Santpoort-Noord
Bestemmingsplan - gemeente Velsen
Vastgesteld op 20-07-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Santpoort-Noord met identificatienummer NL.IMRO.0453.BP1500SANTPOORTNO1-R001 van de gemeente Velsen;
1.2 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.3 aan huis gebonden bedrijf
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.4 aan huis gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 afhaalpunt e-commerce
locatie uitsluitend bedoeld voor opslag en distributie van artikelen, totstandgekomen na aan- en/of verkoop via internet en zonder rechtstreekse verkoop of productadvisering via winkel, showroom of etalage;
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
1.10 achtererfgebied
erf aan de achterkant en aan de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
1.12 agrarische bedrijfswoning
een woning, toegestaan en gelegen bij een als zodanig bestemd agrarisch bedrijf en/of gelegen binnen een agrarisch bouwvlak, opgericht ten behoeve van het bijbehorende agrarische bedrijf, bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.
1.13 agrarisch dienstverlenend bedrijf
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;
1.14 antennemast
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van het zenden en ontvangen van electromagnetische golven;
1.15 ballenvanger
vangnet voor ballen die buiten het speelterrein terecht zouden kunnen komen;
1.16 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.17 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtings- en verblijfaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;
1.18 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.19 bedrijfsvloeroppervlak
Het totale oppervlak welke ten dienste staat van de (commerciële) bedrijfsvoering, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten, terrassen en dergelijke;
1.20 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar vanwege de bedrijfsvoering van de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.21 begane grond
een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,0 m boven het peil ligt;
1.22 bergbezinkbassin
een rioleringssysteem voor het tijdelijk opslaan en laten bezinken van rioolwater;
1.23 beroepsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.24 beperkt kwetsbaar object
beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen
1.25 bestaande situatie
gebruik: de situatie zoals die ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan bestond;
bouwen: bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.26 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.27 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.28 BEVI
Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.29 beweiding
het laten grazen van paarden, koeien, geiten, schapen of andere dieren ten behoeve van het beheer van de graslanden;
1.30 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.31 bijgebouw
een op zichzelf staand (vrijstaand of aangebouwd) gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven;
1.32 bijzondere woonvoorzieningen
woonvoorziening anders dan ten behoeve van een huishouden;
1.33 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.34 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.35 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;
1.36 bouwperceel
een aangesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;
1.37 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.38 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.39 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.40 carport
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit maximaal 2 gesloten wanden, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk is vanaf de openbare weg;
1.41 cultuurhistorische waarde
de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling;
1.42 cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, zoals podiumkunsten en bioscopen, musea en toeristische attracties, muziek- en dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra feestzalenverhuur, met dien verstande dat seksinrichtingen hieronder niet worden verstaan;
1.43 dagrecreatieve voorzieningen
recreatie-elementen, zoals wandelparken, lig- en speelweiden, dierenweiden, trimbanen, recreatie te water, uitzichtheuvels, speelvijvers, picknickplaatsen;
1.44 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.45 dakkapel
uitbouw op een hellend dakvlak van, indien aan de voorzijde van de woning, maximaal 50% van de breedte van de woning of, indien de woning smaller is dan 5,6 meter maximaal 2,8 meter breed;
1.46 dakopbouw
een ondergeschikte bouwlaag van het hoofdgebouw;
1.47 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het ter plaatse verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.48 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.49 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, wasserette, schoonheidsinstituut, pedicure, belwinkel en internetcafé, met uitzondering van seksinrichtingen;
1.50 dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar vanwege de bedrijfsvoering van de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.51 dove gevel
een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.52 ecologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de samenhang van de in het gebied voorkomende organismen en hun leefmilieu;
1.53 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.54 erf
al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij het hoofdgebouw en dat feitelijk ingericht mag worden ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.55 erker
een uitgebouwd venster;
1.56 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.57 evenement
een georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;
1.58 gastouderopvang
kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van de Wet kinderopvang aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming of diens partner, bestaande in de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen in de woning waar de ouder of de gastouder zijn hoofdverblijf heeft;
1.59 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.60 geluidbelasting vanwege een industrieterrein
het geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats in Lden (day-evening-night), veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen op een industrieterrein;
1.61 geluidbelasting vanwege een spoorweg
het geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats in Lden (day-evening-night), veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.62 geluidbelasting vanwege het wegverkeer
het geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats in Lden (day-evening-night), veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.63 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies/object zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.64 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen die dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie (onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven) als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.65 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.66 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;
1.67 huishouden
een verzameling van één of meer personen die een gezamenlijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.
1.68 hogere waarde voor de geluidsbelasting
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.69 hoofdgebouw
Een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meerdere gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.70 hoogspanningsleiding
een ondergrondse leiding ten behoeve van het transport van elektrische energie met een elektrische spanning van minimaal 150kV;
1.71 hoogspanningsverbinding
een bovengrondse leiding ten behoeve van het transport van elektrische energie met een elektrische spanning van minimaal 150kV;
1.72 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en maaltijden, overwegend voor gebruik ter plaatse of voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening, waarbij verstaan wordt onder:
Horeca A
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1. Daghoreca:
bedrijven zoals een broodjeszaak; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; tearoom; traiteur;
2. Overige lichte horeca:
zoals een bistro; snackbar; shoarma/grillroom; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
3. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:
bedrijven genoemd onder 1 en 2 met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250m²;
restaurant met bezorg- en/ of afhaalservice (oa. pizza, chinees, drive-in);
4. Bedrijven welke bedrijfsmatig logies verstrekken (hotel/pension);
Horeca B
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor
aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
5. Algemeen:
zoals een bar; bierhuis; biljartcentrum/ snookercentrum; café; proeflokaal;
dansscholen;
Horeca C
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
6. Dancing; discotheek/muziekcafé; nachtclub; partycentrum;
1.73 kampeermiddel
a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.74 kampeerterrein
een terrein met daarbij behorende voorzieningen, ter beschikking gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
1.75 kamerverhuur
de (gedeeltelijke) verhuur van een woning of woongebouw via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet;
1.76 kantine
een onderdeel van een gebouw waar tegen beperkte vergoeding dranken en etenswaren worden verstrekt ten behoeve van de gebruikers van de hoofdfunctie;
1.77 kantoor
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie;
1.78 kelder
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,0 m boven het peil ligt;
1.79 kwetsbaar object
kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.80 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare –al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.81 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.82 manege
gebruiksgerichte paardenhouderij in dienst staande van derden voor het gebruik van paarden ten behoeve van recreatie en sport;
1.83 milieudeskundige
een (rechts)persoon die vanwege, de beschikbaarheid aan kennis opgedaan uit opleiding en ervaring, kan worden aangemerkt als deskundige op het gebied van milieuvraagstukken;
1.84 monument
een rijks/provinciaal/gemeentelijk monument zoals bedoeld in de Monumentenwet;
1.85 museum
een permanente instelling, toegankelijk voor publiek, die ten dienste staat van de samenleving en haar ontwikkeling, die de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verzamelt, bewaart, onderzoekt en tentoonstelt en hierover informatie verstrekt voor studie, educatie en recreatie;
1.86 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.87 nevenactiviteiten
activiteiten die ondergeschikt zijn aan de primair aan de gronden toegekende functie en die qua ruimtegebruik en omzet minder dan 40% uitmaken van de totale bedrijfsvoering;
1.88 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;
1.89 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.90 onderdoorgang
openbare langzaamverkeersverbinding die door een gebouw heen loopt;
1.91 ondergeschikte paardenhouderij
het houden van pensionpaarden op een agrarisch bedrijf, met een omvang van ten hoogste 49% van de totale bedrijfsvoering, uitgedrukt in NSO (Nederlandse Standaard Opbrengst);
1.92 overig bouwwerk
bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.93 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak of een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand
1.94 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.95 parkeernormenbeleid
Een door het college of de gemeenteraad vastgesteld beleidsstuk waarin de parkeernormen voor de gehele of voor een gedeelte van de gemeente zijn opgenomen.
1.96 perceel
een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt in gebruik.
1.97 plattelandswoning
een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden, en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf;
1.98 praktijkruimte
een (gedeelte van een) gebouw dat geschikt is of dient voor het uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied;
1.99 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.100 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.101 recreatieve bewoning
bewoning van een gebouw voor weekend- en/of verblijfsrecreatie waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.102 recreatiewoning
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor weekend- en/of verblijfsrecreatie en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.103 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.104 scheidingslijn
een lijn die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende hoogte- en bebouwingspercentages mogelijk zijn toegelaten;
1.105 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.106 short stay
het structureel aanbieden van een kamer, appartement of deel daarvan voor tijdelijk verblijf, niet per se zijnde aan een huishouden, voor een aaneensluitende periode van maximaal zes maanden.
1.107 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.108 stacaravan
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
1.109 standplaats
een vaste plaats, die gelegen is op of aan de weg of aan een openbaar water, ten behoeve van een mobiele verkoopinrichting, met een beperkt assortiment ten behoeve van detailhandel;
1.110 straatmeubilair
objecten in het openbare gebied zoals verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, vlaggenmasten, informatieborden, zitbanken, bloembakken, reclameborden, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten;
1.111 terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen worden genuttigd voor directe consumptie ter plaatse;
1.112 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.113 verblijfsrecreatieve voorzieningen
voorzieningen gericht op recreatief nachtverblijf, zoals standplaatsen, was- en toiletgebouwen en gebouwen ten behoeve van receptie, kantine en andere groepsruimten;
1.114 verdieping
de boven de begane grond gelegen bouwlagen;
1.115 verkoopvloeroppervlakte
een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op dit is dus de netto-vloeroppervlakte);
1.116 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels;
1.117 voorgevelrooilijn
de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan;
1.118 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting die acceptabel kan worden geacht op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.119 vrije beroepen
met name professionele dienstverleningen, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, die van oudsher wordt uitgeoefend in een woonhuis. Concrete voorbeelden van dergelijke vrije beroepen op basis van jurisprudentie zijn o.a. architect, accountant, advocaat, administratieconsulent, assurantiebemiddelaar, belastingconsultant, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huisarts, juridisch adviseur, logopedist, kunstenaar, makelaar O.G., medisch specialist, notaris, organisatieadviseur, raadgevend ingenieur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, therapeut, verloskundige en overige hiermee gelijk te stellen vrije beroepen;
1.120 waterpartijen
meren, sloten, rivieren, waterlopen en daaraan gelijk te stellen;
1.121 wellness
activiteiten ten behoeve van lichamelijke, sociale, emotionele, intellectuele en spirituele gezondheid van de mens;
1.122 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.123 wonen
huisvesten met vast karakter;
1.124 woning
gebouw of een gedeelte daarvan, bestaande uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.125 zakelijke dienstverlening
dienstverleningsfaciliteiten met winstoogmerk zonder milieubeperkingen;
1.126 zorgwoning
een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven. Verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan een afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 Bebouwingspercentage
een deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.3 De breedte en lengte of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;
2.4 De dakhelling
de hoek tussen van het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 De dakkapel
een uitstekend dakvenster in een hellend vlak van het hoofdgebouw, waarbij de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de vloer van de daar ondergelegen bouwlaag minimaal 0,8 m bedraagt en de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de goothoogte van de dakkapel maximaal 1,7 m bedraagt. De afstand die aanwezig dient te zijn tussen goothoogte, dakkapel en bouwhoogte van de woning bedraagt minimaal 1 rij dakpannen
De breedte van de dakkapel mag aan de voorzijde van het gebouw maximaal 2,8 m bedragen, waarbij de afstand tussen de dakkapel en het hart van de bouwmuur minimaal 1 m moet bedragen. Indien een woning breder is dan 5,6 m mag de breedte van de dakkapel maximaal 50% van de gevelbreedte bedragen, waarbij de afstand tussen de dakkapel en het hart van de bouwmuur minimaal 1,0 m moet bedragen.
Voor een dakkapel aan de zijkant van een gebouw gelden dezelfde regels als voor een dakkapel aan de voorzijde.
Aan de achterzijde bedraagt de afstand van dakkapel tot hart bouwmuur minimaal 0,5 m, voor de achterzijde geldt geen maximale breedte;
2.6 De goot- (of boeiboord)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, dakkapellen niet meegerekend;
2.7 De hoogte van bouwlagen
van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de vloer van de erboven liggende bouwlaag;
2.8 De hoogte van een boot
vanaf de waterspiegel tot aan het hoogste punt, ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels en antennes niet meegerekend;
2.9 De hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
2.10 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.11 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.12 De inwendige nokhoogte
van de bovenkant van de zoldervloer tot het hoogste punt van de binnenkant van de nok;
2.13 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.14 De verdiepingshoogte
van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de verdieping;
2.15 Het peil
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. voor een bouwwerk in of op het water:het Nieuw Amsterdams Peil;
2.16 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
- a. een agrarisch bedrijf
- b. behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden;
Ter plaatse van de aanduiding:
- c. 'evenemententerrein', tevens het houden van evenementen;
met de daarbij behorende:
- d. beweiding;
- e. waterpartijen en watergangen;
- f. wegen, paden en parkeerplaatsen;
- g. nutsvoorzieningen;
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot en met maximaal categorie B welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging;
ter plaatse van de aanduiding:
- b. 'verkooppunt motorbrandstoffen', tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg toegestaan;
met de daarbij behorende:
- c. groenvoorzieningen;
- d. waterpartijen;
- e. wegen, paden en parkeerplaatsen;
- f. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in de volgende gevallen:
- a. om bedrijven toe te laten in één milieucategorie hoger voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze) geacht kan worden te behoren tot de in artikel 4.1 genoemde milieucategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren in de in artikel 4.1 genoemde milieucategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
Artikel 5 Centrum - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, uitsluitend op verdiepingsniveau, waarbij het aantal woningen niet mag toenemen;
- b. detailhandel;
- c. dienstverlening met baliefunctie;
ter plaatse van de aanduiding;
- d. 'horeca', horeca tot en met categorie 2;
- e. 'supermarkt, een supermarkt;
met de daarbij behorende:
- f. groenvoorzieningen;
- g. waterpartijen;
- h. wegen, paden en parkeerplaatsen;
- i. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
5.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigingen in die zin dat zij op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd zijn om de nadere aanduiding 'terras' toe te kennen om horecaterrassen toe te staan in erven, tuinen en achterpercelen bij vergunde horeca-inrichtingen. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is alleen mogelijk indien de toepassing van de regeling niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
- 1. de woonsituatie;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Een wijzigingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is, waaronder wordt begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de cultuurhistorische, de ecologische, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid.
Artikel 6 Centrum - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, uitsluitend op verdiepingsniveau, waarbij het aantal woningen niet mag toenemen tenzij anders aangeduid;
- b. detailhandel;
- c. dienstverlening met baliefunctie;
- d. horeca categorie 1;
ter plaatse van de aanduiding;
- e. 'wonen', is tevens wonen op de begane grond toegestaan;
- f. 'horeca' is tevens horeca tot en met de op de verbeelding aangegeven categorie toegestaan;
- g. 'onderdoorgang', tevens een onderdoorgang;
met de daarbij behorende:
- h. groenvoorzieningen;
- i. waterpartijen;
- j. wegen, paden en parkeerplaatsen;
- k. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
6.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigingen in die zin dat zij op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd zijn om de nadere aanduiding 'terras' toe te kennen om horecaterrassen toe te staan in erven, tuinen en achterpercelen bij vergunde horeca-inrichtingen. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is alleen mogelijk indien toepassing van de regeling niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
- 1. de woonsituatie;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Een wijzigingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is, waaronder wordt begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de cultuurhistorische, de ecologische, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid.
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, waarbij het aantal niet mag toenemen tenzij anders aangeduid;
- b. detailhandel;
- c. dienstverlening;
- d. cultuur en ontspanning;
- e. maatschappelijk;
- f. kantoren;
ter plaatse van de aanduiding;
- g. 'verkooppunt motorbrandstoffen', tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg toegestaan;
- h. 'bedrijf', bedrijven tot en met maximaal categorie A welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging;
- i. 'sport', tevens een sportschool;
- j. '-dh', geen detailhandel toegestaan;
met de daarbij behorende:
- k. groenvoorzieningen;
- l. waterpartijen;
- m. wegen, paden en parkeerplaatsen;
- n. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
7.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het toevoegen van woningen indien aangetoond is dat;
- a. voldaan wordt aan artikel 26 van dit bestemmingsplan;
- b. er dient een planschadeverhaalsovereenkomst met de gemeente gesloten te worden;
- c. de volgende maximalen gelden, zoals opgenomen in navolgende tabel:
Adres | Maximaal aantal woningen (incl. bestaand) |
Hagelingerweg 173-179 | 9 |
Hagelingerweg 181 | 5 |
Dahliastraat 8 | 3 |
Dahliastraat 12 | 2 |
Narcissenstraat 10-14 | 4 |
Narcissenstraat 18-24 | 4 |
Kerkweg 115 | 3 |
Kerkweg 26-30 | 1 |
Hoofdstraat 132 | 2 |
Frans Netscherlaan 4 | 8 |
Artikel 8 Groen - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen;
ter plaatse van de aanduiding:
- b. 'nutsvoorzieningen', tevens nutsvoorzieningen;
- c. 'speelterrein' tevens een speeltuin;
- d. 'skeelerbaan' tevens een skate- en skeelerbaan;
- e. 'jongerenontmoetingsplek' tevens eens jongerenontmoetingsplaats.
met de daarbij behorende:
- f. waterpartijen;
- g. paden en parkeerplaatsen;
- h. speelvoorzieningen zoals wipkip, klimrek, ballenvanger etc,;
- i. straatmeubilair
- j. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
Artikel 9 Groen - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen;
ter plaatse van de aanduiding:
- b. 'nutsvoorziening', tevens nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- c. waterpartijen;
- d. op- en toeritten, paden en parkeerplaatsen;
- e. speelvoorzieningen zoals wipkip, klimrek, ballenvanger etc,;
- f. straatmeubilair;
- g. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca tot en met de op de verbeelding aangegeven categorie;
ter plaatse van de aanduiding:
- b. 'terras', een terras bij de horeca-inrichting;
- c. 'wonen', wonen waarbij het aantal woningen niet mag toenemen;
met de daarbij behorende:
- d. groenvoorzieningen;
- e. waterpartijen;
- f. wegen, paden en parkeerplaatsen;
- g. nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
10.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het toestaan van een andere categorie horeca indien aangetoond is dat;
- a. het gebruik geen overmatige overlast voor de (woon-)omgeving oplevert;
- b. het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigingen in die zin dat zij op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd zijn om de nadere aanduiding 'terras' toe te kennen om horecaterrassen toe te staan in erven, tuinen en achterpercelen bij vergunde horeca-inrichtingen. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is alleen mogelijk indien de toepassing van de regeling niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
- 1. de woonsituatie;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Een wijzigingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is, waaronder wordt begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de cultuurhistorische, de ecologische, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een molen;
- b. het ambachtelijk vervaardigen van producten;
- c. detailhandel;
- d. horeca categorie 1;
met de daarbij behorende:
- e. groenvoorzieningen;
- f. waterpartijen en watergangen;
- g. wegen, paden en parkeerplaatsen;
- h. nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden
gelegen hoofdgebouwen; - b. erkers;
ter plaatse van de aanduiding:
- c. 'natuur en landschappelijke waarden' tevens voor behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden;
met de daarbij behorende:
- d. waterpartijen;
- e. wegen en paden;
- f. in- en uitritten.
12.2 Bouwregels
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. terrassen, mits grenzend aan een als zodanig bestemde of in afwijking van het bestemmingsplan vergunde horeca-inrichting;
- e. standplaatsen, voor de verkoop van kleine etenswaren, zoals vis, ijs, snacks en groenten en producten zoals bloemen en planten, voor zover zij voor vergunningverlening op basis van de APV in aanmerking komen;
ter plaatse van de aanduiding:
- f. 'garage', garageboxen;
- g. 'parkeerterrein', parkeerterreinen;
- h. 'detailhandel', een standplaats;
- i. 'tunnel', tunnels;
- j. 'railverkeer', spoorlijn;
met de daarbij behorende:
- k. speelvoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. waterpartijen en watergangen;
- n. nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
met de daarbij behorende:
- b. groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
Artikel 15 Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bestaande woningen ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van een aanduiding;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal wooneenheden' is samenvoeging van woningen toegestaan tot ten hoogste het op de verbeelding aangegeven minimale aantal woningen.
- c. 'maatschappelijk', tevens maatschappelijke voorzieningen;
- d. 'praktijkruimte', tevens een praktijkruimte;
met de daarbij behorende:
- e. tuinen en erven;
- f. groen, water en paden;
- g. aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
- h. afhaalpunt e-commerce;
- i. bed & breakfast.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
Artikel 16 Leiding - Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van waterleidingen.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Waarde - Archeologie
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud van de archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
17.3 Regels voor werken en werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Natuur
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - natuur (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de basisbestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. primair de instandhouding van de primaire waterkering waaronder de kernzone van de waterkering en de beschermingszone van de waterkering;
- b. secundair voor overige bestemmingen, voor zover op de verbeelding aangeduid;
Met de daarbij behorende:
- c. waterstaatwerken, zoals taluds, dijken en (onderhouds)wegen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde van waterbouwkundige aard, zoals duikers, keerwanden, walradarsystemen, beschoeiingen en kademuren en andere werken zoals hulpmiddelen voor verkeer te water.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene Bouwregels
21.1 Dakkapel
21.2 Overschrijding bouwgrenzen
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
22.1 Specifieke bouwaanduiding - monument
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' zijn de gronden tevens bestemd voor het behouden en/of herstel van de monumentale waarde van bebouwing. Op deze gronden is de Monumentenwet 1988 van toepassing.
22.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop - A
22.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop - B
22.4 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1
Wijzigingsgebied Hoofdstraat
Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1' zijn burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemmingen 'Centrum', 'Verkeer', 'Groen', 'Tuin' en 'Wonen', waarbij de volgende randvoorwaarden gelden:
- a. het aantal vierkante meters detailhandel mag niet toenemen;
- b. de hoogten mogen niet meer bedragen dan in onderstaande afbeelding;
- c. de rooilijnen dienen opgericht te worden zoals in onderstaande afbeelding;'
- d. het bouwpercentage mag niet meer bedragen dan 55% van het in onderstaande afbeelding rood gearceerde perceel;
- e. de ontsluiting dient plaats te vinden via de Hoofdstraat;
- f. het parkeren dient opgelost te worden op eigen terrein, conform de geldende parkeernorm;
Wijzigingsgebied 1 - Locatie Hoofdstraat
22.5 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2
Wijzigingsgebied Hagelingerweg 173
Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2' zijn burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemmingen 'Centrum', 'Verkeer', 'Groen', 'Tuin' en 'Wonen', waarbij de volgende randvoorwaarden gelden:
- a. de hoogten mogen niet meer bedragen dan in onderstaande afbeelding;
- b. de rooilijnen dienen opgericht te worden zoals in onderstaande afbeelding;
- c. de bebouwing richt zich met de voorgevel naar de Hagelingerweg;
- d. de ontsluiting dient plaats te vinden via de Hagelingerweg;
- e. het parkeren dient opgelost te worden op eigen terrein, conform de geldende parkeernormen;
- f. akoestisch onderzoek moet aantonen dat de maximaal toegestane geluidsbelasting op de gevels niet wordt overschreden.
Wijzigingsgebied 2 - Hagelingerweg 173
22.6 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 3
Wijzigingsgebied Kerkweg 26-28
Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 3 - 3' zijn burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer', waarbij de volgende voorwaarde geldt:
- a. Het aantal woningen bedraagt maximaal 3;
- b. De afmetingen van het bestaande pand worden gerespecteerd.
22.7 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 4
Wijzigingsgebied Fresiastraat
Ter plaatse van de aanduiding ' Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 4' zijn burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer', waarbij de volgende randvoorwaarden gelden:
- a. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 meter;
- b. de nokhoogte bedraagt maximaal 8 meter;
- c. per perceel mogen maximaal 2 woningen worden gerealiseerd;
- d. de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot een beperking van de bedrijfsactiviteiten van omliggende bedrijven;
- e. het parkeren moet worden opgelost op eigen terrein, volgens de geldende parkeernormen;
- f. akoestisch onderzoek moet aantonen dat de maximaal toegestane geluidbelasting op de gevels niet wordt overschreden.
22.8 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 5
Wijzigingsgebied plein Hoofdstraat - Broekbergenlaan- Hagelingerweg
Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 5' zijn burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen door toekenning van de aanduiding 'muziektent', waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- a. de maximale bouwhoogte van de muziektent bedraagt 4 meter;
- b. aan de oostzijde bepalen de bestaande bankwanden de buitenlijn van de muziektent. Deze lopen optisch door in vormgeving van de muziektent;
- c. aan de westzijde van de muziektent wordt rekening gehouden met een doorloopruimte van minimaal 1,5 meter tot de bomen;
- d. de muziektent oriënteert zich op het plein maar heeft ook doorzicht vanaf de openbare weg die er omheen loopt.
22.9 Overige zone - evenemententerrein
24.8.1 Overige zone - evenemententerrein
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- evenemententerrein' mogen - onverminderd het bepaalde in de regels per bestemming - evenementen worden gehouden. Hierbij gelden de volgende maxima:
Aantal per jaar | Bezoekers per dag | Dagen per evenement | Geluid* 9.00 - 21.00 | |
9 | 7000 | 3 | 75 dB(A) |
* het maximale toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming.
Per evenementendag is 1 dag opbouw en 1 dag afbouw toegestaan. Evenementen kunnen ook aaneengesloten achter elkaar worden gehouden, met een maximale lengte van 2 dagen. In dat geval is, ongeacht het aantal aaneengesloten evenementendagen, 1 dag opbouw en 1 dag afbouw toegestaan.
Aantal per jaar | Bezoekers per dag | Dagen per evenement | Geluid* 9.00 - 24.00 | |
2 | 9000 | 9 | 75 dB(A) |
* het maximale toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming.
Per evenementendag is 1 dag opbouw en 1 dag afbouw toegestaan. Evenementen kunnen ook aaneengesloten achter elkaar worden gehouden, met een maximale lengte van 9 dagen. In dat geval is, ongeacht het aantal aaneengesloten evenementendagen, 1 dag opbouw en 1 dag afbouw toegestaan.
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
23.1 Verboden
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels in dit bestemmingsplan.
23.2 Strijdig gebruik
Onder strijdige gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
- c. uitstalling-, opslag,- stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
- d. seksinrichting;
- e. het gebruik van erven, tuinen en achterpercelen ten behoeve van een terras;
- f. het opsplitsen van woningen in meerdere appartementen;
- g. het kamergewijs verhuren van een woning;
23.3 Afwijking
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 23.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat het verloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen, met ten hoogste 3,0 m worden overschreden en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft(laatste is facultatief);
Bij de beoordeling van een verzoek om een omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met eerder verleende omgevingsvergunningen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.
Artikel 25 Algemene Procedureregels
25.1 Beoordeling wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt, ter beoordeling van de toelaatbaarheid, een integrale belangenafweging plaats, waarbij onderstaande zaken aangetoond zijn:
- a. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische, waterhuishoudkundige, archeologische, ecologische en verkeerstechnische toelaatbaarheid;
Indien van toepassing dient gelijktijdig met de procedure voor de wijziging een procedure voor het vaststellen van hogere waarden voor de geluidsbelasting worden gevoerd.
Als de toelaatbaarheid in inpasbaarheid van het plan niet is aangetoond, is de wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing.
25.2 Nadere eis
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- a. een voorgenomen nadere eis wordt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis en via de gemeentelijke website ter inzage gelegd;
- b. burgemeester en wethouders maken voor de terinzagelegging het voornemen tot het nemen van een nader eis op de gebruikelijke wijze via het huis-aan-huisblad bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
Artikel 26 Overige Regels
Onverminderd het bepaalde in voorgaande artikelen dient worden te voldaan aan onderstaande regels.
26.1 Parkeren
Bij de bevoegdheid van college tot het verlenen van een vergunning waarbij dit bestemmingsplan als toetsingsgrond geldt is tevens het op het moment van indiening vigerende parkeernormenbeleid van toepassing. Indien niet wordt voldaan aan de in dit parkeernormenbeleid genoemde parkeernormen zal de vergunning worden geweigerd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 28 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Santpoort-Noord' met idn: NL.IMRO.0453.BP1500SANTPOORTNO1-R001
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Hoofdstuk 1 Inleiding
Santpoort-Noord is een dorp binnen de gemeente Velsen met circa 7.000 inwoners. Het vigerende bestemmingsplan is circa 16 jaar oud en is toe aan actualisatie. In dit eerste hoofdstuk wordt de aanleiding voor de actualisatie van het bestemmingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van het opnemen van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt. Verder wordt een opsomming van de vigerende bestemmingsplannen gegeven, die door het nieuwe bestemmingsplan worden vervangen.
1.1 Aanleiding
De directe aanleiding om voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen komt voort uit:
- de wens om het aantal bestemmingsplannen waaruit het plangebied is opgebouwd te reduceren tot één bestemmingsplan;
- het feit dat diverse vigerende bestemmingsplannen ouder zijn dan 10 jaar, waardoor deze op grond van de wet geactualiseerd moeten worden;
- de wens om de bestaande voorschriften en plankaarten te uniformeren en globaliseren zodat er een eenduidige juridische systematiek komt voor het hele plangebied.
1.2 Plangebied
Het gebied omvat de woonkern Santpoort-Noord en wordt begrensd door de Santpoortse Dreef aan de noord- en westkant, de N208 aan de oostkant en de Velserhooftlaan en Middenduinerweg aan de zuidzijde. Het gebied rond buurtcentrum Het Terras is onlangs al opgenomen in het bestemmingsplan De Leck en De Bergen en is daarom in dit bestemmingsplan niet meegenomen. Zie ook onderstaand kaartbeeld.
Afbeelding 1.2.1: plangebied
1.3 Doel
Het doel van het nieuwe bestemmingsplan is een planologisch kader op te stellen waarbinnen de nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden en invulling wordt gegeven aan het gebied.
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
Het nieuwe bestemmingsplan vervangt (delen van) onderstaande vigerende plannen.
Afbeelding 1.4.1: vigerende bestemmingsplannen
Volgnr. | Naam | Vastgesteld | Goedk. GS | Kroon/RvS |
8.5 | SANTPOORT-NOORD | 25-06-1998 | 09-02-1999 | 16-10-2000 |
8.6 | VLUGTHOVEN | 25-06-1998 | 09-02-1999 | 30-5-2000 |
8.6.1 | 1E PARTIELE HERZIENING VLUGTHOVEN | 04-09-2003 | 12-12-2003 | nvt |
10.3 | DUINGEBIED VELSEN | 21-09-2000 | 24-04-2001 | nvt |
11.0 | UITBREIDINGSPLAN AGRARISCH GEBIED WEST EN ZUID | 16-11-1960 | 28-11-1961 | 15-8-1964 |
11.3 | AGRARISCH GEBIED ZUID | 06-07-1989 | 20-02-1990 | 13-07-1991 |
13.0 | VELSERBROEK (1983) | 20-10-1983 | 31-07-1984 | 17-11-1987 |
13.01 | BEDRIJVENTERREIN VELSERBROEK | 13-12-2012 | nvt | 8-5-2013 |
13.03 | WIJZIGINGSPLAN BOUWMARKT VELSERBROEK | 25-02-2014 | nvt | nvt |
13.04 | WIJZIGINGSPLAN PWN VELSERBROEK | 28-01-2014 | nvt | nvt |
13.1 | VELSERBROEK 1E HERZIENING | 23-11-1995 | 28-02-1996 | nvt |
15.02 | CURACAOSTRAAT | 06-03-2014 | nvt | nvt |
16.00 | DE LECK EN DE BERGEN | 20-06-2013 | nvt | nvt |
Tabel 1.4.1: tabel vigerende bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis
Voor de 13de eeuw was er op de locatie van Santpoort-Noord sprake van incidentele bewoning. Vanaf de 13de eeuw is er zeker sprake van ononderbroken bewoning van dit gebied.
Santpoort-Noord is gelegen op de uitlopers van twee strandwallen. Het strandwallenlandschap en de binnenduinrand zijn bepalend voor de structuur van dit gebied. Het historische agrarische karakter van de omliggende gebieden heeft hier ook invloed op gehad. In de middeleeuwen was ter hoogte van Santpoort-Noord een belangrijke kruising van twee wegen. Rond deze kruising ontstond een buurtschap met veel herbergen.
Het agrarische karakter van het buurtschap is van de 16de tot de 18de eeuw gedeeltelijk veranderd door de vestigingen van linnen-, garen-, en kleerblekerijen. Het binnenduinrandgebied bleek wegens de gunstige natuurlijke omstandigheden uitermate geschikt voor deze industriële bedrijven. De lager gelegen weidegebieden 'In De Venen' zijn voormalige bleekvelden waarin de oorspronkelijke slootverkavelingen van de blekerijen gedeeltelijk bewaard zijn gebleven.
In de 17de, 18de en 19de eeuw zijn er vooral in Santpoort-Noord buitenplaatsen gebouwd c.q. aangelegd, die hier mede gekomen zijn in verband met het natuurschoon en de wildrijke duinen. Enkele huizen van deze buitenplaatsen resteren nog in de oude dorpskern (Schoonoord, het Zwitserse huis en Vlugthoven met bijbehorend koetshuis). Het park van de tegen de dorpskom gelegen buitenplaats en de voormalige blekerij Spaarnberg is nog behouden gebleven; het iets verder gelegen Duin en Kruidberg is zelfs compleet bewaard gebleven.
In de 19de eeuw is de bollenteelt op gang gekomen. De sporen hiervan in de vorm van sterk afgegraven gronden zijn met name aan de noordzijde van Santpoort-Noord heel goed waarneembaar.
De aanleg van de spoorlijn door Santpoort in 1865 heeft het gebied ontsloten en de ontwikkeling tot typische forensengemeenschap ingezet. Tot in de 20ste eeuw heeft in Santpoort het agrarische karakter de boventoon gevoerd. Tegenwoordig is Santpoort-Noord hoofdzakelijk een forensendorp.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Huidige Situatie
Het plangebied wordt gekenmerkt door met name woonbebouwing. Het centrum is geconcentreerd aan de Hoofdstraat. Santpoort-Noord wordt gesplitst door de aanwezigheid van de Hagelingerweg. Aan deze Hagelingerweg zijn ook veel voorzieningen aanwezig.
Afbeelding 3.1.1: globale functiekaart
3.1.1 Evenementen
Binnen het plangebied worden onderstaande jaarlijks terugkerende evenementen georganiseerd:
- Dorpsfeest Santpoort (diverse locaties)
- Santpoort Jazz
- Kerstmarkt Santpoort
- Koningsdag
- Santhappen
- IJsbaan
- Intocht Sinterklaas
- Pinksterjaarmarkt
Evenementen zijn positief bestemd in dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'evenementenzone'.
3.2 Nieuwe Ontwikkelingen
Bij de inventarisatie van het bestemmingsplan zijn diverse initiatieven ingediend. Enkele daarvan zullen worden opgenomen in dit bestemmingsplan. Hieronder worden deze ontwikkelingen beschreven.
Afbeelding 3.2.1.: overzicht ontwikkelingen
- 1. Naar aanleiding van de inventarisatie van initiatieven is een initiatief ontvangen betreffende het perceel aan het Dreefplantsoen 12. Men heeft verzocht om een volledige derde woonlaag toe te staan. De gemeente is bereid mee te werken aan een derde woonlaag maar staat deze enkel toe op één meter achter de voorgevel zodat het straatbeeld niet aangetast wordt.
- 2. De bewoners van de Wüstelaan 89 hebben verzocht om hun achterperceel als bebouwbaar erf te bestemmen en een carport toe te staan. Voor dit perceel zullen de normale bouwmogelijkheden opgenomen worden. Afhankelijk van het aantal vierkante meters aanwezige bebouwing is andere bebouwing mogelijk.
- 3. Er is verzocht de garage aan de Bickerlaan 32 twee meter naar voren te plaatsen. Gelet op de andere aanwezige garages in de straat is dit toegestaan in dit bestemmingsplan.
- 4. Aan de Marowijnestraat 22 is verzocht een deel van de tuin te mogen bebouwen. Dit is passend binnen de nieuwe systematiek van bestemmen en is daarom in dit bestemmingsplan toegestaan.
- 5. Men heeft verzocht op de locatie aan de Wüstelaan 92 meerdere woningen toe te staan. Hoewel de gemeente het voorstelbaar acht dat op deze locatie meerdere woningen worden toegestaan, heeft de eigenaar van het perceel via een zienswijze op het bestemmingsplan aangegeven geen medewerking te willen verlenen aan herontwikkeling van de locatie. Omdat de ontwikkeling daarmee niet realiseerbaar is, wordt het verzoek niet meegenomen in het vast te stellen bestemmingsplan. Daarmee vervalt tevens de noodzaak om deze locatie mee te nemen in dit bestemmingsplan. De locatie maakt daarom geen deel uit van het vast te stellen bestemmingsplan.
- 6. Bij Korenmolen De Zandhaas heeft men verzocht de bestaande vergunningen positief te bestemmen en de heg aan de voorzijde te verplaatsen. Dit is meegenomen in dit bestemmingsplan.
- 7. Aan de Hoofdstraat 170 - 172 is verzocht verdichting toe te staan. Zie paragraaf 3.2.1.3 Hoofdstraat - Terrasweg.
- 8. De eigenaren van de Hoofdstraat 189 hebben verzocht op het pand een kap te realiseren met daarin twee appartementen. Hiervoor is in het verleden al een omgevingsvergunning verleend en deze is daarom ook in dit bestemmingsplan meegenomen.
- 9. Aan de Kerkerinklaan 14 is verzocht een dakopbouw toe te staan. Gelet op reeds vergunde dakopbouwen wordt deze dakopbouw toegestaan in dit bestemmingsplan.
- 10. Het Sportcentrum Santpoort heeft verzocht de nimmer gerealiseerde maar wel verleende vergunning van de aerobiczaal mee te nemen en tevens andere functies toe te staan gericht op toekomstige verkoop. In dit bestemmingsplan wordt hier zorg voor gedragen. Publiekgerichte dienstverlening (niet zijnde horeca) en/of wonen zijn hier toegestaan.
- 11. Ter hoogte van de Rijksweg 262 is op verzoek van de bewoners het realiseren van een geluidswal toegestaan in dit bestemmingsplan.
3.2.1 Wijzigingsbevoegdheden
In het bp zijn voor onderstaande ontwikkelingen wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Ook is een tweetal wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan geschrapt. In deze paragraaf worden de wijzigingsbevoegdheden beschreven. In hoofdstuk 3 van de regels voorziet artikel 24 in de algemene aanduidingsregels Hieronder vallen ook de wijzigingsbevoegdheden. Er is een aantal wijzigingsbevoegdheden (voor o.a. de functies wonen, centrum, verkeer, groen en tuin) opgenomen. Deze zijn gekoppeld aan diverse wro-zones op de verbeelding. In de regels zijn de randvoorwaarden opgenomen waaronder functiewijziging mogelijk is.
Vanzelfsprekend kan toepassing van een wijzigingsbevoegdheid eerst worden toegepast als daarbij ook – naast het vervullen van de ruimtelijke randvoorwaarden - overeenstemming is met de desbetreffende eigena(a)r(en) van die percelen. In dat kader zal ook het aspect planschade geregeld moeten zijn. Ook kan sprake zijn van een ontwikkeling waarbij de gemeente kostenverhaal kan toepassen. In dat geval zal voorafgaand aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid een exploitatieplan of een anterieure overeenkomst afgesloten moeten zijn.
In de wijzigingsbevoegdheden is een aantal randvoorwaarden opgenomen. Indien deze vervult kunnen worden, kan in beginsel medewerking aan een in initiatief worden verleend. Bij de uitwerking van een concreet initiatief komen ook de eisen en wensen zoals geformuleerd in de planbeschrijving aan de orde. De stedenbouwkundige inpassing van een initiatief is bij de belangenafweging ook van belang. Hierbij wordt een toets uitgevoerd op de in de regels aangegeven eisen en wensen ten aanzien van de inpassing. Hierbij kan gedacht worden aan situering, afmetingen, ontsluiting, woningaantallen etc.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Inleiding
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan Santpoort-Noord zijn de vigerende bestemmingsplannen beschreven en is het relevante ruimtelijke beleid geanalyseerd om vast te stellen of daaruit randvoorwaarden voor dit bestemmingsplan voortkomen. Hiertoe is een onderscheid gemaakt tussen het Europees beleid, het rijksbeleid, het provinciale beleid en het beleid van de gemeente Velsen. Naast het ruimtelijk beleid is ook de wetgeving, onder meer op het gebied van veiligheid, milieu en flora en fauna, relevant voor het bestemmingsplan. Hier wordt nader op ingegaan in hoofdstuk 5.
4.2 Europees Beleid
Beslissingen over het grondgebruik in Nederland worden tot op zekere hoogte in Brussel genomen. Zoals alle andere lidstaten heeft Nederland immers beloofd de Europese wet- en regelgeving en richtlijnen volledig, nauwkeurig, bindend en tijdig te implementeren.
4.2.1 Natura 2000
De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. In 2002 zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn opgenomen in de Flora- en faunawet, die per 1 januari 2017 is opgegaan in de Wet natuurbescherming. In Velsen ligt een deel van het Nationaal Park Zuid-Kennemerland dat onderdeel uitmaakt van het Natura 2000-netwerk.
Afbeelding 4.2.1.1. Natura 2000 gebied.
Het Natura 2000 gebied is gelegen aan westzijde van Santpoort-Noord. Wanneer grootschalige ontwikkelingen worden toegestaan in Santpoort-Noord kan dit eventueel gevolgen hebben voor het Natura 2000-gebied. De enkele kleinere toegestane ontwikkelingen bieden geen aanleiding om aan te nemen dat deze zouden kunnen bijdragen aan de aantasting van het Natura 2000-gebied.
4.2.2 Kaderrichtlijn water
De Europese Kaderrichtlijn Water heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen. Ook de 'Blueprint to Safeguard Europe's water' heeft dit doel. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met deze Europese richtlijnen.
4.2.3 Milieubeleid
Het milieubeleid is één van de belangrijkste sectorale beleidsvelden die van invloed zijn op de ruimtelijke structuur en kwaliteit van de leefomgeving en inrichting van bestemmingsplannen. Diverse onderdelen van het Europees milieubeleid hebben een aanzienlijke ruimtelijke impact in Nederland. Voorbeelden zijn grenswaarden voor luchtkwaliteit (fijnstof en NO2), die gevolgen kunnen hebben voor woningbouw langs drukke wegen.
4.2.4 Verdrag van Malta
Het Verdrag van Valletta werd in januari 1992 ondertekend. Met dit verdrag, beter bekend als het Verdrag van Malta, wil de Raad van Europa het archeologische erfgoed in Europa beter beschermen.
Doelstelling van het verdrag is het bodemarchief zo veel mogelijk te behouden. Daarvoor dienen de belangen van de archeologie onderdeel uit te gaan maken van het ruimtelijke ordeningsproces. Immers, in de ruimtelijke ordening worden besluiten genomen die grote gevolgen kunnen hebben voor het bodemarchief. Daarnaast introduceert het verdrag een nieuw principe: de verstoorder betaalt, overeenkomstig het principe de vervuiler betaalt, zoals dat bij milieu geldt.
Na jarenlange discussie over de wijze van invoering van het verdrag in Nederland is de implementatie in 2007 een feit. Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. In de Wet is vastgelegd dat gemeenten bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen, of bij vrijstellingen op bestaande plannen, aan moeten geven welke archeologische waarden er in de bodem zitten en hoe de gemeente denkt daar mee om te gaan. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de aanwezige archeologische waarden onaangeroerd blijven oftewel behoud in situ.
In de uitvoering bij bouw-, aanleg- en sloopvergunningen kunnen gemeenten archeologische eisen stellen aan de aanvragers. Daarnaast stelt de wet dat archeologie een verplicht te onderzoeken aspect is in het kader van mer-plichtige bodemverstoringen. Daarbij gaat het om de ontwikkeling van grote uitvoeringswerken zoals dijkverzwaringen, wegen, grootschalige nieuwbouwprojecten etc. Tenslotte is in de wet opgenomen de verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij werken waarvoor een ontgrondingsvergunning nodig is.
Het Verdrag van Malta is verwerkt in de Provinciale Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie. Het gehele plangebied is gemarkeerd als een gebied met 'Archeologische verwachtingen'.
4.3 Rijksbeleid
4.3.1 Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB)
Het rijksbeleid ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet Luchtvaart die op 20 februari 2003 in werking is getreden (verder gewijzigde Wet Luchtvaart genoemd). De gewijzigde Wet Luchtvaart is gericht op het tot stand brengen van een wettelijke grondslag voor het nieuwe regime voor de luchthaven Schiphol. Deze wet vormt de grondslag voor twee uitvoeringsbesluiten: het Luchthavenverkeerbesluit en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB). Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen in overeenstemming te zijn met het LIB.
De ruimtelijke consequenties van de gewijzigde Wet Luchtvaart worden weergegeven in het LIB. In dit Besluit wordt een beperkingengebied aangegeven. Hierin worden beperkingengebieden ten aanzien van Schiphol weergegeven met betrekking tot externe veiligheid, geluidsbelasting, hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende werking. Santpoort-Noord valt buiten de contouren van Schiphol. Er gelden wel beperkingen met betrekking tot maximale toegestane hoogten van gebouwen;. Deze regelingen worden indirect opgenomen door geen bebouwing toe te staan die deze grenzen overschrijdt.
Afbeelding 4.3.1.1: ligging geluidscontouren Schiphol
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (zie paragraaf 4.3.2) wordt aangegeven dat Schiphol tot 2030 ruimte nodig heeft om uit te ontwikkelen. Derhalve is een 20 Ke-contour opgenomen. Het plangebied valt buiten deze contour.
4.3.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de SVIR ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen. De SVIR is in 2012 vastgesteld.
De regio is als volgt verbeeld in de Structuurvisie.
Afbeelding 4.3.2.1: SVIR - uitsnede uit verbeelding van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur
In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- de bereikbaarheid verbeteren;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden.
In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:
- a. Rijksvaarwegen;
- b. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- c. Kustfundament;
- d. Grote rivieren;
- e. Waddenzee en waddengebied;
- f. Defensie;
- g. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
- h. Elektriciteitsvoorziening;
- i. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
- j. Natuurnetwerk Nederland;
- k. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
- l. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
- m. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het voorliggende bestemmingsplan. De betreffende onderwerpen zijn namelijk niet aan de orde in of nabij het plangebied. Enkel het Natuurnetwerk Nederland kent doorwerking in het bestemmingsplan. Zie hiervoor paragraaf 4.4.2.
4.3.3 Ladder voor duurzame ontwikkeling
Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.
Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:
- er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
- indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
- indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
In het onderhavige bestemmingsplan is een aantal stedelijke ontwikkelingen opgenomen waarbij de ladder voor duurzame ontwikkeling relevant is. Meer hierover in paragraaf 3.2Nieuwe ontwikkelingen.
4.3.4 Nationaal Milieubeleidsplan 4
In 2001 verscheen de kabinetsnota 'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid',
beter bekend als het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4). In dit beleidsplan licht het
kabinet het te voeren milieubeleid toe. Voor het plangebied zijn vooral de thema's verstoring en verdroging van belang. Volgens het NMP4 moet het lukken binnen 30 jaar te zijn
overgestapt naar een duurzaam functionerende samenleving. Dan zijn wel ingrijpende
maatschappelijke (inter)nationale veranderingen en maatregelen nodig.
4.3.5 Nationaal Bestuursakkoord Water
Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) onderstrepen het rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord.
4.3.6 Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water.
4.3.7 Rijksbeleid met betrekking tot ecologie
In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Wet natuurbescherming. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de Wet natuurbescherming. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Vrijwel alle verantwoordelijkheden die uit deze wet voortvloeien liggen bij de provincies. Ruimtelijke plannen als bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In Hoofdstuk 5 Milieuaspecten wordt hier nader op ingegaan.
4.4 Provinciaal Beleid
4.4.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040
In 2010 is de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld door Provinciale Staten, welke op 28 september 2015 is geactualiseerd. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met verschillende ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien. De Provincie speelt in op actuele dilemma's door mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de Provincie Noord-Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de veranderingen in de bevolkingsontwikkeling op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied opwekken van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. Door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken.
4.4.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening
De Provinciale Ruimtelijke Verordening stelt regels waaraan bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan dienen te voldoen. Deze regels vloeien voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040. De structuurvisie en de bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening, zijn samen het inhoudelijke beleidskader van de provincie waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat de provincie regels voorschrijft over bestemmingen en het gebruik van gronden met een provinciaal belang.
Provinciale Staten hebben op 22 juli 2016 de provinciale ruimtelijke verordening opnieuw vastgesteld. Deze vaststelling betreft de geconsolideerde versie inclusief het beleid voor zonne-energie. De komende wijziging van de PRV die aanstaande is treedt naar verwachting op 1 maart 2017 in werking.
Voor Velsen zijn met name het bestaand bebouwd gebied (de voormalige rode contouren), de Rijksbufferzone Amsterdam-Haarlem (heeft in de SVIR geen status meer) en de reservering voor een nieuw haventerrein van belang.
Afbeelding 4.4.2.1: EHS - uitsnede uit Provinciale Ruimtelijke Verordening
De ligging van de provinciale Ecologische Hoofd Structuur (EHS) is in 2015 geactualiseerd. Het plangebied is niet aangewezen als EHS. Aan de westzijde overlapt de EHS met het Natura 2000 gebied. Aan zowel de noord- en zuidzijde van het plangebied ligt een EHS verbindingszone. Waar deze door het plangebied loopt zal een specifieke bestemming worden opgenomen.
4.4.3 Leidraad landschap en cultuurhistorie
Provinciale Staten hebben in juni 2010 de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. In dit beleidskader is door de provincie aangegeven welke landschappelijke en cultuurhistorische elementen overwogen moeten worden bij (ruimtelijke) ontwikkelingen en uitgangspunt kunnen zijn voor plannen. De ontwikkelingsgerichte benadering is het uitgangspunt van het beleid: behoud door ontwikkeling.
In de Leidraad wordt ingegaan op de kernkwaliteiten die gelden als basis voor de ruimtelijke kwaliteit van het landschap van Noord-Holland. De provincie onderscheidt achtereenvolgens:
- aardkundige waarden: deze worden onderverdeeld in 'aardkundige monumenten' (beschermd door middel van de Provinciale Milieuverordening) en 'bijzondere aardkundige waarden' (beleid opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie, zie ook paragraaf 4.4.1);
- archeologische waarden;
- tijdsdiepte: er moet zorgvuldig omgegaan worden met de bestaande (historische) kenmerken van het landschap. De provincie Noord-Holland wil dat de gelaagdheid van het landschap wordt meegenomen bij ruimtelijke ontwikkeling;
- historische structuurlijnen: er dient bij nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk rekening te worden gehouden met de verkavelingsstructuren van het oorspronkelijke landschap.
- cultuurhistorische objecten;
- openheid: waarbij thema's zoals verrommeling en verstedelijking een rol spelen, behoud van grootschalige open gebieden;
- stilte;
- donkerte;
- dorps-DNA: de specifieke eigenheid en identiteit van dorpen behouden. Het grondgebied van de provincie Noord-Holland is in de Leidraad ingedeeld in verschillende landschapstypen.
Voor Santpoort-Noord zijn de archeologische waarden van belang. Op grote delen van het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gelegd om deze waarden te beschermen.
4.4.4 Provinciaal milieubeleidsplan
In het Provinciaal Milieubeleidsplan staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn.
Het biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen.
Voor de provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen.
Milieubeleidsplan 2015-2018
De provincie heeft in het Milieubeleidsplan 2015-2018 vastgelegd waarop zij haar milieubeleid in deze periode wil richten. De basis is het nakomen van wettelijke regels en normen. In het Milieubeleidsplan 2015-2018 stelt de provincie voor daarnaast in te zetten op meer duurzame, gezonde en veilige ontwikkelingen en het stimuleren van innovatieve oplossingen voor milieuopgaven. In het Visie-deel van dit plan agendeert de provincie een viertal integrale opgaven, die gericht zijn op kansen voor de toekomst, waarbij milieu is gekoppeld aan de andere kerntaken van de provincie. Deze integrale opgaven krijgen mogelijk een plek in een Omgevingsvisie. Deze integrale opgaven zijn:
- gezonde stad en mobiliteit;
- visie op de ondergrond;
- circulaire economie;
- transitie duurzame energie.
In het milieuprogramma beschrijft de provincie in hoofdlijnen de thematische of sectorale opgaven van ons milieubeleid. De sectorale thema's zijn luchtkwaliteit, geur, geluid, bodem, externe veiligheid, afval, licht en donkerte en duurzame energie. De gestelde doelen zijn:
- het borgen van de basiskwaliteit van het milieu;
- het verleiden tot zo duurzaam gezonde en veilig mogelijke ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving;
- het stimuleren van technische en sociale innovatieve oplossingen voor milieuopgaven.
4.4.5 Provinciaal verkeers- en vervoersplan
In het PVVP wordt ingezet op een betrouwbare reistijd. In de provinciale aanpak staat centraal dat de bestaande vervoersnetwerken zo goed mogelijk worden benut, zowel
afzonderlijk als in hun samenhang. De reiziger moet het gemakkelijk worden gemaakt om de voor hem beste combinatie van vervoersopties te gebruiken.
Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen dient duidelijk te worden gemaakt hoe de bereikbaarheid wordt vormgegeven. De bereikbaarheid moet gegarandeerd zijn alvorens tot ontwikkeling kan worden overgegaan.
Het PVVP ziet op de periode 2007-2013 en kent nog altijd doorwerking. De provincie heeft een groot aantal projecten in voorbereiding en uitvoering om de provinciale infrastructuur te verbeteren en uit te breiden. In het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur 2015-2019 (PMI) zijn deze projecten opgenomen. Het PMI is een voortschrijdend vijfjarenprogramma dat jaarlijks wordt herzien.
Het PMI bevat enkele projecten in of nabij Santpoort-Noord. De eerste is de realisatie van de HOV-lijn. Dit is het opwaarderen van de busverbinding tussen Haarlem-Noord en IJmuiden tot een R-net lijn. Het gaat hierbij om doorstromingsmaatregelen op de gemeentelijke wegen in Velsen. Daarnaast wordt op het oude spoortracé tussen IJmuiden en Santpoort-Noord een busbaan aangelegd inclusief een onderdoorgang bij het spoor tussen de stations Santpoort-Noord en Driehuis. Hiervoor zijn diverse procedures doorlopen. Deze zijn exact overgenomen in dit bestemmingsplan.
Een ander project is een studie naar de trajectbenadering van het onderhoud van de N202. De N202 loopt van de aansluiting A22 tot hmp 7.0, maar er staat groot onderhoud gepland op het gedeelte tussen hmp 1.9 en 7.0. In het kader van trajectbenadering wordt gestreefd eens in de 12 jaar grootschalige werkzaamheden op een wegvak uit te voeren. Daarom is dit onderhoudsproject opgenomen in de studiefase van het PMI, zodat onderzocht kan worden of er gelijktijdig met het groot onderhoud aanpassingen aan het traject worden gerealiseerd. Op deze manier wordt de overlast voor de weggebruiker zoveel mogelijk beperkt. Dit heeft geen rechtstreekse gevolgen voor het plangebied. De regels zullen voorzien in onderhoud van de wegen.
4.4.6 Natuurbeheerplan
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 29 juni 2015 het Natuurbeheerplan 2016 vastgesteld. In het Natuurbeheerplan staat waar welk soort natuur, agrarische natuur of landschap aanwezig is of ontwikkeld kan worden. Het Natuurbeheerplan bevat de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de natuurverbindingen. De in hoofdstuk 4.4.2 genoemde ecologische verbindingszone komt ook in dit Natuurbeheerplan voor.
4.4.7 Provinciaal waterplan
Het Provinciaal Waterplan Noord Holland (2010-2015) is het strategisch plan van de provincie op het gebied van water. Het beschrijft de kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. Binnen deze kaders nemen hoogheemraadschappen en gemeenten maatregelen om inwoners te beschermen tegen wateroverlast en de kwaliteit van het water te verbeteren. Het Waterplan heeft het motto 'Beschermen, benutten, beleven en beheren'.
De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op het waterbeheer en ruimtelijke ontwikkeling. Het plan is zelfbindend voor de provincie en bevat het beleid voor de periode 2010-2015. Voor de ruimtelijke aspecten heeft het plan de status van een structuurvisie, op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan worden de provinciale waterbelangen en de ruimtelijke consequenties benoemd. In Noord-Holland zijn ruimtelijke opgaven uit het Waterplan integraal afgewogen bij de vaststelling van de Structuurvisie.
Watervisie 2021
Eind 2015 stellen Provinciale Staten naar verwachting de nieuwe Watervisie 2021 vast, als opvolger van het huidige Waterplan 2010-2015. De Watervisie 2021 is een zelfbindend, strategisch beleidsdocument en geeft kaders voor de waterschappen. De Watervisie beschrijft de ambitie en kaders voor het regionale waterbeheer in Noord-Holland richting 2021 en biedt een doorkijkje naar 2040. De Watervisie 2021 wordt geschreven in de geest van de Omgevingswet. De provincie wil vanuit de wateropgaven een positieve bijdrage leveren aan het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de leefomgeving, onder meer voor ruimtelijke ordening, economie, natuur en milieu.
Voor het bestemmingsplan heeft een en ander geen gevolgen.
4.4.8 Agenda Groen
De Agenda Groen is op 11 maart 2013 vastgesteld door Provinciale Staten. In de Agenda Groen wordt beschreven hoe de provincie met méér verantwoordelijkheden, maar minder middelen dan voorheen, de bescherming van een groen, toegankelijk en aantrekkelijk Noord-Holland wil blijven vormgeven.
Voor het plangebied is de Agenda Groen niet relevant.
4.5 Gemeentelijk Beleid
4.5.1 Archeologie en Monumentenbeleid
De beleidsnota Monumentenzorg Velsen is in 2005 vastgesteld en in 2008 geactualiseerd. In deze beleidsnota geeft de gemeente Velsen haar visie op de gemeentelijke monumentenzorg. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonische en cultuurhistorisch erfgoed van Velsen, in samenspel met rijk, provincie en particulieren. De beleidsnota komt in het bestemmingsplan tot uiting middels de opname op de verbeelding van de in bijlage 1 opgenomen monumenten.
Cultuurhistorie wordt als vast onderdeel betrokken bij planontwikkelingen en –uitvoering. In paragraaf 5.8 wordt specifiek ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van het plangebied.
4.5.2 Economisch beleid
4.5.3 Groen en waterbeleid
Onderstaande groenbeleidsplannen zijn van toepassing:
- Ecologische groenvisie 1997;
- Bomenplan 2003;
- Groenbeleidsplan 'Ruimte voor Groen' 2009;
- Beleidsplan monumentale bomen 2013.
De Ecologische groenvisie is een beschrijvende visie op hoofdlijnen. Het bomenplan is een beheerplan waarin de vervanging van gemeentelijke bomen is vastgelegd. Dit bomenplan is in 2013 geëvalueerd en geactualiseerd. In het Groenbeleidsplan is de hoofdgroenstructuur vastgelegd. Ook zijn hierin kaarten opgenomen, die beschrijven of er eventueel groen moet worden gecompenseerd. Dit kan relevant zijn bij ontwikkelingen, omdat groen met een
classificatie 'te behouden groen met compensatiebeginsel' op kaart zijn aangegeven.
In 2014 is de APV gewijzigd en zijn in beginsel alle bomen vrijgesteld van kapvergunning. Voor een aantal situaties is een uitzondering gemaakt. Bomen die op de lijst van waardevolle of monumentale bomen staan, zijn kapvergunningsplichtig. Ook is er een gebied aangewezen waarbinnen alle bomen met een stamdiameter groter dan 15 centimeter op een hoogte van 130 cm boven maaiveld kapvergunningsplichtig blijven.
In de APV is het zuidelijke deel van Santpoort-Noord aangewezen als gebied waar altijd een kapvergunning moet worden aangevraagd voor het kappen van bomen.
Het bestemmingsplan kent daarom geen regeling met betrekking tot het kappen van bomen.
Verbreed gemeentelijk rioleringsplan
Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) is het document waarin de gemeente het beleid vastlegt omtrent het beheer van de riolering, grondwater en hemelwater. In het vGRP benoemt de gemeente welke voorzieningen op het gebied van riolering en grondwater zij bezit, hoe deze voorzieningen functioneren, hoe het riool- en grondwaterstelsel beheerd wordt en hoe dit gefinancierd wordt. Artikel 4.22 van de Wet milieubeheer stelt het hebben van een actueel GRP verplicht voor alle Nederlandse gemeenten. Het vigerende vGRP is in 2012 door de gemeenteraad vastgesteld.
4.5.4 Maatschappelijk beleid
In 2012 is in de beleidsvisie 'Samen aan de slag' de visie op maatschappelijke ondersteuning in Velsen voor 2012 tot 2015 vastgelegd. Dit (algemene) beleid geldt voor de hele gemeente en heeft nagenoeg geen ruimtelijke consequenties. Specifiek voor het plangebied heeft het maatschappelijk beleid dan ook geen gevolgen.
4.5.5 Milieubeleid
Algemeen
Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteedt aan de verschillende relevante milieuaspecten zowel binnen als buiten het plangebied.
De gemeente Velsen heeft in samenwerking met de Milieudienst IJmond een Meerjaren Milieubeleidsplan (MBP) opgesteld. In het MBP is voor de periode 2008-2012 het gemeentelijke milieubeleid opgesteld en vertaald in concrete doelstellingen. Aandachtspunten in het MBP zijn:
- het waarborgen van de leefbaarheid;
- optimaal gebruik van de regelgeving;
- de voorbeeldfunctie van de gemeente;
- het bevorderen van duurzame ontwikkeling;
- het realiseren van klimaatbeleidsdoelstellingen.
Binnen de gemeente is in navolging van de milieuvisie een beleidsplan duurzaam bouwen vastgesteld. In dit beleidsplan worden de ambities beschreven op het gebied van duurzaam bouwen in relatie tot bouwprojecten en de openbare ruimte. Het toepassen van meervoudig ruimtegebruik is één van de ambities.
Bedrijven en milieu
In de ruimtelijke ordening wordt op basis van afweging van alle in het geding zijnde belangen, tot een zo goed mogelijke ordening van diverse functies in een gebied gekomen. Uitgangspunt hierbij is de uitgave “bedrijven en milieuzonering” van de VNG.
Milieuwet- en regelgeving
Voor de vestiging van (agrarische) bedrijven is de milieu Wet- en regelgeving van toepassing. De meeste bedrijven vallen onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende activiteitenregeling geven voorschriften waar bedrijven aan moeten voldoen. Een klein deel van de bedrijven in Nederland valt niet onder deze algemene regels. Deze bedrijven hebben een omgevingsvergunning milieu waarin de voorschriften staan waaraan zij moeten voldoen.
Wet natuurbescherming
Gebiedsbescherming
In de regio zijn voor de bescherming van natuurgebieden voornamelijk twee onderwerpen van belang: de Wet natuurbeschermingswet (met daarin de Habitatrichtlijn) en de Provinciaal Ecologische Hoofd Structuur. Gebiedsbescherming wordt voornamelijk geregeld in de Wet natuurbescherming. In het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig.
Projecten die in de nabijheid van Beschermde Natuurmonumenten (inclusief habitatrichtlijngebieden) worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken.
Natura2000 en EHS
Het duinreservaat is beschermd Natura2000 gebied en door de provincie aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In het zuid-oostelijke deel van het plangebied ligt een ecologische verbindingszone. Deze is opgenomen in het bestemmingsplan.
4.5.6 Prostitutie
Per 1 oktober 2000 is het algemene bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht) opgeheven. Dit betekent dat het exploiteren van prostitutie (in bordelen of anderszins) vanaf deze datum een legale beroepsuitoefening is. Door de gemeenteraad van Velsen is in september 2000 de nota Integraal prostitutiebeleid vastgesteld. In de nota wordt aangegeven dat er een vergunningplicht is voor seksinrichtingen en dat raam- en straatprostitutie niet is toegestaan.
Door de raad is aangegeven dat in Velsen alleen in het havengebied maximaal 2 seksinrichtingen gevestigd mogen zijn. In de rest van de gemeente is geen seksinrichting toegestaan. In dit bestemmingsplan is hier dan ook geen regeling voor opgenomen.
4.5.7 Ruimtelijk beleid
Structuurvisie Velsen 2015
De structuurvisie Velsen 2015 heeft als doel een actueel en samenhangend kader te scheppen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente tot aan 2015. Het is een ruimtelijke vertaling en een verdere uitwerking van de toekomstvisie 2010. Het programma dient te leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de leefkwaliteit. De nota spitst zich toe op de vraag waar de verdere verstedelijking van Velsen plaats kan vinden en hoe dit moet gebeuren.
Afbeelding 4.5.7.1. Uitsnede uit Structuurvisie Velsen 2015
In de Structuurvisie Velsen 2015 wordt voor Santpoort-Noord gestreefd naar woningbouw op de locatie van de NOVA. Dit project is inmiddels bijna opgeleverd. Ook Het Terras (buiten plangebied) is ingevolge de Structuurvisie herontwikkeld. Er wordt gestreefd naar het behouden van groene kwaliteiten. De kern staat als volgt verbeeld in de Structuurvisie Velsen 2015. Momenteel wordt er een nieuwe structuurvisie opgesteld. De gerealiseerde projecten zullen positief worden bestemd in dit bestemmingsplan.
Structuurvisie Velsen 2025
In die Structuurvisie 2025 wordt niet specifiek ingegaan op gebieden maar wordt per kern een algemene omschrijving gegeven. De binnenduinrand met de landgoederenzone vormt het ‘hoogpolige tapijt’ waarin de dorpen Velsen-Zuid, Driehuis, Santpoort-Noord en Santpoort-Zuid als het ware genesteld zijn. Dit fraaie lommerrijke gebied vormt de groene (laag-dynamische) contramal van de stedelijke (hoog-dynamische) functies die gekoppeld zijn aan het Noordzeekanaal. Als zodanig is deze zone ook van metropolitane kwaliteit. Binnen het Land-Goed ‘blijven de dorpen de dorpen’:
Afbeelding 4.5.7.2 Uitsnede uit Structuurvisie Velsen 2025
Velsen-Zuid, Driehuis, Santpoort-Noord en Santpoort-Zuid behouden hun eigen specifieke identiteiten en kwaliteiten. Meer specifiek wordt ingezet op:
- het behouden van de lommerrijke sfeer van de binnenduinrand door het behoud van groene wegprofielen en parken als ruimtelijke dragers van de hoogwaardige groene woonmilieus, veelal met woningen in het hogere segment;
- het behouden en versterken van het kleinschalige mozaïeklandschap en vooral van de open ruimten hier in;
- het behouden en ontwikkelen van aantrekkelijke (recreatieve) routes naar de duinen en naar Spaarnwoude;
- het behouden van de goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer:
- met de trein (met uitzondering van Velsen-Zuid hebben alle kernen in de binnenduinrand een eigen station);
- met een aansluiting op het hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) tussen IJmuiden en Haarlem; - het behouden van adequate voorzieningen (in of nabij de kernen) op het gebied van:
- basisonderwijs;
- kinderopvang;
- sportvoorziening;
- gezondheids-/zorg-/welzijns-/ontmoetingscentrum;
- het behouden en versterken van de dynamiek en sociale cohesie.
De nieuwe Structuurvisie Velsen 2025 doet geen concrete uitspraken over Santpoort-Noord die rechtstreeks doorwerken in dit bestemmingsplan.
4.5.8 Sport- en accomodatiebeleid
Voor het sportaccommodatiebeleid fungeert de 'nota accommodatiebeleid voor sportief Velsen 2010-2015' als leidraad. In het plangebied bevindt zich een sportschool en verschillende locaties waar recreatief gesport kan worden (skatepark en voetbalveldjes).
De gemeente streeft naar een 'beweegvriendelijke omgeving' bij het inrichten van de openbare ruimte. De gemeente doet aan 'sportinclusief denken'. Dit is een belangrijk uitgangspunt bij gebiedsontwikkeling om te komen tot een beweegvriendelijke omgeving. Een goede sportinfrastructuur is belangrijk voor het woon- en leefklimaat.
4.5.9 Verkeersbeleid
In het Lokaal Verkeer- en Vervoersplan 2004 (LVVP) zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid. Evenals in andere kernen van de gemeente Velsen zijn grote delen van Santpoort-Noord reeds aangewezen en ingericht als 30 km/uur verblijfsgebieden. Het gaat dan voornamelijk om gebieden met typische woonstraten. Naast de woonstraten kent de kern Santpoort-Noord ook een aantal hoofdroutes, waarop ook een deel doorgaand verkeer wordt afgewikkeld (Santpoortse Dreef, Hagelingerweg en Broekbergenlaan). Van oudsher wordt de centrale route, de Hagelingerweg, gebruikt door verkeer dat geen herkomst of bestemming heeft in Santpoort-Noord. Het beleid is erop gericht het gebruik van deze route te ontmoedigen en het verkeer tussen IJmuiden en Haarlem-Noord te stimuleren om de route over de N208 te kiezen.
Het Fietsbeleidsplan (2010) beoogt het stimuleren van het fietsgebruik en het verbeteren van de concurrentiepositie van de fiets ten opzichte van de auto. In dit kader is onder meer een fietsstraat gerealiseerd langs de Santpoortse Dreef en is op de rotonde Hagelingerweg een vrijliggend fietspad gerealiseerd.
Een belangrijke ontwikkeling die invloed heeft op Santpoort-Noord is het stimuleren van de regionale buslijnen, in nauwe samenwerking met de provincie Noord-Holland. Voor lijn 75, de meest gebruikte buslijn in Velsen, is gekozen voor het hoogste kwaliteitsniveau. Deze zal onderdeel worden van R-net, het HOV-netwerk in de Randstad. In 2008 heeft de gemeenteraad gekozen voor een route waarbij lijn 75 in Santpoort-Noord gebruik maakt van de centrale route over de Broekbergenlaan, de Hagelingerweg en de Santpoortse Dreef. Dit heeft recent al geleid tot de herinrichting van de rotonde Hagelingerweg en zal de komende jaren ook leiden tot een herinrichting van de Broekbergenlaan en (gedeeltelijk) de Santpoortse Dreef.
Voor wat betreft parkeren geldt dat bij nieuw te realiseren functies moet worden voldaan aan de op het moment van indiening van de omgevingsvergunning vigerende parkeernormenbeleid. Uitgangspunt is hierbij dat de parkeerbehoefte die een ontwikkeling genereert binnen het eigen plangebied wordt opgelost. In 2013 is in het kader van het parkeerbeleidsplan onderzocht of het wenselijk is om nabij het winkelgebied in Santpoort-Noord een parkeerduurbeperking (blauwe zone) in te stellen. Dit bleek niet het geval."
4.5.10 Visie op Velsen
Het document 'Visie op Velsen 2025: Kennisrijk werken in Velsen' is in 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie geeft op de verschillende beleidsterreinen een toekomstbeeld van de ontwikkeling van de gemeente Velsen tot 2025. De visie positioneert zichzelf als volgt: "De visie zelf is geen blauwdruk, geen strategisch beleidsplan, maar een inspirerend toekomstbeeld, een bereikbare droom. Niet van de gemeente, maar van de gemeenschap Velsen". En de positie van de gemeente daarin: "De rol van de gemeente in deze visie is die van facilitator. Daarnaast schept de gemeente waar mogelijk de nodige randvoorwaarden, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening en de inrichting van de openbare ruimte".
In de Visie op Velsen is de gemeente in 2025 een bloeiende en groeiende gemeente en bevat de kennisindustrie van de Metropool Regio Amsterdam. Onderzoeksinstituten op het gebied van wind- en waterenergie en duurzaamheid hebben een grote (internationale) aantrekkingskracht op studenten, expats en kenniswerkers die veelvuldig gebruik maken van de horeca die gesitueerd is rondom het prachtige stadshart van IJmuiden. Er is een sterke samenwerking tussen de kennisinstituten in Amsterdam en de bedrijven in Velsen.
Voor IJmuiden is in de visie een stedelijk karakter voorzien, voor de andere kernen behoud van het dorpse karakter. Met uitzondering van IJmuiden beperken de voorzieningen in de kernen zich tot basisvoorzieningen. In de visie op Velsen wordt niet specifiek ingegaan op Santpoort-Noord.
De Visie op Velsen 2025 is nader uitgewerkt in de nieuwe Structuurvisie (zie hoofdstuk 4.5.7.)
4.5.11 Woonvisie
Woonvisie 2025
In 2013 is de Woonvisie 2025 vastgesteld. De woonvisie beschrijft hoe Velsen invulling geeft aan de ambities uit 'Visie op Velsen 2025 - Kennisrijk werken' op het gebied van wonen. De woonvisie helpt om afwegingen te maken over concrete initiatieven en bij het maken van afspraken met betrokken partijen, bijvoorbeeld de woningcorporaties.
In de Woonvisie 2025 is Santpoort-Noord als volgt schematisch weergegeven.
Santpoort-Noord | |
Woonmilieu huidig | landelijk/dorps |
Woningvoorraad huidig | voornamelijk eengezinswoningen voornamelijk koop middeldure voorraad |
Bevolking huidig | vergrijzing neemt sterk toe |
Doelgroepen 2025 | jonge gezinnen expats/kenniswerkers ouderen |
Ontwikkeling woningvoorraad | dorps doorstroming uitleglocaties |
Zorg | particulier |
Duurzaamheid | particulier |
Partijen | beleggers ontwikkelaars |
Momenteel is het in Santpoort-Noord mogelijk om woningen te splitsen in meerdere appartementen of in kamergewijze verhuur. Dit acht de gemeente niet wenselijk en zal daarom niet langer toegestaan worden in dit bestemmingsplan.
Ontwikkellocaties
De inzet voor de ontwikkellocaties vloeit voort uit het streven naar een woonwijk met een gedifferentieerde woningvoorraad, waarbinnen de huidige bewoners een wooncarrière kunnen maken en waar ook vestigers uit verschillende inkomenscategorieën zich kunnen vestigen.
Verschillende prognoses voor de bevolkings- en huishoudensontwikkeling geven aan dat Noord-Holland een van de provincies is waar richting 2040 een groei te verwachten is van de bevolking en het aantal huishoudens. Afgeleide hiervan is de woningbehoefte.
De provincie geeft in haar structuurvisie (2010) aan dat zij een bevolkings – en huishoudensgroei verwacht voor met name Noord-Holland Zuid. De druk op de woningmarkt blijft in dit deel van de provincie zeker tot 2030 hoog. De provincie heeft berekend dat de woningvoorraad in het zuiden van de provincie tot 2040 met 165.000 woningen moet toenemen.
De prognoses uit 2012 geeft aan dat er een woningbehoefte is van 200.000 woningen tot 2040 (provinciale Monitor woningbouw 2014). ABF Research 'bevestigt' deze trend met de Primos prognose 2013 die zij uitvoert voor het Ministerie van BZK en een negental provincies. Zij zien een omvangrijke huishoudensgroei tot 2020 in Noord-Holland, constateren een ernstig achterblijvende woningproductie bij de groei van de woningbehoefte en een toenemende druk op de woningmarkt in de Randstad.
Basis voor het Regionaal Actieprogramma Wonen Zuid-Kennemerland/IJmond 2012 t/m 2015 is een berekening van de woningbehoefte tot 2020 voor de regio en afzonderlijke gemeenten (Kwalitatieve woningmarktverkenning 2010-2020, ABF Research 2010). Voor de regio Zuid-Kennemerland is voor de periode tot en met 2020 een nieuwbouwbehoefte berekend van 13.634 woningen. Velsen heeft voor deze periode een nieuwbouwbehoefte van ruim 2.700 woningen. Voor invulling hiervan wordt in eerste instantie gekeken naar de mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied door intensiveren, transformeren en combineren (ICT).
Beleidsregel onzelfstandige woonruimte Velsen 2015
Het bestemmingsplan staat enkel toe dat woningen worden gebruikt ten behoeve van één huishouden. Dit betekent dus dat gebruik van een woning ten behoeve van bijvoorbeeld kamergewijze verhuur, short stay of hotel niet is toegestaan. Het opsplitsen van woningen in meerdere appartementen of zelfstandige woonruimten is eveneens niet toegestaan. Het opsplitsen van een reguliere woning in onzelfstandige woonruimte heeft een ruimtelijke uitstraling naar de omgeving. Deze is niet altijd wenselijk. In 2015 is daarvoor de Beleidsregel onzelfstandige woonruimte Velsen door het college vastgesteld zodat er per situatie maatwerk kan worden geleverd.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
Algemeen
Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteedt aan de verschillende relevante milieuaspecten, zowel binnen als buiten het plangebied. De gemeente Velsen heeft in samenwerking met de Milieudienst IJmond een Meerjaren Milieubeleidsplan (MBP) opgesteld. In het MBP is voor de periode 2008-2012 het gemeentelijke milieubeleid opgesteld en vertaald in concrete doelstellingen.
Aandachtspunten in het MBP zijn:
- Het waarborgen van de leefbaarheid;
- optimaal gebruik van de regelgeving;
- de voorbeeldfunctie van de gemeente;
- het bevorderen van duurzame ontwikkeling;
- het realiseren van klimaatbeleidsdoelstellingen.
Binnen de gemeente is in navolging van de milieuvisie een beleidsplan duurzaam bouwen vastgesteld. In dit beleidsplan worden de ambities beschreven op het gebied van duurzaam bouwen in relatie tot bouwprojecten en de openbare ruimte. Het toepassen van meervoudig ruimtegebruik is één van de ambities.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.
5.1 Bedrijven En Milieuhinder
Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium "een goede ruimtelijke ordening". Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (16 april 2007), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft adviesafstanden (zie tabel) die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.
De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden. Daarnaast kan er in winkelgebieden gekozen worden voor een gebied met functiemenging, hierbij wordt er geen ruimtelijke scheiding beoogd. In een gebied met functiemenging is het (onder bouwkundige voorwaarden) aanvaardbaar om functies met een beperkte milieubelasting, zoals winkels en horeca, en wonen aangrenzend aan elkaar toe te staan.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Ontwikkelingen
De volgende, niet eerder vergunde, ontwikkeling wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Hoofdstraat 170-172, het realiseren van woon-winkelunits
De combinatie detailhandel en wonen is (zeker in een winkelstraat) een aanvaardbare ontwikkeling. Voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid vormt de bedrijven en milieuzonering dan ook geen belemmering.
5.2 Externe Veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het BEV-I, het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in het BEV-T en BEV-B. Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 /jaar contour (die als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten geprojecteerd worden.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN- curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Nagegaan moet worden of op het gebied van externe veiligheid belemmeringen worden ondervonden voor het te nemen onderliggende besluit t.a.v. het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan.
Hierbij dient te worden getoetst aan bronnen die een extern veiligheidsrisico in kunnen houden. Het gaat daarbij om de volgende risicobronnen:
- bedrijven, waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over het water;
- transport van gevaarlijke stoffen door een buisleiding.
Situatie
Het plangebied bestaat uit de bebouwde kern van Santpoort-Noord met uitzondering van Het Terras en omgeving. In eerste instantie was de plangrens gelegen ten noorden van de Wüstelaan 92. De Wüstelaan 92 viel onder het bestemmingsplan Leck en de Bergen. Voorgesteld wordt om de plangrens te verleggen om het perceel van de Wüstelaan 92 heen.
Inventarisatie risicobronnen
Uit de provinciale risicokaart blijkt dat er 2 risicobronnen van invloed zijn op de EV-situatie in het plangebied, te weten het [1] vervoer van gevaarlijke stoffen (LPG/propaan) over de [a] provinciale weg N208 en de [b] Santpoortse Dreef en de [2] hogedruk aardgastransportleiding A-560.
- Het plangebied Santpoort-noord is niet gelegen binnen de risicocontour van het plaatsgebonden risico 10-6/jaar;
- De invloedsgebieden (1% letaliteit - 200 m zone) van genoemde risicobronnen liggen over het plangebied. Dit betekent dat er in de toelichting bij het ruimtelijke plan een verantwoording van het groepsrisico ex. art. 8 van het BEV-T en/of art. 12 van het BEV-B moet worden opgenomen.
Overige risicobronnen
- Er zijn in/nabij het plangebied geen bedrijven gelegen waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd.
5.3 Luchtkwaliteit
In 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Op de beoordeling van luchtkwaliteit is niet alleen de Wet milieubeheer van toepassing, maar ook het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen' en drie regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (NIBM), de Regeling beoordeling luchtkwaliteit en de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
De Regeling NIBM benoemt categorieën van gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Als een project in één van deze categorieën valt of voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (1500 woningen of 100.000 m2 kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. De begrippen goede ruimtelijke ordening en blootstelling van kwetsbare groepen blijven van belang.
In het bestemmingsplan zijn geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Uit de Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) blijkt dat in het plangebied geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen optreden. De conclusie is dat de Wet luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
5.4 Geluid
In het kader van de Wet geluidhinder liggen er geluidszones rond wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een geluidszone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.
Woningen, scholen, kinderdagverblijven, zieken- en verzorgingshuizen, woonwagenterreinen en aangewezen ligplaatsen voor woonschepen zijn geluidgevoelige bestemmingen volgens de Wet geluidhinder.
Als de geluidsbelasting op de gevel van de nieuwe geluidgevoelige bestemming de voorkeursgrenswaarde van een geluidbron overschrijdt, en deze kan door redelijke maatregelen niet worden teruggebracht, moet gelijktijdig met de planprocedure door het bevoegd gezag in het kader van de Wet geluidhinder een hogere waarde voor de geluidbelasting worden vastgesteld. Een hogere waarde voor de geluidsbelasting kan, onder voorwaarden, worden vastgesteld tot de maximale ontheffingswaarde voor de betreffende geluidbron.
Binnen het plangebied worden enkele nieuwe ontwikkelingen voorzien. De nieuwe situaties zijn nog niet concreet genoeg om de geluidbelastingen te bepalen.
Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van een in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein en wettelijke zones in verband met de luchthaven Schiphol.
Wegverkeerslawaai
Er lopen diverse gezoneerde wegen door of langs het plangebied. Aan de oostkant loopt de provinciale weg N208 langs het plangebied. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 70 km/uur.
De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting is het in een binnenstedelijke situatie mogelijk tot en met 63 dB een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder vast te stellen. In een buitenstedelijke situatie kan een hogere waarde tot en met 53 dB worden vastgesteld.
Railverkeerslawaai
Aan de westzijde loopt de spoorlijn Haarlem-Beverwijk door het plangebied. De geluidszone van deze spoorlijn strekt zich uit tot in het plangebied.
De voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai is 55 dB. Bij een hogere geluidsbelasting is het mogelijk tot en met 68 dB een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder vast te stellen. Er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe functies mogelijk gemaakt binnen deze geluidszone.
Industrielawaai
Het plangebied valt niet binnen de geluidszone van een gezoneerd industrieterrein.
Bouwbesluit
Een gevolg van het vaststellen van hogere waarden voor de geluidbelasting is dat er onderzocht moet worden of de gevels van de nieuwe geluidgevoelige bestemming voldoende geluidwerend zullen zijn. De in de Wet geluidhinder en het Bouwbesluit voorgeschreven maximale geluidniveaus binnen de geluidgevoelige bestemming mogen niet worden overschreden. Indien nodig moeten hiervoor tijdens de bouw geluidwerende maatregelen aan de gevels worden getroffen. Bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de nieuwe geluidgevoelige bestemming moet een rapport worden gevoegd met het onderzoek naar de geluidwering van de gevels en de eventueel benodigde geluidwerende maatregelen.
Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt niet binnen zones die verband houden met de luchthaven Schiphol. Het plangebied ligt niet binnen het beperkingengebied van het Luchthaven indelingsbesluit voor de luchthaven Schiphol. Het plangebied ligt niet binnen de 20 KE contour vanwege Schiphol uit de Nota Ruimte.
5.5 Bodem
5.5.1 Wet bodembescherming
Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst.
Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem. Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen:
- Een regeling voor de bescherming van de bodem waarin ook staat dat degene die de bodem verontreinigt, zelf verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vervuiling. De overheid kan dwingen tot sanering als de verontreiniging na 1987 is ontstaan.
- Een bijzondere regeling voor de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval (calamiteit).
- Een regeling voor de verontreiniging die is ontstaan voor de Wbb in werking trad in 1987 (historische bodemverontreiniging). Ook in die gevallen geldt dat de vervuiler zelf de verontreiniging verwijdert. Als er geen vervuiler (meer) is, omdat het bedrijf niet meer bestaat en er geen rechtsopvolger is, wordt de sanering als deze als spoedeisend is aangemerkt mogelijk door de overheid uitgevoerd.
- Een regeling voor de aanpak van verontreiniging in de waterbodem. De regeling geldt voor alle waterbodemverontreiniging, of de vervuiling nu voor of na 1987 is ontstaan.
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
5.5.2 Besluit bodemkwaliteit
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (volledig) in werking getreden. Het doel van dit besluit is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit zijn, onder meer, kwaliteitsregels voor bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer).
5.5.3 Relatie Wet Bodembescherming en Wabo
In artikel 6.2c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is neergelegd wanneer een omgevingsvergunning in werking treedt. Een omgevingsvergunning treedt voor gevallen van ernstige verontreiniging, die voor 1 januari 1987 zijn veroorzaakt, niet eerder in werking dan nadat:
- met het (deel)saneringsplan is ingestemd, of
- is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige verontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is, of
- een BUS-melding is gedaan en de vijf wekentermijn is verstreken.
Er geldt alleen een bodemonderzoeksplicht voor bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt niet eerder afgegeven dan nadat uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
Voor gevallen van ernstige verontreiniging die na 1 januari 1987 zijn veroorzaakt, geldt voor de veroorzaker van de verontreiniging geen uitgestelde inwerkingtreding van de omgevingsvergunning omdat deze worden geacht onmiddellijk te worden opgepakt.
5.5.4 Bodemkwaliteit in het plangebied
Voor de historisch niet verdachte percelen geeft de in juli 2007 vastgestelde bodemkwaliteitskaart regio IJmond een goede indicatie van de te verwachten bodemkwaliteit. De bodemkwaliteitskaart geeft aan wat de gemiddelde kwaliteit van de bodem is in de regio. Het totale grondgebied is opgedeeld in zones van vergelijkbare kwaliteit. Er is onderscheid gemaakt in de kwaliteit van de bovengrond (0 – 100 cm) en de ondergrond (100 – 200 cm). Het gebied is ingedeeld in zones met schone grond en zones met licht verontreinigde grond. Op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan regio IJmond geldt er onder voorwaarden een vrijstellingsregeling voor grondverzet naar zones van gelijke kwaliteit. Van de vrijstellingsregeling kan gebruik gemaakt worden zolang de grond niet verdacht is van bodemverontreiniging. Bij de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit is vastgesteld dat gemeenten gedurende een overgangstermijn van 5 jaar de tijd hebben voor het vaststellen van nieuw beleid.
Totdat nieuw beleid is vastgesteld kan gebruik gemaakt worden van de huidige bodemkwaliteitskaart. Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuw bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart.
Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dient tenminste een historisch bodemonderzoek conform de NEN 5725 uitgevoerd te worden. Dit historisch onderzoek dient ter verificatie van de hypothese dat sprake is van een onverdachte locatie met betrekking tot bodemverontreiniging.
Indien de ontwikkeling een bouwwerk betreft waar mensen verblijven dan dient tevens een verkennend bodemonderzoek volgens de NEN 5740 uitgevoerd te worden. Op grond van het bodembeheersplan regio IJmond kan in sommige gevallen vrijstelling verleend worden van de verplichting van het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek. Voorwaarde hiervoor is dat het historisch onderzoek uitwijst dat op de locatie geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden.
Voorbeelden van bodembedreigende activiteiten kunnen bijvoorbeeld zijn:
- voormalige bedrijfsactiviteiten;
- de aanwezigheid van ondergrondse brandstoftanks;
- voormalige kassencomplexen;
- gedempte watergangen;
- met puin verharde wegen;
- grond- of slibdepots.
5.5.5 Ontwikkelingen
In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de kwaliteit van de bodem ter plaatse. Het is wettelijk verboden om te bouwen op verontreinigde grond. Om te kunnen bepalen of de bodem in het plangebied geschikt is voor het beoogde gebruik dient bij voorgenomen bouwactiviteiten een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Hierdoor dient bij ontwikkelingen in het gebied altijd een historisch bodemonderzoek te worden verricht en vaak ook een verkennend bodemonderzoek.
Wüstelaan 92 realisatie maximaal 3 woningen
Van deze locatie is geen bodemonderzoek bekend. Voor de aanvraag van de omgevingsvergunning zal bodemonderzoek conform de NEN 5740 moeten worden uitgevoerd.
In de gemeente Velsen is het generieke beleid vanuit het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Het plangebied valt in de klasse wonen. Bij grondverzet dient de kwaliteit van de bodem te worden vastgesteld door middel van partijkeuringen. Dit geldt zowel voor de kwaliteit van de toe te passen grond als van de ontvangende bodem. Om een partij grond te mogen toepassen moet de partij worden getoetst aan zowel de bodemkwaliteit van de ontvangende bodem als aan de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. Bij deze dubbele toets geldt dat de kwaliteitsklasse van de toe te passen partij grond moet voldoen aan de strengste norm.
5.6 Ecologie
In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Flora- en faunawet. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Bij locatieontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met mogelijk aanwezige beschermde planten- en diersoorten.
Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de Natuurbeschermingswet. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Ruimtelijke plannen als o.a. bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In of dichtbij het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig.
5.7 Duurzaamheid
Duurzaam bouwen is het op zodanige manier bouwen dat gedurende de gehele levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk (milieu-)belasting ontstaat. Aandacht voor duurzaamheid betekent expliciete aandacht voor een gezond, leefbaar binnenmilieu van de woningen, beperkingen van de negatieve gevolgen voor mens en milieu en beperkingen van de woonlasten op termijn (energierekening).
Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
Gemeente Velsen en de Omgevingsdienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in "Kwaliteit en duurzaam bouwen" en in het milieubeleidsplan gemeente Velsen 2015-2020. Daarnaast heeft de gemeente Velsen een klimaatprogramma voor de periode 2010-2020 vastgesteld "Velsen, Stad van de Zon, Zee en Wind". In de beleidsdoelstellingen is de stimulering van duurzaam bouwen en de toepassing van het instrument GPR Gebouw opgenomen. Buiten de bestaande normen vanuit het Bouwbesluit richt het beleid ten aanzien van duurzaam bouwen zich op een hoger ambitieniveau. De ambitie van de gemeente Velsen is minimaal een 8 te scoren op de thema's energie en gezondheid en minimaal een 7,5 voor de thema's milieu, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. En rij/hoekwoning is hierbij het uitgangspunt, voor een vrijstaande woning geldt een score van 7,5 op alle onderdelen.
Landelijk en Europees beleid
In 2013 is het Energieakkoord van kracht geworden. De gemeenten onderschrijven de voorwaarden uit het Energieakkoord; aan energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend; besparing van het energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar, een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking van 4,5% in 2013 naar 14% in 2020 en een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie-coëfficiënt voor nieuwe woningen in het Bouwbesluit (wettelijk kader) in 2015 aangescherpt van 0,6 naar 0,4. Richting 2020 wordt toegewerkt naar "Bijna Energie Neutrale Gebouwen"(hierna BENG).
Het Europees beleid is erop gericht dat nieuwe gebouwen na 2020 geen of heel weinig energie gebruiken. De energie die nog nodig is moet in belangrijke mate afkomstig zijn uit hernieuwbare bronnen. Dit is vastgelegd in de herziene Europese richtlijn EPBD uit 2010.
Het Nationaal Plan voor het bevorderen van BENG in Nederland beschrijft het Nederlandse beleid om te komen tot BENG na eind 2018, respectievelijk 2020. In het Nationaal Plan staat wat onder (BENG) verstaan wordt.
GPR Gebouw
GPR Gebouw is een programma voor het omzetten van ontwerpgegevens van een gebouw naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. GPR gebouw gaat over woonkwaliteit, de toekomstwaarde én de gebruikelijke thema's van duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel voor het maken van keuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, scholen en andere gebouwen.
Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de gemeente Velsen het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers van 1 tot 10.
Keuzemodules geven aan hoe scores zijn te verhogen (tot maximaal een tien) voor de vijf verschillende onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.
Binnen het ontwerp (of de renovatie) is men vrij om binnen de verschillende modules voorzieningen naar keuze te realiseren, zolang deze keuzes leiden tot het gewenste ambitieniveau.
Per project wordt door de Omgevingsdienst IJmond (gratis) digitaal een sublicentie voor het programma GPR Gebouw verstrekt.
Gemeentelijk beleid voor duurzaamheid bedrijven
Bij nieuw op te richten bedrijvigheid of bij grootschalige veranderingen binnen een bedrijf moeten de erkende maatregelen voor energiebesparing toegepast worden. Deze maatregelen hebben een terugverdientijd van minder dan 5 jaar, daarnaast moet bij vervangende nieuwbouw ook rekening worden gehouden met de Best Beschikbare Technieken op het gebied van energie-efficiency.
5.8 Cultuurhistorie
Graafwerkzaamheden verstoren/vernietigen archeologische bodemschatten. Indien zich graafwerkzaamheden voordoen bij de herontwikkeling van de locatie, bijvoorbeeld ten behoeve van een parkeergarage, zet de gemeente Velsen zich in voor archeologisch onderzoek. Zie verder paragraaf 4.2.4 Verdrag van Malta.
Hoofdstuk 6 Waterhuishouding
In de toelichting van een bestemmingsplan dient volgens het Besluit ruimtelijke ordening een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop in het bestemmingsplan rekening wordt gehouden met (gevolgen voor) de waterhuishouding. Doel daarvan is uitgangspunten en wensen van duurzame watersystemen te vertalen naar concrete gebiedsspecifieke ruimtelijke uitgangspunten en deze weer te geven in het bestemmingsplan. Als hoofdprincipe geldt hierbij dat afwenteling moet worden voorkomen. Voor het watersysteem wordt dan ook de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren gehanteerd.
Zowel in het landelijk beleid (Nationaal Waterplan, Bestuursakkoord Water), als in het beleid van de Provincie Noord-Holland en het hoogheemraadschap van Rijnland heeft water een belangrijke plaats gekregen binnen de ruimtelijke ordening.
In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient een mede-ordenend principe te zijn. Om dit te bereiken heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw de term Watertoets geïntroduceerd. De Watertoets wordt beschreven als een proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij relevante ruimtelijke plannen en besluiten van zowel Rijk, provincie, hoogheemraadschap en gemeente.
Onderstaand wordt een beschrijving gegeven van de wateraspecten binnen Santpoort-Noord.
6.1 Oppervlaktewater
Het plangebied Santpoort-Noord ligt in de binnenduinrand. Langs de west- en noordrand van het plangebied stroomt de Schipbroekenbeek. De Schipbroekenbeek maakt deel uit van een duinrelstelsel, is gedeeltelijk voorzien van natuurvriendelijke oevers en watert af naar het recreatiegebied Spaarnwoude.
Daarnaast is een duinrelsysteem aanwezig in het door de Middenduinerweg, Burgemeester Enschedélaan en de Wüstelaan ingesloten gebied. Dit systeem watert via het slotensysteem rondom de Vlielantweg af naar De Delft.
Het waterkwantiteitsbeheer en het waterkwaliteitsbeheer is in handen van het hoogheemraadschap van Rijnland. Het onderhoud van de Schipbroekenbeek is in handen van het hoogheemraadschap.
6.2 Riolering
Het rioolstelsel in Santpoort-Noord is oorspronkelijk aangelegd als gemengd rioolstelsel. Nabij de kruising Rijksweg / Broekbergenlaan bevindt zich een riooloverstort. Sinds 2001 wordt bij rioolvervanging het gemengde riool omgebouwd tot gescheiden stelsel, waarbij het hemelwater via een apart hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater. Hierdoor neemt de hoeveel hemelwater in de afvalwaterketen af en wordt de bebouwde omgeving beter bestand tegen extremere neerslaghoeveelheden.
Bij zeer grote hoeveelheden neerslag blijft kortdurend water op straat staan in de omgeving van de Johan Maurits van Nassaulaan / Paramaribostraat en in de omgeving Roos en Beeklaan.
De gemeente Velsen hanteert het uitgangspunt dat afvalwater en hemelwater zoveel mogelijk bij de bron gescheiden moet worden. Hemelwater wordt bij voorkeur ter plaatse geïnfiltreerd in de bodem en wordt alleen aan aangesloten op de gemeentelijke riolering als lokale verwerken van het hemelwater redelijkerwijs niet mogelijk is. Door het afkoppelen van hemelwater en de lokale verwerking neemt de hoeveelheid hemelwater in de afvalwaterketen af en wordt de bebouwde omgeving klimaatbestendiger. Een klimaatbestendige aanpak is nodig omdat als gevolg van klimaatwijziging vaker sprake zal zijn van extreme buien.
6.3 Grondwater
De regionale grondwaterstroom in Santpoort-Noord is oostelijk: vanuit het duingebied in de richting van de polders. In het plan gebied is geen sprake van structurele grondwateroverlast.
Afbeelding 6.3.1. Grondwater
Hoofdstuk 7 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
7.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planvoorschriften. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op afzonderlijke bestemmingen. Het college heeft in haar collegeprogramma de opdracht meegegeven om de mogelijkheden in bestemmingsplannen globaler vast te leggen. In dit bestemmingsplan is dat tot uitdrukking gekomen door ruime bouwvlakken. Daarnaast is het mede door het opnemen van binnenplanse flexibiliteitsbepalingen, zoals wijzigingsbevoegdheden en afwijkingsmogelijkheden, mogelijk om op toekomstige ontwikkelingen in te spelen.
Voorafgaand aan de concrete onderbouwing van de keuzes die in het bestemmingsplan Santpoort-Noord zijn gemaakt, wordt stilgestaan bij de juridische planopzet en de opmaak van de verbeelding.
Gebodsregels zijn niet geoorloofd anders dan in dubbelbestemmingen; dit heeft te maken met de toelatingsplanologie die het Nederlandse stelsel kenmerkt.
7.2 Inleidende Bepalingen
Wijze van meten
In de regels en op de verbeelding kunnen goot- en/of bouwhoogtes zijn opgenomen. Indien er alleen sprake is van een bouwhoogte, dan mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding of in de regels staat opgenomen. Er kan hierbij zowel sprake zijn van een platte afdekking als van een andere kapvorm, mits de kap niet hoger is dan de aangegeven maximale bouwhoogte.
Indien de maximale bouwhoogte in combinatie met de goothoogte wordt gehanteerd is de maximale bouwhoogte te beschouwen als de nokhoogte. Er is in dat geval afdekking toegestaan middels een plat dak of een kap. De kap bestaat uit hellende dakvlakken, waarbij de goot niet hoger is dan de maximale goothoogte. Een dakvlak zal hierbij in zijn geheel onder dezelfde hellingshoek vallen. De beide dakvlakken treffen elkaar in de nok, welke maximaal op de maximaal toegestane bouwhoogte is gelegen. Er dient dus sprake te zijn van een daadwerkelijke nok met evenwijdige dakvlakken.
Er kan ook sprake zijn van een platte afdekking, maar dan is er sprake van een boeibordhoogte. Deze platte afdekking mag dan niet hoger zijn dan de maximaal toegelaten goothoogte.
Indien in de regels een goothoogte en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is opgenomen, dan gelden de op de verbeelding opgenomen hoogtes. Indien in de regels een goot- en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding alleen een bouwhoogte, en geen goothoogte, is opgenomen dan is er sprake van alleen een bouwhoogte.
7.3 Bestemmingsbepalingen
De meeste artikelen spreken voor zich. Voor zover dit iets kan verduidelijken wordt hieronder per artikel een korte toelichting gegeven.
Agrarisch
De veldjes aan de zuidzijde van Santpoort-Noord worden gebruikt ten behoeve van beweiding. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Enkel het gebruik ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegestaan.
Bedrijf
Enkel het tankstation inclusief garagebedrijf heeft de bestemming Bedrijf.
Bos
De bestemming Bos is opgenomen voor locaties met hoge natuurlijke en kwalitatieve waarden. Binnen deze bestemming is een aanlegvergunningstelsel opgenomen en zijn geen gebouwen toegestaan.
Centrum - 1
Binnen deze bestemming zijn veel verschillende publiekgerichte functies toegestaan om het centrum levendig te houden. Het wonen is hier enkel toegestaan op verdiepingsniveau.
Centrum - 2
De bestemming Centrum - 2 is nagenoeg gelijk aan de bestemming Centrum - 1. Hierbij is echter lichte horeca rechtstreeks toegestaan. Waar het is aangeduid op de verbeelding is ook wonen op de begane grond toegestaan.
Gemengd
Alle panden gelegen buiten het centrum met een publieke functie hebben de bestemming 'Gemengd' gekregen. Hierbinnen zijn veel functies toegestaan die passend worden geacht binnen een woonwijk. Wonen is binnen deze bestemming ook toegestaan. Indien nu wonen alleen plaatsvindt op de verdieping mag dit worden uitgebreid naar de benedenverdieping. Het aantal woningen dient hierbij wel gelijk te blijven. In enkele gevallen gaat het om grotere panden mag het aantal woningen, na gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid, wel worden uitgebreid.
Groen - 1
Binnen de bestemming Groen - 1 zijn parken, groenvoorzieningen en dergelijke toegestaan. Waar hiervoor een aanduiding is opgenomen is ook een speeltuin, skatepark en jongerenontmoetingsplaats toegestaan.
Groen - 2
De bestemming Groen - 2 is gelijk aan de bestemming Groen - 1 met het verschil dat binnen Groen - 2 ook opritten zijn toegestaan.
Horeca
De bestemming Horeca is opgenomen voor de verschillende horecavoorzieningen in Santpoort-Noord. Op de verbeelding is aangegeven tot welke maximale categorie de horeca mag behoren.
Tuin
De bestemming Tuin is opgenomen in alle tuinen grenzend aan het openbaar gebied. Binnen deze bestemming is slechts zeer beperkt bebouwing mogelijk. Dit om het straatbeeld open te houden.
Verkeer
Binnen de bestemming Verkeer is verkeer toegestaan. Bij het spoor is specifiek aangeduid dat het hier gaan om spoorvervoer. Binnen de bestemming Verkeer is het mogelijk om de gronden te gebruiken ten behoeve van standplaatsen. Ook zijn horecaterrassen toestaan mits aansluitend aan de horeca-inrichting.
Water
In de bestemming Water is water toegestaan, alsmede groen- en aanlegvoorzieningen.
Wonen
Het grootste deel van Santpoort-Noord bestaat uit de bestemming Wonen. Hierbij is opgenomen dat het aantal woningen niet mag uitbreiden. Per woning is ook slechts één huishouden toegestaan. De bij de woningen behorende achtererven zijn ook opgenomen binnen deze bestemming. De regelingen voor het oprichten van aan- en bijgebouwen zijn hier terug te vinden.
Leiding - Water
Ter signalering en bescherming is de hoofdleiding water opgenomen in het bestemmingsplan. Wanneer op of nabij de leiding wordt gebouwd dient ook toestemming te worden gevraagd aan de leidingbeheerder.
Waarde - Archeologie
De verwachtingswaarde voor archeologische vondsten is aanwezig in grote delen van Santpoort-Noord. Bij het realiseren van ingrijpende bebouwing kan het zijn dat de grond geroerd wordt en dat archeologische waarden worden aangetast. Deze dubbelbestemming zorgt ervoor dat hier op dat moment onderzoek naar wordt gedaan.
Waarde - Natuur
De bestemming Waarde - Natuur dient ter bescherming van de ecologische verbindingszone zoals deze is opgenomen de provinciale ruimtelijke verordening. Binnen deze bestemming dienen de natuurlijke waarden in stand gehouden te worden. Hiervoor is een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming is opgenomen ten behoeve van de bescherming van de waterkeringen. Indien hier gebouwd wordt dient ook toestemming te worden gevraagd aan de beheerder van deze waterkering.
7.4 Algemene Bepalingen
7.4.1 Handhaving en toezicht
Het bestemmingsplan Santpoort-Noord is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.
7.4.2 Algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels
Met de algemene afwijkingsregels kan middels de omgevingsvergunning een kleine afwijking van het plan toegestaan worden, tot maximaal 10% van de gegeven maten, afmetingen en percentages. Wanneer de afwijking groter is, maar niet meer dan 15%, is het wenselijk om de afweging te maken middels een wijzigingsprocedure. Hierbij kan het ook voorkomen dat een aanduiding of bestemming wordt gewijzigd, mits dit niet tot gevolg heeft dat het plan ingrijpend wordt veranderd.
7.4.3 Monumenten
In algemene zin wordt opgemerkt dat de monumenten - om reden van kenbaarheid - op de verbeelding zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding-monument'. De planregels bevatten verder geen specifieke regels voor de monumenten in het plangebied, anders dan een verwijzing naar de gemeentelijke of provinciale monumentenverordening of de Monumentenwet 1988. De bescherming van de desbetreffende gebouwen is afdoende verzekerd via de Monumentenwet (artikel 11) en de monumentenverordeningen van de provincie en de gemeente. Om die reden wordt in het bestemmingsplan ook niet het vereiste van een sloopvergunning voor monumenten opgenomen.
7.5 Handhaving
Toezicht en handhavingsbeleid
Het bestemmingsplan is het wettelijke instrument waarin het ruimtelijk beleid voor een gebied wordt vastgelegd. Met het bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad voor de burgers duidelijke regels op het gebied van ruimtelijke ordening te stellen. Op grond daarvan treedt het college handhavend op als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Het bestemmingsplan stelt regels voor bouwen, uitvoeren van werken en het gebruik van gronden en bouwwerken. Als iemand in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt, komt de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in het geding. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier aandacht besteed aan het handhavingsbeleid en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels is geregeld.
In 2014 heeft de gemeenteraad de kadernota Lokaal Integrale Veiligheid in Velsen 2015-2017 vastgesteld. Aan de hand hiervan stelt het college jaarlijks het jaarprogramma voor integrale veiligheid vast. In het jaarprogramma is beschreven wat de gemeente Velsen met toezicht- en handhavingdoelen wil bereiken.
In Velsen is toezicht en handhaving gericht op de leefomgeving en op de naleving van wettelijke regelingen. Preventieve handhaving heeft de voorkeur. Bij de uitvoering van repressief toezicht en handhaving staat maatwerk centraal en worden prioriteiten gesteld. Met het jaarprogramma zorgt de gemeente voor een adequaat niveau van handhaving van de wettelijke taken van het omgevingsrecht en van andere wettelijke regelingen.
Juridische handhavingsmiddelen
De gemeentelijke overheid heeft drie verschillende juridische instrumenten tot haar beschikking om handhavend op te treden: bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten. De bestuursrechtelijke instrumenten staan centraal bij de handhaving van bestemmingsplannen.
De bestuursrechtelijke instrumenten kunnen onderverdeeld worden in preventieve en repressieve instrumenten. Preventieve instrumenten hebben tot doel het begaan van overtredingen te voorkomen. Hierbij dient niet alleen gedacht te worden aan het houden van gedegen toezicht, maar onder andere ook aan het tijdig actualiseren en handhaafbaar houden van bestemmingsplannen en het verstrekken van juiste informatie en gerichte voorlichting aan burgers.
Met behulp van repressieve of reparatoire instrumenten kan worden opgetreden tegen geconstateerde overtredingen. De gemeente is bijvoorbeeld bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen om te bereiken dat de strijdige situatie wordt beëindigd.
In sommige gevallen kan de gemeente ook langs privaatrechtelijke weg optreden, bijvoorbeeld als de gemeente grondeigenaar is en iemand deze grond zonder toestemming in gebruik heeft genomen.
Ook strafrechtelijk kan worden opgetreden. Een overtreding van de gebruiksregels, zoals bedoeld in artikel Algemene gebruiksregels van de regels, is namelijk een strafbaar feit op grond van de Wet op de economische delicten. Het relevante artikel (1a) van deze wet luidt: "Economische delicten zijn eveneens overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet ruimtelijkeordening, artikel 7.2".
Inventarisatie plangebied
Voorafgaand aan de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan wordt een inventarisatie van het plangebied gemaakt. Aan de hand van de inventarisatie wordt bepaald of, en zo ja welke, actie ondernomen wordt. In een concreet geval wordt bijvoorbeeld getoetst of de van het vigerende bestemmingsplan afwijkende situatie legaliseerbaar is, waarbij het bestemmingsplan wordt aangepast. Ook kan blijken dat er specifieke handhavingsproblematiek aan de orde is, waarbij beleidskeuzes gemaakt moeten worden. In dat geval komt deze problematiek aan de orde in hoofdstuk 3 Planbeschrijving.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Kosten voor ontwikkelingen die mogelijk zijn op basis van wijzigingsbevoegdheden, kunnen middels een aparte overeenkomst bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid verhaald worden. Gelet hierop is er geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan is, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, gelegenheid tot inspraak geboden.
De resultaten van zowel het wettelijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro, als de inspraak zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Voor de uitkomsten van de inspraak en het wettelijk vooroverleg wordt verwezen naar de "Inspraakrapportage voorontwerpbestemmingsplan Santpoort-Noord".
Bijlagen
Bijlage 1 Monumenten
1.1 Rijksmonumenten
- Hoofdstraat 236 Huis Vlugthoven
- Hoofdstraat 238 Koetshuis Vlugthoven
- Hoofdstraat 240 -242 18de-eeuws pand
- Hoofdstraat 252 Herenhuis in chaletvorm
- Hoofdstraat 268 Schoonoord
- Hoofdstraat 270 Stal bij blekerij Zorgvrij
- Wüstelaan 83 Molen De Zandhaas
- Wüstelaan 101 Pand met gepleisterde topgevel
- Wüstelaan 103 Pand met gepleisterde topgevel
1.2 Gemeentelijke monumenten
- Hagelingerweg 3 (met Anemonenstr 25) Dubbel woonhuis
- Hoofdstraat 185 Woon-winkelhuis
- Hoofdstraat 187 Woonhuis
- Hoofdstraat 198-200 Onderdeel herberg 'De Wildeman'
- Hoofdstraat 220-220a Woonhuis
- Hoofdstraat ong./ hoek Joh. van Beemlaan Schamppaal (kanonsloop)
- Kerkweg 4-6 Brandspuithuisje (voormalig)
- Kerkweg 9-11 Woonhuis
- Kerkweg 10-12 Woonhuis
- Kerkweg 29 Kerkje 'El Thetho' (Mosterdzaadje)
- Kerkweg 48a Woonhuis
- Middenduinerweg 8 Villa 'Terras'
- Molenstraat 7- 9-11 Woonhuizen
- Molenstraat 13-15-17 Woonhuizen
- Molenstraat 19-21 Woonhuizen
- Overbildtweg 5-7 Woonhuizen
- Velserhooftlaan 20 Houten schuur bij huis Bosbeek
- Vlugthovenstraat 11 Woonhuis
- Vlugthovenstraat 14-16-18 Woonhuizen
- Wüstelaan bij 83 Houten schuur bij molen De Zandhaas
- Wüstelaan 87-89-91-93 Woonhuizen
- Wüstelaan 90 Villa 'Santvliet'