KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 14 Strafbepaling
Artikel 15 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Begrenzing Plangebied En Vigerende Regeling
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Planopzet
3.1 Plangebied En Omgeving
3.2 Beschrijving Ontwikkelingen
3.3 Bouwprogramma
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Verkeer En Parkeren
4.2 Milieu
4.3 Ecologie
4.4 Waterhuishouding
4.5 Archeologie
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Wijze Van Bestemmen
5.2 Planregels
5.3 Inleidende Regels
5.4 Bestemmingsregels
5.5 Algemene Regels
5.6 Overgangsrecht En Slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 2 Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 3 Onderzoek Flora En Fauna
Bijlage 4 Aanvullend Onderzoek Vleermuizen En Vogels
Bijlage 5 Waterhuishouding
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek

President Steynstraat

Bestemmingsplan - gemeente Velsen

Vastgesteld op 28-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan President Steynstraat van de gemeente Velsen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0453.BP0803PRESIDENTST1-R001 met de bijbehorende regels. In het bestemmingsplan heeft de raad vastgelegd wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden zijn.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aan huis gebonden beroep

de beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten, die in een woning door de eigenaar/ bewoner van de woning zelf, worden uitgeoefend maar niet vallen onder de vrije beroepen en geen onevenredige hinder veroorzaken naar de omgeving (zoals ambachtelijke boekbinderij, ambachtelijke speelgoedmakerij, grafisch ontwerpers, kappers, kledingreparatie, kantoor of zakelijke dienstverlening, schoonheidsspecialisten etc.);

1.6 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.8 bijgebouw

een (vrijstaand of aangebouwd) gebouw, niet voor bewoning bestemd, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven;

1.9 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.10 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;

1.11 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.12 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.13 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.14 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, zonder te openen delen en met een in de artikel 1 van de Wet geluidhinder bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35 dB(A). Van een dove gevel is ook sprake als alleen in bijzondere omstandigheden delen van de gevel open gemaakt moeten kunnen worden en achter dat deel van de gevel zich geen geluidsgevoelige ruimte bevindt (bijvoorbeeld een nooduitgang in een trappenhuis);

1.15 erf

al dan niet bebouwd perceel, of gedeeldte daarvan, dat direct is gelegen bij het hoofdgebouw en dat feitelijk ingericht mag worden ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.16 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.17 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen danwel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.18 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.19 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.20 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.21 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. voor een bouwwerk in of op het water:het Nieuw Amsterdams Peil;

1.22 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.23 verdieping

een boven de begane grond gelegen bouwlaag.

1.24 vrije beroepen

met name professionele dienstverleningen, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, die van oudsher wordt uitgeoefend in een woonhuis. Concrete voorbeelden van dergelijke vrije beroepen op basis van jurisprudentie zijn oa. Architect, accountant, advocaat, administratieconsulent, assurantiebemiddelaar, belastingconsultant, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huisarts, juridisch adviseur, logopedist, kunstenaar, makelaar O.G., medisch specialist, notaris, organisatieadviseur, raadgevend ingenieur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, therapeut, verloskundige en overige hiermee gelijk te stellen vrije- beroepen

1.25 wonen

huisvesten met vast karakter

1.26 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.27 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. waterlopen en waterpartijen;
  6. f. oevers.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. d. speelvoorzieningen;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. nutsvoorzieningen;
  4. g. waterlopen en waterpartijen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. 'wonen';

met het daarbij behorende:

  1. b. erf;
  2. c. nutsvoorziening;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. tuinen;
  5. f. voet- en fietspaden.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van uitbouwen en bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1,0 m bedraagt, ten einde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat:

  1. a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. de goothoogte van (delen van) gebouwen minimaal 2m dient te bedragen;

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het uitoefenen van een vrij beroep is in een woning toegestaan, mits de woonfunctie blijft prevaleren en onder de voorwaarde dat:

  1. a. maximaal 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50m², mag worden gebruikt ten behoeve van uitoefening van een vrij beroep;
  2. b. het uitoefenen van een beroep dient een ruimtelijke uitstraling te hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie. Het uitoefenen van een beroepsmatige activiteit mag derhalve geen onevenredige aantasting opleveren van het woon- en leefmilieu, het karakter van de buurt en van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. actueel onderzoek moet aantonen dat de vestiging van een beroepsmatige activiteit niet leidt tot een onaanvaardbare aantrekking van verkeer en leiden tot parkeer overlast;
  4. d. de beroepsmatige activiteit binnen de woonbestemming dient alleen verricht te worden door de gebruiker(s) van de eigenlijke woning;
  5. e. geen detailhandel is toegestaan tenzij zij gezien kan worden als een ondergeschikte nevenactiviteit van het aan huis gebonden beroep;
  6. f. indien de beroepsmatige activiteit plaatsvindt in een garage dient er voor vervangende parkeergelegenheid op eigen erf gezorgd te worden.

6.5 Afwijking van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Verboden

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels in dit bestemmingsplan.

9.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  2. b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  3. c. uitstalling-, opslag,- stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  4. d. seksinrichting;
  5. e. aan huis gebonden bedrijf.

9.3 Uitzonderingen op strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  1. a. vormen van gebruik als bedoeld in artikel 9.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  2. b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  3. c. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woning behorende grond.

9.4 Afwijking

het bevoegd gezag verlenen een omgevingsvergunning om af te wijken van het bepaalde in artikel 9.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Gebiedsaanduidingen

Artikel 11 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit omtrent wijziging, uitwerking, een omgevingsvergunning voor een afwijking, of nadere eis is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing waarbij moet worden aangetoond dat voldoende onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het verloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen, met ten hoogste 3,0 m worden overschreden en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Bij de beoordeling van een verzoek om een omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met eerder verleende omgevingsvergunningen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het in geringe mate wijzigen van het aangeduide bebouwingsvlak en/of de bestemming, mits:

  1. a. de structurele opzet van het plan niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
  2. b. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
  3. c. de bebouwingscapaciteit van het bebouwingsvlak niet meer dan 15% zal worden gewijzigd.

Bij de beoordeling van een verzoek om toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt rekening gehouden met eerder gepleegde wijzigingen op basis van dit artikel om te beoordelen of maximale maten en/of oppervlakten al dan niet worden overschreden.

Artikel 14 Strafbepaling

14.1 Verbod strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.

14.2 Gedragingen in strijd met regels

Een gedraging in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleende omgevingsvergunning is verboden.

14.3 Strafbaar feit

Overtreding van een verbod als bedoeld in het eerste of tweede lid is een strafbaar feit.

Artikel 15 Overige Regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan President Steynstraat'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het gebied rondom de President Steynstraat ligt in het hart van de wijk Oud-IJmuiden. In samenwerking met de gemeente wil Woningbedrijf Velsen dit gebied herstructureren omdat de huidige woningen in een verouderde en slechte staat verkeren. Woningbedrijf Velsen, eigenaar van de huurwoningen, heeft aangegeven de woningblokken in het kader van de herstructurering te willen slopen en hiervoor in de plaats nieuwe woonhuizen en appartementen te realiseren, waarvan minimaal 60% in de sociale huursector. Het plan bestaat uit sloop- en nieuwbouw van zowel grondgebonden als gestapelde woningen en voorziet in directe bouwtitels voor de woningherbouw. In 2009 waren de eerste plannen voor deze wijk gereed. Omdat de beoogde ontwikkelingen niet passen in het vigerende bestemmingsplan, is vernieuwing hiervan noodzakelijk.

1.2 Begrenzing Plangebied En Vigerende Regeling

Het plangebied ligt in het hart van de wijk Oud-IJmuiden. Dit gebied, begrensd door het Noordzeekanaal, de vissershaven en de spoorlijn, vormt de oorsprong van IJmuiden en is, vanwege de verhoogde ligging op het oorspronkelijke duin, als duidelijk afgebakend gebied te onderscheiden van de rest van IJmuiden. De exacte begrenzing van het gedeelte van de wijk waarvoor dit bestemmingsplan dient, loopt van de Kanaalstraat via het Koningsplein en de Braamstraat naar het Willemsplein. Vanaf het Willemsplein loopt de grens via de Sam Vlessinghof en de Wetstraat terug naar de Kanaalstraat. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. Voor het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan Oud-IJmuiden dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 27 januari 2000 en door de Gedeputeerde Staten is goedgekeurd op 14 augustus 2000. Het gehele plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Overwegend Wonen'.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 komt allereerst het beleidskader aan bod. Dit kader beschrijft de relevante beleidsplannen die de verschillende overheden hebben opgesteld en van belang zijn voor dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 is omschrijving opgenomen van de huidige situatie, omgeving van het plangebied en de beoogde ontwikkelingen. De sectorale aspecten worden beschreven in hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk worden de aspecten verkeer en parkeren, milieu, waterhuishouding, ecologie en archeologie beschreven. Hoofdstuk 5 geeft een juridische planbeschrijving waarin de wijze van bestemmen uiteen is gezet. Tevens wordt artikelsgewijs een beschrijving gegeven van de bestemmingen en de planregels. In hoofdstuk 6 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan behandeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0803PRESIDENTST1-R001_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen.

Streekplannen en planologische kernbeslissingen zijn vanaf 1 juli 2008 gelijkgesteld aan structuurvisies. Het overgangsrecht van de Wro regelt dat concrete beleidsbeslissingen van Rijk en provincie overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. De Nota Ruimte bevat geen concrete beleidsbeslissingen. De inhoud van het bestemmingsplan moet echter nog steeds in overeenstemming zijn met de Nota Ruimte en het provinciale ruimtelijke beleid. In dit hoofdstuk wordt hierop nader ingegaan. De provincie Noord-Holland is overigens bezig met het opstellen van een structuurvisie.

Het Rijk werkt momenteel aan een vertaling van hun beleid in algemene regels: de AMvB Ruimte. Hiermee wordt in dit bestemmingsplan geen rekening gehouden. De provincie Noord-Holland heeft de provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld. Die regels moeten worden door vertaald in bestemmingsplannen. Verder dient het bestemmingsplan ook getoetst te worden aan datgene wat in de Nota Ruimte en de structuurvisie is opgenomen.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Nota ruimte

In deze nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en de sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.

Het Rijk wil verstedelijking zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, waar het plangebied als deel van de Randstad Holland deel van uitmaakt. Het ontwikkelingsperspectief is erop gericht de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit van de Randstad te behouden en te versterken en de eigen ruimtevraag binnen de Randstad op te vangen. In de Randstad moet tussen 2010 en 2030 rekening worden gehouden met een vraag naar 360.000 tot 440.000 woningen. Een deel van de woningen kan worden gebouwd door 'verdichting' in bestaand stedelijk gebied. Het streefgetal voor de realisatie van woningen en arbeidsplaatsen in het bestaande bebouwde gebied van stedelijke netwerken is 40% van het totale uitbreidingsprogramma, hoewel het Rijk rekening houdt met 25% op basis van de tegenvallende praktijk. Een optimale benutting van het bebouwde gebied blijft van groot belang.

De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening.

2.2.2 Ontwerp structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het doel van de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerp structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  1. 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het bestemmingsplan sluit aan bij de doelstellingen van de structuurvisie. Het plan draagt onder andere bij aan een leefbare omgeving. Daarnaast verstevigd de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd.

2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

2.3.1 Provinciale ruimtelijke verordening 2009

De Provinciale ruimtelijke verordening 2009 is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: de provinciale categorie 1-onderwerpen (onderwerpen die uit de nu geldende streekplannen in aanmerking komen voor proactieve juridische sturing); uitsluitend nu geldend streekplan beleid, geen nieuw beleid.

In de provinciale ruimtelijke verordening is aangegeven dat het wenselijk is voor de provincie om (onder andere):

  1. 1. sturing te hebben op het woonbeleid;
  2. 2. stedelijke ontwikkelingen te reguleren;
  3. 3. over goede infrastructuur te beschikken.

Omdat de herstructurering van de President Steynstraat en omgeving binnen bebouwd gebied is, hoeft volgens de Provinciale ruimtelijke verordening geen beeldkwaliteitplan te worden opgesteld.

2.3.2 Structuurvisie Noord-Holland

De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de Wro een structuurvisie voor de gehele provincie opgesteld. In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.

  1. 1. Ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad.
  2. 2. Duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen.
  3. 3. Klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

Door globalisering, klimaatveranderingen en demografische veranderingen, kiest de provincie ervoor om mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook om bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de provincie het landelijke gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen, speelt ze in op de bevolkingskrimp op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied realiseren van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houden ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten, blijft de provincie bijzonder aantrekkelijk om in te wonen, in te werken en om te bezoeken.

De provincie Noord-Holland draagt bij aan het realiseren van voldoende en passende huisvesting (woningtype) op de best mogelijke plek (woonmilieu) voor huidige en toekomstige bewoners van Noord-Holland. De provincie Noord-Holland stelt hiervoor een provinciale woonvisie op, welke het kader biedt voor de door de regio's op te stellen regionale actieprogramma's. In de regionale actieprogramma's wordt het woningbouwprogramma zowel kwalitatief als kwantitatief uitgewerkt. Uitgangspunt is om deze woningvraag zoveel mogelijk te realiseren binnen het bestaand bebouwd gebied. Dit uitgangspunt bevestigt in positieve zin de herontwikkeling en de daarmee gepaard gaande vernieuwing van dit bestemmingsplan. Verder is dit ontwerpstructuurvisie op een te hoog abstractieniveau om hiermee rekening te kunnen houden.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Structuurvisie Velsen 2015

De Structuurvisie Velsen, vastgesteld door de gemeenteraad van Velsen op 19 december 2005, heeft als doel om een actueel en samenhangend kader te scheppen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente tot aan 2015, met een doorkijk naar 2020. Door ruimtevraag en ruimtelijke kwaliteit op verschillende thema's te analyseren en te integreren, is grip gekregen op de belangrijkste opgaven en problemen die binnen de gemeente Velsen aan de orde zijn. Belangrijke thema's zijn onder andere wonen, economie en werkgelegenheid, bereikbaarheid en infrastructuur, voorzieningen en welzijn en duurzaamheid. De opgaven, de context en de belemmeringen vormen de grondslag voor de uiteindelijke keuzes die in de visie gemaakt zijn, voor zowel de gehele gemeente als de afzonderlijke kernen.

Een belangrijke ruimtevraag voor de gemeente Velsen ligt op het gebied van wonen. Om aan de huidige en toekomstige woningvraag te voldoen, moet de samenstelling van de voorraad drastisch worden gewijzigd (vooral in IJmuiden en Velsen-Noord) en moet het aanbod worden uitgebreid. Er moet hierbij echter wel rekening gehouden worden met:

  • de rode contouren in het streekplan Noord-Holland Zuid;
  • de opgave van behoud en versterking van de kwaliteiten van de afzonderlijke kernen;
  • de verschillende milieu- en hindercontouren die door en/of over de gemeente lopen.

Met het toewijzen van ontwikkelingsgebieden ten behoeve van realisatie van het programma en ter bescherming van de ruimtelijke kwaliteit van de kernen, wordt de kern van de opgave van deze Structuurvisie geraakt. Prioriteit hierin ligt op binnenstedelijke ontwikkeling.

Bij de voorbereidingen van de structuurvisie werd expliciet de opgave benoemd om 'te voorzien in de eigen woningbehoefte'. Naast de kwantitatieve behoefte om 2.800 woningen te realiseren, is er ook sprake van een kwalitatieve behoefte. Dit laatste betekent dat de huidige woningvoorraad niet meer aansluit bij de woonwensen van de bevolking. De bevolking groeit niet alleen, ze verandert door de vergrijzing ook van samenstelling. Het maken van een wooncarrière wordt steeds belangrijker. Er wordt daarom per wijk gestreefd naar meer differentiatie in de woningvoorraad.

De bouwopgave zal ingevuld worden door op de eerste plaats in te zetten op binnenstedelijke herstructurering. Het grootste deel van de woningbouw in bestaand stedelijk gebied moet worden gerealiseerd door bijvoorbeeld sloop/nieuwbouw wat een kwalitatieve verbetering betekent. Vanwege de wens van een groter woonoppervlak kan vaak op de huidige locatie alleen door hoger te bouwen hetzelfde aantal woningen worden teruggebouwd. Het toevoegen van extra woningen vraagt extra ruimtebeslag, dat vaak ten koste gaat van de buitenruimte. Dat betekent dat per definitie er sprake is van verdichting en een afname van groen en openbare ruimte. Verdichting is alleen toegestaan, wanneer de kwaliteit van de overgebleven ruimte toe zal nemen.

Bovengenoemde beleidsdoelstelling kan worden gezien als aanleiding voor de voorgenomen herstructurering in het gebied rondom de President Steynstraat. Deze herstructurering brengt namelijk meer differentiatie in de woningbouw in de gemeente Velsen en zorgt voor toename van de woonkwaliteit waardoor een wooncarrière mogelijk wordt gemaakt.

2.4.2 Collegeprogramma

Buiten het uitvoering geven aan het primaire doel heeft het college in haar collegeprogramma aangegeven globalere bestemmingsplannen te willen maken zodat flexibel met de ruimte kan worden omgegaan zonder dat de rechtszekerheid in het geding is. In bestemmingsplan President Steynstraat komt dat in alle bestemmingen tot uitdrukking. In de bestemming Wonen is er voor gekozen om geen aparte functieaanduiding erf op te nemen en parkeren mogelijk te maken zodat de erven vrij in te delen zijn en de beschikbare functies flexibel uitwisselbaar. In de bestemming Groen zijn geen aparte (bouw)vlakken opgenomen om aan te geven waar mogelijke speeltoestellen of andere voorzieningen mogen komen. De kerk in het plan heeft een hele brede en flexibel invulbare maatschappelijke bestemming gekregen. Dit globale bestemmingsplan geeft hier volop ruimte voor flexibele invulling en is toekomstproof.

2.4.3 Ruimtelijk Functioneel Kader

De gemeente Velsen heeft een Ruimtelijk Functioneel Kader (RFK) vastgesteld ten behoeve van Complex 135 Oud-IJmuiden President Steynstraat en omstreken. Met dit RFK maakt de gemeente vooraf inzichtelijk welke randvoorwaarden, eisen en uitgangspunten fungeren om te komen tot een nadere uitwerking van deze ontwikkeling door de initiatiefnemer. De randvoorwaarden bevatten onder andere regels voor stedenbouw, welstand en beeldkwaliteit, openbare ruimte en wonen. Hiernaast wordt het financiële aspect, het ruimtelijke ordeningsaspect, communicatie en inspraak en besluitvorming besproken. Het RFK bevat tevens als bijlage een notitie van de Milieudienst IJmond waarin alle milieu aspecten aan bod komen. In verband met de strenge milieueisen die gelden door de nabijheid van zware industrie, dient er extra aandacht besteed te worden aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het voorlopig ontwerp is voldaan aan alle uitgangswaarden, eisen en randvoorwaarden die beschreven staan in het RFK.

2.5 Conclusie

Het project waarvoor dit bestemmingsplan wordt opgesteld, voldoet aan het relevante ruimtelijke en sectorale beleid van de verschillende overheden. Hierdoor wordt de herstructurering van de wijk op de President Steynstraat en omliggende straten juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. De herstructurering van de woonwijk vindt plaats binnen het bebouwd gebied zoals is aangegeven in de provinciale verordening en past ook in de hoofddoelstellingen van de structuurvisie. De gemeente streeft ernaar de woningvoorraad meer aan te laten sluiten bij de wensen van de bevolking en om meer differentiatie in deze woningvoorraad aan te brengen. Met de voorgenomen herstructurering wordt praktische invulling aan deze beleidsdoelstellingen gegeven.

Hoofdstuk 3 Planopzet

3.1 Plangebied En Omgeving

De President Steynstraat en omstreken maakt deel uit van de wijk Oud-IJmuiden. De wijk, begrensd door het Noordzeekanaal, de vissershaven en de spoorlijn, vormt de oorsprong van IJmuiden en is vanwege verhoogde ligging op het oorspronkelijke duin als duidelijk afgebakend gebied te onderscheiden van de rest van IJmuiden. Na realisatie van de sluizen, die tevens een verbinding vormen met de noordzijde van het Noordzeekanaal waar het industrieterrein Tata Steel is gevestigd, is hier een bebouwingsstructuur ontstaan gebaseerd op een regelmatig stratenpatroon met verbindingen in zowel noord-zuidelijke als oost-westelijke richting. De Oranjestraat en de Kerkstraat vormen met hun bredere straatprofielen belangrijke dwarsverbindingen in het gebied. Het plangebied is in het middengebied tussen de Oranjestraat en de Kerkstraat gelegen. Het gedeelte ten westen van de Oranjestraat bestaat uit het projectgebied Oud-IJmuiden dat in de toekomst ontwikkeld zal worden van bedrijventerrein tot een dicht bebouwd woongebied. Het gebied ten oosten van de Kerkstraat wordt gekenmerkt door villabebouwing. Het plangebied hiertussen bestaat vooral uit woningen, maar ook enkele bedrijven, kantoren en maatschappelijke voorzieningen.

De voorzieningen zijn grotendeels aan de Kanaalstraat te vinden. Het kanaalfront, ten noorden van het plangebied, bestaat uit een groene zone die fungeert als voorportaal van de bebouwing langs de Kanaalstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0803PRESIDENTST1-R001_0002.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0803PRESIDENTST1-R001_0003.png"

Figuur 3.1 Voorbeeld bebouwing middengebied

Het middengebied, waarvan dit plangebied onderdeel uitmaakt, vormt een overgangsgebied tussen de intensieve orthogonale bebouwing van westelijk Oud-IJmuiden en de losser gepositioneerde villabebouwing aan de oostzijde. In de jaren '60 is veel van de oorspronkelijke woningbouw in dit gedeelte vervangen door galerijflats die als stempels in de wijk gepositioneerd zijn. Hierdoor is een groot deel van het heldere stratengrid verloren gegaan. In reactie hierop is de locatie van de President Steynstraat, in aansluiting op het Koningsplein, in de jaren '70 op basis van het oorspronkelijk stratenpatroon ingericht als kleinschalig woonerfgebied. De woningen hier bestaan uit begane grond met eerste verdieping en hebben in het gehele middengebied nagenoeg dezelfde architectuur (zie figuur 3.1).

3.2 Beschrijving Ontwikkelingen

Bij de herstructurering aan de President Steynstraat en omgeving wordt ingezet op het doorzetten van het oorspronkelijk aanwezige stratenpatroon en het creëren van doorzichten in het gebied. Door deze aanpak kan een verbinding tot stand worden gebracht tussen het intensieve stratenpatroon aan de westkant en de lossere indeling aan de oostzijde van het plangebied. Hierdoor ontstaat er een continue patroon in heel Oud-IJmuiden. Het uitgangspunt hierbij is om kleinschalige woonbebouwing met individueel vormgegeven panden te realiseren waarbij gevarieerd wordt met de toepassing van kappen en platte daken. Aan de rand van het plangebied kan hogere, pandsgewijze randbebouwing plaatsvinden, in aansluiting op de bebouwing ten westen van het plangebied. In de randbebouwing wordt een geleidelijke overgang van west naar oost voorgestaan waarin de bebouwing geleidelijk lager wordt. De rooilijn van de randbebouwing verplaatst zich vanaf de Koningin Emmastraat naar de Kanaalstraat waardoor de groene voorzone, met losse bebouwing, gerespecteerd wordt. Het kerkgebouw aan de Helmstraat 9, de Engelmunduskerk, en het Koningsplein zijn speciale verblijfsplekken en diene een specifieke behandeling te krijgen. Voor de inrichting van de openbare ruimte is het wenselijk dat wordt aangesloten bij het beeld en wegprofiel dat voor ogen is in het westelijk deel van Oud-IJmuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0803PRESIDENTST1-R001_0004.jpg"

Figuur 3.2 Impressie van het voorlopig ontwerp

Het voorlopig ontwerp gaat uit van de bouw van in totaal 129 woningen. Het gaat om grondgebonden woningen en appartementen die zijn verdeeld over blok 1 tot en met 5. Het merendeel van de grondgebonden woningen heeft een achtertuin. In tabel 3.1 is opgenomen hoeveel woningen per blok (zie figuur 3.2) worden gerealiseerd. Bij blokken 1, 2 en 4 worden tevens parkeerplaatsen op eigen terrein gecreëerd. In tabel 3.1 zijn hiervan evenees de aantallen opgenomen. Voor blokken 1 en 2 worden de parkeerplaatsen op maaiveld gerealiseerd. Voor blok 4 wordt een gebouwde parkeervoorziening gemaakt op maaiveld. Op deze parkeervoorzieningen komen terrasen voor de woningen. Daarnaast wordt een aantal parkeervoorzieningen in de openbare ruimte gecreëerd.

Tabel 3.1 Aantal woningen en parkeerplaatsen per blok

Aantal woningen Aantal parkeerplaatsen op eigen terrein
Blok 1 54
(34 appartementen, 20 eengezinswoningen)
55
Blok 2 23 18
Blok 3 20 20*
Blok 4 28 56
Blok 5 4 4*

*Dit is opgelost in blok 4.

In figuren 3.3 en 3.4 (afkomstig uit het voorlopig ontwerp) is te zien dat er, conform het RFK, wordt uitgegaan van een pandsgewijze indeling per straatwand. De gevelpartijen van de verschillende panden worden individueel vormgegeven met kappen en platte daken waardoor een gevarieerd straatbeeld ontstaat zonder dat er sprake is van een herhalende ritmiek van entree- en raampartijen in de gevel.

De pandsgewijze indeling is geïnspireerd door de woningen in Oud-IJmuiden ten westen van de Oranjestraat en komt terug in het gehele ontwerp. Binnen elk blok zullen de woningen in een continue rooilijn worden gebouwd en 'blinde' zijgevels of achterkantsituaties zijn niet zichtbaar in de rooilijn.

De herstructurering brengt een warme en karakteristieke uitstraling met veel aandacht voor groen en openbare ruimte. Daarnaast bieden bijzondere plekken, zoals het Konings- en Willemsplein, mogelijkheden tot het realiseren van aantrekkelijke verblijfsgebieden in de wijk. Ook in het straatbeeld is veel groen ontworpen om de leefbaarheid van de wijk te vergroten. Parkeerplekken zijn in het plan zoveel mogelijk uit het straatbeeld gesitueerd. Het karakteristieke straatbeeld, dat uitgaat van trottoirs aan weerszijden en langs parkeerplaatsen op de rijbaan, wordt zoveel mogelijk aangehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0803PRESIDENTST1-R001_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0803PRESIDENTST1-R001_0006.png"

Figuur 3.3 Impressies uit het ontwerp van het straatbeeld Kanaalstraat blok 1 (boven) en blok 2 (onder)

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0803PRESIDENTST1-R001_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0803PRESIDENTST1-R001_0008.png"

Figuur 3.4 Impressies uit het voorlopig ontwerp van het straatbeeld Wetstraat blok 4 (boven) en blok 3 (onder).

3.3 Bouwprogramma

De woningen binnen het plangebied worden gesloopt ten behoeve van de nieuwbouw. Daarnaast wordt ook een aantal woningen gesloopt aan de President Steynstraat, vanwege een aanpassing van de wegen in het gebied. De herontwikkeling van deze woningen wordt meegenomen met de ontwikkeling van het gebied dat ten westen van het plangebied ligt.

Gefaseerde sloop

In totaal worden 125 woningen gesloopt en 129 woningen worden gebouwd. In december 2011 is gestart worden met de herhuisvesting van de huidige bewoners. In het eerste kwartaal 2014 zal met de sloopfase 1 worden gestart. In sloopfase 1 worden de bouwblokken 1, 3, 4 en 5 gesloopt. Met de sloop van bouwblok 2 zal in het 1e kwartaal van 2015 worden gestart.

Gefaseerde woningbouw

De woningen worden een aantal fases gerealiseerd.

  • Start bouw blok 4 en 5: 1e kwartaal 2015
  • Start bouw blok 1: 2e kwartaal 2015
  • Start bouw blok 3: 2e kwartaal 2015
  • Start bouw blok 2: 3e kwartaal 2016

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Verkeer En Parkeren

4.1.1 Verkeersontsluiting

Auto

Velsen heeft in 2004 een Lokaal Verkeers- en Vervoerplan (LVVP'04) vastgesteld. Het LVVP'04 van de gemeente Velsen legt de visie op de verkeersstructuur en hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente vast voor de komende 10 tot 15 jaar en beschrijft de toekomstige verkeersstructuur, de maatregelen die moeten worden uitgevoerd en de te ondernemen acties.

De doelstellingen voor het LVVP zijn samengevat in twee kerndoelstellingen en een voorwaarde.

Doelstellingen:

  • verbeteren bereikbaarheid;
  • verbeteren leefbaarheid;
  • verbeteren verkeersveiligheid.

Voorwaarde:

  • realiseerbare oplossingen.

Bij het hoofdwegennet is onderscheid te maken in de verbindingswegen en de zogenaamde 'inprikkers'. Deze laatste verzorgen de verbinding tussen de buurten en wijken en het hoofdwegennet en verzamelen het verkeer. Een belangrijk streven van het LVVP'04 is om de noordelijke en zuidelijke oost-westroutes (Heerenduinweg en Kanaaldijk of IJmuiderstraatweg) geschikt te maken als hoofdontsluiting voor de gehele kern inclusief het centrumgebied, door nieuwe ontsluitingen vanaf deze routes te realiseren, terwijl de verkeersfunctie van de Lange Nieuwstraat wordt verminderd. Hierdoor ontstaat een bereikbaarheidsstructuur in de vorm van een 'vork', die door middel van zogenaamde 'inprikkers' toegang biedt tot de buurten en wijken. De leefbaarheid en verkeersveiligheid in de kern (met name op de as van de Lange Nieuwstraat) maken deze ingrepen noodzakelijk. In dit LVVP'04 is tevens de wegencategorisering opgenomen. Binnen de kern IJmuiden wordt hierin onderscheid gemaakt tussen gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 50 of 70 km/h en erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h. De hoofdverbindingen en zogenaamde 'inprikkers' zijn als gebiedsontsluitingswegen gecategoriseerd. De overige wegen in de verblijfsgebieden zijn als erftoegangsweg gecategoriseerd.

Het plangebied is gelegen aan de Kanaalstraat in het noordwesten van de kern IJmuiden ('Oud-IJmuiden'). Het plangebied wordt begrensd door de Kanaalstraat, het Koningsplein, het Willemsplein en het Sam Vlessinghof. Binnen het plangebied bevinden zich de President Steynstraat, de President Krugerstraat, de Wetstraat, de Braamstraat en de Helmstraat. Deze wegen zijn allen gecategoriseerd als erftoegangswegen in een verblijfsgebied met een snelheidsregime van 30 km/h. Deze erftoegangswegen verzorgen de interne en externe ontsluiting van het plangebied. De interne wegenstructuur geeft aansluiting op de Kanaaldijk (via de Wetstraat). De Kanaaldijk is een van de hoofdontsluitingsassen binnen de verkeersstructuur van IJmuiden en is als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom gecategoriseerd. De Kanaaldijk geeft verbinding met het centrum van IJmuiden (via Kerkstraat-Kennemerlaan) en verzorgt de belangrijkste externe ontsluitingsfunctie voor het plangebied binnen de toekomstige verkeersstructuur.

Fiets

Het fietsverkeer wordt afgewikkeld via de interne wegenstructuur van erftoegangswegen en via de vrijliggende fietsvoorzieningen langs de Kanaaldijk en de Kerkstraat. Conform de principes van het concept 'Duurzaam Veilig' vindt de verkeersafwikkeling gemengd plaats op erftoegangswegen. Langs de gebiedsontsluitingswegen (hoofdverbindingen en inprikkers) zijn fietsvoorzieningen aanwezig zoals langs de Kanaaldijk en Kerkstraat. Er zijn goede fietsroutes aanwezig naar het centrumgebied, de kust en de omliggende kernen, recreatiegebieden en bedrijventerreinen. In het kader van de uitvoering van het LVVP'04 zullen de fietsverbindingen verder verbeterd worden, zullen knelpunten worden opgelost en ontbrekende schakels worden gerealiseerd. De maaswijdte van de ontsluitende fietsroutes is gemiddeld kleiner dan 500 m. De ontsluiting voor het fietsverkeer is derhalve goed.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer heeft in Velsen zowel een verbindende als ontsluitende functie en er maken diverse doelgroepen gebruik van. Alle doelgroepen worden met hetzelfde systeem bediend waardoor het niet optimaal is afgestemd op de klantwens. Een tweede probleem is dat de bussen in Velsen gebruikmaken van het 'gewone' wegennet. Dit leidt ertoe dat het openbaar vervoer ook last heeft van de congestie en slechte doorstroming op bepaalde wegen. Met name op de Lange Nieuwstraat in het centrum van IJmuiden is de vertraging substantieel.

In het LVVP'04 worden oplossingsrichtingen en maatregelen aangedragen om bovenstaande problemen de komende jaren in IJmuiden op te lossen. Hierbij zal het systeem meer gericht worden op de specifieke doelgroepen. Tevens is een onderdeel van de maatregelen een hoogwaardige openbaarvervoerverbinding centraal door IJmuiden via de Lange Nieuwstraat en het weren van doorgaand verkeer op deze route. Doelstelling van de maatregelen is het gebruik van openbaar vervoer – en zoals al eerdergenoemd, de fiets – te stimuleren om het autogebruik te verminderen, het milieu te sparen en de leefbaarheid te verhogen. Het collectief vraagafhankelijk vervoer wordt uitgebreid en de overstapmogelijkheden worden verbeterd.

Regionaal is de gedachte van een snel verbindend netwerk voor de middellange afstand en gericht op de keuzereiziger vormgegeven in RegioNet. RegioNet heeft te verbinden kernen gedefinieerd, het kwaliteitsniveau, serviceformule en marketingformule vastgelegd in een programma van eisen en een ontwerp lijnennet. Basis voor het Velsense deel van RegioNet zijn de huidige lijnen 75 (Zee- en Duinwijk - IJmuiden - Driehuis - Santpoort-Noord - Haarlem Noord - Haarlem treinstation) en 73 (Beverwijk - Velserbroek - Haarlem Noord - Haarlem treinstation). Ook de Zuidtangent naar Schiphol en de spoorverbinding Uitgeest - Haarlem maken deel uit van RegioNet.

Op loopafstand van het plangebied bevinden zich bushaltes aan de Kerkstraat, Oranjestraat en op het Stationsplein. De hier halterende busdiensten geven verbinding met het centrum en de overige wijken van IJmuiden alsmede de omliggende kernen en de regio Zaandam-Amsterdam. De ontsluiting per openbaar vervoer is momenteel redelijk en zal in de toekomst verbeterd worden door de maatregelen welke aansturen op doelgroepgericht vervoer en oplossing van aanwezige doorstromingsproblemen van het openbaar vervoer.

Verkeersgeneratie

Binnen het plangebied worden 125 woningen geamoveerd en vervangen door 129 nieuwe woningen. De voorgestane ontwikkeling zal leiden tot een beperkt hogere verkeersgeneratie door de toevoeging van 4 nieuwe woningen. Deze verkeersgeneratie van 4 extra woningen is echter zodanig beperkt (circa 25 mvt/etmaal), dat als gevolg van de ontwikkeling de verkeersintensiteiten op de omliggende wegen dan ook slechts beperkt toenemen en deze ontwikkeling reeds is opgenomen binnen de autonome groei van 1,5% per jaar.

Parkeren

Parkeren in woonwijken staat onder druk. Het autobezit is momenteel al zo hoog dat de bestaande ruimte op straat vaak onvoldoende is. In de toekomst zal het autobezit verder toenemen, waardoor op meer plaatsen problemen kunnen gaan ontstaan. Het beleid is erop gericht om niet restrictief op te gaan treden en op die manier de bereikbaarheid en mobiliteitsbehoefte zo goed mogelijk in te vullen. In plaats daarvan zal elke mogelijkheid worden aangegrepen om de parkeercapaciteit te vergroten. Dit kan met name bij sloop-/nieuwbouwprojecten.

Uitgangspunt is dat elk nieuwbouwproject een bepaalde parkeervraag oproept en dat deze parkeervraag wordt gezien als een belasting van de schaarse openbare ruimte. Daarom moet de parkeervraag van een nieuwbouwproject worden opgelost binnen het project en kan in principe geen aanspraak worden gedaan op parkeercapaciteit in de openbare ruimte. In veel gevallen is gelukkig nog enige restcapaciteit aanwezig in de openbare ruimte en kan deze ten dienste komen van het betreffende project. Echter gebeurt dit onder twee randvoorwaarden:

  • de betreffende restcapaciteit zal ook in de toekomst nodig zijn voor de groei van de al bestaande parkeerdruk en kan daarom niet geheel worden vergeven;
  • op de restcapaciteit is meer aanspraak dan alleen door parkeren. Er zijn ook andere functies: speelplaatsen, groen, verblijfsruimte, kortom kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte. Ook hiervoor wordt capaciteit gereserveerd.

Ten behoeve van de 129 nieuwe woningen zullen op eigen terrein parkeervoorzieningen worden gerealiseerd (deels gebouwde parkeervoorzieningen) welke ontsloten worden vanaf de interne erftoegangswegen. Het totaal te realiseren parkeerplaatsen op eigen terrein bedraagt 138. Daarnaast zullen langs de interne erftoegangswegen binnen het plangebied nog eens 70 openbare parkeerplaatsen worden gerealiseerd. In totaal betekent dit dat 208 parkeerplaatsen beschikbaar komen voor 129 nieuwe woningen. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning (publicatie 182, CROW 2008), wat leidt tot een parkeerbehoefte van 194 parkeerplaatsen. Er is een parkeeroverschot van 14 parkeerplaatsen. Er is dus geen aanvullende parkeerdruk van deze ontwikkeling in de omgeving te verwachten, omdat het plan in de eigen parkeerbehoefte voorziet. De parkeerbalans is sluitend.

Verkeersveiligheid

Landelijk en ook in Velsen is de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan categorisering en de bijbehorende inrichting van verkeersaders en verblijfsgebieden. In de toekomst wordt de nadruk gelegd op fase 2 van Duurzaam Veilig, waarbij de nadruk meer komt te liggen op een integrale benadering vanuit de drie invalshoeken (de drie E's):

  • Educatie (Education);
  • Vormgeving (Engineering);
  • Handhaving (Enforcement).

Het hoofdwegennet dient snel, aantrekkelijk en betrouwbaar te zijn. De ontwerpsnelheid is daarom 50 km/h en op sommige plaatsen zelfs 70 km/h. Verblijfsgebieden zijn afgestemd op uitwisselen en verdelen en zijn daarom vormgegeven als 30 km/h-straat. Een groot aantal wegen en straten in Velsen heeft al een juiste vormgeving en inrichting die past bij de functie. Inmiddels is een groot aantal wijken in Velsen heringericht als 30 km/h-gebied. Hierbij is de aanpak 'sober en doelmatig' gehanteerd: de randen van het gebied plus enkele onveilige locaties zijn daarbij voorzien van snelheidsremmers en poorten. Dit beleid zal in de toekomst verder worden voortgezet waarbij gestreefd wordt naar een optimalisering van de verkeersveiligheidssituatie in IJmuiden.

Het plangebied bevindt zich binnen een verblijfsgebied met een 30 km/h-zone en zal worden ingericht volgens de principes van het concept Duurzaam Veilig. Hierbij zullen kruisingen gelijkwaardig worden uitgevoerd en worden voorzien van attentieverhogende maatregelen.

Verkeersgegevens

De verkeersgegevens (in mvt/etmaal) die ten grondslag liggen aan de onderzoeken met betrekking tot wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit staan vermeld in tabel 4.2. De verkeersgegevens zijn verstrekt door de gemeente Velsen. Voor de extrapolatie naar het maatgevende jaar is uitgegaan van een autonome groei van 1,5% per jaar.

De verkeersintensiteitgegevens voor de omliggende 30 km/h-wegen zijn ingeschat op basis van de hoeveelheid woningen die de betreffende straat ontsluit, uitgaande van een gemiddelde verkeersproductie van 5 tot 6 mvt/etmaal per woning. Voor de voertuigverdeling is uitgegaan van een standaardverdeling voor een vergelijkbare buurtontsluitingsweg. Er is geen reden om aan te nemen de daadwerkelijke voertuigverdeling afwijkt van de standaardverdeling.

Tabel 4.1 Verkeersintensiteiten 2009 en 2022 (in mvt/etmaal)

wegvak jaar
2009 2022
- Kanaaldijk (50 km/h) 3.000 4.000
- Wetstraat, Kanaalstraat (30 km/h) 1.500 1.800
- President Steynstraat, de President Krugerstraat, Koningsplein, Willemsplein (30 km/h) 800 1.000
- Sam Vlessinghof (30 km/h) 400 500
- Braamstraat en Helmstraat (30 km/h) 100 200

De Kanaaldijk is verhard met fijn asfalt (DAB). De overige interne erftoegangswegen zijn of zullen worden verhard met een open elementenverharding (klinkers). Deze wegdekverhardingen zullen in de toekomst naar verwachting gehandhaafd blijven.

4.1.2 Verkeerslawaai

Het bestemmingsplan maakt realisering mogelijk van nieuwe woningen langs bestaande wegen. In verband hiermee is de geluidssituatie onderzocht. De berekeningsresultaten zijn in 1 opgenomen.

Beleid en normering

Geluidszones langs wegen

Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg, gemeten vanuit de kant van de weg. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: 'het gebied binnen de bebouwde kom, doch met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens' (artikel 1 Wet geluidhinder (Wgh)).

Normstelling

Nieuwe situaties: voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarden

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde. Voor zogenaamde 'nieuwe situaties' (nieuwe wegen of nieuwe woningen) bedraagt deze 48 dB. De uiterste grenswaarde voor binnenstedelijke situaties bedraagt 63 dB. In tabel 4.2 is hiervan een overzicht opgenomen.

De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend of ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen een hogere waarde vaststellen. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). Deze waarde is eveneens in tabel 4.2 opgenomen. Indien de uiterste grenswaarde toch wordt overschreden kan de betreffende gevel als dove gevel worden uitgevoerd. Een dove gevel is een gevel met alleen incidenteel te openen delen zoals bijvoorbeeld nooddeuren. Een dove gevel wordt door de Wet geluidhinder niet als gevel aangemerkt, waardoor de normstelling uit de Wet niet van toepassing is.

Voorts dient altijd de wettelijke binnenwaarde te worden gegarandeerd. Het kan daarvoor noodzakelijk zijn dat geluidswerende gevelmaatregelen worden genomen. In het kader van de ruimtelijke procedures komen echter alleen de maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied aan de orde. De gevelmaatregelen komen pas aan de orde in het kader van de daadwerkelijke realisering van de ontwikkeling. Hieraan wordt bijvoorbeeld getoetst bij een bouwaanvraag.

Tabel 4.2 Grenswaarden wegverkeerslawaai voor woningen in binnenstedelijke situatie

voorkeursgrenswaarde uiterste grenswaarde
nieuwe woningen-nieuwe wegen 48 dB 58 dB
nieuwe woningen-bestaande/te reconstrueren wegen 48 dB 63 dB
bestaande woningen1-nieuwe wegen 48 dB 63 dB

1) Bestaande woningen zijn aanwezige woningen of geprojecteerde woningen (woningen die op basis van het vigerende bestemmingsplan mogelijk zijn)

30 km/h-wegen

Voor de wegen die zijn ondergebracht in een 30 km/h-gebied geldt geen wettelijke geluidszone. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is voor deze wegen op grond van de Wgh niet verplicht gesteld. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau langs 30 km/h-wegen. Indien dit niet aannemelijk is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan referentiekader aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt zijn de eerder vermelde voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde uit de Wgh als referentiekader gehanteerd.

Berekeningsuitgangspunten onderzoek wegverkeerslawaai

Rekenmethoden

Met behulp van de Standaard Rekenmethode I uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 is de geluidsbelasting aan de buitengevels van toekomstige nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen berekend voor het prognosejaar 2020. De berekeningen zijn uitgevoerd met het softwareprogramma SRM I versie 1.40 van DGMR. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 1. Voor de berekeningen is voor de betreffende wegen uitgegaan van de verkeersgegevens zoals weergegeven in tabel 4.1.

Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder

Op alle geluidsbelastingen die voor wegen in deze ruimtelijke onderbouwing zijn vermeld, is conform artikel 110g van de Wgh een aftrek van 5 dB toegepast indien de wettelijke snelheid minder dan 70 km/h bedraagt en 2 dB indien de snelheid 70 km/h of meer bedraagt.

Dosismaat

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Gezoneerde en niet-gezoneerde wegen

De ontwikkeling is gelegen binnen de geluidszones van de gezoneerde wegen Kanaaldijk, Kerkstraat en Geul. Deze wegen zijn binnenstedelijk gelegen, hebben twee rijstroken en derhalve een geluidszone van 200 m. De overige omliggende wegen waaronder de Wetstraat, Kanaalstraat, President Steynstraat, President Krugerstraat, Koningsplein, Willemsplein, Braamstraat, Helmstraat en Sam Vlessinghof zijn op basis van een snelheidsregime van 30 km/h niet gezoneerd ingevolge de Wgh.

Nieuwe woningen

Binnen dit bestemmingsplan worden nieuwe woningen gerealiseerd. In totaal worden ongeveer 129 nieuwe woningen voorzien binnen het plangebied.

Resultaten

Hierna worden per akoestische situatie de resultaten en conclusies behandeld. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 1.

Gezoneerde wegen

De afstand van het plangebied tot de Kerkstraat en de Geul bedraagt meer dan 100 m waarbij sprake is van een tussengelegen gebied met meerdere rijen afschermende bebouwing. Vanwege de afstand en de aanwezigheid van een vrijwel volledige afscherming door tussengelegen bebouwing en daarnaast een verdiepte ligging van de Geul met naastgelegen geluidsafschermende voorzieningen, zal de geluidsbelasting als gevolg van deze wegen lager zijn dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor deze wegen zijn dan ook geen geluidsberekeningen uitgevoerd.

De hoogst berekende geluidsbelasting aan de gevels van de geluidsgevoelige bestemmingen voor de gezoneerde Kanaaldijk zijn opgenomen in tabel 4.3.

Tabel 4.3 Geluidsbelasting gezoneerde wegen

Bron 48 dB contour (uit wegas)1) Maximale geluidsbelasting
Kanaaldijk 65 meter 48 dB

1) Geluidcontour zonder afschermende werking

Ten gevolge van het verkeer op de Kanaaldijk bedraagt de maximale geluidsbelasting 48 dB. De afstand uit de wegas van de Kanaaldijk tot de nieuwe bebouwing bedraagt circa 65 m. Derhalve wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. Voor de gezoneerde wegen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder.

Niet gezoneerde wegen

In tabel 4.4 zijn de resultaten van de berekeningen van de geluidsbelasting aan de gevel van de nieuwe woningen gelegen langs de verschillende 30 km/h-wegen opgenomen.

Tabel 4.4 Geluidsbelasting gedezoneerde wegen

Bron Maximale geluidsbelasting op woningen
Wetstraat 57 dB
Kanaalstraat 57 dB
President Steynstraat 54 dB
President Krugerstraat 54 dB
Koningsplein 54 dB
Willemsplein 53 dB
Sam Vlessinghof 51 dB
Braamstraat 47 dB
Helmstraat 47 dB

Gezien de beperkte overschrijding van de algemeen geldende voorkeursgrenswaarde van 48 dB langs President Steynstraat, President Krugerstraat, Koningsplein, Willemsplein en Sam Vlessinghof is de geluidsbelasting aan de gevels van de nieuwe woningen ten gevolge van de 30 km/h-wegen aanvaardbaar. De geluidsbelasting langs De Wetstraat en Kanaalstraat is met 57 dB relatief hoog, maar wordt nog steeds aanvaardbaar geacht aangezien verdergaande geluidsreducerende niet mogelijk of ongewenst zijn en de uiterste grenswaarde van 63 dB in binnenstedelijk gebied niet wordt overschreden. Tevens zullen aan de gevels van de woningen voldoende gevelmaatregelen worden getroffen teneinde een binnenniveau van 33 dB te garanderen conform het bouwbesluit. De geluidsbelasting voor de nieuwe woningen, ten gevolge van het verkeer op de Braamstraat en Helmstraat bedraagt 47 dB of minder en is daarmee relatief laag en kan als aanvaardbaar worden beschouwd aangezien de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden.

4.2 Milieu

4.2.1 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5 titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd). De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. In de ruimtelijke ordeningspraktijk zijn langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2)1) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10) 2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer per jaar meer dan 50 µ/m³ vanaf 11 juni 2011

1) De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m3 overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.

2) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Bij de vaststelling van ruimtelijke plannen en besluiten moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit. De ontwikkeling kan alleen worden toegestaan indien deze niet leidt tot een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.

Onderzoek

Het plan maakt de ontwikkeling mogelijk van 129 woningen verdeeld over vijf bouwblokken. Voorheen waren op deze locatie 125 woningen aanwezig. Aangezien er sprake is van een uitbreiding van 23 woningen heeft het plan een zeer beperkte verkeersaantrekkende werking. Het plan valt gezien de aard en de omvang onder één van de aangewezen categorieën uit het besluit NIBM. Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Wel wordt inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Met behulp van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) wordt inzicht gegeven in concentraties van NO2 en PM10 direct langs de nabij gelegen Kanaaldijk. In het prognosejaar 2011 bedraagt de jaargemiddelde concentratie NO2 indicatief 21,88 µg/m³, voor fijn stof geldt in dat jaar een indicatieve jaargemiddelde concentratie van 26,95 µg/m³.

Conclusie

De jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 direct langs de Kanaaldijk liggen ruim beneden de grenswaarden. Aangezien direct langs de Kanaaldijk wordt voldaan aan de grenswaarden, zal dit ook ter hoogte van het plangebied het geval zijn, concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen namelijk af naarmate de afstand tot de weg toeneemt. Geconcludeerd wordt dat vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in weg.

4.2.2 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen en besluiten wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde.

Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De norm voor het groepsrisico bestaat uit een oriënterende waarde.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van ruimtelijke plannen moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen is aangesloten ij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand uit de oude circulaires zijn vervangen door een grenswaarde voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het groepsrisico. In enkele situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR:

  1. 1. het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is;
  2. 2. het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde;
  3. 3. het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.

Onderzoek

Inrichtingen

Lpg-tankstation Hammerstein

Aan de Dokweg bevinden zich een het Shell tankstation Hammerstein waar verkoop van lpg plaatsvindt. De kortste afstand tot het plangebied bedraagt circa 330 m zodat er het plangebied ruim buiten de PR 10-6-contour en het invloedsgebied voor het GR van het lpg-tankstation is gelegen.

Sluizencomplex IJmuiden

Verder vindt binnen het sluizencomplex IJmuiden, op een afstand van circa 850 m van het plangebied, de opslag van propaan in een bovengrondse tank plaats met een capaciteit van 18.000 liter. Vanwege de omvang van de opslag is op deze activiteit het Bevi van toepassing. De PR 10-6-contour bedraagt 145 m. Het invloedsgebied voor het GR en de hoogte van het GR zijn onbekend omdat er geen QRA beschikbaar is. Gezien de lage personendichtheid in de omgeving van de tank zal er geen sprake zijn van een GR. Gelet op de afstand tot het plangebied zal het invloedsgebied voor het GR tevens niet reiken tot in het plangebied.

Ten noorden van het plangebied, aan de overzijde van het Noordzeekanaal, is het bedrijventerrein van Tata Steel gelegen. Op dit terrein zijn twee inrichtingen gelegen die vallen onder de werking van het Bevi: Linde Gas Benelux BV en Tata Steel BV. Beide inrichtingen beschikken over een veiligheidsrapportage die moet worden opgesteld in het kader van de milieuvergunning. Aan de hand van deze veiligheidsrapportages kan worden getoetst of het plan voldoet aan de normen voor het PR en het GR in de omgeving van beide inrichtingen. Deze veiligheidsrapportages moeten jaarlijks worden geactualiseerd. Dit heet tot gevolg dat risicoafstanden en effectafstanden per jaar kunnen verschillen vanwege voortschrijdend inzicht of vanwege de aanpassing van rekenprogramma's. De veiligheidsrapportages waarop de onderbouwing in dit bestemmingsplan is gebaseerd betreffen de rapportages die openbaar zijn gemaakt door de beide bedrijven en het bevoegd gezag.

Tot voorheen op industrieterrein IJmond was ook een inrichting van DSM Agro aanwezig maar de activiteiten binnen deze inrichting zijn door DSM per 1 januari 2010 beëindigd.

Linde Gas Benelux BV

Uit het veiligheidsrapport van Linde Gas (Kwantitatieve Risicoanalyse Linde Gas IJmuiden, revisie B.00, 27 februari 2009) blijkt dat de PR 10-6-contouren rond de installaties gedeeltelijk buiten het bedrijfsterrein zijn gelegen. De PR 10-6-contouren reiken echter niet tot in het plangebied. Het scenario waarin sprake is van het vrijkomen van een stikstofwolk als gevolg van een calamiteit bij de opslagtanks geeft de grootste 1% letaliteitsafstand. Deze afstand bedraagt 1.480 m. Binnen deze afstand bevinden zich diverse fabrieken van Tata Steel BV en één woning aan de Zeestraat. Het plangebied is niet binnen de 1% letaliteitsafstand van Linde Gas Benelux BV gelegen. De externe veiligheidsrisico's van de inrichting van Linde Gas en de effecten ingeval van een calamiteit zijn daarom niet relevant voor het voorliggende bestemmingsplan.

Tata Steel BV

Uit het veiligheidsrapport (Corus Staal BV, Veiligheidsrapportage inrichting Corus Staal BV, locatie IJmuiden, VR-deel III- alg.- 09-05.03, rev. 3,0, december 2009) van Tata Steel BV blijkt dat de PR 10-6-contouren voor installaties van Tata Steel op een drietal locaties buiten het bedrijfsterrein zijn gelegen. De PR 10-6-contouren reiken echter niet tot het plangebied, zodat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde voor het PR. In het veiligheidsrapport is een GR-berekening uitgevoerd voor het gebied binnen de PR 10-8-contour die op enkele locaties buiten het bedrijfsterrein is gelegen. Uit de berekening volgt dat het GR ruim beneden de oriënterende waarde is gelegen. De PR 10-8-contour reikt niet tot in het plangebied.

Het scenario waarin hoogovengas vrijkomt uit het hoogovengassysteem waardoor sprake is van een toxische wolk, geeft de grootste schade effectafstand. De 1%-letaliteitscontour die behoort bij dat ongevalscenario bedraagt 1.700 m. Aangezien de afstand tot het hoogovengassysteem (bestaande uit gasreinigingsinstallaties en een distributienet) circa 1.600 m bedraagt is het plangebied deels binnen het de 1%-letaliteitsafstand van Tata Steel gelegen. Gelet op de afstand tot het plangebied is een beknopte verantwoording van het GR opgesteld.

Buisleidingen

Ten zuiden van het plangebied, parallel aan de Dokweg/Kromhoutstraat is een buisleiding voor het transport van ruwe olie gelegen (K1-categorie) die wordt beheerd door Chevron. De leiding heeft een maximale werkdruk van 142,5 bar en een diameter van 20,00". De kortste afstand tot het plangebied bedraagt circa 200 m. Uit informatie van de provinciale risicokaart blijkt dat voor deze leiding een PR 10-6-contour van 30 m geldt. Deze afstand volgt ook uit de publicatie (RIVM, Risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3, augustus 2008) van het RIVM. Op grond van deze publicatie is het invloedsgebied enkele meters meer dan de PR 10-6-contour. Uit de risicokaart blijkt tevens dat de 1%-letaliteitafstand 44 m bedraagt. De externe veiligheidsrisico's van de buisleiding zijn daarom niet relevant voor het bestemmingsplan.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over het Noordzeekanaal en binnen het sluizencomplex vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De afstand tot het sluizencomplex bedraagt circa 120 m. Het Noordzeekanaal en de buitenhavens zijn in de circulaire RVGS aangewezen als rode vaarroute. De PR 10-6-contour is bij deze vaarroutes niet buiten de oever gelegen. Het plangebied ligt niet binnen het plasbrandaandachtsgebied dat voor rode vaarroutes is bepaald op 40 m. Uit een recente rapportage van Arcadis (Arcadis, rapportage externe veiligheid bedrijventerrein Corus, 074729524:A, D01011.000351, concept, versie 0.1, 31 mei 2010) over externe veiligheid rond het Tata Steel terrein blijkt eveneens dat er vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Noordzeekanaal geen 10-6-contour voor het PR aanwezig is. Tevens ligt het GR ver onder de oriëntatiewaarde. Voor het transport op het Noordzeekanaal geldt dat weliswaar de meeste ongevallen in het sluizencomplex worden geregistreerd maar dat, als gevolg van de lage vaarsnelheid ter plaatse, deze ongevallen maximaal tot lichte schade aan het schip leiden. In de omgeving van het plangebied zijn verder geen transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig.

Verantwoording GR

Zelfredzaamheid

In het plangebied wordt de ontwikkeling van woningen mogelijk gemaakt waarbij ten opzichte van de huidige situatie sprake is van een toename van circa 25 woningen. In het plangebied worden geen functies mogelijk gemaakt waar verminderd of niet zelfredzame personen verblijven. De beoogde hoogbouw zal moeten voldoen aan de eisen uit het bouwbesluit ten aanzien van vluchtroutes. Het ontwerp zal worden beoordeeld door de brandweer. Gelet op de wegenstructuur zijn de aanwezige personen in staat om het gebied van de bron af te ontvluchten.

Bestrijdbaarheid

Het plangebied is goed bereikbaar voor hulpdiensten, zowel aan de noordzijde via de Kanaalstraat als de aan de zuidzijde via de Koningstraat/Bloemstraat.

Conclusie

Na uitvoering van het plan kan worden voldaan aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid, dit aspect staat de uitvoering van het plan niet in weg.

4.2.3 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

Ten aanzien van ontwikkelingen in het plan dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van milieugevoelige functies sprake is van een aanvaardbaar leef- en verblijfsklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009) waarin richtafstanden zijn opgenomen ten opzichte die van toepassing zijn op een rustige woonwijk. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Ten zuiden van het plangebied is het haventerrein van IJmuiden gelegen. De afstand tot de daar aanwezige bedrijven bedraagt circa 300 m. Omdat de beoogde woningen worden gerealiseerd op een locatie waar reeds woningbouw aanwezig is in de huidige situatie, en omdat er tussen het plangebied en het bedrijventerrein woningen zijn gelegen, vormt het plan geen belemmering voor de aanwezige bedrijven. Gelet op de afstand van circa 300 m is er ter hoogte van de woningen geen sprake van onaanvaardbare milieuhinder.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Ter plaatse van het de woningen in het plangebied zal sprake zijn van aan aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.2.4 Industrielawaai

Normstelling en beleid

Rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn of mogen worden gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken', wordt een geluidszone vastgesteld. Buiten deze geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Binnen de zone zijn woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting op de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk, in het algemeen tot 55 dB(A), wanneer blijkt dat het niet mogelijk is om met maatregelen de geluidsbelasting te reduceren.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone IJmond en grenst aan de 55 dB(A)-contour na sanering. Door de milieudienst IJmond is een akoestisch onderzoek (27 mei 2010, resultaten zie bijlage Onderzoek industrielawaai) uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege industrielawaai ter plaatse van de beoogde woningen. Dit onderzoek is ingevoegd in de bijlage. Uit dit onderzoek blijkt dat, vanwege de ligging in de nabijheid van het industrieterrein, op meerdere locaties in het plangebied de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai van 50 dB(A) wordt overschreden. Hiervoor dient een hogere waardenbesluit te worden genomen.

Op de gevels direct aan de Kanaalstraat wordt vanaf de tweede bouwlaag, de grenswaarde van 55 dB(A) overschreden. Om hier toch woningen mogelijk te maken moeten deze gevels worden uitgevoerd als zogenaamde dove gevels. Op de overige gevels in het plangebied wordt de geluidsbelasting niet hoger dan 55 dB(A). De aaneengesloten bebouwing aan de noordrand van het plangebied en de omliggende bebouwing zorgen voor voldoende geluidafscherming. Deze geluidafscherming is in de berekening van de geluidsbelastingen niet meegenomen.

Voor alle woningen in het plangebied dient in het kader van de Wet geluidhinder een hogere waarde van 55 dB(A) te worden vastgesteld. Dit is de geluidsbelasting die maximaal op de gevels van de nieuwe woningen op kan treden. De geluidsbelasting kan, afhankelijk van de geluidafscherming, plaatselijk lager zijn.

4.2.5 Schiphol

In de wet Luchtvaart en het luchthavenindelingsbesluit is het beleid ten aanzien van de ontwikkeling van luchthaven Schiphol geformuleerd. Het plangebied is gelegen buiten de beperkingengebieden die volgen uit het luchthavenindelingsbesluit. Deze beperkingen gelden vanwege externe veiligheid, geluid en vogelaantrekkende werking. Voor de ontwikkelingen in het plangebied gelden derhalve geen hoogtebeperkingen vanwege luchtvaart en radar. Geconcludeerd wordt dat het beleid en de regelgeving voor het luchtvaartterrein Schiphol niet van invloed is op de ontwikkelingen in het plangebied.

4.2.6 Bodem

Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functie wijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie.

Onderzoek en conclusie

Gezien het feit dat het plan enkel een woonfunctie mogelijk maakt en de gronden op basis van het vigerende bestemmingsplan reeds een woonbestemming hadden is er geen sprake van functieverandering. Onderzoek naar de bodemkwaliteit ten behoeven van de vaststelling van het bestemmingsplan kan derhalve achterwege blijven.

4.2.7 Kabels en leidingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen zoals rioolpersleidingen of waterleidingen gelegen. Er zijn geen hoogspanningslijnen of straalpaden in de omgeving van het plan. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.

4.2.8 Duurzaam bouwen

Normstelling en beleid

Klimaatakkoord gemeenten en Rijk 2007-2011

Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie. De gemeenten onderschrijven de ambities van het kabinet: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energiebesparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren wordt de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en in 2015 naar 0,4. Nu er afspraken zijn gemaakt over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie, zal er ook naartoe gewerkt moeten worden.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Velsen en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen lokaal beleid geformuleerd dat is vastgelegd in 'kwaliteit en duurzaam bouwen' en het milieubeleidsplan 2008-2012.

GPR Gebouw® 4

Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de Milieudienst IJmond en de gemeente het gebruik van GPR Gebouw® 4. GPR Gebouw® 4 is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Een score van 6.0 is representatief voor het wettelijke niveau van het Bouwbesluit. Dit instrument kijkt breder dan alleen energie. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. De kosten van het gebruik van GPR Gebouw® 4 worden gedragen door de Milieudienst IJmond. De ambitie van de gemeente is een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema's milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.

Onderzoek en conclusie

Overeenkomstig het beleid van de gemeente dient duurzaam te worden gebouwd. Het bouwplan biedt kansen om duurzaam te bouwen. Van belang is dat duurzaamheid/energiebesparing vroeg in het bouwproces wordt meegenomen en dat daarvoor in de realisatiefase budget beschikbaar wordt gesteld. De initiatiefnemer, Woningbedrijf Velsen, neemt standaard in haar bouwprogramma onderzoek naar warmte/koudeopslag mee. Het gebouw is dan, afhankelijk van de maatregelen, comfortabeler en in de gebruiksfase worden veelal besparingen bereikt. Bij de aanvraag voor een bouwvergunning zal tevens een GPR-berekening worden ingediend.

4.3 Ecologie

In de ecologieparagraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Voor de toetsing aan de Flora- en faunawet is het uitgebreide onderzoek beschreven in bijlage 3.

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan voorziet in de sloop van de bestaande woningen en de bouw van nieuwe woningen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1 soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten

Mogelijk zijn zwaar beschermde vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR), dan wel vogels met een vaste nestplaats (categorie 5) binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijf- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.

Uit veldonderzoek naar vleermuizen en vogels van het bedrijf Els & Linde B.V. blijkt dat er géén verblijfplaatsen van vleermuizen binnen het plangebied aanwezig zijn (zie bijlage 4). Om te onderzoeken of er sprake is van beschermde dieren, is in het najaar 2010 en voorjaar 2011 een veldinventarisatie van vleermuizen, gierzwaluw en huismus uitgevoerd. Geconstateerd is dat er géén verblijfplaatsen van vleermuizen binnen het plangebied aanwezig zijn. Evenmin zijn er verblijfplaatsen aangetroffen van gierzwaluw of huismus. Daarom zijn er geen voorwaarden vanuit beschermde soorten voor de herontwikkeling van het plangebied. Er is geen ontheffing of een verklaring van geen bedenkingen noodzakelijk.

4.4 Waterhuishouding

Inleiding

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van negatieve effecten die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk hebben op het duurzame waterbeheer. Hiertoe dient de waterbeheerder deze paragraaf goed te keuren alvorens het plan wordt vastgesteld. In het plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland verantwoordelijk voor het waterbeheer. Daarnaast is de gemeente Velsen verantwoordelijk voor de riolering. In bijlage 5 wordt ingegaan op de relevante beleidskaders, worden de huidige water relevante situatie en de effecten van de beoogde ontwikkelingen per water relevant aspect beschreven.

Conclusie

Met in achtneming van hetgeen opgenomen in bijlage 4, kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. Hiermee voldoen de ontwikkelingen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.

4.5 Archeologie

Regelgeving en beleid

Verdrag van Valletta

Als gevolg van het Verdrag van Valletta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de nieuwe Monumentenwet, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening 2000/2002, het Structuurschema Groene Ruimte 2, een brief van de Staatssecretaris van OC&W aan de Tweede Kamer van 17 april 2000, de herziene Monumentenwet 2006 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W.

Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Onderzoek

Vanwege de archeologische verwachtingswaarden ter plaatse van het plangebied is een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase uitgevoerd (zie bijlage 6).

Het bureau onderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied in een gebied met kustduinen gelegen heeft. Het reliëf is tijdens eerdere bouw- en/of graafwerkzaamheden in de tweede helft van de 20e eeuw geëgaliseerd ten behoeve van de woningbouw in het gebied. In de bodem kunnen mogelijk nog oude, overstoven bodemniveaus bewaard gebleven zijn, die gevormd zijn tijdens stilstandperioden in de verstuiving, waaronder zogenaamde oude(re) duin afzettingen gelegen zijn.

Eventuele vegetatie- en/of bewoningslagen bevinden zich niet binnen circa 4,5 m boven NAP. Aangezien het plangebied circa 7,5 tot 8,5 m boven NAP ligt, worden eventuele archeologische resten pas vanaf een diepte vanaf 3 m beneden maaiveld verwacht. De geplande bodemverstoringen zullen niet dieper reiken dan 4 m beneden maaiveld. Het booronderzoek heeft geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van begraven bodems met archeologische resten binnen een diepte van 4,0 m beneden maaiveld opgeleverd. Hierdoor geldt voor het hele plangebied een lage verwachting op het aantreffen van archeologische resten binnen een diepte van 4 m beneden maaiveld. De voorgenomen graaf- en bouwwerkzaamheden zullen naar verwachting geen bedreiging vormen.

Conclusie

Op basis van het bureau- en booronderzoek wordt geadviseerd het gehele plangebied vrij te geven indien de geplande bodemingrepen niet dieper dan 4 m beneden maaiveld reiken.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling bestaande uit de verbeelding en de planregels nader toegelicht. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in herstructurering van de President Steynstraat en omgeving. Op welke wijze de planopzet in de bestemmingsregeling concreet is verwerkt, wordt in de volgende paragraaf beschreven. In paragraaf 5.2 en 5.3 is een beschrijving gegeven van de wijze van bestemmen en is een toelichting gegeven op de verschillende regels.

5.1 Wijze Van Bestemmen

De planopzet zoals beschreven in hoofdstuk 3 is de basis voor de toegepaste bestemmingsplansystematiek. Ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en daadwerkelijke realisatie van de voorgenomen plannen ligt de keuze voor een gedetailleerde bestemmingslegging voor de hand. Echter, het college heeft in haar collegeprogramma de opdracht meegegeven om de mogelijkheden en beperkingen in bestemmingsplannen globaler vast te leggen. In dit bestemmingsplan is dat tot uitdrukking gekomen door parkeren en erven niet als aparte bestemming of aanduiding op te nemen (te regelen) maar beide functies in de bestemming Wonen mogelijk te maken zodat de functies vrij uitwisselbaar zijn. De woningblokken zijn opgenomen binnen de bestemming Wonen. Op de verbeelding zijn de maximale bouwhoogten opgenomen. Dat de goothoogte niet bepaald is ook een vorm van flexibel bestemmen dat past in de visie van het college. Naast de woonfunctie komen in het plangebied tevens de functies Verkeer, Groen en Maatschappelijk voor. Onder de bestemming Verkeer vallen wegen, trottoirs, openbare parkeerplaatsen en overig straatmeubilair. De bestemming Groen is opgenomen voor een openbare binnentuin in het hart van het noordelijke woningblok. De bestemming Maatschappelijk komt voor aan de oostzijde van de Helmstraat, waar een kerk is gevestigd.

In dit bestemmingsplan President Steynstraat te IJmuiden wordt gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan. De landelijke richtlijn SVBP is opgenomen in de Wro, die sinds 1 juli 2008 van kracht is. Per 1 januari 2010 geldt echter een SVBP-verplichting.

5.2 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Hoofdstuk 2 geeft de planregels behorende bij de in het plangebied voorkomende bestemmingen. Hoofdstuk 3 bevat de algemene, voor het gehele plangebied geldende, bepalingen en hoofdstuk 4 bevat tot slot de overgangsregels en slotregel. In deze paragraaf worden alle planregels kort nader toegelicht.

5.3 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.4 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De bestemming groen komt op twee plekken voor in het plangebied. Het betreft het Willemspark en het hart van het noordwestelijke woningblok. De bestemming is bedoeld om groen en speelvoorzieningen aan te brengen. Er mogen hier uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd.

Artikel 4 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk komt op één plek in het plangebied voor, namelijk aan de oostzijde van de Helmstraat en is expliciet bestemd voor de kerk die daar is gevestigd.

Artikel 5 Verkeer

Deze bestemming is gegeven aan de wegen, straten, paden en parkeervoorzieningen in het gebied. Gebouwen zijn op deze gronden niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen (zoals erkers en balkons) van de naastgelegen hoofdgebouwen.

Artikel 6 Wonen

De voornaamste functie in het plangebied is wonen.

De diepte van de woningen bedraagt ten hoogste de diepte opgenomen op de verbeelding door middel van een bouwvlak. De maximale bouwhoogte die aangehouden moet worden is tevens aangegeven op de verbeelding. Binnen de bestemming Wonen is een mogelijkheid opgenomen om een parkeervoorziening verdiept aan te leggen. Dit is aangeduid met de functieaanduiding parkeergarage. Tevens is ter hoogte van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeren' (sw-p) de mogelijkheid om een gebouwde parkeervoorziening op maaiveld te realiseren. Hier bovenop zijn terrassen voor de aangrenzende woningen toegestaan.

Een aantal gevels dient te zijn voorzien van een dove gevel, in verband met de overschrijding van de uiterste grenswaarden voor industrielawaai. Dit is aangegeven met de 'specifieke bouwaanduiding - dove gevels 1' [sba-dg1] en 'specifieke bouwaanduiding - dove gevels 2' [sba-dg2]. Ter plaatse van de aanduiding [sba-dg1] zijn dove gevels op de eerste verdieping en hoger noodzakelijk, terwijl dit ter plaatse van de aanduiding [sba-dg2] geldt voor de tweede verdieping en hoger.

Overeenkomstig de beleidsnotitie "aan huis gebonden beroepen" zijn binnen de bestemming Wonen de zogenaamde vrije beroepen toegestaan. Concrete voorbeelden van dergelijke vrije beroepen op basis van jurisprudentie zijn oa. Architect, accountant, advocaat, administratieconsulent, assurantiebemiddelaar, belastingconsultant, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huisarts, juridisch adviseur, logopedist, kunstenaar, makelaar O.G., medisch specialist, notaris, organisatieadviseur, raadgevend ingenieur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, therapeut, verloskundige en overige hiermee gelijk te stellen vrije- beroepen

Door middel van een omgevingsvergunning is de mogelijkheid opgenomen voor het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen. Dit zijn de beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten, die in een woning door de eigenaar/ bewoner van de woning zelf, worden uitgeoefend maar niet vallen onder de vrije beroepen en geen onevenredige hinder veroorzaken naar de omgeving (zoals ambachtelijke boekbinderij, ambachtelijke speelgoedmakerij, grafisch ontwerpers, kappers, kledingreparatie, kantoor of zakelijke dienstverlening, schoonheidsspecialisten etc.) De oppervlakte die gebruikt mag worden voor een beroep-aan-huis is aan een maximum gebonden.

5.5 Algemene Regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog steeds meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 8 Algemene bouwregels

De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden.

Artikel 9 Algemene ontheffingsregels

Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een algemene ontheffingsbevoegdheid opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de ontheffing.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

5.6 Overgangsrecht En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

Bouwwerken

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van bouwen neergelegd. Uitbreiding van de bebouwing is slechts mogelijk met ontheffing van burgemeester en wethouders.

Gebruik

De eerste drie leden van dit artikel betreffen de (reducerende) overgangsregels met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht krijgt. Hiervan is uitgezonderd strijdig gebruik dat al in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden. Dit sluit aan bij de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de raad van State waaruit blijkt dat, indien de gemeente strijdig gebruik gewraakt heeft, er geen beroep op het overgangsrecht mogelijk is.

Artikel 12 Slotregel

Het laatste artikel van de planregels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van de inspraakverordening van de gemeente Velsen zal het voorontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Gedurende deze periode worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om (mondeling of schriftelijk) zijn of haar reactie aan het college van burgemeester en wethouders bekend te maken. De ingediende inspraakreacties zullen te zijner tijd in dit hoofdstuk worden samengevat en van een beantwoording worden voorzien.

Community planning

Om draagvlak in de wijk te creëren en de bewoners zoveel mogelijk bij het planproces te betrekken, is in 2007 besloten het Community Planning in te zetten. Na het vaststellen van de uitgangspunten en randvoorwaarden, zijn alle bewoners uitgenodigd voor een ontwerpfestival op 21 juni 2008. In het kerkje aan de Helmstraat kregen de bewoners de gelegenheid mee te denken, te schetsen en te tekenen. De aanwezige stedenbouwkundige Robert Jan Wijntjes is samen met de bewoners gaan schetsen.

Door stedenbouwkundige bureau HzA uit Hoorn zijn alle ideeën schetsen en tekeningen uitgewerkt tot een ontwerp stedenbouwkundige plan een beeldkwaliteitplan. Dit plan is op 25 juni 2008, vier dagen na het ontwerpfestival gepresenteerd aan de bewoners. Het ontwerp werd enthousiast ontvangen. Iedereen herkende wel iets van zijn inbreng vanuit de ontwerpsessies.

Na het afronden van de Community Planning zijn de architecten gekozen. Vier architecten hebben een presentatie gegeven. In gezamenlijk overleg met de gemeente Velsen, de Huurdersraad, de bewonerscommissie en Woningbedrijf Velsen, is gekozen voor de architecten Mulleners & Mulleners en Geusebroek Stefanova. Beiden uit Amsterdam. Zij hebben zich in december 2008 aan de bewoners gepresenteerd.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan voorziet in het realiseren van nieuwe woningen. Het woongebied waarvoor de ontwikkeling is voorzien, is in eigendom van het Woningbedrijf Velsen. Het plan wordt door het Woningbedrijf ontwikkeld. Ten behoeve van de ontwikkeling zal door betrokken partijen een overeenkomst worden gesloten op basis van een op te stellen exploitatieopzet. Hierdoor zal het vaststellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet nodig zijn, omdat de kosten anderszins zijn verzekerd.

Bijlage 1 Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 1 Onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 2 Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 2 Onderzoek industrielawaai

Bijlage 3 Onderzoek Flora En Fauna

Ecologie

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, tuinen en bomen.

Beoogde ontwikkelingen

In het plangebied worden de bestaande woningen gesloopt en er komen nieuwe woningen voor terug. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • sloopwerkzaamheden;
  • verwijderen beplanting en bomen;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

  • nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd.
  • nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep.
  • nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingreep. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002, en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.

Planten

Op basis van bekende verspreidingsgegevens en de aanwezige biotopen kan worden gesteld dat het plangebied geen bijzondere of beschermde soorten herbergt.

Vogels

In het opgaand groen binnen het plangebied, kunnen algemeen voorkomende vogelsoorten als pimpelmees, koolmees, staartmees, roodborst en ekster hun leefgebied hebben. De bebouwing biedt mogelijk ook nestgelegenheid aan vogelsoorten als huismus, kauw en spreeuw. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai.

Zoogdieren

De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) laat zien dat in de omgeving van het plangebied soorten als mol, egel en veldmuis voorkomen. Gezien de voorkomende biotopen, hebben alle genoemde soorten een verblijfplaats in het plangebied. De in het plangebied aanwezige gebouwen en bomen zijn mogelijk geschikt als vaste verblijfplaats voor vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. De tuinen zijn mogelijk onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen.

Amfibieën

Gezien de voorkomende biotopen zijn algemene soorten als bruine kikker, groene kikker en gewone pad te verwachten in het plangebied. Zwaar beschermde amfibieën zijn gezien de voorkomende biotopen en verspreidingsgegevens niet te verwachten in of nabij het plangebied.

Overige soorten

Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde vissen, reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel B3.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel B3.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ontheffingsregeling Ffw
Tabel 1 tabel 2 tabel 3 vogels
Bijlage 1 AMvB Bijlage IV HR Cat. 1 t/m 4 Cat. 5
egel, mol en veldmuis

bruine kikker, groene kikker en gewone pad
geen
geen alle vleermuizen

geen ekster
koolmees, pimpelmees, spreeuw, zwarte kraai, etc.

Toetsing

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het bestemmingsplan voorziet in de sloop en nieuwbouw van woningen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.

Mogelijk zijn zwaar beschermde vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR), dan wel vogels met een vaste nestplaats binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek moet worden vastgesteld) en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van EL&I bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.

Bijlage 4 Aanvullend Onderzoek Vleermuizen En Vogels

Bijlage 4 Aanvullend onderzoek vleermuizen en vogels

Bijlage 5 Waterhuishouding

Beleid duurzaam waterbeheer

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET) hebben en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren dat deze een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Nationaal Beleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

De Nationale Handreiking Watertoets 3 is in juli 2009 vastgesteld. Door de komst van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening klopte de informatie in handreiking 2 niet meer. Deze handreiking is, ten opzichte van de Handreiking Watertoets 2, aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de Wet ruimtelijke ordening (1 juli 2008) en het ontwerp Nationaal Waterplan. De Handreiking geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en beleidsafspraken.

Het Nationaal Waterplan 2010 is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetreactie op het advies van de Deltacommissie.

De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze wet heeft negen waterrelevante wetten samengevoegd (de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater, Wet Verontreiniging Zeewater, Grondwaterwet, Wet Droogmakerijen en Indijkingen, Wet op de Waterkering, Wet Beheer Rijkswaterstaatwerken, Wrakkenwet en Waterstaatswet). Daarnaast wordt de regeling waterbodems uit de Wet Bodembescherming opgenomen in de nieuwe Waterwet. Het wetsvoorstel regelt niet alles. Bepaalde onderwerpen dienen nader uitgewerkt te worden in onderliggende regelgeving: het Waterbesluit (algemene maatregel van bestuur), de Waterregeling (een ministeriële regeling) of in de verordeningen van waterschappen en provincies.

Provinciaal beleid

In het provinciale Waterhuishoudingsplan Noord-Holland 2006-2010 'bewust omgaan met water' is uitgewerkt dat inwoners en bedrijven te allen tijde optimaal beschermd zijn tegen overstromingen en wateroverlast. Uiterlijk in 2015 moet het watersysteem op orde zijn zodat het in staat is om de neerslaghoeveelheden op te vangen, daarbij mag de waterkwaliteit niet meer verslechteren. Het plan beschrijft op hoofdlijnen de eisen die de functies van oppervlaktewater en grondgebruiksfuncties stellen aan het waterbeheer.

Dit jaar is de inspraakprocedure van het provinciaal waterplan 2010-2015 in gang gezet. Dit waterplan biedt waterbeheerders in Noord-Holland een ondersteuning en versterking bij en van de uitvoering van het waterbeleid.

Beleid waterbeheerder

In het Waterbeheersplan 2006-2009 'Waterwerk Rijnland' zijn de beleidsspeerpunten: de realisatie van duurzaam stedelijk waterbeheer; het realiseren van een veilig watersysteem met goed functionerende waterkeringen; het voorkomen van afwenteling van knelpunten; het realiseren van meer zelfvoorzienende watersystemen (geen wateroverlast en -tekorten); realiseren van robuust en biologisch gezond water en het versterken van de relatie met de ruimtelijke planvorming, onder meer door te participeren in stedelijke waterplannen.

Op dit moment is het Hoogheemraadschap bezig met het opstellen van het waterbeheersplan 2010-2015. Hierin is onder andere opgenomen dat Rijnland samenwerkt met belangenorganisaties om de gestelde doelen voor 2015 te halen. De zogenaamde prioritaire waterlichamen (zie Nota schoon water Rijnland) worden als eerst aangepakt. Voor de andere waterlichamen geldt een realisatietermijn van 2021 met de uitdaging om via 'werk met werk maken' de maatregelen eerder uit te voeren.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied ligt rondom de President Steynstraat, in het hart van de wijk Oud-IJmuiden, tussen het Noordzeekanaal en de spoorlijn.

Bodem en grondwater

Het gebied op een oorspronkelijke duin en de ondergrond bestaat uit zandgrond. Het maaiveld ligt tussen 7,9 m +NAP en 9,1 m NAP en de grondwaterspiegel ligt op meer dan 3 m onder het maaiveld. Ten zuiden van IJmuiden is de grondwateronttrekking ten behoeve van drinkwaterbereiding in 2002 beëindigd. Het gebied ten zuiden van IJmuiden maakt geen deel (meer) uit van het grondwaterbeschermingsgebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt op een oorspronkelijke duin en het maaiveld ligt hoger dan de waterkerende kruinlijn.

Waterkwantiteit

Ten noorden van het plangebied ligt het Noordzeekanaal en ten westen de Vissershaven. Het plangebied is grotendeels verhard, er is geen oppervlakte water aanwezig en het Hoogheemraadschap heeft geen wateropgave voor IJmuiden berekend.

Waterkwaliteit en ecologie

In IJmuiden zijn geen KRW-wateren. Voor het duingebied ten zuiden van IJmuiden zijn de KRW-doelstellingen wel van toepassing. Aan het duingebied zijn tevens Natura 2000 en TOP-functies toegekend. Het hemelwater in IJmuiden wordt niet afgevoerd naar het Noordzeekanaal, maar geïnfiltreerd in de bodem en heeft geen directe invloed op het zuidelijke duingebied.

Afvalwater en riolering

De huidige bebouwing is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.

Beheer en onderhoud

Er zijn geen watergangen in het plangebied.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het woningbedrijf Velsen heeft aangegeven de woningblokken in het kader van de herstructurering te willen slopen en hiervoor in de plaats nieuwe woonhuizen en appartementen te realiseren.

Bodem en grondwater

De bodem is uitermate geschikt voor infiltratie van het hemelwater afkomstig van de daken en het straatoppervlak. Hoewel het effect gering is, heeft bodeminfiltratie van zoet hemelwater een gunstig effect op de zoetwaterbel in de ondergrond en daarmee tevens de doelstellingen van het duingebied ten zuiden van IJmuiden. In het plangebied worden er geen grondwateronttrekkingen voorzien.

Veiligheid en waterkering

Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die gevolgen hebben voor de waterveiligheid in de omgeving.

Waterkwantiteit

Doordat het hemelwater afkomstig van de daken en het straatoppervlak geïnfiltreerd wordt in de bodem en IJmuiden geen wateropgave heeft, is er geen watercompensatie benodigd.

Waterkwaliteit en ecologie

Bij alle bouwactiviteiten dient gebruikgemaakt te worden van duurzame bouwmaterialen (dus geen zink, koper, lood en PAK's-houdende materialen) die niet uitlogen, of worden de bouwmaterialen voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan.

Afvalwater en riolering

Conform de Leidraad Riolering West-Nederland en de vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen. Het hemelwater afkomstig van de daken en het straatoppervlak wordt afgekoppeld en geïnfiltreerd in de bodem. Op deze manier wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie.

Beheer en onderhoud

Vanwege beheer en onderhoud is de gemeente geen voorstander van grindbakken of lavakoffers als infiltratievoorziening. In IJmuiden heeft het woningbedrijf in samenwerking met de gemeente ervaring opgedaan met de aanleg van infiltratieriolen (zie masterplan Zeewijk) en het onderhoud ervan. Ook (groen ingerichte) wadi's zijn onderhoudsvriendelijk. Voor de beoogde ontwikkelingen is geen watervergunning nodig.

Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 6 Archeologisch onderzoek