Kostverlorenstraat e.o.
Bestemmingsplan - gemeente Zandvoort
Vastgesteld op 23-06-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Kostverlorenstraat e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0473.BPKOSTVERLOREN14-VA01 van de gemeente Zandvoort;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
1.3 aanbouw:
een aan het hoofdgebouw gebouwde en daaraan ondergeschikte en afzonderlijke ruimte, waarmee het rechtstreeks in verbinding staat;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-verbonden-beroep:
een dienstverlenend beroep of vrij beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 aan-huis-verbonden-bedrijf:
een bedrijfsmatige activiteit die in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.8 achtergevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.9 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.10 antennedrager:
antennemast of andere constructie waaraan een antenne is bevestigd;
1.11 archeologisch waardevol gebied:
de aan het gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied mogelijk voorkomende overblijfselen uit de oude tijd;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.14 bedrijfswoning:
een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting;
1.15 bestaand:
- a. bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan danwel gebouwd is of kan worden krachtens een verleende vergunning voor het bouwen;
- b. gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals krachtens een vergunning voor het gebruik is toegestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- c. bestaande aantal: het aantal zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijbehorende voorzieningen:
al dan niet gebouwde voorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikt aan en ten dienste van de bestemming, welke bijdragen aan een doelmatig gebruik van de gronden en/of gebouwen, met dien verstande dat deze voorzieningen niet mogen leiden tot een substantiële wijziging en/of beperking van het gebruik van de gronden overeenkomstig de bestemming en voorts geen hinder voor de omgeving mogen veroorzaken;
1.19 bijgebouw:
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwlaag:
de begane grond of verdieping van een gebouw, met uitsluiting van kelder, onderhuis, zolder of vliering;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.27 chalet:
een recreatief onderkomen, dat functioneel overeen komt met een stacaravan, maar dat zich door de (houten) vormgeving onderscheidt van een stacaravan, bestemd als recreatief dag- en nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdgebouw elders hebben;
1.28 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.29 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.30 dakkapel:
een uitbouw in een hellend dakvlak, waarbij zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde een dakvlak aanwezig dient te zijn;
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten op commerciële dan wel niet-commerciële basis, niet zijnde een seksinrichting;
1.33 erf:
de oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de oppervlakte van het bouwvlak en uitgezonderd de tot “Tuin” bestemde gronden';
1.34 extensieve dagrecreatie:
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;
1.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 groenvoorzieningen:
ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen;
1.37 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.38 horeca(bedrijf):
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig nachtverblijf wordt verstrekt;
1.39 hotel:
een bedrijf of instelling waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van nachtverblijf; waarbij sprake is van het verstrekken van nachtverblijf aan meer dan vier personen per nacht en waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse;
1.40 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.41 jaarplaats:
een plaats, die met een kampeermiddel gedurende een jaar of zomerseizoen wordt ingenomen;
1.42 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een chalet of een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.43 kampeerterrein:
een terrein met daarbij behorende voorzieningen, ter beschikking gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
1.44 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.45 kap:
een dak bestaande uit twee of meer hellende dakvlakken;
1.46 kunstwerken:
werken van beeldende kunst;
1.47 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, welke is gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.48 logiesverstrekking:
het gedurende een korte periode aanbieden en verstrekken van nachtverblijf aan ten hoogste vier personen per nacht voor toeristische doeleinden;
1.49 luifel:
een uitstekend afdak aan een gebouw;
1.50 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (sociaal)-medische, (sociaal) culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.51 milieucategorie:
een milieucategorie zoals is aangegeven in de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 van de regels);
1.52 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.53 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken of in het ongerede geraakte voer- en vaartuigen, woonschepen of arken, caravans, tentwagens en kampeerauto's voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te maken, alsook tenten;
1.54 openbaar gebied/openbare weg
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.55 peil:
- a. voor een bouwwerk, dat grenst aan de weg(en), de hoogte van de kruin van de weg(en);
- b. voor de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk.
1.56 pension:
een woning waarvan meer dan 4 bedden gebruikt worden voor de verhuur voor kortdurend (zakelijk) toeristisch nachtverblijf per nacht met daarbij behorende verstrekking van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
1.57 praktijkruimte:
een werkruimte voor het uitoefenen van een beroep;
1.58 recreatie appartement:
een gedeelte van een hoofdgebouw (dat bestemd is voor wonen) dat gebruikt wordt voor recreatief verblijf, en dat gedurende het gehele jaar door door wisselende personen wordt gebruikt en dat rechtstreeks toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw;
1.59 recreatief verblijf:
het gedurende niet meer dan vier maanden achtereen aan dezelfde persoon aanbieden en verstrekken van nachtverblijf voor toeristische doeleinden;
1.60 recreatiewoning:
een vrijstaand bijgebouw (behorend bij het hoofdgebouw dat bestemd is voor wonen) dat gebruikt wordt voor recreatief verblijf en dat gedurende het gehele jaar door door wisselende personen wordt gebruikt;
1.61 restaurant:
een bedrijf of instelling dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.62 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische of pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.63 siervijver:
bouwwerk, geen gebouwen zijnde, of een werk voor uitsluitend het houden van vissen en/of waterplanten;
1.64 speelvoorzieningen:
voorzieningen bestemd voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;
1.65 stacaravan:
een caravan, die, ook als hij niet omgevingsvergunningplichtig is, toch als een gebouw valt aan te merken;
1.66 toerplaats:
een plaats, die met een kampeermiddel gedurende een niet vooraf bekende kortere periode dan een jaar of zomerseizoen wordt ingenomen;
1.67 uitbouw:
een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve van de uitbreiding van de hoofdfunctie, zonder dat daarbij een afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw wordt toegevoegd;
1.68 verticale diepte (van een gebouw):
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf het peil;
1.69 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw is getrokken en het verlengde daarvan. Bij een hoekperceel wordt ook de denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel die naar het openbaar gebied is gekeerd en het verlengde daarvan gezien als voorgevelrooilijn;
1.70 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
1.71 zomerseizoen:
het tijdvak tussen 1 februari en 15 oktober;
1.72 zwembad:
een in de open lucht gesitueerd bouwwerk, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het niet bedrijfsmatig zwemmen en niet bedrijfsmatig recreëren, mits ondergeschikt aan de woonfunctie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
indien zich op een gebouw een of meer naar de openbare weg gekeerde zijden van het gebouw, één of meer dakkapellen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50 procent van de dakvlakbreedte, gemeten aan de onderzijde van het dakvlak, wordt de snijlijn van het buitenwerks gevelvlak van de dakkapel met het buitenwerks dakvlak van de dakkapel als goothoogte aangemerkt;
2.3 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 oppervlakte bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 plaatsing, afstanden en maten
De regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op het in horizontale zin uitsteken van bouwdelen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, dakoverstekken, kozijnen en afvoerpijpen tot een maximale diepte van 0,3 m.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voor de exploitatie van een kwekerij, waar verkoop van eigen (gekweekte) producten plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kwekerij";
alsmede
- b. erven en bijbehorende voorzieningen;
- c. parkeren.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 23.3.
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoor, dienstverlening en/of praktijkruimten;
- b. tevens voor cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
- c. erven en bijbehorende voorzieningen;
- d. parkeren.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 23.3.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. water;
- d. straatmeubilair;
- e. tevens voor parkeren ter plaatse van de aanduiding "parkeren";
- f. bijbehorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, ontmoetingsvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, afvalvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Horeca
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitsluitend een hotel ter plaatse van de aanduiding "hotel";
- b. uitsluitend een restaurant ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - restaurant";
alsmede
- c. bedrijfswoningen;
- d. erven en bijbehorende voorzieningen;
- e. parkeren.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
alsmede
- b. tevens voor wonen ter plaatse van de aanduiding "wonen";
- c. tevens voor educatieve voorzieningen, een kinderdagverblijf, een sportzaal alsmede één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - educatie";
- d. tuinen;
- e. erven en bijbehorende voorzieningen;
- f. parkeren;
- g. tevens voor cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden".
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 8 Natuur - Duingebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Duingebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. duingebied met landschappelijke en natuurlijke waarden;
- b. extensieve dagrecreatie;
alsmede
- c. tevens voor winning en voorraadvorming van drinkwater ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - waterwingebied";
- d. voet- en fietspaden;
- e. water;
- f. bijbehorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen zijn niet toegestaan;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,50 m bedragen.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 9 Recreatie - Verblijfsrecreatie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kampeerterrein;
- b. centrale voorzieningen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. aan de hoofdfunctie(s) ondergeschikte horeca-activiteiten;
- e. aan de hoofdfunctie(s) ondergeschikte detailhandel;
alsmede
- f. uitsluitend voor een groenstrook in de zin van een bufferzone ter plaatse van de aanduiding "groen";
- g. paden en wegen;
- h. verhardingen;
- i. afschermende groenvoorzieningen;
- j. water;
- k. erven en bijbehorende voorzieningen;
- l. parkeren.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot de in lid 9.1 bedoelde gronden geldt dat:
- a. op het kampeerterrein maximaal 550 standplaatsen zijn toegestaan, waarvan maximaal 370 jaarplaatsen;
- b. ter plaatse van de aanduiding "groen" uitsluitend groenvoorzieningen zijn toegestaan; een gebruik voor verblijfsrecreatie is niet toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding "groen" geen kampeermiddelen zijn toegestaan;
- d. uitsluitend op standplaatsen kampeermiddelen mogen worden geplaatst;
- e. voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 23.3.
Artikel 10 Sport
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
- b. ondersteunende voorzieningen, in de zin van kleed-, kantine- en dienstruimten, tribunes, doelen, dug-outs en dergelijke;
- c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca;
alsmede
- d. paden en wegen;
- e. verhardingen;
- f. afschermende groenvoorzieningen;
- g. water;
- h. bestaande lichtmasten;
- i. parkeren.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Tuin
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en open erven;
alsmede
- b. parkeren, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.4;
- c. tevens voor een terras behorende bij een horecabedrijf, ter plaatse van de aanduiding “terras".
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot de in lid 11.1 bedoelde gronden geldt dat:
- a. onoverdekt parkeren alleen is toegestaan achter de voorgevelrooilijn van een hoofdgebouw, behoudens op een hiervóór gelegen oprit naar de op hetzelfde perceel achter de voorgevelrooilijn aanwezige parkeergelegenheid.
- b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van tuin - parkeren" een gebruik ten behoeve van onoverdekt parkeren vóór de voorgevelrooilijn toegestaan;
- c. voor wat betreft het parkeren dient voorts voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 23.3.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.4 voor onoverdekt parkeren voor de voorgevelrooilijn, onder de voorwaarden dat:
- a. de diepte van de gronden met de bestemming 'Tuin' voor de voorgevelrooilijn minimaal 6,00 m dient te bedragen;
- b. de breedte per bouwperceel minimaal 6,00 m dient te bedragen ter plaatse van de gronden die grenzen aan en/of georiënteerd zijn op de Kostverlorenstraat, de Haarlemmerstraat en/of de Zandvoortselaan;
- c. ter plaatse van de gronden die grenzen aan en/of georiënteerd zijn op de Kostverlorenstraat, de Haarlemmerstraat en/of de Zandvoortselaan: de oppervlakte van de gronden met de bestemming 'Tuin' voor de voorgevelrooilijn voor ten hoogste 50% mag worden gebruikt voor parkeren;
- d. niet op andere wijze kan worden geparkeerd op het eigen bouwperceel;
- e. ter plaatse van het hoofdgebouw geen sprake is van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
- f. het veilig en doelmatig gebruik van de weg niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten, pleinen en paden met hoofdzakelijk een verkeer- c.q. verblijfsfunctie;
- b. uitsluitend voor garageboxen ter plaatse van de aanduiding "garageboxen";
- c. uitsluitend voor openbare verkeersvoorzieningen, ontheffingshouders en langzaam verkeer in de vorm van voetgangers en fietsers ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - beperkte bestemming";
alsmede:
- d. bijbehorende voorzieningen, zoals verkeersgeleiders, water en bijbehorende voorzieningen, groenvoorzieningen, bermen, straatmeubilair, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
- e. parkeren.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot de in lid 12.1 bedoelde gronden geldt dat:
- a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- b. voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 23.3.
Artikel 13 Wonen - 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen, ter plaatse van de aanduiding “vrijstaand”;
- b. twee-onder-één-kap-woningen en/of vrijstaande woningen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - vrijstaand en/of twee-aaneen”;
- c. drie of meer aaneengesloten woningen, ter plaatse van de aanduiding “aaneengebouwd”;
- d. aan het wonen ondergeschikte aan-huis-verbonden-beroepen;
- e. bij het wonen behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. logiesverstrekking, waarbij het bepaalde in lid 13.4.3 van toepassing is;
alsmede:
- g. tevens voor detailhandel ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
- h. uitsluitend voor garageboxen ter plaatse van de aanduiding "garageboxen";
- i. tevens voor een zelfstandige boven- en benedenwoning ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - boven- en benedenwoning";
- j. tevens voor een pension ondergeschikt aan de woonfunctie ter plaatse van de aanduiding "pension". De exploitant is degene die in de woning woont en op dit adres ingeschreven staat;
- k. tevens voor maximaal 3 recreatie appartementen ondergeschikt aan de woonfunctie ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - recreatie appartement". De exploitant is degene die in de woning woont en op dit adres ingeschreven staat;
- l. tevens voor cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
- m. tevens voor een karakteristiek ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek";
- n. tuinen en erven;
- o. parkeren;
- p. voetpaden;
- q. tevens voor een praktijkruimte ter plaatse van de aanduiding "praktijkruimte".
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.6 Omgevingsvergunning voor het slopen
- a. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders;
- b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
- c. Een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
- d. Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder a advies in bij de gemeentelijke welstandscommissie.
13.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 14 Wonen - 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gestapelde woningen;
- b. aan het wonen ondergeschikte aan-huis-verbonden-beroepen;
- c. bij het wonen behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. logiesverstrekking, waarbij het bepaalde in lid 14.4.3 van toepassing is;
alsmede:
- e. tevens voor een kinderdagverblijf ter plaatse van de aanduiding "kinderdagverblijf";
- f. tuinen en erven;
- g. parkeren;
- h. voetpaden;
- i. tevens voor een praktijkruimte ter plaatse van de aanduiding "praktijkruimte";
- j. tevens voor maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk".
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 15 Leiding - Gas 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas 1' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse gastransportleiding met een druk van ten hoogste 40 bar en een belemmeringenstrook ter breedte van 4 m ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.
15.2 Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
15.3 Bouwregels
Op of in de in 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 16 Leiding - Gas 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas 2' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse gastransportleiding met een druk van ten hoogste 66,2 bar en een belemmeringenstrook ter breedte van 5 m ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.
16.2 Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
16.3 Bouwregels
Op of in de in 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 17 Leiding - Riool
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolleiding.
17.2 Bouwregels
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Archeologie 1
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
18.2 Bouwregels
- a. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
- 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- b. Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige;
- c. Het bepaalde onder b sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
18.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
18.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
- b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
- 1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- 2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist:
- 1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- 2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- 4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- 6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 7. diepploegen;
- 8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- 9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- 10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- b. Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- 1. de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijden, genoemd in lid 18.2;
- 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- 3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 18.4 bedoeld, is verleend;
- 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- c. Een vergunning zoals bedoeld onder a wordt in ieder geval verleend, indien:
- 1. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een waardestellend rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 2. de aanvrager een waardestellend rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
19.2 Bouwregels
- a. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
- 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- b. Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
- c. Het bepaalde onder b sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
19.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
19.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
- b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
- 1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- 2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist:
- 1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- 2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- 4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- 6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 7. diepploegen;
- 8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- 9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- 10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- b. Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- 1. de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijden, genoemd in lid 19.2;
- 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- 3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 19.4 bedoeld, is verleend;
- 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- c. Een vergunning zoals bedoeld onder a wordt in ieder geval verleend, indien:
- 1. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een waardestellend rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 2. de aanvrager een waardestellend rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 2' toe te voegen of te verwijderen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 3
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
20.2 Bouwregels
- a. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
- 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken in geval de oppervlakte van het project meer dan 1.000 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
- b. Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
- c. Het bepaalde onder b sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
20.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
20.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
- b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
- 1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- 2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist:
- 1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- 2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- 4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- 6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 7. diepploegen;
- 8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- 9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
- 10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- b. Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a is vereist voor werken of werkzaamheden die:
- 1. de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijden, genoemd in lid 20.2;
- 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- 3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 20.4 bedoeld, is verleend;
- 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- c. Een vergunning zoals bedoeld onder a wordt in ieder geval verleend, indien:
- 1. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een waardestellend rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 2. de aanvrager een waardestellend rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 3' toe te voegen of te verwijderen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
22.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn met het oog op de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, een goede milieusituatie, het woongenot, stedenbouwkundige aspecten en de verkeersveiligheid bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:
- a. de goothoogte van gebouwen;
- b. de afmetingen en plaats van de bebouwing.
22.2 Bestaande maten
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
23.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor klare of onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- c. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, waaronder niet verstaan wordt het opslaan van bouwmaterialen en andere hulpmaterialen voor het bouwen ten behoeve van de uitvoering van werken ter plaatse, voor de duur van de uitvoering;
- d. het gebruik van onbebouwde gronden als stort of opslagplaats voor puin of afvalstoffen;
- e. het gebruik van gronden, water en bouwwerken en/of opstallen voor de uitoefening van uitoefening van een seksinrichting;
- f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige c.q. recreatieve woning, behoudens die situaties waar het desbetreffende gebruik op grond van de planregels is toegestaan;
- g. het gebruik van gronden, water en bouwwerken en/of opstallen voor de uitoefening van een seksinrichting;
- h. het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.
23.2 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen een omgevingsvergunning voor het afwijken verlenen voor het bepaalde in lid 23.1 sub g en toestaan dat de gronden, water en bouwwerken en/of opstallen worden gebruikt voor de uitoefening van een seksinrichting, mits:
- a. de vestiging van een seksinrichting tot gevolg heeft dat twee seksinrichtingen op een afstand van meer dan 250 m van elkaar zijn gevestigd;
- b. voor de bezoekers van de seksinrichting voldoende parkeergelegenheid op het terrein/erf behorende tot de seksinrichting aanwezig is, met als gevolg dat door het bezoek aan de seksinrichting in de directe omgeving van de seksinrichting geen onaanvaardbare parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen ontstaat;
- c. de wegen die naar de seksinrichting leiden geschikt zijn voor het verwerken van het verkeer van en naar de seksinrichting;
- d. de seksinrichting aan de buitenzijde niet is/wordt uitgerust door middel van opvallende (verlichte) reclameborden en aanduidingen die uit een oogpunt van landschapsschoon of dorpsschoon niet aanvaardbaar zijn;
- e. de seksinrichting niet wordt uitgeoefend in de vorm van een raamprostitutiebedrijf;
- f. in dezelfde straat zich niet meer dan één seksinrichting vestigt.
23.3 Parkeren
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken voor:
- a. het oprichten van gebouwen voor algemeen nut, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte daarvan niet meer bedraagt dan 3,00 m;
- b. overschrijdingen van de grenzen van het bouwvlak met maximaal 2,00 m, door ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lift- en trappenhuizen en dergelijke;
- c. het overschrijden van de regels inzake bouwhoogte, goothoogte, dakhelling, bedrijfsvloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met maximaal 10%, indien hier architectonische of medische redenen aan ten grondslag liggen;
- d. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%;
- e. geringe afwijkingen in het beloop van een weg of groenstrook of van de begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting blijkt dat de afwijkingen in het belang van de verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, mits de afwijkingen niet meer dan 4,00 m bedragen;
- f. het toelaten van een hogere milieucategorie uit de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten (Bijlage1) of het toelaten van een niet in de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1) genoemde milieucategorie, mits de milieuhinder qua aard en omvang gelijk is aan die van een in dit plan toegelaten bedrijfsactiviteit.
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
25.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
25.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 (Kwekerij - Van Stolbergweg)
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1" de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' en/of de aanduiding 'garageboxen'.
Indien de bestemming gewijzigd wordt in de bestemming 'Wonen - 1' dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:
- a. het bepaalde in lid 25.4;
- b. er worden geen bouwvlakken ten behoeve van hoofdgebouwen aangegeven.
Indien de bestemming gewijzigd wordt in de aanduiding "garageboxen" dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:
- a. het bepaalde in lid 25.4;
- b. de hoogte van de garageboxen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
- c. het perceel voor maximaal 35% mag worden bebouwd.
25.3 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2 (Het Spalier)
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 2" de bestemming 'Maatschappelijk' en 'Tuin' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' en/of 'Wonen - 2' en de bestemming 'Tuin', onder de voorwaarden dat:
- a. het bestaande hoofdgebouw dient gehandhaafd te blijven;
- b. in het bestaande hoofdgebouw mogen ten hoogste 9 woningen worden gerealiseerd;
- c. naast het bestaande hoofdgebouw mogen maximaal 5 grondgebonden, vrijstaande en/of twee-aaneengebouwde woningen worden gerealiseerd;
- d. de woningen dienen, aan de zijde waar zij niet aaneengebouwd worden, op minimaal 5,00 m van de erfgrens gerealiseerd worden;
- e. binnen een bouwvlak mag één vrijstaande of mogen twee twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd een bouwvlak mag maximaal 200 m2 bedragen;
- f. de goothoogte van een woning mag maximaal 6,00 m bedragen;
- g. de bouwhoogte van een woning mag maximaal 10,00 m bedragen;
- h. de voorgevels van nieuwbouw aan de Kostverlorenstraat dient op de Kostverlorenstraat georiënteerd te worden en de voorgevels van nieuwbouw aan de Max Eeuwestraat dient op de Max Eeuwestraat georiënteerd te worden;
- i. nieuwbouw dient te passen in het stedenbouwkundig beeld van de omgeving;
- j. aan de Kostverlorenstraat dient per bouwperceel de bestemming 'Tuin' minimaal 8,00 m diep te zijn;
- k. aan de Max Eeuwestraat dient per bouwperceel de bestemming 'Tuin' minimaal 5,00 m diep te zijn;
- l. er dient voldaan te worden aan het gestelde in lid 23.3.1;
- m. voldaan dient te worden aan het bepaalde in lid 25.4.
25.4 Algemene randvoorwaarden bij wijzigen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 5. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 6. het milieu:
- b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
- 1. luchtkwaliteit;
- 2. geluid;
- 3. bodemkwaliteit;
- 4. watertoets;
- 5. archeologie;
- 6. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
- 7. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
- 8. economische uitvoerbaar en kostenverhaal.
Artikel 26 Algemene Procedureregels
26.1 Procedureregels afwijken bij omgevingsvergunning
Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor afwijken is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
26.2 Procedureregels bij wijzigen
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
26.3 Procedureregels bij het stellen van nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eisen is de volgende procedure van toepassing.
- a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentehuis ter inzage.
- b. Burgemeester en wethouders maken de nederlegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
- c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
- d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
- e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
27.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 28 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kostverlorenstraat e.o.'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het voorliggende bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o." geeft het ruimtelijk-planologische kader (waarin is vastgelegd welke bouw- en gebruiksmogelijkheden er zijn) voor dit gebied in Zandvoort.
Voorgaande juridisch-planologische regeling
Tot op het moment dat dit voorliggende bestemmingsplan in werking treedt, geldt voor het gebied het bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o.", vastgesteld op 2 december 2003. Ook is van dit plan een herziening (reparatie) vastgesteld op 27 januari 2009. In die herziening is de juridisch-planologische regeling slechts op ondergeschikte delen aangepast. Op 26 augustus 2008 is daarnaast een wijzigingsplan vastgesteld voor een locatie aan de Kennemerweg, waarbij de in het moederplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid van "Natuurgebied" naar "Woondoeleinden 1a" is toegepast.
In augustus 2013 is voor de locatie "Sophiaweg" een projectafwijkingsbesluit-procedure gestart om af te wijken van het bestemmingsplan. Dit gebeurt op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De omgevingsvergunning voor dit plan is in april 2014 verleend.
Bovengenoemde plannen en omgevingsvergunning vormen samen de voorgaande juridisch-planologische regeling in het plangebied.
Actualiseren juridisch-planologische regeling
De gemeente Zandvoort streeft naar het behouden van actuele bestemmingsplannen. Een bestemmingsplan is actueel te noemen als het jonger is dan 10 jaar. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moeten bestemmingsplannen binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling, worden geactualiseerd. Het bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o." uit 2003 beslaat verreweg het grootste deel van het plangebied. Omdat dit plan ouder is dan 10 jaar, moet het worden geactualiseerd. Voorliggend plan voorziet in deze actualisatie. De regeling uit de herziening, het wijzigingsplan en de omgevingsvergunning voor de Sophiaweg zijn in dit voorliggende plan overgenomen.
Het bestemmingsplan kan daarmee voor een groot deel worden gezien als een voortzetting van de voorgaande juridisch-planologische regeling voor dit gebied. De regeling is wel afgestemd op de huidige wet- en regelgeving. Daarnaast zijn in het plan diverse (nieuwe) wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden opgenomen waarmee (kleinschalige) ontwikkelingen mogelijk kunnen worden gemaakt.
Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied ligt aan de oostzijde van de kern van Zandvoort, heeft een oppervlakte van ruwweg 75 hectare en wordt begrensd door:
- Aan de westzijde: de Koninginneweg en gedeeltelijk de Kostverlorenstraat/ Verlengde Haltestraat;
- Aan de noordzijde: de spoorlijn Zandvoort- Haarlem en het fietspad over de voormalige trambaan;
- Aan de oostzijde: het Kostverlorenpark en de Kennemer Golf- en Countryclub;
- Aan de zuidzijde: de Haarlemmerstraat en de Zandvoortselaan.
Figuur 1.1 en figuur 1.2 geven de ligging van het plangebied weer.
Figuur 1.1: ligging plangebied op luchtfoto. Bron luchtfoto: Google Maps
Figuur 1.2: plangrens op topografische ondergrond
1.2 Karakter En Opgave
Het bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit de toelichting, regels en de geometrisch bepaalde bestemmingen (in analoge vorm weergegeven op de verbeelding). De regels en verbeelding van het plan leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en opstallen en zijn juridisch bindend voor burger en overheid. De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in de regels en op de verbeelding zijn gemaakt.
Het bestemmingsplan beslaat een relatief groot gebied, gelegen aan de oostkant van Zandvoort. Het plangebied kan worden onderverdeeld in twee geheel van elkaar verschillende plandelen, te weten:
- 1. het westelijk deel, dat onderdeel is van het stedelijke gebied van Zandvoort; en
- 2. het oostelijk gelegen deel, dat een overgangsgebied vormt tussen stadsrand en duinstreek.
Het grootste gedeelte van het gebied betreft echter een woongebied met een overwegend conserverend karakter. Binnen het gebied zijn tevens een aantal ontwikkelingslocaties gelegen. Hierover in hoofdstuk 5 meer informatie.
1.3 Digitalisering
Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld overeenkomstig de eisen van de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Van het plan bestaat een digitale versie en een analoge (papieren) versie. De digitale versie is leidend en wordt ook vastgesteld. In het digitale plan wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de informatietechnologie biedt en wordt tevens ingespeeld op de wensen van de Rijksoverheid op het gebied van digitale toegankelijkheid van informatie aan de burger. Het digitale bestemmingsplan voldoet aan alle eisen die aan een digitaal bestemmingsplan worden gesteld.
1.4 Opbouw Toelichting
Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan de orde:
- hoofdstuk 2 beschrijft de ruimtelijke en functionele kenmerken van het plangebied;
- hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant Rijks-, provinciaal en gemeentelijke beleid;
- hoofdstuk 4 gaat in op de specifieke wet- en regelgeving;
- hoofdstuk 5 geeft de ambities en uitgangspunten weer voor de ontwikkelingslocaties in het plangebied;
- hoofdstuk 6 gaat in op de juridisch-planologische regeling: er wordt een motivering en leeswijzer gegeven voor de regeling van de bestemmingen, zoals weergegeven in regels en op de verbeelding van het plan;
- in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan;
- in hoofdstuk 8 tot slot wordt de bestemmingsplanprocedure toegelicht. Hierin wordt ook verslag gedaan van het wettelijk vooroverleg en de terinzagelegging.
Hoofdstuk 2 Gebiedskenmerken
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied.
2.1 Ruimtelijk
2.1.1 Historie
In de historische ontwikkeling van Zandvoort vormt de Tweede Wereldoorlog een duidelijk breekpunt. Om deze reden is er een onderscheid gemaakt in een vooroorlogse en een naoorlogse periode.
De vooroorlogse periode
Zandvoort is ontstaan in een natuurlijk dal, vlak achter de duinen. Tot aan het begin van de 19e eeuw was Zandvoort een vissersdorpje, zonder havenfaciliteiten. Door de ontwikkeling van de vissershaven in IJmuiden was de betekenis van Zandvoort als vissersplaats tegen de eeuwwisseling geheel verdwenen, waarna de betekenis van Zandvoort als badplaats (eind 19e eeuw) toenam. Een aantal belangrijke momenten is sterk bepalend geweest voor het huidige Zandvoort. Ten eerste is dat de bouw van het 'Groot Badhuis' aan de Hogeweg in 1828 (gelegen buiten het bestemmingsplangebied). De omvang en massa van het badhuis was voor het eerst in Zandvoort van een groter schaalniveau, en hiermee ontstond een directe relatie tussen het strand en de zee, en het dorp. Tevens werd in 1828 de straatweg tussen Heemstede en Zandvoort aangelegd, de eerste goede directe verbinding met het achterland. Het tweede belangrijke moment was de aanleg van de spoorlijn tussen Haarlem en Zandvoort in 1881. Het station lag op ruime afstand van het dorp en was primair op het badcentrum gericht. Van grote betekenis voor het dagtoerisme en het forensisme was de aanleg van de elektrische tramlijn tussen het dorp Zandvoort en de stad Haarlem in 1899.
Het station, het Kurhaus en de monumentale passage waren onderdelen van Nieuw-Zandvoort, gelegen aan de noordzijde van Zandvoort-dorp. De structuur van Nieuw-Zandvoort stond los van de bestaande kern van Zandvoort. De twee eenheden worden van elkaar gescheiden door de inmiddels aangelegde nieuwe rechtstreekse verbinding met de zee via de Kostverlorenstraat en de Zeestraat. Zandvoort-dorp bestaat uit het compacte dorpslichaam. Aan de noordzijde ontstonden dicht bebouwde linten langs de in- en uitvalswegen, zoals de Kostverlorenstraat en de Zeestraat en aan de oostzijde langs de Grote Krocht, de Haarlemmerstraat en de Zandvoortselaan. De tweezijdige lintverkaveling bestond voornamelijk uit enkele en dubbele woonhuizen met veranda. De verandawoningen en de villa's op de ruime kavels nabij de tramhalte 'Kostverloren' leveren voor het gebied Kostverlorenstraat, Zandvoortselaan en Haarlemmerstraat een nog veelal gaaf straatbeeld op.
Na 1900 vindt een ontwikkeling plaats rondom de Zeestraat. Hier komt de koppeling tot stand tussen de dorpsstructuur en de structuur van Nieuw-Zandvoort. Tussen 1900 en 1940 vinden grote structurele ontwikkelingen in Zandvoort plaats rondom het oude dorp. In het oosten en het zuiden ontstaan nieuwe woonbuurten. Ten oosten van het dorp werd in 1911 het raadhuis gebouwd, in de nabijheid van het eindstation van de tram. Hier ontwikkelde zich het dorpscentrum van het groeiende Zandvoort.
Het plangebied - specifiek
De eerste ontwikkeling van het plangebied bestond uit een tweezijdige lintverkaveling, waarop woningen (villa's; enkele en dubbele woonhuizen met veelal een veranda) werden gebouwd, langs de Haarlemmerstraat, de Zandvoortselaan en de Kostverlorenstraat. Het gebied tussen de Kostverlorenstraat, de Koninginneweg en de trambaan (onderdeel van het plangebied) ontwikkelde zich in buurtgewijze woningbouw, gebaseerd op een gebogen stratenplan. Deze buurten zijn ontstaan volgens de typologie van de villaparken en de tuinsteden. Deze typologie kwam voort uit een afkeer van de stad, die als een bron van veel ellende werd gezien. Men verlangde terug naar een 'plattelandsgemeenschap'.
De naoorlogse periode
Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd in verband met de aanleg van de Duitse kustverdediging, bekend onder de naam 'Atlantikwal', het grootste deel van de bebouwing in een strook langs de zeereep afgebroken. Van het badcentrum Nieuw-Zandvoort bleef niets meer over. Alleen het 'Kurhaus' bleef behouden. In en rond de dorpskern bestaan voorts nog de kenmerkende verandawoningen. Na 1945 werd het aangelegde betonnen vestingcomplex grotendeels afgebroken en begon een proces van wederopbouw en uitbreiding, waarbij ook het Kurhaus werd afgebroken. Opmerkelijk is dat ir. Friedhoff reeds in 1943 het verzoek kreeg een voorlopig ontwerp te maken voor de wederopbouw van het gesloopte deel van Zandvoort. In de decennia na 1945 werd de kaalgeslagen zeereep opnieuw bebouwd.
Het plangebied - specifiek
Na de oorlog is, op enige afstand van het dorp, in het duingebied het revalidatiecentrum 'Nieuw Unicum' gebouwd. Ook werd, in 1956, het zorgcentrum (toen nog 'bejaardentehuis' geheten) 'Huis in de Duinen' gerealiseerd naar een ontwerp van ir. Van Tijen. In de periode 1963 - 1977 werd de camping gerealiseerd. De laatste grotere ontwikkeling in het gebied is de nieuwbouw aan de Emmaweg.
De figuren 2.1 en 2.2 geven historische foto's van de Kostverlorenstraat weer.
Figuur 2.1.: historische ansichtkaart met zicht op de Kostverlorenstraat vanaf de Julianalaan. Bron: www.freewebs.com/wdrommel/kostverlorenstraatdetol.htm
Figuur 2.2.: historische foto van de Kostverlorenstraat, met op de voorgrond de trambaan. Bron: www.zandvoortvroeger.nl
2.1.2 Structuren en karakteristieken
Het plangebied bestaat uit twee heel verschillende gebieden: het westelijk gelegen stedelijk gebied, dat deel uitmaakt van het stedelijk gebied van Zandvoort, en het oostelijk gelegen duingebied, dat een overgangsgebied vormt tussen de stadsrand en de duinstreek.
Het stedelijk gebied
In de structuur van Zandvoort zijn, naast de kustligging, enkele historische lijnen herkenbaar. Het woongebied van het plangebied is aan enkele van deze historische lijnen opgehangen, te weten de Haarlemmerstraat, de Zandvoortselaan en de Kostverlorenstraat (zie figuur 2.3, 2.4 en 2.5). Uit de ontwikkelingsgeschiedenis is binnen deze historische lijnen een aantal deelgebieden te onderscheiden, die zich geleidelijk hebben ontwikkeld. Herkenbare deelgebieden zijn de lintbebouwing langs de Haarlemmerstraat, de Zandvoortselaan en de Kostverlorenstraat en de tuinstadachtige buurten tussen de Koninginneweg, de Kostverlorenstraat en de Haarlemmerstraat.
Figuur 2.3.: de Haarlemmerstraat. Bron: Google Streetview
Figuur 2.4.: de Kostverlorenstraat. Bron: Google Streetview
Figuur 2.5.: de Zandvoortselaan. Bron: Google Streetview
Met name de verandawoningen (zie figuur 2.3.) geven de Haarlemmerstraat, de Zandvoortselaan en de Kostverlorenstraat het authentieke karakter van een badplaats, hetgeen als een kwaliteit moet worden beschouwd. Het profiel van deze straten is vlakbij het centrum nog steenachtig maar wordt gaandeweg groener door de grotere voortuinen. Het bebouwingsprofiel van de Kostverlorenstraat en van de Haarlemmerstraat / Zandvoortselaan wordt ruimer naarmate de afstand tot het centrum toeneemt.
Het gebied tussen de Kostverlorenstraat, de Koninginneweg en de Wilhelminaweg komt als één geheel over met een tuinstadachtig beeld. De vrijstaande woningen zijn op grote kavels gesitueerd en hebben zowel voor- als achtertuinen. Op het gebied van de architectuur is het geheel een eenheid in verscheidenheid. De buurt heeft een groen karakter door de ruime aanwezigheid van laanbeplanting en grote voortuinen. Zeer kenmerkend is het rondlopende stratenpatroon. Dit vindt zijn oorsprong in het duinverloop zoals in het landschap aanwezig was. De in serie geplaatste woonblokjes tussen de Wilhelminaweg en de Prinsesseweg zijn qua verkaveling een vreemde eend in de bijt. Toch sluiten ze qua sfeer en beeld goed aan op rest van het woongebied van de Wihelminalaan. Aan de oostzijde van de Kostverlorenstraat is OCK "Het Spalier" gelegen; in gebruik bij Jeugdzorg. Het betreft het voormalige 'dr. G.J. Plantinghuis', een verzorgingstehuis voor kinderen (zie ook onderstaand kader). Het pand is een Rijksmonument.
De Amsterdamsche Vacantie Kolonie (door: Kraan-Meeth op www.oudzandvoort.nl, april 2009)Voor veel ouderen is het Dr.G.J.Plantinghuis aan de Kostverlorenstraat nog steeds de Amsterdamsche Vacantie Kolonie, waar sinds mensenheugenis bleekneusjes uit Amsterdam 's-zomers zes weken lang konden genieten van goede voeding, een fris bad en veel buitenlucht. Met "sinds mensenheugenis" bedoelen we voorjaar 1887, toen door de Amsterdamsche Vereeniging voor Gezondheids en Vacantie Kolonies het gebouw "ingericht tot Café Restaurant, Koetshuis en verdere gebouwen, erven en tuin, staande en liggende te Zandvoort in het Park Kostverloren, kadastraal bekend in sectie B nommer 3430, als huis, stal en erf, groot 21 aren 60 centiaren gekocht werd voor fl. 10.000,-".![]() Maar de oorlog liet ook de Amsterdamse Vacantie Kolonie niet ongemoeid. Van mei 1942 tot december 1948 zetelden er achtereenvolgens: Duitse militairen die hun paarden in de speelzaal stalden en gevangenen in de kelderruimte onderbrachten, Canadese militairen, Binnenlandse Strijdkrachten en kinderen van politieke delinquenten. Voor herstel van het zwaar beschadigde huis moest vanzelfsprekend naar financiële middelen worden omgekeken en het waren opnieuw gulle Amsterdammers die deze verschaften. Wat de kinderen betreft, in de eerste 60 à 70 jaar was de zorg gericht op de zwakken, de minder bedeelden uit de grote stad, vaak komend uit tuberculeuse gezinnen. Ze werden door vader of moeder op een tevoren aangegeven punt afgeleverd aan een onbekende directrice en een zuster. De vierde zondag was bezoekdag, maar de ouders moesten wel hun ouderbijdrage hebben voldaan, anders kregen ze geen bezoekkaart. Ze hadden echter de zekerheid dat hun kind in die zes weken goede voeding kreeg, warme kleding en veel buitenlucht. Tegenwoordig heet de voormalige Amsterdamsche Vacantie Colonie geen Dr.G.J.Plantinghuis meer maar is het onderdeel geworden van OCK Het Spalier, jeugdzorg in Kennemerland. ![]() |
In (het stedelijk gebied) zijn nog kleinere op zichzelf staande buurtdelen aan te wijzen. In het noorden wordt het plangebied door de spoorlijn van het noordelijke deel van Zandvoort gescheiden. Het woongebied dat georiënteerd is op het Beatrixplantsoen heeft een kleinschalig en introvert karakter. In het plangebied, in de omgeving van de Max Euwestraat en de Quarles van Uffordlaan, zijn verder buurtdelen uit de periode tussen de jaren zeventig en nu gerealiseerd. Ondanks het feit dat deze buurtdelen in verschillende perioden zijn gebouwd, zijn deze delen goed verweven met de aanwezige bebouwing en het landschap.
De Prinsesseweg is, daar waar deze is gelegen binnen het plangebied, een anonieme straat in de stad. Deze straat wordt gebruikt door de bus en fietsers. Aan de zuidzijde wordt de Prinsesseweg begrensd door tuinen van woonpercelen. Verder ligt er aan de zuidkant een voormalig bedrijvengebied, waar onder andere de bibliotheek en een kinderdagverblijf waren gevestigd. Momenteel worden plannen ontwikkeld voor herontwikkeling van het bedrijventerrein. Hiervoor wordt separaat een ruimtelijke procedure doorlopen. Aan de noordzijde wordt de Prinsesseweg begrensd door de tuinen van de in serie geplaatste woonblokjes. Het beeld wordt bepaald door hoge groene hagen en vooral door houten schuttingen. Omdat er geen functies zijn georiënteerd op de Prinsesseweg en er geen laanbeplanting aanwezig is, ziet het geheel er voor een gewone straat leeg en verlaten uit. Figuur 2.6. geeft de ruimtelijke structuur van het gebied weer.
Figuur 2.6.: ruimtelijke structuur bestemmingsplangebied
Het duingebied
Aansluitend op het complex van het Gertenbachcollege begint het duingebied, dat ligt ingeklemd tussen de Zandvoortselaan en de voormalige trambaan.
De Zandvoortselaan wordt (aan de noordzijde) geflankeerd door clusters lintbebouwing. Deze clusters bestaan vooral uit vrijstaande woningen. Tussen en achter deze clusters lintbebouwing zijn diverse grootschalige voorzieningen gesitueerd, waaronder het zorgcentrum 'Huis in de duinen' (zie figuur 2.7.) alsmede het revalidatiecentrum 'Nieuw Unicum' (zie figuur 2.8.). Dit laatste is vanuit de omgeving waarneembaar door de koepelbebouwing die in het hart van het complex staat. Het complex heeft een symmetrisch lobvormige opzet, omsloten door een ringweg op eigen grondgebied. Het complex wordt ontsloten via de Zandvoortselaan.
Figuur 2.7.: zorgcentrum 'Huis in de duinen' gezien vanaf de Zandvoortselaan. Bron: Google Streetview
Figuur 2.8.: revalidatiecentrum 'Nieuw Unicum'. Bron: Google Streetview
Voorts is aan de Zandvoortselaan, aan een oprijlaantje, het schoolgebouw van het Wim Gertenbach College gelegen. Het schoolgebouw met de bijbehorende sportterrein ligt als het ware verscholen achter de bebouwing aan de Zandvoortselaan. Hierdoor ontstaat een bijzondere, intieme sfeer. Het gebouw zelf is een typisch éénlaags schoolgebouw waar op verscheidene punten verrassende details zijn aangebracht, bijvoorbeeld in de vorm van een uitbouw op palen. Dit gebouw heeft kwaliteit door de ligging en de aard van de bebouwing. Het open schoolgebouw met een duidelijke kapvorm, met de lager liggende speelweide, maakt een intieme indruk en is mede door het vele groen eromheen een enclave in de woonbuurt. Figuur 2.9. laat het Gertenbach College vanuit de lucht zien.
Figuur 2.9.: birds-eye luchtfoto met op de voorgrond de Zandvoortselaan, links het Gertenbach College en rechts zorgcentrum 'Huis in de Duinen'. Bron: Bing Maps
Tussen de Herman Heijermansweg en de Kennemerweg liggen in het duingebied vrijstaande villa's en een tennispark ('Tennisclub Zandvoort'). Het duingebied bij het tennispark is hier grotendeels afgegraven en geëgaliseerd, waardoor het karakter van het duinlandschap hier verloren is gegaan. De Kennemerweg is een weg door de duinen. Ten oosten van de Kennemerweg ligt camping 'Sandevoerde' (zie figuur 2.10). Het terrein aan de zuidzijde van de huidige camping kan ingevolge dit bestemmingsplan bij de bestaande camping worden getrokken. Het aantal standplaatsen mag daarbij echter niet worden vergroot; de vergroting van de camping kan met name nodig zijn om de tussenliggende ruimte tussen de standplaatsen iets te vergroten ten behoeve van de brandveiligheid. Het terrein aan de zuidzijde van de camping (voormalig voetbalveld) is in bezit bij de eigenaren van de camping.
Figuur 2.10.: birds-eye luchtfoto met op de voorgrond de Zandvoortselaan. Links het tennispark, rechts de camping. Bron: Bing Maps
Door de ligging van het tennispark en de camping wordt het duinkarakter hier enigszins verstoord. Het tennispark en de camping liggen beduidend lager dan de omgeving. De camping geeft in de huidige situatie een rommelig aanblik. Dit komt mede door de structuur van de camping.
Aansluitend op de camping ligt een strook grond van de Amsterdamse Waterleidingen. Deze zone is een uitloper van het boogkanaal. Aan weerszijden van deze zone staat langs de Zandvoortselaan een rijtje woningen. Over het algemeen zijn dit vrijstaande woningen. Aan de noordzijde van dit deel van het plangebied loopt de voormalige trambaan. Nu is dit traject een belangrijke fietsroute. Ten noorden hiervan ligt de Kennemer Golf- en Countryclub (buiten het bestemmingsplangebied).
2.2 Functioneel
Het plangebied Kostverlorenstraat e.o. vormt een deel van het oostelijke woongebied van Zandvoort. Het functionele accent ligt dan ook op de woonfunctie. Niettemin zijn ook diverse niet-woonfuncties aanwezig, zoals blijkt uit figuur 2.11. Aan de oostkant van het plangebied, het duingebied liggen enkele grootschalige voorzieningen. Hier liggen het revalidatiecentrum 'Nieuw Unicum' en het zorgcentrum 'Huis in de Duinen'. Verder zijn in dit oostelijk deel enkele recreatieve voorzieningen gelegen zoals camping 'Sandevoerde' en tennispark 'Tennisclub Zandvoort'.
Figuur 2.11.: functionele structuur bestemmingsplangebied
De Kennemerweg vormt de ontsluiting voor de camping, het tennispark en de golfclub. De woonbebouwing is voornamelijk langs de Zandvoortselaan gelegen in de vorm van lintbebouwing. Verder liggen tussen het verzorgingstehuis en de camping verspreid in het duinlandschap enkele vrijstaande villa's.
In het westelijk gelegen stedelijk gebied ligt het accent veel meer op wonen. Hier zijn op kleinere schaal voorzieningen aanwezig tussen de woonbebouwing. Langs de Kostverlorenstraat is een locatie van Jeugdzorg aanwezig: Het Spalier. Deze locatie komt voort uit een voormalige vakantiekolonie. Aan de noordrand van het plangebied, aan het Beatrixplantsoen, is een gezondheidscentrum gesitueerd. Langs de Zeestraat en Zandvoortselaan komen enkele horecavoorzieningen voor. Verder is aan de Van Stolbergweg een kwekerij aanwezig.
Aansluitend aan het stedelijk gebied ligt het Kostverlorenpark (buiten het plangebied gelegen), dat een overgang vormt tussen stad en duinen. De ingangen van het park worden gevormd door informele looppaden, welke tussen de woningen zijn gelegen. Twee van deze ingangen bevinden zich aan de Quarles van Uffordlaan. Aan de noordzijde van het plangebied is het park bereikbaar via het Visserspad.
2.3 Verkeer En Parkeren
De Zandvoortselaan is één van de twee belangrijkste ontsluitingsroutes voor Zandvoort. Vanaf de Zandvoortselaan / Haarlemmerstraat gaan twee aftakkingen naar respectievelijk het noordelijke en het zuidelijke deel van Zandvoort. Richting het noordelijke deel is dit de Kostverlorenstraat die aansluit op de Sophiaweg. Deze gaat over in de Van Lennepweg en loopt zo naar de boulevard.
Richting het zuidelijke deel is dat de Frans Zwaanstraat (die buiten het plangebied ligt). De overige wegen zijn woonstraten. De Prinsesseweg is een busbaan en secundaire fietsroute en wordt alleen voor bestemmings- en fietsverkeer gebruikt.
In en rond het gebied lopen diverse buslijnen. In het plangebied bevinden zich enkele haltes.
2.4 Groen En Water
In het bestemmingsplangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel liggen in en rondom het gebied diverse belangrijke groenstructuren.
Het oostelijke deel van het bestemmingsplangebied maakt deel uit van het Hollandse Duingebied. Dit is het meest uitgestrekte, gave duingebied van Noordwest-Europa. Het is van internationale betekenis. Ter plaatse van het plangebied zijn daarin wel camping Sandevoerde en 'Nieuw Unicum' gerealiseerd, wat de gaafheid van het duingebied heeft aangetast.
In algemene zin kan worden gesteld dat, door de bijzondere en gevarieerde abiotische omstandigheid, de natuurwetenschappelijke waarde van het duingebied bijzonder hoog is. De beeldbepalende elementen en structuren van de duinen zijn de variërende mate van openheid, het reliëf, de duinvalleien en -plassen en de begroeiing (struwelen en bossen). De aanwezige beplanting bestaat uit typische duinvegetatie. De zorg voor het duingebied is belangrijk; het dient te worden beschermd. Een deel van het terrein ten westen van revalidatiecentrum 'Nieuw Unicum', te weten het boogkanaal, is aangewezen als natuurmonument. Het Kostverlorenpark (buiten het plangebied gelegen) is qua natuurwaarden evenzeer belangrijk. Daarnaast is het van belang dat dit gebied toegankelijk is voor de bewoners van Zandvoort.
Verreweg het grootste deel van het duingebied is aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied (zie figuur 2.12). Dit houdt in dat beperkingen gelden voor activiteiten die hier worden gepleegd.
Figuur 2.12: grondwaterbeschermingsgebieden. Bron: provincie Noord-Holland. Het plangebied is zwart omkaderd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau. De SVIR is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's.
Relatie met het plan
In dit plan worden diverse (her)ontwikkelingen binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk gemaakt via wijzigingsbevoegdheden. Dit past geheel binnen de leidende gedachte uit de SVIR om ruimte te maken voor groei en beweging, met name door middel van herstructurering. Verder wordt in dit plan aandacht besteed aan de milieukwaliteit in het gebied. Het plan is hiermee passend binnen de kaders van de SVIR.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Barro algemeen
Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast.
Bij besluit van 28 augustus 2012 (inwerking getreden op 1 oktober 2012) is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur (reserveringen voor hoofdwegen en landelijke spoorwegen en vrijwaring rond Rijksvaarwegen), de elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
Duurzaamheidsladder
Ook is bij besluit van 28 augustus 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. Als gevolg van deze wijziging zijn gemeenten en provincies verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de duurzaamheidsladder op te nemen, wanneer een zodanig besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. De duurzaamheidsladder is opgenomen in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Volgens dit artikel moet bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en moet overprogrammering worden voorkomen. Middels de duurzaamheidsladder vindt een toetsing plaats. De ladder bestaat uit drie treden:
Behoefte:
Voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.
Binnen- of buitenstedelijk:
Indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.
Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten:
Indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.
Relatie met het plan
Barro algemeen
Het plangebied heeft in het Barro de aanduiding 'kustfundament' (zie figuur 3.1.). Volgens artikel 2.3.2. van het Barro mogen in een bestemmingsplan, dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan, geen activiteiten mogelijk worden gemaakt die een belemmering vormen voor het uitzicht op de vrije horizon vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn met de blik op zee. Aangezien er vanuit dit bestemmingsplangebied geen vrij zicht op de zee is, is dit uitgangspunt niet relevant.
Ook geldt hier dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan geen belemmeringen mogen ontstaan voor de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament. Aangezien dit bestemmingsplan betrekking heeft op bestaand stedelijk gebied is een aantasting van het kustfundament, bijvoorbeeld door middel van afgravingen, niet aan de orde.
Figuur 3.1.: uitsnede kaart 'kustfundament' (geel gearceerd) uit het Barro. Het plangebied is zwart omkaderd.
Duurzaamheidsladder
Met de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden - en de gebruikswijziging van de kerk aan de Julianaweg naar twee woningen - kunnen diverse woningen mogelijk worden gemaakt. Binnen de kern van Zandvoort is nog altijd behoefte aan dergelijke woningen, zoals onder meer blijkt uit de Woonvisie2007 (zie paragraaf 3.3.2) en uit het Regionaal Actieprogramma Wonen. In het RAP zijn afspraken gemaakt met de regiogemeente Zuid-Kennemerland, IJmond en de provincie Noord-Holland ten aanzien van een woningbouwprogramma tot en met 2015. De ontwikkelingen voorzien derhalve in een behoefte. Verder vinden de ontwikkelingen plaats in bestaand stedelijk gebied. Voldaan wordt dus aan de eerste en de tweede stap uit de duurzaamheidsladder. Daarom is de derde stap niet aan de orde. Geconcludeerd kan worden dat het plan voldoet aan de duurzaamheidsladder.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040, kwaliteit door veelzijdigheid
De Provinciale Structuurvisie “Noord-Holland 2040” is op 1 november 2010 in werking getreden. In mei 2011 is de 1e herziening van de structuurvisie vastgesteld en in september 2012 is de 2e wijziging van de structuurvisie als ontwerp ter inzage gelegd. In de structuurvisie speelt de Provincie in op dilemma's door te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap.
Relatie met het plan
Op de visiekaart van de Provinciale Structuurvisie is Zandvoort aangeduid als kustplaats, liggend in de kustzone in het Jonge duinlandschap. Het stedelijk gebied ligt in het BBG (bestaand bebouwd gebied). De camping en de tennisbanen vallen buiten dit BBG. Daarnaast heeft het plangebied diverse aanduidingen op thematische kaarten (zoals in de kaarten 'grond- drink- en oppervlaktewater', 'wateroverlast' en 'duurzame energie'); deze zijn echter niet relevant voor het bestemmingsplan. Noemenswaardig is wel de aanduiding van diverse gronden tot Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000-gebied; deze gronden liggen direct grenzend aan en ook deels in het bestemmingsplangebied zie figuur 3.2.). Hier worden echter geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het beleid van de Provinciale Structuurvisie.
Figuur 3.2.: Provinciale Structuurvisie - kaart 'natuur'. Het plangebied is zwart omkaderd.
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening
Provinciale Staten hebben op 3 februari 2014 de provinciale ruimtelijke verordening opnieuw vastgesteld. Deze vaststelling betreft een beleidsarme wijziging ten opzichte van de eerder vastgestelde verordening op 21 juni 2010. Dit houdt in dat de verordening geen nieuw beleid bevat.
Het beleid uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. In dit uitvoeringsprogramma is aangegeven voor welke onderdelen van beleidsdoelstellingen (provinciale belangen) uit de Visie de verordening als algemene regel noodzakelijk is voor de doorwerking van het provinciale ruimtelijke beleid.
Relatie met het plan
Zoals ook in paragraaf 3.2.1 is aangegeven, ligt het stedelijk gebied binnen het plangebied binnen de in de Ruimtelijke Verordening aangegeven zone van BBG. Figuur 3.3. geeft dit weer. Het gebied buiten dit BBG is aangeduid als 'Landelijk gebied'. Alle in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden hebben betrekking op locaties binnen het BBG.
Ook geeft de Ruimtelijke Verordening voor wat betreft het onderdeel 'ecologie' aan dat rondom het plangebied EHS-gronden aanwezig zijn (net zoals de Provinciale Structuurvisie aangeeft). Hierbinnen worden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is niet strijdig met het beleid uit de Ruimtelijke Verordening.
Figuur 3.3.: Ruimtelijke Verordening - kaart 'BBG'. Het plangebied is zwart omkaderd.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Zandvoort, Parel aan Zee +
De gemeentelijke structuurvisie "Zandvoort, Parel aan Zee +" is vastgesteld op 19 april 2010. De structuurvisie geeft het gemeentelijke beleid op de ruimtelijke ordening weer tot aan 2025, maar biedt ook een verdere doorkijk naar 2040. De centrale visie van de gemeente is dat Zandvoort wil dat de steeds mobieler wordende mens blijft kiezen voor Zandvoort als plek waar men graag woont en recreëert. Zandvoort zet daarom in op een gezonde toekomst, met een sterke positie binnen de regio; een toeristische sector als belangrijkste economische motor; een aantrekkelijke woongemeente met een evenwichtige bevolkingsopbouw; een onderscheidende identiteit en 'kwaliteit boven kwantiteit'. Aan de hand van zeven ambities wordt inhoud gegeven aan de centrale visie: 'thuiskomen', 'iedereen doet mee', 'toerisme en recreatie als economische motor', 'bestemming Zandvoort', 'beleef het landschap', 'authentiek en kleinschalig' en 'een veilige kust in weer en wind'.
Op de centrale visiekaart van de gemeentelijke structuurvisie is het oostelijke deel van het plangebied aangeduid als 'duinmilieu'. Hier moet, waar mogelijk, de buitenruimte zó worden ingericht dat 'wonen in het duin' ontstaat. Hoewel dit bestemmingsplan conserverend van aard is, staat het dit streven niet in de weg.
De zone ten westen van 'Nieuw Unicum' heeft de aanduiding 'in ere hersteld boogkanaal'. Het gedempte deel van het boogkanaal wordt hier teruggebracht. Naast een mooie begeleiding voor het fietspad (de nieuwe verbinding naar Zuid-Kennemerland) levert het extra waterberging op.
De Herman Heijermansweg heeft de aanduiding 'versterken hoofdgroenstructuur'. Op verschillende plekken wordt het groen van de omliggende natuurgebieden het dorp ingetrokken. Door aan deze 'groene vingers' steeds recreatieve fietspaden te koppelen, wordt de relatie met het omliggende duingebied versterkt. Hoewel dit bestemmingsplan conserverend van aard is, staat het dit streven niet in de weg.
De kruising van de Zandvoortselaan met de Doctor C.A. Gerkestraat heeft de aanduiding 'entree dorp'. De entrees van het dorp zijn voor mensen van buiten de eerste kennismaking met Zandvoort. De bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte zijn op deze plekken verzorgd, er is gebruikgemaakt van hoogwaardige materialen. De entree mag in het oog springen.
De lintbebouwing aan de Zandvoortselaan / Haarlemmerstraat heeft de aanduiding 'versterken historisch lint'. Dit geldt ook voor de Kostverlorenstraat. De historische linten vormen, met hun karakteristieke bebouwing, het visitekaartje van Zandvoort. Zij blijven gehandhaafd en waar mogelijk worden zij versterkt. Wanneer minder karakteristieke bebouwing vervangen of gewijzigd wordt, dan wordt gestuurd op Zandvoortse architectuurkenmerken.
Tot slot zijn binnen het plangebied nog diverse hoofdfietsroutes/wandelroutes aangeduid (Prinsesseweg / Burgemeester Nawijnlaan, Herman Heijermansweg en ter plaatse van het boogkanaal). Het recreatieve fietsnetwerk wordt uitgebreid zodat het mogelijk wordt een rondje Zandvoort te fietsen. Tussen het circuit en het recreatiepark wordt een fiets-/voetpad toegevoegd zodat er een directe recreatieve verbinding vanaf de boulevard naar het duingebied komt. Ingezet wordt op een nieuwe fietsverbinding richting Hoofddorp via de Amsterdamse Waterleidingduinen.
Figuur 3.4. geeft de kaart van de gemeentelijke structuurvisie weer.
Figuur 3.4.: kaart gemeentelijke structuurvisie
Relatie met het plan
Het bestemmingsplan doet geen specifieke uitspraken over de in de structuurvisie genoemde ambities, maar staat deze ambities niet in de weg. De overige punten hebben een vertaling gekregen in het bestemmingsplan (zie hoofdstuk 5).
3.3.2 Woonvisie 2007
Op 3 april 2007 stelde de Zandvoortse gemeenteraad de notitie 'Wonen in Zandvoort - Woonvisie Gemeente Zandvoort tot 2015' vast. Met de woonvisie beoogt de Gemeente Zandvoort de lokale woningmarkt inzichtelijk te maken en de knelpunten die zich daarin voordoen. Zandvoort kiest voor een dynamisch op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Er moeten kansen worden gecreëerd. Zandvoort wil nadrukkelijk een aantrekkelijke woongemeente voor jongeren zijn. In het huisvestings- en bouwbeleid zal zwaar worden ingezet op het creëren van woonruimte voor Zandvoortse jongeren.
Zandvoort zet in op:
- vernieuwing, differentiatie, toegankelijkheid en leefbaarheid van de woningvoorraad.
- bevorderen van doorstroming.
- sociaal economische gemengde buurten.
- behoud van de kernvoorraad.
- verkoop van huurwoningen.
- huisvesten van jongeren.
- productie.
- kleinschalige wonen, zorg en welzijnsprojecten.
De voorraad woningen specifiek gericht op ouderen en gehandicapten in Zandvoort is relatief groot. Met deze voorraad woningen wordt zowel de lokale behoefte als een (boven)regionale behoefte voorzien. Woningen in het topsegment van de markt zijn in voldoende mate in Zandvoort aanwezig. Op de woningmarkt is de problematiek voor starters en jongeren regionaal gezien relatief het grootst.
Zandvoort is een gewilde woongemeente. Zandvoort heeft een unieke ligging, nabij zee en tussen prachtige duingebieden. De woningvoorraad is zeer gemêleerd qua type, ouderdom, prijsklasse etc. De vraag naar huurwoningen is groot. Provinciaal, regionaal en lokaal is sprake van een (groot) woningtekort. Er zijn te weinig woningen om te voorzien in de huidige behoefte aan woningen. De druk op de woningmarkt is hoog.
Relatie met het plan
De in het plan opgenomen wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden zijn als passend te beschouwen binnen het beleid van de woonvisie.
3.3.3 Paraplubestemmingsplan prostitutie
Op 6 maart 2001 is het paraplubestemmingsplan "Aanvullende gebruiksvoorschriften m.b.t. seksinrichtingen" vastgesteld door de Zandvoortse gemeenteraad. Dit plan regelt voor heel Zandvoort het beleid met betrekking tot seksinrichtingen en is (en wordt) dan ook in elk nieuw bestemmingsplan opgenomen. Zo ook in het voorliggende bestemmingsplan.
De gemeente voert met betrekking tot seksinrichtingen een restrictief beleid. Alle seksinrichtingen, behalve bedrijfsmatige sekshuizen en escortbedrijven, zijn verboden. Voor escortbedrijven wordt geen maximumstelsel opgenomen; voor sekshuizen wel: hiervoor is bepaald dat maximaal vijf vergunningen mogen worden verleend.
Relatie met het plan
In het plangebied "Kostverlorenstraat e.o." zijn in de bestaande situatie geen seksinrichtingen aanwezig. Conform het voornoemde beleid zijn in de regels wel mogelijkheden opgenomen om - via een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid - eventueel een seksinrichting (zie artikel 23.1 van de regels) toe te staan. Daarbij gelden wel diverse voorwaarden.
3.3.4 GVVP
Op 13 december 2005 werd de beleidsnotitie "Actualisatie GVVP Zandvoort - Infrastructuur, Fietsverkeer en Openbaar Vervoer" vastgesteld, hierna te noemen 'GVVP'. 'GVVP' staat voor 'gemeentelijk verkeers- en vervoerplan'. Het geactualiseerde GVVP beschrijft op hoofdlijnen het verkeers- en vervoerbeleid dat de gemeente Zandvoort wenst te voeren. In het beleidsplan wordt een korte en lange termijnvisie op de onderdelen Infrastructuur, Fietsverkeer en Openbaar Vervoer gegeven.
De algemene doelstelling van het verkeers- en vervoerbeleid is te definiëren als: "een duidelijke en logische indeling ontwikkelen in verkeersruimte en verblijfsgebieden. Het verbeteren van de leefbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Het bevorderen van gebruik openbaar vervoer en fiets".
Het GGVP geeft een wegencategorisering voor heel Zandvoort. Op kaart 2 van het GVVP (zie figuur 3.5.) is te zien dat de Haarlemmerstraat / Zandvoortselaan grotendeels is aangeduid als 'gebiedsontsluitingsweg (50 km/h) en deels als 'erftoegangsweg (60 km/h). Verder zijn de Kostverlorenstraat, de Prinsesseweg en een deel van de Haarlemmerstraat aangeduid als 'erftoegangsweg-plus (30 km/h)'. De overige wegen in het plangebied zijn niet specifiek gecategoriseerd maar hebben alle een 30 km/h-regime.
Figuur 3.5.: wegencategorisering conform het GVVP
Relatie met het plan
Binnen dit bestemmingsplan zijn alle wegen voorzien van de bestemming "Verkeer"; er is geen specifiek onderscheid gemaakt in de juridisch-planologische regeling.
3.3.5 Parkeernormennota
Op 9 oktober 2012 werd de gemeentelijke "Parkeernormennota 2012" vastgesteld door de Zandvoortse gemeenteraad. Deze nota bevat criteria ten aanzien van parkeren voor nieuwe ontwikkelingen in Zandvoort. De parkeernormennota bevat duidelijke regels en richtlijnen voor het parkeren in Zandvoort.
Relatie met het plan
De parkeernormennota is gekoppeld aan de regels van dit bestemmingsplan. Daarmee is vastgelegd dat bij nieuwe ontwikkelingen altijd aan de normen uit deze nota moet worden voldaan.
3.3.6 Milieubeleidsplan
Op 30 juni 2009 heeft de gemeenteraad het Milieubeleidsplan Zandvoort 2009 - 2013 vastgesteld. Hoewel de planhorizon van het plan inmiddels is verstreken, blijft de inhoud vooralsnog onverkort van kracht. Het milieubeleidsplan geeft richting aan, en een overzicht van, alle uit te voeren gemeentelijke milieutaken. De belangrijkste grondslagen van het gemeentelijke milieubeleid zijn het waarborgen van de leefbaarheid, een optimaal gebruik van de regelgeving, een voorbeeldfunctie, het bevorderen van duurzame ontwikkeling en een goede samenwerking.
Relatie met het plan
De voornoemde grondslagen zijn onder meer toepasbaar bij nieuwbouwplannen en het milieubeleidsplan dient daarbij dan ook als toetsingskader. Een juridische vertaling naar het bestemmingsplan heeft niet plaatsgevonden.
3.3.7 Nota Openbare Ruimte
Op 29 oktober 2013 is de Nota Openbare Ruimte deel A vastgesteld. In de nota geeft de gemeente haar integrale visie op de openbare ruimte in hoofdlijnen. Naast inrichting komen onderhoud en beheer aan bod. Ingezet wordt op een kwaliteitsverbetering van het groen met name op de meest zichtbare plekken (het centrum en de hoofdontsluitingswegen). Hierbij wordt de keuze van het groen aangesloten op de functie en de karakteristiek van de omgeving. Met name langs doorgaande routes is de aanwezigheid van groene tuinen met bomen van belang.
In de Nota wordt onderscheid gemaakt in het visitekaartje, de woonwijken en het landschap.
Figuur 3.6.: kaartbeeld Nota Openbare Ruimte ter plaatse van het plangebied
In de woonwijken is het streven om, met name in de groenarme wijken de groene uitstraling te vergroten. Kostverloren behoort tot de groenste wijken van het dorp. Voor Kostverloren is aangegeven dat de gebogen straten in combinatie met de glooiing op de grote kavels en voortuinen (met daarin vaak volwassen bomen) zeer bepalend zijn voor de beleving van de wijk. Dat het groene karakter van Kostverloren met name te danken is aan de groene uitstraling van particuliere tuinen maakt de wijk kwetsbaar.
Het landschap rond Zandvoort is grotendeels beschermd door Natura2000. De ambitie met betrekking tot het landschap is gericht op een betere wisselwerking tussen landschap en het omliggende dorp. Hiertoe zijn nieuwe fietsroutes toegevoegd en zijn een ecologische verbindingszone en een recreatieve landschappelijke zone naast het spoor aangewezen.
De Nota Openbare Ruimte zal in een nog op te stellen deel B meer gedetailleerd uitgewerkt worden.
Relatie met het plan
De groene structuren in het gebied zijn belangrijk en behoudenswaardig. In hoofdstuk 5 is aangegeven hoe met de groenstructuren in het plangebied is omgegaan bij de bestemmingslegging.
3.3.8 Welstandsnota
In de gemeentelijke Welstandsnota van juni 2004 wordt voor elk gebied binnen de gemeente op basis van stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische samenhang een bepaalde kwaliteit toebedeeld, waaraan vervolgens een bepaald welstandniveau wordt gekoppeld; een bijzonder niveau of een regulier niveau. De woongebieden in dit bestemmingsplangebied hebben een regulier welstandsbeleid, en het duingebied een bijzonder welstandsbeleid. Voor de gebieden 'Zeestraat - Kostverlorenstraat' en 'Zandvoortselaan - Haarlemmerstraat' zijn gebiedsgerichte welstandcriteria bepaald.
Relatie met het plan
De welstandsnota is niet vertaald naar een juridische regeling; dit is ook niet mogelijk aangezien een bestemmingsplan zich niet uit mag spreken over beeldkwaliteitsaspecten. Elk vergunningplichtig bouwwerk wordt getoetst aan de welstandsnota.
3.3.9 Visie op verblijfsaccommodaties
Op 17 juli 2013 is de Visie op verblijfsaccommodaties Zandvoort vastgesteld. Hierin wordt de positie van Zandvoort als bestemming voor meerdaags verblijf beschreven. Door allerlei oorzaken, zowel binnen als buiten de invloedssfeer van de gemeente Zandvoort, is deze positie in de loop der jaren verslechterd. Bij ongewijzigd beleid komt de positie van Zandvoort als verblijfstoeristisch product verder onder druk te staan. De visie geeft aan hoe dit proces te keren.
Relatie met het plan
In de regels van dit bestemmingsplan is de Visie op verblijfsaccommodaties vertaald. Het betreft een regeling voor nachtverblijf. Nachtverblijf betreft het verstrekken van nachtverblijf aan maximaal 4 personen (bij meer dan 4 personen betreft het een pension). Nachtverblijf is bij recht toegestaan bij de woonfunctie.
3.3.10 Retail- en horecavisie
Begin 2014 is de gemeentelijke retail- en horecavisie vastgesteld. Het beleid is erop gericht om de horeca meer te concentreren in het centrum. De gemeente is echter niet voornemens om bestaande niet in het beleid passende horecavestigingen actief weg te bestemmen en/of uit te plaatsen.
Relatie met het plan
De visie is met name van belang voor het centrumgebied van Zandvoort. Het onderhavige plangebied valt niet onder het centrumgebied. In het plangebied zijn bovendien slechts twee horecabedrijven aanwezig, te weten een hotel en een restaurant. Deze bestaande horeca is positief bestemd. Detailhandelsbestemmingen kent het onderhavige bestemmingsplan niet.
Hoofdstuk 4 Wet- En Regelgeving
In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke (on)mogelijkheden vanuit wet- en regelgeving (op met name het milieuvlak) inzichtelijk gemaakt. Dit hoofdstuk is mede tot stand gekomen op grond van het milieuadvies1 dat de Omgevingsdienst IJmond voor dit bestemmingsplan heeft opgesteld.
- 1. Milieudienst IJmond, Notitie 'Milieuadvies - voorontwerpbestemmingsplan Kostverlorenstraat e.o. Zandvoort'), 9 januari 2013
4.1 Water
4.1.1 Kader
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld.
Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening.
Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan is gedetailleerder dan de SVIR en blijft als uitwerking van de SVIR bestaan. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor geldt het Barro.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.
De waterschappen hebben een bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten hebben verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.
Nationaal Bestuursakkoord Water
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.
In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.
In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, met name op het gebied van wateroverlast en watertekort.
Kaderrichtlijn water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Zo dienen alle waterlichamen in 2015 een “goede ecologische toestand” (GET) te hebben bereikt en dienen sterk veranderende c.q. kunstmatige wateren in 2015 een “goed ecologisch potentieel” (GEP) te hebben bereikt. De chemische toestand dient in 2015 voor alle wateren (natuurlijk en kunstmatig) goed te zijn.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en instandhouden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd.
Waterplan 2010 – 2015
Het provinciale waterplan, Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren, 16 november 2009 geeft duidelijkheid over de strategische waterdoelen tot 2040 en acties tot 2015. Het Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan staan de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid. Alle ruimtelijke opgaven uit het Waterplan zijn integraal afgewogen bij de vaststelling van de Structuurvisie. Het motto van het waterplan is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling. Een belangrijk middel voor het realiseren van de waterdoelen is het via integrale gebiedsontwikkeling proactief zoeken naar kansrijke combinaties met veiligheid, economie, recreatie, landbouw, milieu, landschap, cultuur en natuur.
Strategische waterdoelen zijn:
- Samen met waterschappen en Rijkswaterstaat voldoende bescherming waarborgen van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via het principe: preventie (het op orde houden van de waterkeringen met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit), gevolgschade beperken (bijvoorbeeld waterbestendig bouwen daar waar nodig) en rampenbeheersing (bijvoorbeeld goede vluchtroutes en informatievoorziening).
- Samen met waterschappen, gemeenten en Rijkswaterstaat zorgen dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het versterken van het watersysteem en de beleving van het water door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie.
- Samen met gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat en drinkwaterbedrijven zorgen voor schoon en voldoende water door een kosteneffectief en klimaatbestendig grond- en oppervlaktewatersysteem.
- Samen met gemeenten, waterschappen en belanghebbenden zorgen voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem. Daarbij hanteren we integrale gebiedsontwikkeling.
Waterbeheerplan
Voor de planperiode 2010-2015 is het Waterbeheerplan (WBP) van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing. In dit plan stelt Rijnland haar ambities vast voor de komende planperiode. Ook worden de maatregelen in het watersysteem aangegeven. Het nieuwe WBP legt meer accent op de uitvoering.
De drie hoofddoelen zijn: veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.
Voor de veiligheid is het cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Voor voldoende water is een compleet watersysteem nodig, dat goed ingericht, te beheren en te onderhouden is. Rijnland wil daarom het watersysteem op orde hebben en toekomst vast maken. Hierdoor kan Rijnland rekening houden met klimaatverandering. De verandering van het klimaat zorgt immers voor mogelijk meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het speelt op deze ontwikkelingen in.
Keur en Beleidsregels
De nieuwe Waterwet vereist een nieuwe keur. Deze is samen met nieuwe Beleidsregels op 22 december 2009 in werking getreden. De "Keur en Beleidsregels" maken het mogelijk dat het Rijnland haar taken als waterkwaliteit- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen). Aan deze Keur zijn bepalingen toegevoegd voor het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur geeft regels voor het gebruik van of het uitvoeren van activiteiten op:
- waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
- watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
- andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur stelt verbodsbepalingen op voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Rijnland kan met de afgifte van een vergunning ontheffing verlenen van de Keur voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten. De Keur is een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De ontheffing van de Keur is een activiteit in de zin van de Waterwet. Bij een aanvraag omgevingsvergunning, waarbij sprake is van een keurontheffing, zal dit bij de Keur onderdeel uitmaken van het toetsingskader.
Handreiking Watertoets 2011
Om problemen met wateroverlast te voorkomen, om een goede waterkwaliteit te waarborgen en om de beleving van water voor burgers te vergroten, is het watertoetsproces in het leven geroepen. Het doel van het watertoetsproces is om, in een zo vroeg mogelijk stadium rekening te houden met water in ruimtelijke plannen en besluiten. In de startovereenkomst Waterbeleid voor de 21e eeuw en in het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben de gezamenlijke overheden bepaald dat water een sturend principe moet zijn in de ruimtelijke ordening. De watertoets is het proces waarbij de waterbeheerder (in dit geval het Hoogheemraadschap van Rijnland) en de initiatiefnemer van het ruimtelijke plan (bijvoorbeeld gemeente, projectontwikkelaar, particulier) samenwerken. Het samenwerkingsproces moet uiteindelijk leiden tot een zogenaamde 'waterparagraaf' die onderdeel uitmaakt van het uiteindelijke plan of besluit. Het resultaat van overleg met het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt opgenomen in deze paragraaf.
4.1.2 Onderzoek
Plangebied
In de gemeente Zandvoort zijn geen watergangen aanwezig, die in directe verbinding staan met andere oppervlaktewateren. Het plangebied betreft grotendeels een bestaand stedelijk gebied, waarin de bestaande infrastructuur wordt gehandhaafd en geen grote uitbreiding van oppervlakteverhardingen zal plaatsvinden. Het is derhalve niet mogelijk om waterlopen in het gebied aan te brengen.
Het grootste deel van het gebied is aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied. Dit houdt in dat beperkingen gelden voor activiteiten die hier worden gepleegd. Uitgangspunten van het beleid zijn:
- het scheppen van waarborgen voor een ongestoorde productie en distributie van drinkwater van een goede kwaliteit;
- het voorkomen of verminderen van negatieve gevolgen voor het milieu van de drinkwaterproductie.
Risicodragende (bedrijfs)activiteiten zijn hier verboden tenzij ontheffing is verleend op grond van de provinciale milieuverordening.
De grondwaterbeschermingsgebieden zijn verdeeld in drie zones. Rondom de putten waaruit het grondwater wordt gewonnen, ligt waterwingebied (ook wel de 60-dagen zone genoemd). Dit gebied is te herkennen aan de blauwe borden met de tekst 'waterwingebied'. Rondom het waterwingebied liggen respectievelijk het grondwaterbeschermingsgebied I (25-jaar zone) en grondwaterbeschermingsgebied II ( 100- / 200-jaar zone).
Ontwikkelingen
Het bestemmingsplan maakt, ondanks haar overwegend conserverende karakter, een aantal ontwikkelingen mogelijk. Deze ontwikkelingen worden direct of middels een wijzigingsbevoegdheid of binnenplanse afwijkingsmogelijkheid mogelijk gemaakt. Hieronder volgt een korte beschrijving van de ontwikkelingen:
- Woningbouwplan Sophiaweg: Dit project voorziet in nieuwbouw waardoor de verharding met circa 180m2 toeneemt. Voor dit project worden geen waterlopen gedempt.
- Wijzigingbevoegdheid Het Spalier: De bestemming "Maatschappelijk" kan gewijzigd worden in een woonbestemming, hierbij vindt niet of nauwelijks toename van verharding plaats.
- Kerk Julianaweg: De bestemming "Maatschappelijk" wordt gewijzigd in een woonbestemming, hierbij vindt niet of nauwelijks toename van verharding plaats.
- Binnenplanse afwijkingsmogelijkheid recreatiewoningen achtererven Prinsesseweg: Het wordt mogelijk om het gebruik te verruimen. Hierbij vindt niet of nauwelijks toename van verharding plaats. Bebouwing was reeds mogelijk.
- Binnenplanse afwijkingsmogelijkheid voor woninguitbreiding begane grond Max Eeuwestraat 40-68: Op grond van het voorgaande bestemmingsplan zou verharding van de tuin reeds mogelijk zijn, hiermee worden geen nieuwe verhardingsmogelijkheden toegestaan.
Bovenstaande ontwikkelingen worden direct of indirect mogelijk gemaakt. Voor de ontwikkeling aan de Sophiaweg is een afzonderlijke ruimtelijke procedure doorlopen. De overige ontwikkelingen worden middels een wijzigingsbevoegdheid of afwijkingsbevoegdheid in het onderhavige bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Voor de ontwikkelingen die middels wijzigingsbevoegdheden worden mogelijk gemaakt dient een wijzigingsplan te worden opgesteld. In dit bestemmingsplan zijn regels opgesteld waaraan het wijzigingsplan moet voldoen. Hierbij is opgenomen dat aangetoond dient te worden dat voldaan wordt aan het beleid en regels van de waterbeheerder. Hierdoor is het in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig te toetsen aan de wateraspecten van deze ontwikkelingen.
De directe ontwikkeling van het woningbouwplan aan de Sophiaweg wordt hieronder getoetst aan de wateraspecten.
Waterkeringen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de huidige ligging van kern- en beschermingszone van primaire en regionale waterkeringen. De ontwikkeling is niet gelegen in of in de nabijheid van een primaire of regionale waterkering.
Waterkwantiteit
Bij toename van verharding (in beginsel als > 500 m²) moet 15% worden gecompenseerd in de vorm van open water in zelfde peilgebied. Elke demping moet voor 100% gecompenseerd worden binnen het peilgebied door het graven van open water. Met de ontwikkeling wordt circa 180 m2 aan verharding toegevoegd en worden geen watergangen gedempt. Compensatie is hierdoor niet benodigd.
Waterkwaliteit
Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen voorkomt dat het hemelwater, dat wordt afgekoppeld naar het oppervlaktewater, wordt vervuild. In verband hiermee worden eisen gesteld aan de bij de daken, goten en leidingen te gebruiken materialen. Er mogen geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink, teerhoudende dakbedekking of geïmpregneerde beschoeiingen gebruikt worden op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten en pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben). Afkoppeling van hemelwater zorgt ervoor dat het aantal riooloverstorten laag is. Ook dit komt de waterkwaliteit (in de omgeving) ten goede.
Afvalwater en riolering
Binnen het plangebied is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig, in combinatie met het direct afvoeren van alle schone verharde (dak)oppervlakken naar het oppervlaktewater. In het kader van het bouwplan wordt hierop aangesloten.
Beheer en onderhoud
Het beheer en onderhoud van het inzamelings- en transportstelsel van afvalwater, kortom de riolering, ligt bij de gemeente. Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor de zuivering van het aangeleverde afvalwater.
4.1.3 Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Deze waterparagraaf is in het kader van het wettelijk vooroverleg voor advies voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland. Gemaakte opmerkingen zijn in het ontwerpbestemmingsplan al verwerkt. Het Hoogheemraadschap heeft vervolgens geen zienswijze ingediend.
4.2 Bodem
4.2.1 Wettelijk kader
Het is verboden om onder andere nieuwe woningen, maar ook andere kwetsbare bestemmingen, te bouwen op verontreinigde grond. Om deze reden moeten bij een bouwplan (dus: bij een ruimtelijke ontwikkeling) altijd recente gegevens over de kwaliteit van de bodem bekend zijn. Een bodemonderzoek start met een verkennend onderzoek, dat bestaat uit een historisch onderzoek (conform de NVN 5725) en veldwerk (conform NEN 5740). De resultaten van dit onderzoek worden getoetst aan de Wet bodembescherming. Deze wet stelt dat de kwaliteit van de bodem geschikt moet zijn voor het beoogde gebruik van de locatie of het gebied. Indien uit de resultaten van het verkennend onderzoek blijkt dat er geen belemmering bestaat voor het beoogde gebruik, kan een geschiktheidsverklaring worden afgegeven. Indien uit de resultaten blijkt dat er mogelijk een belemmering is wordt nader bodemonderzoek geadviseerd. In een nader bodemonderzoek wordt de omvang, herkomst en de spoedeisendheid van de verontreiniging bepaald. Een omgevingsvergunning wordt afgegeven als de bodem, eventueel na sanerende maatregelen, geschikt is voor het beoogde gebruik.
Rol Omgevingsdienst IJmond
Omgevingsdienst IJmond adviseert een bodemonderzoek uit te laten voeren voorafgaand aan het indienen van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Omgevingsdienst IJmond toetst de resultaten van het bodemonderzoek en adviseert hierover aan de gemeente Zandvoort. Het bodemonderzoek moet in principe worden uitgevoerd door de initiatiefnemer van een bouwplan. Als de gemeente initiator is van een project of bouwplan kan de gemeente Omgevingsdienst IJmond opdracht geven het onderzoek te laten uitvoeren en begeleiden.
Beschikbare gegevens plangebied
Voor het plangebied zijn bij Omgevingsdienst IJmond historische gegevens beschikbaar over de kwaliteit van de bodem. Deze bodemgegevens zijn opgenomen in het Bodeminformatiesysteem van de Omgevingsdienst IJmond. Binnen het plangebied zijn geen significante bodemverontreinigingen bekend die ontwikkelingen van het gebied in de weg kunnen staan. Wel is op basis van deze historische informatie bekend dat er in het gebied op diverse locaties kleinschalige bodembedreigende bedrijfsactiviteiten hebben plaatsgevonden. Hierbij moet gedacht worden aan enkele garagebedrijven, benzinepompinstallaties, een metaalgieterij, een drukkerij, een verlichtingsornamenten- en -armaturenfabriek, een polyester spuitgietbedrijf en -productenfabriek, een lederindustrie, ondergrondse tanks en andere kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Bij ontwikkelingen op deze verdachte locaties zal uit bodemonderzoek moeten blijken of de bodem geschikt is. Voor de conserverende gebieden behoeft thans geen actie te worden ondernomen.
4.3 Archeologie
4.3.1 Wettelijk kader
Wet op de archeologische monumentenzorg
In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven.
Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
De provincie Noord-Holland hanteert het beleidsinstrument “Leidraad Landschap en Cultuurhistorie". Hierin heeft de provincie de archeologische waarden in beeld gebracht. De waardering zoals vastgelegd in de leidraad geldt als uitgangspunt van beleid.
4.3.2 Situatie in het bestemmingsplangebied
Aanduidingen binnen het provinciale beleid
Het bestemmingsplangebied heeft in de provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie diverse aanduidingen op archeologisch gebied. Het oostelijke deel is aangeduid als 'archeologisch deelgebied 'Zuidelijk duingebied'. De bodem bestaat voor het merendeel uit beekdal- en rivierengebied. In het gebied geldt voor de verschillende tijdvakken in het verleden géén archeologische verwachting. In of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen archeologische monumenten (AMK-terreinen).
Archeologisch bureauonderzoek
In het kader van dit bestemmingsplan is een archeologisch onderzoek uitgevoerd (ADC ArcheoProjecten, Bestemmingsplan Zandvoort Centrum en Zandvoort Kostverloren en Prinsessepark, Gemeente Zandvoort - een bureauonderzoek in het kader van een bestemmingsplanwijziging, ADC Rapport 3601, concept, 3 april 2014). De rapportage van dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting.
Uit het onderzoek blijkt het volgende.
Binnen het plangebied Kostverlorenstraat e.o. zijn mogelijk archeologische waarden aanwezig. Voor bijna het hele gebied geldt een hoge verwachting voor archeologische waarden uit de periode vanaf de late prehistorie tot en met de Vroege Middeleeuwen vanwege de ligging op de strandwal. De resten bevinden zich naar verwachting in of aan de top van de strandwal of, indien aanwezig, het Oud Duin en onder het aanwezige Jong Duin.
Alleen voor de zone aan de oostzijde van het plangebied geldt een middelhoge verwachting voor archeologische waarden uit de periode Late Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen vanwege de ligging in de lager gelegen strandvlakte en vanwege de aanwezigheid van een zone waarbinnen de grond is omgezet ten behoeve van sportvelden en camping.
Voor de zone waar op de Kadastrale minuut en de Bonnekaart huizen zijn weergegeven die worden aangeduid als "Kostverloren", geldt bovendien een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden uit de Nieuwe Tijd. De verwachting is dat deze resten zich direct onder het maaiveld bevinden.
Vanwege de specifieke voorwaarde die weergegeven zijn op de beleidskaart van Zandvoort en de bovengenoemde verwachting is het plangebied Kostverlorenstraat e.o. in het bestemmingsplan opgedeeld in drie delen:
- 1. Het gebied met de dubbelbestemming "Waarde Archeologie 1". Het betreft alleen het gedeelte waarbinnen een verwachting geldt voor archeologische waarden uit de Nieuwe Tijd en waarden uit de IJzertijd - Vroege Middeleeuwen. Hieraan is een stelsel gekoppeld dat ziet op het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten bij plannen groter dan 50 m2.
- 2. Het gebied met de dubbelbestemming "Waarde Archeologie 2". Het betreft het resterende oostelijk deel van het plangebied. Hieraan is een stelsel gekoppeld dat ziet op het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten bij plannen groter dan 500 m2.
- 3. Het gebied met de dubbelbestemming "Waarde Archeologie 3". Het betreft het gedeelte ter hoogte van de sportvelden. Hieraan is een stelsel gekoppeld dat ziet op het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten bij plannen groter dan 1000 m2.
4.3.3 Conclusie
In het kader van dit bestemmingsplan is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Op grond hiervan zijn in het bestemmingsplangebied drie verschillende archeologische dubbelbestemmingen opgenomen.
4.4 Cultuurhistorie
4.4.1 Wettelijk kader
Besluit ruimtelijke ordening
Op 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. De wijziging houdt in dat bij het opstellen van een bestemmingsplan de gemeente in de toelichting het volgende aangeeft:
`Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden'.
Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
De provincie Noord-Holland hanteert het beleidsinstrument “Leidraad Landschap en Cultuurhistorie". Hierin heeft de provincie de cultuurhistorische waarden in beeld gebracht. De waardering zoals vastgelegd in de leidraad geldt als uitgangspunt van beleid.
4.4.2 Situatie in het bestemmingsplangebied
Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
Het bestemmingsplangebied heeft in de provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie diverse aanduidingen. Het oostelijke deel (het duingebied) heeft de classificaties 'jonge duinlandschap', 'aardkundig waardevol gebied' en 'aardkundig monument'. Het tracé van de voormalige trambaan is huidige kaarten niet terug te vinden. Derhalve heeft het tracé van de trambaan geen aanduiding gekregen. Wel zijn de Haarlemmerstraat en de Amsterdamse Waterleidingduinen in de leidraad aangeduid als cultuurhistorisch waardevol.
Historisch-morfologische atlas
De gemeente beschikt over de "Historisch-morfologische Atlas Zandvoort', d.d. 29 maart 2011. Deze atlas draagt bij aan het inventariseren en documenteren van de aanwezige cultuurhistorische waarden. In de atlas wordt een uitgebreid, gedetailleerd beeld gegeven van de ontwikkeling van Zandvoort. In de atlas wordt de ontwikkeling ingedeeld in een zevental episodes. Het westelijke deel van het plangebied, de woongebieden, dateren met name uit de vierde (1900 - 1940) en vijfde (1940 - 1963) episode. De stedelijke voorzieningen in het oostelijke deel (het duingebied) dateren met name uit de zesde episode (1963 - 19677). Figuur 4.1. geeft dit weer.
Figuur 4.1.: kaartbeeld en legenda historisch-morfologische atlas
Specifiek voor het plangebied wordt in de historisch-morfologische atlas het volgende benoemd:
- In de Tweede Wereldoorlog werd rondom het dorp een verdedigingslinie aangelegd: de Atlantikwal. Hiervoor is een deel van de Zandvoortselaan afgebroken. Deze verdedigingslinie loopt, ter hoogte van Huis in de Duinen, gedeeltelijk door het plangebied. Voor een ander deel grenst de linie aan het plangebied (het Kostverlorenpark met zijn bunkers). Figuur 4.2. geeft dit weer.
- Hoewel de bebouwing rond de Wilhelminaweg, Emmaweg, Julianaweg e.o. deels in de vijfde episode gerealiseerd is, lijkt het stratenpatroon al uit de vierde episode te stammen. In het uitbreidingsplan van Friedhoff zijn de open plekken aangegeven als uitbreidingsruimte. De verkaveling vertoont overeenkomsten met het uitbreidingsplan van de provincie.
- Het Huis in de Duinen is gebouwd in 1956.
Deze constateringen hebben niet geleid tot een vertaling in de juridische regeling van het plan.
Figuur 4.2.: Duitse verdedigingswerken in 1945. Bron: historisch-morfologische atlas Zandvoort.
Cultuurhistorisch onderzoek
De in 2011 opgestelde historisch morfologische atlas geeft voldoende basis voor de beschrijving van de stedenbouwkundige structuur vanuit een cultuurhistorisch oogpunt. Deze atlas geeft echter onvoldoende basis om ook uitspraken te doen op gebouwniveau. Om deze reden is in het kader van dit bestemmingsplan een cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden binnen de historische linten van het plangebied. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting. Voor het cultuurhistorisch onderzoek vormen de Structuurvisie Parel aan Zee+ (vastgesteld in januari 2010) en de Historisch-morfologische atlas (maart 2011) de basis. In beide documenten is aangegeven dat voor het plangebied waar het bestemmingsplan betrekking op heeft de historische entrees van Zandvoort (Zandvoortselaan / Haarlemmerstraat en Kostverlorenstraat / Zeestraat) waardevol zijn.
Hieronder worden de hoofdlijnen uit het onderzoek verwoord.
In het rapport is overzicht gegeven van de cultuurhistorisch-waardevolle bebouwing in het gebied:
- 4. Structuren: historische routes + lijnen, karakter en kenmerkende bebouwing;
- 5. Objecten: 2 Rijksmonumenten: Kostverlorenstraat 95 en Haarlemmerstraat 37;
- 6. Objecten: 22 objecten/ensembles zijn aangewezen als gemeentelijk monument;
- 7. Objecten: 28 objecten/ensembles zijn na het onderzoek aangewezen als 'karakteristiek';
- 8. Fricties: hoek Koninginneweg/Kostverlorenstraat (te grote bouwhoogte, 'verkeerde' architectuur en materialisering) en de Prinsesseweg (veel achterkanten van tuinen en toegangen naar een garageblok).
Ad 1) De waardevolle structuren in het gebied zijn eerder genoemd in de historisch-morfologische atlas (maart 2011) en zijn overgenomen in het rapport. Het rapport noemt enkele historische routes en lijnen, het kenmerkende badplaatskarakter en de naoorlogse woningbouwblokjes. Het rapport zegt dat voor elke waardevolle structuur verschillende zaken vastgelegd moeten worden in het bestemmingsplan, zoals rooilijn en korrelgrootte. Het rapport doet geen concrete uitspraken over een beschermende regeling.
Ad 2) De Rijksmonumenten worden beschermd door de Monumentenwet. Verder zijn in de Zandvoortse Erfgoedverordening bepalingen opgenomen voor de bescherming van Rijksmonumenten.
Ad 3) Voor de gemeentelijke monumenten zijn ook bepalingen opgenomen in de Erfgoedverordening. Deze is onverkort van toepassing.
Ad 4) Er zijn 28 'nieuwe' objecten/ensembles die met dit rapport worden aangewezen als karakteristiek. Het rapport zegt dat in het bestemmingsplan een beschermende regeling kan worden opgenomen waarbij het vooral gaat om de hoofdbouwmassa, het aanzicht van de gevels en de kap.
Ad 5) Het pand op de hoek Koninginneweg/Kostverlorenstraat en het uiteinde van de Prinsesseweg zijn aangemerkt als fricties. Het rapport doet geen gedetailleerde uitspraken over het hoe en waarom en geeft niet aan hoe de fricties 'verholpen' zouden kunnen worden.
Vertaling naar het bestemmingsplan
In het plan is voor de Rijks- en de gemeentelijke monumenten de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' opgenomen. Voor de karakteristieke panden is een aanduiding 'karakteristiek' opgenomen.
Voor wat betreft de in het cultuurhistorisch onderzoek geconstateerde fricties: de eerste frictie (hoek Koninginneweg / Kostverlorenstraat) wordt voorkennisgeving aangenomen. Het bestemmingsplan beoogt niet actief hier verandering in aan te brengen. Uiteraard staat de gemeente wel open voor herontwikkelings-/verbeteringsplannen op deze locatie. De tweede frictie (achterkanten aan de Prinsesseweg) wordt in dit bestemmingsplan wel actief aangepakt: er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om hier desgewenst vakantiewoningen te realiseren, wat het beeld ter plekke sterk kan verbeteren.
4.4.3 Conclusie
De Rijks- en gemeentelijke monumenten zijn, hoewel ze al elders beschermd worden, in dit bestemmingsplan van een aanduiding 'cultuurhistorische waarden' voorzien. De karakteristieke panden zijn via dit bestemmingsplan beschermd door middel van de aanduiding 'karakteristiek'. De cultuurhistorisch waardevolle structuren kunnen niet goed in een bestemmingsplan beschermd worden. Doordat het plan echter gedetailleerd van aard is, kan worden gesteld dat de bestaande structuur in het gebied met dit bestemmingsplan niet significant kan wijzigen.
4.5 Ecologie
4.5.1 Wettelijk kader
Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
Gebiedsbescherming
Gebiedsbescherming wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De provincie is hiervoor het bevoegde gezag. Voor bestemmingsplannen, bouwplannen of andere activiteiten, kan het noodzakelijk zijn dat bijvoorbeeld een vergunning volgens de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd moet worden bij de provincie. Het afwegingskader van de Habitatrichtlijn staat bekend als de Habitattoets. Deze bestaat uit een Voortoets en eventueel een zogenoemde “passende beoordeling” als uit een Voortoets blijkt dat er mogelijk significante gevolgen zijn. De belangrijkste aspecten bij de beoordeling van mogelijke invloed op natuurgebieden aan de orde komen zijn: oppervlakteverlies, verontreiniging, verdroging, geluid, licht, verstoring door mensen, mechanische effecten en versnippering.
Soortbescherming
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en fauna wet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht (tabel 1), middelzwaar (tabel 2) en zwaar beschermde soorten (tabel 3). Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Als er negatieve effecten optreden op zwaar beschermde soorten (tabel 3 Flora- en faunawet) dient een ontheffing volgens art. 75 van de flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie. Voor zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang, in sommige gevallen ook ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet.
4.5.2 Situatie in het bestemmingsplangebied
Er zijn verschillende ontwikkelingen met een wijzigings- en/of afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen. Tevens wordt voor de kerk aan de Julianaweg het gebruik gewijzigd van maatschappelijke doeleinden naar wonen. Daarom is in het kader van dit bestemmingsplan een ecologisch onderzoek uitgevoerd (Els & Linde B.V., Quick scan Bestemmingsplan Kostverloren, projectnummer 14.023, 20 maart 2014). De rapportage hiervan is opgenomen als bijlage 3 bij deze toelichting.
Uit het ecologische onderzoek is gebleken dat er beschermde soorten kunnen voorkomen binnen het plangebied. De kerk aan de Julianaweg is door particulieren gekocht en krijgt in dit bestemmingsplan een woonbestemming. Deze kerk is geschikt voor vleermuizen en vogels, waaronder de huismus. Voor het gebouw aan de Julianaweg is een afdoend onderzoek naar vleermuizen en de huismus noodzakelijk. Zo’n onderzoek moet worden uitgevoerd in het optimale seizoen, met voldoende inspanning en met inzet van de juiste technieken en gekwalificeerd personeel. Voor vleermuizen is tweemaal een inventarisatie in het voorjaar en tweemaal in het najaar noodzakelijk. Een inventarisatie van de huismus kan gelijktijdig met het onderzoek naar vleermuizen worden uitgevoerd. Een afdoend onderzoek is drie jaar houdbaar, na die tijd is een update noodzakelijk. Dit onderzoek met betrekking tot de kerk is uitgevoerd (zie bijlage 4). Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen vaste verblijfplaatsen binnen het plangebied van de kerk aanwezig zijn. Er is daarom geen effect op beschermde soorten te verwachten. Een ontheffing van de Flora en Faunawet is niet nodig.
4.5.3 Conclusie
Uit de quick scan blijkt dat de wijzigings- en/of afwijkingsmogelijkheden haalbaar zijn. Voor de gebruikswijziging van de kerk aan de Julianaweg zijn er geen ecologische effecten te verwachten. Indien er toepassing wordt gegeven aan de in het plan opgenomen wijzigings- en/of afwijkingsbevoegdheden, is het in veel gevallen noodzakelijk om aanvullend ecologisch onderzoek uit te voeren.
4.6 Milieuzonering
4.6.1 Kader
Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft adviesafstanden (zie tabel) die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.
De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het toetsen van het plan bestaat uit:
- Het toetsen van de afstanden van de bestaande milieubelastende activiteiten aan de te bouwen milieugevoelige functies.
- Het toetsen van de afstanden van bestaande milieugevoelige functies aan de te realiseren milieubelastende activiteiten.
4.6.2 Situatie in het bestemmingsplangebied
De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden maken omzetting van maatschappelijke functies naar wonen mogelijk. In de directe nabijheid van deze functies zijn geen bedrijven gevestigd die mogelijk belemmerd kunnen worden door deze functie omzetting.
Daarnaast wordt de kerk aan de Julianastraat getransformeerd naar twee woningen. Deze transformatie betreft een inpandige transformatie. Aan de uitstraling van het pand wijzigt niets. Daarnaast worden in de noordelijke woning tevens maximaal drie recreatie-appartementen gevestigd. De afstand van een pension tot een rustige woonwijk dient, conform de VNG-richtlijnen, 10 meter te bedragen. De afstand van de recreatieappartementen tot de meest dichtsbijzijnde woning bedraagt ongeveer 12 meter. Gezien het voorgaande wordt voldaan aan de afstand van 10 meter, zoals de VNG-richtlijst deze voorstelt.
Milieuzonering is niet bedoeld om bestaande situaties te herbeoordelen. Daar waar milieubelastende en milieugevoelige activiteiten dicht op elkaar liggen zullen deze in overeenstemming met de huidige bestemming worden bestemd.
4.7 Externe Veiligheid
4.7.1 Wettelijk kader
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes (weg, water, spoor en buisleiding). Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.
Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (c-RNVGS) en het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het plaatsgebonden risico kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (die als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten geprojecteerd worden.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Nagegaan moet worden of op het gebied van externe veiligheid belemmeringen/beperkingen worden ondervonden voor het te nemen onderliggende plan. Hierbij dient te worden getoetst aan bronnen die een extern veiligheidsrisico in kunnen houden.
4.7.2 Situatie in het bestemmingsplangebied
Het bestemmingsplangebied Kostverlorenstraat e.o. is gelegen binnen het invloedsgebied van twee hogedruk aardgastransportleidingen van Gasunie (zie figuur 4.3.).
Figuur 4.3.: ligging gasleidingen in en nabij het bestemmingsplangebied
De in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden leiden niet tot een noemenswaardige toename van de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgasleidingen. De wijzigingsbevoegdheden zullen dan ook niet leiden tot een toename van het groepsrisico.
Groepsrisico aardgasleiding A-560 ter plaatse van Nieuw Unicum
Uit een zogenaamde groepsrisicoscreening van de Gasunie is gebleken dat er in de gemeente Zandvoort ter plaatse van Zorgcentrum Nieuw Unicum een groepsrisicoaandachtspunt is. Met een groepsrisicoaandachtspunt bedoelt de Gasunie een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. De uitkomsten van deze screening zijn verkregen met gebruikmaking van het Populatiebestand groepsrisicoberekeningen. In een notitie2wordt verslag gedaan van de controle van de door de Gasunie gehanteerde bevolkingsgegevens. Met het generieke controlebestand van de Gasunie is ter plaatse van Nieuw Unicum een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico berekend. Na aanpassing van het veronderstelde aantal personen en verdeling daarvan over het terrein, is het groepsrisico 0.21 keer de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat er geen sprake is van een groepsrisicoaandachtspunt.
Overige risicobronnen
- Er zijn in de directe omgeving van de locatie geen bedrijven gelegen waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd, zodanig dat het plaatsgebonden risico van de inrichting buiten de inrichtingsgrenzen ligt.
- Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
- Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
- Het plangebied is niet gelegen in de omgeving van een vaarweg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
- 2. AVIV Adviseurs Externe Veiligheid en Risicoanalyses, Groepsrisicio aardgasleiding A-560 ter plaatse van Nieuw Unicum te Zandvoort, project 122406, 18 december 2012
4.7.3 Conclusie
De twee gasleidingen zijn middels de dubbelbestemmingen "Leiding - Gas 1" (voor leiding W-532-02 met een maximale werkdruk van 40 bar) en "Leiding - Gas 2" (voor leiding A-560 met een maximale werkdruk van 66,2) van een beschermende regeling voorzien in dit bestemmingsplan. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.8 Luchtkwaliteit
Bij planvorming is de luchtkwaliteit één van de milieuaspecten waar onderzoek naar dient te worden verricht. Hieronder komen de luchtkwaliteitsaspecten voor het plan aan de orde.
In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Als een bouwproject voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (minder dan 1500 woningen of 100.000 m2 kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.
Er zijn verschillende relatief kleinschalige ontwikkelingen met twee wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan opgenomen. De ontwikkelingen zijn, gezien het bovengenoemde criteria (aantal te bouwen woningen ligt ver onder de 1500), niet in betekenende mate van invloed op de luchtkwaliteit. Er hoeft dus niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. In verband met een goede ruimtelijke ordening wordt opgemerkt dat in geheel Zandvoort ruimschoots kan worden voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. De conclusie is dat de Wet luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor de realisatie van het plan.
4.9 Geluid
In het kader van de Wet geluidhinder liggen er geluidszones rond wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een geluidszone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.
Woningen, scholen, kinderdagverblijven, zieken- en verzorgingshuizen, woonwagenterreinen en aangewezen ligplaatsen voor woonschepen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidgevoelige bestemmingen. Als de geluidsbelasting op de gevel van de nieuwe geluidgevoelige bestemming de voorkeursgrenswaarde van een geluidbron overschrijdt, moet gelijktijdig met de planprocedure een hogere waarden procedure in het kader van de Wet geluidhinder worden gevoerd. Een hogere waarde kan, onder voorwaarden, worden vastgesteld tot de maximale ontheffingswaarde voor de betreffende geluidbron.
Binnen het plangebied worden diverse nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.
4.9.1 Wettelijke kaders
Wegverkeerslawaai
De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting is het in een binnenstedelijke situatie mogelijk tot en met 63 dB een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder vast te stellen. In een buitenstedelijke situatie kan een hogere waarde tot en met 53 dB worden vastgesteld.
Railverkeerslawaai
De geluidszone van de spoorlijn Haarlem - Zandvoort ligt binnen het plangebied. De nieuwe geluidgevoelige bestemmingen liggen, op de ontwikkeling aan de Sophiaweg na, buiten de geluidszone van de spoorlijn.
De voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai is 55 dB. Bij een hogere geluidsbelasting is het mogelijk tot en met 68 dB een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder vast te stellen.
Industrielawaai
Een klein gedeelte van het plangebied ligt binnen de geluidszone van het circuitpark Zandvoort. Binnen dit gedeelte van het plangebied vindt de ontwikkeling van de Sophiaweg plaats. De voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is 50 dB(A). Bij een hogere geluidsbelasting is het mogelijk tot en met 55 dB(A) een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder vast te stellen. Voor deze ontwikkeling is een projectafwijkingsbesluitprocedure doorlopen en afgerond.
Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt niet binnen zones die verband houden met de luchthaven Schiphol.
Bouwbesluit
Een gevolg van het vaststellen van hogere waarden in het kader van de Wet geluidhinder is dat er onderzocht moet worden of de gevels van de nieuwe geluidgevoelige bestemming voldoende geluidwerend zullen zijn. De in de Wet geluidhinder en het Bouwbesluit voorgeschreven maximale geluidniveaus binnen de geluidgevoelige bestemming mogen niet worden overschreden. Als dat wel het geval zou zijn dan moeten tijdens de bouw geluidwerende maatregelen aan de gevels worden getroffen. Bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de nieuwe geluidgevoelige bestemming moet een rapport worden gevoegd met het onderzoek naar de geluidwering van de gevels en de eventueel benodigde geluidwerende maatregelen.
4.9.2 Ontwikkelingslocaties
Onderstaand volgt een korte omschrijving van de ontwikkellocaties
Het Spalier
Locatie: hoek Kostverlorenstraat/Max Eeuwestraat. De hele locatie wordt mogelijk wonen, indien gebruik wordt gemaakt van de wijizgingsbevoegdheid.
De ontwikkellocatie ligt binnen de geluidszone van de Kostverlorenstraat. Binnen die zone van de Kostverlorenstraat is een berekening vanwege wegverkeerslawaai nodig. Mogelijk moeten hogere waarden voor de geluidsbelasting worden vastgesteld. Indien gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid moet akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai worden uitgevoerd. Mogelijk moeten er hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder verleend worden. De maximale ontheffingswaarde wordt op de locatie niet overschreden. Gezien het voorgaande wordt de wijzigingsbevoegdheid haalbaar geacht.
Kerk Julianaweg
Alle omliggende wegen van de planlocatie zijn 30 km/uur-wegen. In het kader van de Wet geluidhinder zijn geen geluidonderzoeken nodig. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient wel een uitspraak gedaan te worden of er sprake is van een acceptabel geluidniveau. Aangezien hier sprake is van een weg in een rustige woonwijk is de verkeersintensiteit dermate laag dat de voorkeursgrenswaarden niet zullen worden overschreden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een acceptabele geluidsbelasting.
4.10 Duurzaam Bouwen
Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
De gemeente Zandvoort en de Omgevingsdienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in “Kwaliteit en duurzaam bouwen” en in het milieubeleidsplan 2009-2013. Voor alle nieuwbouwplannen zijn ambities opgesteld op basis van het instrument GPR-gebouw. Het ambitieniveau hiervoor bedraagt minimaal gemiddeld een 8. Dit geldt voor woningen, scholen en kantoren.
Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011
Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan de volgende afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie: reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energie-besparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. Het kabinet Rutte II hanteert een aandeel van 16% duurzame energie in 2020. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en innovatie te stimuleren is de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en wordt deze in 2015 aangescherpt naar 0,4.
GPR Gebouw
Ter ondersteuning en om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stellen de Omgevingsdienst IJmond en de gemeente Zandvoort GPR Gebouw gratis ter beschikking. GPR Gebouw is een instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Dit instrument kijkt naar 5-6 aspecten, met de nadruk op energie. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. De ambitie van de gemeente is gemiddeld een 8 voor de onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Een GPR-berekening dient te worden toegevoegd bij toekomstige bouwaanvragen.
Hoofdstuk 5 Doelstellingen En Ambities
Het instrument 'bestemmingsplan' is voor de gemeente het belangrijkste instrument om richting te geven aan ruimtelijke ontwikkelingen. In een bestemmingsplan wordt duidelijk wat de gemeente wil consolideren, hoe zij wil ontwikkelen en welke mogelijkheden burgers en bedrijven hebben. Met het opstellen van een actueel bestemmingsplan voor het gebied "Kostverlorenstraat e.o." wil de gemeente de inwoners en andere gebruikers van dit gebied gelijke (bouw)mogelijkheden bieden. Ook stelt zij kaders waarbinnen ideeën zich kunnen ontwikkelen. De waarden van het gebied worden veilig gesteld en er wordt ingespeeld op het gewenste toekomstbeeld.
In algemene lijnen is het gemeentelijke beleid in dit bestemmingsplangebied gericht op het handhaven en zo mogelijk versterken van de functie die het plangebied heeft: het westelijk deel als stedelijk gebied en het oostelijk deel als duingebied. Er worden wel diverse (kleinschalige) ontwikkelingen beoogd. In beginsel worden de planologische mogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan voortgezet. Foutjes moeten uiteraard wel worden hersteld, de regeling moet worden aangepast op nieuwe wet- en regelgeving en op sommige plekken moeten de planologische mogelijkheden om bepaalde redenen worden veranderd (maatwerk).
In de volgende paragrafen komen achtereenvolgens de ruimtelijke en functionele ambities en de verschillende ontwikkelingslocaties aan bod. Deze ambities c.q. uitgangspunten zijn, voordat met het opstellen van dit bestemmingsplan werd begonnen, vastgelegd in de "Nota van Uitgangspunten" voor het bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o.", die in april 2013 door de Zandvoortse gemeenteraad is vastgesteld. Onderstaande paragrafen zijn dan ook mede gebaseerd op deze Nota van Uitgangspunten.
5.1 Ruimtelijk
Hoofdgebouwen en erfbebouwing
Richtinggevend uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is het behoud en waar mogelijk versterken van de bestaande (stedenbouwkundige) karakteristieken en kwaliteiten van het gebied. Dit uitgangspunt wordt als volgt verder geconcretiseerd. Ten aanzien van de hoofdgebouwen dient de huidige situering en omvang van de hoofdgebouwen de 'kapstok' voor de bebouwingsmogelijkheden te vormen. De gemeenteraad van Zandvoort heeft verder recentelijk nieuwe algemene richtlijnen inzake erfbebouwing, opbouwen en dakkapellen bij woningen ("Beleidsregels opbouwen, bijbehorende bouwwerken en dakkapellen") vastgesteld. Deze richtlijnen zijn in het bestemmingsplan overgenomen. De voorschriften uit het nieuwe beleidsstuk bieden een aantal verruimingen ten aanzien van het vorige beleid. Daar waar door vergunningsvrij bouwen ruimere mogelijkheden zijn ontstaan, is het beleid hier bovendien zo mogelijk op aangepast.
Groenstructuur
De groenstructuren en de daarmee gepaard gaande groene uitstraling van het plangebied is waardevol. Daartoe zijn de volgende keuzes gemaakt in dit bestemmingsplan:
- Daar waar openbaar groen aan de hoofdroutes grenst, is dit bestemd als "Groen".
- In het bestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van parkeren in de voortuin. Bij de hoofdroutes (de linten) is hieraan een extra bepaling gekoppeld dat de voortuinen voor maximaal 50% verhard mogen worden ten behoeve van parkeren.
- De bestemming "Tuin" is zodanig neergelegd dat openheid en een groene inrichting gestimuleerd worden. De situering van de tuinen is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.
- Op kwetsbare plekken in de wijk (bij entrees van buurten of daar waar achtertuinen van woningen aan openbaargebied grenzen) is openbaar groen positief bestemd.
- Voor het duingebied is de regeling uit het voorgaande bestemmingsplan opgenomen. Het toevoegen van nieuwe fietsroutes is mogelijk binnen de bestemming "Natuur - Duingebied".
- Bij de ontwikkeling Sophiaweg is rekening gehouden met de gewenste recreatieve landschappelijke zone door langs het spoor een groenbestemming te leggen.
- De ecologische zone loopt langs de Herman Heijermansweg. De gronden langs deze weg zijn bestemd voor “Groen” en “Natuur - Duingebied”.
Tuinstadsfeer
In de omgeving van de Julianaweg en de Emmaweg is de 'tuinstadsfeer' sterk aanwezig. Ook dit is een specifieke kwaliteit die zo kenmerkend en waardevol is dat deze specifieke kenmerken bewaard zouden moeten worden. Hier zijn het rondlopende stratenpatroon, de grote tuinen van de woonpercelen en het bomenbestand beeldbepalend. Het groene beeld, gevormd door hagen en bomen, is hier belangrijker dan de architectuur van de gebouwen. Het ruimtelijk beleid zal hier meer gericht zijn op respecteren en interpreteren.
Zwembadenregeling
Op een zelfde wijze als voor erfbebouwing, heeft de gemeenteraad van Zandvoort in een eerder stadium algemene richtlijnen vastgesteld inzake de realisering van privézwembaden bij woningen. In tegenstelling tot de erfbouwingsregeling, waaraan vooral stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag liggen (voorkomen van volbouwen van erven of bouwen op ongewenste plaatsen), is de zwembadenregeling vooral vastgesteld met het oog op het beperken van hinder voor de omgeving als gevolg van het gebruik van een zwembad. De regeling schrijft onder meer een maximale oppervlakte van baden voor alsmede een in acht te nemen minimale afstand tot de perceelsgrenzen. Uitgangspunt is dat deze regeling integraal in het plan wordt opgenomen.
Cultuurhistorische waarden, inclusief parkeren in de voortuin aan de historische linten
De gemeente Zandvoort kent 'Beleidsregels Uitwegen'. Parkeren op eigen erf blijft in beginsel alleen toegestaan op de percelen welke voldoen aan de beleidsregels (die waren vertaald in het voorgaande bestemmingsplan en ook in dit plan zijn opgenomen). Wel wordt bij de afwijkingsbevoegdheid voor het parkeren vóór de voorgevel voor wat betreft de linten (Kostverlorenstraat / Haarlemmerstraat / Zandvoortselaan) de extra voorwaarde toegevoegd dat de tuin een minimale breedte van 6 meter moet hebben en dat de tuin voor ten hoogste 50% van de oppervlakte gebruikt mag worden voor parkeren.
In het uitgevoerde cultuurhistorisch onderzoek (zie paragraaf 4.4) wordt namelijk aangegeven dat de waardering van het gebied bestaat uit twee componenten, te weten: historisch waardevolle structuren en historisch waardevolle objecten/ensembles. De gebouwde componenten (de objecten en ensembles) zijn in het bestemmingsplan geregeld door aan deze panden een aanduiding 'cultuurhistorische waarden' (voor de monumenten) respectievelijk een aanduiding 'karakteristiek' (voor de karakteristieke, niet-monumentale panden) op te nemen. Bij beide aanduidingen is in de regels geregeld dat hier de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximaal gelden. Hiervan kan met een omgevingsvergunning desgewenst (binnenplans) worden afgeweken, als geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het pand (met verwijzing naar het cultuurhistorisch rapport). Ook is een omgevingsvergunning nodig voor sloopactiviteiten.
Behalve de gebouwde componenten aan de linten, is de uitstraling van de linten echter ook zeer afhankelijk van de aankleding en inrichting van de buitenruimte. De gemeente werkt momenteel aan de Nota Openbare Ruimte (deel A is reeds vastgesteld; deel B moet nog opgesteld worden - zie paragraaf 3.3.7) waarin de uitstraling van de linten een belangrijk item is. Privévoortuinen leveren echter een belangrijke bijdrage aan de uitstraling van straten. Het bestemmingsplan is hét instrument waarmee sturing gegeven kan worden aan particuliere initiatieven. Activiteiten die de uitstraling van linten negatief kunnen beïnvloeden zijn het parkeren in, en het verharden van voortuinen. In de afwijkingsbevoegdheid uit het voorgaande bestemmingsplan was wel een voorwaarde opgenomen dat alleen van de bevoegdheid gebruik gemaakt mocht worden wanneer de voortuin minimaal 6 meter diep is. De breedte van de tuin was echter vrij gelaten. Voor de uitstraling van de voortuin is echter de breedte van de tuin wel van belang. Wanneer de breedte minimaal 6 meter is zal voldoende oppervlak overblijven om de tuin een groene aankleding te geven. Tevens zorgt deze afstand voor ruimte tussen de geparkeerde auto’s waardoor de (karakteristieke) gevels van de woningen zichtbaar blijven. Vandaar dat deze voorwaarde extra wordt opgenomen. Deze bepaling is voorts bedoeld om excessen waarbij voortuinen volledig gebruikt worden voor parkeren te voorkomen.
Bovendien wordt in dit bestemmingsplan aangenomen dat bij de uitwegvergunningen, welke in strijd met het voorgaande bestemmingsplan zijn verleend, alsmede de uitwegen die door de gemeente zelf in het kader van de herstructurering van de Koninginnebuurt opnieuw zijn aangelegd, toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid uit het voorgaande bestemmingsplan. Deze situaties worden in dit bestemmingsplan gelegaliseerd.
Wilhelminastraat 22 t/m 60
De Wilhelminastraat 22 t/m 60 bestaat uit vijf korte blokjes woningen die gesitueerd zijn in een strokenverkaveling (achtertuinen van woningen grenzen aan voorzijde van andere woningen). Bij de behandeling van bouwplannen is gebleken dat er bij deze woningen een variatie aan dakopbouwen vergund is middels een vrijstelling. Voor deze woningen is in het bestemmingsplan een ruimere dakopbouwen regeling opgenomen, afgestemd op reeds verleende vergunningen.
Incidenten
Voor de woning aan de Burgemeester Nawijnlaan 34 is, als verruiming ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, een erfbebouwingszone opgenomen. Op deze wijze wordt beter aangesloten bij de bebouwingsmogelijkheden voor de omliggende percelen en de behoeften van de bewoner(s).
Aan de Zandvoortselaan 9 zijn op het achtererf drie bijgebouwen in gebruik genomen als woningen. Het gaat om appartementen. Deze situatie blijkt al ongeveer 18 tot 20 jaar te bestaan. In verband met deze lange “gedoogsituatie” is onderzocht of de woningen in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen kunnen worden. De woningen moeten dan in ieder geval aan het Bouwbesluit voldoen. Uit een quick scan onderzoek van de afdeling handhaving en uit navraag bij de brandweer en de ambulancediensten blijkt dat de woningen aan het Bouwbesluit/Bouwverordening zouden kunnen voldoen. De woningen worden in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen, vanwege de lange termijn dat de illegale situatie heeft voortgeduurd. Uiteraard moeten de eigenaren nog wel een (omgevings)vergunning aanvragen, waarbij de definitieve toets aan het Bouwbesluit zal worden gedaan.
5.2 Functioneel
Bedrijvigheid
De in het plangebied aanwezige bedrijven worden gehandhaafd. De (milieu-)hinderlijke uitstraling naar de omgeving toe noopt niet tot het bevorderen van veranderingen in deze situatie. Ten aanzien van de bedrijfsbestemmingen moet voorkomen worden dat zich hier milieuhinderlijke bedrijven kunnen vestigen. Daarom wordt de toegestane bedrijfscategorie beperkt.
Het voormalige bedrijventerrein aan de Prinsesseweg heeft een zeer matige visuele uitstraling naar de omgeving. In dat kader is nagedacht over een verbetering van de bestaande situatie. Er is een bouwplan ontwikkeld dat ziet op de realisatie van nieuwe woningen. Vanwege het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is de locatie buiten dit bestemmingsplan gelaten. Er wordt hiervoor een afzonderlijke ruimtelijke procedure doorlopen.
Horecavoorzieningen
De in het plangebied aanwezige horecavoorzieningen worden gehandhaafd. Hiermee wordt niet specifiek gedoeld op de grotere en kleinere pensions, waarover verderop in dit hoofdstuk meer zal worden aangegeven. Ter voorkoming van ontoelaatbare (milieu-)hinder dient uitgesloten te worden dat er horeca-activiteiten plaats kunnen vinden, welke (milieu-)hinder voor de omgeving kunnen veroorzaken.
In het plan is een regeling getroffen voor het uitoefenen van beroepen aan huis. Dit kan onder voorwaarden worden toegestaan. Uitgangspunt hierbij is dat er geen hinder voor de omgeving mag plaatsvinden en dat het uiterlijk c.q. de uitstraling van de woning c.q. de woonomgeving niet mag worden aangetast.
Logiesverstrekking
In verband met het toeristisch karakter van Zandvoort moet tevens een regeling inzake logiesverstrekking in woningen worden getroffen. Richtinggevend hierbij is het beleid zoals neergelegd in de Visie Verblijfsaccommodaties Zandvoort, dat logiesverstrekking in woningen in beperkte mate toestaat, te weten maximaal vier logiesplaatsen per woning. Daarbij dient te worden voldaan aan enkele randvoorwaarden, die in de regels van het bestemmingsplan zijn opgenomen. Binnen het plangebied is sprake van één pension. In dit pension is sprake van meer dan vier logiesplaatsen. Aangezien de brandweer deze situatie als veilig heeft beschouwd en het tevens een vigerend recht betreft, wordt dit pension in het bestemmingsplan - bij uitzondering - positief bestemd. Er zijn verder geen mogelijkheden voor pensions in het bestemmingsplan opgenomen.
Parkeernormen
Op dit moment worden in de verschillende gemeentelijke bestemmingsplannen nog aparte parkeernormen gehanteerd. De recentelijk vastgestelde Parkeernormennota 2012 (vastgesteld d.d. 9 oktober 2012) regelt de parkeernormen voor heel Zandvoort. In dit nieuwe bestemmingsplan wordt geregeld dat de parkeernormen gelden zoals deze in de gemeentelijke parkeernota zijn opgenomen.
5.3 Ontwikkelingslocaties
5.3.1 Nieuwe ontwikkelingslocaties
In het plangebied "Kostverlorenstraat e.o." spelen diverse ruimtelijke ontwikkelingen, die zich in verschillende stadia van de planvorming bevinden. In dit bestemmingsplan worden diverse ruimtelijke ontwikkelingen 'meegenomen'; dat wil zeggen dat ze van een toereikend juridisch-planologisch kader worden voorzien. In beginsel geldt dat (mogelijke) toekomstige ontwikkelingen alleen in het plan worden meegenomen als ze voldoende zijn uitgekristalliseerd en/of daarover reeds (beginsel)besluitvorming heeft plaatsgevonden. Als dat niet het geval is, wordt conserverend bestemd. Hiermee wordt vertraging van de actualisatieslag zoveel mogelijk voorkomen. Niet meegenomen worden bijvoorbeeld het bedrijventerrein aan Prinsesseweg, de eventuele verplaatsing van de huisartsenpost aan het Beatrixplantsoen naar de AHOED in het LDC, eventuele ontwikkeling zorgcentrum 'Huis in de Duinen' en het (deels) omzetten van het sportveld bij camping Sandevoerde naar woningbouw.
De volgende ontwikkelingslocaties worden wel meegenomen in dit bestemmingsplan:
Sophiaweg (direct bestemmen als voortzetting van eerdere procedure)
Op het kruispunt van de Kostverlorenstraat en de Sophiaweg ligt de locatie "Sophiaweg", die door Woonstichting De Key en de gemeente Zandvoort is aangewezen als vernieuwingslocatie. Op deze vernieuwingslocatie is op dit moment een flatgebouw met 37 woningen aanwezig, alsmede een aantal bovengrondse garageboxen. Zowel het flatgebouw als de garages zullen worden gesloopt. Hiervoor in de plaats zullen ongeveer 50 woningen worden teruggebouwd; 28 sociale huurappartementen en 22 grondgebonden koopwoningen. Tevens wordt de woning aan de Kostverlorenstraat 77 gesloopt. Hiervoor zal één twee-onder-eenkapwoning worden teruggebouwd. Figuur 5.1. geeft een vogelvluchttekening van het bouwplan weer.
Figuur 5.1.: vogelvluchttekening bouwplan Sophiaweg
Om deze ontwikkeling van een toereikend juridisch-planologisch kader te voorzien, is een afzonderlijke ruimtelijke procedure doorlopen (een uitgebreide Wabo-procedure om af te wijken van het bestemmingsplan). De planologische mogelijkheden zijn in dit bestemmingsplan overgenomen. Gezien de al eerder doorlopen procedure, is deze locatie in dit plan in juridisch-planologisch opzicht geen ontwikkeling.
Kerk Julianaweg
Door het bureau SteenhuisMeurs is in het kader van het bestemmingsplan een cultuurhistorisch onderzoek verricht (zie ook paragraaf 4.4). In dit onderzoek is aangegeven dat de kerk en de pastorie van hoge waarde zijn voor het dorpsbeeld. De kosterswoning is waardevol als een (voor de wijk zeldzaam) voorbeeld van naoorlogse architectuur.
Het gebruik is in dit bestemmingsplan gewijzigd. In het voorgaande bestemmingsplan was het perceel bestemd voor maatschappelijke doeleinden en diende het als kerk. Omdat de kerk is verkocht aan particulieren, en om leegstand tegen te voorkomen, is het gebouw in het bestemmingsplan als "Wonen- 1" bestemd. Dit in overeenstemming met de wens van de nieuwe eigenaren. Daarnaast sluit een woonfunctie aan op de overige woonfuncties in de omgeving.
In de nieuwe situatie zijn maximaal twee woningen toegestaan. Een deel van de woning is tevens te gebruiken als recreatie-appartementen, waarvoor ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatie appartement' is opgenomen.
Het Spalier (wijzigingsbevoegdheid)
Aan de Kostverlorenstraat 95 ligt Het Spalier; een instelling voor Jeugd & Opvoedhulp. Het hoofdgebouw is een Rijksmonument. Conform de functie die hier nu gevestigd is, is het terrein in het voorgaande bestemmingsplan bestemd voor maatschappelijke doeleinden. Het gebouw staat echter te koop. Het Spalier is voornemens om uit Zandvoort te vertrekken. Het terrein zal een nieuwe functie krijgen. De maatschappelijke functie hoeft wat de gemeente betreft niet per se gehandhaafd te blijven. Er is een korte stedenbouwkundige studie verricht naar de mogelijkheden van het terrein. Op basis hiervan is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid ('wetgevingzone - wijzigingsgebied 2') opgenomen waarbij de bestemming “Maatschappelijke doeleinden” gewijzigd kan worden naar "Wonen - 1" en/of "Wonen - 2". Deze laatste bestemming betreft gestapelde woningbouw en betreft alleen het bestaande rijksmonumentale hoofdgebouw. In dit hoofdgebouw kunnen woningen worden gevestigd. Daarnaast maakt de wijzigingsbevoegdheid het mogelijk om maximaal 5 woningen te realiseren. Tevens kan via de wijzigingsbevoegdheid de aanduiding 'religie' van de maatschappelijke bestemming worden verwijderd.
Recreatiewoningen Prinsesseweg (binnenplanse afwijkingsbevoegdheid)
Aan de Prinsseseweg, ter hoogte van de busbaan, grenzen achterzijden van woningen aan de openbare weg. Het beeld dat ontstaat door de aanwezige schuttingen en garages is niet representatief, terwijl de Prinsseseweg als één van de belangrijke entrees in de structuurvisie wordt genoemd (blz. 72 in de visie). Het verbeteren van de uitstraling van de Prinsesseweg als belangrijke entree van het centrum, is één van de doelstellingen uit de structuurvisie.
Het gebruik van bijgebouwen bij woningen ten behoeve van recreatieve bewoning wordt, als voortzetting van de voorgaande planologische regeling, ook in dit nieuwe bestemmingsplan in beginsel niet toegestaan. Echter, op grond van de gemeentelijke Nota Verblijfsaccommodaties is het in Zandvoort (buitenplans) onder voorwaarden toegestaan om verblijfsaccomodaties in bijgebouwen te realiseren. Voor de locaties aan de Prinsesseweg zijn in dit bestemmingsplan enkele extra voorwaarden opgenomen die samenhangen met het verbeteren van de uitstraling van de Prinsesseweg. In het kader van het bestemmingsplan is namelijk onderzocht in welke mate het nieuwe bestemmingsplan bij kan dragen aan het verbeteren van de uitstraling van de Prinsesseweg. De stedenbouwkundige studie richtte zich op de mogelijkheid om naar de weg gekeerde functies toe te voegen op de achtererven.
Gezien het voorgaande geeft dit bestemmingsplan een verruiming van de erfbebouwingsregeling voor percelen waarvan de achtererven grenzen aan het vroegere tracé van de tram (huidige busbaan Prinsesseweg en een deel van de Burgemeester Nawijnlaan). Dit met als doel om recreatiewoningen op deze percelen toe te staan. De verruiming van de erfbebouwingsregeling betreft:
- Verruiming van de gebruiksbepaling zodanig dat recreatief verblijf mogelijk is;
- Per perceel maximaal twee vrijstaande bijgebouwen toestaan waarvan er één de recreatiewoning betreft;
- Het totale toegestane oppervlakte aan bij- en uitbouwen maximaal 50 m2;
- Maximaal één bouwlaag al dan niet met kap (gelijk aan huidige bijgebouwenregeling);
- Ontsluiting en laden/lossen niet via de Prinsesseweg.
Verder zijn aanvullende randvoorwaarden gesteld (zoals bijvoorbeeld perceelsplitsing, wat niet is toegestaan, het maximaal toegestane bebouwingspercentage en de bebouwing van de voorgevelrooilijn).
Hiermee wordt zowel aangesloten bij het toeristische beleid van de gemeente, welke is gericht op een toename van het aantal bedden, als bij het streven van de gemeente om de uitstraling van de Prinsesseweg als belangrijke toegangsweg tot de gemeente te verbeteren. Deze mogelijkheid is middels een afwijkingsbevoegdheid ('wetgevingzone - afwijkingsgebied 2') in het bestemmingsplan opgenomen. De afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op het gemeentelijke accommodatiebeleid en dit beleid is dan ook in beginsel het kader voor het gebied. Mocht echter blijken dat het beleid in de praktijk niet toereikend is, en er zijn situaties die de gemeente wél wil toestaan, dan kunnen recreatieverblijven desgewenst ook buitenplans (via de 'kruimelgevallenregeling' uit het Besluit omgevingsrecht) worden toegestaan.
Max Euwestraat 40 t/m 68 (binnenplanse afwijkingsbevoegdheid)
Van een bewoner is het verzoek gekomen om in het kader van het bestemmingsplan te bekijken of er mogelijkheden zijn deze woningen aan de voorzijde (zijde Visserspad) uit te breiden. Het betreft hier een rij woningen aan een in de structuurvisie vastgelegde hoofdgroenstructuur (duinen bij het Visserspad). Gezien de grote oppervlakte groen die voor de woningen ligt, is de bijdrage van de voortuinen van de woningen aan de groene uitstraling van het gebied nihil. De uitstraling van de bebouwing levert echter wel een belangrijke bijdrage aan de uitstraling van het gebied. In de huidige situatie liggen de schuren die aan de voorzijde van de woningen gesitueerd zijn, prominent in het zicht. Door de woning aan de voorzijde uit te breiden komt het representatieve deel van de gevel (het deel met deuren en ramen) naar voren en komen de blinde gevels van de schuren minder prominent in het zicht te liggen.
In het bestemmingsplan is voor deze specifieke rij woningen middels een afwijking een woninguitbreiding op de begane grond (maximaal 1 bouwlaag) aan de voorzijde toegestaan ('wetgevingzone - afwijkingsgebied 1') .
5.3.2 Bestaande ontwikkelingslocaties
In het bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o." is ook een ontwikkelingsmogelijkheid opgenomen die een voortzetting betreft van de ontwikkelingsmogelijkheden uit het hiervoor geldende bestemmingsplan. In het kader van het behouden van de juridisch-planologische mogelijkheden is deze mogelijkheid overeind gehouden. Het gaat om de volgende ontwikkeling:
Kwekerij Van Stolbergweg (wijzigingsbevoegdheid)
Voor deze kwekerij is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die een wijziging naar de bestemming "Wonen - 1" en/of de aanduiding "garageboxen" mogelijk maakt ('wetgevingzone - wijzigingsgebied 1').
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
6.1 Het Juridische Systeem
In de voorgaande hoofdstukken zijn de in het plangebied voorkomende functies, de (eventuele) ontwikkelingen daarbinnen en de uitgangspunten ten aanzien daarvan aan de orde gesteld. Het in de voorgaande hoofdstukken beschreven beleid, de ambities en uitgangspunten krijgen hun juridische vertaling in bestemmingen. Deze bestemmingen regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plan. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding van het plan. Het bestemmingsplan geeft dus aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.
6.2 Digitaal Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is, zoals de wet voorschrijft, opgezet als een digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar plan. De digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Deze standaard regelt dat bestemmingsplannen worden gemaakt die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Het plan kan in het informatiesysteem van de gemeente en diverse andere overheden worden ingevoerd en worden ontsloten via internet. Er blijft een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan bestaan. Het vaststellen van een digitale versie van een bestemmingsplan is vanaf 1 juli 2009 verplicht. De digitale versie van het plan is dan ook leidend.
De SVBP2012 is op 3 december 2013 gewijzigd. De wijzigingen betreffen met name het schrappen van begripsbepalingen.
6.3 Planmethodiek
Het bestemmingsplan is een hoofdzakelijk conserverend plan waarin enkele wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen. De bestemmingsplanregeling is daarmee hoofdzakelijk een voortzetting van de voorgaande juridisch-planologische regeling. Aangezien die vrij gedetailleerd van aard was, is ook de regeling in dit plan vrij gedetailleerd. Dit houdt onder meer in dat bouwvlakken zijn opgenomen voor de verschillende hoofdgebouwen, dat is gewerkt met tuinbestemmingen, diverse aanduidingen en uitgebreide verbale regelingen.
6.4 De Bestemmingen
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
- Inleidende regels (hoofdstuk 1);
- Bestemmingsregels (hoofdstuk 2);
- Algemene regels (hoofdstuk 3);
- Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).
De regels zijn zoveel mogelijk gebaseerd op de voorgaande juridisch-planologische regeling. Daarnaast is zoveel mogelijk aansluiting gezocht met het recente Zandvoortse bestemmingsplan "Centrum".
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.
6.4.1 Hoofdstuk 1: inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
In de bestemming "Tuin" zijn de termen 'breedte' en 'diepte' opgenomen. In onderstaande afbeelding is verduidelijkt wat wordt bedoeld met breedt en wat met diepte.
Figuur 6.1.: de termen 'breedte' en diepte' verklaard in de tuinbestemming
6.4.2 Hoofdstuk 2: bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
Hierna volgt een artikelsgewijze toelichting.
Bedrijf
De bestemming "Bedrijf" is opgenomen voor één bedrijfslocatie temidden van het woongebied. Het gaat om de kwekerij aan de Van Stolbergweg (waar via een aanduiding uitsluitend een kwekerij is toegestaan, dus geen andere bedrijvigheid. Ook zijn garageboxen bij recht toegestaan). Op de gronden is een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming "Tuin" geprojecteerd.
Gemengd
De bestemming "Gemengd" is opgenomen voor twee percelen aan de Kostverlorenstraat en een perceel aan de Jhr. P.N. Quarles van Uffordlaan. In het vigerende plan is hier sprake van een bedrijfsbestemming met de aanduiding "gemengd". Ter plaatse zijn verschillende voorzieningen mogelijk, zoals kantoorvoorzieningen, dienstverlening en/of praktijkruimten. Aangezien ter plaatse alleen de gemengde doeleinden zijn toegestaan en geen sprake is van bedrijfsactiviteiten, hebben de gronden een gemengde bestemming gekregen.
Groen
De bestemming "Groen" is opgenomen voor de belangrijkste groenstructuren in het plangebied (met uitzondering van het duingebied, dat een aparte bestemming heeft gekregen). Binnen deze bestemming zijn slechts beperkte bouwmogelijkheden geboden. Binnen de bestemming zijn voet- en fietspaden, water en straatmeubilair toegestaan. Parkeren is niet integraal toegestaan binnen de bestemming, enkel ter plaatse van de aanduiding "parkeren".
Horeca
De bestemming "Horeca" is opgenomen voor het bestaande hotel aan de Kostverlorenstraat 15-17, en voor het bestaande restaurant aan de Zandvoortselaan 187. Alleen díe specifieke horeca-categorieën zijn toegestaan. Per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan.
Maatschappelijk
Diverse percelen in het bestemmingsplangebied zijn voorzien van de bestemming "Maatschappelijk": het gezondheidscentrum aan het Beatrixplantsoen, Jeugdcentrum "Het Spalier" aan de Kostverlorenstraat (met wijzigingsbevoegdheid, zie hierna), Het Gertenbach College, verzorgingscentrum "Huis in de Duinen" (met diverse nevengeschikte functies via de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - educatie' en voor wonen via de functieaanduiding 'wonen') en tot slot wooncentrum "Nieuw Unicum". Op enkele locaties is als voortzetting van de voorgaande juridisch-planologische regeling een specifieke bouwaanduiding opgenomen om erfbebouwing te regelen.
Natuur - Duingebied
De gronden tussen de Herman Heijermansweg en de Kennemerweg is de bestemming "Natuur -Duingebied" opgenomen. Gezien de bijzondere natuurwaarden die dit gebied heeft, is de bestemming zeer beperkt qua bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het boogkanaal c.q. het waterwingebied heeft de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - waterwingebied'. In de bestemming geldt een verplichting tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten. Op die manier wordt beoogd de bijzondere waarden te beschermen. De villa's die temidden van deze gronden aanwezig zijn, zijn voorzien van de bestemming "Wonen - 1" (zie hierna).
Recreatie - Verblijfsrecreatie
De camping is bestemd tot "Recreatie - Verblijfsrecreatie". Naast een kampeerterrein en centrale voorzieningen zijn hier ook ondergeschikte horeca-activiteiten toegestaan. Stacaravans en chalets worden gezien als 'gebouw'. De gezamenlijke oppervlakte van een stacaravan met bijgebouw of een chalet met bijgebouw bedraagt maximaal 55 m2. Het maximum van een bijgebouw bedraagt maximaal 10 m2. Daarnaast is een maximum bouwhoogte van 4 meter toegestaan voor een stacaravan of chalet en een maximum bouwhoogte van 3 meter voor een bijgebouw. De stacaravans en chalets (met bijbehorende bijgebouwen) mogen overal, ook buiten de bouwvlakken, worden gebouwd, behalve ter plaatse van de aanduiding 'groen'. Deze aanduiding beoogt een bufferzone te behouden tussen de camping en de omliggende woningen en het duingebied. De zone mag dan ook alleen gebruikt worden voor groenvoorzieningen en niet voor verblijfsrecreatie. Tevens dient de zone onbebouwd te blijven. In de bestemming is specifiek bepaald hoeveel standplaatsen zijn toegestaan gedurende bepaalde periodes in het jaar. Maximaal 550 standplaatsen zijn toegestaan, waarvan maximaal 370 jaarplaatsen.
Sport
De bestemming "Sport" is opgenomen ter plaatse van de tennisvelden. Ook hier is ondergeschikte horeca toegestaan. Gebouwen mogen alleen in het bouwvlak worden gebouwd.
Tuin
De gronden vóór de meeste woningen in het plangebied zijn bestemd tot "Tuin". Ook tussen de woningen is de bestemming Tuin opgenomen om de openheid te behouden. In deze bestemming zijn specifieke regels voor bouwen en gebruik opgenomen, zoals dat gebruikelijk is in Zandvoort. Bebouwing in deze bestemming is in beperkte mate mogelijk, bijvoorbeeld voor erkers. Onoverdekt parkeren is alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn, behalve als hiervóór een oprit aanwezig is naar de op datzelfde perceel aanwezige parkeergelegenheid. Ook is parkeren hiervóór toegestaan als de functieaanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren' is opgenomen.
Conform het bepaalde in paragraaf 5.3.1 onder het kopje 'Max Euwestraat 40 t/m 68' is ter plaatse van de voortuin bij deze woningen een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om de woningen daar desgewenst te kunnen uitbreiden.
Verkeer
Alle wegen, straten, pleinen en openbare verblijfsgebieden zijn bestemd tot "Verkeer". Binnen de bestemming zijn op één locatie garageboxen aanwezig; deze zijn specifiek aangeduid.
Wonen - 1
De grondgebonden woningen (dus vrijstaande woningen, twee-onder-één-kapwoningen of rijwoningen) zijn voorzien van de bestemming "Wonen - 1". Diverse niet-woonfuncties zijn aangeduid met functieaanduidingen. Logiesverstrekking (het verstrekken van nachtverblijf voor een korte periode aan niet meer dan vier personen) is bij recht toegestaan. Binnen de bestemming mogen de hoofdgebouwen (=de woningen zelf) alleen binnen de ingetekende bouwvlakken worden gebouwd. Buiten de bouwvlakken geldt, behalve voor de vrijstaande woningen, daarnaast nog een verbale erfbebouwingsregeling. In de bestemming zijn gedetailleerde regels gegeven voor hoogte, dakhelling, situering, siervijvers, zwembaden, aan-huis-gebonden beroep (bij recht) en aan-huis-gebonden bedrijf (via afwijking). Ook worden regels gegeven voor dakkapellen en dakopbouwen. Via diverse afwijkingsbevoegdheden kan worden afgeweken van de bij recht gegeven maten, zoals bijvoorbeeld een andere dakhelling. Een te steile dakhelling is in elk geval niet wenselijk; omdat dit visueel dan te massief, te breed lijkt. Daarom is deze afwijkingsbevoegdheid erg beperkt.
Alleen het bestaande aantal woningen is binnen de bestemming toegestaan. Daar waar nog woningen gebouwd gaan worden, is het toegestane aantal woningen aangegeven met een aanduiding.
De woningen aan de Wilhelminaweg 22 t/m 60 vormen daarbij een bijzondere categorie. Hier zijn in het verleden diverse dakopbouwen met verschillende afmetingen vergund. Om hier één lijn in te trekken is op deze woningen een bouwaanduiding gelegd met een specifieke bouwregel.
Op de percelen tussen de Prinsesseweg en de Haarlemmerstraat is, conform het bepaalde in paragraaf 5.3.1 onder het kopje 'recreatiewoningen Prinsesseweg (binnenplanse afwijkingsbevoegdheid)', een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om hier desgewenst een bijgebouw toe te staan waarin een recreatiewoning wordt gevestigd. Eventuele initiatieven die niet passen binnen deze regeling maar die wél wenselijk worden bevonden, kunnen desgewenst via een buitenplanse afwijking mogelijk worden gemaakt.
Ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" en de aanduiding "karakteristiek" geldt, in afwijking van de bouwregels die voor de ter plaatse geldende bestemming gelden, dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.
Woningsplitsing is middels een afwijkingsbevoegdheid mogelijk, mits wordt voldaan aan voorwaarden.
Wonen - 2
De bestemming "Wonen - 2" is grotendeels gelijk aan de bestemming "Wonen - 1", met dien verstande dat in "Wonen - 2" alleen gestapelde woningen zijn toegestaan.
Dubbelbestemmingen Leiding - Gas 1 en 2 en Leiding - Riool
In het plangebied bevinden zich twee gastransportleidingen en een rioolleiding. Om graafschade aan deze leidingen te voorkomen, zijn de zakelijke rechtstroken bij deze leidingen voorzien van de bestemmingen "Leiding - Gas 1" (voor leiding W-532-02 met een maximale werkdruk van 40 bar) en "Leiding - Gas 2" (voor leiding A-560 met een maximale werkdruk van 66,2 bar) van een beschermende regeling voorzien in dit bestemmingsplan. respectievelijk "Leiding - Riool". De dubbelbestemmingen voor alle leidingen zijn ingetekend over een breedte van 10 meter (5 meter ter weerszijden van de hartlijn). In de dubbelbestemming geldt een verplichting tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten.
Waarde - Acrheologie 1 t/m 3
De voor "Waarde - Archeologie 1", "Waarde - Archeologie 2" en "Waarde - Archeologie 3" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Voor "Waarde -Archeologie 1" geldt dat bodemverstorende bouwwerkzaamheden in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport dient te worden overlegd. Voor "Waarde - Archeologie 2" is betreft dit meer dan 500 m2 en 0,40 meter onder het maaiveld en voor "Waarde - Archeologie 3" een oppervlak groter dan 1.000 m2 respectievelijk 0,40 m onder het maaiveld.
6.4.3 Hoofdstuk 3: algemene regels
In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld. Anti-dubbeltelregel
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen dat voor alle bestemmingen kan gelden.
Nadere eisen
Dit artikel kan bijvoorbeeld worden toegepast bij de blokjes van vier woningen tussen de Wilhelminaweg en de Haarlemmerstraat. De woningen in een blok vormen een stedenbouwkundige eenheid. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen zodat de hoofdvorm van blokjes als duidelijke eenheid herkenbaar blijft.
Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is aangegeven welke vormen van gebruik in elk geval vallen onder de algemene verbodsbepaling op 'strijdig gebruik'. In beginsel is een seksinrichting 'strijdig gebruik', maar hiervan kan eventueel worden afgeweken. Daarnaast is een algemene bepaling opgenomen met betrekking tot parkeren. Op grond van die bepaling is op het parkeren de gemeentelijke Parkeernormennota van de gemeente Zandvoort van toepassing.
Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. In het artikel is een aantal algemene afwijkingen opgenomen, dat middels een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan bij een omgevingsvergunning mogelijk te maken. Het gaat bijvoorbeeld om een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtjes) in het openbare gebied.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid en een aantal specifieke wijzigingsregels opgenomen:
Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 is opgenomen ter plaatse van de bestaande kwekerij aan de Van Stolbergweg. Aan de van Stolbergweg 1a is van oudsher een kwekerij gevestigd. Heden ten dagen is een dergelijke functie in een woonwijk minder voor de hand liggend. Voor de kwekerij is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De bedrijfsbestemming kan omgezet worden in een tuinbestemming. Daarnaast is het mogelijk om onder voorwaarden de aanduiding 'garageboxen' toe te voegen.
Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2is opgenomen op het bestaande gebouw van Jeugdzorg "Het Spalier". Het gebruik van het bestaande gebouw mag desgewenst worden omgezet naar de bestemming "Wonen - 1" en/of "Wonen - 2".
Ook gaat het om een wijzigingsbevoegdheid om het aantal toegestane woningen te vergroten, ten behoeve van woningsplitsing.
Bij toepassing van welke wijzigingsbevoegdheid dan ook, moet worden voldaan aan diverse onderzoeksaspecten.
Algemene procedureregels
Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijkings-, nadere eisen- of wijzigingsregels.
6.4.4 Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Exploitatieverplichting
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens bestaat de verplichting om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
In dit bestemmingsplan worden diverse bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Bro mogelijk gemaakt, maar dit is ofwel slechts mogelijk met een planwijziging (waarmee de exploitatieverplichting verschuift naar het moment dat de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast), ofwel er is sprake van ontwikkelingen die al in een eerdere ruimtelijke procedure van een juridisch-planologische grondslag zijn voorzien. In dat laatste geval is dít bestemmingsplan niet het kader dat het bouwplan mogelijk maakt.
Er is daarom nu geen sprake van een kostenverhaalsverplichting en het opstellen van een exploitatieplan (of het anderszins verzekeren van de kosten) is niet noodzakelijk.
Conclusie
Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Plan(vormings)proces
Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend en is hoofdzakelijk een voortzetting van de voorgaande planologische regeling. Wel worden er diverse ontwikkelingen mogelijk gemaakt (via wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden). Wanneer deze bevoegdheden in de toekomst worden toegepast, moet hiervoor een aparte planologische procedure (wijzigingsplan of afwijkingsprocedure) worden doorlopen waarin de gemeente communiceert over het betreffende plan. Omdat het gaat om locaties waar de bestaande ruimtelijke situatie er alleen maar op vooruit zal kunnen gaan, wordt aangenomen dat hiervoor draagvlak bestaat.
Ook is voorafgaand aan het in procedure brengen van dit bestemmingsplan een Nota van Uitgangspunten opgesteld die voor inspraak ter inzage heeft gelegen (en naar aanleiding daarvan ook is aangepast; zie ook hoofdstuk 8).
Verder wordt in deze bestemmingsplanprocedure de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen (zie ook hoofdstuk 8). Eventuele reacties worden door de gemeente bekeken. Het plan kan hier desgewenst op worden aangepast.
Conclusie
Gezien het voorgaande wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.
7.3 Handhaving
Inleidend
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking.
De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is onder meer afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels.
Vertaling naar bestemmingsregeling
Bij de voorbereidingen van dit bestemmingsplan is in het plangebied een veldinventarisatie uitgevoerd om te kijken in hoeverre er op dat moment sprake was van strijdige (en dus wellicht te handhaven) situaties. Uit de veldinventarisatie bleek dat met name de volgende strijdigheden zijn geconstateerd:
- strijdig gebruik van de tuin: parkeren voor de voorgevelrooilijn;
- strijdig gebruik van de tuin: carports en bijgebouwen;
- erfafscheidingen;
- overschrijden bouwvlak;
- strijdig gebruik bijbehorend bouwwerk;
- bouw- en goothoogte bijgebouw;
- m2 erfbebouwing.
De algemene conclusie is dat de resultaten over het algemeen niet direct leiden tot aanpassing van de bestemmingsregeling. Alleen ten aanzien van parkeren op de voorerven is een (gedeeltelijke) verandering van het beleid doorgevoerd. Hierover is in hoofdstuk 5 al verteld.
In dit bestemmingsplan is verder aangesloten bij de actuele maatschappelijke behoefte voor wat betreft bouwen en gebruik, bijvoorbeeld ten aanzien van aan-huis-verbonden beroepen. Vervolgens is door middel van het opnemen van flexibiliteitsbepalingen (algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingen) in voldoende mate ingespeeld op eventuele toekomstige ontwikkelingen.
De verbeelding, de regels en de toelichting zijn, tot slot, zodanig op elkaar afgestemd dat interpretatieproblemen en problemen met betrekking tot de uitvoering zo veel mogelijk worden voorkomen.
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Voorbereidingsfase
8.1.1 Vooraankondiging
Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet voorafgaand aan een procedure van een bestemmingsplan waarin een ruimtelijke ontwikkeling wordt gefaciliteerd, een vooraankondiging worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden. Deze vooraankondiging heeft plaatsgevonden.
8.1.2 Inspraak
Inspraak bij een bestemmingsplan is niet verplicht. Omdat het bestemmingsplan voor het grootste deel conserverend van aard is, heeft de gemeente besloten om bij dit plan geen inspraak te verlenen. Voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure heeft de gemeente de uitgangspunten voor het toekomstige bestemmingsplan uiteengezet in een Nota van Uitgangspunten. Deze heeft ter inzage gelegen, waarbij reacties konden worden ingediend. Naar aanleiding van de reacties is de Nota van Uitgangspunten op onderdelen aangepast, onder meer op het punt 'erfafscheidingen bij voortuinen'.
8.1.3 Wettelijk vooroverleg
Conform artikel 3.1.1. van het Bro moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de Rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In dit kader is het concept-ontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan Gasunie Nederland N.V., de Provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap van Rijnland. De twee laatstgenoemde partijen hebben een reactie ingediend, waarop hierna wordt ingegaan.
Provincie Noord-Holland
- a. Nieuwe verordening: op 3 februari 2014 hebben Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie ingetrokken. De Provinciale Ruimtelijke Verordening is op 7 maart 2014 in werking getreden. De toelichting behoeft op dit punt aanpassing (zie onder andere § 3.2.). Dit is ook de plaats waar de Leidraad Cultuur en Cultuurhistorie voor zou moeten komen.
- 1. Reactie gemeente: op het moment dat het concept-ontwerpbestemmingsplan werd opgesteld, was de nieuwe Provinciale Ruimtelijke Verordening nog niet vastgesteld; vandaar dat dat in de toelichting nog niet vermeld was. In het ontwerpbestemmingsplan is het nieuwe stuk verwerkt en is de tekst over de inmiddels ingetrokken Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie verwijderd. De tekst over de Leidraad Cultuur en Cultuurhistorie verplaatsen we niet naar paragraaf 3.2., omdat deze paragraaf over het algemene ruimtelijke ordeningsbeleid gaat. Het sectorale beleid (bijvoorbeeld het beleid uit de leidraad) komt terug in de betreffende sectorale paragrafen; zoals paragraaf 4.3.1. voor wat betreft het onderdeel archeologie.
- b. Aardkundig monument: een deel van het plangebied is aangeduid als aardkundig monument. Bescherming daarvan is geregeld in de Provinciale Milieuverordening. Voor sommige werkzaamheden is ontheffing nodig, andere zaken (bijv. diepe wko) zijn niet toegestaan. Het plan dient inzichtelijk te maken of de beschreven nieuwe ontwikkelingen zich verdragen met de aanwijzing tot aardkundig monument.
- 1. Reactie gemeente: het plan maakt alleen via wijziging of afwijking nieuwe ontwikkelingen mogelijk die mogelijk van invloed zijn op het aardkundig monument. Op het moment dat de betreffende wijzigings- of afwijkingsbevoegdheden worden toegepast, moet aan dit aspect getoetst worden. De Provinciale Milieuverordening geldt sowieso, los van het bestemmingsplan, als toetsingskader en zal dus alsdan worden geraadpleegd.
Hoogheemraadschap van Rijnland
- a. In artikel 12; "Verkeer" ontbreekt water in de bestemmingomschrijving. Hoewel oppervlaktewater in het plangebied in geringe mate aanwezig is, verzoeken wij u volledigheidshalve in de bestemmingsregels 'water en bijbehorende voorzieningen' toe te voegen aan de bestemmingomschrijving.
- 1. Reactie gemeente: in principe is het doeleind 'water' te scharen onder de noemer 'bijbehorende voorzieningen', zoals in het concept-ontwerpbestemmingsplan reeds was opgenomen. Voor de duidelijkheid hebben wij de gevraagde doeleinden in dit ontwerpbestemmingsplan evenwel expliciet genoemd in de bestemming "Verkeer".
8.2 Ontwerpfase
Na afronding van het vooroverleg is de formele bestemmingsplanprocedure gestart. De aanpassingen die volgden uit de overlegreacties zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn er diverse ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan moet in de Staatscourant worden geplaatst en dient ook via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten.
Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Ook zijn de stukken met de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties toegezonden (artikel 3:13 Awb), of is aangegeven waar de (digitale) stukken te vinden zijn (elektronische kennisgeving).
Op het ontwerpbestemmingsplan zijn 18 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in een advies van de adviescommissie raad inzake het ontwerpbestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o." en het bijbehorende Raadsbesluit. Eventuele wijzigingen voortkomend uit de zienswijzen plus ambtshalve wijzigingen zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.
8.3 Vaststellingsfase
Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.
Bijlage 1 Staat Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Cultuurhistorische Studie
Bijlage 2 Cultuurhistorische studie
Bijlage 3 Parkeernormennota 2012
Bijlage 3 Parkeernormennota 2012
Bijlage 1 Cultuurhistorisch Onderzoek
Bijlage 1 Cultuurhistorisch onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 3 Ecologisch onderzoek