Stationsomgeving / Oud Noord
Bestemmingsplan - gemeente Zandvoort
Vastgesteld op 02-04-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Stationsomgeving/Oud Noord met identificatienummer NL.IMRO.0473.BPStationsomgOudNo-VG01 van de gemeente Zandvoort.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
Een aan het hoofdgebouw gebouwde en daaraan ondergeschikte en afzonderlijke ruimte, waarmee het rechtstreeks in verbinding staat.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan-huis-verbonden beroep
Een dienstverlenend beroep volgens de lijst van aan huis gebonden beroepen opgenomen in bijlage 2 van de planregels of vrij beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 aan-huis-verbonden bedrijf
Een bedrijfsmatige activiteit volgens de lijst van aan huis gebonden bedrijven opgenomen in bijlage 2 van de planregels, die in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.8 achtergevelrooilijn
De denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.9 antenne-installatie
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 antenne-drager
Antennemast of andere constructie waaraan een antenne is bevestigd.
1.11 archeologisch waardevol gebied
De aan het gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied mogelijk voorkomende overblijfselen uit de oude tijd.
1.12 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.
1.13 bebouwingspercentage
Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.14 bedrijf
Een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.15 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.16 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeven van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.17 bestaand
- a. Bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan dan wel gebouwd is of kan worden krachtens een verleende vergunning voor het bouwen;
- b. Gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals krachtens een vergunning voor het gebruik is toegestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- c. Bestaande aantal: het aantal zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
1.18 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bevoegd gezag
Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.21 bijbehorende voorzieningen
Al dan niet gebouwde voorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikt aan en ten diensten van de bestemming, welke bijdragen aan een doelmatig gebruik van de gronden en/of gebouwen, met dien verstanden dat deze voorzieningen niet mogen leiden tot een substantiële wijziging en/of beperking van het gebruik van de gronden overeenkomstig de bestemming en voorts geen hinder voor de omgeving mogen veroorzaken.
1.22 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw:
1.23 bouwen
Plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.24 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
De begane grond of een verdieping van een gebouw met uitsluiting van kelder, onderhuis, zolder of vliering. Voor zover over de eerste bouwlaag wordt gesproken in het kader van gebruik, wordt onder eerste bouwlaag tevens de kelder begrepen.
1.26 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.30 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.31 dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.32 dakkapel
Een uitbouw in een hellend dakvlak, waarbij zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde een dakvlak aanwezig dient te zijn.
1.33 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt niet verstaan een vuurwerkbedrijf.
1.34 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten op commerciële dan wel niet-commerciële basis, niet zijnde een seksinrichting.
1.35 erf
De oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de oppervlakte van het bouwvlak en uitgezonderd de tot 'Tuin' bestemde gronden.
1.36 extensieve dagrecreatie
Niet gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.37 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 geluidszoneringsplichtige inrichting
Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.
1.39 groenvoorzieningen
Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.40 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.41 horecabedrijf
Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
1.42 horecabedrijf categorie 1
een aanloopgericht horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.43 horecabedrijf categorie 2
een restaurant en/of een café restaurant, zijnde een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken of een cafetaria en/of snackbar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt.
1.44 horecabedrijf categorie 3
een café en/of bar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt.
1.45 horecabedrijf categorie 4
een bar/dancing, zijnde een bar waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs.
1.46 horecabedrijf categorie 5
een hotel, zijnde een bedrijf of instelling waar iemand tegen betaling voornamelijk toeristisch kan overnachten voor een kortdurend verblijf en waar (eventueel) bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en waarbij de gast voor overige voorzieningen volledig wordt verzorgd.
1.47 horizontale diepte
De lengte van een gebouw, gemeten loodrecht van af de naar de weg gekeerde gevel.
1.48 hotel
Een bedrijf met een commercieel oogmerk waar gasten tegen betaling toeristisch en/of zakelijk kunnen overnachten voor een kortdurend verblijf en waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en waarbij de gast voor overige voorzieningen volledig wordt verzorgd.
1.49 huishouden
Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.50 kantoor
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen en waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.51 kap
Een dak bestaande uit twee of meer hellende dakvlakken.
1.52 kunstwerken
Werken van beeldende kunst.
1.53 logiesverstrekking
Het al dan niet jaarrond gedurende een korte periode per jaar aanbieden of verstrekken van nachtverblijf aan ten hoogste vier personen per nacht voor toeristische doeleinden.
1.54 luifel
Een uitstekend afdak aan een gebouw.
1.55 maatschappelijke voorzieningen
Educatieve, (sociaal)-medische, (sociaal)-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.56 milieucategorie
Een milieucategorie zoals is aangegeven in de 'Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten' (bijlage 1 van de regels).
1.57 onderkomens
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken of in het ongerede geraakte voer- en vaartuigen, woonschepen of arken, caravans, tentwagens en kampeerauto's voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te maken, als ook tenten.
1.58 openbaar gebied / openbare weg
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.59 peil
- a. Voor een bouwwerk dat grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de wegen;
- b. Voor andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk;
1.60 pension
Een woning waarvan meer dan 4 bedden gebruikt worden voor de verhuur voor kortdurend (zakelijk) toeristisch nachtverblijf per nacht met daarbij behorende verstrekking van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.61 recreatiewoning
Een vrijstaand bijgebouw (behorend bij het hoofdgebouw dat bestemd is voor wonen) dat gebruikt wordt voor recreatief verblijf en dat gedurende het gehele jaar door door wisselende personen wordt gebruikt.
1.62 restaurant
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.63 risicovolle inrichting
Een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.64 seksinrichting
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische of pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekswinkel, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.65 siervijver
Bouwwerk geen gebouw zijnde of een werk voor uitsluitend het houden van vissen en/of waterplanten.
1.66 standplaats
Een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een verkooppunt van drank en of (etens)waren, dat verrijdbaar is of geplaatst is op wielen.
1.67 uitbouw
Een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve van de uitbreiding van de hoofdfunctie, zonder dat daarbij een afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw wordt toegevoegd.
1.68 verticale diepte van gebouwen
De diepte van een gebouw, gemeten vanaf het peil.
1.69 voorgevelrooilijn
De denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen; op een hoekperceel wordt de zijgevellijn, die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevelrooilijn.
1.70 voorkeursgrenswaarde
De bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.71 vuurwerkbedrijf
Een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en of de daarvoor benodigde stoffen.
1.72 waterkering
Een dijk, duin of werk of aaneenschakeling hiervan, welke over een bepaalde lengte de functie heeft water te keren.
1.73 winkel
Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.74 woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
1.75 woonwagen
Voor bewoning bestemd (hoofd)gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.76 woonwagenstandplaats
Een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeente kunnen worden aangesloten.
1.77 zijerf
Gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw gelegen is.
1.78 zwembad
Een in de open lucht gesitueerd bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het niet bedrijfsmatig zwemmen en niet bedrijfsmatig recreëren, mits ondergeschikt aan de woonfunctie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot perceelgrens
De afstand van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot een perceel- of bestemmingsgrens wordt gemeten tussen die grens en enig punt van dat bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel
De som van het oppervlak van alle bouwwerken binnen een bouwperceel, een bouwvlak of een ander terrein.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ventilatiekanalen, lichtkoepels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande:
- a. indien zich op een gebouw, aan één of meer van de naar de weg gekeerde zijden van het gebouw, één of meer dakkapellen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de snijlijn van het buitenwerks gevelvlak met het buitenwerks dakvlak van de dakkapel als goot c.q. druiplijn, boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructieonderdeel aangemerkt;
- b. indien de dakhelling steiler is dan 55% - of 60% na afwijking - wordt de bovenrand van het dak als goot aangemerkt.
2.6 inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 lengte, breedte, of diepte van een gebouw
Tussen de verticale projecties van de buitenzijden van de gevels c.q. de lijnen door het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 ondergeschikte bouwdelen
De regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op het in horizontale zin uitsteken van bouwdelen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, dakoverstekken, kozijnen en afvoerpijpen tot een maximale diepte van 0,3 meter.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1': bedrijven of bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in bijlage 1 onder de milieucategorieën 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend nutsvoorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen', uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, met de daarbij behorende voorzieningen zoals een wasstraat voor motorvoertuigen;
alsmede voor:
- d. erven en bijbehorende voorzieningen;
- e. parkeren.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf - Brandweerkazerne
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Brandweerkazerne' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een brandweerkazerne;
alsmede voor:
- b. erven en bijbehorende voorzieningen;
- c. parkeren
- d. oefenterreinen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. waterpartijen;
- g. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Centrum - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel in de eerste bouwlaag;
- b. dienstverlening in de eerste bouwlaag;
- c. maatschappelijke voorzieningen in de eerste bouwlaag;
- d. wonen in woningen als bedoeld in artikel 1.74, een aan-huis-verbonden beroep en logiesverstrekking:
- 1. uitsluitend op de verdiepingen, met dien verstande dat opgangen en bergingen wel in de eerste bouwlaag zijn toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens op de begane grond;
- e. horecabedrijven categorie 1 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1';
- f. horecabedrijven categorie 1 en 2 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
- g. horecabedrijven categorie 5 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5';
alsmede voor:
- h. ondergeschikte horeca bij detailhandel en dienstverlening;
- i. erven en bijbehorende voorzieningen;
- j. parkeren
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. inritten;
- d. water;
- e. straatmeubilair;
- f. tevens een oorlogsmonument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - oorlogsmonument';
- g. tevens voor de aldaar voorkomende ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde';
- h. bijbehorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, ontmoetingsvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, afvalvoorzieningen, fietsenstallingen en voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een horecabedrijf in de vorm van een cafetaria en/of snackbar ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
alsmede voor:
- b. erven en bijbehorende voorzieningen, zoals terrassen, windschermen, vlaggenmasten;
- c. parkeren.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
alsmede voor:
- b. tuinen;
- c. erven en bijbehorende voorzieningen;
- d. parkeren.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Maatschappelijk - Begraafplaats
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. openbaar groen;
- c. voetpaden;
- d. water
- e. bijbehorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie in (sta)caravans
alsmede voor:
- b. bijbehorende voorzieningen, zoals bergingen en sanitairvoorzieningen;
- c. open terreinen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeren
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
- b. ondersteunende voorzieningen, in de zin van kleed-, kantine- en dienstruimten';
- c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca;
alsmede
- d. erven en bijbehorende voorzieningen;
- e. (afschermende) groenvoorzieningen;
- f. water;
- g. parkeren.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en open erven;
- b. voetpaden;
- c. parkeren, met inachtneming van het bepaalde in lid 12.4;
alsmede voor:
- d. een terras behorende bij een horecabedrijf, hotel of pension, ter plaatse van de aanduiding 'terras'
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het onoverdekt parkeren op eigen erf voor de voorgevel of het denkbeeldige verlengde daarvan is niet toegestaan, tenzij het parkeren betreft op een voor de voorgevel gelegen oprit naar de op hetzelfde perceel achter de voorgevelrooilijn aanwezige parkeergelegenheid;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren' een gebruik ten behoeve van onoverdekt parkeren voor de voorgevelrooilijn toegestaan;
- c. voor wat betreft parkeren dient voorts voldaan te worden aan het bepaalde in 29.1;
- d. het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. onoverdekte parkeervoorzieningen;
- d. tevens garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
- e. tevens wonen in gestapelde vorm, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing 1';
- f. toegangen, trappen(huizen) en balkons ten behoeve van het wonen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing 2';
- g. terrassen
- h. verblijfsgebieden;
- i. bermen en taluds;
- j. groenvoorzieningen;
alsmede voor:
- k. bijbehorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en fietsenstallingen;
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan bebouwing in de openbare ruimte om hinder in de vorm van bereikbaarheid en onevenredige visuele hinder te voorkomen.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.5 Specifieke gebruiksregels
De gronden binnen deze bestemming mogen worden gebruikt voor:
- a. terrassen bij horecabedrijven, mits:
- 1. grenzend aan een horecabedrijf;
- 2. grenzend aan de bestemming Tuin met de aanduiding 'terras'.
Artikel 14 Verkeer - Railverkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen en de daarbij behorende spoorwegvoorzieningen;
- b. gelijkvloerse kruisingen met andere verkeersvormen;
- c. een spoorwegstation met bijbehorende voorzieningen zoals (dienst)woningen/dienstgebouwen, (toegangen tot) perrons, kantoren ten behoeve van het station, verblijfsruimten voor reizigers en personeel, detailhandel, horeca tot en met horecacategorie 2, dienstverlening en inrichtingen voor verhuur, stalling en reparatie van rijwielen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', tevens cultuurhistorische waarden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kapper', tevens een kapper;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'atelier', tevens een atelier;
- g. open terreinen;
- h. verblijfsgebieden;
- i. bermen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. water.
14.2 Bouwregels
14.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. groenvoorzieningen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. bruggen en al dan niet drijvende paden ten behoeve van langzaam verkeer;
- f. bijbehorende voorzieningen.
15.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m;
- c. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 m;
Artikel 16 Wonen - 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in woningen als bedoeld in artikel 1.74;
- b. aan-huis-verbonden beroepen;
- c. logiesverstrekking;
alsmede voor:
- d. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- e. tuinen en erven;
- f. parkeren;
- g. voetpaden.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van erfbebouwing om te voorkomen dat storende invloed wordt uitgeoefend op het bebouwingsbeeld dat waarneembaar is vanaf de openbare verkeers- en verblijfsruimte en openbaar groen. Hiertoe worden twee bebouwingstypen onderscheiden; hoofdgebouwen waarbij geen enkele zijerfgrens aan openbaar gebied grenst en hoofdgebouwen waarbij een zijerfgrens aan openbaar gebied grenst.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.5 Specifieke gebruiksregels
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
16.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 17 Wonen - 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in gestapelde vorm in woningen als bedoeld in artikel 1.74;
- b. tevens voor (gebouwde) parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- c. aan-huis-verbonden beroepen;
- d. logiesverstrekking;
- e. tevens voor een karakteristiek pand ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
alsmede voor:
- f. tuinen en erven;
- g. parkeren;
- h. voetpaden.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Wonen - 3
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in aaneengebouwde woningen als bedoeld in artikel 1.74;
- b. wonen in gestapelde vorm in woningen als bedoeld in artikel 1.74;
- c. aan-huis-verbonden beroepen;
- d. logiesverstrekking;
alsmede voor:
- e. tuinen en erven;
- f. parkeren;
- g. voetpaden
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van erfbebouwing om te voorkomen dat storende invloed wordt uitgeoefend op het bebouwingsbeeld dat waarneembaar is vanaf de openbare verkeers- en verblijfsruimte en openbaar groen. Hiertoe worden twee bebouwingstypen onderscheiden; hoofdgebouwen waarbij geen enkele zijerfgrens aan openbaar gebied grenst en hoofdgebouwen waarbij een zijerfgrens aan openbaar gebied grenst.
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 19 Wonen - Woonwagenstandplaats
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maximaal vier woonwagenstandplaatsen;
- b. het wonen in woonwagens;
- c. aan-huis-verbonden beroepen;
alsmede voor:
- d. tuinen en erven;
- e. parkeren;
- f. voetpaden
19.2 Bouwregels
19.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 20 Leiding - Riool
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor een rioolleiding met aan weerszijden een zakelijk rechtstrook van 5 m.
20.2 Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
20.3 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5m;
- b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.
20.4 Afwijken van bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 20.1 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
20.5 Specifieke bouwregels
Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de rioolleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.
20.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijn , of van werkzaamheden
Artikel 21 Waarde - Archeologie
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de archeologische waarden in het gebied.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:
- a. In afwijking van het bepaalde in de basisbestemming(en) mogen bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 250 m2 en dieper dieper dan 40 cm beneden maaiveld en dieper dan 6,0 m +NAP uitsluitend worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, zal een advies worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij het Cultureel Erfgoed Noord-Holland.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
22.1 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Bouwregels
23.1 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:
- a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten (zoals afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, hellingshoeken, etc) afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
23.2 Nadere eisen
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
24.1 Strijdig gebruik
- a. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, tenzij in Hoofdstuk 2 anders bepaald is, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- 2. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor klare of onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- 3. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, waaronder niet verstaan wordt het opslaan van bouwmaterialen en andere hulpmaterialen voor het bouwen ten behoeve van de uitvoering van werken ter plaatse, voor de duur van de uitvoering;
- 4. het gebruik van onbebouwde gronden als stort of opslagplaats voor puin of afvalstoffen;
- 5. het gebruik van gronden voor bedrijfsopslag, tenzij dit plaatsvindt achter de voorgevel van hoofdgebouwen;
- 6. het gebruik van gronden, water en bouwwerken en/of opstallen voor de uitoefening van een seksinrichting;
- 7. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige c.q. recreatieve woning;
- 8. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning is niet toegestaan;
- 9. het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.
- b. Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt niet gerekend:
- 1. het gebruik van bouwwerken binnen de bestemming 'Verkeer' ten behoeve van aangrenzende bestemmingen, zover deze bouwwerken deel uitmaken van bouwwerken binnen de aangrenzende bestemming en tot stand zijn gekomen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- 2. terrassen bij horecabedrijven, mits als zodanig aangeduid of grenzend aan openbaar gebied;
24.2 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
25.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en Wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen in de bestemmingen Tuin, Verkeer en Wonen - 1, met dien verstande dat:
- a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast nadat het gebruik overeenkomstig de bestemming Sport is beëindigd;
- b. de voorgevels in één rooilijn in aansluiting op het verlengde van de voorgevelrooilijnen van de woningen gelegen ten zuidoosten van het bouwplan komen te liggen;
- c. de goot- en bouwhoogte maximaal 6 meter respectievelijk 9 meter bedraagt;
- d. de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak bedraagt;
- e. de woningen bestaan uit maximaal 5 aaneengebouwde woningen;
- f. de woningen worden voorzien van een voortuin en een achtertuin en/of terras;
- g. de woningen moeten aansluitend op het stedenbouwkundige ensemble van het woningblok gelegen ten zuidoosten van het bouwplan;
- h. er wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 29.1;
- i. voor het overige de regels van de artikelen 12, 13 en 16 van overeenkomstige toepassing zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid.
25.2 geluidzone - circuit
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - circuit' zijn geen nieuwe geluidsgevoelige objecten toegestaan, tenzij de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van het circuit van Zandvoort op de gevels van het betreffende gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
26.1 Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het oprichten van gebouwen voor algemeen nut, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte daarvan niet meer bedraagt dan 3 m;
- b. overschrijdingen van de bouwgrenzen met maximaal 2 m, door ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lift- en trappenhuizen en dergelijke;
- c. het overschrijden van de regels inzake bouwhoogte, goothoogte, dakhelling, bedrijfsvloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met maximaal 10%, indien hier architectonische of medische redenen aan ten grondslag liggen;
- d. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%;
- e. geringe afwijkingen in het beloop van een weg of groenstrook of van de begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting blijkt dat de afwijkingen in het belang van de verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, mits de afwijkingen niet meer dan 4 m bedragen.
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
27.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
Artikel 28 Algemene Procedureregels
28.1 Procedureregels afwijken bij omgevingsvergunning
Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor afwijken is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
28.2 Procedureregels bij wijzigen
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
28.3 Procedureregels bij het stellen van nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eisen is de volgende procedure van toepassing.
- a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentehuis ter inzage.
- b. Burgemeester en wethouders maken de nederlegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
- c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
- d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
- e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.
Artikel 29 Overige Regels
29.1 Parkeren
Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregel Parkeernormennota 2012 gemeente Zandvoort, en indien deze beleidsregel gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die zijn vastgelegd in de in sub b bedoelde beleidsregel.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Stationsomgeving/Oud Noord'.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Aan Huis Gebonden Bedrijven En Beroepen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bestond tot voor kort de plicht om voor het gehele grondgebied van de gemeente actuele bestemmingsplannen te hebben vastgesteld, die niet ouder zijn dan 10 jaar. Met deze wet werden de gemeenten gedwongen een strikter beleid te voeren ten aanzien van de houdbaarheid van hun bestemmingsplannen. Met de komst van de nieuwe Omgevingswet in 2021 is de actualisatieplicht per 1 juli 2018 afgeschaft, zodat de gemeenten de vrijgekomen ruimte kunnen gebruiken voor het voorbereiden van omgevingsplannen.
De actualisatie van dit bestemmingsplan was al opgestart begin 2017 en wordt om die reden nog afgerond. Daarnaast zorgt onderhavig bestemmingsplan voor een adequate planologische regeling, die in overeenstemming is met de gewenste ruimtelijke inzichten van het betreffende gebied.
Daarnaast verplicht de Wro dat bestemmingsplannen die na 1 januari 2010 in procedure worden gebracht digitaal vervaardigd dienen te worden en digitaal raadpleegbaar dienen te zijn.
Dit bestemmingsplan kan worden gezien als een actualisatie van diverse voorgaande bestemmingsplannen in het plangebied. De regeling is afgestemd op de huidige wet- en regelgeving. Daarnaast zijn in het plan diverse (nieuwe) wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden opgenomen waarmee (kleinschalige) ontwikkelingen mogelijk kunnen worden gemaakt.
1.2 Uitgangspunten Van Het Bestemmingsplan
Ter voorbereiding op het opstellen van dit bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd van alle vigerende bestemmingsplannen voor het gebied stationsomgeving en Oud Noord. Strijdige situaties, zowel ten aanzien van gebruik als ten aanzien van bouwen, planwijzigingen en nieuwe initiatieven zijn geïnventariseerd.
De inventarisatie is input geweest voor de Nota van Uitgangspunten Stationsomgeving/Oud Noord. Deze Nota van Uitgangspunten is op 23 mei 2017 vastgesteld door de gemeenteraad. In de Nota van Uitgangspunten is aangegeven hoe dient te worden omgegaan met geconstateerde strijdigheden, planwijzigingen en nieuwe initiatieven en op welke wijze deze in het bestemmingsplan vertaald kunnen worden. Deze Nota van Uitgangspunten is als bijlage 1 opgenomen bij deze Toelichting. De bijbehorende Retrospectieve toets is in bijlage 2 opgenomen.
1.3 Plangebied
Het plangebied ligt ten noorden van de kern Zandvoort. Het plangebied betreft de stationsomgeving en de wijk Oud Noord en wordt globaal begrensd door de volgende wegen en percelen:
- Noordzijde: Van Lennepweg, Vondellaan, voetpad ten zuiden van parkeerterrein Center Parcs, Doctor Jacobus P. Thijsseweg, Linnaeusstraat;
- Oostzijde: Linnaeusstraat (oostzijde begraafplaats en brandweer);
- Zuidzijde: Zeestraat, Haltestraat, zuidzijde spoorlijn, Van Lennepweg, noordzijde spoorlijn;
- Westzijde: Stationsplein, Van Speijkstraat.
In onderstaande figuur is de globale ligging van het plangebied weergeven.
Figuur 1.1: Globale begrenzing plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied zijn de bestemmingsplannen “Oud Noord”, “Stationsomgeving” (inclusief partiële herziening uit 2005), “Snackverkooppunt Tollensstraat” (De Zilvermeeuw), “Brandweerkazerne” en het “Uitwerkingsplan artikel 11 WRO T.b.v. snackverkooppunt Vondellaan / J.P. Heijeplantsoen” (Cafetaria De Oude Halt Anytime) van kracht. Het bestemmingsplan “Oud Noord” is vastgesteld op 11 december 2007 en het bestemmingsplan “Stationsomgeving”, uit 1998, is bij besluit van 30 juni 2008 door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland verlengd tot 1 januari 2018. Het uitwerkingsplan is vastgesteld op 17 februari 2009. Het bestemmingsplan “Brandweerkazerne” is vastgesteld op 25 januari 2011 en het bestemmingsplan “Snackverkooppunt Tollensstraat” is vastgesteld op 25 mei 2011.
Oud Noord
Het bestemmingsplan “Oud Noord” was conserverend van aard en zoveel mogelijk gericht op het handhaven van de bestaande structuren, waarbij wel door middel van een aantal flexibiliteitsbepalingen ruimte gegeven werd aan bepaalde kleinschalige ontwikkelingswensen. In dit plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van een brandweerkazerne. In 2011 is uiteindelijk hiervoor een separaat bestemmingsplan opgesteld.
Stationsomgeving
Het bestemmingsplan “Stationsomgeving” had in 1998 tot doel de stedenbouwkundige basis te leggen voor de verlening van de nodige bouwvergunningen en voor het (toen nog deels onbebouwd) gebied als dat eenmaal bebouwd en ingericht was. Dit bestemmingsplan was daarmee grotendeels een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. In 2005 is een partiële herziening ten aanzien van de voorschriften van het woonwagencentrum Oosterveld vastgesteld. In 2008 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Holland het bestemmingsplan verlengd met 10 jaar.
Snackverkooppunt Tollensstraat
In 2011 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan “Snackverkooppunt Tollensstraat” vastgesteld ten behoeve van het mogelijk maken van een nieuwe en grotere unit op de (toen al reeds bestaande) horecaplaats. Het bestaande bestemmingsvlak (in het bestemmingsplan “Oud Noord”) was hiervoor te klein. Met dit bestemmingsplan is het bestemmingsvlak vergroot.
Snackverkooppunt Vondellaan / J.P. Heijeplantsoen
Het uitwerkingsplan is opgesteld ten behoeve van de realisatie van een snackverkooppunt ter plaatse van het plantsoen gesitueerd tussen de Vondellaan, Tollensstraat en J.P. Heijeplantsoen. Het uitwerkingsplan maakt deel uit van het bestemmingsplan Oud Noord.
Brandweerkazerne
Het bestemmingsplan “Brandweerkazerne” is eveneens een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, waarbij het realiseren van een brandweerkazerne en herprofilering van de Linnaeusstraat mogelijk gemaakt is.
1.5 Karakter En Opgave
Het bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit planregels en de ruimtelijke verbeelding van het plan. Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting. De planregels en ruimtelijke verbeelding van het plan leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en opstallen en zijn juridisch bindend voor burger en overheid. De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in de planregels en op de ruimtelijke verbeelding van het plan worden gemaakt.
Het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan Stationsomgeving/Oud Noord is een conserverend, gedetailleerd bestemmingsplan. Het plan biedt een beperkte ruimte om in te kunnen spelen op maatschappelijke en marktontwikkelingen (binnen de vastgestelde beleidskaders). Voor het overige zijn er uitsluitend beperkte ruimtelijke of functionele veranderingen mogelijk in het plangebied. In de planregels is daartoe een aantal flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
1.6 Opbouw Toelichting
Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan de orde:
- hoofdstuk 2 beschrijft de ruimtelijke en functionele kenmerken;
- hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant Rijks-, provinciaal en gemeentelijke beleid;
- hoofdstuk 4 gaat in op de omgevingsaspecten (specifieke wet- en regelgeving op gebied van water, milieu, ecologie, archeologie, enzovoorts);
- hoofdstuk 5 geeft de ambities en uitgangspunten weer;
- hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regeling: er wordt een motivering en leeswijzer gegeven voor de regeling van de bestemmingen, zoals weergegeven in planregels en op de ruimtelijke verbeelding van het plan;
- in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De resultaten van de inspraak en het wettelijk vooroverleg ex. artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn toegevoegd in bijlage 5 'Nota inspraak en vooroverleg'.
Hoofdstuk 2 Gebiedskenmerken
2.1 Ruimtelijk
2.1.1 Historie
Zandvoort ontstond in de 19e eeuw als een vissersdorp in een duinvallei direct achter de Zeereep. De vallei stond via een doorgang in de Zeereep met het strand in verbinding. Rond 1850 was het dorp uitgegroeid tot een komvorm.
Tegen het eind van de 19de eeuw nam de betekenis van Zandvoort als badplaats toe. Deze toeristische impuls was mede te danken aan de oprichting van een mondain badcentrum en de ontwikkeling van de spoorlijn en tramlijn naar Haarlem (de tramlijn werd overigens in 1957 weer opgeheven).
Door woningbouw voor welgestelden, middenstand en arbeiders groeide het dorp tot aan de Tweede Wereldoorlog aanzienlijk. De woningen uit de eerste twee decennia van de 20ste eeuw kenmerken zich als enkele en dubbele woonhuizen met veranda; doorgaans gebouwd in lintvormige verkavelingen langs straten aan de noord- en oostzijde van het dorp. Langs de boulevards verdichtte de bebouwing zich met woonhuizen van een wat voornamer signatuur. Voorts werden in aansluiting op het oude dorp complexgewijze arbeiderswoningen gebouwd.
Veel bestaande gebouwen zijn evenals de toenmalige boulevard door de bezetter verwijderd gedurende de oorlogsjaren, vanwege de vrees voor een mogelijke invasie vanuit Engeland. Omvangrijke verdedigingswerken kwamen ervoor in de plaats.
In de naoorlogse jaren zijn de verdedigingswerken gesloopt, is de boulevard in andere gedaante herbouwd en begon een proces van wederopbouw en uitbreiding met strookgewijze etagebouw in het noordelijk deel en een meer individuele woonhuisbouw in het zuidelijk deel. Zandvoort heeft zijn plaats als vakantiebestemming voor dag- en de verblijfsrecreatie ten volle kunnen behouden. In de jaren ’60 en ’70 zijn meer grootschalige woonwijken gebouwd naar de toentertijd geldende stedenbouwkundige principes.
2.1.2 Structuren en karakteristieken
Het plangebied is te verdelen in het oostelijk deel bestaande uit de wijk Oud Noord en in het westelijk deel bestaande uit het Stationsgebied. Beide gebieden worden gekenmerkt door hoofdzakelijk woonbebouwing. De belangrijkste structurerende ruimtelijke elementen zijn met name de ontsluitingswegen Van Lennepweg, de Vondellaan, de Van Speijkstraat, de spoorlijn en de groenzone langs de spoorlijn. Daarnaast is de begraafplaats ten oosten van het plangebied een opvallende structurerende zone. De begraafplaats heeft een gesloten karakter, is grootschalig opgezet en is een waardevol groenelement in het plangebied.
De wijk Oude Noord bestaat uit het 'oude' en 'nieuwere' gedeelte. Het oude, vooroorlogse gedeelte (’t Rode Dorp) is gebouwd vanaf 1920. Dit deel kent voor deze bouwperiode een kenmerkende en herkenbare tuindorpstructuur. Hierbij hoort een ruimtelijk patroon van (smalle) straten, met kleine pleintjes, plantsoenen, doorgangen en voortuintjes. De meeste bebouwing in dit gebiedsdeel is gebouwd in een half open blokstructuur, waarbij hoekbebouwing zorgvuldig is vormgegeven, zodat vrijwel nergens gesloten gevels aan de openbare ruimte grenzen. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit rijtjeswoningen van één of twee bouwlagen. De gevelindeling is doorgaans eenvoudig en de geveldetaillering is beperkt tot het uit constructief oogpunt noodzakelijke. Hierdoor is een sterke samenhang ontstaan, die het collectieve karakter van de buurt versterkt.
Het nieuwere gedeelte van Oud Noord stamt uit de periode 1980-1990. Dit deel is opgezet in een half open blokverkaveling, echter met een rationeel rechtlijnig stratenpatroon. De bebouwing bestaat hier hoofdzakelijk uit rijtjeswoningen van twee lagen met een asymmetrische kap en kleinschalige appartementencomplexen met een plat dak. De hoeken van de bouwblokken worden benadrukt door laagteaccenten en door middel van tot nokhoogte doorgetrokken gevels met lessenaarsdak.
Het stationsgebied vormt het westelijk deel van het plangebied is lange tijd buiten de stedenbouwkundige ontwikkelingen van Zandvoort gebleven. De structuur van het stationsgebied bestaat voornamelijk uit lijnen die parallel aan de kustlijn lopen en lijnen die haaks op de kustlijn staan. Het woongebied ten noorden van het station kenmerkt zich door de vele hoogteverschillen, wat gevolgen heeft voor de ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer. Ten zuiden van het station, aan de Zeestraat, bevinden zich in de jaren tien en twintig gebouwde panden in kenmerkende lintbebouwing en verkavelingstypologie met typerende veranda's.
2.1.3 Monumenten en cultuurhistorie
Het gemeentebestuur vindt het belangrijk dat binnen Zandvoort de cultuurhistorische waarden in de vorm van dorpse kleinschaligheid en de authentieke, monumentale en historische bouwwerken, zo veel mogelijk behouden blijven. Dit besluit ligt in lijn met de uitspraken in het Structuurvisiedocument Parel aan Zee + (2010) waarin belang wordt gehecht aan de historie en onderscheidende bebouwing van Zandvoort (zie tevens paragraaf 3.3.1) .
Voor het plangebied is het vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang dat de stedenbouwkundige structuur en de bijbehorende architectuur zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. Het beleid is dan ook gericht op het handhaven (consolideren) van de bestaande kwaliteiten en eigenschappen. In geval van verandering of vervanging van bestaande elementen dient de nadruk te liggen op conformeren aan de reeds aanwezige context en waar mogelijk het herstellen van verloren waarden.
In het plangebied is één rijksmonument aanwezig, namelijk het stationsgebouw aan het Stationsplein. Er zijn geen gemeentelijke monumenten aanwezig in het plangebied. Aan de noordzijde van de begraafplaats, die binnen het plangebied is gelegen, is een oorlogsmonument aanwezig.
2.2 Functioneel
2.2.1 Wonen en werken
Het plangebied is hoofdzakelijk te typeren als een woongebied. Aaneengebouwde woningen worden afgewisseld met gestapelde woningen en enkele vrijstaande woningen. Naast wonen zijn er in het plangebied ook een aantal andere functies aanwezig. Deze functies voegen zich op dit moment goed in het woonmilieu van de wijk. Zo is er een kapper gevestigd aan de Potgietersstraat 24, een sportschool aan de A.J. van der Moolenstraat 47 en het Rode Kruisgebouw aan de Nicolaas Beetslaan 14. Tevens zijn er in het plangebied een tweetal snackbars gevestigd, aan de Vondellaan en aan de Tollensstraat 2a. Aan de oostzijde van het plangebied is de Algemene Begraafplaats gelegen.
Een andere opvallende functie is het stationsgebouw. In dit gebouw zijn onder andere dienstverlenende bedrijven gevestigd en even buiten het stationsgebouw, op het perron is een kiosk aanwezig. Daarnaast komen aan de Zeestraat en de Haltestraat ook een aantal gemengde functies voor, zoals horeca en het bedrijfsmatig verstrekken van logies.
Tussen de Zeestraat en het spoor bevindt zich een caravanterrein. Binnen het plangebied komen tevens enkele bedrijven voor, zoals aan de Hofdijkstraat en achter de woonbebouwing aan de Helmersstraat/Da Costastraat. Tevens bevindt zich in het plangebied een benzinestation aan de Van Lennepweg. De maatschappelijke voorzieningen die zich in het plangebied bevinden zijn een voorziening van het Rode Kruis aan de Nicolaas Beetslaan en de begraafplaats aan de Van Lennepweg.
2.2.2 Verkeer en parkeren
Bepalend voor de verkeersstructuur in het plangebied zijn de spoorlijn Haarlem-Zandvoort en de gebiedsontsluitingswegen: Van Lennepweg en Linnaeusstraat. In het plangebied zijn tevens een aantal erftoegangswegen-plus aanwezig. Dit zijn de Zeestraat, het Stationsplein, de Ingenieur E.J.J. Kuinderstraat, de Van Speijkstraat, de Vondellaan en de Haltestraat. De overige wegen in het plangebied fungeren als erftoegangsweg. De Vondellaan en de Van Lennepweg zijn tevens primaire fietsroutes. De Tollensstraat langs het spoor is aangemerkt als een secundaire fietsroute.
In het algemeen is op stranddagen en gedurende een groot aantal weekeinden de parkeerdruk hoog in Zandvoort. De vraag naar parkeerplaatsen in Zandvoort fluctueert sterk. De toestroom van dagrecreanten naar Zandvoort tijdens stranddagen, evenementen en andere topdagen leidt tot problemen op het gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Zandvoort beschikt over meerdere parkeerterreinen, maar een deel van de capaciteit is alleen gedurende de zomermaanden beschikbaar. In het westelijk deel van het plangebied (stationsomgeving) vindt parkeren met name inpandig, onder de grond of voor de voorgevel (op eigen terrein) plaats. Ook langsparkeren komt in een groot deel van de straten voor. In het oostelijk deel van het plangebied (Oud Noord) vindt parkeren boven de grond plaats evenwijdig aan of haaks op de bestaande straten. Op enkele plaatsen vindt parkeren op eigen terrein plaats.
2.2.3 Natuur en landschap
Opvallend is het verschil in de aanwezigheid van groen tussen de gebieden Stationsgebied en Oud Noord. In het Stationsgebied is er bewust voor gekozen om het groen te concentreren in de wijk. Het groen is hier met name aanwezig rondom de waterpartij in de binnentuin van het appartementencomplex en een groene zone langs het spoor. Doordat het groen in de wijk geconcentreerd is in een binnentuin en aan de rand heeft het gebied op het eerste oog een versteend karakter. In paragraaf 3.3.2 wordt nader ingegaan op het groen (eventuele vergroening) in de wijk.
In het plangebied Oud Noord is het groen meer zichtbaar aanwezig in de wijk. Aan de rand van het plangebied, aan het spoor bevindt zich een groene bufferzone met ecologische waarde. Naast deze gebieden heeft de Vondellaan ook een belangrijke groene functie in de wijk. Het wijkgroen kenmerkt zich verder door de aanwezigheid van losse groenelementen verspreid over het plangebied die in veel gevallen in directe relatie staan tot de stedenbouwkundige structuur van de wijk en dus een belangrijke kwaliteit voor het plangebied vormen.
De Algemene Begraafplaats is tevens een waardevol groenelement in het gebied. Formeel gezien maakt het gebied onderdeel uit van het aangrenzende duinlandschap, maar dat is op dit terrein slecht zichtbaar.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland. Het Rijk heeft 3 hoofddoelen:
- 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Plangebied
Onderhavig bestemmingsplan heeft nauwelijks raakvlak met het nationale beleid. Gelet op het karakter van dit bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. Op 1 oktober 2012 is de 1e aanvulling op het Barro in werking getreden. Op 1 juli 2016 trad een wijziging van het Barro in werking. Het Barro stelt een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen. De onderwerpen betreffen: project mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundamenten, grote rivieren, Waddenzee en waddengebied en defensie.
Figuur 3.1: Uitsnede uit het Barro, met in geel het 'kustfundament'
Plangebied:
Het volledige plangebied is aangewezen als onderdeel van het kustfundament. Ten aanzien van het kustfundament is aangegeven dat een ruimtelijk plan dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het (vooraf) geldende bestemmingsplan geen activiteiten mogelijk maakt die een belemmering vormt voor het uitzicht op de vrije horizon vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn met de blik op zee. Daarvan is ter plaatse van deze locatie geen sprake.
Daarnaast mag met vaststelling van het bestemmingsplan geen belemmering ontstaan voor de instandhouding of de versterking van het zandige deel van het kustfundament. Voor het betreffende plangebied zijn geen activiteiten mogelijk die de waterkering zouden kunnen verzwakken. Het Barro staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op 1 juli 2017 is het besluit tot wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Het betreft een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder).
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan deze stedelijke ontwikkeling moet dan worden aangetoond. De behoefte is het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, looptijd bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapacitiet). De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld.
Voor uitwerkings- en wijzigingsplannen kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering van deze behoefte wordt doorgeschoven naar de toelichting behorende bij het uitwerkings- of wijzigingsplan.
Als stedelijke ontwikkeling wordt bedoeld:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
In het Bro is geen ondergrens voor een minimale omvang vastgelegd van wat een stedelijke ontwikkeling is. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor overige stedelijke functies wordt gesteld dat 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt.
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als de Ladder niet van toepassing is, is wel een motivering nodig waaruit blijkt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zoals bedoeld in artikel 3.1.6, lid 1 van het Bro. Waarbij onder andere aandacht moet worden besteed aan de uitvoerbaarheid van het plan.
Plangebied
Zoals wordt beschreven in hoofdstuk 4 van deze toelichting worden er in dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen opgenomen die vallen onder het begrip 'stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in de duurzaamheidsladder. De Ladder is op dit bestemmingsplan dan ook niet van toepassing. De toelichting van dit bestemmingsplan gaat in op de uitvoerbaarheid, zoals bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid van het Bro, van dit bestemmingsplan.
3.1.4 Ontwerp structuurvisie Ondergrond
Op 11 november 2016 is de Ontwerp Structuurvisie Ondergrond gepubliceerd. Hierin worden de beleidsvelden van de ruimtelijke ordening en de ondergrond op nationale schaal bij elkaar gebracht.
In de Ontwerp Structuurvisie Ondergrond (STRONG) worden de beleidsopgaven uitgewerkt die betrekking hebben op de nationale belangen 'drinkwatervoorziening' en 'mijnbouwactiviteiten', zoals de winning van olie, gas en aardwarmte en opslag van stoffen in de ondergrond. De ondergrond is van groot belang voor onze energievoorziening en grondwater is de belangrijkste bron van onze drinkwatervoorziening.
Plangebied:
Het plangebied is in de STRONG aangewezen als gebied voor “Aanvullende Strategische Voorraden”. De provincies hebben met het Rijk afgesproken dat zij binnen een periode van 2 tot 3 jaar Aanvullende Strategische Voorraden (van grond- en oppervlaktewater) zullen vaststellen met een bijbehorend beschermingsregime. De provincies nemen daarbij een aantal afgesproken uitgangspunten in acht. Het Rijk overlegt periodiek met de provincies over de voortgang van dit project.
In het nieuwe bestemmingsplan worden geen activiteiten opgenomen die van invloed zijn op de verontreiniging van het grondwater.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040
Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld. In deze structuurvisie vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.
- 1. Ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad.
- 2. Duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen.
- 3. Klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
Plangebied:
In de provinciale structuurvisie valt het plangebied onder het "bestaand stedelijk gebied", waarbij het gebied tevens is aangewezen als 'efficiënter benutten OV-knooppunt'. Binnen bestaand stedelijk gebied zijn stedelijke functies als wonen toegestaan. Voor OV-knooppunten geldt dat er een goede koppeling moet zijn tussen het openbaar vervoer, auto-, fiets- en voetgangersnetwerken en bijbehorende overstapvoorzieningen zoals P+R en fietsenstallingen.
Figuur 3.2: Uitsnede Structuurvisie Noord-Holland 2040
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening
Provinciale Staten hebben op 28 september 2015 de Provinciale Ruimtelijke Verordening gewijzigd. Op 12 december 2016 is de Provinciale Ruimtelijke Verordening wederom gewijzigd. Deze wijziging is in werking getreden op 1 maart 2017.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) stelt algemene regels aan bestemmingsplannen met als doel het veiligstellen van de provinciale belangen. In de PRV worden voor een aantal onderwerpen regels gesteld die door de rijksoverheid bij provincies zijn neergelegd ter verdere uitwerking en/of aanvulling in een provinciale verordening. Op deze wijze komen de rijksregels 'getrapt' in bestemmingsplannen en beheersverordeningen terecht. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:
- bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten;
- rijksbufferzones;
- ecologische hoofdstructuur;
- nationale landschappen;
- het kustfundament;
- het regionale watersysteem.
De regeling die is opgesteld in de PRV heeft betrekking op de volgende onderwerpen:
- de aanwijzing van bestaand stedelijk gebied;
- mogelijkheden, kwaliteitseisen en Ruimte voor Ruimte voor het landelijk gebied;
- werkfuncties en grootschalige detailhandel in Bestaand Stedelijk Gebied en landelijk gebied;
- de Groene ruimte;
- de Blauwe ruimte;
- energie (windturbines).
Plangebied:
Voor het plangebied is de ligging binnen 'bestaand stedelijk gebied' van belang. Het plangebied grenst niet direct aan het Natuurnetwerk Nederland, maar deze is wel rondom Zandvoort aanwezig. Binnen bestaand stedelijk gebied zijn stedelijke functies, zoals aanwezig binnen het plangebied, toegestaan. Omdat er via dit bestemmingsplan geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt zijn er vanuit de verordening geen specifieke aandachtspunten voor dit bestemmingsplan.
3.2.3 Provinciale Milieuverordening
Op 14 januari 2002 is de Provinciale Milieuverordening (PMV) van de provincie Noord-Holland vastgesteld. Deze verordening is via een aantal tranches verder aangevuld, gewijzigd en geactualiseerd. Op 14 december 2015 is tranche 9 van de Provinciale Milieuverordening (PMV) vastgesteld. In deze PMV komt onder andere grondwaterbescherming en de bescherming van de aardkundige monumenten aan de orden.
Een klein deel van het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Het westelijke deel van de Tollensstraat en het westelijke deel van de Linnaeusstraat bevinden zich in een grondwaterbeschermingsgebied van de provincie Noord-Holland. De provincie Noord-Holland kent drie zones ten behoeve van de bescherming van drinkwater; waterwingebied (60-dagen zone), grondwaterbeschermingsgebied I (25 jaar zone) en grondwaterbeschermingsgebied II (110/ 200 jaar zone). Binnen grondwaterbeschermingsgebieden gelden diverse gebruiksbeperkingen om het drinkwaterbelang te beschermen, deze zijn beschreven in de provinciale milieuverordening. Het plangebied is aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied II.
De provinciale milieuverordening schrijft in artikel 5 voor dat het verboden is om in deze gebieden een inrichting op te richten of in werking te hebben die zijn aangewezen in bijlage 1, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht.
Plangebied:
Binnen dit grondwaterbeschermingsgebied in het plangebied komen dergelijke bedrijven niet voor en er zal ook geen mogelijkheid voor worden opgenomen.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Gemeentelijke Structuurvisie Zandvoort, Parel aan Zee +
De Structuurvisie Zandvoort, Parel aan Zee + is op 26 januari 2010 vastgesteld door de gemeenteraad. De structuurvisie geeft het gemeentelijk beleid op de ruimtelijke ordening weer tot aan 2025 en biedt een verdere doorkijk naar 2040.
De centrale visie van de gemeente is dat Zandvoort wil dat de steeds mobieler wordende mens blijft kiezen voor Zandvoort als plek waar men graag woont en recreëert. Zandvoort zet daarom in op een gezonde toekomst, met een sterke positie binnen de regio; een toeristische sector als belangrijkste economische motor; een aantrekkelijke woongemeente met een evenwichtige bevolkingsopbouw; een onderscheidende identiteit en 'kwaliteit boven kwantiteit'.
Aan de hand van zeven ambities wordt inhoud gegeven aan de centrale visie: 'thuiskomen', 'iedereen doet mee', 'toerisme en recreatie als economische motor', 'bestemming Zandvoort', 'beleef het landschap', 'authentiek en kleinschalig' en 'een veilige kust in weer en wind'.
Figuur 3.3 en 3.4 geven de gemeentelijke structuurvisie weer voor het plangebied.
Figuur 3.3: Uitsnede Gemeentelijke Structuurvisie Stationsgebied
Figuur 3.4: Uitsnede Gemeentelijke Structuurvisie Oud Noord
Op de visiekaart van de structuurvisie heeft het plangebied diverse aanduidingen gekregen.
Plangebied:
Ingrijpende ontwikkelingen zijn in het plangebied niet aan de orde. Voor kleinere ontwikkelingen is het vigerende bestemmingsplan het uitgangspunt. Wel is een tweetal projecten voorzien binnen het plangebied. Dat is 'E15, A.J. van der Moolenstraat' en 'E17, Van Lennepweg'. E15 is gericht op de herontwikkeling van een sportschool tot woning, nadat de sportschool elders is ontwikkeld. Dit project wordt door een particuliere partij gedragen. Het project E17 betreft de herstructurering van het sociale woningblok in Oud Noord. De trekker van dit project is Woonstichting De Key. Deze 'projecten' dienen nog nader uitgewerkt te worden. De plannen zijn op dit moment niet concreet genoeg om dit bestemmingsplan op te nemen. De Key heeft kenbaar gemaakt momenteel geen (concrete) plannen te hebben voor herstructurering van het desbetreffende woningblok. Voor het project E15 is in overleg met de eigenaar een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar woningbouw.
3.3.2 Nota Openbare Ruimte deel A en deel B1
Op 29 oktober 2013 is de Nota Openbare Ruimte deel A vastgesteld. In de nota geeft de gemeente haar integrale visie op de openbare ruimte in hoofdlijnen. De Nota richt zich op de volgende in de structuurvisie omschreven speerpunten:
- het maken van een kwaliteitsslag in het dorp;
- het geven van een impuls aan het toerisme in het dorp;
- het behouden c.q. versterken van een aantrekkelijke woongemeente;
- een onderscheidende identiteit met een meer nadrukkelijke rol voor de historie en een betere benutting van de landschappelijke ligging.
In de Nota wordt onderscheid gemaakt in het visitekaartje, de woonwijken en het landschap. In de woonwijken is het streven om, met name in de groenarme wijken, de groene uitstraling te vergroten.
Het plangebied betreft de wijken Park Duinwijk, Jacob Catsstraat e.o., Oud Noord en een klein deel van het Centrum. Park Duinwijk heeft relatief weinig groen. De gemeente zal onderzoeken waar ruimte is om meer of kwalitatief beter groen toe te voegen.
Op 26 september 2017 is het Handboek inrichting openbare ruimte, deel B1 door de gemeenteraad vastgesteld. Het handboek is een uniform inrichtingskader waarin de algemene inrichtingseisen opgenomen zijn voor de openbare ruimte uit het oogpunt voor beheer en onderhoud. Het ambitieniveau is beschreven als ook welke stappen er nodig zijn om dit te bereiken. De inhoud van dit handboek zal verwerkt moeten worden tot concrete wijkinrichtingsplannen (deel B2). Daarin zullen bewoners een belangrijke rol spelen. De gemeente wil participatie in de openbare ruimte stimuleren. Burgers en ondernemers worden actief betrokken bij de inrichting van de openbare ruimte middels ontwerpateliers.
Plangebied
In dit bestemmingsplan is gekozen voor een bestemmingsregeling waarmee het bestaande openbare groen behouden kan blijven. In dit bestemmingsplan heeft de openbare ruimte voornamelijk de bestemming 'Verkeer' en de bestemming 'Groen' gekregen, waarbinnen de ambities voor de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd.
3.3.3 Toetsingskader voor het verlenen van afwijken van het bestemmingsplan
Bij besluit van 2 april 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders de (nieuwe) toetsingscriteria voor het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan vastgesteld ten behoeve van:
- opbouwen, bijbehorende bouwwerken, dakkapellen, het splitsen van grote woningen en aan huis verbonden beroepen en bedrijven.
Dit vastgestelde beleid biedt een aantal verruimingen ten opzichte van het vorige beleid. Daar waar door het vergunningsvrij bouwen ruimere mogelijkheden zijn ontstaan is het beleid zo mogelijk aangepast. Naast de aan huis verbonden beroepen is in dit beleid ook de mogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden kleine bedrijven in of bij een woning te vestigen. Vrije beroepen en bedrijven dienen een duidelijk ondergeschikte functie te hebben ten opzichte van de woonfunctie, waardoor de oppervlakte is gemaximaliseerd.
Plangebied:
De toetsingscriteria zijn daar waar relevant vertaald in dit bestemmingsplan.
3.3.4 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP) 2005
Het GVVP uit 2005 beschrijft in hoofdlijnen het gewenste beleid ten aanzien van verkeer en vervoer dat de gemeente Zandvoort voor de korte en lange termijn wenst te voeren. In het GVVP is een korte en lange termijnvisie op de onderdelen infrastructuur, fietsverkeer en openbaar vervoer gegeven.
De algemene doelstelling van het verkeers- en vervoerbeleid is te definiëren als ”een duidelijke en logische indeling ontwikkelen in verkeersruimte en verblijfsgebieden. Het verbeteren van de leefbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Het bevorderen van gebruik openbaar vervoer en fiets”.
Het GVVP geeft een wegencategorisering voor de gehele gemeente.
Plangebied:
De Van Lennepweg is en de Linnaeusstraat zijn aangeduid als gebiedsontsluitingswegen. Op deze wegen mag 50 km/h gereden worden. Deze wegen ontsluiten de woonwijken in het plangebied en zijn gericht op doorstroming. Tevens zijn er een aantal erftoegangswegen-plus in het plangebied. Dit zijn de Zeestraat, het Stationsplein, de Ingenieur E.J.J. Kuindersstraat, de Van Speijkstraat, de Vondellaan en de Verlengde Haltestraat. Op deze wegen mag 30 km/h gereden worden. Dit zijn wegen met een relatief hoge intensiteit, onderdeel van een bus- of parkeerroute of uitrukroutes van hulpdiensten. De overige wegen in het plangebied fungeren als erftoegangsweg. Deze wegen bevinden zich in gebieden met een overwegende verblijfsfunctie.
De Doctor Jacobus P. Thijsseweg is aangeduid als een recreatieve fietsroute. Er is hier tevens sprake van gemotoriseerd verkeer, waarbij deze weg als ontsluitingsweg richting de sportvelden fungeert.
In het nieuwe verkeers- en vervoersbeleid zal de categorie erftoegangsweg-plus komen te vervallen.
In onderhavig bestemmingsplan is de bestaande infrastructuur als zodanig bestemd.
3.3.5 Welstand/ Beeldkwaliteit
De gemeentelijke Welstandsnota is uit 2004. Voor elk gebied binnen de gemeente is op basis van stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische samenhang een bepaalde kwaliteit toebedeeld, waaraan vervolgens een bepaald welstandniveau wordt gekoppeld; een bijzonder of regulier niveau.
Voor de gebieden Zeestraat/Kostverlorenstraat en Oud Noord in het plangebied geldt een bijzonder welstandsniveau. De Zeestraat/Kostverlorenstraat wordt gekarakteriseerd door zijn vloeiende verloop van de bebouwingsdichtheid. De meeste bebouwing is vooroorlogs en bestaat uit individueel vormgegeven woningen van één of twee bouwlagen. Vanwege de hoge beeldkwaliteit en het unieke karakter van de gemengde bebouwing geldt voor dit gebied een bijzonder welstandsbeleid. Er zijn gebiedsgerichte welstandscriteria opgesteld om aan te toetsen. Het gebied Oud Noord is op te delen in een nieuw en ouder gedeelte. Het vooroorlogse gedeelte ('t Rode Dorp) is gebouwd vanaf 1920. Het nieuwe gedeelte stamt uit de periode 1980-1990. Het oudere gedeelte kent voor de bouwperiode kenmerkende en herkenbare tuindorpstructuur. Oud Noord is door de stedenbouwkundige en architectonische samenhang van bijzondere waarde. Het oudere gedeelte heeft een aanzienlijke cultuurhistorische waarde. Ook voor dit gebied zijn gebiedsgerichte welstandcriteria opgesteld.
Er is een nieuwe Welstandsnota in voorbereiding. Via gebiedsgerichte criteria zullen initiatieven in het plangebied worden getoetst.
Plangebied:
Hoewel de Welstandsnota niet juridische vertaald kan worden in een bestemmingsplanregeling, sluit de juridische regeling van dit bestemmingsplan wel aan bij de uitgangspunten uit de Welstandsnota voor dit gebied. De planregels zijn met name gericht op het behoud van het stedenbouwkundige karakter. Bouwvlakken zijn zoveel mogelijk strak om de bestaande hoofdgebouwen gelegd. Daarnaast zijn maximum goot- en bouwhoogtes opgenomen in het bestemmingsplan.
3.3.6 Retail- en horecavisie
Op 18 februari 2014 is de retail- en horecavisie vastgesteld. Het beleid in deze visie is erop gericht om de horeca meer te concentreren in het centrum van Zandvoort. In de visie is bepaald dat de abstracte doelstellingen concreter zouden moeten worden gemaakt in een uitvoeringsconvenant. In 2016 is een (uitvoerings)convenant afgesloten tussen ondernemers van het dorp en de gemeente Zandvoort. In dit uitvoeringsconvenant staan enkel zaken waar de aangeslotenen direct en gezamenlijk de schouders onder willen gaan zetten. Expliciet valt het compact maken van het centrum door de Zeestraat en het tweede gedeelte van de Haltestraat een status apart te geven, hier niet onder. Afgesproken is om dit knelpunt uit de Retail- en Horecavisie in een apart traject te bespreken en op te lossen. De doelstellingen en acties vallen uiteen in een vijftal categorieën:
- 1. Ruimte voor ondernemerschap;
- 2. Samenwerking;
- 3. Openbare ruimte;
- 4. Vastgoed;
- 5. Overig.
In het convenant is aangegeven dat bestemmingsplannen flexibeler gemaakt zouden moeten worden. Gestreefd wordt naar het meer toestaan van mengvormen tussen retail en horeca.
Plangebied:
De nieuwe afspraken uit het convenant zijn indien mogelijk (en ruimtelijk relevant) overgenomen in dit bestemmingsplan. Voor het eerste en tweede deel van de Haltestraat en de Zeestraat is dezelfde regeling opgenomen in het bestemmingsplan. Deze regeling sluit aan bij het bestemmingsplan Centrum. Bestaande functies zijn positief bestemd.
3.3.7 Visie op verblijfsaccommodatie
Op 18 februari 2014 is de Visie op verblijfsaccommodaties Zandvoort vastgesteld. De toetsingscriteria die hierin zijn opgenomen zijn ingetrokken en op 16 juni 2015 door burgemeester en wethouders opnieuw vastgesteld. In de visie wordt de positie van Zandvoort als bestemming voor meerdaags verblijf beschreven. Deze positie is door de jaren heen verslechterd. De visie is bedoeld om het tij te keren.
Plangebied:
In dit bestemmingsplan is deze visie in de regels vertaald. Voor het plangebied betekent dit dat er binnen de woonbestemming een regeling voor nachtverblijf is opgenomen. Nachtverblijf betreft het verstrekken van nachtverblijf aan maximaal 4 bedden.
3.3.8 Parkeernormennota
De Parkeernormennota 2012 is op 9 oktober 2012 vastgesteld. In de Parkeernormennota is het beleid vastgelegd ten aanzien van de parkeerplaatsen die gerealiseerd moeten worden bij ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente. Dit beleid dient als toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen.
In de nota zijn parkeernormen vastgesteld die nodig zijn bij bouwprojecten en nieuwe ontwikkelingen in Zandvoort. De parkeernormen geven aan hoeveel parkeerplekken gerealiseerd moeten worden bij een bouwproject of nieuwe ontwikkeling. Afhankelijk van het gebied gelden er specifieke parkeernormen. De parkeernormennota is opgenomen in bijlage 3.
Plangebied:
Aangezien er geen ontwikkelingen van enige omvang in het plan voorzien zijn, is nadere toetsing aan de Parkeernormennota niet nodig. Indien er binnen de kaders van het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden, dan is de parkeernormennota het gemeentelijk beleidskader. In de bestemmingsplanregels is hiertoe een parkeerregeling opgenomen, waarin verwezen wordt naar het gemeentelijk beleid.
3.3.9 Entree Zandvoort
Entree Zandvoort is de naam van het project vanaf het station tot aan de boulevard ter hoogte van het hotel Bouwes Palace. Het plan is om dit gebied te herontwikkelen, waarbij de openbare ruimte meer kwaliteit krijgt, de route van het station naar het strand en de boulevard duidelijker is en een dynamische locatie aan zee ontstaat met ruimte voor hotel, horeca, retail en wellness. Een deel van dit project, namelijk het stationsgebied, is in het plangebied gelegen. Het project is met name gericht op (een verbetering van) de kwaliteit van de openbare ruimte. Binnen het vigerende bestemmingsplan zijn daar reeds 'open terreinen' toegestaan met bepaalde bouwmogelijkheden. Daarnaast zijn er vergunningvrije mogelijkheden om een impuls te geven aan de openbare ruimte.
Plangebied:
In dit bestemmingsplan zijn de huidige gebruiksmogelijkheden opnieuw opgenomen. Het stationsgebouw is een rijksmonument. De Nederlandse Spoorwegen zal op termijn het stationsgebouw restaureren/renoveren. De wens is om hier functies, zoals horeca en bedrijven, te vestigen, die niet bij voorbaat behoren bij de bestemming. Daarnaast bevinden zich in het stationsgebouw reeds een atelier en een kapper. Voor deze functies is een aanduiding op de verbeelding opgenomen.
Geconcludeerd kan worden dat het voor het plangebied gewenst is om zorgvuldig om te gaan met de bestaande situatie. Het is van belang dat de bestaande situatie in het plangebied gehandhaafd blijft en daar waar nodig versterkt wordt. Het groen in de omgeving blijft een aandachtspunt.
3.4 Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het vanuit Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid gewenst is om binnen het plangebied zorgvuldig om te gaan met de bestaande situatie. Het is vanuit de verschillende beleidskaders niet gewenst dat er grote ingrepen in het plangebied gaan plaatsvinden de komende jaren. Het behouden en versterken van het huidige karakter en de omgeving is één van de belangrijkste uitgangspunten voor het plangebied. Hier wordt nader op ingegaan in Hoofdstuk 4 van deze toelichting.
Hoofdstuk 4 Doelstellingen En Ambities
Het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is om de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige karakteristieken en kwaliteiten van het (woon)gebied te behouden en waar mogelijk te versterken in combinatie met het handhaven van het bestaande profiel van de openbare ruimte.
In de Nota van Uitgangspunten, opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting, zijn de uitgangspunten voor het bestemmingsplan benoemd. De uitgangspunten die ruimtelijk en stedenbouwkundig van aard zijn worden hieronder toegelicht.
4.1 Ruimtelijk
4.1.1 Terughoudendheid nieuwe woonbebouwing
Ten behoeve van het behouden van het stedenbouwkundige karakter van het gebied is het uitgangspunt dat terughoudend wordt omgegaan met het toevoegen van nieuwe woonbebouwing in het plangebied. Indien uit een stedenbouwkundige c.q. verdichtingsstudie blijkt dat er in het plangebied mogelijkheden zijn tot het toevoegen van woonbebouwing, zal dit worden mogelijk gemaakt via een aparte (planologische) procedure. Voor het overige is woningsplitsing alleen toegestaan na het toepassen van een binnenplanse afwijkingsprocedure.
4.1.2 Erfbebouwing
Ten aanzien van de mogelijkheden van erfbebouwing is aangesloten bij de toetsingscriteria die het
college heeft vastgesteld ten behoeve van erfbebouwing, opbouwen en dakkapellen bij woningen.
De volgende uitgangspunten zijn opgenomen in het bestemmingsplan:
- Erfbebouwing mag in principe binnen en buiten het bouwvlak worden opgericht. Erfafscheidingen in het voorerfgebied bij een woningen zijn tot een hoogte van 1 meter vergunningvrij. Hoger dan 1 meter is vergunningplichtig.
- De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m².
- Voortuinen dienen in principe vrij te blijven van bebouwing.
- De afwijkende dakkapellenregeling voor een deel van de Potgieterstraat, Helmerstraat, de Constantijn Huigensstraat en Nicolaas Beetslaan uit het bestemmingsplan Oud Noord wordt geconsolideerd in dit nieuwe bestemmingsplan.
4.2 Functioneel
4.2.1 Wonen
Ten aanzien van de bestaande bebouwing staat behoud en zo mogelijk versterking van de woonfunctie en van de huidige kwaliteit van het wonen voorop. Uiteraard is er in het licht van veranderende behoeftepatronen ruimte voor kwaliteitsverbetering en aanpassing van woningen aan de eisen van deze tijd.
Binnen de bestemming 'Wonen' is daarom bijvoorbeeld een regeling voor 'aan-huis-verbonden beroepen' opgenomen. Conform de gemeentelijke regeling die vastgelegd is in de 'toetsingscriteria voor het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan ten behoeve van opbouwen, bijbehorende bouwwerken, dakkapellen, het splitsen van grote woningen en aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven'.
Woonwagencentrum Oosterveld
Ten noorden van het station bevindt zich woonwagencentrum Oosterveld. Ten behoeve van het woonwagencentrum is in april 2005 een partiële herziening van het bestemmingsplan Stationsomgeving vastgesteld. Het betreft hier uitsluitend een aanpassing van de voorschriften. In de aangepaste voorschriften is een aantal nieuwe begrippen toegevoegd, waaronder 'woonwagen' en 'standplaats'. Daarnaast regelt de herziening de hoogtes van woonwagens en daarbij behorende bouwwerken, het gebruik van deze bouwwerken, het aantal bijgebouwen en de oppervlakte daarvan. In dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de regels uit de herziening van 2005. De bestaande situatie is gedetaileeerd vastgelegd en er zijn geen uitbreidingsmogelijkheden.
4.2.2 Niet-woonfuncties
Naast wonen zijn er in het plangebied ook een aantal andere functies aanwezig. Deze functies liggen verspreid over het plangebied. Aan de Zeestraat en Haltestraat vindt een concentratie plaats van niet-woonfuncties. Het bestaande (legale) gebruik is in dit bestemmingsplan positief bestemd. Er worden in dit bestemmingsplan geen mogelijkheden geboden voor het vestigen van nieuwe niet-woonfuncties.
Gemengde functies (o.a. horeca)
De in het plangebied aanwezige (legale) gemengde functies aan de Zeestraat en de Haltestraat worden gehandhaafd. Hierbij wordt aangesloten bij het tevens in ontwikkeling zijnde bestemmingsplan 'Centrum'.
Bedrijvigheid
Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is geweest dat bestaande (legale) bedrijfsfuncties op hun huidige locatie kunnen blijven functioneren. Bestaande bedrijven zijn dan ook positief bestemd, maar mogen niet doorgroeien naar een hogere milieucategorie.
Verblijfsrecreatie
Aan de zuidzijde van het spoor is een caravanterrein gelegen, welke een recreatieve functie heeft. De Nederlandse Spoorwegen zijn eigenaren van dit terrein en hebben plannen om dit terrein op termijn te (her)ontwikkelen. Tussen de NS en de gemeente vinden gesprekken plaats over de mogelijkheden van een eventuele herontwikkeling van het terrein. Er zijn op dit moment nog geen concrete plannen. De gemeente heeft in ieder geval besloten dat er geen uitbreidingsmogelijkheden zijn en dat permanente bewoning wordt uitgesloten.
4.2.3 Parkeren
Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan is er een retrospectieve toets uitgevoerd voor het plangebied. Doel van deze toets was om inzicht te krijgen in de situaties in bouw en gebruik die binnen het plangebied bestaan welke niet in overeenstemming zijn met de vigerende bestemmingsplannen en verleende vrijstellingen. De reprospectieve toets is opgenomen in bijlage 2.
Uit de retrospectieve toets is gebleken dat op een aantal percelen in het plangebied sprake is van strijdig gebruik van de (voor)tuin. Er worden auto's geparkeerd vóór de voorgevel(rooilijn) in de bestemming 'Tuin'. Dit is (op de meeste locaties) in strijd met het vigerende bestemmingsplan, want parkeren is alleen toegestaan achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van de woning, of op een hiervóór gelegen oprit naar de op hetzelfde perceel aanwezige parkeergelenheid achter (denk denkbeeldige verlengde van) de voorgevel.
In dit bestemmingsplan blijft parkeren op eigen erf in beginsel alleen toegestaan op de percelen welke voldoen aan de 'Beleidsregels Uitwegen' en daarmee aan de relevante bepalingen uit het bestemmingsplan. Dit betekent dat (onoverdekt) parkeren alleen is toegestaan achter de voorgevelrooilijn van een hoofdgebouw, behoudens op een hiervóór gelegen oprit naar de op hetzelfde perceel achter de voorgevelrooilijn aanwezige parkeergelegenheid. Daarnaast geldt voor het Stationsgebied dat de locaties waar parkeren in de tuin reeds mogelijk was (aangeduid op de verbeelding) deze positief zijn vertaald in het bestemmingsplan door middel van een specifieke aanduiding. In het bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden van de regeling voor het parkeren af te wijken.
4.3 Ontwikkelingen
Ingrijpende ontwikkelingen zijn in het plangebied niet aan de orde. Wel wordt een ontwikkeling mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid.
Sportschool A.J. van der Moolenstraat
De sportschool aan de A.J. van der Moolenstraat is gelegen in een woonwijk met aan de oostzijde eengezinswoningen en aan de westzijde beneden- en bovenwoningen. Ten aanzien van het parkeren geeft deze bestemming enige overlast. De eigenaar van dit perceel heeft aangegeven de gronden in de toekomst te willen ontwikkelen (indien de sportschool niet meer op deze locatie aanwezig zal zijn). De locatie zal dan vrijkomen en in aansluiting tot de directe omgeving geschikt zijn voor woningbouw waarvan de voorgevelrooilijn in het verlengde komt te liggen van de rooilijn van de aangrenzende woningbouw. De goot- en bouwhoogte mogen maximaal, in aansluiting op de aangrenzende percelen, niet hoger worden dan respectievelijk 6 en 9 meter.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In de Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking treedt, staat de fysieke leefomgeving en de activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving centraal. De definitie van een 'fysieke leefomgeving' is heel breed en omvat in ieder geval bouwwerken, infrastructuur, watersystemen, water, bodem, lucht, landschappen, natuur en cultureel erfgoed.
In de Omgevingswet zijn als gevolgen voor de fysieke leefomgeving in ieder geval gevolgen aangemerkt die kunnen voortvloeien uit:
- het wijzigen van onderdelen van de fysieke leefomgeving of het gebruik daarvan,
- het gebruik van natuurlijke hulpbronnen,
- activiteiten waardoor emissies, hinder of risico's worden veroorzaakt,
- het nalaten van activiteiten.
Voor de beschrijving van de in artikel 3.1.6 van het Bro bedoelde omgevingsaspecten in dit bestemmingsplan is vooruitlopend op de Omgevingswet onderscheid gemaakt naar de verschillende componenten van de fysieke leefomgeving.
5.2 Technische Componenten
5.2.1 Bedrijvigheid
5.2.2 Duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen is het op zodanige manier bouwen dat gedurende de gehele levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk (milieu-)belasting ontstaat. Aandacht voor duurzaamheid betekent expliciete aandacht voor een gezond, leefbaar binnenmilieu van de woningen, beperkingen van de negatieve gevolgen voor mens en milieu en beperkingen van de woonlasten op termijn (energierekening).
Energietransitie
De energietransitie betekent de overgang van fossiele brandstoffen zoals gas, kernenergie en steenkolen naar volledig duurzame energie. Duurzame, groene energie kennen we nu al vanuit zon, wind, biomassa en water. Het doel van de transitie is om een geheel duurzame energievoorziening te hebben in 2050 in Nederland, die dan dus voor 100% bestaat uit groene energie. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Energieakkoord. Naar verwachting zal eind 2018 in Nederland een Klimaatwet worden vastgesteld. Voor de gebouwde omgeving betekent dit dat er geen aardgas meer gebruikt mag worden voor het verwarmen van gebouwen, verwarmen van tapwater en koken.
Regelgeving aardgasvrij- en energie neutrale nieuwbouw (VET en BENG)
Per 1 juli 2018 is de wet Voortgang Energietransitie (wet VET) van kracht, die zegt dat het niet meer is toegestaan om nieuwbouw met aardgas te realiseren, tenzij de gemeente beslist dat er zwaarwegende belangen zijn om hier van af te wijken. Daarmee is aardgasvrij voor nieuwbouwwoningen de nieuwe norm. Vanaf 1 januari 2020 moet alle nieuwbouw in Nederland een Bijna Energie Neutraal Gebouw oftewel BENG zijn. De energieprestatie wordt nu nog uitgedrukt in de energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Per 1 januari 2020 wordt de EPC voor nieuwbouw vervangen door BENG-eisen. BENG stelt ook de eis dat de energiebronnen voor het gebouw in bepaalde mate duurzaam moeten zijn.
GPR Gebouw
Een instrument om duurzaam bouwen inzichtelijk en meetbaar te maken is GPR Gebouw. Dit instrument geeft rapportcijfers op de onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Hoe hoger de score, hoe duurzamer het gebouw of de woning(en). GPR Gebouw is zowel een communicatiemiddel als praktische maatregelenlijst om nog duurzamer te bouwen; een voorbeeld is dat u HR++ glas gaat vervangen door HR+++ glas met hogere isolatiewaarden. Dit is dan direct te merken aan de scores, de meerkosten zijn gering en er kan volstaan worden met mogelijk een warmtepomp met een lagere capaciteit (in overleg met de installateur) en dus goedkoper. Ook kunt u circulair bouwen bespreekbaar en toetsbaar maken bij ontwikkelaars. De licentie wordt gratis verstrekt door de Omgevingsdienst IJmond (info@odijmond.nl).
5.3 Biotische Componenten
5.3.1 Ecologie
5.4 Abiotische Componenten
5.4.1 Bodem
5.4.2 Archeologie
5.4.3 Cultuurhistorie
5.4.4 Water
5.4.5 Geluid
5.4.6 Luchtkwaliteit
5.4.7 Externe veiligheid
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
6.1 Het Juridische Systeem
In de voorgaande hoofdstukken zijn de in het plangebied voorkomende functies, de (eventuele) ontwikkelingen daarbinnen én de uitgangspunten ten aanzien daarvan aan de orde gesteld. Het in de voorgaande hoofdstukken beschreven beleid, krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze bestemmingen regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plan. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding van het plan.
Het bestemmingsplan geeft dus aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.
6.2 Digitaal Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan via het landelijke portaal www.ruimtelijkeplannen.nl. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.
In het kader van de huidige wet- en regelgeving wordt het plan technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
6.3 De Bestemmingsregeling
De planregels bestaan uit vier hoofdstukken:
- Inleidende regels (hoofdstuk 1);
- Bestemmingsregels (hoofdstuk 2);
- Algemene regels (hoofdstuk 3);
- Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).
6.3.1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel is een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.
Artikel 2 Wijze van meten
In het artikel "Wijze van meten” zijn regels opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
6.3.2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Met deze bestemming zijn de gronden aangewezen waar bedrijven of bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die zijn genoemd in bijlage 1 van de regels onder de milieucategorieën 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven. Met specifieke aanduidingen is aangegeven waar nutsvoorzieningen en een verkooppunt voor motorbrandstoffen zijn toegestaan.
Artikel 4 Bedrijf - Brandweerkazerne
De aanwezige brandweerkazerne in het plangebied heeft een aparte bestemming gekregen. Binnen deze bestemming is uitsluitend een brandweerkazerne, met bijbehorende voorzieningen, toegestaan. Overige bedrijven zijn binnen deze bestemming uitgesloten.
Artikel 5 Centrum - 2
Deze bestemming is toegekend aan de gronden langs de Zeestraat en de Haltestraat. Hier zijn detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen algemeen toegestaan. De aanwezige horecavestigingen zijn toegestaan en aangeduid op de kaart met de daarbij behorende horecacategorie. Ook de aanwezige andere functies zijn specifiek aangeduid en ter plaatse toegestaan. Verder is wonen alleen toegestaan op de verdiepingen, tenzij specifiek is aangeduid dat woningen op de begane grond tevens zijn toegestaan. Ook zijn bestaande woningen op de begane grond toegestaan. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij detailhandel en dienstverlening. Voor dit gebied geldt de mogelijkheid om via een binnenplanse afwijking andere horecavestigingen toe te staan (andere categorie).
Artikel 6 Groen
Deze bestemming is opgenomen voor de belangrijkste groenstructuren in het plangebied. Binnen deze bestemming zijn beperkte bouwmogelijkheden opgenomen. Binnen de bestemming zijn voet- en fietspaden, inritten, water en straatmeubilair toegestaan.
Artikel 7 Horeca
De twee bestaande snackverkooppunten binnen het plangebied hebben een horecabestemming gekregen, met de bijbehorende horecacategorie. Binnen deze bestemming is uitsluitend een horecabedrijf in de vorm van een cafetaria en/of snackbar toegestaan. Overige horeca is uitgesloten binnen deze bestemming.
Artikel 8 Maatschappelijk
Gebouwen met een maatschappelijke functie, zoals scholen, kerken, musea en dergelijke, vallen onder de bestemming 'Maatschappelijk'.
Artikel 9 Maatschappelijk - Begraafplaats
De in het plangebied aanwezige begraafplaats heeft een specifieke bestemming gekregen.
Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Het bestaande caravanterrein ten zuiden van de spoorlijn heeft de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' gekregen. Binnen deze bestemming is verblijfsrecreatie toegestaan in de vorm van (sta)caravans en bijbehorende voorzieningen. (Permanente) bewoning op deze gronden is niet toegestaan.
Artikel 11 Sport
De aanwezige sportschool in het plangebied, aan de A.J. van der Moolenstraat 47 heeft een sportbestemming gekregen. Naast een sportschool zijn er ook andere soorten 'sportdoeleinden' toegestaan binnen deze bestemming.
Artikel 12 Tuin
De bestemming 'Tuin' is gelegd op de delen van de percelen die als voor- of zijtuin zijn aan te merken en waar het vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst wordt geacht erfbebouwing te situeren. De bestemmingsgrens ligt voor het merendeel tegen de voorgevel en in hoeksituaties tegen de zijgevel van het hoofdgebouw. De bestemming kent een regeling voor het plaatsen van erkers aan de voor- en zijkant van een woning. Onoverdekt parkeren op eigen erf voor de voorgevel of het denkbeeldige verlengde daarvan is niet toegestaan, tenzij het parkeren betreft op een voor de voorgevel gelegen oprit naar de op hetzelfde perceel achter de voorgevelrooilijn aanwezige parkeergelegenheid. Enkele gronden hebben een specifieke aanduiding gekregen waar parkeren voor de voorgevel wel is toegestaan.
Artikel 13 Verkeer
Onder deze bestemming vallen de straten, paden, pleintjes en parkeerhavens en het daarvan deel uitmakende (kleinschalige) openbaar groen. Ook speelvoorzieningen geplaatst in de openbare ruimte, worden tot deze bestemming gerekend. De bestemming is van toepassing op de openbare ruimte die slechts een verkeers- en verblijfsfunctie voor de directe omgeving heeft. De aanwezige garageboxen binnen het plangebied vallen binnen deze bestemming en hebben hiervoor een specifieke aanuiding gekregen.
Artikel 14 Verkeer - Railverkeer
Onder deze bestemming valt het spoorwegstation en tevens de spoorlijn die door het plangebied loopt. Binnen deze bestemming zijn naast spoorwegen en een spoorwegstation, tevens bijbehorende voorzieningen toegestaan, waarvan een aantal voorbeelden is gegeven in de bestemmingsomschrijving. Het stationsgebouw is een rijksmonument en daarom tevens aangeduid als 'cultuurhistorische waarden'. In de regels is opgenomen dat onder andere de bestaande maatvoering van dit pand als maximum geldt.In het stationsgebouw is een aantal nevenfuncties aanwezig die hiervoor een specifieke aanduiding hebben gekregen.
Artikel 15 Water
Deze gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, oeververbindingen, bruggen, duikers en steigers. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Artikel 16 Wonen - 1
De vrijstaande, twee-onder-een-kap- en aaneengesloten woningen (grondgebonden) vallen onder
bestemming 'Wonen - 1' met respectievelijk de aanduidingen 'vrij', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd'. Binnen de bestemming zijn aan-huis-verbonden beroepen mogelijk; de pensions, detailhandelsbedrijven en dienstverlenende bedrijven zijn geregeld via een aanduiding. Via een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om een aanduiding van het bestemmingsvlak te verwijderen.
Het bouwvlak mag tot 100% worden bebouwd, waarbij maximum goot- en bouwhoogte zijn vastgelegd op ruimtelijke verbeelding van het plan. Hierbij wordt in eerste instantie uitgegaan van een kap, maar een plat dak is ook mogelijk, zij het dat in dat geval de goothoogte de maximale bouwhoogte wordt. Het gezamenlijke oppervlak aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf beslaan met een maximum tot 50 m². Hierbij wordt uitgegaan van één bouwlaag met eventueel een kap.
Binnen deze bestemming zijn mogelijkheden opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels. Binnen deze afwijkingsregels wordt gesproken over 'stedenbouwkundige ensemble'. Een ensemble is een samenhangend geheel. Een stedenbouwkundig ensemble is een samenhangend geheel van bouwblokken die als eenheid zijn ontworpen en als zodanig herkenbaar zijn.
Binnen deze bestemming zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor aan-huis-verbonden beroepen en logiesverstrekking.
Artikel 17 Wonen - 2
Gestapelde woningen en appartementencomplexen zijn onder de bestemming 'Wonen - 2' gebracht. Ook binnen deze bestemming zijn aan-huis-verbonden beroepen mogelijk. De bebouwingsmogelijkheden zijn vergelijkbaar met de bestemming Wonen-1, zij het dat bijvoorbeeld in het geval van appartementencomplexen doorgaans geen of weinig ruimte is voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen.
Artikel 18 Wonen - 3
Binnen het plangebied komt op een aantal locaties een combinatie van grondgebonden en gestapelde woningbouw voor. Deze gronden hebben een aparte bestemming gekregen, namelijk 'Wonen - 3'. De bouw- en gebruiksregeling is vergelijkbaar met de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2'.
Artikel 19 Wonen - Woonwagenstandplaats
Het woonwagencentrum ten noorden van de spoorlijn valt binnen de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats'. Binnen deze bestemming zijn maximaal 4 woonwagenstandplaatsen toegestaan met bijbehorende voorzieningen. Voor de maximum oppervlakte en bouwhoogtes zijn specifieke regels opgenomen.
Artikel 20 Leiding - Riool
In het plangebied bevindt zich een planologisch relevante rioolleiding. Om bij bouwwerkzaamheden eventuele graafschade aan deze leidingen te voorkomen, zijn de zakelijke rechtstroken bij deze leidingen voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. In deze dubbelbestemming geldt een verplichting tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten.
Artikel 21 Waarde - Archeologie
Het plangebied is in verband met de mogelijke waarden op het vlak van archeologie extra beschermd. De regeling is dusdanig dat, wanneer meer dan 500 m² wordt bebouwd, een archeologisch onderzoek nodig is. Daarnaast is vanuit diezelfde optiek een omgevingsvergunning vereist voor werkzaamheden op het vlak van kabels en leidingen of wanneer voor meer dan 500 m² en dieper dan 0,4 m de grond wordt bewerkt. Ook voor diepwortelende bomen en beplanting geldt dit omgevingsvergunningvereiste.
6.3.3 Algemene regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
Artikel 23 Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is aangegeven welke vormen van gebruik in elk geval vallen onder de algemene verbodsbepaling op 'strijdig gebruik'. In beginsel is een seksinrichting 'strijdig gebruik', maar hiervan kan eventueel worden afgeweken. Ook is hier het afwijken ten behoeve van aan-huis-gebonden bedrijf opgenomen.
Artikel 25 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn de regels omtrent de wijzigingsbevoegheid met betrekking tot de sportschool aan de A.J. van der Moolenstraat beschreven. Voor de sportschool aan de A.J. van der Moolenstraat is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar woningbouw met tuinen.
Artikel 26 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. In het artikel is een aantal algemene afwijkingen opgenomen, dat middels een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan bij een omgevingsvergunning mogelijk te maken. Het gaat bijvoorbeeld om een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtjes) in het openbare gebied.
Artikel 27 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen met betrekking tot de situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen.
Artikel 28 Algemene procedureregels
Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijkings-, nadere eisen- of wijzigingsregels.
Artikel 29 Overige regels
In dit artikel is een algemene bepaling opgenomen met betrekking tot parkeren.
6.3.4 Overgangs- en slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is conform de regeling in het Bro opgenomen.
Artikel 31 Slotregel
In de slotregel is de officiële naam van het bestemmingsplan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening, beschikken de gemeenten over meer mogelijkheden voor kostenverhaal. Bovendien hebben zij meer sturingsmogelijkheden, doordat zij in het geval van grondexploitatie door derden, diverse eisen en regels kunnen stellen. Dit kan gebeuren door middel van het privaatrechtelijke spoor (bijvoorbeeld overeenkomsten), dan wel door middel van een exploitatieplan. Een combinatie van beiden is ook mogelijk.
Dit bestemmingsplan is een actualisatie van de bestaande bestemmingsplannen. Er worden in het plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor een exploitatieplan of anterieure overeenkomst nodig is.
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
In het bestemmingsplan worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Van kostenverhaal is geen sprake. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een actualisatie van bestaand beleid, toelichting en regels. Het plan is economisch uitvoerbaar.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.3.1 Handhaving
Een belangrijk onderdeel van de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan is de mogelijkheid van de daadwerkelijke handhaving van de regels. Voor de handhaafbaarheid van regelgeving in het bestemmingsplan is een duidelijke formulering van de planregels nodig, vooral om interpretatieproblemen te voorkomen. Ook moet duidelijk zijn hoe de regels worden gehanteerd. Hierdoor worden interpretatieproblemen voorkomen. Bovendien bevat de toelichting een heldere beschrijving van het plan en van de planregels.
Gemeente, bouwbedrijven en bewoners hebben in dit kader ieder hun eigen verantwoordelijkheid. Zo heeft de gemeente naast de toezichthoudende taak eveneens de taak om alle betrokken partijen van de juiste bestemmingsplaninformatie te voorzien en om een ieder aan te sporen het bestemmingsplan op een juiste manier uit te voeren. Bouwbedrijven dienen de gemaakte afspraken na te komen en ook de bewoners onderling dienen zich aan de spelregels te houden.
Om de geconstateerde strijdigheden met het vigerende bestemmingsplan in beeld te brengen is een retrospectieve toets uitgevoerd. De lijst met strijdigheden is beoordeeld en waar wenselijk is de huidige situatie in overeenstemming gebracht met de regels en verbeelding.
De controle op de naleving van het bestemmingsplan wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst IJmond. Nadat een (niet te legaliseren) feit is geconstateerd wordt, ingevolge het draaiboek, behoudens spoedeisende gevallen, eerst de overtreder benaderd aan de overtreding een einde te maken. Dit kan door middel van het staken en opheffen van de strijdigheid.
Indien de strijdigheid niet wordt beëindigd, wordt aan het dagelijks bestuur van de gemeente voorgelegd met het middel van bestuursdwang of door het opleggen van een dwangsom te bevorderen, dat de situatie in overeenstemming wordt gebracht met de uitgangspunten van het bestemmingsplan. Daartoe wordt aan de overtreder een besluit verzonden, waarin is vermeld binnen welke termijn de overtreding moet worden beëindigd. Tevens staat in het besluit vermeld, welke actie vanwege de gemeente kan worden verwacht indien de strijdigheid niet wordt beëindigd. De kosten van deze handhaving worden op de overtreder verhaald.
Door de gemeente Zandvoort is een handhavingsprogramma vastgesteld, waarin is aangegeven wanneer en op welke wijze handhavend wordt opgetreden. De overtredingen die bij de inventarisatie van dit bestemmingsplan zijn geconstateerd worden opgenomen in dit reguliere handhavingsprogramma. het betreft een beperkt aantal gevallen en zal niet leiden tot een substantiële vergroting van de handhavingsopgave zoals die er nu ligt.
7.3.2 Inspraak en wettelijk vooroverleg
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 21 november 2017 ingestemd met het voorontwerpbestemmingsplan "Stationsomgeving/Oud Noord". Het voorontwerpbestemmingsplan is tegelijkertijd met het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening met ingang van 1 december 2017 tot en met 18 januari 2018 ter visie gelegd. Gedurende de tervisielegging bestond de mogelijkheid voor bewoners en belanghebbenden om een inspraakreactie in te dienen. De vooroverlegpartners zijn in deze periode tevens uitgenodigd om een reactie op het voorontwerpbestemmingsplan in te dienen.
De beantwoording van de inspraak- en vooroverleg reacties zijn opgenomen in de Inspraak- en Vooroverlegnota, zie bijlage 5 van deze toelichting.
7.3.3 Zienswijzen en vaststelling
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 14 september 2018 tot en met 25 oktober 2018. In totaal zijn er 31 zienswijzen ingediend, waarvan 28 identiek aan elkaar zijn. De beantwoording van de zienswijzen zijn opgenomen in het 'Wijzigingenoverzicht bestemmingsplan Stationsomgeving/Oud Noord', zie bijlage 6 van deze toelichting.
Vervolgens heeft de gemeenteraad op 26 maart 2019 besloten het bestemmingsplan gewijzigd vast te steleln. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.