KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Centrum
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Dienstverlening
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Wonen - 1
Artikel 13 Wonen - 2
Artikel 14 Waarde - Archeologie
Artikel 15 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Artikel 19 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 21 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel
Bijlage 1 Staat Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Luchtkwaliteitonderzoek
Bijlage 2 Leggerzones Hoogheemraadschap Van Rijnland

Bestemmingsplan Zandvoort - Centrum

Bestemmingsplan - gemeente Zandvoort

Vastgesteld op 14-09-2009 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.het plan:

het bestemmingsplan Zandvoort - Centrum van de gemeente Zandvoort;

2.het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0473.0610302-0001 met de bijbehorende regels en bijlagen;

3.aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4.aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5.aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend of vrij beroep (zoals medisch, parame­disch, therapeutisch, juridisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en/of administratief) dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie be­houdt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

6.aanbouw:

een aan het hoofdgebouw gebouwde en daaraan onderge­schikte en afzonderlijke ruimte, waarmee het rechtstreeks in verbinding staat;

7.achtergevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

8.antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

9.antennedrager:

antennemast of andere constructie waaraan een antenne is bevestigd;

10.archeologisch waardevol gebied:

de aan het gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied mogelijk voorkomende overblijfselen uit de oude tijd;

11.automatenhal:

een bedrijf gericht op de exploitatie van speel- en gok­apparatuur, zoals een flipperkasten- en fruitautomatenhal, een snookergelegenheid of een casino, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze functie;

12.bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

13.bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden be­bouwd;

14.bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer be­drijfsactiviteiten;

15.bestaand:

a.bij bouwwerken: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan danwel ge­bouwd is of kan worden krachtens een verleende bouw­vergunning;

b.bij (bouw/goot)hoogte: de hoogte respectievelijk goothoogte ten tijde van het van kracht worden van het plan danwel gebouwd is of kan worden krachtens een ver­leende bouwvergunning;

16.bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

17.bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

18.bijbehorende voorzieningen:

al dan niet gebouwde voorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikt aan en ten dienste van de bestemming, welke bijdragen aan een doelmatig gebruik van de gronden en/of gebouwen, met dien verstande dat deze voorzieningen niet mogen leiden tot een substantiële wijziging en/of beperking van het gebruik van de gronden overeenkomstig de bestem­ming en voorts geen hinder voor de omgeving mogen veroor­zaken;

19.bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw;

19.a. bioscoop:

een bedrijf in hoofdzaak gericht op het geven van filmvoorstellingen, alsook ondergeschikte horeca ten dienste van deze functie;

20.bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

21.bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

22.bouwlaag of laag:

de begane grond of een verdieping van een gebouw met uit­sluiting van kelder, onderhuis, zolder of vliering;

23.bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegela­ten;

24.bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aange­duid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouw­werken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

25.bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbon­den, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

26.cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde ge­kenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

27.dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

28.detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goe­de­ren aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

29.dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten op commerciële dan wel niet-commerciële basis niet zijnde een seksinrichting;

30.dienstwoning:

een woning in of bij een hoofdgebouw of op een terrein, ken­nelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het terrein noodzakelijk is;

31.erf:

de oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de opper­vlakte van het bouwvlak en uitgezonderd de tot ‘Tuin’ be­stemde gronden;

32.gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, over­dekte, geheel of gedeelte­lijk met wanden omsloten ruimte vormt;

33.geluidbelasting vanwege een industrieterrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke in­richtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

34.geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

35.geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsge­voelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluid­hinder en krachtens deze wet vastgestelde regels;

36.geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom

het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een

geluidszone moet worden vastgesteld;

37.hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objec­ten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde regels;

38.hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

39.horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

40.horecabedrijf categorie A:

een aanloopgericht horecabedrijf, zijnde een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssa­lons, croissanterieën, en naar de aard daarmee gelijk te stel­len horecabedrijven;

41.horecabedrijf categorie B:

een restaurant en/of een café-/restaurant, zijnde een horeca­bedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden;

42.horecabedrijf categorie C:

een cafetaria en/of snackbar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen ver­goeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie ge­durende een groot deel van de dag en avond, waarbij de be­drijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt;

43.horecabedrijf categorie D:

een café en/of bar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfs­uitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge be­zoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvig­heid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

44.horecabedrijf categorie E:

een bar-/dancing, zijnde een bar waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals dis­cotheken en nachtclubs;

45.horecabedrijf categorie F:

een hotel en/of pension, zijnde een horecabedrijf waar de be­drijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoe­ding verstrekken van logies;

45.a. horizontale diepte:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht van af de naar de weg gekeerde gevel;

46.kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellin­gen;

47.kap:

een dak bestaande uit twee hellende dakvlakken;

48.kunstwerken:

werken van beeldende kunst;

49.logiesverstrekking:

het gedurende een beperkte periode per jaar aanbieden of verstrekken van nachtverblijf aan ten hoogste vier personen per nacht;

50.maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal culturele, levensbe­schou­we­lijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voor­zie­ningen ten behoeve van openbare dienstver­le­ning, alsook on­dergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

51.milieucategorie:

een milieucategorie zoals is aangegeven in de ‘Staat van toe­gelaten bedrijfsactiviteiten’ (bijlage 1 van de regels);

52.onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming ont­trokken of in het ongerede geraakte voer- en vaartuigen, woonschepen of arken, caravans, tentwagens en kampeer­auto's voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te maken, alsook tenten;

53.peil:

1.voor een bouwwerk dat grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;

2.voor andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afge­werkte terrein ter plaatse van het bouwwerk;

54.pension:

een woning, waarin als nevenactiviteit het verstrekken van lo­gies (per nacht) plaatsvindt, met als nevenactiviteit het ver­strekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

55.praktijkruimte:

een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen;

56.restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

57.risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

58.seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin be­drijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, sek­suele handelingen worden verricht, of vertoningen van eroti­sche of pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrich­ting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaron­der begrepen erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekswinkel, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

59.standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een verkooppunt van drank en of (etens)waren, dat verrijdbaar is of geplaatst is op wielen;

60.uitbouw:

een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw ten be­hoeve van de uitbreiding van de hoofdfunctie, zonder dat daarbij een afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw wordt toegevoegd;

60.a. verticale diepte van gebouwen:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf het peil;

61.voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen; op een hoek­perceel wordt de zijgevellijn, die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevelrooilijn;

62.voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objec­ten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

63.vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en of de daarvoor benodigde stoffen;

64.waterkering:

een dijk, duin of werk of aaneenschakeling hiervan, welke over een bepaalde lengte de functie heeft water te keren;

65.winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

66.woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisves­ting van één afzonderlijke huishouding.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risico­volle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

b.aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

c.woningen boven de eerste bouwlaag;

d.erven en bijbehorende voorzieningen;

e.parkeren op eigen erf;

f.een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aandui­ding “parkeergarage”;

waarbij wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge ge­luidsbelasting vanwege het industrieterrein i.c. het racecircuit van geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de ter plaatse aangege­ven aanduiding “geluidzone - circuit”;

3. 2.Bouwregels

3. 2. 1. Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ gelden de volgende alge­mene regels:

a.uitsluitend binnen de bouwvlakken mag ondergronds worden gebouwd, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “parkeergarage”;

b.de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “parkeergarage”;

c.per bestemmingsvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning wor­den gebouwd.

3. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak wor­den gebouwd;

b.de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoog­ste de in de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;

c.indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, zal de dakhelling niet meer bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak.

3. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

a.bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits deze achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

b.de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uit­bouwen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m2;

c.bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan, die echter niet mag worden voorzien van dakkapellen;

d.de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbou­wen mogen niet meer dan 3,00 m respectievelijk 5,00 m bedragen, met dien verstande dat:

1.de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° en niet min­der dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak;

2.voor van een plat dak voorziene bijgebouwen en aan- en uitbouwen een maximale bouwhoogte geldt van 3,00 m;

e.indien een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw wordt gebouwd, dan mag de overschrijding van de achtergevelrooilijn maximaal 1,50 m bedra­gen met een maximum oppervlakte van 10 m².

3. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

3. 2. 5. Indien een hoogte, maat of afstand een hiervoor toegela­ten maximum of minimum over- respectievelijk onderschrijdt op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan geldt voor dit afwijkende bestaande bouwwerk of gedeelte hiervan alsmede voor de verandering of ver­nieuwing ervan de hoogte, maat en/of afstand zoals die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in de werkelijke situatie was.

3. 3.Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet op de ruimtelijke ordening wijzi­gen in die zin dat:

a.de bestemming ‘Bedrijf’ ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 1” wordt gewijzigd naar de bestemming ‘Centrum’, waarbij:

1.detailhandel is toegestaan in de eerste bouwlaag en wo­nen is toegestaan in de tweede en hogere bouwlaag;

2.de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 10 m respectievelijk 13 m mag bedragen;

3.de wijziging stedenbouwkundig goed inpasbaar moet zijn;

4.geen onevenredig nadelige effecten op de omgeving mo­gen optreden;

b.de bestemming ‘Bedrijf’ ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 3” wordt gewijzigd naar de bestemming ‘Maatschappelijk’, mits:

1.na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 9 van overeenkomstige toepassing zijn;

2.de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vergezeld gaat van een exploitatieplan, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd.

Artikel 4 Centrum

4. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.detailhandel in de eerste bouwlaag;

b.dienstverlening in de eerste bouwlaag;

c.bedrijven in de eerste bouwlaag, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf”;

d.horecabedrijven categorie A, ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie A”;

e.horecabedrijven categorie A en B in de eerste bouwlaag’, ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met categorie B” ;

f.horecabedrijven categorie A t/m C in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met categorie C”;

g.horecabedrijven categorie A t/m D in de eerste bouwlaag ,ter plaatse van de categorie-aanduiding “horeca tot en met cate­gorie D”;

h.horecabedrijven categorie A t/m E in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de -aanduiding “horeca tot en met categorie E”;

i.horecabedrijven categorie F, ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie F”;

j.een pension, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - pension”;

k.een automatenhal, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - automatenhal”;

l.een bioscoop, ter plaatse van de aanduiding “bioscoop”;

m.maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk”;

n.woningen;

o.erven en bijbehorende voorzieningen;

p.parkeren op eigen erf;

q.een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aandui­ding “parkeergarage”;

r.aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

waarbij wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge ge­luidsbelasting vanwege het industrieterrein i.c. het racecircuit van geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - circuit”.

4. 2.Bouwregels

4. 2. 1. Binnen de bestemming ‘Centrum’ geldt de volgende alge­mene regel:

-de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “parkeergarage”.

4. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.voorzover een gevellijn is aangegeven, dienen de hoofdgebou­wen in de gevellijn te worden gebouwd;

c.ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercen­tage (%)” zal het bebouwingspercentage ten hoogste het aangegeven percentage bedragen;

d.ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aangegeven bouwhoogte bedragen;

e.ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” zal de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;

f.ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” dient een hoofdgebouw te zijn voorzien van een kap;

g.indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, zal de dakhelling niet meer bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak.

4. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

a.bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits deze achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

b.de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uit­bouwen mag:

1.indien een bebouwingspercentage is aangegeven, maxi­maal 35% van het onbebouwde deel van het bouwperceel beslaan met een maximum van 50 m²;

2.indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, buiten het bouwvlak maximaal 35% van het erf beslaan met een maximum van 50 m2;

c.bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan, die echter niet mag worden voorzien van dakkapellen;

d.de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3,00 m respectievelijk 5,00 m bedragen, met dien verstande dat:

1.de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak;

2.voor van een plat dak voorziene bijgebouwen en aan- en uit­bouwen een maximale bouwhoogte geldt van 3,00 m;

e.indien een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw wordt gebouwd, dan mag de over­schrijding van de achtergevelrooilijn maximaal 1,50 m bedra­gen, met een maximale oppervlakte van 10 m².

4. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van vlaggenmasten of lichtmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

4. 2. 5. Indien een hoogte, maat of afstand een hiervoor toegela­ten maximum of minimum over- respectievelijk onderschrijdt op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit be­stemmingsplan, dan geldt voor dit afwijkende bestaande bouw­werk of gedeelte hiervan alsmede voor de verandering of ver­nieuwing ervan de hoogte, maat en/of afstand zoals die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in de werkelijke situatie was.

4. 3.Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de mili­eusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden ontheffing verlenen van:

a.het bepaalde in lid 4.1 sub d tot en met f en i en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor horecabedrijven tot en met categorie D, mits:

-hiermee de leegstand van panden wordt voorkomen en de aantrekkelijkheid en levendigheid van de straat of het plein wordt verbeterd;

b.het bepaalde in lid 4.1 sub a, b, c, e, f, g en h en toestaan dat detailhandel, dienstverlening, bedrijf of horeca in de tweede bouwlaag wordt gevestigd, mits,

1.de betreffende functie in de eerste bouwlaag aanwezig is;

2.geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsitu­atie en de gebruiksmogelijkheden van de aan­grenzende percelen;

3.er op grond van de huisvestingsverordening Zuid-Kenne­merland een vergunning zal worden verstrekt;

c.het bepaalde in lid 4.2.2. sub c en het toestaan, dat het bouw­perceel tot ten hoogste 100% wordt bebouwd mits:

1.geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwings­beeld, de sociale veiligheid, de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;

2.geen onevenredige achteruitgang betekent voor de aangren­zende percelen, zoals inkijk, lichtinval en open­heid.

4. 4.Specifieke gebruiksregels

4. 4. 1. In of bij een woning is een praktijkruimte toegestaan voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

a.de activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleve­ren en mogen niet op grond van de Wet milieubeheer vergunningplichtig zijn;

b.de activiteiten mogen naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;

c.de activiteiten mogen geen detailhandel en geen horeca betreffen;

d.de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de nor­male afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;

e.de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maximaal 40% van de bebouwde oppervlakte bedraagt.

4. 4. 2. Het is toegestaan een gedeelte van een woning in te rich­ten en te gebruiken ten behoeve van logiesverstrekking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

a.de logiesverstrekking mag naar de aard en/of visueel geen af­breuk doen aan het karakter van de woning;

b.de logiesverstrekking mag geen nadelige invloed uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;

c.de logiesverstrekking mag geen afbreuk doen aan de woonfunc­tie en dient daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;

d.mede ter handhaving van de hiervoor genoemde regels mag per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf worden verstrekt.

4. 5.Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet op de ruimtelijke ordening wijzi­gen in die zin dat:

-de aanduiding “bedrijf”, “horeca tot en met categorie B”, “ho­reca tot en met categorie C”, “horeca tot en met categorie D”, “horeca tot en met categorie E”, “horeca van categorie A”, “ho­reca van categorie F“, “specifieke vorm van horeca - pension” of “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - automatenhal” worden verwijderd, mits:

-de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 5 Detailhandel

5. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.detailhandel;

b.woningen boven de eerste bouwlaag;

c.erven en bijbehorende voorzieningen;

d.parkeren op eigen erf;

waarbij wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein i.c. racecircuit van geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding “geluids­zone - circuit”.

5. 2.Bouwregels

5. 2. 1. Binnen de bestemming ‘Detailhandel’ gelden de volgende algemene regels:

a.de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil;

b.per bestemmingsvlak mag ten hoogste één dienstwoning wor­den gebouwd.

5. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak wor­den gebouwd;

b.de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoog­ste de in de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw plat is afgedekt, de in de aanduiding aan­gegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;

c.indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, zal de dakhelling niet meer bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak.

5. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

a.bijgebouwen, aan- en uitbouwen mogen zowel binnen als ach­ter het ter plaatse aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

b.de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uit­bouwen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak maximaal 35% van het erf beslaan met een maximum van 50 m2;

c.bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan, die echter niet mag worden voorzien van dakkapellen;

d.de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3,00 m respectievelijk 5,00 m bedragen, met dien verstande dat:

1.de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° en niet min­der dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak;

2.voor van een plat dak voorziene bijgebouwen en aan- en uit­bouwen een maximale bouwhoogte geldt van 3,00 m;

e.indien een balkon c.q. op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw een dakterras wordt gebouwd, dan mag de over­schrijding van de achtergevelrooilijn maximaal 1,50 m bedragen, met een maximale oppervlakte van 10 m².

5. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

5. 2. 5. Indien een hoogte, maat of afstand een hiervoor toegelaten maximum of minimum over- respectievelijk onderschrijdt op het tijdstip van de terinzage-legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan geldt voor dit afwijkende bestaande bouwwerk of gedeelte hiervan alsmede voor de verandering of ver­nieuwing ervan de hoogte, maat en/of afstand zoals die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in de werkelijke situatie was.

Artikel 6 Dienstverlening

6. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

b.woningen boven de eerste bouwlaag;

c.erven en bijbehorende voorzieningen;

d.parkeren op eigen erf.

6. 2.Bouwregels

6. 2. 1. Binnen de bestemming ‘Dienstverlening’ gelden de vol­gende algemene regels:

a.de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil;

b.per bestemmingsvlak mag ten hoogste één dienstwoning worden gebouwd.

6. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoog­ste de in de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw plat is afgedekt, de in de aanduiding aan­gegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;

c.indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, zal de dakhelling niet meer bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak.

6. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

a.bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen zowel binnen als achter het bouwvlak worden gebouwd;

b.de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak maximaal 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m2;

c.bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan, die echter niet mag worden voorzien van dakkapellen;

d.de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3,00 m respectievelijk 5,00 m bedragen, met dien verstande dat:

1.de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° en niet min­der dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak;

2.voor van een plat dak voorziene bijgebouwen en aan- en uitbouwen een maximale bouwhoogte geldt van 3,00 m óf de hoogte van de eerste bouwlaag;

e.indien een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijge­bouw, aan- en uitbouw wordt gebouwd, dan mag de over­schrijding van de achtergevelrooilijn maximaal 1,50 m bedra­gen, met een maximale oppervlakte van 10 m².

6. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

6. 2. 5. Indien een hoogte, maat of afstand een hiervoor toegela­ten maximum of minimum over- respectievelijk onderschrijdt op het tijdstip van de terinzage-legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan geldt voor dit afwijkende bestaande bouwwerk of gedeelte hiervan alsmede voor de verandering of ver­nieuwing ervan de hoogte, maat en/of afstand zoals die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in de werkelijke situatie was.

Artikel 7 Gemengd

7. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.dienstverlening met bijhorende horeca;

b.maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende horeca;

c.woningen;

d.erven en bijbehorende voorzieningen;

e.bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf”;

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle in­richtingen en/of vuurwerkbedrijven;

f.detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

g.een pension, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - pension”;

h.een sportzaal in de eerste bouwlaag en daaronder, ter plaatse van de aanduiding “sportzaal”;

i.parkeren op eigen erf;

j.een (grotendeels) ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aandui­ding “parkeergarage”;

k.een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding “onderdoor­gang“;

l.een antennemast, ter plaatse van de aanduiding “antenne­mast”.

7. 2.Bouwregels

7. 2. 1. Binnen de bestemming ‘Gemengd’ gelden de volgende al­gemene regels:

a.de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “parkeergarage”;

b.de eerste bouwlaag van gebouwen mag over een breedte van minimaal 2,00 m niet worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”.

7. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak wor­den gebouwd;

b.voorzover een gevellijn is aangegeven, dienen de hoofdgebou­wen in de gevellijn te worden gebouwd;

c.ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aange­geven bouwhoogte bedragen;

d.ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” zal de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;

e.de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoog­ste de in de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

f.ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” dient een hoofdgebouw te zijn voorzien van een kap;

g.indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, zal de dakhelling niet meer bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak.

7. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

a.bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits deze achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

b.de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uit­bouwen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 50 m2 bedra­gen;

c.bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan, die echter niet mag worden voorzien van dakkapellen;

d.de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uit­bouwen mogen niet meer dan 3,00 m respectievelijk 5,00 m bedragen, met dien verstande dat:

1.de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° en niet min­der dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak;

2.voor van een plat dak voorziene bijgebouwen en aan- en uit­bouwen een maximale bouwhoogte geldt van 3,00 m;

e.indien een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijge­bouw, aan- en uitbouw wordt gebouwd, dan mag de over­schrijding van de achtergevelrooilijn maximaal 1,50 m bedra­gen met een maximale oppervlakte van 10 m².

7. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van vlaggenmasten, lichtmasten of reclameob­jecten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

7. 2. 5. Indien een hoogte, maat of afstand een hiervoor toegelaten maximum of minimum over- respectievelijk onderschrijdt op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan geldt voor dit afwijkende bestaande bouwwerk of gedeelte hiervan alsmede voor de verandering of ver­nieuwing ervan de hoogte, maat en/of afstand zoals die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in de werkelijke situatie was.

7. 3.Specifieke gebruiksregels

7. 3. 1. In of bij een woning is een praktijkruimte toegestaan voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

a.de activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleve­ren en mogen niet op grond van de Wet milieubeheer vergunningplichtig zijn;

b.de activiteiten mogen naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;

c.de activiteiten mogen geen detailhandel en geen horeca betreffen;

d.de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;

e.de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maximaal 40% van de bebouwde oppervlakte bedraagt.

7. 3. 2. Het is toegestaan een gedeelte van een woning in te rich­ten en te gebruiken ten behoeve van logiesverstrekking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

a.de logiesverstrekking mag naar de aard en/of visueel geen af­breuk doen aan het karakter van de woning;

b.de logiesverstrekking mag geen nadelige invloed uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;

c.de logiesverstrekking mag geen afbreuk doen aan de woonfunc­tie en dient daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;

d.mede ter handhaving van de hiervoor genoemde regels mag per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf worden verstrekt.

7. 4.Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet op de ruimtelijke ordening wijzigen in die zin dat:

-de aanduiding “bedrijf”, “detailhandel”, “specifieke vorm van horeca - pension” of “sportzaal” wordt verwijderd, mits:

-de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 8 Horeca

8. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.horecabedrijven categorie A tot en met B in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met categorie B”;

b.horecabedrijven categorie A tot en met D in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met categorie D”;

c.horecabedrijven categorie F, ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie F”;

d.woningen boven de eerste bouwlaag;

e.erven en bijbehorende voorzieningen;

f.parkeren op eigen erf;

g.een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding “onderdoor­gang“;

waarbij wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge ge­luidsbelasting vanwege het industrieterrein i.c. het racecircuit van geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aangegeven aandui­ding “geluidszone - circuit”.

8. 2.Bouwregels

8. 2. 1. Binnen de bestemming ‘Horeca’ gelden de volgende alge­mene regels:

a.de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil;

b.de eerste bouwlaag van gebouwen mag niet worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”. Ter plaatse van deze doorgang mogen geen bouwwerken ter belemmering van de doorgang worden gebouwd;

c.per bestemmingsvlak mag ten hoogste één dienstwoning wor­den gebouwd.

8. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoog­ste de in de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw plat is afgedekt, de in de aanduiding aan­gegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;

c.indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, zal de dakhelling niet meer bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak.

8. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

a.de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uit­bouwen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak maximaal 35% van het erf beslaan met een maximum van 50 m2;

b.bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan, die echter niet mag worden voorzien van dakkapellen;

c.de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uit­bouwen mogen niet meer dan 3,00 m respectievelijk 5,00 m bedragen, met dien verstande dat:

1.de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° en niet min­der dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak;

2.voor van een plat dak voorziene bijgebouwen en aan- en uit­bouwen een maximale bouwhoogte geldt van 3,00 m óf de hoogte van de eerste bouwlaag;

d.indien een balkon c.q. op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw een dakterras wordt gebouwd, dan mag de over­schrijding van de achtergevelrooilijn maximaal 1,50 m bedra­gen met een maximum oppervlakte van 10 m².

8. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

8. 2. 5. Indien een hoogte, maat of afstand een hiervoor toegela­ten maximum of minimum over-respectievelijk onderschrijdt op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit be­stemmingsplan, dan geldt voor dit afwijkende bestaande bouwwerk of gedeelte hiervan alsmede voor de verandering of ver­nieuwing ervan de hoogte, maat en/of afstand zoals die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in de werkelijke situatie was.

Artikel 9 Maatschappelijk

9. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.maatschappelijke voorzieningen;

b.(zorg)woningen;

c.een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”;

d.tuinen;

e.erven en bijbehorende voorzieningen;

f.parkeren op eigen erf.

9. 2.Bouwregels

9. 2. 1. Binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ gelden de vol­gende algemene regels:

-de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil.

9. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt de volgende regel:

a.hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlak worden gebouwd;

b.ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aangegeven bouwhoogte bedragen;

c.ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” zal de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;

d.ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” dient een hoofdgebouw te zijn voorzien van een kap;

e.indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, zal de dakhelling niet meer bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak.

9. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

9. 2. 4. Indien een hoogte, maat of afstand een hiervoor toegela­ten maximum of minimum over- respectievelijk onderschrijdt op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit be­stemmingsplan, dan geldt voor dit afwijkende bestaande bouwwerk of gedeelte hiervan alsmede voor de verandering of ver­nieuwing ervan de hoogte, maat en/of afstand zoals die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in de werkelijke situatie was.

Artikel 10 Tuin

10. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.tuinen en open erven;

b.voetpaden;

c.parkeren op eigen erf;

d.een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage”;

e.een terras behorende bij een horecabedrijf, ter plaatse van de aanduiding “terras”;

waarbij wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein i.c. racecircuit van geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding “geluidszone - circuit”.

Voor deze bestemming geldt dat onoverdekt parkeren op eigen erf alleen is toegestaan achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van de woning, of op een hiervóór gelegen oprit naar de op hetzelfde perceel aanwezige parkeergelegenheid achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel.

10. 2.Bouwregels

10. 2. 1. Binnen de bestemming ‘Tuin’ gelden de volgende alge­mene regels:

a.als gebouwen c.q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toe­gestaan stoepen, stoeptreden, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de horizontale diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel, niet meer mag bedragen dan 1,50 m en de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m²;

b.onverminderd het bepaalde onder sub a zijn eveneens toege­staan erkers, serres en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de horizontale diepte, gemeten vanaf de aanslui­tende gevel, niet meer dan 1,50 m en de gezamenlijke opper­vlakte niet meer dan 5 m² mag bedragen;

c.onverminderd het bepaalde onder sub a en sub b zijn eveneens dakoverstekken toegestaan met een maximale horizontale diepte van 1,50 m;

d.de bouwhoogte van de onder sub a en sub b genoemde gebou­wen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

e.de op grond van het bepaalde onder sub d toegelaten bouw­hoogte mag alleen worden overschreden door hellende dak­vlakken, balustrades en architectonische en bouwkundige detailleringen, waarbij de overschrijding niet meer mag bedragen dan 1,00 m;

f.de balkons mogen worden voorzien van een balustrade met een hoogte van maximaal 1,00 m doch mogen niet worden voorzien van een overkapping.

10. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

10. 2. 3. Indien een hoogte, maat of afstand een hiervoor toegelaten maximum of minimum over- respectievelijk onderschrijdt op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan geldt voor dit afwijkende bestaande bouw­werk of gedeelte hiervan alsmede voor de verandering of ver­nieuwing ervan de hoogte, maat en/of afstand zoals die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in de werkelijke situatie was.

10. 3.Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

-het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het onoverdekt parkeren op eigen erf voor de voorgevel of het denkbeeldig verlengde daarvan.

10. 4.Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 10.3. voor het onoverdekt parkeren op eigen erf voor de voorgevel of het denkbeeldig verlengde daarvan, indien:

a.voor de voorgevel of het denkbeeldig verlengde daarvan een tuin aanwezig is met een diepte van tenminste 6,00 m;

b.niet op andere wijze kan worden geparkeerd op eigen erf;

c.het pand geen rijksmonument of gemeentelijk monument is;

d.het veilig en doelmatig gebruik van de weg niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 11 Verkeer

11. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.wegen;

b.voet- en fietspaden;

c.onoverdekte parkeervoorzieningen;

d.een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage”;

e.garageboxen, ter plaatse van de aanduiding “garage”;

f.een muziektent, ter plaatse van de aanduiding “muziek-
theater”;

g.evenemententerreinen, marktplaatsen, standplaatsen en terras­sen;

h.verblijfsgebieden;

i.bermen;

j.groenvoorzieningen;

k.(een) bergbezinkbassin(s), ter plaatse van de aanduiding “nuts­voorziening”;

l.bijbehorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen en nuts­voorzieningen;

waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aan­duiding “monumentale boom”, het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de monumentale bomen wordt nagestreefd;

waarbij wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein i.c. racecircuit van geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding “geluidszone - circuit“.

11. 2.Bouwregels

11. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende re­gels:

a.de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3,00 m be­dragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.in afwijking van het bepaalde in sub a mag een ondergrondse parkeergarage worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage”;

c.in afwijking van het bepaalde in sub a mogen garageboxen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “garage”, met dien verstande dat de bouwhoogte van de garageboxen niet meer dan 3,50 m mag bedragen;

d.in afwijking van het bepaalde in sub a mag een muziektent wor­den gebouwd ter plaatse van de aanduiding “muziektheater”, met dien verstande dat de bouwhoogte van de muziektent niet meer dan 6,50 m mag bedragen.

11. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer dan 5,00 m be­dragen;

b.de bouwhoogte van vlaggenmasten of lichtmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van terrasschermen mag niet meer dan 1,80 m bedragen;

d.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen.

11. 3.Aanlegvergunning

11. 3. 1. Ter plaatse van de aanduiding “monumentale boom” is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.het verwijderen van houtgewas;

b.het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.

11. 3. 2. Het in lid 11.3.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a.het normale onderhoud betreffen;

b.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

11. 3. 3. De in lid 11.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van de monumentale bomen.

11. 4.Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet op de ruimtelijke ordening wijzigen, in die zin dat:

-de bestemming ‘Verkeer’ ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 2” wordt gewijzigd in de bestemming ‘Gemengd’, mits:

1.na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 7 van overeenkomstige toepassing zijn;

2.de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vergezeld gaat van een exploitatieplan.

11. 5.Specifieke gebruiksregels

De gronden binnen deze bestemming mogen worden gebruikt voor:

a.standplaatsen, voorzover het maximaal 4 betreft;

b.evenementen, voorzover het tijdelijke al dan niet periodieke evenementen betreft, zoals muziekfestivals.

Artikel 12 Wonen - 1

12. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen-1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.vrijstaande woningen, ter plaatse van de aanduiding “vrij­staand”;

b.twee-onder-één-kap-woningen en/of vrijstaande woningen, ter plaatse van de aanduiding “twee-aaneen”;

c.drie of meer aaneengesloten woningen, ter plaatse van de aan­duiding “aaneengebouwd”;

d.bij het wonen behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en andere bouwwerken;

alsmede:

e.detailhandel in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aandui­ding “detailhandel”;

f.dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;

g.een pension, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - pension”;

h.een bedrijf dat is genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf”;

i.tuinen en erven;

j.parkeren op eigen erf;

k.een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aandui­ding “parkeergarage”;

l.voetpaden;

m.een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding “onderdoor­gang“;

n.een doorgang, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - doorgang”;

waarbij wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein i.c. het racecircuit van geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding “geluids­zone - circuit”.

12. 2.Bouwregels

12. 2. 1. Binnen de bestemming ‘Wonen - 1’ gelden de volgende al­gemene regels:

a.de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil;

b.ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - doorgang” dient een doorgang te worden gerealiseerd welke niet minder dan 2,00 m en niet meer dan 5,00 m breed is. Ter plaatse van deze doorgang mogen geen bouwwerken ter be­lemmering van de doorgang worden gebouwd;

c.de eerste bouwlaag van gebouwen mag over een breedte van minimaal 2,00 m niet worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”.

12. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) gelden de volgende regels:

a.hoofdgebouwen, niet zijnde een ondergrondse parkeergarage, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.voorzover een gevellijn is aangegeven, dienen de hoofdgebouwen in de gevellijn te worden gebouwd;

c.de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoog­ste de in de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw plat is afgedekt, de in de aanduiding aan­gegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;

d.indien een hoofdgebouw van een kap wordt voorzien, zal de dakhelling niet meer bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak.

12. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

a.de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen per woning mag buiten het bouwvlak maximaal 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m2 ;

b.bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan, die echter niet mag worden voorzien van dakkapellen;

c.de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3,00 m respectievelijk 5,00 m bedragen, met dien verstande dat:

1.de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° en niet min­der dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak;

2.voor van een plat dak voorziene bijgebouwen en aan- en uit­bouwen de goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;

d.indien een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw of aan- en uitbouw wordt gebouwd, dan mag de over­schrijding van de achtergevelrooilijn maximaal 1,50 m bedra­gen met een maximum oppervlakte van 10 m².

12. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

12. 2. 5. Indien een hoogte, maat of afstand een hiervoor toegelaten maximum of minimum over- of onderschrijdt op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan geldt voor dit afwijkende bestaande bouwwerk of gedeelte hiervan alsmede voor de verandering of vernieuwing ervan de hoogte, maat en/of afstand zoals die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in de werkelijke situatie was.

12. 2. 6. Bij het uitbreiden van een gebouw binnen het bouwvlak waarbij sprake is van bestaande afwijkingen mag de bouwhoogte van de uitbreiding niet meer bedragen dan de bestaande bouw­hoogte van de aansluitende bebouwing. Voor het overige zijn voor uitbreiding van dergelijke gebouwen de in lid 12.2.2. en 12.2.3. voor hoofdgebouwen en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gege­ven bouwregels van overeenkomstige toepassing.

12. 3.Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige af­breuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de sociale veilig­heid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmoge­lijkheden van de aangrenzende gronden ontheffing verlenen van:

-het bepaalde in lid 12.2. en toestaan dat het gebied ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - ontheffingsgebied” volledig wordt bebouwd ten behoeve van één grote, gebouwde parkeervoorziening, mits:

-het verhoogde maaiveld ruimtelijk goed ingepast wordt met een aantrekkelijke groene uitstraling.

12. 4.Specifieke gebruiksregels

12. 4. 1. In of bij een woning is een praktijkruimte toegestaan voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

a.de activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleve­ren en mogen niet op grond van de Wet milieubeheer vergunningsplichtig zijn;

b.de activiteiten mogen naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;

c.de activiteiten mogen geen detailhandel en geen horeca betreffen;

d.de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproble­men veroorzaken in de directe omgeving;

e.de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maximaal 40% van de bebouwde oppervlakte bedraagt.

12. 4. 2. Het is toegestaan een gedeelte van een woning in te richten en te gebruiken ten behoeve van logiesverstrekking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

a.de logiesverstrekking mag naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;

b.de logiesverstrekking mag geen nadelige invloed uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;

c.de logiesverstrekking mag geen afbreuk doen aan de woon­functie en dient daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blij­ven;

d.mede ter handhaving van de hiervoor genoemde regels mag per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf worden verstrekt.

12. 5.Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet op de ruimtelijke ordening wijzigen, in die zin dat:

-de aanduiding “bedrijf”, “detailhandel”, “dienstverlening” of “specifieke vorm van horeca - pension” worden verwijderd, mits:

-de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 13 Wonen - 2

13. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.gestapelde woningen;

b.detailhandel in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

c.dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding “dienst­verlening”;

d.maatschappelijke voorzieningen in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk”;

e.een pension, ter plaatse van de aanduiding ‘”specifieke vorm van horeca - pension”;

f.bij het wonen behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en andere bouwwerken;

g.tuinen en erven;

h.parkeren op eigen erf;

i.een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage”;

j.een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding “onderdoor­gang“;

waarbij wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge ge­luidsbelasting vanwege het industrieterrein i.c. het racecircuit van ge­luidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding “geluidszone - circuit”.

13. 2.Bouwregels

13. 2. 1. Binnen de bestemming ‘Wonen - 2’ gelden de volgende algemene regels:

a.uitsluitend binnen de bouwvlakken mag ondergronds worden gebouwd, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “parkeergarage”;

b.de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “parkeergarage”;

c.de eerste bouwlaag van gebouwen mag over een breedte van minimaal 4,00 m en maximaal 8,00 m niet worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”.

13. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) gelden de volgende regels:

a.hoofdgebouwen, niet zijnde een ondergrondse parkeergarage, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.voorzover een gevellijn is aangegeven, dienen de hoofdgebouwen in de gevellijn te worden gebouwd;

c.ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aange­geven bouwhoogte bedragen;

d.ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” zal de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw plat is afgedekt, de in de aandui­ding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;

e.indien een hoofdgebouw van een kap wordt voorzien, zal de dakhelling niet meer bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak.

13. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

a.de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen per woning mag buiten het bouwvlak maximaal 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;

b.bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan;

c.de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbou­wen mogen niet meer dan 3,00 m respectievelijk 5,00 m be­dragen, met dien verstande dat:

1.de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° en niet min­der dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak;

2.voor van een plat dak voorziene bijgebouwen en aan- en uit­bouwen een maximale bouwhoogte geldt van 3,00 m.

13. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

13. 2. 5. Indien een hoogte, maat of afstand een hiervoor toegela­ten maximum of minimum over- of onderschrijdt op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan geldt voor dit afwijkende bestaande bouwwerk of gedeelte hiervan alsmede voor de verandering of vernieuwing ervan de hoogte, maat en/of afstand zoals die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in de werkelijke situatie was.

13. 2. 6. Bij het uitbreiden van een gebouw binnen het bouwvlak waarbij sprake is van bestaande afwijkingen mag de bouwhoogte van de uitbreiding niet meer bedragen dan de bestaande bouw­hoogte van de aansluitende bebouwing. Voor het overige zijn voor uitbreiding van dergelijke gebouwen de in lid 13.2.2. en 13.2.3. voor hoofdgebouwen en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gege­ven bouwregels van overeenkomstige toepassing.

13. 3.Specifieke gebruiksregels

13. 3. 1. In of bij een woning is een praktijkruimte toegestaan voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

a.de activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleve­ren en mogen niet op grond van de Wet milieubeheer vergunningplichtig zijn;

b.de activiteiten mogen naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;

c.de activiteiten mogen geen detailhandel en geen horeca betref­fen;

d.de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de nor­male afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;

e.de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maximaal 40% van de bebouwde oppervlakte bedraagt.

13. 3. 2. Het is toegestaan een gedeelte van een woning in te richten en te gebruiken ten behoeve van logiesverstrekking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

a.de logiesverstrekking mag naar de aard en/of visueel geen af­breuk doen aan het karakter van de woning;

b.de logiesverstrekking mag geen nadelige invloed uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;

c.de logiesverstrekking mag geen afbreuk doen aan de woonfunc­tie en dient daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;

d.mede ter handhaving van de hiervoor genoemde bepalingen mag per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf worden verstrekt.

13. 4.Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet op de ruimtelijke ordening wijzigen, in die zin dat:

-de aanduiding “detailhandel”, “dienstverlening” of “specifieke vorm van horeca - pension” wordt verwijderd, mits:

-de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 14 Waarde - Archeologie

14. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

-het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de archeologische waarden in het gebied.

14. 2.Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regels:

-in afwijking van het bepaalde in de basisbestemming(en) mogen bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m² uitslui­tend worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, zal een advies worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij het Cultureel Erfgoed Noord-Holland.

14. 3.Aanlegvergunning

14. 3. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schrifte­lijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werk­zaamheden uit te voeren:

a.het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m voorzover de oppervlakte van de werken of werkzaamheden meer dan 50 m² bedraagt, tenzij deze in het kader van onder­zoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd;

b.het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee ver­band houdende constructies, installaties of apparatuur;

c.het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen en houtgewas.

14. 3. 2. Het bepaalde in lid 14.3.1. is niet van toepassing op wer­ken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a.het normale onderhoud betreffen;

b.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

14. 3. 3. De in lid 14.3.1. bedoelde vergunning wordt uitsluitend verleend, indien:

a.geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waar­den van het archeologisch waardevol gebied;

b.door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, zal een advies worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij het Cultureel Erfgoed Noord-Holland.

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

15. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene Bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn met het oog op de gebruiksmo­gelijkheden van aangrenzende gronden, een goede milieusituatie, het woongenot en de verkeersveiligheid bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:

a.de goothoogte van gebouwen;

b.de afmetingen en plaats van de bebouwing.

Artikel 18 Algemene Gebruiksregels

18. 1.Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.het gebruik van onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;

b.het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor klare of onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;

c.het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, waaronder niet verstaan wordt het opslaan van bouwmaterialen en andere hulpmaterialen voor het bouwen ten behoeve van de uitvoering van werken ter plaatse, voor de duur van de uitvoering;

d.het gebruik van onbebouwde gronden als stort of opslagplaats voor puin of afvalstoffen;

e.het gebruik van gronden, water en bouwwerken en/of opstal­len voor de uitoefening van uitoefening van een seksinrichting;

f.het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige c.q. recreatieve woning;

g.het gebruik van gronden, water en bouwwerken en/of opstal­len voor de uitoefening van een seksinrichting;

h.het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.

18. 2.Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

-het bepaalde in lid 18.1. sub g en toestaan dat de gronden, wa­ter en bouwwerken en/of opstallen worden gebruikt voor de uitoefening van een seksinrichting, mits:

1.de vestiging van een seksinrichting tot gevolg heeft dat twee seksinrichtingen op een afstand van meer dan 250 m van elkaar zijn gevestigd;

2.voor de bezoekers van de seksinrichting voldoende parkeer­gelegenheid op het terrein/erf behorende tot de seksinrichting aanwezig is, met als gevolg dat door het be­zoek aan de seksinrichting in de directe omgeving van de seksinrichting geen onaanvaardbare parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen ontstaat;

3.de wegen die naar de seksinrichting leiden geschikt zijn voor het verwerken van het verkeer van en naar de seksinrichting;

4.de seksinrichting aan de buitenzijde niet is/wordt uitgerust door middel van opvallende (verlichte) reclameborden en aanduidingen die uit een oogpunt van landschapsschoon of dorpsschoon niet aanvaardbaar zijn;

5.de seksinrichting niet wordt uitgeoefend in de vorm van een raamprostitutiebedrijf;

6.in dezelfde straat zich niet meer dan 1 seksinrichting vestigt.

Artikel 19 Algemene Ontheffingsregels

19. 1.Ontheffingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeers­veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing te verlenen van:

a.het oprichten van gebouwen voor algemeen nut, mits de opper­vlakte van elk van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte daarvan niet meer bedraagt dan 3,00 m;

b.overschrijdingen van de bouwgrenzen met maximaal 2,00 m, door ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lift- en trappenhuizen en dergelijke;

c.het overschrijden van de regels inzake bouwhoogte, goot­hoogte, dakhelling, bedrijfsvloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met maximaal 10%, indien hier architectoni­sche of medische redenen aan ten grondslag liggen;

d.het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%;

e.geringe afwijkingen in het beloop van een weg of groenstrook of van de begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting blijkt dat de afwijkingen in het belang van de verwer­kelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, mits de afwijkingen niet meer dan 4,00 m bedragen;

f.van het bepaalde ten aanzien van de dakhelling voor het toe­staan van andere kapvormen met dien verstande dat:

1.de dakhellingen tussen de 20° en 60° dienen te blijven ten opzichte van het horizontale vlak;

2.de vormgeving geen onevenredige belemmering van (zon)lichttoetreding op de nabijgelegen percelen mag vor­men;

g.afwijking van de in het plan voorgeschreven parkeernormerin­gen en/of het realiseren van parkeervoorzieningen op het ei­gen terrein, indien op andere passende wijze in de parkeer­ruimte wordt of zal worden voorzien, eventueel na storting van middelen in een parkeerfonds.

19. 2.Procedureregel

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 19.1. wordt de procedure gevolgd die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeers­veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden het plan wijzigen in die zin dat:

-de bestemmingen ‘Bedrijf’, ‘Detailhandel’, ‘Dienstverlening’ en ‘Horeca’, te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2', ten behoeve van de realisering van een vrijstaande of geschakelde woning of gestapelde woningen, met dien verstande dat:

1.de functie is beëindigd;

2.het parkeren op eigen erf of ondergronds tot een maximum diepte van 4,00 m beneden peil, dient plaats te vinden;

3.de goothoogte niet meer dan 6,00 m en de bouwhoogte niet meer dan 10,00 m mag bedragen;

4.bij een wijziging in de bestemming ‘Wonen - 1’ voor het ove­rige de regels als bedoeld in artikel 12 van toepassing zijn;

5.bij een wijziging in de bestemming ‘Wonen - 2’ voor het ove­rige de regels als bedoeld in artikel 13 van toepassing zijn;

6.de wijziging stedenbouwkundig en ruimtelijk goed inpas­baar is;

7.geen onevenredig nadelige effecten op de omgeving optre­den.

Artikel 21 Algemene Procedureregels

Bij het verlenen van ontheffingen als bedoeld in:

artikel 4 lid 4.3;

artikel 10 lid 10.4;

artikel 12 lid 12.3;

artikel 18 lid 18.2;

artikel 19;

wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22. 1.Overgangsrecht bouwwerken

22. 1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel wor­den ver­nieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouw­vergunning geschiedt binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

22. 1. 2. Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig onthef­fing verlenen van lid 22.1.1. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 22.1.1. met maximaal 10%.

22. 1. 3. Lid 22.1.1. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepa­ling van dat plan.

22. 2.Overgangsrecht gebruik

22. 2. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

22. 2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige ge­bruik, bedoeld in lid 22.2.1., te veranderen of te laten verande­ren in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

22. 2. 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 22.2.1., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

22. 2. 4. Lid 22.2.1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

22. 3.Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 22.2. opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad, met het oog op beëindiging op termijn van de met het bestemmingsplan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Bestemmingsplan Zandvoort - Centrum,

van de gemeente Zandvoort

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 14 september 2009

De griffier, De voorzitter,

…………… ………………

===

Bijlage 1 Staat Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Luchtkwaliteitonderzoek

Bijlage 1 Luchtkwaliteitonderzoek

Bijlage 2 Leggerzones Hoogheemraadschap Van Rijnland

Bijlage 2 Leggerzones Hoogheemraadschap van Rijnland