KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Water
Artikel 7 Leiding - Gas -1
Artikel 8 Leiding - Gas - 2
Artikel 9 Leiding - Leidingstrook
Artikel 10 Leiding - Water
Artikel 11 Waarde - Archeologie
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Antidubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 19 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
Artikel 21 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Begrenzing Van Het Plangebied
1.3 Vigerende Regelingen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beschrijving Van Het Plangebied
2.2 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planmer En Overige Onderzoeken
4.1 Inleiding
4.2 Planmer-algemeen
4.3 Samenvatting Planmer
4.4 Conclusie Planmer
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding/keuze Planvorm
5.2 Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Inspraakrapportage
Bijlage 2 Separate Bijlage: Planmer
Bijlage 3 Separate Bijlage: Bijlagen Bij De Planmer

Industrieterrein Tata Steel

Bestemmingsplan - gemeente Velsen

Vastgesteld op 22-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Industrieterrein Tata Steel van de gemeente Velsen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0453.BP0200TATASTEEL1-R001 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologische deskundige

een deskundige met opgravingsbevoegdheid of met gekwalificeerde kennis op het gebied van de archeologie.

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het aangeduide deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.11 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor bewoning van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.12 bergbezinkbassin

een rioleringssysteem voor het tijdelijk opslaan en laten bezinken van rioolwater.

1.13 bestaande bedrijven

bedrijven met een vergunning die aanwezig zijn ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.14 bestaande risicovolle activiteiten

risicovolle activiteiten die aanwezig zijn ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 erker

een uitgebouwd venster, geplaatst op het onbebouwd erf (tuin), die ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en hier een functioneel onderdeel van uit maakt, met een maximale diepte van 1,5 m.

1.24 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 geluidshinderlijke inrichting

bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb. 2001, 29) en artikel 2.4 van artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht.

1.27 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.28 geluidszone - industrie

een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.29 groepsrisico

de cumulatieve kansen per jaar, dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval op een transportroute of als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke (afval)stof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

1.30 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.31 (beperkt) kwetsbare objecten

een object dat in het Besluit externe veiligheid inrichtingen als (beperkt) kwetsbaar is aangemerkt.

1.32 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.33 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.34 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.

1.35 plaatsgebonden risico (PR)

de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen.

1.36 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.37 risicovolle activiteiten

activiteiten die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.38 risicovolle inrichting

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.39 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

2.3 breedte, lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - staalproducerend bedrijf' uitsluitend:
    1. 1. een staalproducerend bedrijf voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 6 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. tot het staalbedrijf behorende overige bedrijfsactiviteiten voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 5.3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    3. 3. overige bedrijfsactiviteiten, voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 4.2. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidshinderlijke en risicovolle inrichtingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van industriële gassen' uitsluitend:
    1. 1. een bedrijf gericht op de vervaardiging van industriële gassen voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 5.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. overige bedrijfsactiviteiten voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidshinderlijke en risicovolle inrichtingen;
    3. 3. tot een staalproducerend bedrijf behorende bedrijfsactiviteiten voor zover voorkomend in ten hoogste de met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.3' aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  1. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in metaalertsen' uitsluitend:
    1. 1. een groothandel in en bewerking van metaalertsen voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 5.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. overige bedrijfsactiviteiten voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidshinderlijke en risicovolle inrichtingen;
    3. 3. tot een staalproducerend bedrijf behorende bedrijfsactiviteiten voor zover voorkomend in ten hoogste de met de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 5.1', 'bedrijf tot en met categorie 5.2' en 'bedrijf tot en met categorie 5.3' aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - cementfabriek' uitsluitend:
    1. 1. een cementfabriek voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 5.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. overige bedrijfsactiviteiten voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidshinderlijke en risicovolle inrichtingen;
    3. 3. tot een staalproducerend bedrijf behorende bedrijfsactiviteiten voor zover voorkomend in ten hoogste de met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2' aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – gericht op stoom- en gasproductie' uitsluitend:
    1. 1. een bedrijf gericht op stoom- en gasproductie voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 5.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. overige bedrijfsactiviteiten voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidshinderlijke en risicovolle inrichtingen;
    3. 3. tot een staalproducerend bedrijf behorende bedrijfsactiviteiten voor zover voorkomend in ten hoogste de met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.3' aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. f. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer': een spoorwegemplacement voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. g. ter plaatse van de gronden zonder de aanduidingen genoemd in de aanhef van dit lid onder a tot en met f: bedrijven voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidshinderlijke en risicovolle inrichtingen; alsmede voor:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2.': tot een staalproducerend bedrijf behorende bedrijfsactiviteiten voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 5.2. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.3.': tot een staalproducerend bedrijf behorende bedrijfsactiviteiten voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 5.3. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  6. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (spoor)verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat:

  1. a. dienstwoningen niet zijn toegestaan;
  2. b. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  3. c. detailhandel niet is toegestaan;
  4. d. risicovolle inrichtingen uitsluitend zijn toegestaan, voor zover sprake is van een bestaand bedrijf ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf-staalproducerend bedrijf' en 'specifieke vorm van bedrijf- vervaardiging van industriële gassen';
  5. e. verplaatsing en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten van de in dit lid onder d bedoelde bedrijven niet is toegestaan;
  6. f. nieuwe risicovolle activiteiten van de in dit lid onder d bedoelde bedrijven niet zijn toegestaan;
  7. g. kwetsbare objecten niet zijn toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. waterlopen en waterpartijen;
  5. e. leidingen behorende tot aangrenzende bedrijven;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, bergbezinkbassins en nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, bergbezinkbassins, waterlopen en waterpartijen, groen en nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 5 m;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 20 m.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen;
  4. d. waterwegen;
  5. e. voorzieningen en laad- en losactiviteiten ten behoeve van de aangrenzende bedrijfsbestemmingen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals dammen en/of duikers, oeverbeschoeiingen en aanlegsteigers, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied' de bestemming Water te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-staalproducerend bedrijf', met dien verstande dat:

  1. a. wijziging uitsluitend is toegestaan ten behoeve van bedrijfsactiviteiten in ten hoogste categorie 5.1. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. wijziging niet mag leiden tot milieuhygiënische belemmeringen;
  3. c. wijziging niet mag leiden tot negatieve veranderingen met betrekking tot het groepsrisico en plaatsgebonden risico als gevolg van het staalproducerend bedrijf;
  4. d. wijziging niet mag leiden tot negatieve gevolgen voor de waterhuishouding.

Artikel 7 Leiding - Gas -1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een aardgasleiding met een diameter van ten hoogste 10 inch en een druk van ten hoogste 90 bar.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2 onder a en b indien:

  1. a. de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  3. c. alvorens omtrent het afwijken te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Leiding - Gas - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een aardgasleiding met een diameter van ten hoogste 18 inch en een druk van ten hoogste 66 bar.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2 onder a en b indien:

  1. a. de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  3. c. alvorens omtrent het afwijken te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Leiding - Leidingstrook

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van de volgende leidingen:

  1. a. ondergrondse 50kV-150kV-380kV (hoog)spanningsleiding;
  2. b. watertransportleiding;
  3. c. onder- en bovengrondse transportleidingen ten behoeve van het industrieterrein, waar onder andere onder wordt verstaan een transportleiding voor lekwater, perslucht, zuurstof, waterstofgas, kooksovengas en hoogovengas.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2 onder a en b. indien:

  1. a. de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  3. c. alvorens omtrent het afwijken te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Leiding - Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van watertransportleidingen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.2 onder a en b, indien:

  1. a. de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  3. c. alvorens omtrent het afwijken te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  4. d. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
  5. e. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 60 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding van de waterkering;
  2. b. de beschermingszone;
  3. c. waterstaatwerken, zoals taluds, dijken en (onderhouds)wegen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en andere werken zoals hulpmiddelen voor verkeer te water worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

14.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. onderdelen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen van niet ingrijpende aard waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vereist is;
  2. b. ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen en overbouwingen ter verbinding van twee bouwwerken;
  3. c. ondergrondse bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger is gelegen dan de hoogte van het terrein ter plaatse bij de voltooiing van de bouw;
  4. d. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, terrassen, bordessen, bordestreden, trappen(huizen), buitentrappen, liftschachten, uitspringende schoorsteenwanden, hijsinrichtingen, stortbuizen, galerijen, hellingbanen, laadperrons, balkons, erkers, entreeportalen, luifels, afdaken, dakoversteken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en gevel- en kroonlijsten, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

14.2 Bouwen boven een weg

Indien boven een weg wordt gebouwd, mag niet lager worden gebouwd dan:

  1. a. 4,5 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,5 m breedte aan weerszijden van de rijweg;
  2. b. 2,5 m boven de hoogte van een ander deel van de weg worden gebouwd, mits de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.

Artikel 15 Algemene Gebruiksregels

15.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met regels wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. opslagplaats voor bagger en grondspecie, behoudens indien de regels dit nadrukkelijk toestaan;
  2. b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  3. c. uitstalling-, opslag,- stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  4. d. seksinrichting.

15.2 Uitzonderingen op strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  1. a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 15.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  2. b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 geluidzone-industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone-industrie' zijn geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

17.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken - afwijken van de regels voor:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het verloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen, met ten hoogste 3 m worden overschreden en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

17.2 Bij de beoordeling van een verzoek tot afwijken wordt rekening gehouden met eerdere afwijkingen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.

Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels

18.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6. van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het in geringe mate wijzigen van het bouwvlak, mits:

  1. a. de structurele opzet van het plan niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
  2. b. de bebouwingscapaciteit van het bouwvlak niet meer dan 15% zal worden gewijzigd.

18.2 Bij de beoordeling van een verzoek om toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt rekening gehouden met eerdere wijzigingen op basis van dit artikel om te beoordelen of maximale maten en/of oppervlakten al dan niet worden overschreden.

Artikel 19 Overige Regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van dit lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Industrieterrein Tata Steel'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 november 2012.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het plangebied Industrieterrein Tata Steel strekt zich uit over drie gemeenten: Velsen, Beverwijk en Heemskerk. De drie gemeenten hebben besloten om gezamenlijk één bestemmingsplan op te stellen voor het gehele terrein. Het systeem van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) neemt uiteraard wel met zich mee dat de drie gemeenteraden afzonderlijk het bestemmingsplan –voor het betreffende gedeelte van het gebied- dienen vast te stellen. Juridisch gezien zal er dan ook sprake zijn van drie bestemmingsplannen. De bestemmingsplannen zijn echter voor wat betreft opzet en inhoud volledig op elkaar afgestemd.

De directe aanleiding om voor het hoogoventerrein een nieuw bestemmingsplan op te stellen is gelegen in het feit dat:

  • de meeste bestemmingsplannen die nu gelden voor het plangebied (ruim) ouder zijn dan 10 jaar, waardoor er wettelijk gezien aanleiding is om ze te actualiseren;
  • de wens bestaat om de bestaande regeling te uniformeren en te globaliseren, zodat er een eenduidige juridische systematiek komt voor het hele plangebied.
  • in 2006 de “Intentieverklaring Ruimte voor wonen en werken in de IJmond” is gesloten tussen de gemeenten Velsen, Beverwijk en Heemskerk, de provincie Noord-Holland, Tata Steel IJmuiden BV , de Kamer van Koophandel Amsterdam en Federatie de ondernemende IJmond (FED). Hierin zijn afspraken gemaakt over woningbouwontwikkelingen enerzijds en bedrijfsontwikkelingen anderzijds (zie ook hoofdstuk 2.1.)

De centrale doelstelling van het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het hoogoventerrein luidt als volgt:

“tot een reductie en actualisering van het aantal bestemmingsplannen te komen, gebaseerd op een eenduidige bestemmingsplanregeling voor het gehele plangebied.”

Met het bestemmingsplan wordt behoud en ontwikkeling – binnen de milieurandvoorwaarden - van de bedrijvenfunctie van het gebied nagestreefd.

1.2 Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied wordt in grote lijnen begrensd door de grens van de inrichting Tata Steel IJmuiden BV waarvoor op 16 januari 2007 door Gedeputeerde Staten een milieuvergunning (revisievergunning) is verleend (op 16 oktober 2008 is de revisievergunning hersteld naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State op 28 mei 2008). Op bepaalde punten is afgeweken van de grens van de inrichting vanwege de wens te komen tot logische grenzen en om aan te sluiten op aangrenzende bestemmingsplangebieden. Het voorgaande houdt concreet in dat het plangebied in het noorden begrensd wordt door de Waterweg (gemeente Heemskerk). In het oosten sluit de plangrens aan op het bestemmingsplan Business Park Ymond van Beverwijk (Willem Bakkerweg) en vervolgens op de bestemmingsplangebieden Westelijke Randweg van de gemeenten Beverwijk en Velsen. De bestemmingsplannen Business Park Ymond Beverwijk en de bestemmingsplannen Westelijke Randweg Beverwijk en Velsen maken geen onderdeel uit van het plangebied. De zuidgrens loopt van oost naar west achtereenvolgens onderlangs het Centraal Emplacement Zuid (centrale werkplaats van Tata Steel IJmuiden BV), de 1e Rijksbinnenhaven, het Binnen- en Buitenspuikanaal en het Noorderbuitentoeleidingskanaal. Het Hoogovenkanaal valt binnen het plangebied. In het westen loopt de plangrens globaal langs de Nieuwe Zeeweg, de Transmissieweg en de Gasstationsweg. Voor de westgrens is in hoofdzaak de inrichtingsgrens van Tata Steel IJmuiden BV aangehouden. Het plangebied, inclusief de gemeentegrenzen, is weergegeven in het onderstaande figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0200TATASTEEL1-R001_0001.jpg"

Figuur 1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende Regelingen

Voor het plangebied vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen:

Gemeente Velsen

  1. 1. Uitbreidingsplan in Hoofdzaak ten noorden van het noordzeekanaal (gemeenteraad: 13-3-1963)
  2. 2. Business Park Ymond (gemeenteraad: 25-10-1999)

Gemeente Beverwijk

Plan in hoofdzaak Westelijk Beverwijk (gemeenteraad: 18-07-1963)

Gemeente Heemskerk

Heemskerkerduin en Noorddorp (gemeenteraad: 25-07-1968)

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk Gebiedsvisie (hoofdstuk 2) wordt een beschrijving gegeven van de huidige en toekomstige situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 volgt een samenvatting van het relevante beleid op Europees, rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de uitgevoerde planMER en overige onderzoeken in verband met mogelijke (milieu)beperkingen. In hoofdstuk 5 volgt de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt onder andere de wijze van bestemmen uiteengezet. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de resultaten van de inspraak en het overleg met instanties zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

In de toelichting wordt verwezen naar bijlagen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beschrijving Van Het Plangebied

Het plangebied bestaat voor het overgrote deel uit het bedrijventerrein van Tata Steel IJmuiden BV. (circa 750 hectare). Het bedrijventerrein ligt in drie gemeenten: Velsen, Beverwijk en Heemskerk. Naast Tata Steel IJmuiden BV zijn er enkele andere bedrijven –die niet tot de staalinrichting behoren- in het plangebied aanwezig, waaronder Linde Gas. Voor een volledige bedrijveninventarisatie wordt verwezen naar hoofdstuk 3.

Tata Steel IJmuiden BV

Het staalbedrijf produceert jaarlijks circa 7 miljoen ton staal die in de vorm van rollen worden geleverd aan de automobielindustrie, de bouw en de verpakkingsindustrie. Het heeft ook een eigen haven waarmee jaarlijks circa 9 miljoen ton ertsen en circa 4,5 miljoen ton kolen worden aangevoerd en circa 4 miljoen ton producten (rollen staal) naar klanten worden afgevoerd. Via de weg en het spoor gaat nog eens 3 miljoen ton hoogwaardig staal naar klanten in binnen en buitenland.

Tata Steel IJmuiden BV behoort tot de modernste staalbedrijven ter wereld. Het staalbedrijf vormt ook een hoeksteen in de economie van de IJmond en het Noordzeekanaalgebied. Het bedrijf investeert de komende jaren fors om een gezonde toekomst te verzekeren. Naast de gunstige ligging aan zee, het diepe vaarwater en de logistieke mogelijkheden van de locatie vormt ook de bedrijfsomgeving een belangrijk element voor de toekomstige ontwikkeling. In de “Intentieverklaring Ruimte voor wonen en werken in de IJmond” (zie ook paragraaf 3.1.) zijn afspraken gemaakt over de doorgroei naar een productieniveau van 8 miljoen ton staal per jaar en de afstemming met de woningbouw en het milieu in de IJmond. Om inzicht te krijgen in de activiteiten die op het hoogoventerrein plaatsvinden en de (fabrieks)gebouwen die op het terrein aanwezig zijn, wordt hieronder een korte beschrijving gegeven van het productieproces van Tata Steel IJmuiden BV.

Het bedrijf is een geïntegreerd staalbedrijf waarin uit ijzererts en steenkool, staal wordt gemaakt. De eerste stap in het productieproces betreft het maken van ruwijzer, hierbij worden drie processtappen onderscheiden:

  • van steenkool tot cokes (waardoor de steenkool poreuzer wordt) in de cokesfabrieken;
  • het voorbakken van ijzererts (de sinters) tot brokken en ijzerknikkers (de pellets) in de sinter- en pelletsfabrieken;
  • uit de cokes, sinters en pellets wordt in de hoogovens uiteindelijk ruwijzer gemaakt.

Van dit ruwijzer en schrot wordt in de staalfabriek vervolgens staal gemaakt. Een deel van dit staal gaat naar de gietwalsinstallatie waar het proces van gieten en walsen zijn geïntegreerd in 1 systeem. Het overige staal wordt in plakken gegoten en in de warmbandwalserij tot platen en banden in verschillende diktes uitgewalst. In de koudbandwalserij wordt het warm gewalste staal verder uitgewalst tot staal voor bijvoorbeeld de auto-industrie. Afhankelijk van de uiteindelijke toepassingen krijgt het staal nog diverse nabehandelingen. Zo wordt het koudgewalste staal in de bekledingslijnen voorzien van een beschermingslaag (van zink of verf).

Opbouw plangebied

Het plangebied wordt doorsneden door een groengebied (in oost-west richting) op het grondgebied van de gemeente Beverwijk dat niet tot de inrichting Tata Steel IJmuiden BV behoort. Door het groengebied loopt de Zeestraat die Beverwijk met Wijk aan Zee verbindt. In het groengebied zijn enkele woningen (eigendom Tata Steel IJmuiden BV ) en een kantoor (eigendom derden) aanwezig. Het betreft geen monumentale, maar wel karakteristieke panden. In een raamovereenkomst tussen Tata Steel IJmuiden BV en de gemeente Beverwijk is afgesproken dat nadat de huidige bewoners de woningen hebben verlaten, de woningen worden afgebroken.

In het onderstaande figuur 2 zijn de delen van het plangebied die niet behoren tot de inrichting Tata Steel IJmuiden BV (groengebied en bedrijven) weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0200TATASTEEL1-R001_0002.jpg"

Figuur 2 Locaties niet behorend tot de Tata Steel IJmuiden BV -inrichting

Het overgrote deel van het plangebied is bewaakt privéterrein en derhalve niet openbaar toegankelijk. De ontsluiting van het hoogoventerrein geschiedt op Velsens grondgebied via de Wenckebachstraat die leidt tot de Wenckebachpoort. De belangrijkste ontsluiting voor het vrachtverkeer vindt plaats via een afbuiging van de Wenckebachstraat in noordelijke richting, welke leidt tot Poort Rooswijk in de Justin Jacobweg. Aan de noordkant (op Beverwijks grondgebied) bevindt zich een derde toegang tot het bewaakte terrein, poort De Caeg. De toegangen tot het bewaakte hoogoventerrein worden/zijn aangesloten op de westelijke randweg die hoofdzakelijk is aangelegd om de bebouwde kom van Beverwijk te ontlasten van doorgaand verkeer.

2.2 Nieuwe Ontwikkelingen

Business Park Ymond

In de jaren 90 van de vorige eeuw heeft Tata Steel IJmuiden BV. de strategische terreinbehoefte voor haar activiteiten geactualiseerd. Hieruit is voortgekomen dat ongeveer 100 ha aan de noord- en oostkant van het terrein van Tata Steel IJmuiden BV door herinrichting en ontwikkeling benut kon worden voor nieuwe economische activiteiten.

Het betreft de volgende deelgebieden:

  • Triport (gemeente Velsen)
  • Centraal emplacement Zuid (gemeente Velsen)
  • Centraal emplacement Noord (gemeente Beverwijk)
  • Willem Bakkerweg (gemeente Beverwijk)
  • Noordgebied (gemeente Heemskerk)

Voor de Velsense deelgebieden (Triport en Centraal emplacement Zuid) is er reeds sinds 2000 een goedgekeurd bestemmingsplan aanwezig. De herinrichting van deze deelgebieden is inmiddels nagenoeg afgerond. De gemeente Velsen streeft echter naar een sterke reductie van het aantal bestemmingsplannen op haar grondgebied waardoor het wenselijk is bestemmingsplan Business Park Ymond op te nemen in nieuwe bestemmingsplannen.

Omdat het deelgebied Triport hoofdzakelijk wordt ingenomen door niet-Tata Steel IJmuiden BV gerelateerde bedrijvigheid, is dit deelgebied opgenomen in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Velsen-Noord (onherroepelijk geworden in 2010). Het deelgebied Centraal Emplacement Zuid behoort voor een groot deel wel tot de inrichting Tata Steel IJmuiden BV (o.a. de centrale werkplaats) en is derhalve opgenomen in het bestemmingsplan Industrieterrein Tata Steel.

De Beverwijkse deelgebieden (Centraal emplacement Noord en Willem Bakkerweg) zijn inmiddels ook opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan, waarmee de herontwikkeling kan aanvangen. Omdat het hier een recent bestemmingsplan betreft (onherroepelijk geworden in 2006) worden deze deelgebieden, die overigens niet tot de inrichting Tata Steel IJmuiden BV behoren, buiten het nieuwe bestemmingsplan Industrieterrein Tata Steel gehouden.

Voor het Heemskerkse deelgebied (Noordgebied) van Business Park IJmond is tot op heden geen nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Wel is in 2004 een conceptbestemmingsplan opgesteld dat niet verder in procedure is gebracht. De herinrichting van het Noordgebied is derhalve nog niet ter hand genomen. Wel is in het deelgebied het waterproductiebedrijf van het Provinciaal Waterleidingsbedrijf Noord-Holland (PWN) aanwezig. Het terrein van PWN beslaat een oppervlakte van circa 10 ha. Het Heemskerkse deelgebied (Noordgebied) is in dit bestemmingsplan opgenomen. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van de gewenste ontwikkeling.

Herontwikkeling Noordgebied

Voor de deelgebieden Centraal emplacement Noord, Willem Bakkerweg en het Noordgebied is het “Stedenbouwkundig Plan Business Park Ymond” (Grontmij, 2000) opgesteld. Het stedenbouwkundig plan vormt in grote lijnen nog immer de basis voor de herinrichting van het Noordgebied. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het stedenbouwkundig plan een inrichtingssuggestie betreft, waarbij -binnen een aantal randvoorwaarden- een andere situering van voorzieningen mogelijk is. Hieronder worden de hoofdlijnen van het stedenbouwkundig plan benoemd, voor een volledige beschrijving wordt verwezen naar het stedenbouwkundig plan.

Het stedenbouwkundig plan gaat uit van een efficiënt ingericht terrein met een groene uitstraling, in aansluiting op het duingebied en de binnenduinrandzone, waarin de westelijke randweg is ingepast. Het groen dient zowel ter verhoging van de visuele kwaliteit van het bedrijventerrein alsook voor een zekere overgang naar de omgeving toe. Inspelend op het reliëf van het landschap is gekozen voor een aflopende hoogte van de bebouwing (30 meter aan de zuidzijde van het Noordgebied en 20 meter aan de noordzijde). Voorts is gezocht naar een flexibele verkavelingstructuur, zodat kan worden ingespeeld op allerlei marktontwikkelingen. Het Noordgebied is gereserveerd voor bedrijven tot en met milieucategorie 4.2, met een afwijkingsmogelijkheid tot categorie 5.3 De mogelijkheid is hier opengehouden om grotere transportbedrijven te vestigen. Het betreft dan transportbedrijven die eigenlijk te groot zijn voor het deelgebied Centraal emplacement Noord (gemeente Beverwijk) dat in het stedenbouwkundig plan bedoeld is voor transport en logistieke bedrijven. De ontsluiting van het Noordgebied vindt plaats via een ringweg, de Waterweg, die aansluit op de westelijke randweg op Beverwijks grondgebied. Het parkeren dient opgelost te worden op eigen terrein.

Omdat Tata Steel IJmuiden BV overweegt – gelet op het tijdsverloop en de gewijzigde bedrijfsomstandigheden- de betreffende gronden alsnog in te zetten voor de eigen bedrijfsvoering, is hiermee in het bestemmingsplan rekening gehouden. De toegestane milieucategorieën en de maximaal toegestane hoogten (20 m en 30 m) blijven in beginsel van toepassing. Echter het plan kan gewijzigd worden teneinde een hogere hoogte toe te staan (tot 60 m) indien dit noodzakelijk blijkt voor de bedrijfsvoering van het staalbedrijf.

Overige ontwikkelingen

Voor het overige zijn geen nieuwe ontwikkelingen bekend voor het plangebied. De bestaande situatie -te weten de bestaande bedrijven- zullen dan ook de basis vormen voor de bestemmingslegging in het nieuwe bestemmingsplan. De mogelijkheid voor vestiging van nieuwe/andere bedrijven wordt overigens wel opengehouden in het bestemmingsplan. Dit met inachtneming van de huidige milieurandvoorwaarden (zie ook hoofdstuk 4).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Op 13 maart 2012 heeft de Minister de SVIR vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. In de SVRI wordt het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;

- de bereikbaarheid verbeteren;

- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Voor zover relevant, voldoet het onderhavige bestemmingsplan aan de SVIR. Het plangebied betreft immers grotendeels een bestaand bedrijventerrein.

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Structuurvisie Noord-Holland (2010)

De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de nieuwe Wro een structuurvisie opgesteld voor de gehele provincie. De structuurvisie is op 16 februari 2010 vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Op 22 juni 2010 is de structuurvisie door Provinciale Staten vastgesteld. In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.

  1. 1. Ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad.
  2. 2. Duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen.
  3. 3. Klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

In de structuurvisie is het plangebied aangeduid als een bestaand (deels havengebonden) bedrijventerrein.

Intentieverklaring Ruimte voor wonen en werken in de IJmond (2006)

De gemeenten Beverwijk, Velsen en Heemskerk, de provincie Noord-Holland, Tata Steel IJmuiden BV, de Kamer van Koophandel Amsterdam en FED IJmond hebben met het Waterlandakkoord overeenstemming bereikt over woningbouwontwikkelingen in de regio enerzijds en bedrijfsontwikkeling anderzijds. Onderdeel van het akkoord is onder andere het mogelijk maken van de woningbouwontwikkelingen Oud-IJmuiden, Velsen-Noord, Wijk aan Zee en Westelijk Beverwijk. Anderzijds mag nieuwe woningbouw in de omgeving de ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven niet beperken. Bovendien is er instemming van partijen over de revisievergunning Tata Steel IJmuiden BV waarbij de feitelijke staalproductie wordt verhoogd tot 8 miljoen ton (herziene milieuvergunning, verleend januari 2007 en op 16 oktober 2008 hersteld naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State op 28 mei 2008).

Natuurbeheerplan 2012 (2011)

Gedeputeerde Staten hebben op 20 september 2011 het natuurbeheerplan vastgesteld. In het Natuurbeheerplan staat waar welke soort natuur, agrarische natuur en landschap aanwezig is, of ontwikkeld kan worden. Het Natuurbeheerplan bevat de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en ecologische verbindingszones. Ook staat in het Natuurbeheerplan hoe de in Noord-Holland aanwezige natuur, agrarische natuur of landschap beheerd moeten worden.

Het groengebied langs de Zeestraat (gemeente Beverwijk) maakt volgens het Natuurbeheerplan onderdeel uit van de EHS met als natuurdoeltype Duinbos.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Natuurbeheerplan, aangezien in het groengebied geen ontwikkelingen zijn voorzien.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Gemeente Velsen

Structuurvisie Velsen 2015

De structuurvisie Velsen 2015 heeft als doel een actueel en samenhangend kader te scheppen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente tot aan 2015. Het is een ruimtelijke vertaling en een verdere uitwerking van de toekomstvisie 2010. Het programma dient te leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de leefkwaliteit. In de Structuurvisie is aangegeven dat de industrie in IJmond een prominente plaats inneemt en dat de milieuruimte een kritische factor vormt voor de ontwikkeling. Het plangebied is aangeduid als bestaand werkgebied. Specifiek voor Tata Steel IJmuiden BV is vermeld dat Tata Steel IJmuiden BV de staalproductie stapsgewijs wil verhogen van 6,5 naar 8 miljoen ton. Anderzijds staat vermeld dat het de ambitie is van de gemeente om Oud-IJmuiden te transformeren tot woongebied.

In de structuurvisie wordt dan ook geconstateerd dat voornoemde ambities de overheid en de industrie plaatst voor een enorme inspanning om beide doelen te harmoniseren.

Inmiddels is de “Intentieverklaring Ruimte voor wonen en werken in de IJmond (2006)” gesloten waarin overeenstemming is bereikt over beide doelen alsmede over andere woningbouwontwikkelingen zoals Velsen-Noord en Wijk aan Zee.

Lokaal Verkeers- en Vervoerplan (2004)

In het Lokaal Verkeers- en Vervoerplan van de gemeente zijn de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente vastgelegd voor de komende 15 jaar. Over de bereikbaarheid van Velsen-Noord en de Velsertraverse zegt het LVVP dat op de Velsertraverse een aantal belangrijke verkeersstromen richting de Velsertunnel samen komen: de stroom vanuit Tata Steel IJmuiden BV en de woonkern Velsen-Noord, de stroom vanuit Beverwijk/Heemskerk en de stroom vanuit het bedrijventerrein en de Bazaar. Deze stromen zijn op sommige momenten te groot om te kunnen worden verwerkt op het kruispunt aan de westkant van de A22. Door middel van een wisselstrook is het mogelijk de bestaande wegcapaciteit beter te benutten en beter af te stemmen op de verschillende omstandigheden. De capaciteit van de toerit en de tunnel zal daardoor maatgevend worden. De aanleg van de Westelijke Randweg Beverwijk is gerealiseerd. De druk op de Velsertraverse zelf zal hierdoor echter niet verminderen en zal zelfs toenemen als gevolg van autonome groei en de uitbreiding van onder andere bedrijvigheid. In Beverwijk is een tweede ontsluiting aan de noordzijde gerealiseerd, welke een deel van het verkeer direct zal afleiden naar de A9.

Gemeente Beverwijk

Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan (2011)

Het plan beschrijft een groot aantal verkeersmaatregelen voor de korte en lange termijn in en rond Beverwijk. Deze maatregelen moeten genomen worden om Beverwijk bereikbaar te houden, niet alleen met de auto, maar ook met de fiets en openbaar vervoer. Belangrijke kapstok in het plan is de ringstructuur van Beverwijk, bestaande uit een buitenring voor doorgaand regionaal verkeer, een stedelijke ring voor verkeer dat in de stad moet zijn en een centrumring voor verkeer dat in het centrum moet zijn. De N197, de Oostelijke Doorverbinding en de A22 zijn essentiële schakels voor de ringstructuur. Een ander belangrijk punt in het plan is een samenhangend fietsnetwerk, dat comfortabel, direct, aantrekkelijk en veilig moet zijn. Dit fietsnetwerk en voldoende stallingsmogelijkheden op de grote bestemmingen moeten zorgen dat meer mensen de auto laten staan en de fiets pakken, vooral op de korte afstanden. Ook het netwerk voor openbaar vervoer is in het plan opgenomen, met het trein- en busstation van Beverwijk als belangrijkste overstappunt van de Noordelijke IJmond

Gemeente Heemskerk

Structuurvisie Heemskerk 2020, Kiezen voor Kwaliteit (2011)

De structuurvisie is in juni 2011 vastgesteld. De structuurvisie is een actualisatie van de bestaande structuurvisie 'Kiezen voor Kwaliteit' uit 2003, waarin het sinds 2003 opgestelde (sectorale) beleid is verwerkt. Daarnaast sorteert de structuurvisie voort op de in 2009 door de Raad vastgestelde Strategische Toekomstvisie voor 2040, getiteld 'Heemskerk, geheim van de IJmond'.

In de structuurvisie staat aangegeven dat Tata Steel de grootste werkgever in de regio is. De lokale bedrijvigheid is van oudsher voor een belangrijk deel afhankelijk van de voormalige hoogovens. In economische zin maakt Heemskerk onderdeel uit van de regio IJmond. De regio IJmond fungeert als belangrijk onderdeel van het Noordzeekanaalgebied en als westelijk deel van de Metropoolregio Amsterdam, waardoor delen van het bedrijfsleven op internationale schaal opereren. Tegelijkertijd is een ander deel van het bedrijfsleven veel meer regionaal en soms zelfs alleen lokaal georiënteerd. Voor de economische ontwikkeling van Heemskerk wordt ingezet op regionale samenwerking in vraag en aanbod. Daarmee zijn in Heemskerk tot 2020 voldoende mogelijkheden voor de markt. Optimalisatie van de bestaande werkgebieden en inbreiding waar mogelijk staan voorop.

Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid als bedrijventerrein. Voor het betreffende bedrijventerrein zijn geen specifieke doelstellingen opgenomen in de structuurvisie. Het plangebied betreft met name een bestaand bedrijventerrein en is daarmee in overeenstemming met de structuurvisie.

Hoofdstuk 4 Planmer En Overige Onderzoeken

4.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan voor een industrieterrein spelen milieuaspecten een belangrijke rol. Dit heeft onder andere te maken met de noodzaak om afstand aan te houden tussen de bedrijven als milieubelastende bron en milieugevoelige functies in de omgeving (milieuzonering). Ook voor andere milieuaspecten geldt dat de bedrijfsactiviteiten invloed hebben invloed op de milieusituatie op en rond industrieterreinen.

Voor het voorliggende bestemmingsplan is een planMER en een Passende beoordeling opgesteld. De rapportage is zodanig opgebouwd dat deze tevens conclusies bevat over de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en een onderbouwing vormt voor de conclusie dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In de navolgende paragrafen wordt ingegaan op de planMER-plicht en wordt een samenvatting gegeven van het uitgevoerde planMER. Voor een volledige weergave van het MER wordt verwezen naar het separatie planMER.

4.2 Planmer-algemeen

4.2.1 Planmer-plicht

De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid in

  • een mer-plicht voor plannen (planmer);
  • een mer-(beoordelings)plicht voor projecten (projectmer).


Een milieueffectrapportage staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming over een plan of project. Een planmer is gekoppeld aan de besluiten (plannen) van de overheid die een kader scheppen voor een mer-(beoordelings)plichtige activiteit. Een planmer is tevens aan de orde indien voor een project een zogenaamde passende beoordeling is vereist op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.

Een projectmer is gekoppeld aan de besluiten (plannen of vergunningen) die de uitvoering van mer-(beoordelings)plichtige activiteiten direct mogelijk maken. Het plangebied Tata Steel biedt ruimte voor middelzware tot zware bedrijvigheid. Op basis van de toelaatbaarheid voor bedrijfsactiviteiten is de vestiging van bedrijven mogelijk gemaakt die mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn in het kader van de milieuvergunningenprocedure.

Het plangebied Industrieterrein Tata Steel biedt plaats aan relatief zware bedrijvigheid. Een deel van de bedrijven die de gemeente toelaat in dit bestemmingsplan is mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig in het kader van de milieuvergunningenprocedure. Een voorbeeld van deze mer-(beoordelingsplichtige) activiteiten is de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie bestemd voor het roosten of doen sinteren van ertsen of de productie van cokes uit steenkool (artikel 21.2 bijlage D van het besluit m.e.r.). Dit bestemmingsplan vormt daarmee het kader voor deze mogelijk mer-(beoordelings)plichtige activiteiten. Dit betekent dat voor het bestemmingsplan een planMER moet worden opgesteld.

Verhouding planMER en projectMER/mer-beoordeling
Voor dit bestemmingsplan is een planMER opgesteld omdat het bestemmingsplan activiteiten mogelijk maakt die in het kader van het milieuvergunningenspoor mogelijk mer-(beoordelings)plichtig zijn. Dit betekent het volgende:
- in het kader van de milieuvergunning is een mer-beoordeling of projectmerprocedure voor dergelijke activiteiten nog steeds noodzakelijk: de opgestelde planMER
verandert daar niets aan. De systematiek van het Besluit mer is dusdanig dat elk
plan dat het kader biedt planmer-plichtig is, maar dat voor het uiteindelijk besluit dat de activiteit mogelijk maakt (in dit geval de milieuvergunning) een projectmer of
mer-beoordeling noodzakelijk is;
- wel is de vestiging van deze activiteit rechtstreeks toegestaan in het
bestemmingsplan: er hoeft te zijner tijd geen herziening van het bestemmingsplan met bijbehorende planMER meer plaats te vinden.

4.2.2 Opzet planMER

In het planMER komen achtereenvolgens de volgende milieuaspecten aan de orde:

  • Ecologie;
  • Externe veiligheid
  • Luchtkwaliteit;
  • Bodem en grondwater;
  • Water;
  • Landschap, cultuurhistorie en archeologie;
  • Bedrijven en milieuhinder;
  • Industrielawaai;

Elk milieuaspect wordt in een aparte paragraaf of in een apart hoofdstuk behandeld. Per milieuaspect wordt ingegaan op:

  • het toetsingskader: eerst wordt bekeken wat het toetsingskader is waaraan het betreffende milieuaspect moet worden getoetst;
  • het onderzoek: vervolgens is het onderzoek opgenomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de beschrijving van de referentiesituatie en de milieueffecten van het voornemen/de beoogde ontwikkeling zoals in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt;
  • de conclusie: elke paragraaf sluit af met een conclusie over de gevolgen van het milieuaspect voor dit bestemmingsplan

Referentiesituatie

De referentiesituatie beschrijft de huidige situatie inclusief de autonome ontwikkelingen. In de referentiesituatie wordt de vergunde situatie van Tata Steel als uitgangspunt genomen. Dat houdt in dat de beoordeling van de referentiesituatie is gebaseerd op de milieugevolgen van de maximale vergunde productie van 8.000 kton staal per jaar. Autonome ontwikkelingen zijn ontwikkelingen die ook zullen plaatsvinden indien de uitvoering van het bestemmingsplan geen doorgang vindt. In de omgeving van het plangebied worden geen concrete autonome ontwikkelingen voorzien die van invloed zijn op de milieusituatie in het plangebied en omgeving. In het luchtkwaliteitsonderzoek is wel rekening gehouden met de autonome groei van het aantal verkeersbewegingen.


Plansituatie: milieueffecten voorgenomen activiteit

In het planMER zijn de effecten van de uitvoering van de bestemmingsplannen (plansituatie) ten opzichte van de referentiesituatie beoordeeld. Het plan is grotendeels consoliderend van aard. Omdat in het Noordgebied rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van bedrijfsactiviteiten is alleen dit gebied onderscheiden als ontwikkelingsgebied. Voor de rest van het plangebied geldt dat er in fysieke zin ook ruimte aanwezig is voor de uitbreiding van bedrijfsactiviteiten. Deze ruimte is echter niet als onderdeel van de plansituatie onderzocht. Het overgrote deel van het plangebied maakt namelijk onderdeel uit van de inrichting van Tata Steel, de ontwikkeling van overige bedrijven op het grondgebied van Tata is niet waarschijnlijk. Voor wat betreft de activiteiten van Tata Steel zelf kan er sprake zijn van verplaatsing of uitbreiding. Omdat er geen uitbreidingsplannen bekend zijn en het onderzoek van milieueffecten op basis van kentallen zeer ver af staat van de specifieke milieueffecten van de productie van staal is het onderzoeken van ontwikkelingsscenario's niet van waarde. Indien zich concrete ontwikkelingen voordoen zullen in het milieuspoor, door middel van een projectmer-procedure of een mer-beoordelingsprocedure, de milieueffecten worden getoetst.

4.2.3 Passende beoordeling

Het bestemmingsplan maakt ontwikkelingen mogelijk waarvan significante effecten op het aangrenzende Natura-2000 gebied Noordhollands Duinreservaat niet op voorhand kunnen worden uitgesloten. Op grond van de Natuurbeschermingswet vormt het bestemmingsplan daarom een plan waarvoor een Passende beoordeling moet worden opgesteld. Deze passende beoordeling is verwerkt in het hoofdstuk Ecologie van het planMER.

Het feit dat een Passende beoordeling moet worden opgesteld voor het bestemmingsplan vormt overigens een tweede reden voor het opstellen van een planMER; op grond van de Wet milieubeheer zijn bestemmingsplannen (en overige plannen die op grond van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht zijn) waarvoor een passende beoordeling moet worden gemaakt tevens planMER-plichtig.

4.3 Samenvatting Planmer

Voornemen

Het voornemen bestaat uit de actualisatie van de vigerende bestemmingsplannen waarbij het aantal plannen wordt gereduceerd en een eenduidige bestemmingsregeling voor het gehele industrieterrein Tata Steel wordt bereikt. Met het bestemmingsplan wordt -afhankelijk van actuele milieurandvoorwaarden- gestreefd naar behoud van de gebruiksmogelijkheden die op grond van de bestaande bestemmingen zijn toegestaan. Met het plan worden geen functiewijzigingen mogelijk gemaakt.


Bij het opstellen van de bestemmingsplannen zijn mede op grond van de milieurandvoorwaarden keuzes gemaakt, bijvoorbeeld ten aanzien van de algemene toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten, de vestiging van nieuwe risicorelevante inrichtingen en de ontwikkeling van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. In tegenstelling tot de vigerende plannen is de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gebaseerd op de systematiek van inwaartse milieuzonering. Voor bestaande inrichtingen die niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid is een specifieke bedrijfsbestemming opgenomen. Voor het aspect externe veiligheid geldt dat in het bestemmingsplan een regeling is opgenomen waarmee het ontstaan van onaanvaardbare externe veiligheidsrisico's ter plaatse van het plangebied in het ruimtelijk spoor wordt voorkomen. Ook zijn keuzes gemaakt ten aanzien van de bouwmogelijkheden. Daarvoor geldt dat het plan enige mate van flexibiliteit biedt door bouwmogelijkheden bij recht toe te staan. Met het strikt bestemmen van de huidige situatie zouden bedrijven ernstig in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Er zijn wel grenzen gesteld, bijvoorbeeld in de vorm van toegestane bouwhoogten.

Beschermde gebieden

Het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat dat ten noordwesten van het plangebied ligt, heeft een zeer hoge stikstofbelasting. De ontwikkeling van nieuwe bedrijfsactiviteiten leidt tot een toename van de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied. Gelet op de vereisten van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) kan een toename van de stikstofdepositie niet zonder meer worden toegestaan, aangezien de kritische depositiewaarden voor de maatgevende habitattypen op dit moment reeds worden overschreden. De toekomstige ontwikkelingen in het Noordgebied (gemeente Heemskerk), dat in het planMER wordt onderscheiden als ontwikkelingsgebied, kunnen alleen plaatsvinden als maatregelen worden getroffen om toename van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied te voorkomen. Eventuele verplaatsing, wijziging of uitbreiding van de activiteiten van Tata Steel, zowel in het Noordgebied als in de rest van het plangebied, is echter wel mogelijk zolang deze activiteiten behoren tot het bestaand gebruik waarvoor op grond van de Nb-wet geen vergunning nodig is. Het gaat daarbij om de bedrijfsactiviteiten die samenhangen met de productie van maximaal 8.000 kton staal per jaar. Er kan wel sprake zijn van een verandering in de effecten op het Natura-2000 gebied die mogelijk in het milieuspoor moeten worden onderzocht. Negatieve effecten als gevolg van verstoring en verandering van de waterhuishouding kunnen worden uitgesloten. Doordat het plangebied buiten het Natura 2000-gebied ligt, zijn directe effecten niet aan de orde.

Flora en Fauna

De ontwikkeling van het Noordgebied, binnen de gemeente Heemskerk, leidt mogelijk tot aantasting en verstoring van zwaar beschermde soorten. Door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen worden deze effecten echter teniet gedaan. Voor de werkzaamheden dient wel een ontheffing Flora- en faunawet te worden aangevraagd.

Luchtkwaliteit
Uit het luchtkwaliteitsonderzoek volgt dat in de referentiesituatie buiten de grenzen van het plangebied overschrijdingen van de jaargemiddelde concentraties PM10 voorkomen. Het plangebied zelf behoort niet tot de gebieden waar de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5 van de Wm van toepassing zijn. Voor de overschrijdingen, die ten zuiden en ten westen van het plangebied voorkomen, geldt dat industriële bronnen de grootste bronbijdrage leveren. Ter plaatse van overschrijdingen bedraagt de planbijdrage maximaal 0,025 µg/m³ waardoor de mogelijke ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Op overige locaties in de omgeving van de het Noordgebied, dat wordt onderscheiden als ontwikkelingsgebied, bedraagt het effect op jaargemiddelde concentratie PM10 maximaal 1,7 µg/m³. De toename van de jaargemiddelde concentratie PM10 ter plaatse woningen bedraagt maximaal 0,025 µg/m³. Op deze locaties vinden in de referentiesituatie en in de plansituatie geen overschrijdingen van de grenswaarden plaats. Voor de jaargemiddelde concentratie NO2 geldt dat de grootste bronbijdragen worden veroorzaakt door het wegverkeer. Zowel in de referentiesituatie als in situatie na planrealisatie wordt voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2. De toename van de jaargemiddelde concentratie NO2 ter plaatse woningen bedraagt maximaal 0,5 µg/m3. Op basis van de berekende toename van de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10, die niet in betekenende mate zijn, kunnen geen uitspraken worden gedaan over gezondheidseffecten.

Externe veiligheid
Ten behoeve van het bestemmingsplan zijn alle relevante risicobronnen binnen het plangebied geïnventariseerd. Uit de onderzoeken en de beschikbare informatie ten aanzien van de relevante risicobronnen blijkt dat in de referentiesituatie geen knelpunten optreden ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het groepsrisico van de aanwezige Bevi-inrichtingen is beneden de oriëntatiewaarde gelegen.

Voor het gehele plangebied geldt dat de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen en de ontwikkeling van nieuwe kwetsbare uitgesloten is uitgesloten waarmee het ontstaan van knelpunten ten aanzien van het plaatsgebonden risico of overschrijdingen van de oriëntatiewaarde wordt voorkomen. Door middel van een afwijkingsbevoegdheid wordt bereikt dat vooraf onderzoek moet worden verricht naar de toename van het externe veiligheidsrisico's bij ontwikkeling van risicorelevante activiteiten of de ontwikkeling van nieuwe kwetsbare objecten.

Er is enkel sprake van een aandachtspunt rond de bovengrondse gelegen hogedruk aardgasleiding A-538, ter hoogte van de passage van het binnenkanaal. In verband met de overschrijding van de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico in de omgeving van het bovengronds gelegen deel van de buisleiding wordt ter plaatse van bestaande beperkt kwetsbare objecten (gelegen binnen de inrichting Tata Steel) ten noorden van de leiding niet aan de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico voldaan. Ter plaatse is tevens sprake van een aandachtspunt voor het groepsrisico. Deze aandachtspunten zijn bij leidingbeheerder Gasunie N.V. onder de aandacht gebracht.

Industrielawaai
Het industrieterrein Tata Steel is een gezoneerd terrein in de zin van de Wet geluidhinder. Rondom het gezoneerde terrein is een geluidzone vastgesteld waarbinnen beperkingen gelden voor de ontwikkeling van geluidgevoelige bestemmingen. Bij wijzigingen van bedrijfsactiviteiten waarop de vergunningplicht of meldingsplicht van toepassing is worden de ontwikkeling onder meer door de provincie, die optreedt als zonebeheerder, getoetst aan de zonegrens en de vastgestelde Maximaal Toegestane Geluidbelastingen (MTG's). Uit het zonebeheermodel blijkt dat er vrijwel geen geluidruimte meer is voor nieuwe, zwaardere geluidemitterende bedrijven op het gezoneerde industrieterrein. Ten zuiden en zuidoosten van het gezoneerde terrein kunnen overschrijdingen van de MTG-waarden nog juist worden voorkomen.

Voor het Noordgebied geldt dat er nog beperkt ruimte is binnen de geluidzone. In het kader van het planMER is een scenario voor de ontwikkeling van bedrijfsactiviteiten in het Noordgebied doorgerekend met behulp van kentallen voor geluidemissies. Uit de indicatieve berekeningen blijkt dat er binnen de geluidzone ruimte is voor de ontwikkeling van bedrijfsactiviteiten uit categorie 4.2, overeenkomstig de algemene toelaatbaarheid. Deze ontwikkeling heeft geen gevolgen voor geluidgevoelige bestemmingen; deze zijn in beginsel niet toegestaan binnen de geluidzone (er is wel een afwijkingsmogelijkheid tot 55 dB(A)). In relatie tot de gebiedsbescherming van het Natura-2000 gebied en EHS gebied aangrenzend aan het Noordgebied wordt geconcludeerd dat het aspect industrielawaai niet van invloed is op de instandhouding van de voorkomende beschermde vogelsoorten. Uit de populatieontwikkelingen van de afgelopen decennia kan worden afgeleid dat de populatieomvang afhankelijk is van andere factoren dan industrielawaai.

Milieuzonering
Als gevolg van de toepassing van milieuzonering is de toelaatbaarheid van nieuwe bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de vigerende planologische regelingen beperkt. Door toepassing van de systematiek van inwaartse milieuzonering is de toelaatbaarheid van nieuwe bedrijfsactiviteiten afgestemd op de omgeving waarmee het ontstaan van nieuwe milieuhinder zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Bodem en grondwater
Voor het plangebied is een aparte Bodemkwaliteitskaart en een Beheerplan Grondstromen opgesteld (november 2011) waarin de achtergrondwaarden zijn vastgelegd. Tevens is een overzicht van verdachte terreindelen opgesteld. Op grond van de WBB is geborgd dat bestaande, reeds bekende verontreinigingen worden gesaneerd. Op grond van overige regelgeving geldt dat nieuwe verontreinigingen moeten worden voorkomen dan wel dat deze bij beëindiging van de activiteiten eventuele verontreinigingen moeten worden verwijderd/gesaneerd. Bij de bouw van bouwwerken waar personen verblijven moet worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogd gebruik.

Bij de ontwikkelingen in het Noordgebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke verontreinigingen in het grondwater als gevolg van historische bedrijfsactiviteiten. De uitvoering van het onderzoek en een eventuele sanering van de verontreiniging zijn niet gerelateerd aan de vaststelling van het bestemmingsplan Tata Steel, het betreft immers een bekende verontreiniging. Omdat er geen sprake is van een functiewijziging is ten behoeve van het bestemmingsplan geen bodemonderzoek uitgevoerd. In het vergunningenspoor dient te worden aangetoond dat de bodemkwaliteit geen beperkingen oplevert voor het beoogde gebruik.

Water
In het plangebied bestaat de wens om het watersysteem en het waterbeheer te verbeteren, het bestemmingsplan biedt daarvoor echter geen mogelijkheden. Het Hoogheemraadschap heeft een voorkeur voor de aanleg van een gescheiden rioolstelsel waarmee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Schoon hemelwater dient bij voorkeur te worden geïnfiltreerd in de bodem. Ook eventueel (licht) verontreinigde oppervlakken dienen bij voorkeur te worden afgekoppeld waarbij een lokaal zuirerende voorziening wordt toegepast.

In het noorden van het plangebied is de ontwikkeling van Business Park IJmond-Noord beoogd. Wanneer als gevolg van deze ontwikkelingen het verhard oppervlak toeneemt, dient dit gecompenseerd te worden door de aanleg van nieuw oppervlaktewater. Een richtlijn voor deze compensatie is 10% van de toename aan verharding. Het Hoogheemraadschap wordt actief betrokken worden bij de invulling van het Noordgebied.

De uitvoering van het bestemmingsplan leidt niet tot negatieve gevolgen voor de waterhuishouding.

Landschap Cultuurhistorie en Archeologie
In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden. De ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zullen niet leiden tot ongewenste situaties. Het bestemmingsplan maakt bewoning van de cultuurhistorische waardevolle panden niet langer mogelijk, het plan heeft echter geen consequenties voor het eventueel behoud van deze panden. Dat is van andere factoren dan de ruimtelijke regeling afhankelijk. Vanwege de middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarden voor archeologie,die gelden voor het gehele plangebied, wordt aan werkzaamheden met een bepaalde planomvang (groter dan 500 m2) en op een bepaalde diepte (meer dan 60 cm) voorwaarden verbonden.

4.4 Conclusie Planmer

Op grond van de resultaten van de onderzoeken in het planMER wordt geconcludeerd dat uitvoering van het bestemmingsplan niet leidt tot onaanvaardbare milieuhinder of een aantasting van het woon- en leefklimaat. Ten aanzien van beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet wordt geconcludeerd dat de effecten van mogelijke ontwikkelingen kunnen worden gemitigeerd zodat bij vergunningverlening voor nieuwe activiteiten of wijziging van bestaande activiteiten kan worden voldaan aan de verplichtingen op basis van de Natuurbeschermingswet. Ten aanzien van de Flora en fauna in het ontwikkelingsgebied wordt geconcludeerd dat er mogelijk sprake is van aantasting en verstoring van beschermde soorten maar dat effecten kunen worden gemitigeerd en gecompeseerd. Daarvoor is wel een ontheffing nodig op grond van de Flora- en faunawet.

Op basis van het planMER wordt tevens geconcludeerd dat de uitvoering van het bestemmingsplan Tata Steel mogelijk is binnen de geldende (milieu)wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding/keuze Planvorm

Voor het plangebied is gekozen voor een min of meer globale bestemmingslegging met directe bouwtitels. Hierbij is datgene wat nodig is om de ruimtelijke kwaliteit te bewaken vastgelegd, maar is voldoende ruimte ingebouwd om ruimtelijke aanvaardbare initiatieven mogelijk te maken.

De planregels zijn onderverdeeld in vier onderdelen, te weten de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels. De bestemmingsregels dienen in samenhang met de overige regels gelezen te worden.

Opgemerkt wordt dat de in de volgende paragraaf aangegeven bestemmingen een overzicht betreft van alle voorkomende bestemmingen in de drie plangebieden (Heemskerk, Beverwijk en Velsen). De planregels van ieder van de drie bestemmingsplannen alsmede de plankaarten, zijn uiteraard afgestemd op het specifieke bestemmingsplangebied.

5.2 Bestemmingen

Bedrijf

Het bestemmingsplangebied omvat een bedrijventerrein dat voor het grootste gedeelte bestaat uit de staalproducerende inrichting Tata Steel IJmuiden BV. Vanwege de specifieke bedrijfsvoering met de bijbehorende hoge milieucategorie 6 heeft de inrichting een bestemming “op maat” gekregen. Dit houdt in dat bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die verband houden met de staalproductie. Op gronden die niet behoren tot de inrichting Tata Steel IJmuiden BV worden alle bedrijven in ten hoogste milieucategorie 4.2 (en voor een klein gedeelte in ten hoogste categorie 3.2. en 4.1.) toegestaan alsmede de bestaande bedrijven in een hogere categorie. Daarnaast zijn op deze locaties, dus de locaties die niet behoren tot de inrichting Tata Steel IJmuiden BV., ook bedrijfsactiviteiten van het staalbedrijf toegestaan tot ten hoogste de op de plankaart aangeduide milieucategorie. Er is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen voor het toestaan van nieuwe bedrijven in twee milieucategorieën hoger dan rechtstreeks is toegestaan (bijvoorbeeld van 4.1. naar 5.1.). Bij het wel of niet toepassen van de bevoegdheid tot afwijken spelen onder andere de exacte bedrijfsactiviteiten en de locatie (afstand tot gevoelige functies) een belangrijke rol. Tevens is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen om bestaande bedrijven die tot een hogere categorie behoren dan algemeen toegestaan, elders op het terrein te vestigen/uit te breiden.

Voor de onderdelen van het plangebied die deel uitmaken van het Business Park Ymond zijn in beginsel de vigerende of reeds opgestelde (concept)bestemmingsplannen overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.

Teneinde de risico's op gebied van externe veiligheid te beheersen is geregeld dat nieuwe BEVI-inrichtingen niet zijn toegestaan en dat nieuwe risicovolle actviteiten niet zijn toegestaan evenals verplaatsing of uitbreiding van risicovolle activiteiten die behoren tot de bestaande BEVI-inrichtingen. Er kan afgeweken worden van de voorgaande bepalingen, met inachtneming van voorwaarden in verband met de externe veiligheid.

Voorts zijn kwetsbare objecten uitgesloten om met het BEVI strijdige situaties voor de toekomst te voorkomen. Van deze bepaling kan worden afgeweken voor bedrijven die als kwestbaar dienen te worden aangemerkt en voor zover de randvoorwaarden op het gebied van externe veiligheid in acht worden genomen.

Voor wat betreft de hoogten van gebouwen en bouwwerken is aangesloten bij de bestaande hoogten op het terrein. In het algemeen is een hoogte voor gebouwen en bouwwerken toegestaan van 60 m. Voor het zuidwestelijk gedeelte (op het grondgebied van Velsen) geldt, gelet op de aanwezigheid van hogere gebouwen en bouwwerken, een maximale bouwhoogte van 90 m en ter plaatse van de hoogovens 120 m.

Op het voorgaande zijn enkele uitzonderingen. In de randzones van het plangebied is een maximale hoogte voor gebouwen toegestaan van 20 m (vanwege de overgang naar de omgeving). Voor bouwwerken, geen gebouwen, geldt in de randzone wel een hoogte van 60 m. Op het terrein zijn verschillende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aanwezig die reeds hoger zijn dan de hiervoor toegestane hoogten. Deze gebouwen/bouwwerken krijgen een specifieke hoogteaanduiding. Voor schoorstenen geldt bovendien een afwijkende maximale bouwhoogte van 150 m.

In het algemeen is op het bedrijventerrein een bebouwingspercentage toegestaan van 80%. Aan de randen van het gebied geldt echter een lager bebouwingspercentage (50% of 70%), tenzij momenteel reeds meer bebouwing aanwezig is. Voor de onderdelen van het plangebied die deel uitmaken van het Business Park Ymond zijn in beginsel de vigerende of reeds opgestelde (concept)bestemmingsplannen overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Voor het Heemskerkse gedeelte, het noordgebied van Business Park Ymond, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een hogere hoogte (tot 60 m) toe te staan dan de nu opgenomen 20 m en 30 m. Hiervan kan uitsluitend gebruik worden gemaakt indien gebleken is dat de hogere hoogte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van Tata Steel IJmuiden BV.

Groen

Deze bestemming is gegeven aan het groengebied dat het plangebied doorsnijdt. Voor het overige zijn enkele groenzones overgenomen uit de verschillende (concept)bestemmingsplannen voor het Business Park Ymond. Op gronden met deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

Kantoor (uitsluitend van toepassing op gemeente Beverwijk)

Deze bestemming is gegeven aan het bestaande kantoorpand in de groenzone op het grondgebied van Beverwijk. De toelaatbare bouwhoogte is 12 m welke is opgenomen in de regels.

Verkeer

Deze bestemming is gegeven aan de openbare wegen in het plangebied. De wegen op het bewaakte (niet-openbaar toegankelijke) industrieterrein zijn opgenomen binnen de bestemming Bedrijf. Gebouwen zijn op deze gronden niet toegestaan, behoudens ter plaatse van de op de plankaart opgenomen bouwvlakken.

Water (niet van toepassing op gemeente Beverwijk)

Deze bestemming is met name gegeven aan het gedeelte van het Noordzeekanaal dat gelegen is binnen het plangebied en aan de Staalhaven. Voor de plandelen met de bestemming Water op Velsens grondgebied en voor zover in eigendom bij het staalbedrijf is een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Bedrijf opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien (onder andere) is gebleken dat de waterhuishoudkundige belangen niet worden aangetast.

Waterstaat-Waterkering (niet van toepassing op gemeente Heemskerk)

De in het plangebied aanwezige waterkering en bijbehorende beschermingszones hebben de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering gekregen. Naast de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen, zijn de gronden tevens bestemd voor de instandhouding van de waterkering en de bijbehorende beschermingszones. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Leiding (-Gas-1, -2, -3 en -4, -Leidingenstrook en -Water)

De in het plangebied aanwezige leidingen (voor zover deze geen onderdeel uitmaken van een ter plaatse gevestigde inrichting) en bijbehorende zones hebben de dubbelbestemming Leiding Gas-1, -2, -3 of 4, Leiding -Leidingstrook of Leiding-Water gekregen. Naast de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen, zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van de leidingen. Ten behoeve van de andere bestemmingen mag uitsluitend worden gebouwd na advies van de leidingbeheerder. Hetzelfde geldt voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Waarde-Archeologie

Omdat er voor het gehele bestemmingsplangebied een middelhoge en hoge trefkans geldt, is voor het gehele gebied de dubbelbestemming Archeologisch Waardevol Gebied opgenomen. Als gevolg hiervan zijn bouwwerken met een grotere planomvang dan 500 m2en die op een grotere diepte dan 60 cm onder de grond plaatsvinden uitsluitend toegestaan indien uit archeologisch (bureau)onderzoek is gebleken dat de (mogelijke) archeologische waarden zijn veiliggesteld. Hetzelfde geldt voor werken en werkzaamheden.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Er is sprake van een bestaand bedrijventerrein met reguliere uitbreidingsmogelijkheden. Hoewel het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van bedrijfsgebouwen met meer dan 1.000 m2, is er sprake van particulier terrein en is er geen sprake van kosten (anders dan plankosten) voor de gemeenten. Bovendien waren de uitbreidingsmogelijkheden reeds mogelijk op basis van de vorige bestemmingsplannen (bestaande bouwrechten). Gelet hierop is er geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De gemeenten hebben dan ook besloten geen exploitatieplan op te stellen.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

De voorontwerpbestemmingsplannen inclusief de planMER hebben voor een ieder met ingang 24 april 2009 gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden er schriftelijke reacties worden ingediend bij de drie colleges van burgemeester en wethouders. Tijdens de inspraakperiode is er bovendien op dinsdag 26 mei 2009 een gezamenlijke informatieavond van de drie gemeenten gehouden. De ingekomen inspraakreactie zijn in een afzonderlijke inspraaknotitie (zie bijlage 1) samengevat en beantwoord. In die notitie zijn tevens de ingekomen overlegreacties (op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening) van instanties samengevat en van commentaar voorzien.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Inspraakrapportage

Bijlage 1 Inspraakrapportage

Bijlage 2 Separate Bijlage: Planmer

Bijlage 2 Separate bijlage: PlanMer

Bijlage 3 Separate Bijlage: Bijlagen Bij De Planmer

Bijlage 3 Separate bijlage: Bijlagen bij de PlanMer