Groot Bentveld
Bestemmingsplan - gemeente Zandvoort
Vastgesteld op 22-12-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
Het bestemmingsplan Groot Bentveld met identificatienummer NL.IMRO.0473.BpGrootBentveld-VA01 van de gemeente Zandvoort.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan huis verbonden beroep:
Een dienstverlenend beroep of vrij beroep (zoals medisch, paramedisch, therapeutisch, juridisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en/of administratief) dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.8 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.9 bevoegd gezag:
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.10 bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden, of ander bouwwerk, met een dak.
1.11 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.12 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.13 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.14 bouwperceelgrens:
Een grens van een bouwperceel.
1.15 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.17 cultuurhistorische waarde:
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld, dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van het gebouw of dat gebied.
1.18 dienstwoning:
Een woning in of bij een hoofdgebouw of terrein, die alleen is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het terrein of hoofdgebouw noodzakelijk is.
1.19 erf:
De oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de oppervlakte van het bouwvlak.
1.20 gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.21 hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.22 kap:
Een dak bestaande uit twee of meer hellende dakvlakken.
1.23 kunstwerk:
Werken van beeldende kunst.
1.24 maaiveld:
De bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft.
1.25 ondergronds gebouw:
Een gebouw dat geheel onder het ter plaatse geldende peil is gelegen.
1.26 peil:
- a. voor een bouwwerk dat grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van landgoed - ondergronds gebouw': 8,25 meter boven het Normaal Amsterdams Peil (NAP);
- c. voor andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk bij de voltooiing van de bouw.
1.27 woning:
Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel:
Indien zich op een gebouw aan één of meer van de naar de weg gekeerde zijden van het gebouw één of meer dakkapellen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte wordt de snijlijn van het buitenwerks gevelvlak met het buitenwerks dakvlak van de dakkapel als goot c.q. druiplijn, boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel aangemerkt.
2.3 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de som van het oppervlak van alle bouwwerken binnen een bouwperceel, een bouwvlak of ander terrein.
2.7 Toegelaten overschrijdingen:
het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt;
- b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt;
- c. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - Landgoed
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Landgoed' (W-LG) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een monumentaal landhuis met meerdere woningen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. tuinen en erven;
- d. ontsluitingsweg en parkeren op eigen erf;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan' een voorziening in de vorm van een niet-overdekte tennisgelegenheid;
- f. tuinmuren;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dienstwoning' dienstwoningen;
- h. een inpandig zwembad;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds gebouw' een ondergrondse zaal, behorende bij de bovengronds gelegen woningen, ten behoeve van onder andere kunstwerken;
- j. zonnepanelen;
- k. kunstwerken;
- l. behoud en herstel van de natuurlijke en/of landschappelijke waarden;
met bijbehorende groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' (WR-A-1) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' (WR-A-2) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
- a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als tenminste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval beschouwd een gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden:
- a. als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. als opslagplaats voor klare of onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- c. als opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, waaronder niet verstaan wordt het opslaan van bouwmaterialen en andere hulpmaterialen voor het bouwen ten behoeve van de uitvoering van werken ter plaatse, voor de duur van de uitvoering;
- d. als stort- of opslagplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen, die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen, alsmede voor zover dit niet noodzakelijk is in verband met het normale onderhoud van de openbare gronden en het onderhoud van openbare watergangen;
- e. het gebruik van gronden, water en bouwwerken en/of opstallen voor de uitoefening van een seksinrichting;
- f. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige c.q. recreatieve woning;
- g. het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning;
- h. het gebruik van gebouwen, voor zover gelegen onder maaiveld, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds gebouw' als zelfstandige c.q. recreatieve woning;
- i. het gebruik van binnen- en buitenruimte als een voor het publiek toegankelijke tentoonstellingsruimte en beeldentuin.
8.2 Beroep aan huis
In of bij een woning is een praktijkruimte toegestaan voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:
- a. de activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de Wet milieubeheer vergunningplichtig zijn;
- b. de activiteiten mogen naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
- c. de activiteiten mogen geen detailhandel en geen horeca betreffen;
- d. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;
- e. de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maximaal 40% van de bebouwde oppervlakte bedraagt.
8.3 Aan huis verbonden logiesverstrekking
Het is toegestaan een gedeelte van een woning in te richten en te gebruiken ten behoeve van logiesverstrekking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:
- a. de logiesverstrekking mag naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
- b. de logiesverstrekking mag geen nadelige invloed uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;
- c. de logiesverstrekking mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dient daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
- d. mede ter handhaving van de hiervoor genoemde bepalingen mag per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf worden verstrekt;
- e. het medegebruik van (delen van) een woning ten behoeve van logiesverstrekking is gedurende het gehele jaar toegestaan.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Algemeen
Bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het oprichten van gebouwen voor algemeen nut, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte daarvan niet meer dan 3 m;
- b. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
- c. de regels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. overschrijdingen van de bouwgrenzen met maximaal 2 m, door ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lift- en trappenhuizen en dergelijke;
- e. het overschrijden van de regels inzake de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%;
- f. geringe afwijkingen in het beloop van een weg of groenstrook of van de begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting blijkt dat de afwijkingen in het belang van de verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, mits de afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 4 m bedragen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 10.1 onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld lid 10.1 onder a met maximaal 10 %.
- c. Lid 10.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 10.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Groot Bentveld.
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek