KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Centrum
Artikel 5 Dienstverlening
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Wonen
Artikel 12 Leiding - Water
Artikel 13 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Bouwregels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 20 Algemene Procedureregels
Artikel 21 Strafbepaling
Artikel 22 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Algemeen
2.2 Aansluitende Gebieden
2.3 Ontsluiting
2.4 Bebouwing
2.5 Huidige Bestemmingen
2.6 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Europees Beleid
3.3 Rijksbeleid
3.4 Provinciaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuhinder
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Geluid
4.5 Bodem
4.6 Ecologie
4.7 Duurzaamheid
4.8 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden, Onderzoek En Verantwoording
5.1 Inleiding
5.2 Ontwikkellocaties
5.3 Wonen
5.4 Maatschappelijke Doeleinden
5.5 Verkeer
5.6 Milieubeleid
5.7 Groenvoorziening
5.8 Detailhandel/dienstverlening
5.9 Prostitutie
5.10 Horeca
5.11 Monumenten
5.12 Evenementen
5.13 Planvorm
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
Hoofdstuk 7 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
7.1 Inleidende Bepalingen
7.2 Handhaving
7.3 Algemene Bepalingen
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

IJmuiden Centrum

Bestemmingsplan - gemeente Velsen

Vastgesteld op 05-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan IJmuiden Centrum met IMRO id: NL.IMRO.0453.BP0701IJMUIDENCEN1-R001 van de gemeente Velsen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.0453.BP0701IJMUIDENCEN1-R001 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden opgesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aan huis gebonden bedrijf

de bedrijfsmatige activiteiten, die in een woning door de eigenaar/ bewoner van de woning zelf, worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en waarvoor een vergunningplicht ingevolge de Wet milieubeheer geldt (zoals revisie van motoren, metaalverwerking, offsetdrukkerij);

1.6 aan huis gebonden beroep

de beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten, die in een woning door de eigenaar/ bewoner van de woning zelf, worden uitgeoefend maar niet vallen onder de vrije beroepen en geen onevenredige hinder veroorzaken naar de omgeving (zoals ambachtelijke boekbinderij, ambachtelijke speelgoedmakerij, grafisch ontwerpers, kappers, kledingreparatie, kantoor of zakelijke dienstverlening, schoonheidsspecialisten etc.);

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.9 bedrijfsvloeroppervlak

Het totale oppervlak welke ten dienste staat van de (commerciële) bedrijfsvoering, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten, terrassen en dergelijke;

1.10 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar vanwege de bedrijfsvoering van de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.11 begane grond

een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,0 m boven het peil ligt;

1.12 beroepsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.13 bestaande situatie

situatie zoals die ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan bestond, zowel wat gebruik als bouwwerken aangaat;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 BEVI

Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.17 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.18 bijgebouw

een (vrijstaand of aangebouwd) gebouw, niet voor bewoning bestemd, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven;

1.19 bijzondere woonvoorzieningen

woonvoorziening anders dan ten behoeve van een huishouden;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel

een aangesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 carport

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit maximaal 2 gesloten wanden, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk is vanaf de openbare weg;

1.28 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt. Archeologische waarden worden hieronder mede begrepen;

1.29 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.30 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.31 dakopbouw

een ondergeschikte derde bouwlaag van het hoofdgebouw;

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het ter plaatse verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.34 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.35 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.36 erf

al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij het hoofdgebouw en dat feitelijk ingericht mag worden ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.37 erker

een uitgebouwd venster, geplaatst op het onbebouwbaar erf (tuin), die ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en hier een functioneel onderdeel van uit maakt, met een maximale diepte van 1,5 m en niet hoger dan de eerste volledige bouwlaag;

1.38 evenement

een georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 geluidbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen aanwezig op een industrieterrein, daaronder niet begrepen het geluid van motorvoertuigen op de openbare weg;

1.41 geluidbelasting vanwege het wegverkeer

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.42 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.43 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.44 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.45 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.46 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en maaltijden, overwegend voor gebruik ter plaatse of voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening, waarbij verstaan wordt onder:

Horeca I

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

Ia Aan detailhandelsfunctie verwante horeca

Automatiek; broodjeszaak; cafetaria; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; snackbar; tearoom; traiteur.

Ib Overige lichte horeca

Bistro; shoarma/grillroom; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);

Ic Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

Bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250m²; restaurant met bezorg- en/ of afhaalservice (oa. pizza, chinees, drive-in).

Id Bedrijven welke bedrijfsmatig logies verstrekken

Hotel/pension

Horeca II

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

IIa algemeen

Bar; bierhuis; biljartcentrum/ snookercentrum; café; proeflokaal; dansscholen;

IIb bedrijven waar verkoop van (soft)drugs plaatsvindt

Coffeeshops;

Horeca III

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:

IIIa Dancing; discotheek/muziekcafé; nachtclub; partycentrum;

1.47 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie;

1.48 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,0 m boven het peil ligt;

1.49 loopbrug

voetgangersverbinding op verdiepingniveau tussen twee gebouwen

1.50 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.51 monument

een rijks/provinciaal/ gemeentelijk monument zoals bedoeld in de monumentenwet;

1.52 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.53 onderdoorgang

openbare verkeersverbinding die door een gebouw heen loopt;

1.54 overig bouwwerk

bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.55 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.56 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.57 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. voor een bouwwerk in of op het water:het Nieuw Amsterdams Peil;

1.58 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.59 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.60 speelautomatenhal

een inrichting bestemd om het publiek gelegenheid te geven om spel met speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de Kansspelen. Op deze inrichtingen is tevens de gemeentelijke verordening van kracht;

1.61 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.62 standplaats

een mobiel bouwwerk, met een beperkt assortiment ten behoeve van detailhandel;

1.63 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.64 verdieping

een boven de begane grond gelegen bouwlaag;

1.65 verkoopvloeroppervlakte

een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op dit is dus de netto-vloeroppervlakte);

1.66 vrije beroepen

met name professionele dienstverleningen, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, die van oudsher wordt uitgeoefend in een woonhuis. Concrete voorbeelden van dergelijke vrije beroepen op basis van jurisprudentie zijn oa. Architect, accountant, advocaat, administratieconsulent, assurantiebemiddelaar, belastingconsultant, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huisarts, juridisch adviseur, logopedist, kunstenaar, makelaar O.G., medisch specialist, notaris, organisatieadviseur, raadgevend ingenieur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, therapeut, verloskundige en overige hiermee gelijk te stellen vrije- beroepen;

1.67 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.68 wonen

huisvesten met vast karakter;

1.69 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.70 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.71 woonhuis

een gebouw, dat één woning, danwel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.72 zakelijke dienstverlening

dienstverleningsfaciliteiten met winstoogmerk zonder milieubeperkingen;

1.73 zorgwoning

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven. Verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan een afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 Bebouwingspercentage

een deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.3 De breedte en lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;

2.4 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 De hoogte van bouwlagen

Van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de vloer van de erboven liggende bouwlaag;

2.7 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen;

2.9 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 De verdiepingshoogte

van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de verdieping.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen en gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Bedrijfsactiviteiten welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging bedrijf tot en met categorie B dit met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en Bevi-inrichtingen;
  2. b. 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', een verkooppunt voor motorbrandstoffen (SBII code 2008 473.3 - zonder lpg) zonder lpg;

de daarbij behorende:

  1. c. verkeersvoorzieningen;
  2. d. nutsvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. g. aan-, uitbouwen en bijgebouwen;

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden als volgt te wijzigen:

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen,
  2. b. detailhandel
  3. c. dienstverlening,
  4. d. kantoren
  5. e. horecabedrijven van categorie 1,

ter plaatste van de aanduiding:

  1. a. casino (ca) zijn speelautomaten toegestaan
  2. b. horeca < 2a is in de kelder horeca 2a toegestaan
  3. c. 'wonen uitgesloten' is wonen niet toegestaan

met de daarbij behorende

  1. d. paden en wegen;
  2. e. waterlopen en waterpartijen;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. standplaatsen
  5. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen betreffende de situering en de goothoogte van uitbouwen en bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1,0 m bedraagt, ten einde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat:

  1. a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. de goothoogte van (delen van) gebouwen minimaal 2m dient te bedragen;

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Wonen is uitsluitend op verdiepingen toegestaan

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Dienstverlening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. 'dienstverlening';

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, met dien verstande dat detailhandel uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
  2. b. horecavoorzieningen ten behoeve van horeca categorie Ia, met dien verstande dat de horecavoorzieningen uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;
  3. c. dienstverlenende voorzieningen

Ter plaatse van de aanduiding:

'parkeergarage' (pg) is een parkeergarage toegestaan

'wonen' (w) is wonen toegestaan

'onderdoorgang' is langzaam verkeer toegestaan

met de daarbij behorende:

  1. d. parkeervoorzieningen;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. g. aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen betreffende de situering en de goothoogte van uitbouwen en bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1,0 m bedraagt, ten einde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat:

  1. a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. de goothoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,0 m;

6.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. waterlopen en waterpartijen;
  6. f. oevers

met de daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen.

Ter plaatse van de aanduiding:

'onderdoorgang' is verkeer toegestaan

'specifieke bouwaanduiding' monument staat een bouwwerk met monumentale status

met de daarbij behorende:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. e. aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen.

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. 'evenemententerrein' is een standplaats/marktkraam toegestaan;
  2. e. 'garage' zijn garageboxen toegestaan;
  3. f. 'nutsvoorziening' is een nutsvoorziening toegestaan;
  4. g. 'loopbrug' is een loopbrug toegestaan

met de daarbij behorende:

  1. h. speelvoorzieningen;
  2. i. groenvoorzieningen;
  3. j. waterlopen en waterpartijen;
  4. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

10.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn maximaal 10 evenementen per jaar met een maximale duur van 6 dagen per evenement toegestaan.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. 'wonen'.

Ter plaatse van de aanduiding:

  1. b. 'garage' zijn garageboxen toegestaan;
  2. c. 'zorgwoning' zijn zorgwoningen toegestaan

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van uitbouwen en bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1,0 m bedraagt, ten einde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat:

  1. a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. de goothoogte van (delen van) gebouwen minimaal 2m dient te bedragen;

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Leiding - Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van waterleidingen

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Archeologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Bouwregels

15.1 Overschrijding bouwgrenzen

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 Gebiedsaanduidingen

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

17.1 Verboden

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels in dit bestemmingsplan.

17.2 Strijdig gebruik

Onder strijdige gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  2. b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  3. c. uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  4. d. seksinrichting;
  5. e. aan huis gebonden bedrijf.
  6. f. gebruik van woningen anders dan voor de permanente huisvesting van één huishouden.

17.3 Uitzonderingen op strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval niet verstaan:

  1. g. vormen van gebruik als bedoeld in artikel 17.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  2. h. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  3. i. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woning behorende grond;

17.4 Afwijking

het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning om af te wijken van het bepaalde in artikel 17.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het verloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen, met ten hoogste 3,0 m worden overschreden en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft(laatste is facultatief);

Bij de beoordeling van een verzoek om een omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met eerder verleende omgevingsvergunningen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.

Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het in geringe mate wijzigen van het aangeduide bebouwingsvlak en/of de bestemming, mits:

  1. a. de structurele opzet van het plan niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
  2. b. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
  3. c. de bebouwingscapaciteit van het bebouwingsvlak niet meer dan 15% zal worden gewijzigd

Bij de beoordeling van een verzoek om toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt rekening gehouden met eerder gepleegde wijzigingen op basis van dit artikel om te beoordelen of maximale maten en/of oppervlakten al dan niet worden overschreden.

Artikel 20 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit over wijziging, uitwerking, een omgevingsvergunning voor een afwijking, of nadere eis is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing waarbij door middel van onderzoek is aangetoond dat de afwijking past binnen de regels van de Natuurbeschermingswet en de Wet milieubeheer.

Artikel 21 Strafbepaling

21.1 Verbod strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.

21.2 Gedragingen in strijd met regels

Een gedraging in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleende omgevingsvergunning is verboden.

21.3 Strafbaar feit

Overtreding van een verbod als bedoeld in het eerste of tweede lid is een strafbaar feit.

Artikel 22 Overige Regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

23.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'IJmuiden Centrum' met id: NL.IMRO.0453.BP0701IJMUIDENCEN1-R001

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Conform het werkplan bestemmingsplannen is in de loop van 2011 een start gemaakt met de herziening van het bestemmingsplan voor IJmuiden Centrum. De directe aanleiding om voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen komt voort uit:

  • de wens om de bestaande voorschriften/plankaarten te uniformeren en globaliseren, zodat er een eenduidige juridische systematiek komt voor de hele gemeente;
  • de wettelijke actualiseringsplicht. Het vigerende bestemmingsplan is ouder dan 10 jaar, waardoor er wettelijk gezien aanleiding is om ze te actualiseren. Deze plannen dienen namelijk volgens de WrAanleidingo voor 1 juli 2013 geactualiseerd te zijn, anders vervalt de invorderingsbevoegdheid van de bouwleges.

In deze toelichting zijn – rekening houdend met het planologisch beleid van hogere overheden – de gemeentelijke uitgangspunten en doelstellingen voor het betreffende gebied verwoord en onderbouwd hoe deze uitgangspunten en doelstellingen zijn vertaald naar een globale juridische regeling voor het ruimtegebruik in het gebied, zijnde het bestemmingsplan.

Om het plan zo globaal en flexibel mogelijk op te stellen zijn de volgende uitgangspunten toegepast:

  • Regels mogen slechts worden voorgeschreven in verband met de bestemming en als dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is.
  • Regels dienen niet meer te regelen dan, in verband met de bestemming, strikt noodzakelijk is.
  • Gebodsregels zijn niet geoorloofd anders dan in dubbelbestemmingen; dit heeft te maken met de toelatingsplanologie die het Nederlandse stelsel kenmerkt.

1.2 Plangebied

Het gebied “IJmuiden Centrum” is gelegen tussen de Piet Heinstraat/Oosterduinweg in het noorden en de Merwedestraat/Rijnstraat/Willemsbeekweg in het zuiden (zie afbeelding). De afbakening van het oosten en het westen zijn de Zoutmanstraat/Heidestraat respectievelijk Marktplein/Merwedestraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0701IJMUIDENCEN1-R001_0001.jpg"

Afbeelding 1 Plangebied

1.3 Doel

Het bestemmingsplan vindt zijn juridische grond in de Wet ruimtelijke ordening. Volgens de “memorie van toelichting” van deze wet dient het instrument bestemmingsplan zowel voor het geven van sturing als het bieden van waarborgen. De sturingsfunctie in die zin dat het plan gewenst gebruik van de grond bevordert en ongewenst gebruik tegen gaat. In dit plangebied zijn een aantal ontwikkelingen voorzien (inhoudelijk wordt hier in het volgende hoofdstuk op ingegaan) waarvoor in het startdocument een afweging is gemaakt of deze wel of niet in dit bestemmingsplan mogelijk kunnen worden gemaakt. Een bestemmingsplan geeft niet alleen het ruimtelijke kader wat bestuurlijk wenselijk is wat ontwikkeld kan worden, maar dient ook rechtszekerheid te bieden. In een bestemmingsplan worden onder meer de in een plangebied toelaatbare functies vastgelegd, evenals (voor zover noodzakelijk) de condities waaronder deze functies zijn toegestaan (bijvoorbeeld bouwvoorschriften). Met dit planologisch instrument wordt een goede ruimtelijke ordening voorgestaan, wat inhoudt dat de functies met bijbehorende bouwwerken geen belemmering vormen voor het gebruik en de functies van het overige bestemde zowel binnen als buiten het plangebied.

Door het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor IJmuiden Centrum wordt een eenduidige en actuele planologische regeling getroffen voor dit gebied. Op dit moment zijn drie verschillende bestemmingsplannen vigerend.

1.4 Vigerend Bestemmingsplan

De vigerende bestemmingsplannen in het plangebied zijn IJmuiden Centrum 5.10 (onherroepelijk 2004) en een klein stukje IJmuiden Centrum 5.4 uit 1990. Dit laatste stukje is bij de herziening in 2004 van goedkeuring onthouden zodat het voorgaande bestemmingsplan hier vigerend is. 5.10.1 is een partiële herziening uit 2001.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0701IJMUIDENCEN1-R001_0002.jpg"

Afbeelding 2 Vigerende bestemmingsplannen

Bestemmingsplan Vaststelling raad Goedkeuring GS Raad van State
IJmuiden Centrum 5.10 27 november 1997 30 juni 1998
10 juli 2001
27 januari 2004
23 november 1999
22 augustus 2000
19 december 2001
IJmuiden Centrum 5.4 6 juni 1989 7 november 1989 geen
Partiële herziening 5.10.1 27 september 2001 4 december 2001 geen

Tabel 1: Overzicht geldende bestemmingsplannen met vaststellingsdatum

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Algemeen

IJmuiden is de grootste van de 7 kernen die de Gemeente Velsen vormen en heeft een typisch centrumstedelijk woon- en winkelmilieu. Het plangebied kenmerkt zich door de verzameling van maatschappelijke en commerciële centrumfuncties zoals het gemeentehuis, bibliotheek, supermarkten en een winkelboulevard van zowel landelijke ketens als kleine zelfstandigen. Boven de winkels zijn woonfuncties gelegen in de vorm van appartementen, maar ook losse appartementencomplexen liggen prominent in het plangebied. Tussen de woon- en winkelfuncties zitten enkele dienstverlenende bedrijven. De Lange Nieuwstraat, welke als langgerekte as door IJmuiden heen loopt geeft structuur aan het oostelijk deel van IJmuiden. Als onderdeel van het wederopbouwplan verbindt het de vooroorlogse delen, doordat op er op diverse plaatsen dwarsverbindingen zijn gemaakt. In het plangebied is dit ter plekke van Plein 45, Velserduinplein en Marktplein. De vooroorlogse bebouwing ten noorden van de winkelboulevard heeft overwegend een woonfunctie, waarbij het gedeelte ten noorden van de Kalverstraat dateert van vóór de oorlog. Het overige gedeelte is in de jaren '45-'55 tot ontwikkeling gekomen. Beide delen zijn stedenbouwkundig opgebouwd uit (semi)-gesloten bouwblokken van twee of drie lagen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit gesloten bouwblokken in twee lagen, waarbij veel aandacht is voor hoekoplossingen en poortgebouwen. Het naoorlogse deel kenmerkt zich door de toepassing van middel hoogbouw in drie bouwlagen met langskap. Deze gestapelde bouw bevindt zich overwegend langs de Lange Nieuwstraat en de dwarsverbanden. Naast deze ruggengraat van hoogbouw wordt de bebouwing gevormd door laagbouw in half gesloten bouwblokken.

2.2 Aansluitende Gebieden

Zoals gebruikelijk bij gebieden met een centrumfunctie ligt het plangebied midden in omliggende woongebieden. In het noorden grenst het plangebied aan een woongebied dat als een strook langs het Noordzeekanaal ligt dat net voor de tweede wereldoorlog is gebouwd. Westelijk stopt het gebied bij het begin van de Kennemerlaan en sluit aan op de zogenaamde KPN-locatie. Het winkelblok Velserhof ligt net binnen het plangebied. Hierdoor grenst het plangebied aan het centrumwoongebied tussen winkels en stadspark. Oostelijk liggen de winkels rondom Plein 1945 en het stadhuis in het plangebied en is de grens een woonwijk en scholencluster. Het plangebied ten zuiden van de Lange Nieuwstraat wordt aan de zuidzijde begrensd door een woonbuurt rondom de Velserduinweg. Deze woonbuurt sluit aan op een groenzone die vervolgens over gaat in een natuurgebied.

2.3 Ontsluiting

De belangrijkste wegen in het plangebied is de Lange Nieuwstraat (oost-west richting), die via Plein 1945 en de Noostraat de ontsluiting naar de snelwegen verzorgt. De Zeeweg is de ontsluitingsweg voor de rest van Velsen naar het winkelgebied Lange Nieuwstraat.

2.4 Bebouwing

In het plangebied liggen een aantal markante gebouwen die in grote mate beeldbepalend zijn voor het gebied. Natuurlijk het Stadhuis met zijn markante toren dat nog steeds als het landmark van IJmuiden geldt. Ook het kantoorpand aan het begin op de hoek Zeeweg/de Lange Nieuwstraat is met 8 bouwlagen van marmeren gevelplaten een blikvanger, zeker voor al het verkeer dat vanaf de Noostraat de Lange Nieuwstraat op gaat. Een bijzondere bouwverschijning is ook het pand van de Hema dat met zijn glasgevel en naar voren springende eerste bouwlaag met wit marmeren gevelbeplating prominent “aanwezig” is in de Lange Nieuwstraat. De Hema heeft een eigentijds antwoord gekregen in de bebouwing waar de corporatie Woningbedrijf Velsen gehuisvest is. Zoals eerder gezegd is de verdere bebouwing deels vooroorlogs en deels naoorlogs. Beide delen zijn stedenbouwkundig opgebouwd uit (semi)-gesloten bouwblokken van twee of drie lagen.

2.5 Huidige Bestemmingen

De huidige bestemmingen zijn Woondoeleinden (al dan niet in combinatie met centrum-, kantoor-, maatschappelijke-, detailhandel-, dienstverlenende en horeca- en bedrijfsdoeleinden), Erven, Tuinen, Garage en bergplaatsen, Groenvoorzieningen, Verkeersdoeleinden en nutsvoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0701IJMUIDENCEN1-R001_0003.jpg"

Afbeelding 3 Luchtfoto plangebied

2.6 Nieuwe Ontwikkelingen

Hieronder worden de bij de gemeente bekende ontwikkelingen geschetst. Het gaat hier om ontwikkelingen die al bij de inventarisatie van het bestemmingsplan bekend waren, bijvoorbeeld omdat ze al als afzonderlijke bouwlocaties waren aangemerkt of al in de Structuurvisie Velsen 2015 worden genoemd.

De bij de gemeente bekende ontwikkelingen zijn:

  1. 1. Bouwlocatie met grondexploitatie Kalverstraat
  2. 2. Bouwlocatie met grondexploitatie Zeeweg/Lange Nieuwstraat
  3. 3. Bouwlocatie van derden Willemsbeekweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0701IJMUIDENCEN1-R001_0004.jpg"

Afbeelding 4 potentiële ontwikkelingen

2.6.1 Kalverstraat

Voor deze bouwlocatie is een Ruimtelijk Functioneel Kader vastgesteld; in dit RFK is rekening gehouden met een uitbreiding van AH gecombineerd met het doortrekken van de ondergrondse parkeergarage. De winkel wordt zowel aan de zijde van de Kalverstraat als de Piet Heinstraat afgezoomd met woningen. Stedenbouwkundige uitgangspunten zijn bouwhoogtes met aan de Piet Heinstraat 3 bouwlagen en aan de Kalverstraat 4 bouwlagen waarbij de bovenste laag een set back heeft.

Ten gevolge van een stagnatie op de koopwoningmarkt is er ook op deze locatie een probleem ontstaan wat betreft de verkoopbaarheid van de woningen. Gezocht wordt naar andere invulling van de omlijsting. Dit kan betekenen dat de woonfunctie deels ingevuld wordt met een bijzondere woondoelgroep en/of dat er in de plint mogelijkheden zijn voor kleine winkels(Kalverstraat). Deze discussie is nog niet tot een einde gekomen.

De huidige status van de plannen geeft onvoldoende zicht op verwezenlijking. Daarom wordt in dit bestemmingsplan niet geanticipeerd op een mogelijke ontwikkeling.

2.6.2 Zeeweg/Lange Nieuwstraat

Voor de bouwlocatie Lange Nieuwstraat/Zeeweg is een initiatief binnengekomen om deze locatie te ontwikkelen/herontwikkelen. De optie om dit bestemmingsplan conserverend op te stellen en voor de beoogde ontwikkelingen een apart bestemmingsplan te maken geniet de voorkeur. De plannen zijn te weinig concreet om, al dan niet via een wijzigingsbevoegdheid, mee te nemen in dit bestemmingsplan. Met een apart postzegelplan wordt tevens recht gedaan aan de rol die zowel omwonenden als raad kunnen hebben bij de planvorming. De planning en inhoud van bestemmingsplan IJmuiden Centrum is dan niet afhankelijk van de beoogde ontwikkelingen en de participatie van raad en buurt.

2.6.3 Willemsbeekweg

Het bouwplan Willemsbeekweg is ingediend vanwege de geplaatste advertentie voor het startdocument door het Woningbedrijf Velsen. Het omvat het bouwblok Lange Nieuwstraat/ Velserduinweg/Willemsbeekweg/ Engelmundusstraat. De plannen zijn bij het vrijgeven van dit ontwerp bestemmingsplan onvoldoende concreet en een ontwikkelings-/planschadeovereenkomst met het woningbedrijf ontbreekt. Vooralsnog wordt er geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

2.6.4 Winkelcentrum IJmuiden

De raad heeft op 15 december 2005 het Structuurplan Centrum IJmuiden vastgesteld. Het specifieke onderdeel “Het Stadshart” is, naar aanleiding van uitspraken van de raad op 5 juli 2007, herzien. Dit herziene deel heeft geleid tot een zogenaamd bidboek voor de herontwikkeling van het winkelcentrum van IJmuiden, wat heeft geresulteerd in een samenwerkingsovereenkomst tussen een ontwikkelaar en de gemeente Velsen. De ontwikkelaar achtte het, gelet op de huidige marktomstandigheden en het blijvend ontbreken van draagvlak onder de ondernemers, niet haalbaar om een winkelstraat te realiseren dat in overeenstemming is met de samenwerkingsovereenkomst. De ontwikkelaar heeft een alternatief plan ingediend waar de gemeente niet mee kon instemmen. Vanwege deze feiten is de samenwerkingsovereenkomst beëindigd. Dit houdt in dat de ontwikkelingen voor het Centrum, ten tijde van het schrijven van dit bestemmingsplan, volledig open liggen. Het op enigerlei wijze meenemen van ontwikkelingen op basis van het oorspronkelijke Structuurplan is vanwege het ontbreken van concrete plannen, laat staan dat duidelijk is wat de maatschappelijke en financiële haalbaarheid is, niet mogelijk.

De raad heeft een besluit genomen over de toekomst van het gebied met faseringen en investeringen in deze fases waarbij de vorming van themapleinen uitgangspunt is. In de eerste fase betreffen dit vooral investeringen in de openbare ruimte waarvoor in dit bestemmingsplan geen zaken hoeven te worden geregeld. Voor de overige fases is teveel onduidelijk over bouw en gebruiksmogelijkheden om dit transformerend in dit bestemmingsplan mee te nemen. De globale opzet van dit bestemmingsplan met een centrumbestemming over bijna het gehele centrumgebied biedt vooralsnog geen beperkingen om invulling hieraan te geven.

2.6.5 Velserduinweg 48

Op verzoek van het Woningbedrijf Velsen wordt het opstal aan de Velserduinweg 48, onder de bestemming wonen, de functieaanduiding zorgwoning meegegeven. Eén en ander zoals de bestemming van Trompstraat 208. Het Woningbedrijf heeft het gebouw aan de Velserduinweg inmiddels geschikt gemaakt voor de bewoning van 9 beginnend dementerenden. Op deze wijze sluit het bestemmingsplan goed aan bij het feitelijk gebruik.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan IJmuiden Centrum zijn de vigerende bestemmingsplannen beschreven en is het relevante ruimtelijke beleid geanalyseerd om vast te stellen of daaruit randvoorwaarden voor dit bestemmingsplan voortkomen. Hiertoe is een onderscheid gemaakt tussen het Europees beleid, het rijksbeleid, het provinciale beleid en het beleid van de gemeente Velsen. Naast het ruimtelijk beleid is ook de wetgeving, onder meer op het gebied van veiligheid, milieu en flora en fauna, relevant voor het bestemmingsplan. Hier wordt nader op ingegaan in hoofdstuk 4.

3.2 Europees Beleid

Beslissingen over het grondgebruik in Nederland worden tot op zekere hoogte in Brussel genomen. Zoals alle andere lidstaten heeft Nederland immers beloofd de Europese wet- en regelgeving en richtlijnen volledig, nauwkeurig, bindend en tijdig te implementeren.

3.2.1 Milieubeleid

Het milieubeleid is één van de belangrijkste sectorale beleidsvelden die van invloed zijn op de ruimtelijke structuur en kwaliteit van de leefomgeving en inrichting van bestemmingsplannen. Diverse onderdelen van het Europees milieubeleid hebben een aanzienlijke ruimtelijke impact in Nederland. Voorbeelden zijn grenswaarden voor luchtkwaliteit (fijn stof en NO2), die gevolgen kunnen hebben voor woningbouw langs drukke wegen.

3.2.2 De Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om:

  1. a. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
  2. b. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
  3. c. het aquatische milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
  4. d. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.

Deze Europese Kaderrichtlijn Water moet onderdeel zijn van het gemeentelijk beleid en daarom ook van het ruimtelijk beleid. In dit verband wordt verwezen naar het Nationaal Bestuursakkoord Water, dat op 25 juni 2008 onder in verband met de implementatie van deze richtlijn is geactualiseerd. In dit akkoord zijn de inspanningen beschreven om de waterhuishouding tegen de achtergrond van de richtlijn en de nieuwe klimaatscenario's op orde te brengen en te houden. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Europese Kaderrichtlijn Water.

3.2.3 Het Verdrag van Malta

Op basis van diverse Europese, rijks- en provinciale beleidsregels, met name het Europese Verdrag betreffende de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta, bij wet 26 februari 1998) is onder andere bepaald dat het archeologisch belang wordt meegewogen bij de besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsaspecten. Een belangrijk punt in het verdrag van Malta is dat vooraf aan iedere ingreep in het bodemarchief (door nieuwbouw, wegenaanleg etc.) archeologisch onderzoek plaats moet vinden. Daarmee kan worden bepaald hoe eventueel aangetroffen archeologische waarden in de plannen kunnen worden ingepast. Mocht dit niet kunnen en is een opgraving onvermijdelijk geworden om de archeologische informatie veilig te stellen, dan dienen de kosten daarvan in het ontwikkelingsproces meegenomen te worden.

3.3 Rijksbeleid

3.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de SVIR ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor wegen, goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de ‘SER-ladder’), die zal worden vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, doormiddel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd.

Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:

  1. a. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  2. b. het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. c. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden.

In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:

  1. a. Rijksvaarwegen;
  2. b. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  3. c. Kustfundament;
  4. d. Grote rivieren;
  5. e. Waddenzee en waddengebied;
  6. f. Defensie;
  7. g. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  8. h. Elektriciteitsvoorziening;
  9. i. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  10. j. Ecologische hoofdstructuur;
  11. k. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  12. l. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  13. m. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het voorliggende bestemmingsplan. De betreffende onderwerpen zijn namelijk niet aan de orde in of nabij het plangebied.

3.3.2 Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

3.3.3 Nationaal Milieubeleidsplan 4

In het NMP4 staat de aanpak van de in het NMP3 gesignaleerde hardnekkige milieuproblemen centraal. De aanpak van deze problemen vraagt om ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Het NMP4 zet daarom in op het tot stand brengen van transities (systeeminnovaties) op het vlak van de energiehuishouding, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, landbouw en mobiliteit. Vanwege de groeiende aandacht voor gezondheid en veiligheid is de nota ook gericht op vernieuwing van het stoffenbeleid en beleidsvernieuwing van de leefomgeving. Het NMP4 heeft een beleidshorizon die verder reikt dan de beleidshorizon in het NMP3. Het NMP4 gaat uit van een beleidshorizon die in het jaar 2030 is gelegd. In het NMP4 worden zeven grote milieuproblemen gesignaleerd en laat zien hoe de situatie over dertig jaar zal zijn als het beleid niet verandert.

Deze problemen zijn:

  • verlies aan biodiversiteit;
  • klimaatverandering;
  • overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen;
  • bedreiging van de gezondheid;
  • bedreiging van de externe veiligheid;
  • aantasting van de leefomgeving;
  • mogelijk onbeheersbare risico’s.

De gewenste situatie over 30 jaar kan als volgt worden omschreven: Het milieubeleid moet een bijdrage leveren aan een gezond en veilig leven, in een aantrekkelijke leefomgeving, te midden van een vitale natuur, zonder de mondiale biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten, hier en nu en elders en later. Hoewel het milieubeleid van de afgelopen jaren redelijk succesvol is geweest, op de grote milieuproblemen heeft het nog geen afdoende antwoord. In het NMP4 worden zeven onderlinge barrières onderkend die een oplossing van de grote problemen in de weg staan. Voortzetting van het huidige beleid is niet voldoende als we de ambities voor 2030 willen realiseren. Het huidig beleid gaat immers nog te veel voorbij aan deze barrières voor duurzame ontwikkeling, die te beschouwen zijn als systeemfouten in de economie en de thans functionerende instituties. In het NMP4 is aangegeven waarmee deze barrières doorbroken kunnen worden en zijn hiervoor nieuwe beleidsinstrumenten aangegeven.

Milieubeleid draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Hoe de leefomgeving wordt ervaren, wordt onder meer bepaald door de aanpak van de vervuiling van bodem, lucht en water, door veiligheidsrisico’s bedrijvigheid, geluidsoverlast en afvalinzameling. Daarnaast spelen zaken als woningaanbod, werkgelegenheid en voorzieningen een rol, evenals groenvoorzieningen, natuur en afwisseling van karakteristieke gebieden. De plaatselijke overheid is vaak beter dan de rijksoverheid in staat aan de kwaliteit van de leefomgeving bij te dragen. Daarom krijgt de lokale overheid meer vrijheid en zoveel mogelijk integrale verantwoordelijkheid voor de lokale leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is dat dit leidt tot verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Het rijk stelt voor de milieukwaliteit een harde ondergrens en zal samen met de andere overheden bij uitvoering en handhaving die grens bewaken.

3.3.4 Rijksbeleid met betrekking tot ecologie

In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Flora- en faunawet. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de Natuurbeschermingswet. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Ruimtelijke plannen als bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In Hoofdstuk 4 Milieuaspecten wordt hier nader op ingegaan.

3.4 Provinciaal Beleid

3.4.1 Structuurvisie 2040 (2010)

Op 16 februari 2010 is de provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie 2040 van de provincie Noord-Holland door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de structuurvisie vastgesteld.

In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met verschillende ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien. De Provincie speelt in op actuele dilemma's door mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de Provincie Noord-Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de veranderingen in de bevolkingsontwikkeling op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied opwekken van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De structuurvisie en de bijbehorende provinciale verordening zijn het inhoudelijke beleidskader van de provincie waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat de provincies regels voorschrijft over bestemmingen en het gebruik van gronden met een provinciaal belang. Voor Velsen zijn vooral het bestaand bebouwd gebied (de voormalige rode contouren), de Rijksbufferzone Amsterdam-Haarlem (heeft in de SVIR geen status meer) en de reservering voor nieuw haventerrein van belang.

De provinciale EHS is herijkt en op 23 mei 2011 door PS vastgesteld. Er loopt geen ecologische hoofdstructuur door of in de directe omgeving van het plangebied.

3.4.2 Provinciaal Waterplan 2010-2015

Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 het provinciaal Waterplan 2010-2015 vastgesteld. Het motto van het Waterplan is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling. In het Waterplan wordt per thema behandeld wat de provincie zelf doet tot en met 2015 en wat de provincie verwacht van Rijk, Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, terreinbeheerders en bedrijfsleven. De provincie versterkt de uitvoering van het plan en bewaakt de voortgang door samen met haar partners een uitvoeringsprogramma voor de hele planperiode op te stellen. In het Waterplan worden vier uitgangspunten gehanteerd:

  • Klimaatbestendig waterbeheer: De waterkeringen, het watersysteem en de ruimtelijke inrichting moeten voorbereid zijn op de gevolgen van klimaatverandering.
  • Water medesturend in de ruimte: Water is een belangrijke sturende factor in de ruimtelijke ontwikkeling. Op sommige plekken, zoals in de omgeving van dijken, is water vanwege de veiligheid zelfs het belangrijkste sturende element. Elders is water volgend in de ruimtelijke afweging.
  • Centraal wat moet, decentraal wat kan: Met de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening is 'centraal wat moet, decentraal wat kan' de nieuwe sturingsfilosofie van het Rijk die de provincie overneemt. De uitgangspunten van deze vernieuwingen zijn: minder regels, meer uitvoeringsgericht, modernisering en stroomlijning van de regels.
  • Gebiedsgerichte en resultaatgerichte benadering: Het Noord-Hollandse landelijk gebied zoals dat nu ervaren wordt is het resultaat van het leven met en de strijd tegen water. Daarbij moet worden gedacht aan de terpen, dijken, molens en droogmakerijen. Sinds 2007 heeft de provincie dankzij het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) een belangrijke regierol voor de inrichting en het beheer van het landelijk gebied. Met het Rijk heeft de provincie uitvoeringsafspraken gemaakt voor de periode 2007-2013. De uitvoering van het waterbeleid vraagt maatwerk via een gebiedsgerichte aanpak.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Visie op Velsen 2025

Het document ‘Visie op Velsen 2025: Kennisrijk werken in Velsen’ is op 14 april 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie positioneert zichzelf als volgt:”De visie zelf is geen blauwdruk, geen strategisch beleidsplan, maar een inspirerend toekomstbeeld, een bereikbare droom. Niet van de gemeente, maar van de gemeenschap Velsen”. En de positie van de gemeente daarin: “De rol van de gemeente in deze visie is die van facilitator. Daarnaast schept de gemeente waar mogelijk de nodige randvoorwaarden, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening en de inrichting van de openbare ruimte”.

Voor IJmuiden en in het bijzonder, het centrum van IJmuiden zijn in de visie een aantal toekomstbeelden opgenomen die van invloed kunnen zijn op dit bestemmingsplan. Bijvoorbeeld een beoogde nieuwe instroom van (internationale) kenniswerkers en studenten moet de groei en bloei van IJmuiden als belangrijkste voorzieningencentrum in Velsen mogelijk maken.

Aangezien eigenlijk alle voorzieningen in en rond IJmuiden zijn gevestigd, beperken de voorzieningen in de andere kernen zich tot basisvoorzieningen. Voor de dagelijkse boodschappen kan men hier ook goed terecht, wil men meer, dan is IJmuiden de aangewezen plek. Voornamelijk als gevolg van de metropole ontwikkeling van IJmuiden is een groeiend deel van de beroepsbevolking werkzaam in horeca, detailhandel en zakelijke en financiële dienstverlening.

De Visie is dat de ontplooiing van Velsen in IJmuiden als centrum van voorzieningen een boost gaat gegeven aan de horeca, zowel bestemd voor zakenlieden (goede visrestaurants) als voor expats en studenten (uitgaansgelegenheden aan het strand en in de haven). Ook de detailhandel gaat er baat bij vinden. Uiteraard zijn er de grote winkelketens, maar de vele winkeltjes, kunstenaarsateliers, cafés en eethuisjes bepalen het beeld. Ook de Velsenaren zelf zoeken IJmuiden graag op voor meer dan de dagelijkse boodschap of om een filmpje te pakken. Zij vinden IJmuiden voor funshoppen of uitgaan een prima alternatief voor Amsterdam en Haarlem.

De 24-uurs-economie in IJmuiden en de activiteiten en ontmoetingen, ook buiten, die daarmee samenhangen, zorgen voor een grote sociale controle

3.5.2 Structuurvisie (2015)

In de structuurvisie Velsen 2015 worden 2 zwakke elementen genoemd die op het plangebied van toepassing zijn. Het ontbreekt IJmuiden aan een attractief winkelcentrum waarbij de Lange Nieuwstraat (als hoofdwinkelstraat van Velsen) tevens een hoofdontsluitingsroute voor een groot deel van IJmuiden is. En er is onvoldoende differentiatie aan woningen die er voor zorgt dat mensen hun wooncarrière in de wijk kunnen doorlopen.

Ter plaatse van de Lange Nieuwstraat en de De Noostraat wordt ingezet op versterking van de woonfunctie in gestapelde vorm. De stedenbouwkundige structuur van Dudok dient daarbij gerespecteerd te worden. Tussen Plein 1945 en het Velserduinplein zal het brandpunt van de herstructurering van het stadscentrum plaatsvinden.

Stedelijke vernieuwing in het centrum van IJmuiden is nodig om de kwaliteit van het stedelijk

gebied op een hoger peil te brengen. Velsen zet in op ingrepen in de fysieke leefomgeving in samenhang met de sociale, economische en culturele structuur. Het centrumgebied van IJmuiden moet een echt stadshart worden. Het gaat om het vergroten van de aantrekkingskracht van het centrumgebied, het vestigen en concentreren van centrumvoorzieningen en de versterking van de woonfunctie. Het centrum van IJmuiden is het centrum van de gemeente Velsen. En dat moet uitstraling krijgen. Het stadscentrum kent momenteel een vrij complete branchering met een aantal sterke ketens en winkels.

Stedenbouwkundig maakt het naoorlogse IJmuiden deel uit van een grootschalig, door W.M. Dudok ontworpen stedenbouwkundig plan. Het Moerberg- en Gijzenveltplantsoen vormt samen met de Lange Nieuwstraat de hoofdstructuur van dit plan. Sinds de realisering van het Plan Dudok is slechts in geringe mate iets veranderd aan de opzet van de naoorlogse wijken, waardoor de stedenbouwkundige eenheid niet is verstoord. Belangrijke kenmerken van de stedenbouwkundige structuur zijn het lineaire karakter, de ruime opzet en de rationele verkaveling.

Wat betreft de paragraaf over stedelijke vernieuwing in het centrum van IJmuiden is de Structuurvisie Velsen 2015 achterhaald. De raad heeft tijdens een raadssessie van 16 april 2012 zich positief uitgesproken over een “procesvoorstel kwaliteitsimpuls centrum IJmuiden” waarin kaders zijn aangegeven die verder gaan dan het Structuurplan Centrum IJmuiden en de Structuurvisie Velsen 2015. Tijdens de sessie hebben de leden onder andere uitgesproken dat de bestaande stedenbouwkundige structuur van Dudok niet hard is. Omdat het bestemmingsplan overwegend conserverend is zit de stedenbouwkundige structuur van Dudok er impliciet wel in.

3.5.3 Woonvisie 2025

Het beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de ‘Woonvisie Velsen 2025’ uit 2013. Hierin zijn verschillende nota’s die op rijks- en provinciaal niveau op het vlak van wonen zijn verschenen verwerkt. Maar ook het eigen beleid is geïmplementeerd zoals de ‘Visie op Velsen 2025’. Daarnaast is in de visie rekening gehouden met ontwikkelingen van buitenaf die de sterk van invloed zijn op het wonen zoals bijvoorbeeld de kredietcrisis die vanaf 2007woedt.

De focus voor IJmuiden ligt op een veranderopgave tot interessante stad om genoeg jonge mensen te trekken en te binden. Met een kwaliteitsimpuls wordt gezorgt voor een kwalitatief en hoogwaardig woonmilieu op een speciale plek. Ijmuiden als interessante stad staat voor kwaliteit, hoogwaardig en metropolitaan wonen in een stadse omgeving waarbij natuur en rust om de hoek ligt.

Het woonmilieu in het centrum van IJmuiden kan momenteel grofweg worden getypeerd als centrumstedelijk en groenstedelijk. Er is een variatie in woondichtheid dichtbij voorzieningen. De woningvoorraad in het centrum van IJmuiden dateert grotendeels uit de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog (1949-1965) en wordt gekenmerkt door een groot aandeel woningen dat huisvesting biedt aan de primaire doelgroep van de woningbouwcorporaties.

Het centrum van het plangebied kan worden getypeerd als centrumstedelijk met een mix van huur en koopwoningen; appartementen boven de winkels en langs de Lange Nieuwstraat en grondgebonden eengezinswoningen in het gebied achter de Lange Nieuwstraat.

Er zijn een aantal relatief kleine bouwlocaties in het plangebied. Voor deze locaties wordt een actueel woningbouwprogramma voorgesteld.

3.5.4 Maatschappelijk beleid

De maatschappelijke functies die in het bestemmingsplan liggen is het indirecte gevolg van het uitvoeren van Maatschappelijk beleid. In het stuk “Samen aan de slag, visie op maatschappelijke ondersteuning 2012-2015” wordt aangegeven dat verschillende vormen van maatschappelijke ondersteuning op verschillende locaties worden aangeboden. Het algemene maatschappelijke beleid is om in getrapte verantwoordelijkheid de maatschappelijke ondersteuning te faciliteren. In toenemende mate:

• Mensen zorgen voor zichzelf

• Mensen zorgen voor elkaar (civil society)

• Een voorliggende en/of collectieve voorziening alleen waar nodig

• Vrijwillige inzet waar mogelijk

• Professionele inzet (incl. een individuele voorziening) op maat

In praktische zin komt het er op neer dat een klein aantal steunpunten voor verschillende disciplines verspreid over de gemeente liggen waar men voor een hulpvraag terecht kan. Deze steunpunten in dit bestemmingsplan zijn:

• Centrum voor Jeugd en Gezin

• Stichting Welzijn Velsen

Verder zijn er nog een aantal maatschappelijke voorzieningen die op dit moment in het plangebied liggen waar geen concreet locatiegericht beleid op zit. Het betreft het gemeentehuis en de bibliotheek.

3.5.5 Archeologie en Monumentenbeleid

De beleidsnota Monumentenzorg Velsen is in 2005 vastgesteld en in 2008 geactualiseerd. In deze beleidsnota geeft de gemeente Velsen haar visie op de gemeentelijke monumentenzorg. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonische en cultuurhistorisch erfgoed van Velsen, in samenspel met rijk, provincie en particulieren.

In het belang van de (archeologische) monumentenzorg kan in een bestemmingsplan een vergunning voor de activiteit aanleggen, als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening, verplicht worden gesteld bij omgevingsvergunningen. In het bestemmingsplan is dit met een gebiedsaanduiding archeologie aangegeven.

3.5.6 Verkeersbeleid

In het Lokaal Verkeer- en Vervoersplan 2004 (LVVP) zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid.

Voldoende parkeergelegenheid voegt extra kwaliteit toe aan de woning. Op 29 september 1999 is door de Velsense Gemeenteraad een “Leidraad voor de inrichtingswerken van de openbare ruimte” (LIOR) vastgesteld. Hierin is een overzicht opgenomen van het aantal parkeerplaatsen dat in Velsen gerealiseerd dient te worden bij nieuwbouwprojecten.

3.5.7 Milieubeleid

Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. De gemeente Velsen heeft in samenwerking met de Milieudienst IJmond een Meerjaren Milieubeleidsplan (MBP) opgesteld. In het MBP is voor de periode 2008-2012 het gemeentelijke milieubeleid opgesteld en vertaald in concrete doelstellingen. Aandachtspunten in het MBP zijn: Het waarborgen van de leefbaarheid, optimaal gebruik van de regelgeving, de voorbeeldfunctie van de gemeente, het bevorderen van duurzame ontwikkeling en het realiseren van klimaatbeleidsdoelstellingen. Waar mogelijk wordt meervoudig ruimtegebruik toegepast, waarbij ondergronds bouwen, gestapeld bouwen en het combineren van functies belangrijke elementen zijn. Bij het herinrichten van terreinen dan wel bij uitbreidingswensen wordt uitgegaan van het mengen van functies als wonen, detailhandel, horeca en niet hinderlijke bedrijvigheid. Binnen de gemeente is in navolging van de milieuvisie een beleidsplan duurzaam bouwen vastgesteld. In dit beleidsplan worden de ambities beschreven op het gebied van duurzaam bouwen in relatie tot bouwprojecten en de openbare ruimte. Het toepassen van meervoudig ruimtegebruik is één van de ambities.

3.5.8 Groen en waterplan

Op dit moment zijn binnen de gemeente Velsen een drietal groenbeleidsplannen vigerend, namelijk het Bomenplan 2003, de Ecologische groenvisie 1997 en het Groenbeleidsplan 2009 Ruimte voor Groen. In het Landschapsbeleidsplan ligt ook een relatie met groenbeleid maar dit beleidsplan geeft vooral kaders aan de inrichting van het buitengebied. Hoewel Groen in het centrumgebied belangrijk is wordt vanwege de geringe relatie met het Landschapsbeleidsplan dit beleidsstuk buiten beschouwing gelaten.

Groenbeleidsplan "Ruimte voor Groen" (raadsbesluit: 11-6-2009)

Het groenbeleidsplan ‘Ruimte voor Groen’ kan worden beschouwd als een deeluitwerking van de structuurvisie Velsen 2015. Het beleidsplan geeft voor de komende periode richting aan de ontwikkeling en het beheer van het Velsense groenareaal met als doel: ‘Velsen de charmante plaats te laten blijven die het tot nu toe is geweest’. Een plek waar mensen graag willen wonen en die men graag bezoekt. ‘Ruimte voor groen’ is een beleidsplan op hoofdlijnen. Een groot aantal zaken dient verder uitgewerkt te worden in deelplannen, die sterk op uitvoering gericht zijn.

Vanuit het college is middels het collegeprogramma de ambitie uitgesproken om globaler (lees: zo globaal mogelijk) te bestemmen. De groenclassificatiekaarten, welke in 2009 door de raad zijn vastgesteld, zijn heel gedetailleerd en concreet maar daardoor bij directe implementatie in een bestemmingsplan, niet tot een globaal planologisch regime te vertalen. Daarnaast is, conform het groenbeleidsplan, altijd een raadsbesluit nodig om groen te wijzigen of te verwijderen op het moment dat de classifficatie dat aangeeft. Het is niet wenselijk om één gremium meerdere besluiten te laten nemen voor één en hetzelfde doel. Bijvoorbeeld een afwijkingsbesluit op een bestemmingsplan én een besluit om af te wijken van het groenclassifficatiebesluit op het moment dat er een voetpad moet worden aangelegd door een stuk te behouden groen. Eén besluit door één gremium biedt voldoende zekerheid. Daarom wordt in dit bestemmingsplan geen expliciet beschermingsregime opgenomen voor te behouden groen uit het groenclassifficatiebesluit. In de diverse bestemmingen wordt wel aangegeven dat de gronden mede als groen worden bestemd op het moment dat er te behouden groen in de betreffende bestemming voorkomt.

3.5.9 Economisch beleid

3.5.10 Prostitutie

Per 1 oktober 2000 is het algemene bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht) opgeheven. Dit betekent dat het exploiteren van prostitutie (in bordelen of anderszins) vanaf deze datum een legale beroepsuitoefening is. Door de gemeenteraad van Velsen is in september 2000 de nota Integraal prostitutiebeleid vastgesteld. In de nota wordt aangegeven dat er een vergunningplicht is voor seksinrichtingen en dat raam- en straatprostitutie niet is toegestaan. Ruimtelijk gezien is er door de raad aangegeven dat alleen in het havengebied van Velsen maximaal 2 seksinrichtingen gevestigd mogen zijn. In de rest van de gemeente, dus ook in dit plangebied, is geen seksinrichting toegestaan.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.

4.1 Bedrijven En Milieuhinder

Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft adviesafstanden (zie tabel) die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.

De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden.

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Het toetsen van het plan bestaat uit:

  • het toetsen van de afstanden van nieuwe milieubelastende activiteiten aan de reeds bestaande milieugevoelige functies (woningen, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie), en
  • het toetsen van de afstanden van de bestaande milieubelastende activiteiten aan de te bouwen milieugevoelige functies.

4.1.1 Advies

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich diverse functies waarmee uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening rekening dient te worden gehouden (vanwege eventuele milieuhinder). Er worden binnen het plangebied geen hinderlijke functies mogelijk gemaakt. In de regel geldt het volgende. Beoogde woningen dienen op de bestaande functies te worden afgestemd. Uitgangspunt daarbij is dat de bedrijfsvoering van de bestaande bedrijven niet onevenredig wordt beperkt. Ook moet ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woon- en leefmilieu kunnen worden gegarandeerd. Beoogde bedrijven dienen op de juiste afstand van bestaande milieugevoelige functies geprojecteerd worden, hierbij wordt over het algemeen gebruik gemaakt van de richtafstanden zoals in bovenstaande tabel vermeld zijn. Een Winkelcentrum met woningen kan beschouwd worden als gemengd gebied. De woonwijken die binnen de voorgestelde plangrens liggen sluiten beter aan bij een rustige woonwijk.

Het plangebied betreft zowel een rustige woonwijk als gemengd gebied.

De term 'gemengd gebied' wordt gehanteerd bij een milieuzonering van een bedrijventerrein die is gericht op functiescheiding. Hierbij duidt de term 'gemengd gebied' een omgevingstype aan, ten opzichte waarvan kleinere richtafstanden dan bij het omgevingstype 'rustige woonwijk' kunnen worden gehanteerd.

4.2 Externe Veiligheid

Onderstaand een uitsnede van de risicokaart van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0701IJMUIDENCEN1-R001_0005.jpg"

Uit de kaart blijkt dat er geen risicocontouren over het plangebied zijn gelegen. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de doorgang van het plan. Wel moet in de ruimtelijke onderbouwing aandacht worden besteed aan externe veiligheid, dit kan met een standaardonderbouwing worden afgedaan, benodigde informatie hierbij is de persoonsintensiteit in het plangebied.

4.3 Luchtkwaliteit

Bij planvorming is de luchtkwaliteit één van de milieuaspecten waar onderzoek naar dient te worden verricht. In deze notitie zijn opmerkingen over de luchtkwaliteitsaspecten voor het bestemmingsplan Centrum te IJmuiden opgenomen.

4.3.1 Wet luchtkwaliteit

In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Op de beoordeling van luchtkwaliteit is niet alleen de Wet milieubeheer van toepassing, maar ook het Besluit niet in betekende mate bijdragen en drie regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (NIBM), de Regeling beoordeling luchtkwaliteit en de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).

Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. In het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn handvaten aangereikt om te bepalen of een project niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als een bijdrage die maximaal 3 % bedraagt van de grenswaarde voor stikstofdioxide en fijn stof. De mate van schaalgrootte waaronder niet hoeft te worden getoetst (de vertaling van bovengenoemde 3% norm naar concrete bouwprojecten), bedraagt 1500 woningen bij één ontsluitingsweg. De begrippen goede ruimtelijke ordening en blootstelling van kwetsbare groepen blijven van belang.

Situaties waar de luchtkwaliteitnormen worden overschreden worden integraal aangepakt met maatregelpakketten voor probleemgebieden. Er worden op drie bestuurslagen maatregelen genomen, namelijk door het rijk, provincie en gemeenten (Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit, NSL).

Samenvattend vormt de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Luchtkwaliteitsnormen

De luchtkwaliteitsnormen zijn opgenomen in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. De volgende grenswaarden (jaargemiddeld) zijn opgenomen:

  • Zwavel (SO2): 125 mg/m3
  • Stikstofdioxide: 40 mg/m3 (per 2015)
  • Fijn stof (PM 10): 40 mg/m3 (per 2011)
  • Koolstofmonoxide: 8 uurgemiddelde 6 mg/m3
  • Benzeen: 10 mg/m3
  • Lood: 0,5 mg/m3

In de praktijk zijn alleen de normen voor stikstofdioxide en fijn stof van belang, met name de fijn stof norm voor het 24 uurs gemiddelde.

Conclusie

Eventuele nieuwe bestemmingen in het plan zullen worden getoetst op effecten op de luchtkwaliteit. Naar verwachting zal geen sprake zijn knelpunten met betrekking tot de Wet luchtkwaliteit.

4.4 Geluid

Hieronder wordt de Wet geluidhinder situatie beschreven voor wegverkeers-, railverkeers-, industrie- en luchtvaartlawaai.

Wegverkeerslawaai

In het kader van de Wet geluidhinder liggen er geluidszones rond wegen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een zone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.

De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB, de grenswaarde is afhankelijk van de situatie. Bij vervangende nieuwbouw binnen de bebouwde kom (zoals bij dit plan mogelijk het geval is) is de grenswaarde 68 dB. Bij een geluidsbelasting van 49 dB tot en met 68 dB, is het mogelijk om 'hogere waarden Wet geluidhinder' te verlenen. Deze worden verleend door de Milieudienst IJmond.

Mogelijk wordt een gedeelte van de Lange Nieuwstraat gereconstrueerd. Bij verkeerskundige/civieltechnische wijzigingen van een bestaande verkeersweg is het begrip 'reconstructie Wet geluidhinder' van toepassing. Dit betekent dat door een (fysieke) ingreep in een verkeersweg de geluidsbelastingen op woningen niet meer dan 1 dB(A) mag toenemen. Is dit wel het geval dan is er (dus) sprake van een reconstructie Wet geluidhinder en moet er voor de betreffende woning een 'hogere waarde vanwege reconstructie' aangevraagd worden.

Als bijvoorbeeld de asfalt wegdekverharding van de Lange Nieuwstraat wordt vervangen door een klinkerbestrating dan neemt de geluidsbelasting met 2 – 4 dB(A) toe zodat er dan sprake is van een reconstructie Wet geluidhinder. Dit betekent dat gelijktijdig met de Wro-procedure 'hogere waarden Wet geluidhinder' dienen te worden verleend. Dit betekent tevens dat voor de betreffende woningen ter hoogte van het te reconstrueren wegvak akoestische onderzoeken naar het binnenniveau (de geluidsbelasting in een woning) moeten worden verricht en dat eventueel geluidsisolerende voorzieningen (beglazingen en ventilatievoorzieningen) moeten worden aangebracht. Hier zijn hoge kosten mee gemoeid.

Railverkeerslawaai

In of nabij het plangebied zijn geen spoorwegen gesitueerd.

Industrielawaai

Het plangebied is in de geluidszone van het industrieterrein IJmond gesitueerd. De geluidsbelastingen zullen in grote delen van het plangebied naar verwachting lager zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). De geluidsbelasting op eventuele nieuwbouwplannen in het meest noordelijk gebied kunnen hoger zijn dan 50 dB(A), met name als sprake is van hoogbouw. Geluidsbelastingen die hoger zijn dan de grenswaarde van 55 dB(A) worden niet verwacht. Bij een geluidsbelasting van 51 dB(A) tot en met 55 dB(A), is het mogelijk om 'hogere waarden Wet geluidhinder' te verlenen. Deze worden verleend door de Milieudienst IJmond.

Luchtvaartlawaai

Niet van toepassing

Conclusie

Eventuele nieuwe ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan dienen te worden getoetst aan de Wet geluidhinder, namelijk door middel van het opstellen van een akoestisch onderzoek.

Voor wat betreft de reconstructie van de Lange Nieuwstraat ter hoogte van het winkelcentrum wordt geadviseerd om te voorkomen dat sprake zal zijn van een reconstructie Wet geluidhinder. Dit kan worden bereikt door na de reconstructie opnieuw asfalt (DAB) als wegdekverharding toe te passen. Eventueel kunnen ook zogenoemde 'stille klinkers' worden toegepast.

4.5 Bodem

4.5.1 Wet bodembescherming

Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.

Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen:

  • Een regeling voor de bescherming van de bodem waarin ook staat dat degene die de bodem verontreinigt, zelf verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vervuiling. De overheid kan dwingen tot sanering als de verontreiniging na 1987 is ontstaan.
  • Een bijzondere regeling voor de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval (calamiteit).
  • Een regeling voor de verontreiniging die is ontstaan voor de Wbb in werking trad in 1987 (historische bodemverontreiniging). Ook in die gevallen geldt dat de vervuiler zelf de verontreiniging verwijdert. Als er geen vervuiler (meer) is, omdat het bedrijf niet meer bestaat en er geen rechtsopvolger is, zal de sanering door de overheid worden uitgevoerd.
  • Een regeling voor de aanpak van verontreiniging in de waterbodem. Rijkswaterstaat heeft vooral met deze regeling te maken. De regeling geldt voor alle waterbodemverontreiniging, of de vervuiling nu voor of na 1987 is ontstaan.

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

4.5.2 Besluit bodemkwaliteit

Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (volledig) in werking getreden. Het doel van dit besluit is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.

Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in oppervlaktewater en op landbodems gelden aparte regels die ook in het Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze weer definitief deel gaan uitmaken van de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, ondermeer, bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door adviesbureaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook maatregelen om de kwaliteit van ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het toezicht en de handhaving te verbeteren.

4.5.3 Relatie Wbb en Woningwet (Ww)

Met de inwerkingtreding van de gewijzigde Wbb (2006) is ook artikel 52a van de Woningwet gewijzigd: Als er ontwikkelingen zijn voorzien die gericht zijn op het verblijf van mensen in een gebied en de bodem blijkt verontreinigd te zijn of er bestaat een redelijk vermoeden dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, dan geldt een aanhoudingsplicht. De aanhouding duurt totdat het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan, dan wel dat het heeft vastgesteld dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is. Er geldt alleen een bodemonderzoeksplicht voor bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt niet eerder afgegeven dan nadat uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

4.5.4 Bodemkwaliteit in het plangebied

Voor de historisch niet verdachte percelen geeft de in juli 2007 vastgestelde bodemkwaliteitskaart regio IJmond een goede indicatie van de te verwachten bodemkwaliteit. De bodemkwaliteitskaart geeft aan wat de gemiddelde kwaliteit van de bodem is in de regio. Het totale grondgebied is opgedeeld in zones van vergelijkbare kwaliteit. Er is onderscheid gemaakt in de kwaliteit van de bovengrond (0 – 100 cm) en de ondergrond (100 – 200 cm). Het gebied is ingedeeld in zones met schone grond en zones met licht verontreinigde grond. Op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan regio IJmond geldt er onder voorwaarden een vrijstellingsregeling voor grondverzet naar zones van gelijke kwaliteit. Van de vrijstellingsregeling kan gebruik gemaakt worden zolang de grond niet verdacht is van bodemverontreiniging. Bij de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit is vastgesteld dat gemeenten gedurende een overgangstermijn van 5 jaar de tijd hebben voor het vaststellen van nieuw beleid.

Totdat nieuw beleid is vastgesteld kan gebruik gemaakt worden van de huidige bodemkwaliteitskaart. Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuw bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart.

Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dient tenminste een historisch bodemonderzoek conform de NEN 5725 uitgevoerd te worden. Dit historisch onderzoek dient ter verificatie van de hypothese dat sprake is van een onverdachte locatie met betrekking tot bodemverontreiniging.

Indien de ontwikkeling een bouwwerk betreft waar mensen verblijven dan dient tevens een verkennend bodemonderzoek volgens de NEN 5740 uitgevoerd te worden. Op grond van het bodembeheersplan regio IJmond kan in sommige gevallen vrijstelling verleend worden van de verplichting van het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek. Voorwaarde hiervoor is dat het historisch onderzoek uitwijst dat op de locatie geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden.

Voorbeelden van bodembedreigende activiteiten kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • Voormalige bedrijfsactiviteiten
  • De aanwezigheid van ondergrondse brandstoftanks
  • Voormalige kassencomplexen
  • Gedempte watergangen
  • Met puin verharde wegen
  • Grond- of slibdepots

4.6 Ecologie

Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van planten diersoorten (soortbescherming).

Gebiedsbescherming

Door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Deze Europese wetgeving is door Nederland overgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Op grond van deze wet worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Naast de Natuurbeschermingswet 1998 vindt gebiedsbescherming ook plaats via de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De basis van de EHS is de al bestaande natuur, zoals duinen, heiden, bossen, meren en landgoederen. Ruimtelijke plannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen.
De provincie is het bevoegde gezag voor EHS en natuurbeschermingswet aspecten. Voor bestemmingsplannen, bouwplannen of andere activiteiten, kan het noodzakelijk zijn dat een vergunning volgens artikel 19d Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden bij de provincie. Voor een gebied dat ligt binnen de EHS moeten de effecten van een ontwikkeling op de 'wezenlijke kenmerken & waarden' van de EHS getoetst worden.

Het afwegingskader van de Natuurbeschermingswet 1998 staat bekend als de Habitattoets. Deze bestaat uit een Voortoets en eventueel een zogenoemde "passende beoordeling" als uit een Voortoets blijkt dat er mogelijk significante gevolgen zijn. De belangrijkste aspecten bij de beoordeling van mogelijke invloed op natuurgebieden aan de orde komen zijn: oppervlakteverlies, verontreiniging, verdroging, geluid, licht, verstoring door mensen, mechanische effecten en versnippering.

Er liggen geen beschermde natuurgebieden in de nabijheid van de locatie en de aard van het project, woonbebouwing en lichte bedrijvigheid, zal geen significant effect op natuurgebieden in de gemeente hebben.

Soortbescherming

Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Voor (zwaar) beschermde soorten dient een ontheffing volgens art. 75 van de flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van EL&I. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang, in sommige gevallen ook ruimtelijke inrichting en ontwikkeling)
  • er geen alternatief is
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort

Conclusie

Eventuele nieuwe ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan dienen te worden getoetst op eventueel effecten op de natuur, namelijk door middel van het opstellen van een oriënterend flora- en faunaonderzoek.

Indien beschermde organismen in een plangebied aanwezig zijn, moet men hier rekening mee houden tijdens de ontwikkeling van het gebied. Vanwege beperkte, soortafhankelijke, optimale perioden voor onderzoek, is tijdige uitvoering van onderzoek zeer belangrijk voor de planning van het project.

4.7 Duurzaamheid

Gemeente Velsen en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in “Kwaliteit en duurzaam bouwen” en in het milieubeleidsplan 2008-2012. Bij nieuw op te richten bedrijvigheid of bij grootschalige veranderingen binnen bestaande bedrijven wordt naast het voldoen aan het wettelijke kaders op milieugebied ook een advies op maat gegeven ten aanzien van milieubesparende maatregelen. Dit zowel op het gebied van (ver)bouwen als op het gebied van toe te passen installaties en voorzieningen.

4.8 Cultuurhistorie

Graafwerkzaamheden verstoren/vernietigen archeologische bodemschatten. Indien zich graafwerkzaamheden voordoen bij de herontwikkeling van de locatie bijvoorbeeld ten behoeve van een parkeergarage, zet de gemeente Velsen zich in voor archeologisch onderzoek.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden, Onderzoek En Verantwoording

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan diverse milieu- en andere sectorale aspecten die mogelijk beperkingen kunnen opleveren voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Ten aanzien van het aspect milieu wordt ter inleiding het volgende opgemerkt.

Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verschillende relevante milieuaspecten zowel binnen als buiten het plangebied.

In paragraaf 5.2 zijn de wensen en ontwikkelingen weergegeven, die vanuit de verschillende beleidssectoren naar voren zijn gebracht. Bij het opstellen van het bestemmingsplan dienen de ruimtelijke consequenties hiervan, voor zover deze met elkaar conflicteren, tegen elkaar te worden afgewogen en moet er een keuze voor verdeling van de ruimte worden gemaakt. Hierbij valt in dit geval een kanttekening te maken, namelijk het feit dat het hier een globaal conserverend plan betreft waarbij de huidige feitelijke situatie flexibel wordt vastgelegd in een actueel planologisch regime.

5.2 Ontwikkellocaties

Voor de nieuwe ontwikkellocaties wordt hieronder aangegeven of en op welke wijze deze in het bestemmingsplan zijn opgenomen.

• Voor de bouwlocatie Kalverstraat bieden de plannen onvoldoende zicht op verwezenlijking om de locatie anders dan conform de huidige feitelijke situatie op te nemen. Omdat er wel zicht is op realisatie van de plannen op redelijke termijn binnen de kaders van de door de raad vastgestelde ruimtelijke kaders (RFK) is er een wijzigingsgebied aangewezen.

• Voor de bouwlocatie Lange Nieuwstraat/Zeeweg wordt een aparte bestemmingsplanprocedure gevolgd op het moment dat de plannen voldoende zijn uitgewerkt. Dit doet recht aan de rol die raad en omwonenden krijgen in alle fases van het bestemmingsplanproces zijnde: startdocument, voorontwerp, ontwerp en vaststelling van het bestemmingsplan. De locatie wordt dan ook niet anders in het bestemmingsplan opgenomen dan conform de huidige feitelijke situatie.

• Het initiatief van de bouwlocatie Willemsbeeklaan dient verder uitgewerkt te worden. Tussen vaststelling startdocument en het voorontwerp is het initiatief niet verder geconcretiseerd. Dit is onvoldoende om de ontwikkeling mee te nemen. Het initiatief wordt dan ook niet meegenomen in het bestemmingsplan. De locatie is conserverend bestemd

5.3 Wonen

Het uitgangspunt is om de feitelijke situatie positief te bestemmen. Daarnaast is geconstateerd dat er een behoefte is aan nieuwe woningen. De bestaande woningen zijn dan ook positief bestemd. De woningen die in het bouwplan van de bouwlocatie Willemsbeekweg zitten zijn niet meegenomen in het bestemmingsplan vanwege concreet zicht op realisatie.

Met het oog op globaal bestemmen zullen ook de functies wonen-detailhandel-horeca aan de noordzijde van de Lange Nieuwstraat worden gecombineerd met de bestemming “Centrum”. In een bestemmingsplan kunnen ook regels ten behoeve van woningbouwcategoriën worden opgenomen (als percentage van het totale plangebied). In dit bestemmingsplan is hier geen gebruik van gemaakt.

5.4 Maatschappelijke Doeleinden

Hoewel de Structuurvisie Velsen 2015 IJmuiden Centrum aanwijst als concentratiepunt voor maatschappelijke en culturele voorzieningen, zijn op dit vlak geen ontwikkelingen gaande die gevolgen hebben voor het bestemmingsplan. Om goed in te kunnen spelen op de maatschappelijke ontwikkelingen, zoals uitbreiding of krimp van scholen, is meer flexibiliteit in het bestemmingsplan gewenst. Deze flexibiliteit kan worden aangebracht door bijvoorbeeld ruime bouwvlakken met bebouwingspercentages op te nemen. In dit plangebied zitten geen panden met een maatschappelijke functie waar eerdergenoemde flexibiliteitsbehoefte aanwezig is. Daarnaast is deze flexibiliteit niet toegepast omdat de bouwvlakken feitelijk al vol gebouwd zijn.

5.5 Verkeer

Verkeersfuncties worden als zodanig bestemd als het zowel snelverkeer (motorvoertuigen) als langzaamverkeer (voetgangers, fietsers) betreft. (Midden)bermen maken onderdeel uit van de weg vanwege de wegconstructie en de ondergrondse infrastructuur en wegmeubilair (lantaarnpalen) en worden daarom meegenomen in de verkeersbestemming van de weg. Het profiel voor de herinrichting van de Lange Nieuwstraat zal worden geïmplementeerd in het bestemmingsplan. Het HOV traject wordt door middel van een aparte planologische procedure mogelijk gemaakt en heeft daardoor geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

5.6 Milieubeleid

Alleen geluid is het gebied dat voor dit bestemmingsplan extra aandacht vraagt. In het bestemmingsplan is aangegeven en onderbouwd wat de gevolgen voor geluidhinder van de herstructurering van de Lange Nieuwstraat is als mogelijke bronwijziging. In het plangebied zijn geen initiatieven waarmee geluidgevoelige objecten (objecten met een woonfunctie) worden uitgebreid. In het bestemmingsplan zal worden onderbouwd in hoeverre een hogere grenswaardeprocedure moet worden doorlopen en zal hogere grenswaardebesluit uiterlijk met het ontwerp bestemmingsplan ter visie worden gelegd. Verder heeft het milieubeleid geen directe gevolgen voor het bestemmingsplan.

5.7 Groenvoorziening

Het groenclassificatiebesluit is niet geïmplementeerd in het bestemmingsplan. De gronden die een openbare groenfunctie hebben en als zodanig beeldbepalend zijn of van invloed zijn op de belevingswaarde van de wijk of buurt, hebben een groenbestemming gekregen waarbij de voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen onderdeel zijn van de groenbestemming.

5.8 Detailhandel/dienstverlening

Detailhandel en dienstverlening is gecombineerd in de bestemming Centrum. Vanuit het perspectief van globaal bestemmen wordt niet vastgelegd welke branche zich in welk pand mag vestigen.

5.9 Prostitutie

Er worden geen seksinrichting in het plangebied mogelijk gemaakt.

5.10 Horeca

In de begripsbepaling van het bestemmingsplan is een onderverdeling worden gemaakt in verschillende horecacategorieën. De categorieën die de centrumfunctie versterken en detailhandel ondersteunen zijn in de bestemming opgenomen (broodjeszaak, bistro, restaurant). Deze ondernemingen zijn vrij uitwisselbaar binnen de bestemming centrum met ondernemingen in de detailhandel of de dienstverlenende branche. De horeca met grote verkeersaantrekkende werking, overnachtingsmogelijkheden of mogelijk (’s nachts) tot overlast kan zorgen zijn uitgesloten van vestiging (dansschool, dancing, partycentrum, bar, biljartcentrum, hotel).

5.11 Monumenten

In het plangebied aanwezige monumenten zijn vanwege de attentiefunctie van een bestemmingsplan als zodanig aangeduid.

5.12 Evenementen

In het evenementenbeleid zijn geen ruimtelijk relevante regels opgenomen. Vanwege de centrumfunctie van de gronden en het huidige feitelijk gebruik is Plein 1945 en het Velserduinplein in het bestemmingsplan aangewezen als evenemententerrein. Voor andere locaties biedt de Wabo de mogelijkheid om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan voor maximaal 3 evenementen per jaar.

5.13 Planvorm

Globaliteit

Om aan de doelstelling van het college te voldoen zal zowel in de voorschriften als op de plankaart de nodige globaliteit worden aangebracht. De mate van globaliteit kent echter zijn grenzen. De grens van globaliteit ligt altijd bij de rechtszekerheid naar de omgeving toe. Per situatie zal daarom de maximale grens van globaliteit worden opgezocht met in achtneming van belangen van de omgeving. Mogelijk zijn daarmee een groot deel van de nu nog noodzakelijke wettelijke vrijstellingen (afwijkingsprocedures) niet meer nodig.

Flexibiliteit

In het plangebied zijn verschillende situaties te onderscheiden:

  • situaties waarin kan worden volstaan met consolidatie van de huidige situatie, bijvoorbeeld in het grootste gedeelte van het plangebied;
  • situaties waarin van een wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt
  • situaties waarin sprake is van afwijkingen ten aanzien van het bouwen, die van ondergeschikte aard zijn, kan een afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.

In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient in de toekomst een mede-ordenend principe te worden. In het bestemmingsplan dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt.

Hoofdstuk 7 Juridisch Bestuurlijke Aspecten

7.1 Inleidende Bepalingen

Wijze van meten

In de regels en op de verbeelding kunnen goot- en/of bouwhoogtes zijn opgenomen. Indien er alleen sprake is van een bouwhoogte, dan mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding of in de regels staat opgenomen. Er kan hierbij zowel sprake zijn van een platte afdekking als van een andere kapvorm mits de kap niet hoger is dan de aangegeven maximale bouwhoogte.

Indien de maximale bouwhoogte in combinatie met de goothoogte wordt gehanteerd is de maximale bouwhoogte te beschouwen als de nokhoogte. Er is in dat geval afdekking toegestaan door middel van een plat dak of een kap. De kap bestaat uit hellende dakvlakken, waarbij de goot niet hoger is dan de maximale goothoogte. Een dakvlak zal hierbij in zijn geheel onder dezelfde hellingshoek vallen. De beide dakvlakken treffen elkaar in de nok, welke maximaal op de maximaal toegestane bouwhoogte is gelegen. Er dient dus sprake te zijn van een daadwerkelijke nok met evenwijdige dakvlakken.

Er kan ook sprake zijn van een platte afdekking, maar dan is er sprake van een boeibordhoogte. Deze platte afdekking mag dan niet hoger zijn dan de maximaal toegelaten goothoogte.

Indien in de regels een goothoogte en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is opgenomen, dan gelden de op de verbeelding opgenomen hoogtes. Indien in de regels een goot en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding alleen een bouwhoogte, en geen goothoogte, is opgenomen dan is er sprake van alleen een bouwhoogte.

7.2 Handhaving

Een overtreding als bedoeld in artikel 17 van de regels is een strafbaar feit zoals is ondergebracht in de wet op de economische delicten. Het relevante artikel (1a) van deze wet luidt:

"Economische delicten zijn eveneens overtredingen van regels gesteld bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, de artikelen 3.1, eerste lid, en 3.3 – voor zover aangeduid als strafbare feiten – alsmede de artikelen 3.7, derde en vierde lid, 3.17, tweedelid, 3.22, vierdelid, 3.26, eerste en tweede lid, juncto de artikelen 3.1, 3.3 of 3.7, artikel 3.28,eerste entweede lid, juncto de artikelen 3.1, 3.3 of 3.7, 3.38, 4.1, derde lid, – voor zover aangeduid als strafbare feiten – , 4.1, vijfde lid, juncto artikel 3.7, derde en vierde lid, of artikel3.17, tweedelid, 4.3, derde lid, – voor zover aangeduid als strafbare feiten – , 4.3, vierde lid, juncto artikel3.7, derde en vierde lid, of artikel 3.17, tweede lid, 6.12, zesde lid, 6.13, tweedelid, onder cen d, en 7.10;

7.3 Algemene Bepalingen

Het bestemmingsplan IJmuiden Centrum is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet bepaald samen met de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) het kader voor het kunnen bouwen en gebruiken van gronden en van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan. Het hieronder beschreven overzicht van relevante wetgeving was geldend ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan. Let op, dit zijn geen integraal overgenomen wetteksten:

Wabo artikel 2.1 lid 1.

Hierin staat dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

  1. a. het bouwen van een bouwwerk,
  2. b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
  3. c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet

Wabo artikel 2.10

Dit artikel zegt dat een omgevingsvergunning alleen kan worden geweigerd als de aanvraag niet voldoet aan hetgeen gesteld in:

  1. a. bouwbesluit
  2. b. bouwverordening
  3. c. bestemmingsplan, beheersverordening of exploitatieplan
  4. d. welstandsnota
  5. e. advies van de commissie voor de tunnelveiligheid

Wro artikel 7.2

Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met:

a. een voorbereidingsbesluit of een verklaring als bedoeld in artikel 4.1, vijfde lid, of 4.3, vierde lid, voor zover hierbij toepassing is gegeven aan artikelen 3.7, vierde lid, maar geen toepassing is gegeven aan de tweede volzin van het lid;

b. regels die zijn gesteld krachtens deze wet voor zover de overtreding daarvan is aangemaakt als strafbaar feit en voor zover daarop artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet van toepassing is.

Dit strafbaar feit heeft zijn grondslag in de wet op de economische delicten waarin tevens de straffen en maatregelen zijn opgenomen.

De volledige teksten van de relevante artikelen zijn opgenomen in de Wet op de economische delicten

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor de economische uitvoerbaarheid moet worden aangetoond. Er zijn ook geen overeenkomsten met ontwikkelende partijen gesloten ten behoeve van het verzekeren van gemaakte kosten. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad hoeft daarom ook geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg

Van 8 maart 2013 tot en met 18 april 2012 heeft het voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegen heeft het wettelijk vooroverleg (3.1.1 Bro) plaatsgevonden. Er hebben totaal 2 partijen gereageerd waarvan één formele inspraakreactie. Van de reacties is een inspraakrapportage gemaakt dat op 7 mei 2013 door het college is vastgesteld.

Van 10 mei 2013 tot en met 20 juni 2013 heeft het bestemmingsplan in ontwerp ter visie gelegen. Er zijn 3 reacties ontvangen. Hiervan is een Nota van Zienswijze opgesteld dat samen met het bestemmingsplan op 26 september 2013 door de raad is vastgesteld.

Er zijn geen ambtshalve wijzigingen dat een gewijzigde vaststelling zoals bedoeld in artikel 3.7 lid 4 van de Wro tot gevolg heeft.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging