswoning is bedoeld als woning voor iemand die met het bedrijf verbonden is en waarvan het voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is dat hij/zij bij of op het terrein van het betreffende bedrijf woont. Deze noodzaak is weggevallen. De bezwaren op bewoning op deze locatie zijn vanwege eerder genoemde milieutechnische redenen echter in die mate toegenomen dat een woonfunctie toekennen aan deze gronden strijdig is met een goede ruimtelijke ordening. De woningen die hier staan zijn derhalve niet als woning in het bestemmingsplan bestemd. In het startdocument dat vooruitlopend op dit bestemmingsplan door het college is vastgesteld en ter consultatie aan de raad is aangeboden is aangegeven dat hierdoor de woningen en de bewoning ervan uitsluitend via het overgangsrecht is toegestaan. In het bestemmingsplan is dat nader geconcretiseerd door aan de huidige bewoners persoonsgebonden overgangsrecht toe te kennen. Hiermee wordt recht gedaan aan het kunnen blijven bewonen van de woningen door de huidige bewoners maar zekerheid gegeven aan het op termijn beëindigen van de woonfunctie op het sluiseilandencomplex.

4.9.4 IJmuiderslag

Met betrekking tot de permanente bewoning van de IJmuiderslag is dit geregeld middels persoonsgebonden beschikkingen. Dit betekent dat wanneer deze mensen vertrekken, er in deze recreatiewoningen niet opnieuw permanente bewoning mag plaatsvinden. Wens was om de recreatiewoningen aan de IJmuiderslag een woonbestemming te geven, echter het gebied valt buiten de rode contour en als zodanig in het landelijk gebied zoals is vastgesteld in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld door PS op 21 juni 2010). Artikel 13 van deze PRVS zegt: “Een bestemmingsplan voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe woningbouw in het landelijk gebied” De provinciale ruimtelijke verordening artikel 18 lid 1 zegt: "...een bestemmingsplan niet voorziet in de mogelijkheid van permanente bewoning van recreatiewoningen en stacaravans". Vanuit de provincie wordt het dus niet mogelijk gemaakt om de recreatiewoningen een bestemming te geven die permanente bewoning mogelijk maakt. Verschillende malen hebben de bewoners van de recreatiewoningen wel een verzoek ingediend om hun woning permanent te mogen bewonen. Deze verzoeken zijn vaak gehonoreerd met een persoonsgebonden beschikking echter, de rechtbank in Haarlem heeft op 6 juli 2007 deze besluiten vernietigd met de motivering dat een aanvraag om een persoonsgebonden beschikking als de onderhavige gelijk kan worden gesteld met een aanvraag om een vrijstelling. Hieruit vloeit voort dat degene die beroep hebben ingesteld bij de rechtbank impliciet een verzoek hebben ingediend tot het verlenen van een vrijstelling ex artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke ordening (oude wet). Deze procedure is uiteindelijk niet gevoerd en derhalve geen "verklaring van geen bezwaar" aan de Provincie aangevraagd. De gemeenteraad van de gemeente Velsen heeft in het verleden wel het standpunt ingenomen dat permanente bewoning van de IJmuiderslag mogelijk moet zijn.

Er is gekozen om de woningen als recreatiewoning te bestemmen en permanente bewoning in het bestemmingsplan niet mogelijk te maken. De volgende feiten liggen ten grondslag aan deze keuze:

  • De minister heeft bij brief van 27 april 2004 aangegeven dat wijziging van bestemming van "recreatie" naar "wonen" mogelijk is onder de voorwaarde dat de recreatiewoning niet is gelegen in een kwetsbaar gebied. Het gebied waarin het complex is gelegen is door de toenmalige minister van VROM "kwetsbaar gebied" aangemerkt.
  • Het college heeft bij brief van 6 december 2004 aan de minister bevestigd dat bestemmingswijziging naar wonen voor de locatie niet mogelijk is en dat bewoning wordt toegestaan middels persoongebonden beschikkingen voor bewoners van voor 31 oktober 2003. Het streven blijft om permanente bewoning voor dit gehele complex mogelijk te maken.
  • Op 20 mei 2005 heeft de gemeente de provincie gevraagd of zij goedkeuring willen verlenen aan een vrijstelling op het bestemmingsplan om permanente bewoning mogelijk te maken. 19 oktober 2005 heeft de provincie geantwoord hier geen medewerking aan te verlenen in verband met ligging in een kwetsbaar gebied.
  • Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld door PS op 21 juni 2010). Artikel 13 van deze PRVS zegt: “Een bestemmingsplan voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe woningbouw in het landelijk gebied” De provinciale ruimtelijke verordening artikel 18 lid 1 zegt: "...een bestemmingsplan niet voorziet in de mogelijkheid van permanente bewoning van recreatiewoningen en stacaravans".

4.9.5 Kennemerboulevard

In het verleden zijn er verschillende plannen voor het Velsense duin- en strandgebied ontwikkeld. Aan de Kennemerboulevard is de eerste fase van één van die plannen, het plan Kustvisie, gerealiseerd middels een artikel 19.1 procedure uit de WRO. In deze procedure is het onder andere mogelijk gemaakt om 84 recreatiewoningen op te richten. Bij brief van 27 april 2004 heeft de toenmalige minister van VROM alle gemeente verzocht informatie te verstrekken omtrent het permanent bewonen van recreatiewoningen in de gemeente en of er complexen zijn die voldoen aan de rijkscriteria om tot legalisatie van permanente bewoning over te gaan. Bij brief van 6 december 2004 heeft de gemeente Velsen de minister gemeld dat het complex recreatiewoningen aan de Kennemerboulevard voldoet aan alle criteria om tot legalisatie over te gaan en heeft het college besloten hiervoor een zogenaamde droge artikel 19 lid 2 procedure te voeren. Bij de ontwikkeling van een nieuw bestemmingsplan zullen deze woningen positief worden bestemd. Echter is de zogenaamde artikel 19 lid 2 procedure niet gevoerd waardoor dit bestemmingsplan het eerste planologisch document wordt dat permanente bewoning aan de Kennemerboulevard toestaat.

Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.

5.1 Bedrijven En Milieuhinder

Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. Het groene boekje geeft adviesafstanden die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.

De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden. Voor de realisatie van nieuwe ontwikkelingen zal getoetst worden aan de richtafstand uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering.

5.2 Externe Veiligheid

5.2.1 Inleiding

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven), transportroutes (weg, water en spoor) en buisleidingen.
Op alle categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (c-RNVGS/BTEV) en het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB).
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico


Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (wettelijk harde norm) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden.


Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en is afhankelijk van het aantal aanwezige personen en de afstand tot de risicobron. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.


Nagegaan moet worden of op het gebied van externe veiligheid belemmeringen worden ondervonden voor bestemmingsplan Zeezicht. Hierbij dient te worden getoetst aan bronnen die een extern veiligheidsrisico in kunnen houden. Het gaat daarbij om de volgende risicobronnen:

  • bedrijven, waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over het water;
  • transport van gevaarlijke stoffen door een buisleiding.


Het plangebied van het bestemmingsplan Zeezicht is gelegen binnen invloedsgebieden van verschillende risicobronnen. Het betreft de volgende bronnen:

  1. 1. Tata Steel
  2. 2. Q8/Wintershall-oliepijplijn
  3. 3. Crude Oil/Chevron-oliepijplijn
  4. 4. Noordzee kanaal
  5. 5. Route vervoer gevaarlijke stoffen
  6. 6. LPG-tankstation, IJmuiderstr.wg

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0005.jpg"

5.2.2 Inrichtingen

5.2.3 Conclusie

Voor het bestemmingsplan zoals deze nu wordt vastgesteld vormt externe veiligheid geen belemmeringen, er zijn wel beperkingen t.a.v. ligging van de 10-6/jaar PR-contour de Crude Oil/Chevron olieleiding. Op het moment van ter visie leggen van dit ontwerp bestemmingsplan is nog geen duidelijkheid over de voortgang van de gesprekken tussen Chevron, MDIJ en het RIVM-CEV met betrekking tot sanering.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Wet luchtkwaliteit

In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Op de beoordeling van luchtkwaliteit is niet alleen de Wet milieubeheer van toepassing, maar ook het Besluit niet in betekende mate bijdragen en drie regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (NIBM), de Regeling beoordeling luchtkwaliteit en de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).

Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. In het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn handvaten aangereikt om te bepalen of een project niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als een bijdrage die maximaal 3 % bedraagt van de grenswaarde voor stikstofdioxide en fijn stof. De mate van schaalgrootte waaronder niet hoeft te worden getoetst (de vertaling van bovengenoemde 3% norm naar concrete bouwprojecten), bedraagt 1500 woningen bij één ontsluitingsweg.

De begrippen goede ruimtelijke ordening en blootstelling van kwetsbare groepen blijven van belang. Situaties waar de luchtkwaliteitnormen worden overschreden worden integraal aangepakt met maatregelpakketten voor probleemgebieden. Er worden op drie bestuurslagen maatregelen genomen, namelijk door het rijk, provincie en gemeenten (Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit, NSL).

Samenvattend vormt de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Luchtkwaliteitsnormen

De luchtkwaliteitsnormen zijn opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. De volgende grenswaarden (jaargemiddeld) zijn opgenomen:

  • Zwavel (SO2): 125 µg/m3
  • Stikstofdioxide: 40 µg/m3 (per 2015)
  • Fijn stof (PM 10): 40 µg/m3 (per 2011)
  • Fijn stof norm, aantal dagen dat de concetratie van 50 µg/m³ mag worden overschreden: 35
  • Koolstofmonoxide: 8 uurgemiddelde 6 mg/m3
  • Benzeen: 10 µg/m3
  • Lood: 0,5 µg/m3

In de praktijk zijn alleen de normen voor stikstofdioxide en fijn stof van belang, met name de fijn stof norm voor het 24 uurs gemiddelde concentratie.

Toepasbaarheidbeginsel

In de Wet luchtkwaliteit is opgenomen op welke plaatsen de normen wel en niet van toepassing zijn, namelijk met het toepasbaarheidbeginsel en het blootstellingcriterium. Dit betekent dat de fijn stof norm gelden waar sprake is van significante blootstelling van de bevolking. Gezien het gebruik van de strandhuisjes als nachtverblijf is duidelijk dat bij de strandhuisjes sprake is van significante blootstelling, de luchtkwaliteitsnormen zijn dus van toepassing.
Uit de hierboven genoemde gegevens uit de GCN 2012 blijkt dat ruimschoots kan worden voldaan aan de jaargemiddelde norm maar dat (tenminste) bij een deel van de strandhuisjes overschrijdingen van de etmaalgemiddelde norm optreden, namelijk van 1 - 7 dagen. Bij het meetpunt Reyndersweg is over 2012 slechts 5 maal een overschrijding van de etmaalgemiddelde norm gemeten.
De norm voor het aantal etmaalgemiddelde overschrijding is gerelateerd aan het aantal overschrijdingen per jaar, namelijk maximaal 35. Van belang is dat het nachtverblijf in de strandhuisjes slechts gedurende 3 maanden in de zomerperiode wordt toegestaan. Significante blootstelling zal dus ook slechts gedurende 3 maanden plaatsvinden. Nu blootstelling aan etmaalgemiddelde overschrijding slecht gedurende 3 maanden per jaar plaats kan vinden is aannemelijk dat binnen deze periode van 3 maanden veel minder dan 35 overschrijdingen plaats zullen vinden.
Op het meetpunt Reyndersweg is slechts 1 maal een overschrijding van de etmaalgemiddelde norm gemeten. Het meetpunt Reyndersweg ligt echter op enige honderden meters kortere afstand van Tata, nabij op- en overslagterreinen. Op grond daarvan is de verwachting dat in de directe omgeving van de strandhuisjes, kan worden voldaan aan de etmaalgemiddelde norm.

Monitoring luchtkwaliteit

Het ministerie van I & M maakt gebruik van de Monitoringstool voor de landelijke verplichte rapportage van de luchtkwaliteit aan de Europese Commissie. Voor deze rapportage zijn de gemeenten verplicht om mee te werken om de juiste gegevens in de Monitoringstool te krijgen. Dat is dan ook de feitelijke invulling van de wettelijke verplichting van rapporteren door gemeenten zoals in de Wet luchtkwaliteit opgenomen (art. 5.20 lid 1 en RBL art. 4). De Milieudienst IJmond heeft de benodigde gegevens aangeleverd aan I & M. De aan te leveren gegevens betreffen voornamelijk verkeersgegevens die afkomstig zijn uit de regionale verkeersmilieukaart (RVMK 2009, modelvarianten 2008 en 2020). De resultaten van de luchtkwaliteitsberekeningen zijn op www.monitoringstool.nl in te zien. Zie hiervoor ook de “Monitoringsrapportage NSL, Stand van zaken 2010 Nationaal Samenwerkingsprogamma Luchtkwaliteit”, RIVM 2010. Uit de Monitoringstool blijkt dat langs de verkeerswegen nabij het industrieterrein IJmond overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen voor fijn stof optreden, zowel in 2011, 2015 als 2020. De overschrijdingen zijn het gevolg van nieuwe inzichten over de fijn stof emissies van het industrieterrein IJmond, het gaat dus ook om “nieuwe” overschrijdingen. Hieronder zijn afbeeldingen van de situatie in 2011 en 2015 opgenomen.

Fijnstofsituatie 2011

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0014.jpg"

Fijnstofsituatie 2015

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0015.jpg"

5.3.2 Plangebied

In het plangebied zijn nabij het industrieterrein direct geen nieuwe bestemmingen opgenomen. Het plan maakt wel nachtverblijfsrecreatie in bestaande strandhuisjes en ongeveer 10 nieuwe strandhuisjes (met nachtverblijfsrecreatie) op het Noorderstrand mogelijk.

In verband met een goede ruimtelijke ordening is het wenselijk de luchtkwaliteitssituatie in het plangebied te beoordelen. Voor het beoordelen van de luchtkwaliteit zijn in dit geval uitsluitend de concentraties van fijn stof van belang. Voor het beoordelen van de fijn stof concentraties zijn de volgende bronnen van belang:

  1. 1. Gegevens uit de Monitoringstool
  2. 2. De achtergrondconcentraties van fijn stof zoals opgenomen in de GCN-kaarten (Generieke Concentraties Nederland)
  3. 3. Beschikbare aanvullende meetgegevens

Ad 1. Het ministerie van I & M maakt gebruik van de Monitoringstool (www.nsl-monitoringstool.nl) voor de landelijke verplichte rapportage van de luchtkwaliteit aan de Europese Commissie. Voor deze rapportage zijn de gemeenten verplicht om mee te werken om de juiste gegevens in de Monitoringstool te krijgen. Dat is dan ook de feitelijke invulling van de wettelijke verplichting van het jaarlijks rapporteren door gemeenten zoals in de Wet luchtkwaliteit opgenomen. De Milieudienst IJmond heeft de benodigde gegevens ingevoerd in de monitoringstool, namelijk de verkeersgegevens die afkomstig zijn uit de regionale verkeersmilieukaart (RVMK 2012, modelvarianten 2011 en 2020).

Uit de Monitoringstool 2012 (over 2011) blijkt dat langs de verkeerswegen nabij het industrieterrein IJmond (Noordelijke gedeelte van de sluizen en Wijk aan Zee) overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen voor fijn stof optreden, zowel in 2012, 2015 als 2020. De Reyndersweg (verkeersweg parallel aan de duinen, van Wijk aan Zee naar de Noordpier) is niet in de Monitoringstool opgenomen. De reden hiervan is de lage jaargemiddelde verkeersintensiteit van de Reyndersweg.

Ad 2. Uit de Monitoringstool blijkt dat rond het industrieterrein IJmond (Tata) overschrijdingen van de fijn stof normen optreden, dus in Wijk aan Zee en het noordelijk gedeelte van het sluizencomplex. De strandpaviljoens bevinden zich nabij de Reyndersweg (kustweg). Deze weg heeft een zeer lage verkeersintensiteit en is daarom niet opgenomen in de Monitoringstool. De (totale) concentratie van fijn stof bij strandpaviljoen wordt dus uitsluitend bepaald door de achtergrondconcentratie zoals opgenomen in de GCN-kaarten. De fijn stof emissie van Tata is opgenomen in deze GCN-kaarten.

Door het RIVM worden jaarlijks gegevens geleverd voor het bepalen van de achtergrondconcentraties van fijn stof en stikstofdioxide in Nederland. Deze achtergrondconcentraties kunnen per jaar vrij sterk fluctueren met actuele inzichten in bijvoorbeeld bedrijfsemissies en berekeningsmethode.

Volgens de GCN over 2011 (vrijgave in maart 2012), bedraagt de achtergrondconcentratie van fijn stof in het plangebied (kilometerhok 99/498) 26 microgram (exclusief zeezoutcorrectie). De strandhuisjes zijn gelegen in kilometerhok 100/499, de achtergrondconcentratie is hier 53 microgram, dus ver boven de jaargemiddelde norm van 40 microgram.

Per 15 maart 2013 is de GCN over 2012 beschikbaar waarbij voor de Ijmond verfijnde berekeningen zijn uitgevoerd (geen 1000 bij 1000 hokken maar 250 bij 250 meter hokken). De GCN-kaart is in de bijlage opgenomen met een legenda voor de fijn stofconcentraties. De ruimtelijke reservering voor de strandhuisjes is indicatief ingetekend (dikke zwarte lijn) en doorkruist gele en groene hokken, maar ook een oranje hok. De jaargemiddelde concentraties van het oranje hok is maximaal 34 microgram en daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de jaargemiddelde norm van 40 microgram. Een jaargemiddelde concentratie van 32 tot 34 microgram betekent een dat de etmaalgemiddelde norm voor fijn stof wordt overschreden, namelijk met 1 – 7 dagen. In het oranje hok is er dus sprake van een kleine overschrijding van de etmaalgemiddelde norm voor fijn stof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0016.png"

Ad3. Rond industrieterrein IJmond bevinden zich de luchtkwaliteitsmeetpunten van het provinciale meetnet (www.luchtmetingen.noord-holland.nl), zie de afbeelding.

De meetresultaten van het meetpunt Reyndersweg zijn opgenomen in een Datarapport Luchtkwaliteit IJmond, resultaten 2012. De gemiddelde concentratie fijn stof (pm 10) over 2012 op het meetpunt Reyndersweg (573) is 30 microgram. Het aantal etmaalgemiddelde overschrijdingen is 5 (exclusief zeezoutcorrectie). Er kan ruimschoots worden voldaan aan de jaargemiddelde norm van 40 microgram. Met aftrek van 4 dagen zeezoutcorrectie is er sprake van een kleine overschrijding van de etmaalgemiddelde norm van 35 dagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0017.png"

Nibm

Met betrekking tot de verkeerstoename aan de Reyndersweg wordt met een toename van 19 bewegingen per etmaal per 100m² bvo gerekend. Deze toename is een afgeleide van de pakeernormen voor restaurant en een 4*hotel en de verkeersgeneratie, één en ander zoals opgenomen in publicatie 317 van het CROW “kencijfers parkeren en verkeersgeneratie”. De toename van het bruto vloeroppervlak horecabestemming is 900m² wat resulteert in een toename van 171 verkeersbewegingen per etmaal. De bijdrage volgens de NIBM tool versie 17-10-2012 van infomil is NO2 is 0,12 ug/m3 en de bijdrage PM10 is 0,04. De grens voor niet in betekenende mate is 1,2 ug/m3, dus nader onderzoek voor luchtkwaliteit ten behoeve van verkeerstoename is niet nodig.

Gezien het gegeven dat sprake is van een kleinschalig plan (zie het hierbovengenoemd criterium van 1500 woningen), wordt opgemerkt dat het plan niet in betekende mate (NIBM) bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Ook de omzetting van een restaurant naar discotheek is niet in betekenende mate. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de Wet luchtkwaliteit. Wel moet in het kader van goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit ter plaatse betrokken worden in de besluitvorming. In dit geval kan er gemotiveerd worden dat het om het legaliseren van een bestaande situatie gaat en het aantal blootgestelden niet toeneemt.

Richtwaarden arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen

In een GGD rapport uit 2009 (zware metalen concentraties in fijn stof in Wijk aan Zee 2009) wordt geconcludeerd dat de gemeten concentraties voor Nikkel, Cadmium, Lood en Arseen ruim onder de richtwaarden/grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer liggen. Gezien de door Tata genomen maatregelen is te verwachten dat de emissies van zware metalen verder zijn afgenomen en verder zullen afnemen.

Hieronder is het voorschrift betreffende benzo(a)pyreen opgenomen. De richtwaarde per 2013 is 1 nanogram per m3. Uit de meetgegevens van het meetpunt Reyndersweg blijkt dat de afgelopen jaren deze richtwaarde niet is overschreden. Het meetpunt Reyndersweg ligt bovendien op enige honderden meters kortere afstand van het Tata-terrein dan het strand, waar de blootstelling plaatsvindt. Gezien deze aanzienlijk grotere afstand tot het Tata-terrein is te verwachten dat op het strand ruimschoots kan worden voldaan aan de richtwaarde voor benzo(a)pyreen. Voor wat betreft het mogelijk maken van nachtverblijfsrecreatie in de strandhuisjes wordt opgemerkt dat dit slechts gedurende 3 maanden in de zomerperiode wordt toegestaan. Significante blootstelling zal dus ook slechts gedurende 3 maanden plaatsvinden. Er kan dus naar verwachting worden voldaan aan de jaargemiddelde norm terwijl blootstelling maximaal gedurende 3 maanden per jaar plaats kan vinden.

Bijlage 2 Wm

§ 12. Richtwaarde voor benzo(a)pyreen

Voorschrift 12.1

Voor benzo(a)pyreen geldt 1 nanogram per m3 als jaargemiddelde concentratie, gedefinieerd als het totale gehalte benzo(a)pyreen in de PM10 fractie, als richtwaarde die met ingang van 1 januari 2013 voor zover mogelijk moet worden bereikt, voor de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu.

5.3.3 Conclusie

De luchtkwaliteit in een plangebied behoort te worden beoordeeld op grond van de GCN-kaarten + de eventuele bijdrage van emissies in het plangebied. Het plan heeft geen invloed op de fijn stof concentraties in het plangebied. De luchtkwaliteit (de fijn stof concentratie) bij de strandhuisjes wordt volledig bepaald door de achtergrondconcentratie.

Volgens de GCN 2012 is sprake van fijn stof concentraties ruimschoots voldoet aan de jaargemiddelde norm maar die niet voldoet aan de luchtkwaliteitsnorm voor het etmaalgemiddelde.

Het bevoegd gezag dient bij planvorming te motiveren of sprake is van een dusdanige luchtkwaliteitssituatie dat sprake is gezondheidsrisico's. Nu de nachtverblijfsrecreatie in de strandhuisjes slechts gedurende 3 maanden per jaar wordt toegestaan, zullen binnen deze 3 maanden veel minder dan 35 etmaalgemiddelde overschrijdingen plaatsvinden. Op grond van de meetresultaten over 2012 van het meetpunt Reyndersweg is bovendien aannemelijk dat het aantal etmaalgemiddelde overschrijdingen bij de strandhuisjes voldoet aan de norm van 35 dagen. De conclusie is dat uit oogpunt van luchtkwaliteit en gezondheidsrisico's geen belemmering is om de nachtverblijf in de strandhuisjes niet toe te staan.

Verder blijkt uit de hierboven in paragraaf 3 genoemde onderzoeksgegevens uit de Monitoringstool dat in het plangebied in 2011, 2015 en 2020 overschrijdingen van de fijn stof normen optreden. Uit het MER onderzoek voor de Averijhaven kan worden opgemaakt dat de bestaande lichtervoorziening niet in betekenende mate is. Het bestemmen van de lichterlocatie op de huidige bestemming is dan ook geen probleem. In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die in betekenende mate zijn. Ter plaatse van de woonboten is een overschrijding van de pm10 normen. Het bestemmingsplan heeft echter geen invloed op de luchtkwaliteit op deze locatie aangezien er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Luchtkwaliteit vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan geen knelpunt.

5.4 Geluid

5.4.1 Inleiding

In het kader van de Wet geluidhinder liggen er zones rond wegen en spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een zone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting. Geluidgevoelige bestemmingen zijn woningen, scholen en gezondheidsgebouwen.

5.4.2 Nieuwe geluidgevoelige bestemmingen

Binnen het plangebied wordt alleen op de Kennemerboulevard een nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt, zijnde het omzetten van de woningen met een recreatieve bestemming naar een woonbestemming. De Wet geluidhinder legt in zijn algemeenheid de verplichting op om onderzoek te doen naar de waarde van de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen, indien zij zijn gelegen binnen een geluidzone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0018.jpg"

Geluid industrieterrein IJmond en de Marina

Bovenstaande kaart laat zien dat de betreffende woningen op de Kennemerboulevard niet binnen de zone van industrieterrein IJmond liggen. De woningen liggen ook niet binnen de zone van een geluidrelevante weg. Er hoeft daarom geen onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder te worden uitgevoerd.

5.4.3 wegverkeerlawaai

Binnen het plangebied liggen meerdere gezoneerde wegen. Omdat in dit bestemmingsplan de nieuwe geluidgevoelige bestemmingen niet binnen de zones van deze wegen vallen, hoeft geen onderzoek naar de geluidsbelasting te worden gedaan.

5.4.4 railverkeerlawaai

Binnen het plangebied liggen geen zones vanwege een spoorlijn.

5.4.5 Industrielawaai

Het plangebied ligt, met uitzondering van het zuidelijke deel, bijna volledig binnen de zone van het in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein IJmond. Enkele delen van het plangebied liggen binnen de grens van het industrieterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0019.png"

Gezoneerd industrieterrein en zonegrenzen

Er zijn twee locaties die met dit bestemmingsplan binnen de grens van het gezoneerde industrieterrein worden opgenomen, de lichterlocatie van de inrichting IJpalen en het schiereiland van de inrichting Stuwadoorsbedrijf Velserkom. Het op deze locaties door de inrichtingen geproduceerde geluid zal nu worden toegerekend aan het gezoneerde industrieterrein IJmond. Volgens de zonebeheerder, Provincie Noord-Holland, is hier binnen de zone van industrieterrein IJmond ruimte voor. De maximaal toelaatbare geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, op de zonegrens en op de woningen binnen de zone, wordt hiermee niet overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0020.jpg"

Wijzigingen begrenzing gezoneerd industrieterrein IJmond

5.4.6 luchtvaartlawaai

Het plangebied ligt buiten het beperkingengebied van het Luchthaven indelingsbesluit voor de luchthaven Schiphol. Ook ligt het plangebied buiten de 20 KE contour vanwege Schiphol uit de Nota Ruimte, waarbinnen geen nieuwe uitleglocaties voor woningbouw mogelijk zijn.

5.5 Bodem

5.5.1 Wet bodembescherming

Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.

Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen:

  • Een regeling voor de bescherming van de bodem waarin ook staat dat degene die de bodem verontreinigt, zelf verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vervuiling. De overheid kan dwingen tot sanering als de verontreiniging na 1987 is ontstaan.
  • Een bijzondere regeling voor de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval (calamiteit).
  • Een regeling voor de verontreiniging die is ontstaan voor de Wbb in werking trad in 1987 (historische bodemverontreiniging). Ook in die gevallen geldt dat de vervuiler zelf de verontreiniging verwijdert. Als er geen vervuiler (meer) is, omdat het bedrijf niet meer bestaat en er geen rechtsopvolger is, zal de sanering door de overheid worden uitgevoerd.
  • Een regeling voor de aanpak van verontreiniging in de waterbodem. Rijkswaterstaat heeft vooral met deze regeling te maken. De regeling geldt voor alle waterbodemverontreiniging, of de vervuiling nu voor of na 1987 is ontstaan.

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

5.5.2 Besluit bodemkwaliteit

Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (volledig) in werking getreden. Het doel van dit besluit is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.

Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in oppervlaktewater en op landbodems gelden aparte regels die ook in het Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze weer definitief deel gaan uitmaken van de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, ondermeer, bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door adviesbureaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook maatregelen om de kwaliteit van ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het toezicht en de handhaving te verbeteren.

5.5.3 Relatie Wbb en Woningwet (Ww)

Met de inwerkingtreding van de gewijzigde Wbb (2006) is ook artikel 52a van de Woningwet gewijzigd: Als er ontwikkelingen zijn voorzien die gericht zijn op het verblijf van mensen in een gebied en de bodem blijkt verontreinigd te zijn of er bestaat een redelijk vermoeden dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, dan geldt een aanhoudingsplicht. De aanhouding duurt totdat het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan, dan wel dat het heeft vastgesteld dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is. Er geldt alleen een bodemonderzoeksplicht voor bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt niet eerder afgegeven dan nadat uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

5.5.4 Bodemkwaliteit in het plangebied

Voor de historisch niet verdachte percelen geeft de in juli 2007 vastgestelde bodemkwaliteitskaart regio IJmond een goede indicatie van de te verwachten bodemkwaliteit. De bodemkwaliteitskaart geeft aan wat de gemiddelde kwaliteit van de bodem is in de regio. Het totale grondgebied is opgedeeld in zones van vergelijkbare kwaliteit. Er is onderscheid gemaakt in de kwaliteit van de bovengrond (0 – 100 cm) en de ondergrond (100 – 200 cm). Het gebied is ingedeeld in zones met schone grond en zones met licht verontreinigde grond. Op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan regio IJmond geldt er onder voorwaarden een vrijstellingsregeling voor grondverzet naar zones van gelijke kwaliteit. Van de vrijstellingsregeling kan gebruik gemaakt worden zolang de grond niet verdacht is van bodemverontreiniging. Bij de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit is vastgesteld dat gemeenten gedurende een overgangstermijn van 5 jaar de tijd hebben voor het vaststellen van nieuw beleid.

Totdat nieuw beleid is vastgesteld kan gebruik gemaakt worden van de huidige bodemkwaliteitskaart. Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuw bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart.

Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dient tenminste een historisch bodemonderzoek conform de NEN 5725 uitgevoerd te worden. Dit historisch onderzoek dient ter verificatie van de hypothese dat sprake is van een onverdachte locatie met betrekking tot bodemverontreiniging.

Indien de ontwikkeling een bouwwerk betreft waar mensen verblijven dan dient tevens een verkennend bodemonderzoek volgens de NEN 5740 uitgevoerd te worden. Op grond van het bodembeheersplan regio IJmond kan in sommige gevallen vrijstelling verleend worden van de verplichting van het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek. Voorwaarde hiervoor is dat het historisch onderzoek uitwijst dat op de locatie geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden.

Voorbeelden van bodembedreigende activiteiten kunnen bijvoorbeeld zijn:

• Voormalige bedrijfsactiviteiten

• De aanwezigheid van ondergrondse brandstoftanks

• Voormalige kassencomplexen

• Gedempte watergangen

• Met puin verharde wegen

• Grond- of slibdepots

5.6 Ecologie

Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van planten diersoorten (soortbescherming).

5.6.1 Gebiedsbescherming

Gebiedsbescherming wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische hoofdstructuur (EHS) (zie onder meer hoofdstuk 3.4.5). De provincie is het bevoegde gezag voor EHS en natuurbeschermingswetaspecten. Voor bestemmingsplannen, bouwplannen of andere activiteiten, kan het noodzakelijk zijn dat een vergunning volgens artikel 19d Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden bij de provincie.

Het afwegingskader van de Natuurbeschermingswet 1998 staat bekend als de Habitattoets. Deze bestaat uit een Voortoets en eventueel een zogenoemde "passende beoordeling" als uit een Voortoets blijkt dat er mogelijk significante gevolgen zijn. De belangrijkste aspecten bij de beoordeling van mogelijke invloed op natuurgebieden aan de orde komen zijn: oppervlakteverlies, verontreiniging, verdroging, geluid, licht, verstoring door mensen, mechanische effecten en versnippering.

Beoordeling

In het bestemmingsplan gebied zijn twee gebieden opgenomen die vallen onder de Natuurbeschermingswet 1998, namelijk Kennemerland-Zuid en het Noord-Hollands duinreservaat (in het ontwerpbestemmingsplan kaartjes opnemen). De duinenstrook ten noorden van het Noordzeekanaal is bovendien opgenomen in de EHS (idem kaartje).

Voor wat betreft het plangebied ten noorden van het Noordzeekanaal zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Langs de duinenrij zijn sinds lange tijd strandhuisjes gelegen. In het bestemmingsplan zal mogelijk voor het eerst een ruimtelijke reservering voor 78 strandhuisjes worden opgenomen. Voor wat betreft de Natuurbeschermingswet 1998 is daarom sprake van een nieuwe situatie. In verband met het bestemmingsplan Wijk aan Zee Strand (gemeente Beverwijk) is onlangs een passende beoordeling (Els & Linde, januari 2011) uitgevoerd waarin onder meer de strandhuisjes in Wijk aan Zee waren opgenomen. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen significante effecten zijn te verwachten op de doelstellingen van het Noord-Hollands duinreservaat. Er dient wel een mitigerende maatregel te worden genomen, namelijk het plaatsen van een raster tussen de strandhuisjes (of andere bebouwing) en de duinen.

In het plangebied ten zuiden van het Noordzeekanaal is de ontwikkeling van het IJmuiderstrand van belang (Kustvisie). Bij de Zuidpier zijn al een hotel, horeca en parkeervoorzieningen aangelegd. In de kustvisie zou de verblijfsrecreatie worden gestimuleerd, met name door middel van nieuwbouwwoningen. Deze nieuwbouwwoningen zijn nu niet in de plankaart opgenomen. Ook langs het IJmuiderstrand zijn sinds lange tijd strandhuisjes gelegen. Het aantal strandhuisjes bedraagt maximaal 400 huisjes. Op de plankaart is een evenemententerrein langs de Kennemerboulevard opgenomen. Waarschijnlijk zal deze bestemming weer worden teruggedraaid.

In verband met de Kustvisie is al een zogenoemde Voortoets verricht (Herziene Kustvisie 2006 en Kennemerland Zuid, Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet, bureau Waardenburg, 1 maart 2007). Volgens deze Voortoets is er geen vergunning volgens de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. Er dienen mitigerende maatregelen te worden genomen om te voorkomen dat de recreatiedruk op de flora- en fauna rond het Binnenmeer (sterk) toeneemt. De strandhuisjes zijn niet beoordeeld in de Voortoets van Waardenburg.

In het Noordzeekanaal is de lichtervoorziening IJpalen opgenomen. De stikstofemissies van dit bedrijf kunnen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 worden beschouwd als bestaand gebruik (per 2004/2005). De stikstofdepositie op de natuurbeschermingswet 1998 gebieden ten noorden en zuiden van het Noordzeekanaal hoeft daarom niet te worden getoetst.

5.6.2 Soortbescherming

Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Voor (zwaar) beschermde soorten dient een ontheffing volgens art. 75 van de flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van EL&I. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang, in sommige gevallen ook ruimtelijke inrichting en ontwikkeling)
  • er geen alternatief is
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort


Beoordeling

Uit de bestemmingsplankaart blijkt dat het Forteiland partieel wordt bestemd als evenemententerrein. De natuurwaarden van het Forteiland zijn in relatie tot evenementen zijn door bureau Els en Linde onderzocht. De conclusies van dit onderzoek zijn dat broedende meeuwenkolonie en de kleine kolonie zandhagedissen gevoelig zijn voor betreding en verstoring door een festivals op het buitenterrein. Buiten het seizoen zijn festivals mogelijk met beschermingsmaatregelen voor de zandhagedis.

In verband met de Kustvisie is al een Flora- en faunaonderzoek verricht (Kennemermeer als onderdeel van SBZ Kennemerland-Zuid. Beoordeling noordgrens SBZ, bureau Waardenburg, 25 februari 2005). In het rapport wordt onder meer geconcludeerd dat als werkzaamheden in de droge duinen worden uitgevoerd dan dient een ontheffing volgens art. 75 van de flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van LNV voor onder meer de zwaar beschermde Rugstreeppad en Zandhagedis.

5.6.3 Conclusie

Natuurbeschermingswet: In het bestemmingsplan zijn ontwikkelingen opgenomen die grotendeels al zijn onderzocht in de in 2007 verrichte voortoets. In 2011 zijn flora en fauna onderzoeken verricht met betrekking tot evenementen. Het al verrichte onderzoek wordt geactualiseerd en te worden aangevuld met onderzoek naar met name de strandhuisjes in IJmuiden en Velsen-Noord. De resultaten van het onderzoek dienen ter beoordeling aan de provincie Noord Holland (bevoegd gezag) te worden voorgelegd. De verwachting is dat geen knelpunten op zullen treden.


Flora- en faunawet: Het in 2005 in verband met de kustvisie uitgevoerde Flora- en faunaonderzoek dient te worden geactualiseerd vóór het uitvoeren van de Kustvisie.

5.7 Duurzaamheid

5.7.1 Beleid

Gemeente Velsen heeft ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in "Kwaliteit en duurzaam bouwen" en in het milieubeleidsplan 2008-2012. Daarnaast is het Klimaatprogramma “Velsen, Stad van de Wind” opgesteld, waarin onder andere duurzame ambities zijn vastgelegd met betrekking tot energiebesparing bij bedrijven, duurzaam bouwen en een toekomstagenda voor grootschalige energieopwekking zoals zon, wind, biomassa en getijdenstroom.

Op landelijk niveau gelden de kabinetsdoelstellingen en hieruit voortvloeiende de gemaakte afspraken. De volgende drie punten gelden als landelijk kader:

In Schoon en Zuinig (voormalige kabinet) staan de volgende beleidsdoelen genoemd:

  • een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990,
  • een energiebesparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en
  • een aandeel van 20% duurzame energie in 2020.

Op basis van Schoon en Zuinig hebben het rijk en de gemeenten in 2007 het Klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan ook afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie.

2) Het nieuwe kabinet hanteert het aandeel duurzame energie 14% in 2020 i.p.v. 20% in 2020.

3) Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie-coëfficiënt voor nieuwe woningen in het bouwbesluit (wettelijk kader) in 2011 aangescherpt van 0,8 naar 0,6 en wordt deze in 2015 aangescherpt naar 0,4.

5.7.2 GPR Gebouw® 4

Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de Milieudienst IJmond en de gemeente Velsen het gebruik van GPR Gebouw® 4. GPR Gebouw® 4 is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Een score van 6.0 is representatief voor het wettelijke niveau van het Bouwbesluit. Dit instrument kijkt breder dan alleen energie. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. De kosten van het gebruik van GPR Gebouw® 4 worden gedragen door de Milieudienst IJmond. De ambitie van de gemeente is een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema's milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.

5.7.3 Conclusie

Overeenkomstig het beleid van de gemeente dient duurzaam te worden (her)ontwikkeld. Het gebied biedt kansen om duurzaam te (her)ontwikkelen. Bij het combineren van functies kunnen er voordelen gerealiseerd worden op het gebied van energiegebruik via collectieve energiesystemen, zoals warmtekoppeling of warmte-koudeopslag. Van belang is dat duurzaamheid en energiebesparing vroeg in het proces wordt meegenomen en dat daarvoor in de realisatiefase budget beschikbaar wordt gesteld. Bij bouwaanvragen wordt een GPR berekening verlangd door de gemeente Velsen.

5.8 Cultuurhistorie

Graafwerkzaamheden verstoren/vernietigen archeologische bodemschatten. Indien zich graafwerkzaamheden voordoen bij de herontwikkeling van de locatie bijvoorbeeld ten behoeve van een parkeergarage, zet de gemeente Velsen zich in voor archeologisch onderzoek.

Hoofdstuk 6 Waterhuishouding

Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

Naast alle plannen om Nederland in de toekomst veilig en leefbaar te houden, is de uitvoering van maatregelen nu al in volle gang. Bijvoorbeeld de projecten Ruimte voor de rivier en de Maaswerken zijn in uitvoering en moeten in 2015 gereed zijn.

In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient in de toekomst een mede-ordend principe te worden. In het bestemmingsplan dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het rijk, gemeenten, waterschappen en provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt.

6.1 Waterbeheerders

Het waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheer ten noorden van het Noordzeekanaal is de verantwoordelijkheid van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Ten zuiden van het Noordzeekanaal ligt de verantwoordelijkheid voor het kwantitatief waterbeheer bij het Hoogheemraadschap Rijnland. Het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer van het Noordzeekanaal, alsmede van de Noordzee berust bij Rijkswaterstaat. Het Bedrijventerrein Grote Hout wordt omringd door de Grote Hout of Koningsweg, Pontweg, Eendrachtstraat, Wijkermeerweg en het Noordzeekanaal. Het maaiveld in het westelijk deel van het terrein varieert van 3,40m + NAP tot 3,90 m + NAP. In het oostelijk deel van het terrein loopt het maaiveld af tot ca. 1,90m + NAP. De bodem bestaat uit zandgronden en oppervlaktewater komt in dit gebied niet voor. Ca. 440 m kade grenst aan het Noordzeekanaal. Naast het NAM-kantoor liggen een aantal kleinere (sier-)vijvers die niet op het oppervlaktewater aangesloten zijn. Het waterpeil van deze vijvers wordt kunstmatig hooggehouden. De bodem van de bedrijventerreinen aan de westzijde van het plangebied (omgeving Wenckebachstraat en Staalstraat) bestaat uit zand en er is geen oppervlaktewater aanwezig. In de polder De Meerweiden bestaat de bodem uit klei. In dit gebied liggen verschillende watergangen. Het polderpeil bedraagt -2,20 m NAP. Het waterbezwaar wordt uitgemalen naar het Noordzeekanaal door het poldergemaal De Meerweiden aan de Wijkermeerweg. De grondwaterstand op het Bedrijventerrein Grote Hout loopt af van 1,60 m + NAP (± 2,0 tot 2,5 m – mv) in het noorden tot ca. 0,60 m + NAP (= ± 3,0 m – mv) langs de kade. Ter plaatse van de Wenckebachstraat is de grondwaterstand gemiddeld 1,40 m + NAP (± 3,3 m – mv). De grondwaterstand ter plaatse van de Leeghwaterweg is gemiddeld 1,80 m – NAP (± 0,90 m – mv). De riolering van Velsen-Noord voert via het rioolgemaal aan de Polderweg af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Velsen-Zuid. Uitzondering hierop wordt gevormd door de riolering in de noordoostzijde van het plangebied. Dit bedrijventerrein (in deelgebied de Pijp) voert via het rioleringstelsel van de gemeente Beverwijk af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Beverwijk.

Water is de belangrijkste bestemming in dit bestemmingsplan. Het Noordzeekanaal zal deze bestemming krijgen evenals alle werken die in of op het water liggen zoals (aanleg) steigers en sluizen. Vanwege de flexibiliteit van het plan wordt in het bestemmingsplan spaarzaam omgegaan met nadere functieaanduidingen. Woonschepenligplaatsen vallen ook in de hoofdcategorie “water”. De woonschepen die op dit moment in het plangebied liggen zullen als water bestemd worden zonder functieaanduiding woonschepenligplaats. De woonschepen worden dus niet gelegaliseerd. De planologische aspecten voor vrijwaringszones, keurzones van waterkeringen welke zijn aangegeven door de beide waterschappen zullen zoveel mogelijk worden overgenomen in het bestemmingsplan. Voor overige zaken die betrekking hebben op waterkeringen, zoals ruimtereserveringen voor onderhoud en beheer van waterstaatkundige werken, zullen in overleg met het betreffende waterschap, passende planologische regels worden opgesteld. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die het verhard oppervlak doen toenemen. In de toelichting bij het bestemmingsplan zal worden opgenomen dat 15% van de toename van verharding vooruitlopend op die toename als functioneel open water moet worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 7 Randvoorwaarden, Onderzoek En Verantwoording

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan diverse sectorale aspecten die mogelijk beperkingen kunnen opleveren voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

7.2 Economie En Recreatie

Het strand is een belangrijke plek voor recreanten en toeristen. In een groot gedeelte van het gebied wordt extra ruimte geboden voor de verdere ontwikkeling van recreatie, maar ook aan horeca, overnachten en wind en watersport faciliteiten. Er vinden ook evenementen plaats op het strand. In het bestemmingsplan krijgt het college de bevoegdheid om af te wijken van de bestemming ten behoeve van het houden van evenementen. Belangrijke voorwaarde is dat uit een actueel rapport blijkt dat het evenement geen invloed heeft op het natura2000 gebied. Dit komt tegemoet aan het uitnodigende beleid van de gemeente Velsen

In het plangebied liggen diverse horecagelegenheden die, vanwege hun ligging bij een recreatiegebied, bestaansrecht hebben. De paviljoens krijgen de mogelijkheid om jaarrond open te zijn één en ander conform de mogelijkheden zoals die geboden zijn in het provinciaal Waterplan 2010-2015 (vastgesteld door PS op 16 november 2009). De motivatie hierbij is dat jaarrond exploitatie van strandpaviljoens van belang is voor de verbreding van het recreatief/toeristische product aan de kust van Noord-Holland. De zoneringen zijn inmiddels overgenomen in de provinciale ruimtelijke verordening. Met de jaarrond exploitatie in combinatie met een groter oppervlak horecafunctie per paviljoen en het bieden van een afwijkingsbevoegdheid voor overnachtingen met in de directe omgeving het bieden van opslagmogelijkheden voor strandactiviteiten wordt invulling gegeven aan de initiatieven die zijn ingediend door de strandondernemers.

7.3 Verkeer & Vervoer

Met betrekking tot parkeren zal worden voldaan aan de parkeernormen zoals op 17 december 2009 is vastgesteld door de gemeenteraad in de nota parkeernormen. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen met de benodigde parkeerplaatsen aan de Reyndersweg ten behoeve van het bestemmingsplan. De normen die uit de nota zijn gehanteerd.

Recent zijn een vrij liggend fietspad en extra parkeerplaatsen langs de Reyndersweg aangelegd. Deze zijn in het bestemmingsplan opgenomen worden. Deze uitbreiding van parkeerplaatsen komt ook ten goede aan de additionele horecamogelijkheden op het strand Noordpier. Aan de Reyndersweg en aan het Noordzeekenaal liggen tevens voldoende parkeerplaatsen voor horeca op het Forteiland.

Het HOV zal over de Badweg gaan rijden. Het HOV maakt gebruik van de al bestaande weg. Dit heeft ruimtelijk gezien geen consequenties en hier zal het bestemmingsplan dan ook geen rekening mee hoeven te houden.

Met betrekking tot parkeren zal worden voldaan aan de parkeernormen zoals op 17 december 2009 is vastgesteld door de gemeenteraad. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen met de benodigde parkeerplaatsen aan de Reyndersweg ten behoeve van het bestemmingsplan.

Restaurant kop Noordpier 100% restaurant
Paviljoens 1,2,3 50% restaurant/ 50% café bar discotheek cafetaria
Bolwerk 100% café bar discotheek cafetaria

Omdat voor het oppervlak van de paviljoens 50% bebouwd mag worden hebben de toegepaste parkeernormen een evenredige verdeling.

BVO Oppervlak/norm per 100m2 Parkeerplaatsen
Restaurant kop Noordpier 484/13 63
Paviljoen 1 600-600/13-9 132
Paviljoen 2 600-600/13-9 132
Paviljoen 3 600-600/13-9 132
Bolwerk 124/9 12
Subtotaal 471
Incidentele bezoekers 150
Totaal 621

Het aantal beschikbare parkeerplaatsen op de Reyndersweg is circa 1100, ruim voldoende voor de functies op en nabij het strand.

7.4 Wonen

In het binnenspuikanaal liggen een aantal woonboten die ook bewoond zijn. In dit geval is gekozen om de woonboten weg te bestemmen en bewoning in dit gebied niet mogelijk te maken. De reden hiervoor is primair omdat het mogelijk maken van bewoning op deze locatie tegen veel milieuregels in zou gaan. Het is kortweg onmogelijk. Rijkswaterstaat (eigenaar van de gronden) heeft aangegeven geen vergunningen (meer) af te geven voor ligplaatsen hier en dat de ligplaatsen ten oosten van de dukdalven worden opgeheven en de schepen dus moeten vertrekken. Er wordt door RWS ingezet op vertrek van de schepen binnen de looptijd van het bestemmingsplan.

Vanuit milieutechnisch en veiligheidsoogpunt is het ongewenst dat op het sluiseiland wordt gewoond. Het betreft circa een 20-tal bedrijfswoningen (gebouwen ten behoeve van of verband houdend met verkeer te water) die van oorsprong werden bewoond door personeel van RWS. Een herziening van een bestemmingsplan dient de actualisatie op peil te houden en deze situatie is niet meer actueel. Een bedrijfswoning is bedoeld als woning voor iemand die met het bedrijf verbonden is en waarvan het voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is dat hij/zij bij of op het terrein van het betreffende bedrijf woont. Deze noodzaak is weggevallen. Het bezwaar op bewoning op deze locatie is echter toegenomen zodat de woningen die hier staan niet als woning in het bestemmingsplan zijn bestemd. Om bewoning op en juiste en menselijke wijze op termijn te beeindigen is gekozen om bij het bestemmingsplan een lijst op te nemen met de huidige bewoners die op basis van een persoonsgebonden overgangsrecht het recht houden hier te blijven wonen maar geen nieuwe bewoners meer toestaan.

Hoofdstuk 8 Juridisch Bestuurlijke Aspecten

8.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling bestaande uit de verbeelding en de planregels nader toegelicht. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een actueel planologisch regime van kust, Noordzeekanaal en omgeving. Op welke wijze de planopzet in de bestemmingsregeling concreet is verwerkt, wordt in de volgende paragraaf beschreven. In paragraaf 8.2 en 8.4 is een beschrijving gegeven van de wijze van bestemmen en is een toelichting gegeven op de verschillende regels.

8.2 Inleidende Bepalingen

8.2.1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

8.2.2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

In de voorschriften en op de plankaart kunnen goot- en/of bouwhoogtes zijn opgenomen. Indien er alleen sprake is van een bouwhoogte, dan mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan op de plankaart of in de voorschriften staat opgenomen. Er kan hierbij zowel sprake zijn van een platte afdekking als van een andere kapvorm mits de kap niet hoger is dan de aangegeven maximale bouwhoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0021.jpg"

Indien de maximale bouwhoogte in combinatie met de goothoogte wordt gehanteerd is de maximale bouwhoogte te beschouwen als de nokhoogte. Er is in dat geval afdekking toegestaan middels een plat dak of een kap. De kap bestaat uit hellende dakvlakken, waarbij de goot niet hoger is dan de maximale goothoogte. Een dakvlak zal hierbij in zijn geheel onder dezelfde hellingshoek vallen. De beide dakvlakken treffen elkaar in de nok, welke maximaal op de maximaal toegestane bouwhoogte is gelegen. Er dient dus sprake te zijn van een daadwerkelijke nok met evenwijdige dakvlakken.

Er kan ook sprake zijn van een platte afdekking, maar dan is er sprake van een boeibordhoogte. Deze platte afdekking mag dan niet hoger zijn dan de maximaal toegelaten goothoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R001_0022.jpg"

Indien in de voorschriften een goothoogte en bouwhoogte is opgenomen maar op de plankaart een andere goot- en bouwhoogte is opgenomen, dan gelden de op de plankaart opgenomen hoogtes. Indien in de voorschriften een goot en bouwhoogte is opgenomen maar op de plankaart alleen een bouwhoogte, en geen goothoogte, is opgenomen dan is er sprake van alleen een bouwhoogte.

8.3 Bestemmingsregels

8.3.1 Bedrijventerrein

De bestemming "Bedrijventerrein" komt op de noordelijke oever van het Noordzeekanaal voor. De bestemming is bedoeld om bedrijfsmatige activiteiten die daar op dit moment plaatsvinden zo te bestemmen dat daar op een enigszins flexibele wijze invulling aan kan worden gegeven.

8.3.2 Cultuur en Ontspanning

De bestemming "Cultuur en Ontspanning" ligt op het Forteiland en op een tweetal bunkers ten noorden en ten zuiden van het Noordzeekanaal in het duingebied. De beide bunkers hebben een museumfunctie met ondergeschikte horeca. Op het Forteiland, dat een werelderfgoedmonument is, is horeca en evenementen toegestaan. Teven hebben de bunkers een tentoonstellings- en museumfunctie.

8.3.3 Gemengd 1

De bestemming "Gemengd 1" komt voor op de Zuidoostelijke kant van de Kennemerboulevard. Deze bestemming is opgenomen op gebouwen met een gelijkwaardige horeca en detailhandelsfunctie die uitwisselbaar is.

8.3.4 Gemengd 2

De bestemming "Gemengd 2" ligt op een gebied op het laatste (zuidwestelijke) stuk van de Kennemerboulevard. De bedrijven en functies hier zijn verschillende bedrijven, kantoren die allen pleziervaart gerelateerd zijn. Het gebied rondom de opstallen zijn bedoeld voor de stalling van pleziervaartuigen.

8.3.5 Groen

De bestemming "Groen" ligt door het gehele plangebied waarvan het waardevol is om dit vanwege het beeld groen te houden. In het plan hebben sommige stukken feitelijk groen een verkeersbestemming gekregen als deze functie in het gebruik ook feitelijk aanwezig is vanwege wegconstructie (berm) of ondergrondse infrastructuur.

8.3.6 Horeca

De bestemming "Horeca" komt voor op het strand zowel aan de noordkant als de Zuidkant van het Noordzee kanaal. Deze bestemming is bedoeld voor het bouwen en exploiteren van strandpaviljoens. Daarnaast ligt er nog één Horeca-enclave op het sluiscomplex.

8.3.7 Maatschappelijk

De bestemming "Maatschappelijk" komt alleen voor bij de strandopgang IJmuiden aan Zee voor de vestiging van de reddingsbrigade.

8.3.8 Natuur

De bestemming "Natuur" komt in het bestemmingsplan voor als strook achter de zee en het strand. Dit duingebied heeft al een feitelijk natuurfunctie waarbij het boven het Noordzee kanaal grotendeels behoort tot de provinciale Ecologische HoofdStructuur en ten zuiden van het Noordzee kanaal tot een natura2000 gebied.

8.3.9 Recreatie-dagrecreatie

De bestemmings "Recreatie - dagrecreatie" is de bestemming die aan het strand is gegeven. Hiermee is de feitelijke functie van openbaar toegankelijk recreatiegebied geregeld. Overnachten is hier niet toegestaan.

8.3.10 Recreatie-verblijfsrecreatie

De bestemming "Recreatie - verblijfsrecreatie" komt alleen voor op een camping. Op deze camping zijn seizoensplaatsen en losse kampeermiddelen toegestaan met bijbehorende voorzieningen.

8.3.11 Verkeer

De bestemming verkeer komt door het gehele plangebied voor. De bestemming "Verkeer" is gegeven aan bovengrondse infrastructuur ter bescherming van deze infrastructuur en de (ondergrondse) constructie hiervan.

8.3.12 Water

De bestemming "Water" is de grootste bestemming van het bestemmingsplan Zeezicht. De zee en het Noordzeekanaal hebben deze bestemming waarmee tevens is aangegeven dat deze gronden ten behoeve van een waterweg, vaarweg en waterberging kunnen worden gebruikt. Vanwege verschillende activiteiten die op de daarvoor aangeduide gronden of de omgeving beperkend kunnen zijn hebben een aparte functieaanduiding gekregen. Het betreft: "jachthaven"; "sluis"; "lichteren" en "zandwinning" met een functieaanduiding op bepaalde locaties mogelijk gemaakt.

8.3.13 Water-sluizencomplex

De bestemming "Water-sluizencomplex" ligt over het gehele sluiscomplex heen. Ondanks dat de bedrijfsvoering van een sluizencomplex veel lijkt op die van een bedrijventerrein is voor deze bestemming gekozen omdat een sluizencomplex primair ten behoeve van verkeer te water is en het niet wenselijk is andere bedrijven toe te staan in een vaarweg anders dan ten behoeve van die vaarweg. Het is gewenst om bouw- en gebruiksmogelijkheden flexibel te houden ten behoeve van de bedrijfsvoering.

8.3.14 Wonen

De bestemming wonen komt uitsluitend voor aan de westzijde van de Kennemerboulevard. Op deze locatie staan sinds 1996 recreatiewoningen waarvan het college in 2004 heeft besloten om op verzoek van de huiseigenaren, hier bij de eerstvolgende bestemmingsplanherziening een woonbestemming aan te geven.

8.3.15 Leiding- Gas

Deze dubbelbestemming loopt van oost naar west vlak ten zuiden van gemeentegrens met Beverwijk. In deze dubbelbestemming zijn, ter bescherming van de daar liggende gasleiding, regels voor werken en werkzaamheden opgenomen. Deze leiding ligt tevens op gronden met de gebiedsaanduiding "Vrijwaringszone - buisleidingenstraat" één en ander ten behoeve van een nationale buisleidingenstrook.

8.3.16 Leiding-Olie

Deze bestemming loopt van oost naar west ter hoogte van de Kennemerboulevard en is ter bescherming van een aanlandende olieleiding aldaar. In deze dubbelbestemming zijn regels voor werken en werkzaamheden opgenomen (aanlegvergunning).

8.3.17 Waarde-Cultuurhistorie

De dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie" ligt op het Forteiland vanwege de status van werelderfgoedmonument.

8.3.18 Waterstaat-Waterstaatkundige functie

De dubbelbestemming "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" loopt als een strook van noord naar zuid door vrijwel het gehele plangebied. Tevens hebben de beide pieren van de mond van het Noordzeekanaal deze dubbelbestemming. Doel is de gronden met deze dubbelbestemming te beschermen zodat ze altijd, buiten de functie van onderliggende bestemming, hun waterstaatkundige functie kan vervullen.

8.4 Algemene Bepalingen

Het bestemmingsplan Zeezicht is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet bepaald samen met de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) het kader voor het kunnen bouwen en gebruiken van gronden en van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan. Het hieronder beschreven overzicht van relevante wetgeving was geldend ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan. Let op, dit zijn geen integraal overgenomen wetteksten:

Wabo artikel 2.1 lid 1.

Hierin staat dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

    1. a. het bouwen van een bouwwerk,
    2. b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
    3. c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet

Wabo artikel 2.10

Dit artikel zegt dat een omgevingsvergunning alleen kan worden geweigerd als de aanvraag niet voldoet aan hetgeen gesteld in:

  1. a. bouwbesluit
  2. b. bouwverordening
  3. c. bestemmingsplan, beheersverordening of exploitatieplan
  4. d. welstandsnota
  5. e. advies van de commissie voor de tunnelveiligheid

Wro artikel 7.2

Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met:

a. een voorbereidingsbesluit of een verklaring als bedoeld in artikel 4.1, vijfde lid, of 4.3, vierde lid, voor zover hierbij toepassing is gegeven aan artikelen 3.7, vierde lid, maar geen toepassing is gegeven aan de tweede volzin van het lid;

b. regels die zijn gesteld krachtens deze wet voor zover de overtreding daarvan is aangemaakt als strafbaar feit en voor zover daarop artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet van toepassing is.

Dit strafbaar feit heeft zijn grondslag in de wet op de economische delicten waarin tevens de straffen en maatregelen zijn opgenomen.

De volledige teksten van de relevante artikelen zijn opgenomen in de Wet op de economische delicten

Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid

In dit bestemmingsplan worden geen additionele ontwikkelingen mogelijk gemaakt waardoor economische uitvoerbaarheid niet hoeft te worden aangetoond

Hoofdstuk 10 Inspraak En Vooroverleg

Van 10 februari 2012 tot en met 22 maart 2012 heeft het voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegen heeft het wettelijk vooroverleg (3.1.1 Bro) plaatsgevonden. Er hebben totaal 35 partijen gereageerd. Van de reacties is een inspraakrapportage gemaakt dat op 4 december 2012 door het college is vastgesteld (Bijlage 6).

Van 18 januari 2013 tot en met 28 februari 2013 heeft het bestemmingsplan in ontwerp ter visie gelegen. Er zijn 27 zienswijzen ontvangen. Hiervan is een Nota van Zienswijze opgesteld dat op 20 juni 2013 door de raad is vastgesteld (Bijlage 7).

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Habitattypen N2000

Bijlage 1 Habitattypen N2000

Bijlage 2 Tabel Stoffengrenswaarden

Bijlage 2 Tabel stoffengrenswaarden

Bijlage 3 Uitspraak Velserkom Rvs

Bijlage 3 Uitspraak Velserkom RvS

Bijlage 4 Beleidsregels Rijnland

Bijlage 4 Beleidsregels Rijnland

Bijlage 5 Memo Geluidszone Ij-palen Provincie

Bijlage 5 Memo geluidszone IJ-palen provincie

Bijlage 6 Inspraakrapportage

Bijlage 6 Inspraakrapportage

Bijlage 7 Nota Van Zienswijze

Bijlage 7 Nota van Zienswijze