IJmuiden West
Bestemmingsplan - gemeente Velsen
Onherroepelijk op 13-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan IJmuiden West van de gemeente Velsen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0453.BP0800IJMUIDENWES1-I001 met de bijbehorende regels. In het bestemmingsplan heeft de raad vastgelegd wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden zijn;
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden opgesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis gebonden bedrijf
de bedrijfsmatige activiteiten, die in een woning door de eigenaar/ bewoner van de woning zelf, worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en waarvoor een vergunningplicht ingevolge de Wet milieubeheer geldt (zoals revisie van motoren, metaalverwerking, offsetdrukkerij);
1.7 aan huis gebonden beroep
de beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten, die in een woning door de eigenaar/ bewoner van de woning zelf, worden uitgeoefend maar niet vallen onder de vrije beroepen en geen onevenredige hinder veroorzaken naar de omgeving (zoals ambachtelijke boekbinderij, ambachtelijke speelgoedmakerij, grafisch ontwerpers, kappers, kledingreparatie, kantoor of zakelijke dienstverlening, schoonheidsspecialisten etc.);
1.8 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen verband houdende met het ambacht;
1.9 antennemast
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van het zenden en ontvangen van electromagnetische golven;
1.10 ballenvanger
vangnet of -hek voor ballen die buiten het speelterrein terecht zouden kunnen komen;
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 bedrijfsvloeroppervlak
Het totale oppervlak welke ten dienste staat van de (commerciële) bedrijfsvoering, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten, terrassen en dergelijke;
1.14 begane grond
een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,0 m boven het peil ligt;
1.15 beroepsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.16 bergbezinkbassin
een rioleringssysteem voor het tijdelijk opslaan en laten bezinken van rioolwater;
1.17 BEVI
Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bijgebouw
een (vrijstaand of aangebouwd) gebouw, niet voor bewoning bestemd, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven;
1.21 bijzondere woonvoorzieningen
woonvoorziening anders dan ten behoeve van een huishouden;
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwperceel
een aangesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 carport
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit maximaal 2 gesloten wanden, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk is vanaf de openbare weg;
1.30 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt. Archeologische waarden worden hieronder mede begrepen;
1.31 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.32 dakkapel
een uitstekend dakvenster in een hellend vlak van het hoofdgebouw, waarbij de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de vloer van de daar ondergelegen bouwlaag minimaal 0,8 m bedraagt en de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de goothoogte van de dakkapel maximaal 1,7 m bedraagt. De afstand die aanwezig dient te zijn tussen goothoogte, dakkapel en bouwhoogte van de woning bedraagt minimaal 1 rij dakpannen
De breedte van de dakkapel mag aan de voorzijde van het gebouw maximaal 2,8 m bedragen, waarbij de afstand tussen de dakkapel en het hart van de bouwmuur minimaal 1 m moet bedragen. Indien een woning breder is dan 5,6 m mag de breedte van de dakkapel maximaal 50% van de gevelbreedte bedragen, waarbij de afstand tussen de dakkapel en het hart van de bouwmuur minimaal 1,0 m moet bedragen.
Voor een dakkapel aan de zijkant van een gebouw gelden dezelfde regels als voor een dakkapel aan de voorzijde.
Aan de achterzijde bedraagt de afstand van dakkapel tot hart bouwmuur minimaal 0,5 m, voor de achterzijde geldt geen maximale breedte;
1.33 dakopbouw
een ondergeschikte derde bouwlaag van het hoofdgebouw;
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.36 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.37 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, zonder te openen delen en met een in de artikel 1 van de Wet geluidhinder bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35 dB(A). Van een dove gevel is ook sprake als alleen in bijzondere omstandigheden delen van de gevel open gemaakt moeten kunnen worden en achter dat deel van de gevel zich geen geluidsgevoelige ruimte bevindt (bijvoorbeeld een nooduitgang in een trappenhuis);
1.38 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.39 erker
een uitgebouwd venster, geplaatst op het onbebouwbaar erf (tuin), die ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en hier een functioneel onderdeel van uit maakt, met een maximale diepte van 1,5 m en niet hoger dan de eerste volledige bouwlaag;
1.40 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.41 evenement
een georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;
1.42 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.43 geluidbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen aanwezig op een industrieterrein, daaronder niet begrepen het geluid van motorvoertuigen op de openbare weg;
1.44 geluidbelasting vanwege het wegverkeer
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.45 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.46 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.47 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.48 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.49 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen danwel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.50 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en maaltijden, overwegend voor gebruik ter plaatse of voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening, waarbij verstaan wordt onder:
Horeca I
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
Ia Aan detailhandelsfunctie verwante daghoreca
zoals een automatiek; broodjeszaak; cafetaria; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; snackbar; tearoom; traiteur.
Ib Lichte avondhoreca
zoals een bistro; shoarma/grillroom; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
Ic Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
Bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250m²; restaurant met bezorg- en/ of afhaalservice (oa. pizza, chinees, drive-in).
Id Bedrijven welke bedrijfsmatig logies verstrekken (hotel/pension)
Horeca II
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
IIa algemeen
Bar; bierhuis; biljartcentrum/ snookercentrum; café; proeflokaal; dansscholen;
IIb bedrijven waar verkoop van (soft)drugs plaatsvindt
Coffeeshops;
Horeca III
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
IIIa Dancing; discotheek/muziekcafé; nachtclub; partycentrum
1.51 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
1.52 kampeermiddel
a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.53 kantine
een onderdeel van een gebouw waar tegen beperkte vergoeding dranken en etenswaren worden verstrekt ten behoeve van de gebruikers van de hoofdfunctie;
1.54 kantoor
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie
1.55 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.56 kelder
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,0 m boven het peil ligt;
1.57 kiosk
gebouw ten behoeve van de verkoop van dagelijkse goederen en/of etenswaren, al dan niet voor direct consumptie;
1.58 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico of risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.59 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.60 milieudeskundige
een rechtspersoon die/dat vanwege, de beschikbaarheid aan kennis opgedaan uit opleiding en ervaring, kan worden aangemerkt als deskundig op het gebied van milieuvraagstukken;
1.61 monument
een rijks/provinciaal/ gemeentelijk monument zoals bedoeld in de monumentenwet;
1.62 museum
een permanente instelling, zonder winstbejag, ten dienste van de gemeenschap en van haar ontwikkeling, toegankelijk voor het publiek, die de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verzamelt, bewaart, onderzoekt en tentoonstelt en hierover informatie verstrekt voor studie, educatie en recreatie;
1.63 nutsvoorzieningen
transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
1.64 onderdoorgang
openbare langzaamverkeersverbinding dat door een gebouw heen loopt;
1.65 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak dat strekt tot vergroting van het woongenot;
1.66 parkeerterrein
een gedeelte van het erf, specifiek ingericht ten behoeve van het parkeren en bestemmingsverkeer;
1.67 peil
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. voor een bouwwerk in of op het water: het Nieuw Amsterdams Peil;
1.68 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.69 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.70 REVI
de regeling externe veiligheid inrichtingen, houdende regels met betrekking tot afstanden de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico ter uitvoering van het besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.71 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico of de risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.72 scheidingslijn
een lijn die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende hoogten of bebouwingspercentages zijn toegelaten;
1.73 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.74 speelautomatenhal
een inrichting bestemd om het publiek gelegenheid te geven om spel met speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de Kansspelen. Op deze inrichtingen is tevens de gemeentelijke verordening van kracht;
1.75 speelterrein
een openbaar toegankelijke, ten behoeve van spel en/of ontspanning ingerichte ruimte;
1.76 speeltuin
een tegen betaling toegankelijke, ten behoeve van spel en/of ontspanning ingerichte ruimte, met een of meerdere speeltoestellen;
1.77 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.78 stacaravan
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
1.79 standplaats
een mobiel bouwwerk, met een beperkt assortiment ten behoeve van detailhandel;
1.80 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.81 verblijfsrecreatieve doeleinden
voorzieningen gericht op recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen, zoals bijvoorbeeld standplaatsen, was- en toiletgebouwen en gebouwen ten behoeve van receptie, kantine en andere groepsruimten;
1.82 verdieping
een boven de begane grond gelegen bouwlaag;
1.83 verkoopvloeroppervlakte
een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op dit is dus de netto-vloeroppervlakte);
1.84 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.85 vrije beroepen
met name professionele dienstverleningen, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, die van oudsher wordt uitgeoefend in een woonhuis zoals arts, tandarts, fysiotherapie;
1.86 welness
activiteiten ten behoeve van lichamelijke, sociale, emotionele, intellectuele en spirituele gezondheid van de mens;
1.87 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.88 wonen
huisvesten met vast karakter;
1.89 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden en permanent wordt bewoond, zoals bedoeld in de huisvestingsverordening;
1.90 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.91 woonhuis
een gebouw, dat één woning, danwel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.92 zakelijke dienstverlening
dienstverleningsfaciliteiten met winstoogmerk zonder milieubeperkingen;
1.93 zorgwoning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven. Verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan een afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 Bebouwingspercentage
een deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.
2.3 De breedte en lengte of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.
2.5 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 De hoogte van bouwlagen
vanaf de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de vloer van de erboven liggende bouwlaag.
2.8 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 De inwendige nokhoogte
van de bovenkant van de zoldervloer tot het hoogste punt van de binnenkant van de nok.
2.10 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.11 De verdiepingshoogte
van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de verdieping.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen en gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, categorie A en B;
ter plaatse van de aanduiding:
- a. 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg (SBI code 2008 473.3 - zonder lpg) toegestaan;
- b. 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning op de verdieping toegestaan;
- c. 'nutsvoorziening', is een nutsvoorziening toegestaan;
met de daarbij behorende:
- d. verkeersvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. waterlopen, waterpartijen en bijbehorende voorzieningen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, ter plaatse van gronden met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 teneinde de verkoop van motorbrandstoffen met LPG toe te staan, met dien verstande dat:
- a. de 10-6 -contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen jo. Artikel 2 lid 1 van de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, dient te zijn gelegen op gronden met de bestemming “Verkeer” of “Groen”;
- b. bij het verstrekken van de omgevingsvergunning een verantwoording dient te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een theater, bioscoop of andere culturele voorziening;
- b. maatschappelijke voorzieningen;
- c. verenigingsactiviteiten;
met de daarbij behorende:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
met de daarbij behorende:
- b. parkeervoorzieningen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 6 Dienstverlening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlenende bedrijven, met dien verstande dat dienstverlening uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
- b. woningen;
met de daarbij behorende:
- c. parkeervoorzieningen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
6.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming 'Wonen'.
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met dien verstande dat detailhandel uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
- b. dienstverlening, met dien verstande dat dienstverlening uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
- c. horecabedrijven van categorie Ia, met dien verstande dat horecabedrijven uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;
- d. woningen, met dien verstande dat woningen uitsluitend op de verdieping(en) zijn toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding:
- e. 'horeca tot en met categorie Ia uitgesloten' is geen horeca toegestaan;
- f. 'horeca tot en met horecacategorie Ib' is op de begane grond tevens een horecabedrijf tot en met categorie Ib toegestaan;
- g. 'horeca tot en met horecacategorie Ic' is op de begane grond tevens een horecabedrijf tot en met categorie Ic toegestaan;
- h. 'horeca tot en met horecacategorie IIa' is op de begane grond tevens een horecabedrijf tot en met categorie IIa toegestaan;
- i. 'horeca tot en met horecacategorie IIIa' is op de begane grond tevens een horecabedrijf tot en met categorie IIIa toegestaan, met uitzondering van categorie IIb.
met de daarbij behorende:
- j. erven;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. wegen en paden;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- n. aan-, uitbouwen en bijgebouwen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. maatschappelijke voorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding:
- c. 'wonen' zijn tevens woningen toegestaan;
- d. 'sport' is een sporthal toegestaan;
met de daarbij behorende:
- e. erven;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. wegen en paden;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. aan-, uitbouwen en bijgebouwen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 9 Gemengd - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, categorie A en B;
- b. woningen;
met de daarbij behorende:
- c. erven;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. wegen en paden;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. aan-, uitbouwen en bijgebouwen.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. voet- en fietspaden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. waterlopen, waterpartijen en bijbehorende voorzieningen;
- f. oevers;
ter plaatse van de aanduiding:
- g. 'nutsvoorziening', is een nutsvoorziening toegestaan;
- h. 'speeltuin', is een speeltuin toegestaan;
- i. 'speelvoorziening' is een speelterrein toegestaan;
met de daarbij behorende:
- j. parkeervoorzieningen;
- k. wegen en paden;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het horecabedrijf;
- b. woningen, met dien verstande dat wonen uitsluitend op de verdieping(en) is toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding:
- c. 'horeca tot en met horecacategorie Ia' is horeca tot en met horecacategorie Ia toegestaan;
- d. 'horeca tot en met horecacategorie IIa' is horeca tot en met horecacategorie IIa toegestaan;
- e. 'horeca tot en met horecacategorie IIb' is horeca tot en met horecacategorie IIb toegestaan';
met de daarbij behorende:
- f. erven;
- g. wegen en paden;
- h. groenvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. aan-, uitbouwen en bijgebouwen.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
11.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Kantoor
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
ter plaatse van de aanduiding:
- b. 'wonen' zijn tevens woningen toegestaan;
- c. 'specifieke bouwaanduiding-monument', een monument;
met de daarbij behorende:
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding:
- b. 'begraafplaats', is uitsluitend een begraafplaats toegestaan, met de daarbij behorende voorzieningen;
- c. 'specifieke bouwaanduiding-monument', een monument;
met de daarbij behorende:
- d. wegen en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. waterlopen, waterpartijen en bijbehorende voorzieningen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. aan-, uitbouwen en bijgebouwen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 14 Natuur
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
- b. waterhuishoudkundige doeleinden;
- c. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
met het daarbij behorende:
- d. recreatief en educatief medegebruik;
- e. wegen en paden;
- f. gebouwen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Regels voor werken en werkzaamheden
Artikel 15 Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportterreinen en een sporthal;
met de daarbij behorende:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. waterlopen, waterpartijen en bijbehorende voorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. voorzieningen ten behoeve van sportieve doeleinden zoals een kantine, kleedkamers en tribunes.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 16 Tuin
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
16.2 Bouwregels
Artikel 17 Verkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding:
- d. 'garage', garageboxen;
- e. 'brug', een brug;
- f. 'nutsvoorziening', een nutsvoorziening;
- g. 'openbaar vervoer', een gebouw ten behoeve van het openbaar vervoer;
- h. 'parkeergarage', een, al dan niet ondergrondse, parkeergarage;
- i. 'specifieke bouwaanduiding-monument', een monument;
met de daarbij behorende:
- j. bruggen, tunnels en viaducten;
- k. speelvoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. waterlopen, waterpartijen en bijbehorende voorzieningen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
Artikel 18 Waarde - Archeologie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 500m² dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 60 cm kan worden geplaatst.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
19.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. primair de instandhouding van de primaire waterkering waaronder de kernzone van de waterkering en de beschermingszone van de waterkering;
- b. secundair voor overige bestemmingen, voor zover op de verbeelding aangeduid;
met de daarbij behorende:
- c. waterstaatwerken, zoals taluds, dijken en (onderhouds)wegen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde van wetbouwkundige aard, zoals duikers, keerwanden, beschoeiingen en kadermuren en andere werken zoals hulpmiddelen voor verkeer te water.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Op de gronden is tevens de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing. Alvorens te beschikken omtrent het toestaan van bouwwerken op en in de gronden als bedoeld in 19.1, overeenkomstig het in deze voorschriften bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen van deze gronden, winnen Burgemeester en Wethouders advies in bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
ter plaatse van de aanduiding:
- b. 'parkeerterrein', is uitsluitend een parkeerterrein toegestaan, al dan niet (half)verdiept;
- c. 'parkeergarage' is tevens een ondergrondse parkeergarage toegestaan;
- d. 'kantoor' is tevens gebruik als kantoor toegestaan;
- e. 'horeca tot en met categorie Ia' is tevens een horecabedrijf van categorie Ia toegestaan;
- f. 'specifieke bouwaanduiding-monument', een monument;
met de daarbij behorende:
- g. erven;
- h. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 21 Leiding - Olie
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van olieleidingen.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Leiding - Water
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van waterleidingen.
22.2 Bouwregels
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Overige Regels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene Bouwregels
25.1 Overschrijding bouwgrenzen
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
26.1 Verboden
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels in dit bestemmingsplan.
26.2 Strijdig gebruik
- a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
- c. uitstalling-, opslag,- stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
- d. seksinrichting;
- e. aan huis gebonden bedrijf;
- f. het gebruik van woningen anders dan voor de permanente huisvesting van één huishouden.
26.3 Uitzonderingen op strijdig gebruik
- g. vormen van gebruik als bedoeld in artikel 26.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
- h. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
- i. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woning behorende grond;
26.4 Afwijking
Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning om af te wijken van het bepaalde in artikel 26.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
27.1 Gebiedsaanduidingen
Artikel 28 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit omtrent wijziging, uitwerking, een omgevingsvergunning voor een afwijking, of nadere eis is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, waarbij moet worden aangetoond dat voldoende onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit, verkeer en archeologie.
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:
a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b. de bestemmingsregels en toestaan dat het verloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen, met ten hoogste 3,0 m worden overschreden en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
Bij de beoordeling van een verzoek om een omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met eerder verleende omgevingsvergunningen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het in geringe mate wijzigen van het aangeduide bebouwingsvlak en/of de bestemming, mits:
- a. de structurele opzet van het plan niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
- b. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
- c. de bebouwingscapaciteit van het bebouwingsvlak niet meer dan 15% zal worden gewijzigd.
Bij de beoordeling van een verzoek om toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt rekening gehouden met eerder gepleegde wijzigingen op basis van dit artikel om te beoordelen of maximale maten en/of oppervlakten al dan niet worden overschreden.
Artikel 31 Strafbepaling
31.1 Verbod strijdig gebruik
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
31.2 Gedragingen in strijd met regels
Een gedraging in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een krachtens de Wet ruimtelijke ordening verleende omgevingsvergunning is verboden.
31.3 Strafbaar feit
Overtreding van een verbod als bedoeld in het eerste of tweede lid is een strafbaar feit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
32.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
32.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 33 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan IJmuiden West.
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplanherziening en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van het opnemen van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt. Verder wordt een opsomming van de vigerende bestemmingsplannen gegeven, die met het nieuwe bestemmingsplan worden herzien.
1.1 Algemeen
Conform het werkplan bestemmingsplannen is in de loop van 2011 een start gemaakt met de herziening van het bestemmingsplan voor IJmuiden West.
De directe aanleiding om voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen komt voort uit:
- de wens om het aantal bestemmingsplannen, waaruit het plangebied thans in planologisch opzicht is opgebouwd, te reduceren tot één bestemmingsplan;
- het feit dat diverse bestemmingsplannen ouder zijn dan 10 jaar, waardoor er wettelijk gezien aanleiding is om ze te actualiseren. Deze plannen dienen namelijk volgens de Wro voor één juli 2013 geactualiseerd te zijn, anders vervalt de invorderingsbevoegdheid (lees: bouwleges).
1.2 Plangebied
In onderstaand figuur wordt de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. De President Steynstraat maakt geen deel uit van het plangebied, omdat hier een ontwikkeling plaatsvindt (sloop en nieuwbouw), waarvoor een separaat bestemmingsplan wordt gemaakt.
Afbeelding 1: plangebied
1.3 Doel
Het doel van het nieuwe bestemmingsplan is een planologisch kader op te stellen voor IJmuiden West waarbinnen nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden en invulling wordt gegeven aan het gebied. Daarnaast is het doel om tot een reductie en actualisering van het aantal bestemmingsplannen in de vorm van één bestemmingsplan te komen, gebaseerd op een eenduidige bestemmingsplanregeling voor het gehele plangebied op basis van de systematiek van de IMRO-codering die voor de gehele gemeente geldt.
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan IJmuiden West vervangt (delen van) tien verschillende bestemmingsplannen, waarvan de oudste dateert uit 1962. Hieronder zijn deze plannen weergegeven.
Afbeelding 2: vigerende bestemmingsplannen
Bestemmingsplan | College B & W | Vastgesteld gemeenteraad | Goedgekeurd GS | Raad van State | |||
2.3.1 1e partiële herziening bestemmingsplan zeehaven IJmuiden | 26 jun. 2002 | 10 dec. 2002 en 18 mei 2004 | 17 dec. 2003 en 10 nov. 2004 | ||||
3.0 Uitbreidingsplan Zeewijk | 31 jan. 1962 | 16 okt. 1962 | |||||
3.5 Bestemmingsplan Duinwijk | 19 jun. 2003 | 13 jan. 2004 | |||||
3.6 Bestemmingsplan Zeewijk | 22 mrt. 2001 | 16 okt. 2001 | |||||
3.6.1 Uitbreidingsplan Scheiberglaan | 8 jul. 2003 | ||||||
4.4 Bestemmingsplan Oud-IJmuiden | 27 jan. 2000 | 14 aug. 2000 | |||||
4.4.1. Uitwerkingsplan Bloemstraat | 8 apr. 2003 | 12 mei 2003 | |||||
4.5 Bestemmingsplan Stadspark | 26 jan. 2006 | 5 sept. 2006 | |||||
5.3 Bestemmingsplan IJmuiden Noord | 29 sept. 1998 | 11 mei 1999 | 26 febr. 2001 | ||||
10.3 Duingebied Velsen | 21 sept. 2000 | 24 apr. 2001 |
Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis
Afbeelding 3: luchtfoto plangebied
Het plangebied omvat de wijken Zeewijk en Duinwijk en kleine gedeeltes van IJmuiden Noord en Oud IJmuiden.
De ontwikkeling van zeebodem tot het huidige IJmuiden vond plaats over een periode van ongeveer 3000 jaar. Zeestromingen, getijden en wind zorgden voor een permanente aanvoer van zand waardoor de kustlijn, die voordien zelfs ten oosten van de huidige gemeentegrens had gelegen, zich gestaag naar het westen verplaatste. Gedurende de Vroege Ijzertijd (800 - 500 v.Chr.) passeerde deze grens tussen land en water IJmuiden West. Zodra het zand droog viel kreeg de wind er vat op, vestigden zich pionierplanten en ontstond de eerste generatie duinen: de Oude Duinen. Vervolgens stabiliseerde het landschap zich doordat het meer en meer begroeid raakte, maar daar waar het plantendek beschadigd werd kon het stuiven doorgaan. Door de nabijheid van de zee en het ontbreken van een voldoende humeuze bodem was het niet goed mogelijk om een gemengd boerenbedrijf uit te oefenen. Beweiding, visvangst en jacht, sprokkelen en wellicht zoutwinning behoorden wel tot de mogelijkheden.
Omstreeks het begin van de jaartelling, toen de kustlijn ruim voorbij de huidige branding lag (mogelijk meer dan een kilometer), begon de uitbouw van de kust te stagneren. In het latere deel van de Romeinse tijd (12 v. Chr.-450 n.Chr.) en het eerste deel van de Vroege Middeleeuwen (450-1050 n.Chr.) nam langs de gehele kust de bevolkingsdruk sterk af, verminderde het stuiven en kon de bebossing toenemen. Ter hoogte van Haarlem werd dit bos in de 9de tot 12de eeuw gekapt maar, als gevolg van een intensievere bewoning in de 7de-8ste eeuw bij Velsen, was het bos hier minder goed tot ontwikkeling gekomen. In dezelfde tijd werden door veranderende kustprocessen grote hoeveelheden zand op het strand geworpen waardoor de kust begon terug te schrijden en massale verstuiving optrad. Het ontbreken van dichte bebossing gaf vrij baan aan het zand. Enorme paraboolduinen trokken onder invloed van de overheersend (zuid)westelijke winden het oude land op en bedekten het met vele meters zand: de Jonge Duinen ontstonden. In de vlakten tussen de duinen in trachten pioniers opnieuw een bestaan op te bouwen. Karrensporen en voren van de ploeg zijn teruggevonden in akkerlagen die spoedig door een volgende laag zand werden toegedekt. De (resten van de) bijbehorende behuizingen zijn zeer zeldzaam en in Velsen (nog) niet gevonden.
Rond 1600 had het jonge duinlandschap van de zone waarin IJmuiden West ligt zijn huidige aanzien gekregen; de steeds intensiever begroeide paraboolduinen werden door het plantendek vastgelegd en raakten 'bevroren'. Tot aan de aanleg van het stadsdeel Zeewijk in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw bleef de natuur daar de overhand houden maar eerdere ingrepen van de mens verraden zich met name in het westelijke deel -als 'zeedorpenlandschap'- in de samenstelling van het plantendek.
Door de hoge dynamiek van het landschap en de frequente aanvoer van zand zijn de achtereenvolgende landschappen hoog opgestapeld. Hierdoor zijn de archeologische resten en sporen geheel bedekt geraakt en zijn zij onzichtbaar geworden; het is onbekend waar ze zich in het bodemarchief bevinden. Daartegenover staat een belangrijk voordeel: door de royale bedekking zijn zij uitstekend bewaard gebleven, waarbij de diverse periodes bovendien hun eigen laag hebben.
Duinwijk
Tussen de Julianabrug en de Fahrenheitstraat bevindt zich een woongebied dat tijdens de oorlog gespaard is gebleven. De geschiedenis van de ontwikkeling van dit gebied vangt aan met de aanleg van de Westerbegraafplaats in 1896. De zuidgrens van de Westerbegraafplaats, en parallel daaraan de Marconistraat, is de zuidgrens van de voormalige Breesaapvallei. Deze grootste duinvallei van het Hollandse kustduingebied was in het zuiden omgeven door het duingebied waarop Duinwijk is ontstaan. Zij werd reeds ontgonnen in de 15de eeuw, raakte doorsneden bij de aanleg van het Noordzeekanaal en werd in het eerste kwart van deze eeuw vestingsplaats voor het Hoogovenbedrijf. Vanuit het toenmalige Oud-IJmuiden gezien is de keuze als begraafplaats logisch: buiten de bebouwde kom, tegen de duinrand aan.
De eerste woning in 'IJmuiden over de brug', zoals in volksmond Nieuw IJmuiden genoemd werd, dateert uit 1901. Tussen 1900 en 1920 vindt er een grote bevolkingstoename plaats als gevolg van de bloeiende visserij en industrie. Tussen 1908 en 1920 worden aan de hand van het gemeentelijke uitbreidingsplan hele nieuwe delen van Velseroord en Nieuw IJmuiden bebouwd. Vanaf circa 1916 ontwikkelt zich rond de Westerbegraafplaats een woongebied dat zich kenmerkt door een grote diversiteit aan bebouwing en architectuur. Fasegewijs ontstaan er in zuidelijke richting nieuwe straten die elk hun eigen tijdsbeeld uitstralen.
De geschiedenis van Duinwijk begint in 1947. Een groot deel van de woningen in Velsen is tijdens de Duitse bezetting verloren gegaan. De oorlogsschade in Velsen was zo groot, dat de vooroorlogse uitbreidingsplannen na de bevrijding onbruikbaar waren. Daarom werd in 1947 voor de gemeente een heel nieuw wederopbouw- en uitbreidingsplan ontworpen. De architecten waren W.M. Dudok, W. van Tijen en H.A. Maaskant. Niet alleen de industriële groei bepaalde de contouren van het wederopbouwplan, ook het behoud van de natuur speelde daarbij een rol. Dudok, van Tijen en H.A. Maaskant kozen voor de ontwikkeling van de industrie "met mate", en stelden voor de verschillende gemeentedelen beëindigingsplannen op. Zo voorkwamen zij een verdere aantasting van de natuur. IJmuiden werd woongebied en kreeg een centrumfunctie voor de gehele gemeente.
De uitbreidingsplannen werden ontworpen op basis van de scheiding van de vier stedenbouwkundige functies: wonen, werken, verkeer en recreatie. Het idee om de stad te beschouwen als de compositie van die vier functies kwam voort uit de CIAM-beweging. Binnen de CIAM werd stedenbouw beschouwd als "de organisatie van alle functies van het collectieve leven in de stad en op het land".
Het stedenbouwkundig plan voor IJmuiden, met als voornaamste ontwerper Dudok, beoogde een koppeling te maken tussen de voor- en naoorlogse bebouwing in IJmuiden. De belangrijkste ingreep van Dudok was de projectie van een oost-west lopende hoofdstraat (de Lange Nieuwstraat) die alle delen van IJmuiden met elkaar verbond. Deze hoofdstraat eindigde aan de belangrijkste groenstrook in IJmuiden, het Moerberg- en het Gijzenveltplantsoen. Met deze groenstrook legde Dudok een verbinding tussen de voor recreatie bestemde Heerenduinen in het zuiden en het Noordzeekanaal in het noorden.
Ten westen van de groenstrook moest een tamelijk zelfstandige wijk ontstaan, voornamelijk georiënteerd op de visserij-industrie in het havengebied. De oostzijde werd het nieuwe centrum van de gemeente.
Dudok plande een heel nieuw woongebied in het westen van IJmuiden: Duinwijk. In het wederopbouwplan uit 1947 is Duinwijk het woongebied tussen het Gijzenveltplantsoen, de Heerenduinweg, de Orionweg en de Linnaeusstraat en de Orionweg, met als zuidwestelijke begrenzing ongeveer de huidige Bellatrixstraat. De wijken werden ontsloten door de Heerenduinweg, de Planetenweg, de Linnaeusstraat en de Orionweg. De Saturnusstraat, Planetenweg en de dubbele ontsluitingsweg aan weerszijden van het Pleiadenplantsoen en Gijzenveltplantsoen vormden de toegangswegen tot de woonbuurten. De buurten lagen als besloten woongebieden tussen deze wegen. Langs de groenstrook concentreerde Dudok de onderwijsvoorzieningen voor het westen van IJmuiden. Middels een bibliotheek en museum midden in de groenstrook voorzag Dudok in het ontstaan van een cultureel eiland. De strikte scheiding van functies maakte dat er aparte winkelgebieden ontstonden, zoals bijvoorbeeld aan de Planetenweg. Van de oorspronkelijke plannen zijn uiteindelijk slechts delen gerealiseerd.
Dudok vond dat architectonische ontwerpen een geïntegreerd onderdeel dienden te zijn van het stedenbouwkundige plan. Met een onderlinge samenhang, en in samenhang met het totale plan. De na-oorlogse bebouwing is dan ook qua architectuur zeer homogeen en geeft het stedenbouwkundig plan van Dudok een grote eenheid. In dit gedeelte van IJmuiden is de architectuur uitgevoerd in een aantal vaste typen eengezins- en etagewoningen.
Zeewijk
Zeewijk maakt geen deel uit van het na-oorlogse wederopbouwplan. Het ontwerp is gemaakt door Wissing in samenwerking met Dudok. Zeewijk ligt ten zuiden van de lijn die Dudok als uiterste bebouwingslijn zag. In tegenstelling tot het wederopbouwplan is in Zeewijk geen sprake van een hiërarchisch systeem van buurten met een duidelijk gedefinieerde ruimte, maar van een viertal gelijksoortige verkavelingsprincipes (stempels). Bij het ontwerp van Zeewijk is de vraag 'hoe in het duinlandschap te bouwen?' een belangrijk thema geweest. Gekozen is voor een concept met een viertal stempels die los van elkaar in het duinlandschap zijn geplaatst. De vier stempels hebben globaal gezien een identieke verkaveling, waarin hoog- middelhoog- en laagbouw zijn gecombineerd. Het ruimtelijk concept is dat van de continue vloeiende ruimte; er zijn geen afgesloten hoven en pleinen. Daarmee lijkt Zeewijk op de vele Nederlandse wijken uit de jaren zestig.
Afbeelding 4: stempels Zeewijk
In de jaren '80 werd ten zuiden van het 4e stempel een nieuw buurtje gerealiseerd volgens het gedachtegoed van die tijd. Hierin ligt de nadruk veel meer op kleinschaligheid.
In de tweede helft van de jaren '90 heeft de gemeenteraad ingestemd met het Convenant Masterplan Zeewijk, een overeenkomst met het Woningbedrijf Velsen waarin afspraken zijn vastgelegd over vernieuwing van de wijk, in verschillende fases.
Basis voor het Masterplan is dat de structuur (assen en stempels) en het concept (vloeiende ruimte) in tact blijven. In het plan zijn voorstellen gedaan hoe de structuur van Zeewijk en de opzet van de stempels gewijzigd zouden kunnen worden om bijv. de volkhuisvestelijke wens om een omvorming van gestapelde woningbouw naar grondgebonden woningen te kunnen realiseren. Belangrijk gegeven van de voorstellen is dat er meer relatie vanuit de wijk met het omliggende duin gelegd wordt. Ook is er hiërarchie aangebracht in de verkeersstructuur en is een centrale as vormgegeven als duinpark. Aan deze centrale as liggen een aantal wijkfuncties zoals winkelcentrum, scholen en speeltuin.
Veel van de voorgestelde wijzigingen zijn doorgevoerd. De geplande ontwikkeling van de locatie Orionweg is een van de laatste voorstellen die nog tot uitvoering moeten komen.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Huidige Situatie
IJmuiden is de grootste van de 7 kernen die de Gemeente Velsen vormen en heeft een typisch centrumstedelijk woon- en werkmilieu. Het plangebied omvat een groot deel van de westelijke woonkern van IJmuiden.
Aansluitende gebieden
In het noorden grenst het plangebied aan het Noordzeekanaal. Westelijk gaat het gebied over in een gezoneerd bedrijventerrein, oostelijk grenst het gebied aan het stadspark, dat een groenbuffer vormt tussen IJmuiden West en het centrum. In het noordwesten grenst het gebied aan Oud IJmuiden. In het zuiden en zuidoosten grenst het direct aan het natuurgebied de Kennemerduinen, een Natura2000 gebied.
Ontsluiting
De belangrijkste wegen in het plangebied zijn de Heerenduinweg in het zuiden (oost-west richting), die tevens een hoofdroute naar het strand vormt. Dwars door het gebied loopt de Planetenweg, die dient als de aansluiting op het centrum van IJmuiden. In het noorden loopt langs het Noordzeekanaal de Kanaaldijk, waarover veel (industrie-)verkeer gaat en transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Bebouwing
Het plangebied bestaat grotendeels uit woonkernen, met een grote verscheidenheid aan bebouwingstypologieën. Daarnaast zijn in de wijken verder aanwezig een theater (het Witte Theater), een (scheepvaart-)museum, diverse scholen, sportvelden en sporthallen, lokale winkelcentra, enkele tankstations (zonder LPG), parken/plantsoenen en de Wester begraafplaats.
Gebruik
Het volgende gebruik is vertegenwoordigd in het plangebied: Wonen (met erven, tuinen), Bedrijven, Verkeer, Sport, Maatschappelijke doeleinden, Detailhandel, Dienstverlening, Horeca, Cultuur en ontspanning, Primaire waterkeringen.
3.2 Nieuwe Ontwikkelingen
In deze paragraaf komen de ontwikkellocaties aan de orde. Hieronder wordt per locatie aangegeven wat de eventuele uitgangspunten voor herontwikkeling zijn.
3.2.1 Gymzaal Wouwenkoplaan 7
De gymzaal op deze locatie gaat de deuren sluiten na realisatie van de nog te bouwen sporthal aan de Eenhoornstraat. De grond is eigendom van de gemeente. Op dit moment is nog niet bekend wat er met het perceel gaat gebeuren. Om deze reden zal dit perceel conserverend worden bestemd, het huidige gebruik (Sport) zal in het bestemmingsplan worden opgenomen.
3.2.2 Sporthal Zeewijk (Eenhoornstraat)
De gemeenteraad heeft op 22-9-2011 (besluit R11.051) besloten te kiezen voor nieuwbouw van sporthal Zeewijk met voorkeur voor een combinatie met nieuwbouw voor basisschool De Zandloper (kavel D van project Nieuw Helmduin). In het bestemmingsplan wordt een bouwrecht opgenomen voor de sporthal, terwijl ten behoeve van de realisatie van een (brede) school met peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang een wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen, conform onderstaande uitgangspunten.
Door het opnemen van een globaal bouwvlak met een bebouwingspercentage van 25% ten behoeve van de nieuwe sporthal, voorziet het bestemmingsplan in een bouwrecht voor de bouw van de sporthal. Voor de ligging van het bouwvlak zie afbeelding 5. Door gebruikmaking van een bebouwingspercentage wordt maximale flexibiliteit geboden ten behoeve van de uitvoering van deze ontwikkeling. Door middel van de wijzigingsbevoegdheid wordt tevens voorzien in de latere bouw van een school met peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang op het terrein (het totaal bebouwingspercentage van het bouwvlak wordt dan verhoogd naar maximaal 50%).
De voorwaarden voor gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van realisatie van een (brede) school met peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang zijn:
- het totale bebouwingspercentage van het bouwvlak wordt maximaal 50%;
- de maximum bouwhoogte van de bebouwing is 10 meter;
- er dient voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd te worden (conform de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning geldende parkeernormen);
- er dient een goede ontsluiting gerealiseerd te worden;
- kostenverhaal dient via een (exploitatie)overeenkomst verzekerd te zijn.
Afbeelding 5: het nieuwe, globalere, bebouwingsvlak, met een maximaal bebouwingspercentage ten behoeve van de nieuwe sporthal van 25%.
3.2.3 Basisschool De Zandloper (Eenhoornstraat 171)
De school op deze locatie krijgt vervangende nieuwbouw aan de Eenhoornstraat in gezamenlijke ontwikkeling met de sporthal Zeewijk. De grond is eigendom van de gemeente. Op dit moment is nog niet bekend wat er met het perceel gaat gebeuren. Om deze reden wordt dit perceel conserverend bestemd, het huidige gebruik (Maatschappelijk) wordt in het bestemmingsplan opgenomen.
3.2.4 Basisschool De Klipper (Orionweg 576)
Op deze locatie wordt een nieuw schoolgebouw gerealiseerd. De bebouwingsmogelijkheden van het bestemmingsplan zijn hierop aangepast, zodat deze ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.
3.2.5 Tender College (Eenhoornstraat nrs. 4 en 8)
Voor deze locatie kan op termijn uitbreiding van onderwijs een rol spelen. Om hier op te anticiperen zullen in het bestemmingsplan globale bebouwingsmogelijkheden opgenomen worden.
3.2.6 Woningbouw Keetberglaan
De voormalige galerijflat aan de Keetberglaan is gesloopt. Het twaalf verdiepingen tellende gebouw wordt vervangen door drie woontorens van acht verdiepingen. Inmiddels is de nieuwbouw hiervan gestart. Het gaat in totaal om 103 nieuwe woningen in de koop- en huursector. Naast het woongebouw krijgt ook de directe woonomgeving een kwaliteitsimpuls zodat dit beter aansluit bij de al gerealiseerde nieuwbouw in de wijk. Op 25 maart 2010 heeft het college voor dit bouwplan op basis van artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vrijstelling van het bestemmingsplan verleend. Op 1 december 2011 heeft de raad verklaring van geen bedenkingen afgegeven. Het bestemmingsplan wordt aangepast zodat deze in overeenstemming is met de nieuwbouw.
3.2.7 Woningbouw locatie Orionflat
De grondeigenaar, het Woningbedrijf Velsen, is voornemens deze locatie te herontwikkelen. Op de plek van de 12-hoogflat verrijst een twee- of drietal appartementencomplexen, met een gevarieerde bouwhoogte van maximaal tien bouwlagen. In het bestemmingsplan wordt een wijzigingsbevoegdheid met voorwaarden opgenomen ten behoeve van de herontwikkeling. Voor de locatie was in het bestemmingsplan Zeewijk uit 2001 ook reeds een (ongebruikte) wijzigingsbevoegdheid opgenomen, voor de bouw van twee bouwblokken van ten hoogste 7 bouwlagen en circa 50 gestapelde woningen.
In verband met de medio 2007 gewijzigde prestatieafspraken is, net als bij de Keetberglaan het geval was, het maximum aantal woningen veranderd. Er is daarom aansluiting gezocht bij de uitgangspunten zoals door de raad vastgesteld in het gewijzigde RFK Keetberglaan uit 2009. De raad heeft destijds een gewijzigd RFK vastgesteld, aangezien de prestatieafspraken met de woningcorporaties nieuwbouw aangaven van tussen de 100-125 woningen op de locatie Keetberglaan. Dit aantal was ook vereist om tot een financieel haalbaar plan te komen. Na een uitgebreide modellenstudie is bij de Keetberglaan geconcludeerd dat het aantal van 110 woningen in twee bouwvolumes niet goed oplosbaar was. Het RFK ging daarom uit van drie volumes met een bouwhoogte van 8 bouwlagen. Bij de Keetberglaan is het aantal te realiseren woningen uiteindelijk teruggebracht tot 103.
Omdat bij de Orionflatlocatie dezelfde uitgangspunten gehanteerd zullen worden, is er voor gekozen om het maximum aantal woningen niet op 125, maar op 110 te stellen (hiermee is nog enige flexibiliteit aanwezig). Gezien de gewijzigde beleidsuitgangspunten, die de raad eerder heeft vastgesteld, het woningmarkt en woonwensenonderzoek uit 2009 alsmede een onderzoek naar de woonvraag van ouderen c.a. uit 2011 en om economische redenen (financiële haalbaarheid van het plan), is een verruiming van de (ongebruikte) bestaande wijzigingsbevoegdheid wenselijk.
De wijzigingsbevoegdheid is daarmee ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan op enkele punten aangepast, zodat het plan in opzet op hoofdlijnen analoog aan de Keetberglaan, kan worden uitgevoerd. In verband met de omringende bebouwing is bij de Orionflatlocatie meer flexibiliteit aangebracht, zodat tot een zorgvuldige inpassing kan worden gekomen. Zo is het mogelijk om twee in plaats van drie gebouwen te bouwen.
De voorwaarden zijn:
- het bestaande gebouw dient gesloopt te worden;
- voorafgaand aan de sloop dienen verkennende milieu- en ecologische onderzoeken gedaan te worden, met het oog op eventueel noodzakelijke mitigerende maatregelen, d.m.v. een natuurtoets;
- er moet voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd (conform de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning geldende parkeernormen Velsen). Deze parkeerplaatsen worden zoveel mogelijk ondergronds gerealiseerd; van de bij deze locatie te realiseren parkeerplaatsen mag maximaal 50% op het maaiveld aangelegd worden, waarbij de bestaande bomen en het duinlandschap zoveel mogelijk gerespecteerd en behouden worden;
- er mogen maximaal 110 woningen worden gerealiseerd;
- de woningen dienen te worden gerealiseerd in twee of drie gebouwen;
- de gebouwen hebben een onderlinge afstand van minimaal 20 meter;
- de gebouwen hebben een gevarieerde bouwhoogte met een maximale hoogte van 10 bouwlagen en een maximale bouwhoogte van 30 meter;
- de gebouwen bestaan uit schijven analoog aan de opzet van de Keetberglaan, ook architectuur en materialisering worden geïnspireerd door het bouwplan aan de Keetberglaan;
- de rooilijnen zoals geschetst in afbeelding 6 dienen te worden aangehouden;
- het kostenverhaal dient via een (exploitatie)overeenkomst verzekerd te zijn.
Afbeelding 6: uitgangspunten voor de wijzigingsbevoegdheid locatie Orionweg
3.2.8 Woningbouw Keetberglaan 17(voormalige schoollocatie de Zandloper)
In 2008 is de school de Zandloper verhuisd van de Keetberglaan naar de locatie aan de Eenhoornstraat. De bestaande wijzigingsbevoegdheid uit het vigerende plan zal, naar aanleiding van de inspraakreacties in aangepaste vorm, overgenomen worden. Onderstaande uitgangspunten zijn daarbij van toepassing:
- er worden maximaal 35 eengezinswoningen gerealiseerd;
- de bouwhoogte bedraagt minimaal 6 en maximaal 9 meter;
- er wordt aangesloten op de bestaande bebouwing van het Snippenbos;
- er dient voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd te worden (conform de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning geldende parkeernormen);
- de wandelverbindingen en speelvoorzieningen dienen behouden te blijven;
- er dient te worden voldaan aan alle geldende milieueisen en er dient een natuurtoets te zijn uitgevoerd.
3.2.9 Woningbouw Hazevlak
Het Woningbedrijf Velsen heeft aangegeven deze locatie te willen herontwikkelen. De bestaande drie woonblokken worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwe woningen, in hoofdlijn volgens de bestaande stempel van het naastliggende complex De Zandkuil. Het plan is op dit moment echter nog te weinig concreet om deze, al dan niet via een wijzigingsbevoegdheid, mee te nemen in het bestemmingsplan. Meer voor de hand ligt om te zijner tijd voor het plan een apart (postzegel-) bestemmingsplan op te stellen.
3.2.10 Uitbreiding winkelcentrum Zeewijk (Zeewijkplein)
Er is een particulier initiatief ingediend voor uitbreiding van winkelcentrum Zeewijk, aan de zuidwest zijde. In de economische agenda 2011-2014 is ook aangegeven dat het College hier in beginsel positief tegenover staat. In het bestemmingsplan wordt een wijzigingsbevoegdheid met voorwaarden opgenomen ten behoeve van de uitbreiding. Indien tijdig aan alle vereisten van een goede ruimtelijke onderbouwing is voldaan en een positief besluit wordt genomen over de ontwikkeling, zal de uitbreiding rechtstreeks in het ontwerpbestemmingsplan worden opgenomen.
Voor de wijzigingsbevoegdheid gelden onderstaande randvoorwaarden:
- 1. het bestaande winkelcentrum mag aan de zuidwest zijde met max. 750 m2 uitgebreid worden;
- 2. de rooilijnen zoals geschetst in onderstaand figuur dienen hierbij aangehouden te worden, evenals de geschetste planopzet, hierbij dienen de bouwhoogtes gemeten te worden vanaf het peil van de Planetenweg;
- 3. de entrees van het winkelcentrum (noordzijde nabij het parkeerdek en aan de zuidzijde bij de Schiplaan) krijgen optioneel een bouwkundig hoogteaccent tot 9 meter;
- 4. voor het overige blijft de bestaande maximale bouwhoogte van 5 meter gelden;
- 5. aan de uiterste westzijde van de bestaande bebouwing wordt een stedenbouwkundig accent aangebracht met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zodat de hoofdentree zich nadrukkelijk presenteert vanaf de Planetenweg;
- 6. er moet voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein aanwezig zijn of worden gerealiseerd (conform de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning geldende parkeernormen Velsen). Deze parkeergelegenheid wordt vanaf de Schiplaan ontsloten en mag verdiept worden aangelegd;
- 7. de entree van het bovendek van de bestaande parkeergarage krijgt een separate entree vanaf de Planetenweg;
- 8. op deze locatie wordt de buitenruimte opgewaardeerd tot een entreeplein met verblijfskwaliteit;
- 9. langs de Planetenweg wordt een continue groene begeleiding gerealiseerd waarbij de bestaande bomen worden gehandhaafd;
- 10. de expeditie wordt door deze groene zoom afgeschermd van de Planetenweg;
- 11. bij de uitbreiding wordt qua afstand, bezonning en (geluids-)hinder voldoende rekening gehouden met het bestaande (galerij-)woongebouw langs de Doorneberglaan;
- 12. er dient te worden voldaan aan alle geldende milieu-eisen en er dient een natuurtoets te zijn uitgevoerd;
- 13. kostenverhaal dient via een (exploitatie)overeenkomst verzekerd te zijn.
Afbeelding 7: uitgangspunten uitbreiding winkelcentrum Zeewijk
3.2.11 Winkelgalerij Zuiderkruisstraat 38-64
Het bestaande blok met detailhandel, horeca en (boven-)woningen kampt met niet goed functionerende detailhandel. Een andere functie is op termijn wenselijk. Er zal een wijzigingsbevoegdheid naar de functie Wonen worden opgenomen.
3.2.12 Initiatief realisatie appartementen (en bedrijfsruimte) Reaumurstraat 1-5
Voor de Reaumurstraat is een initiatief ingediend voor het realiseren van 10 appartementen in combinatie met een reeds bestaande bedrijfsruimte. In deze straat is gemengde bebouwing aanwezig met verschillende functies, te weten bedrijven, wonen, sport en dienstverlening. Ten dele is het initiatief al passend in het huidige bestemmingsplan (nl. bedrijvigheid op de begane grond en wonen op de verdieping). Gezien de huidige wijze van globaal bestemmen zal er voor de percelen een globale gemengde bestemming opgenomen worden, die past bij de sfeer van de kleinschaligheid van de percelen aan de Reaumurstraat. Daarnaast is het streven er op gericht om woningen op de begane grond planologisch toe te staan, mits dit vanuit het oogpunt van milieu-eisen en parkeren mogelijk is.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Inleiding
Om het wonen, werken en andere functies in een goede ruimtelijke samenhang te organiseren, wordt er op de verschillende bestuurlijke niveaus ruimtelijk en sectoraal beleid geformuleerd en worden er wettelijke regels opgesteld. Het beleid en de wettelijke regels hebben een verticale doorwerking, zodat de gemeente rekening dient te houden met Europees, rijks- en provinciaal beleid. In dit hoofdstuk worden de voor het plangebied relevante beleidskaders nader uiteengezet.
4.2 Europees Beleid
4.2.1 Milieubeleid
Het milieubeleid is één van de belangrijkste sectorale beleidsvelden die van invloed zijn op de ruimtelijke structuur en kwaliteit van de leefomgeving en inrichting van bestemmingsplannen. Diverse onderdelen van het Europees milieubeleid hebben een aanzienlijke ruimtelijke impact in Nederland. Voorbeelden zijn grenswaarden voor luchtkwaliteit (fijn stof en NO2), die gevolgen kunnen hebben voor woningbouw langs drukke wegen.
4.2.2 Natura 2000
De Europese Unie heeft een zeer gevarieerde en rijke natuur, die van grote biologische, esthetische en economische waarde is. Om deze natuur te behouden heeft de EU het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Natura 2000 omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Habitat- en Vogelrichtlijnen. Nationaal Park Zuid-Kennemerland is zo'n gebied.
4.2.3 Verdrag van Malta
Het Verdrag van Malta/Valetta, ook wel het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, is op 16 januari 1992 in Valetta (op Malta) tot stand gekomen. Belangrijk doel van het verdrag is om bescherming van het archeologisch erfgoed in de bodem en inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling volwaardig mee te wegen in de besluitvorming. Als gevolg van het Verdrag van Malta is de Monumentenwet van 1988 gewijzigd. Culturele diversiteit geldt als een belangrijk criterium van de ruimtelijke kwaliteit.
4.2.4 Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water heeft betrekking op de bescherming van land oppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater. De Kaderrichtlijn gaat uit van een stroomgebiedbenadering en neemt ecologische waterkwaliteit als invalshoek. De Kaderrichtlijn water stelt (verplichte) doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De Ministerraad heeft 27 november 2009 de stroomgebiedbeheerplannen 2009-2015 van Eems, Maas, Rijndelta (Nederlandse deel) en Schelde definitief vastgesteld. Tevens is de Nota van Antwoord Inspraak stroomgebiedbeheerplannen 2009-2015 vastgesteld. Deze kaderrichtlijn heeft geen gevolgen voor de invulling van het bestemmingsplan.
4.3 Rijksbeleid
4.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 is de SVIR vastgesteld door de minister. De SVIR vervangt diverse andere regelingen, zoals de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Het doel van de SVIR is: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de structuurvisie formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. Op 1 oktober 2012 is het Barro uitgebreid met onder andere de ruimtevraag langs rijksvaarwegen, de zogenaamde vrijwaringzone vaarweg. In deze zone zijn geen ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan die de veiligheid voor de scheepvaart op de rijksvaarweg in gevaar brengen (doorvaart, zicht en hulpverlening). Bij nieuwe bestemmingen in de vrijwaringzone, wordt Rijkswaterstaat als belanghebbende betrokken zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Bro. De vrijwaringzone Barro wordt gerekend vanaf de begrenzinglijn van de rijksvaarweg zoals opgenomen in de legger conform artikel 5.1 van de Waterwet. De legger is te vinden op www.rws.nl/apps/geoservices/legger (kaartblad 5). De vrijwaringzone Barro van het Zuiderbinnentoeleidingskanaal loopt tot in het plangebied. Hiermee is ook het onderdeel vrijwaringzone vaarweg van het Barro relevant voor het plangebied.
Het bestemmingsplan sluit aan bij de doelstellingen van de structuurvisie. Het plan draagt onder andere bij aan een leefbare omgeving. Daarnaast verstevigd de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd.
De structuurvisie en het Barro vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.3.2 Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame waterveiligheid en zoetwatervoorziening.
Naast alle plannen om Nederland in de toekomst veilig en leefbaar te houden, is de uitvoering van maatregelen nu al in volle gang. Bijvoorbeeld de projecten Ruimte voor de rivier en de Maaswerken zijn in uitvoering en moeten in 2015 gereed zijn. Ook worden langs de kust de zogenoemde zwakke schakels aangepakt en vindt versterking plaats door zandsuppleties.
4.3.3 Nationaal Milieubeleidsplan
In 2001 verscheen de kabinetsnota 'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid', beter bekend als het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4). In dit beleidsplan licht het kabinet het te voeren milieubeleid toe. Voor het plangebied zijn vooral de thema's verstoring en verdroging van belang. Volgens het NMP4 moet het lukken binnen 30 jaar te zijn overgestapt naar een duurzaam functionerende samenleving. Dan zijn wel ingrijpende maatschappelijke (inter)nationale veranderingen en maatregelen nodig.
4.3.4 Rijksbeleid met betrekking tot ecologie
In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Flora- en faunawet. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de Natuurbeschermingswet. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Ruimtelijke plannen als bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In Hoofdstuk 5 Milieuaspecten wordt hier nader op ingegaan.
4.3.5 Monumentenwet
De wettelijke bescherming van onroerende rijksmonumenten en door het rijk aangewezen stads- en dorpsgezichten is geregeld in de Monumentenwet 1988. In september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg aan de Monumentenwet 1988 toegevoegd. In de Monumentenwet is onder andere geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd monument. De wet heeft niet alleen betrekking op gebouwen en objecten, maar ook op stads- en dorpsgezichten, op archeologische monumenten boven en onder water en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Ook geeft de Monumentenwet voorschriften met betrekking tot het 'wijzigen, verstoren, afbreken of verplaatsen' van een beschermd monument. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.
4.4 Provinciaal Beleid
4.4.1 Structuurvisie 2040
Op 16 februari 2010 is de provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie 2040 van de provincie Noord-Holland door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de structuurvisie vastgesteld.
In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met verschillende ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien. De provincie speelt in op actuele dilemma's door mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de provincie Noord-Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de veranderingen in de bevolkingsontwikkeling op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied opwekken van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De structuurvisie en de bijbehorende provinciale verordening zijn het inhoudelijke beleidskader van de provincie waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat de provincies regels voorschrijft over bestemmingen en het gebruik van gronden met een provinciaal belang. Voor Velsen zijn met name het bestaand bebouwd gebied (de voormalige rode contouren), de Rijksbufferzone Amsterdam-Haarlem en de reservering voor nieuw haventerrein van belang. Het plangebied valt binnen de contouren van het bestaand bebouwd gebied.
4.4.2 Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan (PVVP)
In het PVVP wordt ingezet op een betrouwbare reistijd. In de provinciale aanpak staat centraal dat de bestaande vervoersnetwerken zo goed mogelijk worden benut, zowel afzonderlijk als in hun samenhang. De reiziger moet het gemakkelijk worden gemaakt om de voor hem beste combinatie van vervoersopties te gebruiken.
Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen dient duidelijk te worden gemaakt hoe de bereikbaarheid wordt vormgegeven. De bereikbaarheid moet gegarandeerd zijn alvorens tot ontwikkeling kan worden overgegaan.
4.4.3 Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2010-2015
Het Provinciaal Waterplan Noord Holland (2010-2015) is het strategisch plan van de provincie op het gebied van water. Het beschrijft de kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. Binnen deze kaders nemen hoogheemraadschappen en gemeenten maatregelen om inwoners te beschermen tegen wateroverlast en de kwaliteit van het water te verbeteren. Het Waterplan heeft het motto 'Beschermen, benutten, beleven en beheren'.
De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op het waterbeheer en ruimtelijke ontwikkeling. Het plan is zelfbindend voor de provincie en bevat het beleid voor de periode 2010-2015. Voor de ruimtelijke aspecten heeft het plan de status van een structuurvisie, op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan worden de provinciale waterbelangen en de ruimtelijke consequenties benoemd. In Noord-Holland zijn ruimtelijke opgaven uit het Waterplan integraal afgewogen bij de vaststelling van de Structuurvisie.
4.4.4 Provinciaal Milieubeleidsplan Noord-Holland
In het Provinciaal Milieubeleidsplan staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn.
Het biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen.
Voor de provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen.
Met dit plan wil de provincie bijdragen aan:
- Het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid
- Duurzaam produceren en consumeren
- Vergroten van de kwaliteit van de leefomgeving
Hierbij wordt prioriteit gegeven aan:
- Bodemsanering en de uitvoering baggerprogramma's
- Regie op handhaving
- Duurzame energie
- Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)
Prioriteiten bij de uitvoering van het PMP
Kwaliteit van de leefomgeving vormt een centraal thema in het programma. Dit betekent dat hieraan prioriteit wordt gegeven en dat de doelstellingen voor de thema's lucht, geluid en externe veiligheid, die in belangrijke mate bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving, uit het Milieubeleidsplan worden gerealiseerd.
Aan de duurzaamheidthema's energie, duurzaam ondernemen en duurzame mobiliteit wordt aandacht gegeven bij de reguliere advisering bij ontwikkelingslocaties. De doelstellingen voor het thema natuur en landschapskwaliteit sluiten aan bij de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en zijn tevens in lijn met landelijk beleid. De doelstellingen voor het thema bodem sluiten aan bij het landelijk beleid (Nationaal Milieubeleidsplan 4). Voor het thema afval zijn de activiteiten en de doelstellingen gericht op preventie en tevens gericht op de nuttige toepassing (hergebruik) van herbruikbaar afval. De provinciale doelstellingen en activiteiten omtrent het thema water worden in overleg met regionale waterbeheerders uitgewerkt in deelstroomgebiedvisies en deelstroomgebiedplannen.
Milieubeleidsplan 2009-2013
Het nieuwe Milieubeleidsplan moet eind 2013 leiden tot het bereiken van de Europese en nationale milieunormen. Het plan heeft twee overkoepelde doelen: het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, het stimuleren van duurzame ontwikkeling, zonder afwenteling van milieubelasting. De provincie stelt tweejarige uitvoeringsprogramma's op (2010-2011 en 2012-2013) waarin de uitvoering van het nieuwe Milieubeleidsplan meer in detail wordt vastgelegd.
4.5 Beleid Van Het Waterschap
4.5.1 Waterbeheerplan
Voor de planperiode van 2010-2015 is het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing. In dit plan geeft het Hoogheemraadschap van Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering.
De hoofddoelen uit het beheerplan zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijke toekomstige dijkverbetering. Wat betreft voldoende water gaat het er om het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil het Hoogheemraadschap van Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met de klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
4.5.2 Keur en beleidsregels
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer, inclusief de afvalwaterzuivering en de waterstaatkundige veiligheid in het plangebied. In de Keur 2009 van het Hoogheemraadschap van Rijnland staan regels omtrent het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem en ter bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken (zoals stuwen en gemalen). Zo is in de keur geregeld welke handelingen en activiteiten in en nabij watergangen, waterkeringen en waterbergingsgebieden niet zijn toegestaan zonder vergunning. De keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland verder uitgewerkt.
4.6 Gemeentelijk Beleid
4.6.1 Visie op Velsen 2025
Op 14 april 2011 heeft de gemeenteraad de visie 'Kennisrijk werken in Velsen' als de Visie op Velsen 2025 vastgesteld. De visie geeft op de verschillende beleidsterreinen een toekomstbeeld van de ontwikkeling van de gemeente Velsen tot 2025. De visie zal nog nader worden uitgewerkt in een nieuwe structuurvisie.
In deze visie ligt het accent op kennisrijke industrie: doorontwikkelde bestaande industrieën en initiatieven (kennisintensief worden van haven en staal, offshore-industrie), ontwikkeling van kenniscentra op deze terreinen en ontwikkeling van nieuwe werkgelegenheid op het gebied van duurzame energie (waterenergie) en samenwerking met wetenschappelijke instituten op deze terreinen. De ontwikkeling van IJmuiden tot een plaats met het karakter van een metropool, aantrekkelijk als dynamische haven en als avontuurlijke kustplaats, komt hier uit voort.
In de Visie op Velsen zijn geen concrete elementen opgenomen met betrekking tot het plangebied.
4.6.2 Structuurvisie Velsen 2015
De structuurvisie Velsen 2015 heeft tot doel een actueel, toekomstig en samenhangend kader te scheppen voor ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente tot aan 2015, met een doorkijk naar 2020. Het ruimtelijke programma dient te leiden tot een versterking van de ruimtelijke- en leefkwaliteit. De structuurvisie spitst zich onder meer toe op de vraag waar de verdere verstedelijking van Velsen plaats kan vinden en hoe dit moet gebeuren. Kernopgave daarin is het op elkaar afstemmen van sectorale aanspraken op de ruimte. In de structuurvisie zijn de sectorale aanspraken vervat in de thema's: wonen, werken, verkeer en vervoer, voorzieningen, natuur en landschap, recreatie en toerisme, cultuurhistorie en archeologie en bebouwingstypologie en hoogbouw. Zowel bij de uitleggebieden als bij de herstructurering van bestaande gebieden geldt dat de wezenlijke kwaliteiten en de leefbaarheid niet aangetast mogen worden.
De Structuurvisie Velsen 2015 wijst IJmuiden West aan als concentratiepunt voor maatschappelijke en culturele voorzieningen.
4.6.3 Woonvisie 2015
In de woonvisie beschrijft de gemeente welke resultaten men wil bereiken op het gebied van wonen in de periode tot 2015. Verschillende nota's die op rijks- en provinciaal niveau zijn verschenen hebben als input gediend. Geconstateerd wordt dat er meer behoefte is aan keuzevrijheid en kwaliteit. Niet alleen kwaliteit van de woning, maar ook aan kwaliteit van de woonomgeving. In de woonvisie wordt voorts geconstateerd dat er gelet op de bouwopgave van 2200 woningen voor de periode tot 2015, creatief en economisch met de ruimte moet worden omgesprongen. Dit betekent dat er op sommige plekken de hoogte ingegaan moet worden om op andere plekken de bouw van grondgebonden woningen mogelijk te maken.
Woningvoorraad
Het rijksbeleid spreekt zich uit voor een verhouding van 65% koop en 35% huur van de woningvoorraad. In tegenstelling tot het rijksbeleid streven wij voor Velsen naar een verhouding van 55% koop en 45% huur binnen de gestelde planperiode. Door de beperkte uitbreidingsmogelijkheden zal de transformatie van de woningvoorraad grotendeels binnen bestaand stedelijk gebied plaats moeten vinden. Dit bemoeilijkt het proces. Bij nieuwbouwplannen op aanvullende locaties streven wij naar een verhouding van 30% huur en 70% koop om de verhouding 55-45 voor Velsen te bereiken. Bij herstructureringsplannen zal dit afhankelijk van de planvorming variëren.
4.6.4 Masterplan Zeewijk
Om van de wijk Zeewijk weer een concurrerende woonwijk te maken is eind jaren negentig het Masterplan Zeewijk opgesteld en wordt in samenwerking met de woningcorporatie in fasen uitgevoerd. Het Masterplan streeft naar een meer gevarieerde bevolkingsopbouw door een grote variatie in bebouwing. Een groot deel van de nieuwbouw (enkele honderden woningen) is inmiddels gerealiseerd. De wijk, gelegen in de duinen, blijkt steeds populairder bij kopers en huurders. De beginnende neerwaartse spiraal is daarmee omgebogen. Dit project levert een bijdrage aan de woon- en leefkwaliteit in Zeewijk, zowel door de woningen als door de woonomgeving. Er wordt met het programma tegemoet gekomen aan de woonwensen van deze tijd.
4.6.5 Maatschappelijk beleid
Binnen het beleidsveld maatschappelijke ontwikkeling is geen specifiek beleid van toepassing op het plangebied.
De Structuurvisie Velsen 2015 wijst IJmuiden West aan als concentratiepunt voor maatschappelijke en culturele voorzieningen. Het Witte Theater (Kanaalstraat 257) fungeert in IJmuiden West tot op heden als het concentratiepunt voor culturele voorzieningen.
4.6.6 Sport
Voor het sportaccommodatiebeleid dient de 'nota accommodatiebeleid voor sportief Velsen 2010-2015' als leidraad. Hierin staan visie, missie en uitgangspunten voor het sportaccommodatiebeleid beschreven. Voor het sportbeleid is 'De kracht van sport' kadernota sportbeleid Velsen 2008-2011 opgesteld. De term 'sportinclusief denken' is een belangrijk uitgangspunt bij ruimtelijke gebiedsontwikkeling om te komen tot een beweegvriendelijke omgeving op langere termijn.
Op 22-9-2011 heeft de raad besloten te kiezen voor nieuwbouw van de sporthal Zeewijk met voorkeur voor een combinatie met nieuwbouw voor basisschool de Zandloper. De ontwikkeling van een multifunctionele sportvoorziening en het inrichten van een beweeg- en sportvriendelijke ruimte past binnen de visie "Velsen 2025".
4.6.7 Archeologie en Monumentenbeleid
De beleidsnota Monumentenzorg Velsen is in 2005 vastgesteld en in 2008 geactualiseerd. In deze beleidsnota geeft de gemeente Velsen haar visie op de gemeentelijke monumentenzorg. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonische en cultuurhistorisch erfgoed van Velsen, in samenspel met rijk, provincie en particulieren.
Cultuurhistorie wordt als vast onderdeel betrokken bij planontwikkelingen en –uitvoering. In paragraaf 5.8 Cultuurhistorie wordt specifiek ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van het plangebied.
4.6.8 Landschapsbeleidsplan
In de Structuurvisie Velsen 2015 benoemt de gemeente de versterking van de ecologische en landschappelijke structuur als één van de hoofddoelstellingen. Deze is uitgewerkt in het Landschapsbeleidsplan (vastgesteld door de Raad op 28 januari 2010).
De doelstelling van het Landschapsbeleidsplan is te komen tot een vitaal landschap, met ontwikkelingsmogelijkheden binnen een duurzaam en robuust groen raamwerk. Daarbij wordt gestreefd naar het versterken van de (oorspronkelijke) identiteit van het Velsense landschap, een landschap waarin de ontstaansgeschiedenis van het gebied beleefbaar is.
Het versterken van de landschappelijke en ecologische samenhang tussen verschillende onderdelen, landschapelementen of waardevolle deelgebieden. Het verbinden van de verschillende landschapstypen en grotere groengebieden is cruciaal voor zowel het ecologisch functioneren als de beleving en 'leesbaarheid' van dit landschap.
Voor het plangebied heeft het landschapsbeleidsplan geen directe gevolgen.
4.6.9 Groenbeleid
Op dit moment zijn binnen de gemeente Velsen een drietal groenbeleidsplannen vigerend, namelijk het Bomenplan 2003, de Ecologische groenvisie 1997 en het Groenbeleidsplan 2009 Ruimte voor Groen.
Het 'Groenbeleidsplan Velsen 2008: Ruimte voor Groen' is op 11 juni 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en vervangt het groenstructuurplan uit 1985. Het groenbeleidsplan kan worden beschouwd als een deeluitwerking van de structuurvisie Velsen 2015. Het beleidsplan geeft voor de komende periode richting aan de ontwikkeling en het beheer van het Velsense groenareaal met als doel: 'Velsen de charmante plaats te laten blijven die het tot nu toe is geweest'. Een plek waar mensen graag willen wonen en die men graag bezoekt. 'Ruimte voor groen' is een beleidsplan op hoofdlijnen. Een groot aantal zaken dient verder uitgewerkt te worden in deelplannen, die sterk op uitvoering gericht zijn. Diverse groengebieden binnen het plangebied zijn geclassificeerd als "Te behouden groen met compensatieregeling".
4.6.10 Beleidsplan Windturbines
In het beleidsplan windturbines en de aanvulling daarop uit 2008 zijn voorwaarden gesteld voor het plaatsen van windturbines binnen de gemeente. Tevens zijn daarbij gebieden aangewezen waarbinnen plaatsing in beginsel mogelijk is. Deze gebieden liggen niet binnen het plangebied, derhalve heeft dit geen consequenties voor het bestemmingsplan.
4.6.11 Economisch beleid
Horecanota
De gemeente Velsen wil een aantrekkelijk en goed functionerend horeca-aanbod voor inwoners en toeristen. Daarvoor is in de Horecanota 2008 - 2015 het gemeentelijke horecabeleid voor de periode 2008-2015 beschreven, met als centrale doelstelling: "Het bevorderen van een zodanige ontwikkeling van de horeca dat deze de attractie en leefbaarheid van het wonen, werken en verblijven in de gemeente Velsen versterkt". Dit betekent aan de ene kant het realiseren van groei en kwaliteit in de horeca en aan de andere kant tegengaan van negatieve effecten van horeca in Velsen.
Met betrekking tot het plangebied is in de Horecanota 2008 - 2015 het volgende opgenomen:
Kennemerlaan/Kennemerplein:
Het gebied heeft een gemengde winkel/woonfunctie. De aanwezige horeca (overwegend drankensector) profileert zich als het uitgaanscentrum van IJmuiden. Het beleid 1996 (horeca concentreren in omgeving Kennemerplein, elders consolideren/reduceren, minder cafés en in plaats daarvan restaurants en/of eetgelegenheden) is niet succesvol gebleken.
Het beleid blijft er op gericht de horeca zo veel mogelijk te concentreren in de omgeving van het Kennemerplein en de uitwaaiering van horeca naar de gedeelten die een overwegende woonfunctie hebben zo veel mogelijk te voorkomen. Fysieke uitbreiding van horeca is hier niet gewenst.
Winkelcentrum Zeewijk
In de economische agenda 2011-2014 is aangegeven dat het college in beginsel positief staat tegenover een uitbreiding van het winkelcentrum Zeewijk. Wel zal, wanneer hier een initiatief voor wordt ingediend, nog een positief besluit nodig zijn om de ontwikkeling mogelijk te maken.
Overig
Naast het horecabeleid is verder geen gemeentelijk economisch beleid van toepassing op
het plangebied. In het plangebied komen nagenoeg geen bedrijfsbestemmingen voor.
Gemengde functies Kennemerlaan
De Kennemerlaan is op te delen in twee gebieden, te weten westelijk en oostelijk van de Grahamstraat. Laatstgenoemd deel valt overigens buiten het plangebied. Het gebied westelijk van de Kennemerlaan werd in bestemmingsplan IJmuiden-Noord (vastgesteld in september 1998) aangeduid als Kernwinkelgebied I, met de nadruk op detailhandel, terwijl het gebied oostelijk van de Grahamstraat was aangeduid als Kernwinkelgebied II, met een meer gemengde centrumfunctie. In de praktijk is echter gebleken dat het onderscheid tussen beide gebieden moeilijk te maken valt. Beide delen van de Kennemerlaan worden gekenmerkt door de aanwezigheid van diverse gemende functies. Om het planologisch regime beter te laten aansluiten op de werkelijke situatie en omwille van de centrale doelstelling om globalere bestemmingsplannen te maken, is er voor gekozen om voor het gebied een gemengde bestemming op te nemen, waarbinnen zowel detailhandel als dienstverlening mogelijk is, evenals winkelondersteunende daghoreca (horeca uit de categorie Ia) en wonen (op de verdiepingen).
4.6.12 Verkeersbeleid
In het LVVP 2004 (Lokaal Verkeers- en VervoersPlan ) zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid. IJmuiden West is bereikbaar via drie oost-west gerichte hoofdroutes: Kanaaldijk, Lange Nieuwstraat, Heerenduinweg. Van oudsher wordt de centrale route, de Lange Nieuwstraat, het meest gebruikt. Het beleid is erop gericht het gebruik van deze route te ontmoedigen en de routes buitenom, de Kanaaldijk en Heerenduinweg, te stimuleren. Via de noordzijde van IJmuiden (Kanaaldijk) is IJmuiden West reeds goed te bereiken. Aan de zuidzijde van IJmuiden (Heerenduinweg) is onlangs de aansluiting Gijzenveltplantsoen toegevoegd. Binnen IJmuiden West zijn de afgelopen jaren de meeste gebiedsontsluitingswegen (50 km/uur) en woongebieden (30 km/uur) ingericht volgens de richtlijnen die hiervoor gelden. In aanvulling hierop is het de bedoeling dat ook de Julianakade ingericht zal worden met een fietsvoorziening en dat de huidige fietsstroken op de Planetenweg worden vervangen door vrijliggende fietspaden.
4.6.13 Milieubeleid
De gemeente Velsen heeft in samenwerking met de Milieudienst IJmond een Meerjaren Milieubeleidsplan (MBP) opgesteld. In het MBP is voor de periode 2008-2012 het gemeentelijke milieubeleid opgesteld en vertaald in concrete doelstellingen. Aandachtspunten in het MBP zijn:
- Het waarborgen van de leefbaarheid;
- optimaal gebruik van de regelgeving;
- de voorbeeldfunctie van de gemeente;
- het bevorderen van duurzame ontwikkeling;
- en het realiseren van klimaatbeleidsdoelstellingen.
Waar mogelijk wordt meervoudig ruimtegebruik toegepast, waarbij ondergronds bouwen, gestapeld bouwen en het combineren van functies belangrijke elementen zijn. Bij het herinrichten van terreinen dan wel bij uitbreidingswensen wordt uitgegaan van het mengen van functies als wonen, detailhandel, horeca en niet hinderlijke bedrijvigheid. Binnen de gemeente is in navolging van de milieuvisie een beleidsplan duurzaam bouwen vastgesteld. In dit beleidsplan worden de ambities beschreven op het gebied van duurzaam bouwen in relatie tot bouwprojecten en de openbare ruimte. Het toepassen van meervoudig ruimtegebruik is één van de ambities.
4.6.14 Recreatie
Op het beleidsvlak recreatie is geen beleid van toepassing met gevolgen voor het plangebied.
4.6.15 Prostitutie
Per 1 oktober 2000 is het algemene bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht) opgeheven. Dit betekent dat het exploiteren van prostitutie (in bordelen of anderszins) vanaf deze datum een legale beroepsuitoefening is. Door de gemeenteraad van Velsen is in september 2000 de nota Integraal prostitutiebeleid vastgesteld. In de nota wordt aangegeven dat er een vergunningplicht is voor seksinrichtingen en dat raam- en straatprostitutie niet is toegestaan. Ruimtelijk gezien is er door de raad aangegeven dat alleen in het havengebied van Velsen maximaal 2 seksinrichtingen gevestigd mogen zijn. In de rest van de gemeente is geen seksinrichting toegestaan.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
In dit hoofdstuk wordt ingegaan diverse milieu- en andere sectorale aspecten die mogelijk
beperkingen kunnen opleveren voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Ten aanzien
van het aspect milieu wordt ter inleiding het volgende opgemerkt. Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verschillende relevante milieuaspecten zowel binnen als buiten het plangebied.
5.1 Bedrijven En Milieuhinder
Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. In de publicatie zijn adviesafstanden die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening. De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden. Voor de realisatie van nieuwe ontwikkelingen zal getoetst worden aan de richtafstand uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering.
In het plangebied is op enkele locaties bedrijvigheid aanwezig in de vorm van tankstations. Verder zijn, aan de Reaumurstraat, enkele bedrijfsbestemmingen gemengd met overige bestemmingen aanwezig. Deze locatie heeft daarmee een gemengd karakter en is overeenkomstig bestemd. In het bestemmingsplan is hiervoor een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen voor gebieden met functiemenging, die specifiek is gericht op de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten binnen dat gebied. Deze Staat van Bedrijfsactiviteiten bevat geen richtafstanden maar categorieën A, B en C, die aangeven onder welke omstandigheden activiteiten inpasbaar zijn. De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C met onderstaande betekenis voor de toelaatbaarheid.
Categorie A
Activiteiten die zodanig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen in gebieden met functiemenging kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Categorie B
Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanig milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
Categorie C
De activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
5.2 Externe Veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de (externe) risico's die ontstaan door het transport, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes (weg, water, rail en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.
Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (c-rnvgs) en het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In 2013 treedt ook het Besluit Transport Externe Veiligheid in werking (BTEV).
Met betrekking tot de Externe Veiligheid heeft de Milieudienst IJmond een advies uitgebracht, zie de bijlage bij de toelichting voor het volledige advies. Hieronder wordt volstaan met het het vermelden van de conclusie van het advies.
Conclusie
Voor dit bestemmingsplan geldt dat er meerdere woningen in de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar liggen van de Chevron olieleiding. Dit betekent in dat er sprake is van een saneringssituatie.
Op grond van de saneringsregeling in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (1 januari 2011) heeft de leidingbeheerder (Chevron) de verantwoordelijkheid om deze ongewenste situatie - door het treffen van maatregelen - zodanig veiliger dient te maken dat op 1 januari 2014 de situatie ter plaatse voldoet aan het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB).
Het Noordzeekanaal is in het basisnet Water aangewezen als rode vaarweg. Naast het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is er ook sprake van een plasbrandaandachtsgebied. Een zone van 40 meter - gelegen in het plangebied IJmuiden West - waarbinnen nieuwbouw mogelijk is, maar waarbij heel kritisch moet worden beoordeeld op bouw wel of niet gewenst is en of/welke veiligheidsmaatregelen noodzakelijk zijn. Voorschriften inzake bouwen in het plasbrandaandachtsgebied zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012.
Voor de in het plan opgenomen ontwikkelingen zijn geen belemmeringen aanwezig. De wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.
5.3 Luchtkwaliteit
In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Als een bouwproject voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (minder dan 1500 woningen of 100.000 m2 kantooroppervlakte) hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.
In het plangebied is sprake van relatief kleinschalige ontwikkelingen. Deze zijn, gezien bovengenoemde criteria, niet in betekenende mate van invloed op de luchtkwaliteit, ook als de ontwikkelingen in samenhang worden beoordeeld. Er hoeft dus niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. In verband met een goede ruimtelijke ordening wordt opgemerkt dat in het gehele bestemmingsplangebied kan worden voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen (zie www.nsl.monitoring.nl).
5.4 Geluid
In het kader van de Wet geluidhinder liggen er zones rond wegen en spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een zone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting. Woningen, scholen en gezondheidsgebouwen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidgevoelige bestemmingen. Als de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van een geluidbron overschrijdt, kan een hogere waarde procedure worden gevoerd. Een hogere waarde kan, onder voorwaarden, worden vastgesteld tot de maximale ontheffingswaarde voor de betreffende geluidbron. Binnen het bestemmingsplan worden enkele ontwikkelingen voorzien. Waar een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om woningbouw mogelijk te maken, zal indien nodig een hogere waarden procedure gevoerd worden. Deze procedure wordt gelijktijdig met de procedure voor het ontwerpbestemmingsplan gevoerd. Hierna wordt voor het plan de situatie beschreven voor wegverkeers-, railverkeers-, industrieen luchtvaartlawaai.
Wegverkeerslawaai
De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB. De maximale geluidsbelasting voor een nieuwe geluidgevoelige bestemming in stedelijk gebied, waarvoor met een hogere waardeprocedure ontheffing kan worden verleend, is 63 dB. Uitsluitend op korte afstand van drukke verkeerswegen zal deze waarde van 63 dB worden bereikt of overschreden. Voor de ontwikkeling van nieuwe woningen dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde dan dient een Wet geluidhinder procedure te worden gevoerd.
Industrielawaai
Het noordelijke deel van het plangebied ligt binnen de zone van de zonegrens industrieterrein IJmond. De voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is 50 dB(A). De geluidbelasting in dit deel van de zone bedraagt maximaal 55 dB(A). Als bij nieuwe ontwikkelingen de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde dient een Wet geluidhinder procedure te worden gevoerd.
Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt niet binnen het beperkingengebied van het Luchthaven indelingsbesluit voor de luchthaven Schiphol. Uit de Nota Ruimte blijkt dat het plangebied buiten de 20 KE contour rond Schiphol ligt. Binnen de 20 KE contour zijn geen nieuwe uitleglocaties voor woningbouw mogelijk. Dit heeft geen consequenties voor het plangebied.
Vaststelling hogere waarden bij ontwikkellocaties
In dit bestemmingsplan zijn diverse ontwikkellocaties opgenomen waar nieuwbouw kan plaatsvinden, meestal met geluidgevoelige functies volgens de Wet geluidhinder. Voor elk van deze locaties zal onderzocht moeten worden of de Wet geluidhinder een knelpunt oplevert, of dat met vaststelling van hogere waarden de ontwikkeling mogelijk kan worden gemaakt. Dit laatste zal waarschijnlijk voor alle locaties het geval zijn. Voor die locaties waar hogere waarden vastgesteld moeten worden zal dit gelijktijdig met de ontwerpbestemmingsplanprocedure worden gedaan.
5.5 Bodem
Het is wettelijk verboden om te bouwen op verontreinigde grond. Om deze reden moeten bij de bouw altijd gegevens over de kwaliteit van de bodem bekend zijn. Een bodemonderzoek start met een verkennend onderzoek, dit bestaat uit een historisch onderzoek (conform de NVN 5725) en veldwerk (conform NEN 5740). De resultaten van dit onderzoek worden getoetst aan de Wet bodembescherming. Deze wet stelt dat de kwaliteit van de bodem geschikt moet zijn voor het beoogde gebruik van de locatie/ het gebied. De mate waarin de bodem verontreinigd mag zijn, is hiervan afhankelijk. Als uit de resultaten van het verkennend onderzoek blijkt dat er geen belemmering bestaat voor het beoogde gebruik, kan een geschiktheidverklaring worden afgegeven. Als uit de resultaten blijkt dat er mogelijk wel een belemmering is wordt nader bodemonderzoek geadviseerd. In een nader bodemonderzoek wordt de ernst van de verontreiniging beoordeeld en de saneringsurgentie bepaald. De bouwvergunning wordt afgegeven als de bodem, eventueel na sanerende maatregelen, geschikt is voor het beoogde gebruik.
5.6 Ecologie
Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
Gebiedsbescherming
Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de Natuurbeschermingswet. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Het zuidelijk deel van het plangebied grenst aan een gebied waarop de Natuurbeschermingswet van toepassing is. Bij ontwikkelingen zal derhalve getoetst moeten worden aan de externe werking van deze ontwikkelingen op het beschermde gebied.
Soortbescherming
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. Indien beschermde organismen in een plangebied aanwezig zijn, moet men hier rekening mee houden bij de uitvoering van ontwikkelingen. Vanwege beperkte, soortafhankelijke, optimale perioden voor onderzoek, is tijdige uitvoering van onderzoek zeer belangrijk voor de planning van ontwikkelingen.
Ruimtelijke plannen als o.a. bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In het bestemmingsplan zijn drie wijzigingsgebieden opgenomen (zie paragraaf 27.1). Voor de uitwerking deze locaties zal ecologisch onderzoek (middels een 'Natuurtoets') moeten worden verricht.
5.7 Duurzaamheid
Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
Gemeente Velsen en de Milieudienst IJmond hebben lokale beleidsdoelstellingen geformuleerd in "Kwaliteit en duurzaam bouwen" en in het milieubeleidsplan 2008-2012. Daarnaast heeft het college van de gemeente Velsen het klimaatprogramma "Velsen, stad van Zon, Zee en Wind" op 1 december 2012 vastgesteld.
Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011
Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan de volgende afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie: reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energie-besparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en innovatie te stimuleren is de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en wordt deze in 2015 aangescherpt naar 0,4.
GPR Gebouw
Ter ondersteuning en om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouw- en renovatieprojecten stelt de Milieudienst IJmond en de gemeente Velsen GPR Gebouw gratis ter beschikking. GPR Gebouw is een instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Dit instrument kijkt naar 5-6 aspecten, met de nadruk op energie. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. De ambitie van de gemeente Velsen is een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema's milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De initiatiefnemer dient hierover in een vroegtijdig stadium contact op te nemen met de Milieudienst IJmond. Bij toekomstige bouwaanvragen wordt een GPR Gebouw berekening gevraagd.
Conclusie
Overeenkomstig het beleid van de gemeente dient duurzaam te worden gebouwd. De plannen in het bestemmingsplan bieden kansen om duurzaam te bouwen. Van belang is dat duurzaamheid / energiebesparing vroeg in het bouwproces wordt meegenomen en dat daarvoor in de realisatiefase budget beschikbaar wordt gesteld. Het gebouw is afhankelijk van de maatregelen dan comfortabeler en in de gebruiksfase worden veelal besparingen bereikt.
5.8 Cultuurhistorie
Binnen het kader van het bestemmingsplan omvat cultuurhistorie alle aspecten van het cultuurhistorisch erfgoed zoals: archeologische en bouwkundige monumenten, landschappelijke elementen en structuren, stedenbouwkundige structuren en delen van de infrastructuur. Het binnen een plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed vormt de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waarbij het behoud voorop staat. Het gaat niet alleen om de erkende en wettelijk beschermde monumenten. De wijze van bescherming via het bestemmingsplan is afhankelijk van de aard en eigenschappen van de cultuurhistorische elementen of gebieden. Het kan daarbij gaan om meer dan zuiver conserveren. Een alternatieve strategie komt voort uit het Belvedèrebeleid: 'behoud door ontwikkeling'. Het gaat daarbij om maatwerk. Van belang zijnde aspecten zijn: (archeologische) rijksmonumenten, provinciale en gemeentelijke monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwingsstroken, gebouwen en onderdelen van dorpskernen alsmede bekende en te verwachten archeologische waarden. In gebieden waar archeologische waarden voorkomen, of een reële verwachting bestaat dat zij aanwezig zijn, dient bij gebiedsontwikkeling en substantiële bodemingrepen hiermee rekening te worden gehouden, dit volgens de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz).
Het archeologisch erfgoed kan zijn:
- beschermde terreinen op grond van de Monumentenwet;
- terreinen van groot archeologisch belang volgens de Archeologische Monumenten Kaart;
- terreinen met reële archeologische verwachtingswaarden volgens de Indicatieve Kaart.
Hoofdstuk 6 Waterhuishouding
Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven wat de gevolgen van het plan zijn voor de waterhuishouding. In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient in de toekomst een mede-ordenend principe te worden. In het bestemmingsplan dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt.
6.1 Waterbeheer
IJmuiden-West ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Ten noorden van het plangebied ligt het Noordzeekanaal. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer van het Noordzeekanaal.
6.2 Waterkering
In het plangebied liggen primaire waterkeringen langs de Orionweg, Havenkade, Julianakade en langs de Kanaaldijk. In onderstaand figuur zijn de waterkeringen aangeduid. De zuidelijke waterkering is in beheer bij het hoogheemraadschap van Rijnland, de noordelijke waterkering bij Rijkswaterstaat.
Afbeelding 8: primaire waterkering
6.3 Oppervlaktewater
Het plangebied ligt op het duinmassief. Oppervlaktewater komt niet in het gebied voor.
6.4 Grondwater
Het plangebied ligt op het duinmassief. Vanwege de vrij hoge maaiveldligging ligt de grondwaterstand laag. De maaiveldhoogte ligt in Oud-IJmuiden op ca. + 9 m NAP, nabij de Westerbegraafplaats op + 8 m NAP, bij de bij de Siriusstraat op +7 m NAP en vervolgens weer oplopend tot +11 m NAP bij de Scheiberglaan.
Het grondwaterniveau loopt richting het Noordzeekanaal af, zie onderstaand figuur.
Afbeelding 9: grondwaterniveaus in meter NAP
6.5 Riolering
In het plangebied komt hoofdzakelijk een gemengd rioolstelsel voor. Door uitvoering van de bouwopgaven van afgelopen jaren, waaronder de uitvoering van het Masterplan Zeewijk (en de buiten het plangebied gelegen uitvoering in Oud-IJmuiden en Stadspark), is al veel hemelwater afgekoppeld van het gemengd riool. Vanwege de lokale lage grondwaterstanden en de ligging op het duinzand zijn ideale omstandigheden aanwezig om het hemelwater te infiltreren in de bodem. Het afkoppelen van hemelwater levert milieuvoordeel, doordat er minder riooloverstorten optreden en er minder schoon hemelwater gezuiverd hoeft te worden bij de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Bijkomend voordeel is dat het bij overvloedige regenval bijdraagt aan het verminderen van water op straat.
Bij de toekomstige ontwikkelingen (zie paragraaf 2.3) wordt het hemelwater gescheiden en ter plaatse geïnfiltreerd.
De Steenbokstraat en Planetenweg zijn erg gevoelig voor het optreden van water op straat bij overvloedige regenval. Deze buurt kent deze gevoeligheid omdat het ten opzichte van omgeving in de laagte ligt, waardoor hemelwater zich hier op straat verzameld. Het afkoppelen van hemelwater draagt goed bij aan het terugdringen van dit probleem.
Binnen het plangebied liggen twee riooloverstorten, te weten in de Kanaaldijk ter hoogte van het Witte Theater en in de Orionweg ter hoogte van de Bellatrixstraat. Achter de laatst genoemde overstort ligt een bergbezinkbassin.
Hoofdstuk 7 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
7.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planvoorschriften. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op afzonderlijke bestemmingen. Het college heeft in haar collegeprogramma de opdracht meegegeven om de mogelijkheden in bestemmingsplannen globaler vast te leggen. In dit bestemmingsplan is dat tot uitdrukking gekomen door ruime bouwvlakken. Daarnaast is het mede door het opnemen van binnenplanse flexibiliteitsbepalingen, zoals wijzigingsbevoegdheden en afwijkingsmogelijkheden, mogelijk om op toekomstige ontwikkelingen in te spelen.
7.2 Inleidende Bepalingen
Wijze van meten
In de regels en op de verbeelding kunnen goot- en/of bouwhoogtes zijn opgenomen. Indien er alleen sprake is van een bouwhoogte, dan mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding of in de regels staat opgenomen. Er kan hierbij zowel sprake zijn van een platte afdekking als van een andere kapvorm mits de kap niet hoger is dan de aangegeven maximale bouwhoogte.
Indien de maximale bouwhoogte in combinatie met de goothoogte wordt gehanteerd is de maximale bouwhoogte te beschouwen als de nokhoogte. Er is in dat geval afdekking toegestaan middels een plat dak of een kap. De kap bestaat uit hellende dakvlakken, waarbij de goot niet hoger is dan de maximale goothoogte. Een dakvlak zal hierbij in zijn geheel onder dezelfde hellingshoek vallen. De beide dakvlakken treffen elkaar in de nok, welke maximaal op de maximaal toegestane bouwhoogte is gelegen. Er dient dus sprake te zijn van een daadwerkelijke nok met evenwijdige dakvlakken.
Er kan ook sprake zijn van een platte afdekking, maar dan is er sprake van een boeibordhoogte. Deze platte afdekking mag dan niet hoger zijn dan de maximaal toegelaten goothoogte.
Indien in de regels een goothoogte en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is opgenomen, dan gelden de op de verbeelding opgenomen hoogtes. Indien in de regels een goot en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding alleen een bouwhoogte, en geen goothoogte, is opgenomen dan is er sprake van alleen een bouwhoogte.
7.3 Bestemmingsbepalingen
De meeste artikelen spreken voor zich. Voor zover dit iets kan verduidelijken wordt hieronder een korte toelichting gegeven.
Gemengde bestemmingen
In het plangebied komen straten voor met een gevarieerd karakter waar verschillende bestemmingen, al dan niet in combinatie met elkaar, voorkomen. Verschillende panden kenden in de bestemmingsplannen diverse verschillende bestemmingen met elk eigen regels. In het nieuwe bestemmingsplan is een eenduidige globalere regeling opgenomen voor deze gebieden, waarbij drie hoofdgroepen zijn te onderscheiden:
Gemengd 1 Dit is de meest voorkomende gemengde bestemming, waarbij de nadruk ligt op detailhandel, met daarbij dienstverlening en (overwegend) lichte horeca. Ook wonen is mogelijk binnen deze bestemming. Deze bestemming is opgenomen voor de Betelgeuzestraat, Canopusplein, Cepheusstraat 19-31, Zuiderkruisstraat 38-64, Kennemerlaan, Planetenweg 10-80, winkelcentrum Zeewijkplein.
Gemengd 2 Dit betreft een specifieke gemengde bestemming (kantoren en maatschappelijke voorzieningen) ten behoeve van het kantoor aan de De Wetstraat 1 en de woningen, gymzaal en tandheelkundige praktijk aan de Kerkstraat 93/97 en het pand aan de Havenkade 19.
Gemengd 3 Aan de Reaumurstraat zijn enkele bedrijfsbestemmingen, gemengd met overige bestemmingen (maatschappelijk, sport, wonen), aanwezig. In het bestemmingsplan is een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen voor gebieden met functiemenging, die specifiek is gericht op de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten binnen een gemengd woongebied. Deze Staat van Bedrijfsactiviteiten bevat geen richtafstanden maar categorieën A, B en C, die aangeven onder welke omstandigheden activiteiten inpasbaar zijn.
7.4 Algemene Bepalingen
Het bestemmingsplan IJmuiden West is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.
7.5 Handhaving
Een overtreding als bedoeld in Artikel 26 van de regels is een strafbaar feit zoals is ondergebracht in de wet op de economische delicten. Het relevante artikel (1a) van deze wet luidt:
"Economische delicten zijn eveneens overtredingen van regels gesteld bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, de artikelen 3.1, eerste lid, en 3.3 – voor zover aangeduid als strafbare feiten – alsmede de artikelen 3.7, derde en vierde lid, 3.17, tweedelid, 3.22, vierdelid, 3.26, eerste en tweede lid, juncto de artikelen 3.1, 3.3 of 3.7, artikel 3.28,eerste entweede lid, juncto de artikelen 3.1, 3.3 of 3.7, 3.38, 4.1, derde lid, – voor zover aangeduid als strafbare feiten – , 4.1, vijfde lid, juncto artikel 3.7, derde en vierde lid, of artikel3.17, tweedelid, 4.3, derde lid, – voor zover aangeduid als strafbare feiten – , 4.3, vierde lid, juncto artikel3.7, derde en vierde lid, of artikel 3.17, tweede lid, 6.12, zesde lid, 6.13, tweedelid, onder cen d, en 7.10;
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Kosten voor uitbreidingen die mogelijk zijn op basis van wijzigingsbevoegdheden, kunnen middels een aparte overeenkomst bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid verhaald worden. Gelet hierop is er geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft voor een ieder met ingang van 21 december 2012 gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden er schriftelijke reacties worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Tevens is op 9 januari 2013 een informatieavond georganiseerd voor belangstellenden.
In de periode dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen zijn 92 schriftelijke reacties ontvangen (waarvan 83 inzake Wijzigingsbevoegdheid 2) en 4 reacties van instanties in het kader van het wettelijk vooroverleg (art 3.1.1. Bro).
De reacties en de inspraakrapportage zijn als bijlage bij de toelichting opgenomen. Hieronder zijn de conclusies uit de inspraakrapportage weergegeven.
Aanpassingen naar aanleiding van de inspraakreacties
- 1. Verbeelding: verkleinen wijzigingsgebied 2.
- 2. Regels: artikel 24.1.3 (WRO-zone wijzigingsgebied 2), toevoegen 'de wandelverbindingen en speelvoorzieningen dienen behouden te blijven'. 'De woningen worden in meandervorm, zoals de bestaande bebouwing aan het Snippenbos, gebouwd' vervalt, daarvoor in de plaats komt 'er wordt aangesloten op de bestaande bebouwing van het Snippenbos'. Het maximum aantal te realiseren eengezinswoningen wordt verlaagd van 50 naar 35. Verbeelding: bestemming Pegasusstraat 56-58-60 wijzigen naar 'Gemengd-2' met aanduiding 'wonen'.
- 3. Verbeelding: bestemming Mercuriusstraat 45 wijzigen naar 'Wonen'.
- 4. Verbeelding: Reaumurstraat 2, 2a en 4, aanpassing maximale bouwhoogtes.
- 5. Verbeelding: bestemming bestaande voor- en achtertuinen aan Bramenvlak, Langevlak en Zwarte Mierenvlak, wijzigen naar 'Tuin'.
- 6. Verbeelding: wijzigen ligging primaire waterkering 'Waterstaat – waterkering' langs het Noordzeekanaal.
- 7. Regels en verbeelding: opnemen dubbelbestemming 'Leiding – Water' ter hoogte van de Fahrenheitstraat.
- 8. Regels: artikel 3, 10, 13, 14 en 16, toevoegen 'en bijbehorende voorzieningen' aan 'waterlopen en waterpartijen'.
- 9. Toelichting: paragraaf 4.3, aanvulling onderwerp 'vrijwaringzone vaarweg'.
- 10. Toelichting: paragraaf 4.5.2, toevoegen 'in de beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt'.
Ambtelijke wijzigingen
- 11. In het voorontwerp is verzuimd een regeling op te nemen voor de archeologische verwachtingswaarden (die gelden voor het gehele plangebied). Hierom zal de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' worden toegevoegd aan de regels en de verbeelding.
- 12. WRO-zone - wijzigingsgebied 5 bevatte als voorwaarde dat het bestaande winkelcentrum aan de zuidwestzijde met max. 700 m2 uitgebreid mag worden. Het oppervlak van 700 m2 moet echter 750 m2 zijn, conform het startdocument.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Functiemenging)
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (functiemenging)
Bijlage 1 Externe Veiligheid
Bijlage 2 Monumenten
Lijst met monumenten, op de verbeelding aangeduid met de specifieke bouwaanduiding 'monument' (sba - mon).
2.1 Rijksmonumenten
In het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig.
2.2 Provinciale Monumenten
In het plangebied zijn geen provinciale monumenten aanwezig.
2.3 Gemeentelijke Monumenten
In het plangebied zijn 10 gemeentelijke monumenten aanwezig:
- 1. Havenkade 1 - villa
- 2. Havenkade 27 - baarhuisje op Westerbegraafplaats
- 3. Julianakade 2 by - Julianabrug
- 4. Kennemerlaan 2a - herenhuis
- 5. Kanaalstraat 240-242 - dubbele villa
- 6. Kanaalstraat 244 - villa
- 7. Kanaalstraat 250 - Nederlands Hervormde kerk
- 8. Kon. Wilhelminakade 169 / Kadestraat 6 - woonhuis
- 9. Kon. Wilhelminakade 217 - woonhuis
- 10. Kon. Wilhelminakade 219 - villa