KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
Artikel 4 Bedrijventerrein - 2
Artikel 5 Bedrijventerrein - 3
Artikel 6 Bedrijventerrein - 4
Artikel 7 Gemengd - 1
Artikel 8 Gemengd - 2
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Kantoor
Artikel 12 Recreatie
Artikel 13 Tuin
Artikel 14 Tuin - Woonschepenligplaats
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Verkeer - Railverkeer
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 18 Water
Artikel 19 Water - 1
Artikel 20 Water - Woonschepenligplaats
Artikel 21 Wonen
Artikel 22 Waarde - Archeologie 1
Artikel 23 Waarde - Archeologie 4
Artikel 24 Waarde - Archeologie 5
Artikel 25 Waterstaat - Waterkering
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering - Voorlopig
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Anti-dubbeltelregel
Artikel 28 Algemene Bouwregels
Artikel 29 Algemene Gebruiksregels
Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 33 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 34 Overgangsrecht
Artikel 35 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Plangebied
1.3 Planvorm
1.4 Vigerende Regelingen
1.5 Opzet Van De Toelichting
Hoofdstuk 2 Ruimtelijke En Functionele Analyse
2.1 Geschiedenis Van Het Plangebied
2.2 Structuur Van Het Plangebied
2.3 Groen- En Waterstructuur
2.4 Functionele Structuur
2.5 Infrastructuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijk
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders En Uitgangspunten Voor Het Bestemmingsplan
4.1 Inleiding
4.2 Bedrijvigheid
4.3 Wonen
4.4 Kantoren
4.5 Detailhandel
4.6 Horeca
4.7 Infrastructuur En Parkeren
4.8 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.9 Overige Onderwerpen
Hoofdstuk 5 Uitgangspunten
5.1 Stedenbouwkundige Aspecten/ Uitgangspunten
5.2 Bedrijvigheid
5.3 Kantoren
5.4 Detailhandel
5.5 Duurzaamheid
5.6 Wonen
5.7 Horeca
5.8 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumenten
5.9 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 6 Milieuaspecten
6.1 Resultaten Uit Milieuonderzoek
Hoofdstuk 7 Wateraspecten
7.1 Beleidskader
7.2 Bestaand Watersysteem
7.3 Watertoets Met Betrekking Tot Het Plangebied
Hoofdstuk 8 Beschrijving Bestemmingsregeling
8.1 Bestemmingsregeling
8.2 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
8.3 De Wet Ruimtelijke Ordening
8.4 Bestemmingsplanprocedure
8.5 Gekozen Planvorm
8.6 Handhaving
8.7 Planmer-plicht
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 10 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Nota Van Zienswijzen
Bijlage 2 Nota Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 3 Reactienota Artikel 3.1.1. Bro Overleg Bp Bedrijven Zuid
Bijlage 4 Milieuonderzoek Bestemmingsplan Bedrijven Zuid
Bijlage 5 Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
Bijlage 6 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Bedrijven Zuid

Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad

Vastgesteld op 04-07-2013 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Bedrijven Zuid van de gemeente Zaanstad.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daartegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.7 Aangewezen ligplaats

Door het college aangewezen kavel in het openbare water, al dan niet met een op de oever aangewezen terrein of gedeelte daarvan, bestemd voor het permanent afmeren van een (bepaald soort) woonschip;

1.8 Aan huis verbonden beroep c.q. bedrijf

Een dienstverlenend beroep of het verlenen van diensten, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.9 Achtererfgebied

Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.10 Achtergevel

De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.11 Achtergevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.12 Afhaalcentrum

Een locatie waar de consument uitsluitend of overwegend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop.

1.13 Afvalcontainer

Een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in de Wet milieubeheer.

1.14 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.15 Antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.16 Archeologische waarde

Waarde waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.

1.17 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.18 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

1.19 Bestaande bebouwing/ bouwwerken

Bebouwing / bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig zijn of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend danwel een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend die kan worden verleend.

1.20 Bed & breakfast

Toegestaan gebruik dat ondergeschikt is en hoofdzakelijk gericht is op het verschaffen van tijdelijk nachtverblijf in een gedeelte van een woning en/of bijgebouwen, betreffende niet meer dan 6 slaapplaatsen.

1.21 Bedrijf

Een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein.

1.22 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.23 Bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.

1.24 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, bestemd voor de permanente bewoning door één huishouden dat behoort bij en waarvan de bewoning verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt.

1.25 Beeldkwaliteitsplan

Een plan, opgesteld als aanvulling op het ruimtelijke plan dat zich doorgaans vooral richt op functionele kwaliteiten, en dat de na te streven beeldkwaliteit beschrijft; dat gebeurt onder meer door aan te geven op welke ruimtelijke kenmerken van landschap en bebouwing en landschappelijke structuren en elementen moet worden ingespeeld en welke streefbeelden daarbij gelden.

1.26 Beperkt kwetsbaar object

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. b. bedrijfswoningen die niet behoren tot de bevi-inrichting;
  3. c. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  4. d. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  5. e. winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  7. g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  8. h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  9. i. objecten die met de onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  10. j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.27 Bestaand gebruik

Een bouwwerk dat:

  1. a. op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  2. b. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, waarbij de aanvraag voor dat tijdstip is gediend.

1.28 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.29 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.30 Bevi-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.31 Bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.32 Bijbehorende bouwwerken

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.33 Binnenschip

Schip, gebruikt en bestemd voor interlokaal dan wel internationaal bedrijfsmatig vervoer van goederen te water waarop de Wet vervoer binnenvaart van toepassing is.

1.34 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.35 Bouwgrens

Een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.36 Bouwhoogtescheidingslijn

Een aanduiding die de scheiding aangeeft tussen de gedeelten van een bestemmings- of bouwvlak waarop verschillende maximum bouw- en/of goothoogten zijn toegestaan.

1.37 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.38 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.39 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.40 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.41 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.42 Brutovloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc, zoals omschrven in de NEN 2580.

1.43 Buitenopslag

Het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen.

1.44 Bulkgoederen

Onverpakte vaste en/of vloeibare goederen die in grote hoeveelheden tegelijk gestort, opgeslagen en vervoerd kunnen worden, waaronder zand, grond, grind, stenen, graan, afvalwater.

1.45 Consumentverzorgende dienstverlening

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.46 Cultuur en ontspanning

Het verrichten van activiteiten gericht op educatie, vermaak en ontspanning en naar de aard daarbij behorende toeristiche, recreatieve en culturele activiteiten, met uitzondering van horeca.

1.47 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.48 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.49 Dagrecreatie

Recreatie buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.

1.50 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.51 Dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.

1.52 Deelgebied

Onder deelgebieden in deze regels wordt de volgende gebieden met begrenzing bedoeld:

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0020.jpg"

1.53 Detailhandel

Inrichtingen ten behoeve van bedrijfsmatig verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan:
- in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit,
- perifere detailhandel.

1.54 Detailhandel perifeer

Vestiging van detailhandel die vanwege de omvang en/ of de aard van de gevoerde artikelen niet binnen het centrum of de wijkwinkelcentra gevestigd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld auto's, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, bouwmarkten, keukens, woninginrichting.

1.55 Dienstverlening

Inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet-commerciële diensten.

1.56 Erftoegangsweg

Een weg met een buurtontsluitende of erfontsluitende functie voor verkeer (daaronder ook begrepen langzaam verkeer).

1.57 Eerste bouwlaag (of plint)

De bouwlaag op de begane grond.

1.58 Erf

Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.59 Functiescheidingslijn

Een aanduiding die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende functies zijn toegestaan.

1.60 Garage

Een niet tot de openbare weg behorende of niet voor het openbaar verkeer toegankelijke, geheel of gedeeltelijk besloten of open ruimte of samenstel van ruimten, bestemd tot of in gebruik als stallingplaatsen.

1.61 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.62 Geluidbelasting vanwege een industrieterrein

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.63 Geluidsgevoelige functies

bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.64 Geluidgevoelig object

Woningen en andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (hierna:"Wgh") en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.

1.65 Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen

Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen als bedoeld in de Wet geluidhinder en Besluit Geluidhinder, zijnde:

  • leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
  • onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven
  • theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
  • ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;

1.66 Geluidzoneringsplichtige inrichtingen

Bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.67 Gezoneerd industrieterrein

  • terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en
  • waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken.

1.68 Groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.69 Groepsrisico

Cumulatieve kansen op overlijden per jaar van een groep personen zoals gedefinieerd in het Bevi, Bevb of Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen.

Met het groepsrisico wordt invulling gegeven aan het rijksbeleid dat niet alleen de kans op een ongeval een rol speelt bij de beoordeling van risico's (deze wordt uitgedrukt door het plaatsgebonden risico), maar ook de effecten en eventuele maatschappij ontwrichtende gevolgen daarvan.

1.70 Groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.71 Haven

Water, met aansluitende kaden, kadeterreinen en de bijbehorende kunstwerken, kranen, laad & losplaatsen palen en steigers, ingericht voor het aan- en afmeren van schepen, laden en lossen en op en overslag.

1.72 Havengebonden bedrijf

  1. a. Bedrijven met een van havenvoorzieningen afhankelijke bedrijfsactiviteit en/of voor wat betreft hun aan- en/of afvoer van goederen in overwegende mate afhankelijk van het vervoer over water;
  2. b. bedrijven, die faciliterend zijn voor dan wel betrokken bij bedrijven bedoeld onder a, haventerrein en/of scheepvaart.

1.73 Hogere waarde

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

1.74 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmeting of functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.75 Horecabedrijf

Een bedrijf, waarbinnen horeca-activiteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten.

1.76 Internetverkoop zonder winkelfunctie

Handel via internet en andere media verloopt, waarbij geen sprake is van fysiek contact tussen verkopende en kopende partij, zonder showroom, waarbij de levering van producten hoofdzakelijk plaats vindt via post of koeriersdiensten.

1.77 Kantoor(ruimte)

Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van overheidsinstellingen, semi-overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.78 Kamerverhuur

Het aan meer dan vier personen bedrijfsmatig woonverblijf verschaffen, anders dan een huishouden per woning.

1.79 Kelder

Een bijzondere bouwlaag, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag ten hoogste 0,50 m boven het gemiddeld aangrenzende peil is gelegen.

1.80 Kwetsbaar object

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen, of
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren;
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.81 Ligplaats

Een met een schip in het water aan de walkant ingenomen plaats die daartoe als zodanig is aangewezen.

1.82 Maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.83 Maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen

Dienstverlening op het gebied van en voorzieningen voor overheid, welzijn, ouderen, (para)medische behandeling, onderwijs (waaronder begrepen jeugd/ kinder- en naschoolse opvang), sport, openbare veiligheid, cultuur en religie en vergelijkbare maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen, met uitzondering van brandweerkazernes

1.84 Monument

Aangewezen onroerend goed, (vervaardigde) zaken en terreinen welke van algemeen belang zijn als bedoeld in de Monumentenwet, provinciale dan wel gemeentelijke monumentenverordening.

1.85 Natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de botanische, geologische, bodemkundige, faunistische, ornithologische en biologische elementen die voorkomen in dat gebied.

1.86 Nevenassortiment tuincentrum

Artikelen die door tuincentra worden gevoerd, niet behoren tot het basisassortiment van een tuincentrum, een relatie hebben met dat basisassortiment en in overeenstemming zijn met de doelstelling van een tuincentrum. Het aanvullend assortiment van een tuincentrum, dat integraal onderdeel uitmaakt van het tuincentrum, bestaat uit vissen en andere dieren, dierenbenodigdheden, zwembaden, hengelsportartikelen, tuinkleding en -schoeisel, tuinspeelgoed en cadeau- en sfeerartikelen (niet zijnde binnenmeubilair en dergelijke).

1.87 Nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, zoals onder meer transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.88 Oevervoorziening

De grondkerende constructie aan en in de aan een watergang grenzende kant van een terrein.

1.89 Ondergeschikt bouwdeel

Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel van een bouwwerk. De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  2. b. aircoinstallaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  3. c. luifels en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.

1.90 Ondergrondse werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden

Werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden.

1.91 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m onder peil.

1.92 Ondergrondse parkeergarage

Parkeergarage gelegen onder peil.

1.93 Openbare ruimte

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.94 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.95 Parkeervoorziening

Elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van (gemotoriseerd) verkeer.

1.96 Parkmanagement

Collectieve voorzieningen ten behoeve van het bedrijventerrein.

1.97 Peil

Onder hetpeil wordt verstaan:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
  2. b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  4. d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.98 Planregels

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid.

1.99 Promenadefuncties

Functies zoals horeca behorend tot categorie 1, zoals bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten, recreatieve voorzieningen, kunst- en culturele voorzieningen, showrooms zonder verkoopfaciliteiten en congrescentrum.

1.100 Recreatieve voorzieningen

Gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding met uitzondering van seksinrichtingen en horecavoorzieningen.

1.101 Schip

Elk vaartuig dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water. Onder schip wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard.

1.102 Speeltoestel

Een speeltoestel als bedoeld in het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen.

1.103 Speelvoorzieningen

Voorzieningen voor speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc..) en trapvelden.

1.104 Spoorwegvoorzieningen

Dienstgebouwen, stations, rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer-)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en vergelijkbare gebouwen en bouwwerken behoeve van railvervoer.

1.105 Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.106 Terras

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.107 Tuincentrum

Een detailhandelsvestiging waar de volgende goederen ten verkoop worden aangeboden:

  • boomkwekerijproducten, planten, kamerplanten, (bloem)bollen, knollen, zaden en snijbloemen;
  • gewasbeschermingsmaterialen, meststoffen, grondproducten;
  • attributen voor de verfraaiing en het onderhoud van tuinen, zoals tuingereedschappen, en daarbij nodige hulpmaterialen, zoals bestratingsmateriaal, tuinhout en vijvermateriaal;
  • tuinmeubilair, tuinhuisjes en kassen;
  • nevenassortiment, zie ook onder het begrip '1.86 Nevenassortiment tuincentrum''.

1.108 Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in functioneel opzicht verbonden is, en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.109 Verbeelding

Digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan 'Bedrijven Zuid' met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven.

1.110 Verkoopvloeroppervlak (vvo)

De voor het publiek toegankelijke ruimte waar goederen zijn tentoongesteld en/of uitgestald ten behoeve van verkoop.

1.111 Volkstuin

Een op zichzelf staand terrein voor niet commerciële sier- en/of groenteteelt.

1.112 Voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.113 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.114 Voorgevel(rooi)lijn

Denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens.

1.115 Vrijstaand bijbehorend bijgebouw

Een op zich zelfstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is.

1.116 Vuurwerkbedrijven

Inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.

1.117 Waterkavel

Het watergedeelte van een woonschepenligplaats.

1.118 Watergang

Een werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede begrepen.

1.119 Waterkering

Natuurlijke of kunstige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.120 Waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.121 Weg

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.122 Windturbine

Een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica's hiervan.

1.123 Woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden niet zijnde kamerverhuur.

1.124 Woonark

Drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw(en);

1.125 Woonboot

Drijvend of varend object dat herkenbaar is aan casco, romp en opbouw als een (van origine) varend schip;

1.126 Woonschip

Woonark of woonboot, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een waterwoning;

1.127 Zakelijke dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, zoals administratie, informatie- en communicatietechnologie, marketing, reclame, advocaten, makelaars, advies- en ingenieurbureaus en training.

1.128 Zijgevel

Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

2.3 Bouwdiepte

Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 Bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

2.5 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.7 Brutovloeroppervlakte van een gebouw

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.8 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.10 Hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.11 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 Platte afdekking

Een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

2.14 Wijze van meten woonschip

De genoemde maten worden uitwendig gemeten, daar waar de grootste afstand geldt, en verder met inachtneming van het volgende:

  • lengte wordt gemeten op de plaats waar het woonschip het langst is, inclusief voorzieningen, zoals stoot-, loop- en dakranden, goten, roer, boegspriet en dergelijke;
  • breedte wordt gemeten op de plaats waar het woonschip het breedst is, inclusief
    voorzieningen zoals stoot-, loop- en dakranden, gangboorden, goten, zwaarden en dergelijke;
  • hoogte wordt gemeten in meters vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van de romp of, indien aanwezig, opbouw. Boven de romp of opbouw uitstekende delen en eenvoudig te verwijderen onderdelen, een en ander ter beoordeling van het college, worden niet
    meegerekend;
  • diepte wordt gemeten vanaf de waterlijn tot het diepst stekende scheepsdeel;
  • oppervlakte wordt bepaald als product van de lengte en de breedte van het woonschip.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de categorieën 1 tot en met 5.1, waarbij de maximaal toegestane categorie met een functieaanduiding is weergegeven;
  2. b. horeca;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één bedrijfswoning;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor (kleinschalige) kantoren en zakelijke dienstverlening;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'justitiële inrichting' tevens voor een justiële inrichting;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is tevens een horecacategorie tot en met maximaal categorie 3 toegestaan zoals genoemd in 'Staat vanHoreca-activiteiten';
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor een kantoor;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' tevens voor detailhandel in personenauto's en motoren;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' tevens voor promenadefuncties, waaronder een hotel;
  10. j. ter plaatse van de functieaanduidingen zoals in de tabel genoemd: tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:
Functieaanduiding SBI Code 2008 Adressen
Specifieke vorm van bedrijf - 4 205903-B Pieter Ghijsenlaan 42
Specifieke vorm van bedrijf - 6 1051.5 Ringweg 330
  1. k. internetverkoop zonder fysiek contact;
  2. l. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  3. m. wegen, voet- en fietspaden, laad- en losvoorzieningen manoeuvreerruimtes en overige verblijfsgebieden;
  4. n. erven, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. o. andere bijbehorende functies, zoals (collectieve) voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en voorzieningen ten behoeve van warmte- koudeopslag;
  6. p. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;

waarbij geldt dat:

  1. q. in deelgebieden HoogTij en Westerspoor het bedrijfsvloeroppervlak aan horeca met maximaal categorie 1, zoals genoemd in Staat van Horeca-activiteiten, in totaal per deelgebied maximaal 1.000 m² mag bedragen, waarbij een hotel niet is toegestaan; Zowel binnen deelgebied HoogTij als deelgebied Westerspoor ten noorden van de Hoofdtocht mag 1000 m² worden gerealiseerd;
  2. r. in de deelgebieden HoogTij, Westerspoor en Zuiderhout per deelgebied maximaal één voorziening met betrekking tot parkmanagement mag worden gebouwd;
  3. s. kantoorruimte, voorzover onderdeel van en noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van het desbetreffende bedrijf, tot maximaal 50% van het brutovloeroppervlak met een maximum van 1.500 m²;

3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2.1 sub b tot maximaal 90% bebouwd mag worden, mits er voldoende ruimte is voor (inpandige) opslag-, parkeer- en manouvreerruimte;
  2. b. lid 3.2.1 sub f ten behoeve van het het doelmatig kunnen inrichten van het parkeerterrein waarbij maximaal 2,5 m achter de voorgevellijn mag worden gebouwd.
  3. c. lid 3.2.2 sub c ten behoeve van de bouw van kranen, silo's en tanks tot een maximum bouwhoogte van 30 m en maximum breedte van 15 m.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijventerrein - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de categorieën 3.1 t/m 5.1, met dien verstande dat de maximaal toegestane categorie met een functieaanduiding is weergegeven;
  2. b. horeca;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor (kleinschalige) kantoren en zakelijke dienstverlening;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is uitsluitend opslag en parkeren mogelijk;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' tevens voor een spoortunnel;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' tevens voor detailhandel in personenauto's en motoren;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' tevens voor vestiging van BEVI- bedrijven;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' is één windturbine toegestaan;
  9. i. ter plaatse van de functieaanduidingen zoals in de tabel genoemd: tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:
Functieaanduiding SBI Code 2008 Adres
Specifieke vorm van bedrijf - 7 8012-2 Ringweg 289
  1. j. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  2. k. wegen, voet- en fietspaden, laad- en losvoorzieningen, manouvreerruimtes en overige verblijfsgebieden;
  3. l. erven, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. m. andere bijbehorende functies, zoals (collectieve) voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en voorzieningen ten behoeve van warmte - koudeopslag;
  5. n. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;

waarbij geldt dat:

  1. o. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' niet mag worden gebouwd;
  2. p. in deelgebieden HoogTij en Westerspoor het bedrijfsvloeroppervlak aan horeca met maximaal categorie 1, zoals genoemd in Staat van Horeca-activiteiten, in totaal per deelgebied maximaal 1.000 m² mag bedragen, waarbij een hotel niet is toegestaan; Zowel binnen deelgebied HoogTij als deelgebied Westerspoor ten noorden van de Hoofdtocht mag 1000 m² worden gerealiseerd;
  3. q. kantoorruimte, voorzover onderdeel van en noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van het desbetreffende bedrijf, tot maximaal 50% van het brutovloeroppervlak met een maximum van 1.500 m² mag bedragen;

4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.2.1 sub b tot maximaal 90% bebouwd mag worden, mits er voldoende ruimte is voor (inpandige) opslag-, manouvreer- en parkeerruimte;
  2. b. lid 4.2.1 sub f ten behoeve van het het doelmatig kunnen inrichten van het parkeerterrein waarbij maximaal 2,5 m achter de voorgevellijn mag worden gebouwd;
  3. c. lid 4.2.2 sub b ten behoeve van de maximum bouwhoogte van kranen tot maximaal 65m en voor silo's en tanks tot 40m;
  4. d. lid 4.2.2 sub e ten behoeve van de bouwhoogte andere bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. e. lid 4.2.2 sub f ten behoeve van het opschalen van de windturbine,tot een maximale hoogte (incl. tiphoogte) van 150 m, indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 32, vierde lid van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie;
  6. f. lid 4.1. voor het bouwen en als zodanig gebruiken van een benzineservicestation met naast de verkoop van benzine ook de verkoop van lpg, lng en waterstof en de daarbij behorende ondergeschikte anderssoortige detailhandel en autowasstraat.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijventerrein - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de categorieën 1 tot en met 4.1, met dien verstande dat de maximaal toegestane categorie met een functieaanduiding is weergegeven;
  2. b. detailhandel in personenauto's en motoren;
  3. c. horeca met maximaal categorie 1, zoals genoemd in Staat van Horeca-activiteiten met een maximaal bedrijfsvloeroppervlak van 1000 m², waarbij een hotel niet is toegestaan;
  4. d. parkmanagement;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor (kleinschalige) kantoren en zakelijke dienstverlening;
  6. f. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'aantal wooneenheden' is ten hoogste het aangegeven aantal bedrijfswoningen toegestaan;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' tevens voor een tuincentrum;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tevens voor een benzineservicestation met lpg-verkoop met daarbij behorende detailhandel en autowasstraat;
  9. i. ter plaatse van de functieaanduidingen zoals in de tabel genoemd: tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:
Functieaanduiding SBI Code 2008 Adres
Specifieke vorm van bedrijf - 5 451 Tienlingstraat 20
Specifieke vorm van bedrijf - 8 203 Rechte Tocht 2
  1. j. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  2. k. wegen, voet- en fietspaden, laad- en losvoorzieningen, manouvreerruimtes en overige verblijfsgebieden;
  3. l. erven, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. m. andere bijbehorende functies, zoals (collectieve) voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en voorzieningen ten behoeve van warmte- koudeopslag;
  5. n. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;

waarbij geldt dat:

  1. o. in de deelgebied Westerspoor maximaal één voorziening met betrekking tot parkmanagement mag worden gebouwd;
  2. p. kantoorruimte, voorzover onderdeel van en noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van het desbetreffende bedrijf, tot maximaal 50% van het brutovloeroppervlak met een maximum van 1.500 m² mag bedragen.

5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 5.2.1 sub b tot maximaal 90% bebouwd mag worden, mits er voldoende ruimte is voor (inpandige) opslag-, manouvreer- en parkeerruimte;
  2. b. lid 5.2.2 sub c ten behoeve van de bouwhoogte van andere bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Bedrijventerrein - 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de categorieën 3.1 tot en met 5.1, met dien verstande dat de maximaal toegestane categorie met een functieaanduiding is weergegeven;
  2. b. horeca;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'havenbedrijf' mogen uitsluitend havengebonden bedrijven;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- 2' tevens voor BEVI- inrichtingen;
  5. e. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  6. f. wegen, voet- en fietspaden, laad- en losvoorzieningen, manouvreerruimtes en overige verblijfsgebieden;
  7. g. erven, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. andere bijbehorende functies, zoals (collectieve) voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en voorzieningen ten behoeve van warmte- koudeopslag;
  9. i. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;

waarbij geldt dat:

  1. j. in deelgebied HoogTij het bedrijfsvloeroppervlak aan horeca met maximaal categorie 1, zoals genoemd in Staat van Horeca-activiteiten, in totaal maximaal 1.000 m² mag bedragen, waarbij een hotel niet is toegestaan; Zowel binnen deelgebied HoogTij als deelgebied Westerspoor ten noorden van de Hoofdtocht mag 1000 m² worden gerealiseerd;
  2. k. kantoorruimte, voorzover onderdeel van en noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van het desbetreffende bedrijf, tot maximaal 50% van het brutovloeroppervlak met een maximum van 1.500 m2 mag bedragen;
  3. l. de invloed van een havengebonden bedrijf op de omgeving mag niet groter zijn dan de invloed op de omgeving van een bedrijf dat behoort tot categorie 5.1 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein

6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 6.2.1 sub b tot maximaal 90% bebouwd mag worden, mits er voldoende ruimte is voor (inpandige) opslag-, manouvreer- en parkeerruimte;
  2. b. lid 6.2.2 sub e ten behoeve van de bouwhoogte andere bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein ten hoogste in categorie 3.2 zijn ingedeeld;
  2. b. detailhandel perifeer. Per vestiging is maximaal 15% aan nevenassortiment toegestaan;
  3. c. zakelijke dienstverlening;
  4. d. horeca in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  5. e. kantoren, uitsluitend vanaf de eerste verdieping ;
  6. f. sport/fitness, uitsluitend vanaf de eerste verdieping;
  7. g. afhaalcentra;
  8. h. horeca tot en met categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten zijnde één partycentrum ter plaatse van de adressen Cornelis Ouwejanstraat 1 tot en met 25;
  9. i. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één bedrijfswoning;
  11. k. ter plaatse van de 'aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' tevens voor een benzineservicestation zonder verkoop van lpg;
  12. l. ter plaatse van de functieaanduidingen zoals in de tabel genoemd: een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:
Functieaanduiding SBI Code Adres
Specifieke vorm van gemengd -1 2363-2 Oud Zaenden 10
  1. m. wegen, voet- en fietspaden, laad-en losvoorzieningen, manouvreerruimtes en overige verblijfsgebieden;
  2. n. groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water(berging), waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. o. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;

7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein zijn genoemd, voorzover die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de volgens lid 7.1 toegelaten categorieen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein.

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bedrijven die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein ten hoogste tot en met categorie 2 zijn ingedeeld;
  3. c. erven;
  4. d. bijbehorende bouwwerken;
  5. e. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;

met de daarbij behorende verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en andere bijbehorende functies.

8.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1, sub e om op het perceel Veldweg 301 een woning toe te staan met een maximum inhoud van meer dan 500 m3, indien dat is gewenst in verband met het behoud van de karakteristieke vorm van het hoofdgebouw zoals die bestond ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein zijn genoemd, voorzover die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de volgens lid 8.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Bedrijventerrein.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bermen; parken, plantsoenen en soortgelijke openbare groenvoorzieningen;
  2. b. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen en kunstobjecten;
  5. e. fiets- en voetpaden;
  6. f. toegangen tot aangrenzende percelen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' tevens voor een gemaal;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' tevens voor horecabedrijven tot maximaal horecacategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarde' tevens voor natuurwaarden;
  11. k. overige voorzieningen behorend tot deze bestemming.

9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden magen uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan;
  2. b. de maximum bouwhoogte erfafscheidingen 2 m;
  3. c. de maximum bouwhoogte speeltoestellen 5 m;
  4. d. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen 12 m;
  5. e. de maximum bouwhoogte andere bouwwerken 3 m.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven tot en met horecacategorie 3, die staan genoemd in de Staat vanHoreca-activiteiten

met de daarbij behorende:

  1. b. parkeervoorzieningen;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. erven en terrassen;
  4. e. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

10.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. bijbehorende water(berging), waterhuishoudkundige voorzieningen,gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieninge en groenvoorzieningen;
  3. c. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatieve voorzieningen, zoals speelvoorzieningen en dierenweide;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' een volkstuinencomplex;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. parkeer-, verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
  6. f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

12.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is tevens een garage(box) toegestaan;
  3. c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

13.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd, ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. aan de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw is een erker/serre toegestaan;
  2. b. de breedte van de erker/serre mag niet meer bedragen dan 66 % van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  3. c. de voorzijde van de erker/serre mag niet meer dan 1,5 meter voor de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw beslaan met een maximum van 50% van de diepte van de voortuin;
  4. d. de hoogte van de erker/serre mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdiepingsvloer van het bijbehorende hoofdgebouw +0,30 meter;
  5. e. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker/ serre tot een maximum van de diepte van de betreffende erker/ serre.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 14 Tuin - Woonschepenligplaats

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Woonschepenligplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en erven behorende bij de aangrenzende woonschepenligplaats;

met de daarbijbehorende:

  1. b. groenvoorzieningen, paden en water, (openbare) nutsvoorzieningen, walvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – 1' tevens voor walvoorzieningen, zoals genoemd in artikel 14Tuin - Woonschepenligplaats.
  5. e. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. bruggen, rotondes, tunnels, viaducten;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  9. i. onder- en bovengrondse inzamelplaatsen voor afval;
  10. j. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

15.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. maximum bouwhoogte terreinafscheidingen: 2 m;
  2. b. maximum bouwhoogte andere bouwwerken, niet zijnde bruggen: 3 m;
  3. c. maximum bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, kunstobjecten en lichtmasten 10 m;
  4. d. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen 12 m;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1' is tevens een reclamezuil toegestaan met maximum hoogte van 18 m;

15.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 16 Verkeer - Railverkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegvoorzieningen;
  2. b. met daarbij behorende viaducten, (spoor)tunnels;
  3. c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

16.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor zowel het langzaam verkeer als buurtontsluitingswegen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. nutsvoorzieningen, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. verkeersvoorzieningen, scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  5. e. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

17.2 Bouwregels

Artikel 18 Water

18.1 Bouwregels

Op en onder de in lid 18.2 genoemde gronden mogen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  2. b. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen 12 meter
  3. c. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen;
  4. d. de hellingshoek van bruggen mag niet minder bedragen dan 4%;
  5. e. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 18 meter bedragen.

18.2 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water(berging);
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterstaatkundige werken
  3. c. waterwegen;
  4. d. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  5. e. palen, sluizen, kaden, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. bruggen, (spoor)tunnels, dammen, taluds, steigers, duikers;
  8. h. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 19 Water - 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. waterberging;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. waterwegen;
  5. e. waterstaatkundige werken;
  6. f. (haven) op en overslag
  7. g. sluizen, kaden, havenvoorzieningen, oeververbindingen;
  8. h. palen, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  9. i. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'haven' tevens voor haven voor zee- en binnenvaart;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
  12. l. groenvoorzieningen;
  13. m. bruggen, (spoor)tunnels, dammen, taluds, steigers, duikers,
  14. n. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

19.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 19.1 genoemde gronden mogen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde 5 meter;
  2. b. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen 12 meter;
  3. c. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen;
  4. d. de hellingshoek van bruggen mag niet minder bedragen dan 4%;
  5. e. de maximum bouwhoogte van bruggen 18 meter;
  6. f. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van silo's 30 meter en (drijvende) kranen 65 meter bedragen.

19.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 20 Water - Woonschepenligplaats

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Woonschepenligplaats' aangewezen gronden zijn bestemd:

  1. a. het afmeren van woonschepen;
  2. b. het afmeren van plezierbootjes of (onderhouds)vlotten, behorend bij een woonschip;
  3. c. drijvende bergingen en bergingen op palen of steigers;
  4. d. bijbehorende afmeervoorzieningen, zonder welke het gebruik van het woonschip als woning niet goed mogelijk is;
  5. e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. water;
  7. g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming voor aangewezen ligplaatsen voor woonschepen met bijbehorende afmeervoorzieningen.

20.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 20.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het maximum aantal ligplaatsen van woonschepen binnen het maataanduidingsvlak mag niet meer bedragen dan het maximum aantal aangegeven woonschepen in het maatvoeringsaanduidingvlak op de verbeelding;
  2. b. de maximum afmetingen van een woonark zijn:
    1. 1. lengte: 20 meter;
    2. 2. breedte: 6,50 meter;
    3. 3. hoogte: 5 meter boven de waterlijn;
    4. 4. diepte: 2 meter onder de waterlijn.
  3. c. de maximum afmetingen van een woonboot zijn
    1. 1. lengte: 32 meter;
    2. 2. breedte: 6,50 meter;
    3. 3. hoogte: 5 meter boven de waterlijn;
    4. 4. diepte: 2 meter onder de waterlijn.
  4. d. de afstand tussen twee naast of achter elkaar liggende woonschepen bedraagt ten minste 5 meter. Deze tussenafstand wordt tot stand gebracht doordat met elk der woonschepen een afstand van tenminste 2,5 meter tot de daartussen gelegen waterkavelgrens in acht wordt genomen;
  5. e. per woonschip mogen op en aan de oever bijbehorende voorzieningen zoals vlonders, steigers en terrassen, worden gebouwd of aanwezig zijn tot een totale oppervlakte van maximaal 20 m2, met inbegrip van devoorzieningen als bedoeld in artikel 14.2Tuin -Woonschepenligplaats;
  6. f. de hoogte van de bijbehorende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 0.50 m.

20.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan, in verband met de voorzieningen als bedoeld in artikel 2.14, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 20.2. sub b, onder de punten 1 en 2 genoemde afmetingen tot maximaal 25 respectievelijk 6,875 meter, mits dat niet leidt tot overschrijding van de waterkavelgrens, genoemd in 20.2. sub d.
  2. b. Het bevoegd gezag kan, in verband met de voorzieningen als bedoeld in artikel 2.14, bij omgevingsvergunning afwijken van de onder 20.2 sub c onder punten 1 en 2 genoemde afmetingen tot maximaal 40 respectievelijk 7,50 meter, mits dat niet leidt tot overschrijding van de waterkavelgrens, genoemd in 20.2. sub d.
  3. c. Het college kan afwijken van het bepaalde van het bepaalde in 20.2 onder sub c, onder punt 4 voor een diepte tot 4 meter onder de waterlijn.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 20.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

  1. a. woonboten, woonarken en toebehoren zijn uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  2. b. (drijvende) bergingen en (onderhouds)vlotten zijn uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van de waterkavel;
  3. c. Voor zover de gronden niet worden benut voor het innemen van een ligplaats met een woonschip, mogen ze worden gebruikt als water. Artikel 19.1 is dan van toepassing.

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  1. b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming en de inrichting van het terrein.

21.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 21.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

21.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 22 Waarde - Archeologie 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 25 (Waterstaat - Waterkering);
  2. b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 22 (Waarde - Archeologie 1);
  3. c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 23 (Waarde - Archeologie 4).
  4. d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 24 (Waarde - Archeologie 5).

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 1, indien uit onderzoek is gebleken dat er plaatse archeologische onderzoek is bestemd.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde -Archeologie 1 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 4

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 25 (Waterstaat - Waterkering);
  2. b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 22 (Waarde - Archeologie 1);
  3. c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 23 (Waarde - Archeologie 4).
  4. d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 24 (Waarde - Archeologie 5).

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 4 indien uit onderzoek is gebleken dat er plaatse archeologische onderzoek is bestemd.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde -Archeologie 4 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 5

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 25 (Waterstaat - Waterkering);
  2. b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 22 (Waarde - Archeologie 1);
  3. c. in dede plaats de bepalingen van artikel 23 (Waarde - Archeologie 4).
  4. d. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 24 (Waarde - Archeologie 5).

24.2 Bouwregels

24.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 5 indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde -Archeologie 5 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  1. a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en de bescherming van de waterkering;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken;
  2. c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Voor zover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

  1. a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 25 (Waterstaat - Waterkering);
  2. b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 22 (Waarde - Archeologie 1);
  3. c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 23 (Waarde - Archeologie 4);
  4. d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 24 Waarde - Archeologie 5).

25.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 25.1 genoemde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de waterkering.

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering - Voorlopig

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering - Voorlopig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dijklichaam;
  2. b. water met een functie voor de waterhuishouding, waterberging, waterlopen, waterhuishoudkundige werken en waterstaatkundige werken;

met de daarbij behorende:

  1. c. oeverstroken, oevervoorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
  2. d. bruggen, dammen, taluds, duikers en steigers;
  3. e. (openbare) nutsvoorzieningen;
  4. f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

26.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 26.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene Bouwregels

Een gebouw mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om vergunning blijkt dat in, onder of nabij het gebouw voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd (zie artikel 33.2Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening).

Artikel 29 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:

  1. 1. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;
  2. 2. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen en bebouwing zonder dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien (zie artikel 33.2 Uitsluitingaanvullende werking Bouwverordening).
  3. 3. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van seksinrichtingen;
  4. 4. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen, materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
  5. 5. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als een opslagplaats van vuurwerkverkoop;
  6. 6. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als permanente standplaats voor kampeermiddelen;
  7. 7. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  8. 8. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
  9. 9. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van bijbehorende bouwwerken en gebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  10. 10. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten dan wel daarvoor worden gebruikt op de gronden waar dit niet uitdrukkelijk is toegestaan.

Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels

30.1 Gezoneerd industrieterrein

30.2 Luchtvaartverkeerzone

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' is gelegen het gebied waarop het bepaalde in artikel 2.2.2 van het Luchthavenindelingbesluit van toepassing is en hier geldt een hoogtebeperking van 150 m.

30.3 Veiligheidszone - bevi

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone- bevi' mogen geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel worden gebruikt of laten gebruiken.

30.4 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel worden gebruikt of laten gebruiken.

30.5 Vrijwaringszone - vaarweg

Burgemeester en wethouders kunnen binnen de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - vaarweg" na verplichte advisering door het Centraal Nautisch Beheer en de brandweer nadere eisen stellen aan de hoogte en de situering van bouwwerken en de opslag van materialen hoger dan 2.50 meter met het oog op:

  1. a. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
  2. b. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  3. c. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  4. d. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten, en;
  5. e. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.

Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels

31.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximum brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair,vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, walradars, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd;
  3. c. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; De afwijking is slechts dan van toepassing indien dit bedoeld is voor een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde uitvoering van het bouwwerk;
  4. d. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -instensiteit daartoe aanleiding geven;
  5. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
  6. f. met een geringe mate kan worden afgeweken van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt.
  7. g. de in de regels toegestane maximum bouwhoogte met ten hoogste 3 m worden overschreden ten behoeve van zonnepanelen.

31.2 Voorwaarden

De afwijking kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om - overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening - het bestemmingsplan te wijzigen, voor wat betreft:

  1. a. het onderbrengen van bedrijfsactiviteiten in een andere categorie, indien op grond van technologische ontwikkelingen de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein vermelde categorie niet meer de juiste is;
  2. b. het toevoegen van bedrijfsactiviteiten aan een bepaalde categorie van de Staat vanBedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein mits, deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de in de betreffende categorie opgenomen bedrijfsactiviteiten;
  3. c. het toevoegen van horecabedrijven en/of horecabedrijfsvormen aan de Staat vanHoreca-activiteiten ;
  4. d. het indelen van opgenomen horecabedrijven en/of horecabedrijfsvormen in een andere categorie in de Staat van Horeca-activiteiten.

Artikel 33 Overige Regels

33.1 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
  2. b. airco-installaties, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 meter bedraagt;
  3. c. ventilatiekanalen, afvoerpijpen, schoorstenen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 5 meter bedraagt;
  4. d. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

33.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

33.3 Wet- en regelgeving

Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

34.2 Afwijken van de overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 34.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10 %.

34.3 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik

Het gebruik en laten gebruiken van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

34.4 Veranderen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 34.3 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

34.5 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 34.3, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

34.6 Uitzonderingen op het overgangsrecht

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid van de gemeente Zaanstad.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 4 juli 2013, nr. 2013/50.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0021.jpg"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

In 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders het "Actualiseringsplan bestemmingsplannen 2007-2016" vastgesteld. De bedoeling hiervan is om in het licht van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening te komen tot een dekkend netwerk van actuele, meer toekomstgerichte bestemmingsplannen van maximaal 10 jaar oud.

In dit kader past de actualisering van de bestemmingsplannen voor de gronden langs het Noordzeekanaal tussen de Provincialeweg en Zijkanaal D in een nieuw bestemmingsplan. Dit nieuwe bestemmingsplan is bestemmingsplan Bedrijven Zuid genoemd. Er gelden voor het gebied op dit moment een zevental bestemmingsplannen.

Het bestemmingsplangebied Bedrijven Zuid kent de volgende deelgebieden.

  1. 1. HoogTij
  2. 2. Westerspoor
  3. 3. Oud Zaenden
  4. 4. Zuiderhout

Elk deelgebied heeft een aantal specifieke kenmerken en een eigen schaal van te verwachten veranderingen en ontwikkelingen.

1.2 Plangebied

Het gebied wordt globaal begrensd door:

  • de gemeentegrens in het Noordzeekanaal (zuidgrens)
  • de westgrens in het midden van Zijkanaal D
  • noordgrens van west naar oost: Nauerna; dijksloot langs de Overtoom van natuurgebied de Reef; ten oosten van Lexion langs de erven van woningen aan de Veldweg; de zuidgrens van de woonwagenlocatie Ringweg; Ringweg en Albert Heijnweg
  • oostgrens: westkant Provincialeweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0001.jpg"

1.3 Planvorm

Het doel van het bestemmingsplan is om een planologisch/juridisch kader te vormen voor het behouden en versterken van de bedrijfsfunctie en om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Het bestemmingsplan heeft als uitgangspunt daar waar mogelijk globaal, flexibel en toekomstgericht te bestemmen. Globaal, toekomstgericht en flexibel bestemmen betekent inspelen op de ontwikkelingen die de komende 10 jaar worden verwacht en het bestemmingsplan zo inrichten dat deze zonder ingewikkelde procedures mogelijk zijn. Desondanks is op onderdelen een specifieke regeling noodzakelijk.

1.4 Vigerende Regelingen

Voor het plangebied vigeren thans de volgende bestemmingsplannen:

  • Bedrijvenpark Westzanerpolder (gemeenteraad 27 juni 2002; GS 28 jan. 2003 en 22 febr. 2005)
  • Koepelbestemmingsplan geluidszone 'Bedrijvenpark Westzanerpolder' (Gemeenteraad 27 juni 2002; GS 24 sept. 2002)
  • Westerspoor zuid (Gemeenteraad 29 sept.1994: GS 18 april 1995)
  • Uitbreidingsplan gemeente Zaandam (in Hoofdzaak) (Gemeenteraad 25 maart 1930; GS 14 jan.1931)
  • Houtveld I (Gemeenteraad 13 febr. 1973, GS 26 mrt 1974, Kroon 28 febr. 1975)
  • Zuiderhout (Gemeenteraad 26 juni 1997, GS 27 jan. 1998)
  • Koepelbestemmingsplan Schiphol (Gemeenteraad 19 okt. 2006, GS 28 nov. 2006)

Deze bestemmingsplannen worden deels geheel, deels gedeeltelijk door het voorliggende bestemmingsplan vervangen.

Dit bestemmingsplan heeft geen invloed op de bij koepelbestemmingsplan 'geluidszone Bedrijvenpark Westzanerpolder' geluidszone.

1.5 Opzet Van De Toelichting

De toelichting behorende bij een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing voor de in de planregels en op de verbeelding opgenomen bestemmingen en regels. De toelichting is hiertoe als volgt opgebouwd:

In hoofdstuk 2 Ruimtelijke en functionele analyse wordt een beschrijving gegeven van ruimtelijke en functionele invulling van het plangebied. Daarin komen onder meer de stedenbouwkundige invulling van het gebied en de verkeersstructuur aan de orde.

Hoofdstuk 3 Beleidskader geeft een globale beschrijving van voor het plangebied relevant beleid.

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders en uitgangspunten voor het bestemmingsplan geeft het beleidskader weer op thema.

In hoofdstuk 5Uitgangspunten worden de knelpunten beschreven die in het gebied voorkomen en wordt zo mogelijk een oplossing geboden. Wanneer beleid en de ruimtelijke en functionele analyse niet met elkaar overeenkomen, kan bijvoorbeeld sprake zijn van een knelpunt waarvoor in het bestemmingsplan een oplossing gevonden moet worden.

In hoofdstuk 6Milieuaspecten beschrijft de resultaten van de voor het bestemmingsplan relevante en uitgevoerde onderzoeken.

Hoofdstuk 7Wateraspecten beschrijft de watertoets.

Hoofdstuk 8Beschrijving bestemmingsregeling bevat de juridische plantoelichting. Daar waar de planregels toelichting behoeven is in dit hoofdstuk een uitleg van de juridische regeling gegeven.

Hoofdstuk9 Uitvoerbaarheid geeft in paragraaf 9.1Maatschappelijke uitvoerbaarheid" aan dat er geen inspraak wordt gehouden en geeft in paragraaf "9.2 Economische uitvoerbaarheid" een economische onderbouwing van de in het plan opgenomen ontwikkelingen.

Hoofdstuk 10 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro tenslotte, geeft de resultaten van het overleg met diverse instanties en instellingen in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke En Functionele Analyse

2.1 Geschiedenis Van Het Plangebied

Het landschap van de Zaanstreek werd gevormd in het Holoceen. Na de laatste ijstijd, vanaf 5000 v Chr. komt de land- en bodemvorming in westelijk Nederland op gang doordat zich een duidelijke kustlijn ontwikkeld. Achter de door de zee opgeworpen duinenrij droegen Rijn, Maas en Schelde bij aan een rijke delta. Het landschap kreeg (tot ca. 1000 n.Chr) haar vorm door een gelijktijdig proces van veenvorming, zee-invloeden en invloeden vanuit rivierstromen. De Zaan is een erfenis uit deze periode.

Rond het jaar 1000 begon men het natte veenweidegebied, dat ontstaan was inde luwte van duinen en strandwallen, te ontginnen. Er werden sloten gegraven voor turfwinning en afvoer van het water. Het verkregen land werd gebruikt voor akkerbouw. Er ontstond een slotenpatroon dat tot op de dag van vandaag terug te vinden is. Dorpen als Westzaan, Assendelft en Krommenie ontstaan in deze periode. Door stijging van het water verdween de akkerbouw en werd het land omgezet in weiland. Om het land te beschermen tegen overtollig water werden er dijken gebouwd langs omliggende wateren, waaronder de Zaan. Windmolens pompten het overtollige water uit de polder.

Aan deze dijken ontstonden dorpen zoals Zaandijk en Koog aan de Zaan. De Noorder–IJ en Zeedijk ontstond in deze periode.

Pas halverwege de 20e eeuw krijgen de verschillende buitendijkse industriegebieden hun vorm met een veel rigidere structuur dan de meer landschappelijk gerelateerde stedenbouw en architectuur van de binnendijkse gebieden. Vooral na de Tweede Wereldoorlog komt de vestiging van grote bedrijven op gang.

In het gebied Zuiderhout werden de Bruynzeelfabrieken gevestigd. Het bedrijventerrein Westerspoor-Zuid is van jongere datum. In de Westzanerpolder wordt op dit moment het hoogwaardige bedrijventerrein HoogTij gerealiseerd.

2.2 Structuur Van Het Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid is onder te verdelen in meerdere deelgebieden:

  • HoogTij
  • Westerspoor
  • Oud Zaenden
  • Zuiderhout

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0002.png"

2.2.1 HoogTij

Inleiding

Het deelgebied HoogTij wordt globaal begrensd door het Noordzeekanaal in het zuiden, het Zijkanaal D aan de westkant, de Overtoom aan de noordkant en het Zijkanaal E aan de oostkant. Het grootste deel van dit deelgebied bestaat uit het bedrijventerrein HoogTij. De delen van het deelgebied die hier niet toe behoren worden overwegend conserverend bestemd.

In de Westzanerpolder wordt het bedrijventerrein HoogTij gerealiseerd. Het bedrijvengebied is nu in ontwikkeling en er hebben zich al diverse bedrijven gevestigd. Ook is een deel van de openbare ruimte al aangelegd en ingericht. Het in 2002 vastgestelde bestemmingsplan Bedrijvenpark Westzanerpolder biedt de juridische basis voor deze ontwikkeling. Het gebied krijgt uiteindelijk een omvang van 100ha netto, waarvan zo'n 27ha wordt ontwikkeld als haventerrein. Er is bouwvergunning verleend voor de realisatie van een kade van ruim 900 m langs het Noordzeekanaal.

HoogTij is een belangrijke schakel in het realiseren van het Masterplan Noordzeekanaalgebied, dat voorziet in het beschikbaar maken van voldoende 'natte' en 'droge' bedrijfsterreinen van hoge kwaliteit in de regio. Deze kwaliteit moet ook in de toekomst behouden blijven. Vandaar dat de gebiedsvisie voor het bedrijventerrein onder meer een uitwerking heeft gekregen in een bebouwingsleidraad.

Sinds 2002 is nog maar een klein deel van HoogTij tot ontwikkeling gekomen. Uitgangspunten voor een aantal deelgebieden zijn gewijzigd (bijvoorbeeld wegens eisen van waterstaatkundige aard). Tevens is de organisatorische opzet van HoogTij (grondeigenaren, ontwikkelende partijen, vergunningverlener etc.) gewijzigd.

Deze zaken hebben ertoe bijgedragen dat er door de gemeente gewerkt wordt aan het opnieuw opstellen van de bebouwingsleidraad. De insteek hierbij is het in grote lijnen aansluiten op ruimtelijke kwaliteitseisen die in de bestaande bebouwingsleidraad reeds zijn benoemd. Het motto is daarbij “sturen op de ruimtelijke kwaliteit waar het moet” en “loslaten waar het kan”. Waar aan de randen van de deelgebieden onverkort wordt ingezet op het realiseren van een kwalitatief ruimtelijk beeld, wordt er aan de “binnenkant” van de deelgebieden meer losgelaten.

Parallel aan het herijken van de bebouwingsleidraad wordt deze zelfde werkwijze toegepast in het nieuwe bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0003.jpg"

Ruimtelijke structuur

Kenmerkend voor het gebied is de opstrekkende verkaveling zoals die karakeristiek is voor het veenweidegebied in de Zaanstreek. Verder is het verschil tussen de twee landschapstypen, veenweidelandschap en Noordzeekanaalgebied, karakteristiek. De oude zeedijk geeft op een markante wijze de begrenzing ertussen aan.

De Westzanerpolder wordt getypeerd door drie elementen: de eenheid van de polder, de lijnvormige structuur van de dijken en knooppunten van verschillende verbindings(vaar)wegen.

Een ander landschapskenmerk is dat de horizon in elke richting wordt getekend door stedelijke bebouwing en industrievestigingen. Vooral het vrije zicht vanaf de dijken biedt een gevarieerd zicht op het veenweidelandschap in noordelijke richting en het bedrijvenlandschap met grote voorbij varende zeeschepen in zuidelijke richting.

Kenmerkend is het bakvormig uiterlijk van de open, door hoge dijken omsloten polder, een karakter dat qua uiterlijk en met name maatvoering afwijkt van het oude veenontginningslandschap ten noorden van de polder. Deze sluit aan bij de maatvoering van het Noordzeekanaal dat gelijktijdig met de polder ontstond. Forse dijklichamen vormen de civieltechnische randen van het plangebied, dat geheel voor agrarische doelen werd ontwikkeld in heldere noord-zuid gerichte, ca. 80 m brede, kaarsrechte landbouwkavels. De bebouwing beperkte zich op een enkele boerderij in de polder na, tot de strook langs de Overtoom.

Tegenwoordig wordt het hart van de polder oost-west doorsneden door de Westzanerweg die in het westen en oosten via markante bruggen de zijkanalen D en E kruist.

In het noorden wordt de polder over de gehele lengte van ca. 2 km begrensd door de oude zeedijk van het ingepolderde Binnen IJ. Deze dijk, op enkele verbijzonderde plekken in het verleden doorgebroken, is samen met de parallel daaraan lopende Veldweg in het noordoostelijk deel van het plangebied aan weerszijden bebouwd met kleinschalige woningbouw. Soms in hout en Zaans groen (Westzaan-Zuideinde). De dikwijls geschakelde laagbouwhuizen aan de Veldweg bezitten vaak diepe achtertuinen die grenzen aan een omvangrijk volkstuingebied (ca. 300 x 40 m) dat met verbrede sloten de enige buffer vormt naar het bedrijventerrein.

In het oosten vormt de dijk langs Zijkanaal E de harde grens van de polder. Dit deel van het plangebied ligt sterk in de invloedssfeer van de stad Zaandam, waar nu en in de toekomst de meeste mensen vandaan komen. Het beeld van het Zijkanaal zelf wordt beheerst door de bebouwing aan het Zuideinde, het silhouet van Zaandam met hoogbouw en vele bedrijfspanden in de naastgelegen Zaandammerpolder waaronder het omvangrijke complex van de oude vuilverbrandingsinstallatie. Vanaf een weg onder aan de dijk langs het Zijkanaal is vanaf de Overtoom de Westzanerpolder toegankelijk. Aan die zijde zijn onder andere een poldergemaal, volkstuinen en woningen gesitueerd.

De dijk langs Zijkanaal D markeert de westgrens van het plangebied. In de aangrenzende Nauernasche polder wordt het beeld bepaald door de afvalstort. Rondom de schutsluis bestaat nog een duidelijk contrast tussen groen en rood, tussen bebouwing en landschap. De polder grenst in het zuiden aan het Noordzeekanaal met, vanaf de kruin van de dijk, een weids uitzicht op havens, schepen en indrukwekkende gebouwen aan de overzijde.

Ruimtelijke randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden worden gesteld aan de ruimtelijke inrichting:

  • Het bestaande contrast tussen de op het Noordzeekanaal gerichte IJ-polders en het veenweidegebied met de kwaliteit als open agrarisch gebied met een belangrijke groene waarde voor de omliggende stad dient te worden versterkt. Hierbij scheidt de oude zeedijk beide landschappen en is van groot belang voor de ontwikkeling van een stevige en duurzame landschapsstructuur;
  • De bedrijvenfunctie in de Westzanerpolder dient zodanig te worden vormgegeven, dat de polder zich onderscheidt van de andere IJ-polders langs het Noordzeekanaal. De oriëntatie in het gebied is door verdichting achteruit gegaan, maar de zijkanalen D en E met aanliggende dijken markeren de overgang van de ene naar de andere polder;
  • De Overtoom (Noorder IJ- en Zeedijk) als autonoom en vrijliggend element dient herkenbaar te blijven door middel van het realiseren van een brede bufferzone, omdat de waarde van het dijklichaam in cultuurhistorisch, recreatief en visueel landschappelijk opzicht groot is;
  • Om het contrast aan de westkant tussen groen en rood, tussen bebouwing en landschap niet te verstoren moet nieuwe bedrijfsbebouwing op afstand van de Nauernasche Sluis en/of uitwateringsduiker teworden gerealiseerd;
  • In de planontwikkeling zal de weg onder aan de dijk langs het Zijkanaal E aangesloten moeten worden op de Westzanerweg om de nauwe doorgang op de Overtoom/ Westzanerdijk naar de Hoofdtocht te ontlasten. Nieuwe bestemmingen in dit deel van het plangebied zullen enerzijds moeten inspelen op de invloedsfeer van Zaandam (eventueel publieksaantrekkend) en anderzijds rekening houden met de woonfunctie in Westzaan;
  • Aandacht voor de als kwaliteit benoemde aanwezige landschappelijke elementen (kavelpatroon, openheid). Met name de kwaliteit van de randen van de polder dient te worden behouden. Tevens aandacht in het ontwerp voor het tot uitdrukking brengen van de eigenheid van de Westzanerpolder als modern en duurzaam bedrijventerrein;
  • Op het gebruik afgestemde groenvoorzieningen. Teneinde de bedrijven goed in te passen dient de bedrijvenrand een diffuus en kartelig karakter te hebben, het natuurlijke beeld van de buffer niet te domineren en de woonomgeving van Veldweg en Nauerna dient visueel voldoende te worden gescheiden van de bedrijven.
  • De dijken langs het Noordzeekanaal dienen een aantrekkelijke locatie voor de recreant te blijven vormen:
  • De waarde van het brakke watersysteem dient uitdrukking te krijgen in het plan.

2.2.2 Westerspoor

Dit bedrijventerrein wordt begrensd door Zijkanaal E, het Noordzeekanaal en het Schiethavenkanaal. Aan de noordzijde wordt het terrein begrensd door het gevarieerde en overwegend kleinschalige gebied rondom de Westzanerdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0004.jpg"

Elementen hoofdstructuur

Westerspoor heeft een aantal belangrijke interne en doorlopende ruimtelijke dragers. Deze zijn bepalend zijn voor de ruimtelijke hoofdstructuur en de beleving daarvan. Ze verdelen het bedrijvengebied globaal in vijf grótere deelgebieden en enkele kleine gebiedjes. Het gaat om de volgende planelementen.

  • De Hoofdtocht (& Albert Heijnweg). Dit is de hoofdontsluitingsweg van waaruit alle verschillende onderdelen van het bedrijventerrein bereikbaar zijn. Het vormt grotendeels de ruggengraat van het gebied en deelt dit in noord-zuidrichting in tweeën. De bebouwing richt zich over het algemeen op deze weg, maar (nog) niet overal optimaal. Tot voor kort (2008) was het ook de enige doorgaande verbinding door het gebied naar het westen toe, richting Beverwijk. Met de aanleg van de Zuidelijke Randweg is dat niet meer het geval.
  • Het dijklichaam tegenover en evenwijdig aan de Ducaatstraat. Deze groene dijkzone deelt het bedrijvengebied in oost-westrichting doormidden en loopt door langs de noordoostelijke bedrijvenrand. Het vormt daar een buffer tussen de bedrijven en het woongebied rond de Westzanerdijk. De dijkzone is een gevolg van de fasering bij de inpoldering van dit buitendijkse gebied. Het oostelijk deel is als eerste ontwikkeld en heeft een wat hogere ligging.
  • De spoorzone. Deze vormt vooral een barrière waardoor het gebied rond de Gerrit Bolkade langs het Schiethavenkanaal ruimtelijk wat geïsoleerd ligt ten opzichte van de rest van dit bedrijvengebied. Door het kanaal ligt dit gebied fysiek ook gescheiden van deelgebied Zuiderhout.
  • De zuidelijke randweg, inclusief de verbinding naar de Hoofdtocht. Dit is de belangrijkste, recentelijk tot stand gekomen, doorgaande verbinding door hetgebied tussen oost- en west. De zuidelijke randweg loopt grotendeels langs de zuidrand van het gebied langs het Noordzeekanaal, waarmee deze rand meer een voorkant en een zichtlocatie is geworden. Ook aan de oost- en aan de westkant van Westerspoor, zijn er als gevolg van de ruimtelijke en inpassing van de weg meer bedrijfspercelen die nadrukkelijker in het zicht komen te liggen. Hierbij gaan tevens wat kleinere gebiedjes ontstaan, maar is er op korte afstand van Zijkanaal E ook een extra groene noord-zuiddrager gemaakt tot aan de nieuwe rotonde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0005.jpg"

Morfologische opbouw en verkaveling

Het bedrijventerrein heeft in zijn totaliteit niet een geheel eenduidige en samenhangende structuur. Er is een verschil tussen de gebiedsdelen aan weerszijden van het eerder genoemde dijklichaam.

Het westelijke deel heeft een vrij duidelijke opbouw en structuur. Er is sprake van een opbouw in schaal en stedelijkheid vanaf het Westzanerdijkgebied in de richting van het Noordzeekanaal. Dicht bij de Westzanerdijk is de korrelgrootte van de bebouwing over het algemeen klein en is de bouwhoogte relatief laag. In zuidelijke richting, aan de andere zijde van de Hoofdtocht, wordt de bebouwing hoger en steviger. Daarbij is er overwegend een noord-zuidgerichte kavelstructuur. Het profiel van de Hoofdtocht heeft een heldere en ruime opbouw en de bebouwing kenmerkt zich door een samenhangend beeld. De bebouwing is sterk gericht op deze weg.

Het oostelijke deel heeft een dergelijke eenduidige opbouw veel minder. De overgang naar het Westzanerdijkgebied wordt vooral gemaakt door een groene buffer en een beperkte bouwhoogte aan de noordzijde van de Hoofdtocht. Verder is in deze noordelijke bedrijvenzone veel meer differentiatie in maat, schaal en kavelrichting, maar zonder dat er sprake is van een leidend thema in de verkavelingstructuur. Het gebied is erg gefragmenteerd. Dat geldt in principe ook enigszins voor de andere zijde van de Hoofdtocht. Er is dan ook een veel minder herkenbaar en samenhangend ruimtelijk beeld langs de Hoofdtocht in dit deel van het gebied. Beeld- en structuurbepalend zijn vooral enkele grote uitgiftes, met name in het middengebied. De distributiecentra van Albert Heijn en Aldi zetten sterk de toon. Oostelijk van deze grote uitgiftes is er wel een wat meer samenhangende verkaveling van gebogen straatjes, vooral aan de zuidzijde van de Hoofdtocht (de “Tochten”), doorlopend tot aan de Thomassenhaven.

Het bedrijvengebied langs het Schiethavenkanaal is langgerekt van vorm en heeft met een lange noord-zuidstraat wel weer een duidelijke opbouw. Bijzonder is, dat het meest noordelijke deel van deze zone grenst aan de Albert Heijnweg en daarmee aan de stadsentree van Zaandam-west. Hier bevinden zich ook nog enkele woonfuncties, in de vorm van enkele woonboten. Het zuidelijk deel grenst aan de Zuidelijke randweg, de andere gebiedsentree.

De bedrijvenstrook tussen de Albert Heijnweg en de Houtveldweg vormt stedenbouwkundig niet echt een onderdeel van het bedrijvengebied Westerspoor-zuid. De entree van Westerspoor-zuid ligt ruimtelijk bij het kruispunt Hoofdtocht-Albert Heijnweg. De betreffende bedrijvenstrook, in het bijzonder het noordelijke deel, ligt ruimtelijke direct aan de hoofdentree van Zaandam-West. De strook heeft ter plaatse een groen karakter met veel bomen.

2.2.3 Oud Zaenden

Het bedrijventerrein Oud Zaenden is een klein terrein gelegen tussen Zuiderhout en de Provinciale Weg. Op het terrein zijn diverse bedrijven gevestigd waarvan de grootste een betonbedrijf en een bedrijf in bouwstoffen zijn.

Het gebied heeft een grootschalige uitstraling door de aanwezige grote silo’s van het betonbedrijf. Er is sprake van veel buitenopslag wat het gebied een rommelig aanzicht geeft.

2.2.4 Zuiderhout

Het bedrijventerrein Zuiderhout is 7 hectare groot en wordt begrensd door het Noordzeekanaal in het zuiden, het Schiethavenkanaal aan de westkant, Oud Zaenden aan de noordkant en de Provinciale Weg aan de oostkant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0006.jpg"

Het gebied wordt door de Zuidelijke Randweg (ZRW) verdeeld in een noordelijk en zuidelijk deel. In Zuiderhout Zuid zijn in de zuidwestelijke hoek grootschaliger industriële bedrijven gevestigd, zoals Norit (chemische sector) en Pontmeijer (op- en overslag van hout) en een grote bouwmarkt. In de strook tussen Pieter Ghijssenlaan en Provinciale Weg bevinden zich meer perifere grootschalige winkels als bouwmarkten en een kleine meubelboulevard.

De meest zuidelijke strook van Zuiderhout Zuid, langs het Noordzeekanaal heeft een meer diverse invulling. Langs de Hemkade en Pieter Ghijsenlaan bevinden zich hier een aantal rijtjes grondgebonden woningen. Aan de Zaanderhorn bevinden zich op dit moment een aantal gedoogde woonwagens.

Meer naar het westen is een grootschalig horecabedrijf gevestigd. Verder westelijk bevinden zich nog een aantal volkstuinen en wat kleinschalige bedrijvigheid.

Over het algemeen is er een ruimtelijke opbouw zichtbaar van grootschalige gebouwen in het westen van het gebied en langs de ZRW naar kleinschaliger volumes langs de Provinciale Weg en langs het Noordzee Kanaal.

Ten noorden van de ZRW is Zuiderhout Noord gelegen. Langs de Pieter Ghijssenlaan bevinden zich autobedrijven, (grootschalige) meubelzaken, andere perifere detailhandelsvestigingen (PDV) en aan de Pieter Ghijsenlaan ook een aantal bedrijven met bovenwoning. De structuur van dit gebied is gedifferentieerd. Vooral grootschalige panden zijn aanwezig met wisselende beeldkwaliteit. In de openbare ruimte ontbreekt het vooral aan een eenduidige inrichting. In het noorden van het gebied bevinden zich rond het water van de “Houtkom” een aantal nautisch geörienteerde bedrijven.

Rond de nieuwe ontsluiting van het gebied, de “Stormhoek” bevindt zich het deel van Zuiderhout Noord dat van oudsher hoofdzakelijk bij het bedrijf Bruynzeel in gebruik is geweest. Op dit moment is er veel dynamiek in het gebied waarbij bestaande panden een nieuwe invulling krijgen en nieuwbouw wordt gepleegd. Voor dit gebied zijn de nota’s Stedebouwkundige Randvoorwaarden Zuiderhout-Noord en Beeldkwaliteitplan Zuiderhout-Noord vastgesteld.

De structuur en het beeld van dit gebied wordt hoofdzakelijk bepaald door de grootschalige voormalige panden van Bruynzeel. Uitgangspunt voor herontwikkeling van dit gebied het behoud van deze karakteristieke industriële panden.De panden zijn als gemeentelijk monument aangewezen.

2.3 Groen- En Waterstructuur

Het bedrijventerrein is onder te verdelen in 4 deelgebieden. Voor elk van de deelgebieden wordt hieronder ingegaan op de groen- en waterstructuur.

HoogTij

Het huidige beeld van HoogTij wordt vanwege het feit dat het gebied nog maar deels ontwikkeld is nog sterk bepaald door de oorspronkelijke agrarische uitstraling van de Westzanerpolder met haar openheid. Kenmerkend zijn de omringende groene dijkranden van het gebied met de daarachter gelegen waterstructuren en de watergangen die aan weerszijden de Westzanerweg begeleiden.

Bij verdere ontwikkeling van het gebied zal er midden in het gebied, haaks op de Westzanerweg, een park worden ontwikkeld. Aan de noordkant van het gebied is reeds deels een ecologische zone aangelegd.

Westerspoor

Groen en water zijn voornamelijk gelegen in de buitenranden van het gebied en langs de ruimtelijke gebiedsdragers zoals het dijklichaam, de Hoofdtocht, de Zuidelijke Randweg. Verder is er een concentratie van (openbaar) groen rond de Abert Heijnweg bij de entree van West. Langs de Hoofdtocht wordt het groenbeeld vooral bepaald door bomen, en in het westelijke deel ook door water. In de bedrijvenzones zelf is maar in zeer beperkte mate sprake van groen.

Oud Zaenden

Op het terrein is vrijwel geen groen aanwezig afgezien van wat bomen her en der langs het water. Het terrein wordt aan drie zijden omsloten door water.

Aan de westkant van het terrein is een kade aanwezig waar overslag van grondstoffen ten behoeve van het betonbedrijf plaatsvindt. De ontsluiting van het terrein geschied vanaf de ProvincialeWeg via een klein stuk weg (Oud Zaenden) waar vanaf de bedrijven worden ontsloten.

Zuiderhout

Het gebied wordt gekenmerkt door weinig groen. Uitzonderingen worden gevormd door het groen rond de oude blusvijver in Zuiderhout Noord en de groene rand langs het Noordzeekanaal. In de meest zuidwestelijke hoek is een groen gebied aanwezig dat echter meer een soort restruimte betreft.Het gebied wordt aan drie zijden omsloten door water. Dit is echter slechts op een beperkt aantal plekken ervaarbaar, zoals bijvoorbeeld aan de Hemkade. De Provinciale Weg, die het gebied aan de oostkant begrensd heeft aan de kant van Zuiderhout slechts een matig groen profiel door de hier aanwezige grasbermen. De oostkant van de Povinciale Weg heeft een groenere uitstraling vooral ter hoogte van het naastgelegen gebied van het Hembrugterrein.

2.4 Functionele Structuur

2.4.1 Bedrijvigheid

Het totale gebied is in totaal ongeveer 330 ha groot en er zijn ca. 640 bedrijven gevestigd met 6100 arbeidsplaatsen.

De 4 deelgebieden hebben elk een eigen karakter voor wat betreft de bedrijven die daar gevestigd zijn dan wel zich kunnen vestigen.

HoogTij

HoogTij is een nieuw, hoogwaardig en duurzaam bedrijventerrein. Het heeft een omvang van 100 ha waarvan 27 ha wordt ontwikkeld als haventerrein. Daartoe wordt langs het Noordzee Kanaal een kade van 950 meter gerealiseerd. HoogTij is m.n. gericht op op- en overslag en kadegebonden bedrijvigheid, industrie, handel en logistiek. Ook zal er een justitiële inrichting worden geopend op HoogTij.

Momenteel telt het terrein 340 werkzame personen. Naar verwachting neemt het aantal banen de komende jaren sterk toe.

Westerspoor

Het bedrijventerrein Westerspoor is een relatief jong bedrijventerrein van 155 ha. Veruit de grootste werkgevers op dit terrein zijn te vinden in de sector handel, distributie en vervoer (m.n. de distributiecentra van Albert Heijn en Aldi). Naast deze grootschalige logistieke activiteit zijn er op Westerspoor veel midden- en kleinbedrijven te vinden, uit sectoren als de metaal- en electro- industrie, de grafische industrie, de bouw en de chemie (toeleveranciers aan de voedingsmiddelenindustrie). Met ruim 4.300 werknemers biedt Westerspoor een zeer belangrijke concentratie van werkgelegenheid. De bereikbaarheid van dit terrein is aanzienlijk verbeterd door de aanleg van de Zuidelijke Randweg en is verder toegenomen door de verbreding van de Dr. J.M. den Uylbrug.

Zuiderhout en Oud Zaenden

Het bedrijventerrein Zuiderhout is 73 ha groot en er werken circa 1350 personen. Op dit terrein was voorheen Bruynzeel gevestigd. Inmiddels is het terrein van Bruynzeel op Zuiderhout-Noord grotendeels herontwikkeld. Hier is een concentratie aan PDV, zoals Loods 5, Karwei, Vrijbuiter, autoshowrooms en tuincentrum zijn gevestigd. Naar verwachting wordt het winkelaanbod in de toekomst verder versterkt. IKEA heeft in maart 2013 het grootste deel van het nog te transformeren gebied aangekocht.

In het zuidwestelijke deel van het terrein zijn belangrijke industriële bedrijven gevestigd, zoals Norit (chemische sector) en Pontmeijer (op- en overslag hout).

Het bedrjiventerrein Oud Zaenden ligt in het noordelijk deel, dichter naar het centrum van Zaandam. Op dit terrein is nu de Betonmortelcentrale en Van Klaveren Transport gevestigd. Het grenst aan het water, waar door de bedrijven ook veel gebruik van wordt gemaakt.

2.4.2 Wonen

Met het karakter van het plangebied hangt samen dat er op beperkte schaal wordt gewoond. Alleen in Zuiderhout in de directe nabijheid van het Noordzeekanaal staan een 25-tal woningen. Verspreid langs Pieter Ghijssenlaan en Gerrit Bolkade, aan de Ducaatstraat en langs de rand van HoogTij zijn een aantal bedrijfswoningen.

Langs de Zijkanalen D en E en het Schiethavenkanaal liggen in totaal ongeveer 30 woonschepen.

Aan het Zaanderhorn staan een aantal woonwagens. Het betreft hier een overgangs- en uitsterfsituatie die niet positief bestemd is.

2.4.3 Voorzieningen

Doordat er in het plangebied nauwelijks wordt gewoond, zijn er ook weinig voorzieningen. Er zijn geen winkels die voorzien in de dagelijkse levensbehoeften. Evenmin zijn er maatschappelijke voorzieningen.

2.4.4 Horeca

In het plangebied bevinden zich twee grote discotheken, Lexion en North Sea Venue. Daarnaast liggen er verspreid in het gebied een aantal snackbars. Loods 5 en Hornbach hebben een kleinschalig bedrijfsrestaurant. Langs de Zuiderijke Randweg zijn een Mcdrive en een Kentuckeyfriedchicken gevestigd.

2.4.5 Toerisme en recreatie

Door het plangebied lopen een aantal recreatieve fietsroutes (zie verder onderdeel 2.6)

De dijk langs het Noordzeekanaal wordt, voorzover openbaar toegankelijk, niet alleen tijdens Sail voor recreatieve doeleinden gebruikt. Een aantal grootschalige detailhandelsvestigingen is nationaal bekend en biedt Zuiderhout aantrekkingskracht als recreatief winkelgebied.

Zijkanaal D is van belang voor de watersport. Recreatietoervaarders leggen hier aan om te wachten op de doorgang door de sluis naar de Nauernasche Vaart. Het gebied is daarmee een knooppunt in het waterroutenetwerk.

Verder zijn er in het plangebied achter de woningen aan de Veldweg volkstuinen gelegen.

2.5 Infrastructuur

2.5.1 Verkeer

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0007.jpg"

De centrale as door het gebied is de Zuidelijke Randweg (ZRW). De ZRW heeft de functie gebiedsontsluitingsweg, om de bedrijven en industrie in het gebied aan te sluiten op de hoofdwegenstructuur (A7, A8, A9 en A10) en te verbinden met de omliggende kernen. Deze weg sluit in het westen aan op de N246 bij de rotonde Buitenhuizen en in het oosten op de provinciale weg N203 en de Den Uylweg N516. Het aandeel vrachtverkeer op deze as is relatief hoog.

Daarnaast zijn ook de Hoofdtocht, de Albert Heijnweg en de Houtveldweg aangewezen als gebiedsontsluitingswegen, die het noordoostelijk deel van het gebied ontsluiten. De overige wegen in het gebied takken aan op deze gebiedsontsluitingswegen en zorgen daarmee voor de toegankelijkheid van de bedrijventerreinen.

Een goede bereikbaarheid en ontsluiting van de bedrijven via de gebiedsontsluitingswegen is belangrijk voor het economisch functioneren van het gebied.

De ZRW is geopend in januari 2009. Op basis van recente telgegevens uit 2010 t/m 2012 is PROZA geactualiseerd voor zowel de huidige als de toekomstige situatie voor 2023, waarbij rekening is gehouden met de meest recente ontwikkelingen in het plangebied en de regio.


Als gevolg van de komst van de ZRW zijn de intensiteiten op de Albert Heijnweg gedaald, maar zullen in de toekomst weer iets stijgen. Ook op het westelijk gedeelte van de Hoofdtocht is een daling van de intensiteit waar te nemen. Op de ZRW door Zuiderhout zal de etmaalintensiteit in 2023 circa 36.700 mvt per etmaal bedragen (nu 13.000), op de ZRW door het Westerspoor 11.000 mvt en op de Westzanerweg door Hoogtij 12.700 mvt.

2.5.2 Parkeren

Door het karakter van het gebied zal veel vrachtverkeer hier zijn bestemming vinden. Conform de gemeentelijke Parkeernota zijn voor het gebied specifieke parkeernormen van toepassing. De normen zijn meer niet gebaseerd op vierkante meters maar op de bezoekersintensiteit van de verschillende formules.

Bedrijven volgens de bouwverordening in principe verplicht zijn om parkeer- en laad- en losvoorzieningen op eigen terrein te realiseren, zowel voor vrachtverkeer als personenverkeer. In de parkeernota is aangegeven wanneer hier van mag worden afgeweken.

2.5.3 Openbaar vervoer

Momenteel rijden in het gebied diverse lijndiensten. Al deze lijndiensten hebben het station van Zaandam als begin- of eindpunt en hebben een halfuursfrequentie. De lijndiensten zorgen voor een ontsluiting van de bedrijven per openbaar vervoer, waarna ze op station Zaandam kunnen overstappen op de trein of andere buslijnen.

Bij een uitbreiding van de bedrijvigheid, met name op HoogTij, is het denkbaar dat het aanbod van openbaar vervoer toeneemt. Ook door vervoermanagement van bedrijven kan het aanbod van openbaar vervoer toenemen.

2.5.4 Fiets

Langs de Albert Heijnweg, de Houtveldweg en een gedeelte van de Hoofdtocht zijn fietspaden aanwezig. De Overtoom ten noorden van HoogTij is vooral een recreatieve fietsroute. De Houtveldweg en de Westzanerdijk (ten noorden van het gebied) zijn voor fietsers momenteel de belangrijkste toegangswegen tot het gebied.

Door de Stadsregio Amsterdam is het traject tussen de Den Uylweg en de Hoofdtocht opgenomen als een regionale route, die nog een ontbrekende schakel vormt in het regionale fietsnetwerk.

De Fietsnota heeft de route vanaf de Den Uylweg via de Hoofdtocht naar de Westzanerdijk en de Overtoom benoemd als onderdeel van het fietsplusnetwerk. De Albert Heijnweg, Houtveldweg, Hoofdtocht, Ringweg en Overtoom behoren tot het primaire fietsnetwerk.

De nieuwe aansluiting van Zuiderhout Noord op de Provincialeweg kruist het gemeentelijke snelfietspad, waar ruim 3100 fietsers per dag gebruik van maken. Fietsers langs de Provincialeweg zullen tijdens de brede ochtendspits nauwelijks hinder ondervinden van een extra VRI, simpelweg omdat het bezoekersverkeer van Zuiderhout Noord dan nog niet op gang is gekomen. Verder vallen de pieken van het autoverkeer niet samen met de middagspits van het fietsverkeer. Dit neemt niet weg dat er een periode valt te benoemen waarin de hinder zich het sterkst manifesteert, tussen 13:00-16:00 uur. Extra voorzieningen voor de fiets worden vormgegeven door prioriteit voor de doorgaande fietser, waar mogelijk en in ieder geval in de ochtendspits.

2.5.5 Verkeersveiligheid

In het gebied bevinden zich geen blackspots, blijkt uit het Verkeersveiligheidsplan (2009). Wel zijn er vier aandachtslocaties benoemd op de route van de Albert Heijnweg naar de Westzanerweg. Deze knelpunten zijn door de aanleg van de ZRW en de reconstructie van de Hoofdtocht opgelost.

2.5.6 Ondergrondse infrastructuur

In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport. Bij deze kabel- en leidingnetwerken behoren onder- en bovengrondse installaties en bouwwerken zoals transformatoren, gasstations, elektriciteitskasten, telefoonkasten, KPN en NUON huisjes. De kabels en leidingen, installaties en bouwwerken zijn eigendom van de kabel- en leiding beheerders (KLB).

Ruimte voor ondergrondse infra

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan de openbare ruimte die de KLB kunnen gebruiken en de ontwikkelaar moet verstrekken voor de aanleg van de voorzieningen (zie technische voorwaarden Zaanstad).

Bij alle ontwikkelingen in Zaanstad draagt de gemeente de zorg voor de verdeling van de boven en ondergrondse openbare ruimte. In voetpaden, fietspaden, wegen en bermen wordt ruimte gereserveerd voor kabels en leidingen. De definitieve locatie van de kabels en leidingen wordt bepaald in overleg met de netbeheerders.

Kabels en leidingen op de verbeelding

Op de verbeelding worden alleen de aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk van 20 bar of hoger en de hoogspanningsleidingen van 150-380 kV aangegeven. Hier is voor gekozen, omdat bij deze leidingen de externe veiligheid een rol speelt. Dergelijke leidingen komen niet in het plangebied voor.

Vanwege het belang van een adequate afvoer van afvalwater is wel de afvalwatertransportleiding /rioolpersleiding op de verbeelding aangegeven.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt een overzicht geboden van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied. Dit beleidskader vormt de basis voor eventuele ontwikkelingen in het plangebied en is een onderbouwing van de beleidskeuzes die zijn gemaakt.

3.1 Rijk

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De SVIR vervangt verschillende nota's, zoals;

  • De Nota Ruimte
  • De Structuurvisie Randstad 2040
  • De Nota Mobiliteit
  • De MobiliteitsAanpak
  • De Structuurvisie voor de Snelwegomgeving

Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR staan de plannen van het rijk voor ruimte en mobiliteit. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. De provincies en gemeenten krijgen in het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Hierbij valt te denken aan bevoegdheden op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van de groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

Het rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028);

  1. 1. De concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  2. 2. Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze doelen zijn vervolgens uitgewerkt in (gebiedsgerichte) nationale belangen en opgaven.

Zaanstad is gelegen in het gebied noordwest-Nederland en maakt daarin onderdeel uit van de Metropoolregio Amsterdam. Opgaven van nationaal belang in dit gebied, voor zover zij Zaanstad betreffen, zijn;

  • Verbetering van de bereikbaarheid van de Metropoolregio Amsterdam (voornamelijk aan de noordkant van Amsterdam en op termijn de achterlandverbinding naar het oosten);
  • Het ruimtelijk mogelijk maken van de Zaan-IJ-oevers in Amsterdam (binnenstedelijke gebiedsontwikkeling: ontwikkelen aantrekkelijk woon-werkmilieu) samen met andere overheden;
  • Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma), het behouden van het kustfundament, het verbeteren van het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer (Natura 2000) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van de gebiedsgerichte deelprogramma's Kust, IJsselmeergebied en Waddengebied van het Deltaprogramma;
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV);
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herrijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden.

De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. Schiphol is de belangrijkste vestigingsplaatsconditie voor internationale bedrijven, hoofdkantoren en kenniswerkers en cruciaal voor het aantrekken van bedrijfsfuncties op het gebied van research & development, sales en logistiek voor vrijwel alle topsectoren in Nederland (waaronder de creatieve sector rond Amsterdam/Brainport Zuidoost-Nederland, de zakelijke dienstverlening in het cluster Zuidas en de topsector Life Sciences & Health). Naast de Mainport Schiphol dragen de Zeehavens Amsterdam, de luchthaven Lelystad en de economische sectoren handel en logistiek, zakelijke en financiële dienstverlening (waaronder vooral de Zuidas), Agro & Food (Zaanstreek en Greenport Noord Holland Noord), ICT (Amsterdam is de op een na grootste internetexchange van de wereld) en nieuwe media, de creatieve industrie en flowers en foods (Greenport Aalsmeer en opkomende Greenport Noord Holland Noord), bij aan de sterke internationale positie.

Te midden van de stedelijke en economische dynamiek bevinden zich rondom het stedelijke gebied enkele unieke cultuurhistorische waarden. Het rijk beschermt de werelderfgoedgebieden (De Beemster, de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie) ruimtelijk door voor te schrijven dat ruimtelijke ontwikkelingen de kwaliteiten van deze werelderfgoederen moeten behouden of versterken.

Voor Zaanstad worden op de kaart behorende bij de Structuurvisie de volgende nationale belangen en aandachtspunten aangegeven:

  • stedelijke regio met topsectoren;
  • gebiedsontwikkeling Zaan-IJ-oevers;
  • verbetering bereikbaarheid Metropoolregio Amsterdam;
  • de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden;
  • 20ke Geluidscontour van Schiphol;
  • (nieuw) hoogspanningsverbinding
  • Cultureel erfgoedgebied;
  • (inter)nationaal hoofdwegennet

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0011.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0012.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0013.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0014.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0015.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0016.jpg"

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat algemene regels van de rijksoverheid waarmee de nationale belangen juridisch worden vastgelegd. De regeling is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale verordeningen. Het Barro is in gedeelten in werking getreden (30 december 2011 en 1 oktober 2012).

In het Barro zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

  • Grote rivieren,
  • kustfundament,
  • defensieterreinen,
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde,
  • rijksvaarwegen,
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
  • elektriciteitsvoorziening,
  • ecologische hoofdstructuur en
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament en
  • enkele specifieke gebieden zoals de Mainport Rotterdam en de Waddenzee.

Niet alle onderwerpen en specifieke gebieden zijn voor Zaanstad relevant voor bestemmingsplannen. Mogelijk van belang voor Zaanse bestemmingsplannen zijn:

  • de bepalingen met betrekking tot Rijksvaarwegen: er moet rekening gehouden worden met een vrijwaringzone rondom het Noordzeekanaal en met eventuele belemmeringen voor bijvoorbeeld de doorvaart van schepen, zichtlijnen en het uitvoeren van beheer en onderhoud.
  • bepalingen met betrekking tot reserveringsgebieden rondom hoofdwegen en landelijke spoorwegen in Zaanstad en regels met betrekking tot belemmerende activiteiten in die reserveringsgebieden.
  • bepalingen ten aanzien van de elektriciteitsvoorziening en specifiek de hoogspanningsverbinding Beverwijk-Oostzaan-Diemen
  • bepalingen omtrent de wezenlijke kenmerken en waarden van de in de provinciale verordening vastgelegde gebieden in de ecologische hoofdstructuur en de regels voor de bescherming daarvan.

Tot slot is de stelling van Amsterdam aangewezen als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde. Als kernkwaliteiten wordt het volgende genoemd:

  1. 1. Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, laatnegentiende-eeuwse en vroegtwintigste-eeuwse hydrologische en militairlandschappelijke geheel, bestaande uit:
    - een doorgaand stelsel van liniedijken in een grote ring om Amsterdam;
    - sluizen en voor- en achterkanalen;
    - de forten, liggend op regelmatige afstand, voornamelijk langs dijken;
    - inundatiegebieden;
    - voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied);
    - de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;
  2. 2. Relatief grote openheid;
  3. 3. Groene en relatief stille ring rond Amsterdam.

3.1.3 Regels omtrent Schiphol

Het plangebied ligt buiten het beperkingengebied van het Luchthavenindelingsbesluit van de rijksoverheid. De aanwezigheid van de luchthaven binnen de regio heeft voor het bestemmingsplan dan ook geen gevolgen. Het Lib geef een bouwhoogtebeperking van 150 meter voor een bepaald gebied aan. Het onderhavige bestemmingsplan is gelegen in dit gebied waarvoor een bouwhoogtebeperking van 150 meter geldt.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening op 23 mei 2011. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:

  • het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
  • het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
  • voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
  • gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
  • bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
  • schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
  • ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

De provinciale ruimtelijke verordening (PRSV) is gelijk vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied, regels met betrekking tot detailhandel op bedrijventerreinen en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie en gaan onder andere over stedelijke ontwikkeling in het buitengebied en de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw.

Op 15 november 2011 heeft GS ingestemd met een wijziging van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur en provinciale ecologische verbindingszones.

Het plangebied behoort tot het bestaand stedelijk gebied als bedoeld in de PRSV.

3.2.3 Beleidskader Wind op Land

Provinciale Staten heeft op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land.

Onder voorwaarde van herstructurering en participatiemogelijkheden voor omwonenden kan binnen strikte ruimtelijke kaders binnen de polder Wieringermeer ruimte worden geboden voor een beperkte groei in opgesteld vermogen.

Buiten het windgebied Wieringermeer respecteert de provincie de bestaande planologische rechten. Solitaire windturbines en lijnopstellingen mogen worden vervangen door windturbines met dezelfde afmetingen en een evenredig vermogen.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Visie Noordzeekanaalgebied 2040

De visie wordt in alle raden van gemeenten langs het Noordzeekanaal en in de staten van Noord-Holland de Visie Noordzeekanaalgebied 2040 ter vaststelling aangeboden.

De Visie Noordzeekanaalgebied is erop gericht om met het Noordzeekanaalgebied (NZKG) een zo groot mogelijke bijdrage te leveren aan het verbeteren van de internationale concurrentiepositie van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en daarmee ook aan de regionale en nationale economie. In de Visie Noordzeekanaalgebied 2040 worden beleidswijzigingen uitgezet voor de toekomst van het Noordzeekanaalgebied, waaronder de zeehavens en bedrijfsterreinen. Deze beleidswijzigingen concentreren zich op:

  • het mogelijk maken van een overslaggroei tot 125 miljoen ton;
  • het eerst intensiveren van het huidige bestaande havenareaal;
  • het op de lange duur doorvoeren van verduurzaming en innovatie wat moet leiden tot terugdringen van de geluidscontouren;
  • ruimte bieden aan activiteiten die een toegevoegde waarde voor de regio hebben;
  • het ruimtelijk als milieukundig mogelijk maken van nieuwe vormen van (hoog-) stedelijk wonen en werken;
  • het centraal in het werkgebied van de haven situeren van zwaar milieuhinderlijke bedrijven;
  • het bij uitbreiding of verplaatsing van havenactiviteiten rekening houden met het aangrenzende gebied;
  • het monitoren van de ontwikkelingen in het gebied.

De kanaalzone in Zaanstad is een aangesloten bedrijvengebied voor zowel natte als droge bedrijfsfuncties. Op Hoogtij kunnen zich ondernemingen in de zwaardere milieucategorieën vestigen, ook haven- en kadegebonden.

In de MRA is gezien de voorziene woningbehoefte ook een marktvraag voor het realiseren van hoogstedelijke woon- en werkmilieus. De gebieden rond Zaan en IJ buiten dit bestemmingsplangebied bieden hier op de lange termijn goede kansen gezien de ligging aan water en de nabijheid van Amsterdam.

In de Visie Noordzeekanaalgebied wordt voorzien dat zowel een toeneming van de intensivering van het gebruik van bedrijfsterreinen als een voortgaande verstedelijking langs de randen van het Noordzeekanaalgebied te zijner tijd een verkennende studie naar de bereikbaarheidsproblematiek vergt.

De cultuurhistorie van het gebied wordt beter zichtbaar gemaakt door het koppelen van recreatieve ontwikkelingen aan de verschillende cultuurhistorische elementen. Tevens worden historische structuren als de IJ-dijken en de Stelling van Amsterdam dragers van een recreatieve doorlopende routing

Er komt op korte termijn een aanpassing van de geluidszonering Westpoort om zowel de beoogde groei van de haven als om verstedelijking mogelijk te maken zonder verplaatsing van havenbedrijvigheid. Op verzoek van de betrokken gemeenteraden wordt de provincie gevraagd de planologische procedure van een Provinciaal InpassingsPlan te voeren om zowel de geluidszones van Westpoort als Hoogtij aan te passen. Het bestaande haventerrein kan optimaal geïntensiveerd worden om een groei naar 125 miljoen ton overslagcapaciteit mogelijk te maken, waarbij de beschikbare geluidruimte niet beperkend is.

3.3.2 Uitvoeringsstrategie Platform bedrijven en kantoren (Plabeka)

Binnen de Metropoolregio Amsterdam zijn in 2011 afspraken gemaakt om de vraag en het aanbod van werklocaties (bedrijventerrein en kantorenlocaties) beter op elkaar af te stemmen. Hiertoe moet in de deelregio Zaanstreek Waterland het aantal hectares bedrijventerrein worden teruggebracht met ongeveer 60 hectare. Deze ruimte wordt vooral gevonden door een deel van het Hembrugterrein niet meer te bestemmen als bedrijventerrein, en door de transformatie van binnenstedelijke bedrijventerreinen. Voor het bedrijventerrein binnen het plangebied heeft dit beleid geen gevolgen.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Voor het bestemmingsplan zijn met name de volgende beleidsnota's van belang. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de raad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.

Zaanstad heeft geen uitbreidingsmogelijkheden. Na de huidige uitbreidingen voor wonen en werken, kan alleen nog binnen bestaande stedelijke contouren gebouwd worden. Mede daarom bevat de structuurvisie een ambitieuze milieudoelstelling met het terugdringen van het aantal milieubelaste woningen (60.000) tot de helft in 2020.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0017.png"


Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'

'Zichtbaar Zaans' biedt het beleidsmatige en juridische kader voor de ruimtelijke ontwikkeling van Zaanstad. De structuurvisie onderscheidt verschillende gebiedstyperingen en -profielen. De gebiedstyperingen en -profielen zijn een leidraad voor ontwikkeling, vernieuwing en/of uitbreiding.

Het overgrote deel van het bestemmingsplangebied heeft de gebiedstypering Werkgebied. De profielen zijn: bedrijventerrein voor het grootste deel, havengerelateerd/ industrie voor het gebied HoogTij onder de Westzanerweg en gemengd werkgebied voor Zuiderhout. Daarnaast is de groenstructuur langs de dijk als Natuurgebied getypeerd en dwars door HoogTij loopt het profiel Parken.

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders En Uitgangspunten Voor Het Bestemmingsplan

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Bedrijvigheid

4.2.1 Economische structuurvisie

De gemeentelijke Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Tevens geeft de ESV een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. De ESV richt zich op de versterking van de perifere bedrijventerreinen door te stellen dat deze terreinen een helder profiel moeten hebben, waarbij de economische functies voorrang hebben. Dit in tegenstelling tot kleine binnenstedelijke bedrijventerreinen waar vormen van menging van wonen en werken kunnen worden toegestaan.

Voor de perifere terreinen (zoals Bedrijven Zuid) betekent dit vooral dat er voldoende ruimte (fysieke maar ook milieuruimte) moet blijven bestaan voor bedrijven die vanuit milieu-overwegingen niet op kleine afstand gemengd kunnen worden met woningen.

De Economische Structuurvisie (met uitvoeringsagenda) is door de raad op 7 juni 2012 vastgesteld

4.2.2 Bedrijven in woonhuizen

Vanwege de woningen binnen het plangebied (aan de Dorpsstraat en de Nauernasche Vaart), is voor het plangebied ook relevant welk beleid Zaanstad voert voor bedrijven in woonhuizen.

Het beleid omtrent bedrijven in woonhuizen is vastgelegd in een bijlage bij het door de gemeenteraad op 29 januari 1988 vastgestelde Evaluatie vrijstellingenbeleid ruimtelijke ordening. Het beleid omtrent bedrijven in woonhuizen houdt het volgende in: ten aanzien van die gebieden waar alleen een pure woonbestemming geldt, wordt vanuit de Gemeente Zaanstad een terughoudend selectief beleid gevoerd met betrekking tot de vestiging van bedrijven in woonhuizen, ongeacht of het dienstverlening, detailhandel of een ambachtelijke branche betreft. In zo'n situatie staat de woonfunctie voorop, zowel wat de woning als de wijk betreft en hierop mag zo min mogelijk inbreuk worden gemaakt. De bedrijfsvestiging moet daarom ten opzichte van het woonhuis van ondergeschikte betekenis zijn. Van ondergeschiktheid is sprake, indien de vestiging beperkt blijft tot 65 m² en maximaal eenderde van de vloeroppervlakte van het woonhuis.

De bedrijfsvestiging mag geen negatieve invloed hebben op de omgeving, zowel ten aanzien van het functioneren op zich, als ten aanzien van de neveneffecten (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast). De bedrijfsvestiging moet een activiteit betreffen die in principe ook kleinschalig is en ondergeschikt blijft en die geen aanzet is tot een verdere verdringing van de woonfunctie.

De vestiging van bedrijven in detailhandel en ambachtelijke bedrijven met verkoopactiviteiten mag alleen plaatsvinden in de daartoe geschikte gebieden. Dit zijn de specifieke winkelcentra en de gebieden waar een vermenging van functies ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is.

4.2.3 Beleidsnota Creatieve Bedrijvigheid

De gemeenteraad heeft in januari 2010 het Beleidskader Creatieve Bedrijvigheid vastgesteld. De Beleidsnotitie Creatieve Bedrijvigheid biedt het kader voor maatregelen en beleidsinstrumenten voor creatieve bedrijvigheid. Het doel van de beleidsnotitie is kader en helderheid te bieden, af te bakenen en richting te geven aan de verdere beleidsontwikkeling en het nog uit te werken uitvoeringsprogramma.

Een belangrijk uitgangspunt is dat er voldoende bedrijfsruimte/broedplaatsen beschikbaar komt voor creatieve bedrijven. Bij de beschikbaarheid van bedrijfsruimte/broedplaatsen ligt de focus op stimulering van het basis- en middensegment van de creatieve bedrijvigheid. De inzet is snel te komen tot een aanbod aan betaalbare bedrijfsruimte om de overloop van creatieve bedrijven uit Amsterdam te faciliteren.

Voor deze kaderstellende notitie is veel draagvlak bij het Zaanse bedrijfsleven.

4.2.4 Ontwerpuitoveringsnota bedrijventerreinen

De ontwerpnota is op 13 november 2007 door het college vastgesteld op de principes.

Voor groei van economische activiteit gaat het beleid voor bedrijventerreinen zich richten op de grote perifere terreinen waarbij het accent op het zuiden van de stad ligt. Voor de binnenstedelijke bedrijventerreinen is afgesproken dat de economische functie kan blijven, met op kansen voor transformatie en menging met andere functies zoals wonen en maatschappelijke voorzieningen.

Om dit beleid verder vorm te geven is een indeling gemaakt in A, B en C locaties: groei- (A), bestendiging- (B) en verandergebieden (C).

A. De groeigebieden zijn die terreinen waar de komende jaren een hoge mate van groei van economische activiteit is te verwachten.

B. Bestendigingsgebieden zijn bedrijventerreinen waarop bedrijf(ven) zijn gevestigd die in Zaanstad zijn geworteld en op deze locaties blijven. Uitbreiding op de locatie is niet uitgesloten. Bij vertrek van een bedrijf is een nieuwe functie voor deze locatie in beeld.

C. Verandergebieden zijn die bedrijventerreinen die in de komende decennia geheel of gedeeltelijk van functie zullen veranderen. Voorwaarde daarbij is dat de positie van de zittende ondernemers gerespecteerd wordt. Dit betekent dat de bedrijfsvoering van een bestaande onderneming in beginsel niet belemmerd moet worden door veranderingen van functies in een gebied.

Met deze indeling zet het college van Burgemeester en wethouders een nadere koers uit voor de verdere ontwikkeling van bedrijventerreinen in Zaanstad. Bij deze keuze richt Zaanstad zich op die locaties waar zich de meeste kansen op groei voordoen. Dit zijn de A gebieden. De inzet van investeringsmiddelen vanuit de gemeente Zaanstad zal voor de bedrijventerreinen ook in deze richting gaan. Voor de terreinen in de categorie B en C beperkt de gemeente zich tot het dagelijks beheer en onderhoud en reguliere investeringen.

Bedrijven Zuid is een A-locatie, oftewel een groeigebied.

4.3 Wonen

4.3.1 Woonvisie

Het woonbeleid was in het verleden sterk gericht op kwantiteit: hoge productie om het woningtekort te verminderen. Het primair sturen op kwantiteit geeft echter geen afdoende antwoord meer op de Zaanse uitdaging om een vitale stad in de metropool te worden met Amsterdam als kern. De strategische doelstelling van de woonvisie is daarom het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek. De volgende vier beleidsopgaven geven richting aan het Zaans Mozaïek:

  1. 1. Door sterker te sturen op kwaliteit en gedifferentieerde woonmilieus kan Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad blijven en haar positie binnen de regio versterken.
  2. 2. Het tegengaan van verval en benutten van kansen in de wijken versterkt de fysieke, economische en sociale kwaliteit van de wijken en draagt bij aan de verscheidenheid van de stad.
  3. 3. De vergrijzing en het streven om mensen met een zorgvraag te laten participeren in de samenleving vraagt om een verdere uitrol van het ingezette beleid van wonen, welzijn en zorg.
  4. 4. Duurzaamheid als basis is een voorwaarde voor een op de langere termijn kwalitatief hoogwaardige, aantrekkelijke, veilige en gezonde stad.

4.3.2 Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012

Dit beleidsdocument is op 1 mei 2012 vastgesteld. De nota is de basis voor uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning en daarbij behorende bouwwerken. Het dient als één van de bouwstenen bij de actualisatie van de bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad en is tevens toetsingskader voor het wel of niet medewerking verlenen aan het afwijken van (oudere) bestemmingsplannen of een ontheffing van de bouwverordening.

De nota Woonbebouwing is niet van toepassing op (erven van) woonschepen/woonarken, woonwagens, recreatiewoningen, appartementencomplexen, monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten.

Het doel van de nota Woonbebouwing is om een verantwoorde, eenduidige afweging te kunnen maken over uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning (hierna 'woningen') en hierbij behorende bouwwerken zoals aanbouwen en dergelijke.

Het beleid heeft betrekking op:

  • Vergroting van het hoofdgebouw;
  • Dakkapellen;
  • Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen en bijgebouwen);
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals dakterrassen, zwembaden, erfscheidingen, sport- en speeltoestellen, vlaggenmasten, keermuren, dakramen etc.).

Vanuit de begrippen zijn een aantal beleidsregels opgesteld. Deze regels geven meer mogelijkheden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen, maar ook de samenhang van het stedenbouwkundige geheel en het bebouwingsbeeld wordt gewaarborgd. De regels zijn progressief en gemaximaliseerd. De regeling stelt de hiërarchie in het bebouwingsbeeld tussen hoofdgebouw, in bouwkundig en visueel opzicht het belangrijkste gebouw, en de bijbehorende bouwwerken veilig. Dat gebeurt door regels te stellen aan het maximaal toegestane oppervlak, de positionering op de kavel, goot- en nokhoogte, maar ook de breedte van de aanbouw ten opzichte van het hoofdgebouw.

Naarmate een erf groter is mag er meer bebouwing aan het erf worden toegevoegd. Per type grootte is er een maximum aan het aantal vierkante meters dat er mag worden bebouwd. De goothoogte van de regeling sluit aan bij de regels voor het vergunningsvrije bouwen. De hoogte van de erfbebouwing is gerelateerd aan de hoogte van het hoofdgebouw. De nota houdt rekening met de doorzichten die bij bebouwing in het lint hoort. Bijgebouwen zijn slechts aan één zijde van en/of achter het hoofdgebouw toegestaan. Hierdoor blijven doorzichten gehandhaafd en blijven vrijstaande woningen ook als vrijstaande woningen gehandhaafd. Een regeling voor erkers is ook meegenomen. In de regeling is ook een welstandelijk aspect meegenomen

4.3.3 Welstandsnota

De welstandsnota is op 13 maart 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Onder meer zijn gebiedsgerichte welstandscriteria aangegeven. Heel Zaanstad is onderverdeeld in verschillende gebieden die afzonderlijk ruimtelijk (functioneel) geanalyseerd, getypeerd en beschreven zijn. Daarbij zijn vervolgens criteria aangegeven die bij het welstandstoezicht van belang zijn. In de welstandsnota worden ook criteria voor specifieke bouwwerken genoemd zoals Zaanse huizen, houten pakhuizen en loodsen, stenen pakhuizen en fabrieken.

Aanvragen van omgevingsvergunningen zullen door de welstandscommissie worden beoordeeld op grond van de criteria zoals deze verwoord staan in de nota. Een doel van de nota is ook om tot een eenduidig en samenhangend toetsingskader en beleid te komen, maar ook om als inspiratiebron te dienen voor degenen die (bouw)plannen maken.

De recente actualisatie van de welstandsnota betreft onder andere uitgebreidere criteria voor enkele specifieke gebieden en criteria voor specifieke Zaanse objecten zoals molens, kapbergen en stolpboerderijen.

4.3.4 Woonschepennota

In de woonschepennota 2010 wordt aandacht besteed aan alle beleidsaspecten (met uitzondering van financiën en belastingen) die verband houden met het wonen op het water in woonschepen. In de nota worden de beleidskeuzes benoemd en nader uitgewerkt die bij deze vorm van wonen op het water van belang zijn, zoals ligplaatsen nemen, ruimtelijke inpassing en veiligheid, aanzicht van de gemeente, bouwvoorschriften en vergunninguitgifte. Hierbij ligt de focus op het huidige woonschepenbestand en bestaande ligplaatslocaties binnen de gemeente Zaanstad. De nota zet niet in op nieuwe initiatieven voor nieuwe ligplaatsen. Volstaan wordt met de mogelijkheid van verdichten van bestaande locaties of binnen bestaande locaties het aantal ligplaatsen uit te breiden om knelpunten op te lossen.

De woonschepennota 2010 behandelt ook het vraagstuk over de binnen de gemeente afgemeerde woonschepen die niet beschikken over de vereiste vergunningen. Daarbij wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt van het college: legaliseren wat kan, handhaven wat moet. In de eerste plaats wordt gekeken of de huidige ligplaats gelegaliseerd kan worden. Voor de gevallen waarbij legalisatie met behoud van eigen ligplaats niet mogelijk of niet wenselijk is, zal aangegeven worden of binnen de door het college geformuleerde criteria alternatieve ligplaatsen aangeboden worden. In de gevallen dat legaliseren niet (meer) mogelijk is, zal handhavend worden opgetreden.

4.4 Kantoren

4.4.1 Structuurvisie kantoren Zaanstad en notitie schaarstebeleid kantoren

Kern van de structuurvisie is dat Zaanstad zoveel mogelijk moet inzetten op Inverdan als kantorenlocatie. Zaanstad dient een schaarstebeleid te voeren: grootschalige kantoorontwikkeling is exclusief voorbehouden aan Inverdan. Voor kleine, lokaal gewortelde of georiënteerde bedrijven moet er in gelimiteerde mate ruimte voor kantoorvestigingen elders (Zaanstad-noord) worden geboden. Het moet dan gaan om kleine kantoren tot een maximum volume en niet op risico. Het gaat hierbij om maximaal 1.500m² brutovloeroppervlak per jaar, met een maximum grootte per vestiging van 500m² (bij uitbreiding 750m² ). Kantoorpanden zijn slechts voor eigen gebruik of tenminste voor 75% aantoonbaar verhuurd. Concurrentie voor Inverdan vanuit bedrijventerreinen dient beperkt te worden. Daarbij dient paal en perk te worden gesteld aan de vrije verhuur van kantoorruimte bij bedrijfsruimte.

4.4.2 Notitie schaarstebeleid kantoren

De notitie Schaarstebeleid Kantoren is op 24 november 2009 vastgesteld door het college. Op 7 januari 2010 is de raad om een zienswijze gevraagd, dit heeft echter niet tot andere inzichten geleid.

Kern van de notitie is dat het tot nu toe gevoerde schaarstebeleid op het gebied van kantoren wordt bijgesteld. Nog steeds wordt Inverdan als hét kantorengebied van Zaanstad gezien. Om tegemoet te komen aan de vraag van kantoorgebruikers die vestigingseisen hebben die niet in Inverdan geaccommodeerd kunnen worden, wordt op de VVZ-locatie en Poort Clam Dijcke kantoorontwikkeling toegestaan. Op de VVZ locatie kan 10.000 m² en op Poort Clam Dycke kan 3.000 m² ontwikkeld worden. Op deze manier wordt de concurrentie met Inverdan beperkt.

Daarnaast wordt in het binnenstedelijke gebied ruimte geboden voor lokaal gebonden kantoorhoudende bedrijvigheid. Dit met een maximum van 1.500 m² per jaar. Daarmee wordt aangesloten bij de Structuurvisie Kantoren (2004). Door kantoorontwikkeling in het binnenstedelijke gebied toe te staan worden kansen geboden voor transformatie op de binnenstedelijke bedrijventerreinen. Wat betreft kantoorontwikkeling op perifere terreinen wordt voortgeborduurd op de Structuurvisie Kantoren; het wordt als een onwenselijke ontwikkeling beschouwd.

4.5 Detailhandel

4.5.1 Provinciaal detailhandelsbeleid

Het provinciaal detailhandels- en leisurebeleid is op 9 februari 2009 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. De kern van het beleid is, dat er een positieve grondhouding is naar nieuwe ontwikkelingen, voor zover die de bestaande ruimtelijke detailhandelstructuur aanvullen en versterken.

Het overheidsbeleid moet erop gericht zijn om de marktdynamiek en trends te faciliteren, zoals schaalvergroting, nieuwe concepten en combinaties en perifere locatiekeuzes. Eén en ander dient wel te geschieden onder een aantal randvoorwaarden. Onderdelen daarvan zijn het voorkomen van overbewinkeling, het aanpakken van branchevervaging en pdv/gdv op ongewenste plekken en het voorkomen van detailhandel op bedrijventerreinen

Ten aanzien van PDV/GDV is het beleid, dat ontwikkelingen op ongewenste locaties moeten worden tegengegaan. De provincie laat het onderscheid tussen pdv en gdv los en laat aan de regio's en aan de locale overheden over in hoeverre dit onderscheid wordt toegepast. Detailhandelsontwikkelingen groter dan 1500 m² vloeroppervlak (buiten bestaande winkelcentra) en groter dan 5000 m² vloeroppervlak (binnen bestaande centra) zijn grootschalige detailhandelsontwikkelingen die regionale afstemming behoeven.

Regio's moeten beschikken over een regionale visie op detailhandel. Het beleid bevat ten minste een beschrijving van de bestaande en gewenste structuur van de regio. Ook is er regionale overeenstemming over de ontwikkelingen (programma).

Uitgangspunt in het provinciaal beleid is verder, dat detailhandel op bedrijventerreinen moet worden voorkomen. Een nieuwe vorm van verkoop is die via internetwinkels. Daarvoor geldt specifiek beleid. Afhaalpunten van internetwinkels kunnen zich op bedrijventerreinen vestigen. Deze afhaalpunten hebben opslag en distributie als primaire bedrijfsactiviteit, en mogen zich niet ontwikkelen tot complete winkels met een uitgebreide etalagefunctie en productadvisering.

4.5.2 Regionaal detailhandelsbeleid

Op 13 december 2011 heeft de Regioraad van de Stadsregio Amsterdam het regionale detailhandelbeleid vastgesteld. Ook dit beleid is gericht op versterking van de bestaande winkelstructuren. Locaties die kansrijk en structuurversterkend zijn, mogen worden (her)ontwikkeld en uitgebreid. Buiten de gewenste structuur worden ontwikkelingen tegengegaan. Detailhandelsvestigingen zijn louter gevestigd in verstedelijkt of te verstedelijken gebied: hoofdwinkel-, stadsdeel- of wijkcentra, alsook op specifiek benoemde locaties op bedrijventerreinen (solitaire vestigingen zijn daarom uitgesloten). Ook solitaire vestigingen buiten woongebieden zijn uitgesloten; nieuwe winkelinitiatieven dienen beoordeeld te worden door de RCW op basis van ruimtelijke relevante criteria.

Wat betreft de perifere en grootschalige detialhandellocaties, is het beleid, dat alleen op bepaalde -reeds als zodanig door de regio aangemerkte locaties, grootschalige detailhandel is toegestaan. Dat blijft in beginsel ongewijzigd. Wel kan een gemeente een verzoek indienen om grootschalige detailhandel toe te staan op een perifere locatie. In dat geval zal een goede onderbouwing van het verzoek op ruimtelijk relevante gronden evenals een analyse van de gevolgen van de verruiming voor de regionale detailhandelstructuur vereist zijn. De Regionale Commissie Winkelplanning zal zo'n verzoek tot verruiming toetsen aan het kwalitatieve beoordelingskader. Indien bestaande PDV-locaties brancheverruiming nastreven geldt hetzelfde beoordelingskader als voor nieuwe locaties.

Voorwaarde moet zijn dat de verruiming de detailhandelstructuur versterkt. De RCW brengt ook op verzoeken voor brancheverruiming op PDV-locaties een advies uit. Naast deze locaties voor grootschalige detailhandel zonder branchebeperkingen, zijn er de traditionele PDV-locaties, waar louter de PDV-branches zijn en blijven toegestaan. Brancheverruiming/-vervaging is op deze locaties niet toegestaan. Nieuwe perifere detailhandellocaties worden in beginsel tegengegaan.

4.5.3 Notitie PDV/GDV

Een notitie perifere/ grootschalige detailhandel is in voorbereiding. Zaanstad kent op haar perifere locaties nu alleen de mogelijkheid van perifere detailhandel (PDV). PDV-winkels verkopen volumineuze artikelen binnen de branches die door het Rijk zijn beperkt. Deze worden nader gedefinieerd als auto's, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en wooninrichting waaronder meubelen. In de loop van de tijd zijn hieraan ook kampeer- en outdoorartikelen toegevoegd. GDV staat voor grootschalige detailhandelsvestiging. De wenselijkheid van het toestaan van GDV op perifere locaties is een onderdeel hiervan. Bij GDV- winkels is niet het volume van het artikel bepalend, maar de omvang van de winkel. Het gaat om winkels met een vloeroppervlak van minimaal 1.500 m².

4.6 Horeca

4.6.1 Horecabeleid

Zaanstad heeft het horecabeleid voor de periode 2008-2011 vastgesteld in de Nota Integraal Horecabeleid. In deze nota zijn de volgende zes beleidsprioriteiten opgenomen:

  1. 1. Toewerken naar meer balans in het horeca aanbod (meer ruimte voor nieuwe horeca, ontmoedigen van vluchtige horeca in het lagere marktsegment);
  2. 2. Zorg dragen voor een gezonder uitgaansklimaat;
  3. 3. Realiseren van een leefbaar en veilig uitgaansklimaat (het beperken van de overlast in de nacht in het horecaconcentratiegebied, stimuleren van de leefbaarheid);
  4. 4. Realiseren van een aangenamer horecaklimaat;
  5. 5. Meer duidelijkheid in regelgeving en effectievere handhaving;
  6. 6. Versterken van de samenwerking tussen betrokken partijen.

De vestiging van een horecabedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de aanliggende terreinen als (bebouwd) terras. Zaanstad kent geen apart terrassenbeleid. De exploitatieregels vloeien voort uit bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de landelijke regelgeving (ter bescherming van het woon- en leefmilieu).In de nota zijn geen specifieke zaken geregeld voor horeca op bedrijventerreinen.

4.6.2 Beleidsregels ondersteunende horeca

Op een bedrijventerrein kan sprake zijn horeca als ondergeschikte functie van bedrijven. Bij de vraag of in een concreet geval sprake is van ondergeschikte horeca wordt getoetst aan de door de burgemeester en wethouders vastgestelde 'Beleidsregels ondersteunende horeca'. In deze beleidsregels is een aantal bestemmingen genoemd waarin ieder geval sprake kan zijn van ondergeschikte horeca, zoals sport, maatschappelijk en cultuur & ontspanning. Voor ondergeschikte detailhandel gelden dezelfde uitgangspunten als voor ondergeschikte horeca.

Er is sprake van ondergeschikte horeca en detailhandel als:

  1. 1. de horeca-/detailhandelsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en deze niet meer dan 25% van de totale oppervlakte beslaat met een maximum van 100 m²;
  2. 2. de openingstijden afgestemd zijn op de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  3. 3. er geen sprake is van een aparte ingang (de toegang tot de horeca-/detailhandelsactiviteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit).

Verder mag de activiteit niet worden uitgevoerd door derden, mag geen alcohol worden geschonken en mag er geen aparte reclame voor worden gemaakt. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld het ijsje op de kinderboerderij of een drankje in de sportkantine.

4.7 Infrastructuur En Parkeren

In deze paragraaf volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van verkeer, parkeren en (ondergrondse) infrastructuur.

4.7.1 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP)

Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad met een overgrote meerderheid het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten de het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.

Voor bedrijvenlocaties dient te worden gezorgd dat het openbaar vervoer en de fiets een goed alternatief zijn. Deze inzet van alternatieven is nodig om te voorkomen dat het wegennet dichtslibt met woon-werkverkeer, waardoor er economische schade ontstaat voor het economisch weggebonden verkeer. Voor het bereiken van dit beleidspunt wordt ingezet op het creëren van overdekte/afgesloten fietsenstallingen bij ieder bedrijf.

4.7.2 Verkeersplan

Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van het categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag.

De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.

In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004.

4.7.3 Fietsnota

Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden.

Zaanstad doet al veel dingen op het gebied van de fiets in Zaanstad. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Westerwindpad en zeer recentelijk nog het realiseren van een OV-fiets uitgiftepunt op station Krommenie-Assendelft. Er moet echter meer gebeuren. Vandaar dat er een fietsnota is opgesteld met een Actie Plan Fiets dat concrete maatregelen omvat. Enkele maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van (ontbrekende) fietspaden, verbetering van wegbewijzering, verbetering van het fietsparkeren en diefstalpreventie.

De fietsnota Zaanstad is tot stand gekomen met raadpleging van diverse belangengroepen, zoals de Fietsersbond, Veilig Verkeer Nederland, de Ondernemerskring Zaanstreek en de wijkoverlegorganen.

4.7.4 Parkeernota

In februari 2010 is de Parkeernota Zaanstad 2009 vastgesteld in de gemeenteraad. De parkeernota is in twee delen gesplitst. De belangrijkste punten uit het eerste deel van de parkeernota;

  • Bouwplannen kunnen getoetst worden aan nieuwe actuele parkeernormen. Hiermee wordt voorkomen dat parkeeroverlast op de omgeving wordt afgewenteld zonder dat de ontwikkelaar moet voorzien in te veel parkeerplaatsen;
  • Voor de sterk stedelijke zone A en B (Inverdan en het gebied tussen de Wibautstraat en de Provincialeweg en de Vincent van Goghweg en de Den Uylbrug) krijgen ontwikkelaars de keus; óf het parkeren wordt gerealiseerd op eigen terrein óf de eis wordt afgekocht bij de gemeente. Het parkeren of realiseren van parkeerplaatsen op het terrein van derden is niet meer mogelijk in dit gebied. Het afkopen van de parkeereis wordt voor iedereen mogelijk, dus ook als de parkeerdruk hoog is. Voor Indervan-West en Saendelft kan, wanneer de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven proactief een regiem worden ingevoerd met betaald parkeren of parkeren voor vergunninghouders.

Deel twee van de parkeernota zal later worden uitgewerkt en zich meer toespitsen op betaald parkeren, speciale tarieven voor milieuvriendelijke auto's en betalen naar gebruik in de stad. Ook wordt in deel twee van de nota aandacht besteedt aan buurtgarages en parkeren op afstand.

4.8 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

4.8.1 Erfgoed

4.8.2 Archeologie

4.8.3 Cultuurhistorie en monumentenzorg

4.9 Overige Onderwerpen

4.9.1 Beleidsregel grootschalige reclamemasten

Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 m en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen.

Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit. Dit heeft als gevolg dat nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet worden toegestaan. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten.

4.9.2 Nota kleine windturbines

Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.

Provinciale Staten hebben echter op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land. Naar aanleiding van dit besluit is in de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie de volgende definitie opgenomen:

Windturbines: een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica’s hiervan;

Dit heeft gevolgen voor het Zaanse beleid, in die zin dat windturbines met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter niet zijn toegestaan.

Zie ook paragraaf 3.2.3. Beleidskader Wind op Land.

4.9.3 GSM beleid Zaanstad

Het GSM beleid is op 16 november 1999 door burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad vastgesteld. De gemeente Zaanstad werkt mee aan de plaatsing van zendinstallaties.

Uitgangspunt is dat er geen 'witte vlekken' mogen ontstaan. Voor het plaatsen van een zendinstallatie kan een omgeveingsvergunning voor bouwen nodig zijn. Voor plaatsing van omgevingsvergunningplichtige zendinstallaties spelen de stedenbouwkundige aspecten een belangrijke rol, zoals landschappelijke en ruimtelijke inpassing, horizonvervuiling, openbare ruimte en ook de welstandseisen.

Omdat elke stad en dus ook Zaanstad is opgebouwd uit verschillende functies en gebiedstyperingen is ervoor gekozen om Zaanstad te verdelen in vier categorieën, waarbij per categorie aparte richtlijnen gelden. De vier categorieën zijn kantoorgebieden, gebieden rond infrastructuur, woongebieden en buitengebieden. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • plaatsing bij voorkeur niet in het woongebied en/of op woongebouwen;
  • plaatsing wel toegestaan op andere bouwwerken dan woongebouwen indien voor een dekkend netwerk noodzakelijk;
  • reeds geplaatste zendinstallaties op woongebouwen zullen te zijner tijd moeten worden verplaatst;
  • bij voorkeur één hogere mast boven meerdere kleine masten;
  • geen zendmasten in beschermd dorpsgezicht;
  • exploitanten dienen zoveel mogelijk gebruik te maken van gezamenlijke opstelpunten.

Hoofdstuk 5 Uitgangspunten

5.1 Stedenbouwkundige Aspecten/ Uitgangspunten

De volgende specifieke stedenbouwkundige uitgangspunten zijn van toepassing:

Het plangebied beslaat een deel van de gemeente Zaanstad dat hoofdzakelijk uit bedrijfsterrein bestaat. Aangezien voor de toekomst wordt voorzien dat het gebied deze functie hoofdzakelijk zal behouden zijn de voor het gebied van toepassing zijnde uitgangspunten uit de gebiedsprofielen van de Structuurvisie bij het maken van het bestemmingsplan aangehouden.

Hierbij wordt gezocht naar een goede verhouding tussen het zorg dragen van voldoende mogelijkheden om op deze terreinen een gezonde bedrijfsvoering mogelijk te maken en tegelijkertijd deze mogelijkheden te reguleren om een goede ruimtelijke inrichting van het gebied te waarborgen. Hierbij worden vanuit stedebouwkundig oogpunt de bestaande ruimtelijke kwaliteiten in het bestemmingsplan gewaarborgd en getracht te verbeteren. Tevens is van belang hierbij te zorgen dat eventuele negatieve effecten van deze bedrijvigheid op de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.

Hetzelfde geldt wat dat betreft voor andere in het gebied aanwezige functies: het onderzoeken van ontwikkel/uitbreidingsmogelijkheden die bij het goed laten functioneren van de bestemde percelen aansluiten en door de ruimtelijke kwaliteit van het geheel te bewaken en te zorgen dat mogelijkheden geen of zo min mogelijk negatieve effecten op de omgeving hebben.

Als basis worden hierbij de mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplanregelingen als vertrekpunt genomen. De regelingen worden geactualiseerd naar aanleiding van huidige situatie, huidig beleid op verschillende terreinen en wijze van bestemmen. Op sommige plekken worden hiermee meer mogelijkheden gerealiseerd (flexibeler, globaler) en op andere plekken worden, wanneer daarvoor ruimtelijk een gegronde reden is, terreinen op een meer gedetailleerde wijze bestemd.

Dit laatste is bijvoorbeeld gebeurt op plekken waar de aanleg van de Zuidelijke Randweg ervoor gezorgd heeft dat terreinen die eerst de achterkant van een gebied vormden nu vanwege hun ligging direct in het zicht vanaf een belangrijke ontsluiting van de stad meer bewaking van de ruimtelijke kwaliteit behoeven. Hierbij worden gebieden niet op slot gezet, maar zijn bebouwingsmogelijkheden voorzien van nadere ruimtelijke randvoorwaarden, zodat verdere ontwikkeling van het gebied mogelijk wordt gemaakt. Dit speelt met name binnen deelgebied Zuiderhout.

5.1.1.1 HoogTij

Ten noorden gelegen van het Noordzeekanaal zijn verschillende gebieden ontstaan met elk een eigen functie en ruimtelijke uitstraling. Voorbeelden zijn de Nauernasche polder en de bestaande bedrijventerreinen. Deze gebieden worden van elkaar gescheiden door waterlopen, zoals de verschillende zijkanalen. De gebieden kunnen beschouwd worden als autonome schakels.

Gebiedsuitgangspunten

De Westzanerpolder, met daarin gelegen het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein HoogTij, is ook zo'n schakel met een eigen functie, dynamiek en ruimtelijke betekenis.

Voor het gebied zijn de uitgangspunten voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein vastgelegd in de Bebouwingsleidraad Bedrijvenpark HoogTij. In dit document is het gebied opgedeeld in verschillende zones waarvoor verschillende uitgangspunten zijn geformuleerd. Op dit moment wordt door de gemeente gewerkt aan het herijken van de bebouwingsleidraad. De insteek hierbij is het in grote lijnen aansluiten op ruimtelijke kwaliteitseisen die in de bestaande bebouwingsleidraad reeds zijn benoemd. Het gaat daarbij voornamelijk om het in stand houden van de uitgangspunten voor de randen van HoogTij naar de omgeving toe. Voor de “binnenkant” van de gebieden wordt getracht vooral meer flexibiliteit te geven. Het gaat daarbij dan vooral om het meer flexibel maken van de verkaveling van het gebied. De zoneringen uit de bebouwingsleidraad zijn als zodanig niet meer gedetailleerd naar het bestemmingsplan vertaald.

Opbouw gebied

De indeling van HoogTij is opgebouwd op een wijze waarbij de ruimtelijke structuur zich oriënteert op het Noordzeekanaal. Hierbij worden voor de bebouwing aan de noordzijde van het gebied relatief kleinere hoogtes mogelijk gemaakt. Aan de zuidkant van het gebied, langs het Noordzeekanaal is het realiseren van veel grotere hoogtes (maximaal 35 meter) mogelijk gemaakt. Er is wat dat betreft globaal een opgaande lijn van noord naar zuid in het gebied te herkennen in de mogelijkheden qua volume. Hiermee wordt aangesloten op de kleinere schaal van de aanwezige elementen aan de noordzijde van het gebied (woonomgeving) alsmede worden deze daarmee herkenbaar gehouden (dijklichaam). Op diverse plekken in het gebied wordt gestreefd om bijzondere locaties qua bouwhoogte ruimtelijk te accentueren om als zodanig de (ontsluitings)structuur van het plangebied beter leesbaar te maken. Hiertoe zijn mogelijkheden binnen de bestemmingsvlakken opgenomen.

In de zuidwestelijke hoek van HoogTij is een zone gereserveerd bedoeld voor havengebonden bedrijvigheid met mogelijkheden voor grotere volumes en hogere milieucategorieën. Op de hoek van Zijkanaal D en het Noordzeekanaal is daarbij een hoogteaccent van 40 meter mogelijk gemaakt. Met betrekking tot de havengebonden bedrijvigheid wordt voorzien dat dit activiteiten zijn die overwegend plaatsvinden op grote verharde oppervlakten en/of in grote bedrijfshallen. Op de verharde oppervlakten vindt vooral opslag en overslag plaats (bijvoorbeeld containers).

De opzet van HoogTij is zo dat vooral vanaf de Westzanerweg een representatief ruimtelijk beeld ontstaat. Hiertoe worden de terreinen voor op- en overslag afgeschermd met zowel landschappelijke ingrepen zoals een dijklichaam als door het realiseren van bedrijfsbebouwing langs de weg. Het hoogteaccent op de zuidwestelijke hoek van het haventerrein speelt een belangrijke rol in deze afschermende werking vanaf de westelijke kant. Tevens is dit een plek die niet alleen de entree van het bedrijventerrein vormt maar tevens als entree van de stad. Dit markante punt is wanneer men vanuit het westen de stad benaderd al van ver zichtbaar en past goed bij de schaal van het Noordzeekanaal en van het achtergelegen havengebied. Markante bebouwing op deze plek in de vorm van een hoogte-accent met bijzondere eigentijdse architectonische en kwalitatief hoogwaardige uitstraling maakt van deze entree een herkenningspunt op een wijze zoals pakhuis De Vrede aan de oostkant een herkenningspunt vormt voor de stad

Bebouwingsstructuur

De mogelijkheden voor bedrijfspanden variëren in bouwhoogte van laag (maximaal 9, tot incidenteel 12 m) langs de noordelijke randen tot hoog (maximaal 35 m) in de zone langs het Noordzeekanaal. Waarbij aan het Zijkanaal D een hoogteaccent van 40 m mogelijk is. Wat betreft de bedrijfsomvang is sprake van een schaalverloop van groot naar klein. In de zone langs het Noordzeekanaal wordt omvangrijke bebouwing met een havengebonden uitstraling mogelijk gemaakt. In het noorden wordt gemikt op wat meer kleinschalige en duurzame bebouwing in aansluiting op de ecologische zone langs de dijk.

Het instellen van een minimale bouwhoogte langs een groot deel van de Westzanerweg draagt bij aan een herkenbare ruimtelijke opbouw van het gebied in oost-weststroken en een samenhangend beeld langs de Westzanerweg.

Er wordt gestreefd om bijzondere locaties qua bouwhoogte ruimtelijk te accentueren om als zodanig de (ontsluitings)structuur van het plangebied beter leesbaar te maken. Hiertoe zijn mogelijkheden binnen de bestemmingsvlakken opgenomen.

Blauw/groene kruis

In het gebied wordt een blauw/ groen kruis aangelegd, dat een sterke en herkenbare structurerende uitstraling zal hebben voor het bedrijfsterrein. Het blauwe element bestaat uit een waterbassin, dat ten noorden van de Westzanerweg wordt gerealiseerd. In dit waterbassin vindt een deel van de waterberging van het gebied plaats. Ook heeft het water een functie in de ecologische waterzuivering, met name van het water dat van de Westzanerweg afkomstig is.

Het bassin zorgt tenslotte voor een rustige en fraaie voorgrond voor de gebouwen, die langs de noordelijke ventweg worden gerealiseerd.

Het groene element is een parkzone (Westzanerpark), die de dijkzone de Overtoom en de Noordzeekanaaldijk met elkaar op een centraal punt in de polder verbindt. Dit park ligt laag noordelijk van de Westzanerweg, maar loopt aan de zuidzijde in een aantal terrassen omhoog en mondt uit op een markant punt op niveau van de dijk langs het Noordzeekanaal, namelijk tegenover de ingang van de Amerikahaven. Het park heeft een functie voor de pauzerecreatie en vormt de kwalitatieve drager voor een fietsverbinding naar het Noordzeekanaal vanaf de Overtoom.

Gedifferentieerde randzone

De Westzanerpolder kent randen met de omgeving, die onderling duidelijk verschillen. De zuidrand richt zich op het Noordzeekanaal en wordt gevormd door de Noordzeekanaaldijk met een hoogte van ca. 4 m, maar ook door een lange zeehaven. De bebouwing van HoogTij grenst vrij dicht aan deze dijk en kan daar over het algemeen een stevige maat krijgen, die is afgestemd op de maatvoering van het kanaal. De noordrand bestaat uit de Overtoom, die een bochtig verloop heeft. De grens wordt gevormd door deze dijk en een natuurstrook die daar direct naast is gesitueerd. Aan het oostelijk deel van de Overtoom is bebouwing aanwezig, die grenst aan de bebouwingskern van Westzaan rond het zuidelijke deel van het Zuideinde. De westrand en oostrand worden bepaald door de Zijkanalen D en E met daarlangs dijkjes in een redelijke groene setting en met een recreatieve functie.

Ontsluitingsstructuur

Bij het ontwerp van de verkeersstructuren in HoogTij wordt uitgegaan van de principes en wegcategorisering die horen bij "Duurzaam Veilig". Een deel van de infrastructuur is al aangelegd, maar het grootste deel nog niet.

De Westzanerweg is geclassificeerd als een gebiedsontsluitingsweg A binnen de bebouwde kom (70 km/h) met een profielbreedte van 7,00 m voor de hoofdrijbaan en aan beide zijden vrijliggende fietspaden en parallelwegen. De fietspaden zullen in twee richtingen te berijden zijn om oversteekbewegingen over de Westzanerweg tot een minimum te beperken. Om conflicten tussen fietsers en vrachtverkeer te voorkomen, zullen de parallelwegen waar aanwezig, niet gecombineerd worden met fietsroutes maar zullen deze een eigen verhardingsstrook krijgen. Tussen de hoofdrijbaan van de Westzanerweg en de parallelweg en het fietspad ligt een brede groenstrook en een waterpartij. Dit totale profiel zal ca. 89 m breed worden.

De hoofdontsluitingswegen van het bedrijvenpark (zijstraten van de Westzanerweg) zijn geclassificeerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom (50 km/h). Het profiel van deze wegen zal uit duurzaamheidsoverwegingen relaitef smal gedimensioneerd worden, om zoveel mogelijk openbaar groen te kunnen concentreren langs de Westzanerweg en in de centrale groenstrook.

De Westzanerweg vormt de hoofdontsluiting van het gebied. Zowel oostelijk als westelijk gaat deze weg over in wegen met een soortgelijke verkeersfunctie. Het aantal zijwegen ter ontsluiting van de deelgebieden moet beperkt blijven vanwege de doorstroomfunctie van deze weg. Er zijn op twee plaatsen aansluitingen voor het bedrijfsterrein middels rotondes met een onderlinge afstand van ca. 500 m. Als de verkeersdrukte in de toekomst groter wordt dan de capaciteit van rotondes kunnen deze in de toekomst worden omgebouwd tot met verkeerslichten geregelde kruisingen. De verkeersintensiteit van de Westzanerweg is nu 8000 motorvoertuigen per etmaal en zal bij een volbezet bedrijvenpark volgens de prognoses in 2020 op ca. 20.000 motorvoertuigen per etmaal uitkomen. De Westzanerweg zal tot die tijd met het huidige profiel van tweemaal een rijstrook de hoeveelheid verkeer kunnen verwerken. Pas na 2020 zal een verdubbeling van het aantal rijstroken nodig kunnen zijn. Daarnaast is er een aansluiting gerealiseerd vanaf de Overtoom, via de Veldweg en het Rak, op de Westzanerweg. Dit ter ontlasting van de nauwe doorgang op het gedeelte van de Overtoom/Westzanerdijk naar de Hoofdtocht in bedrijventerrein Westerspoor.

Bij de nadere invulling van het gebied is het uitgangspunt dat de bedrijfsgebouwen alle aan de voorzijde toegankelijk worden gemaakt voor autoverkeer. Het zware vrachtverkeer kan straks op veel plaatsen de bedrijfsgebouwen bereiken via zogenaamde laad- en loswegen. Deze wegen worden aan de achterzijden van de grootschalige bedrijven gesitueerd en zijn vooral bedoeld voor vrachtverkeer en hebben een louter functionele en ruim gedimensioneerde inrichting.

De exacte opdeling van de deelgebieden is en zal ook in de toekomst afhankelijk zijn van de gewenste en gevraagde perceelgrootte van bedrijven. Daarom is slechts de hoofdontsluitingsstructuur in het gebied als zodanig bestemd. Binnen de grotere vlakken die de bestemming Bedrijven hebben gekregen wordt het realiseren van ontsluitingsstructuren van een lagere orde mogelijk gemaakt zodat de invulling en verkaveling van deze gebieden nog flexibel is.

Zuidelijke Randweg

In het oostelijk gelegen bedrijventerrein Westerspoor is de 'Zuidelijke Randweg' inmiddels

gerealiseerd die functioneel overgaat in de Westzanerweg (ook een gebiedsontsluitingsweg A). De Zuidelijke Randweg heeft overal een zelfde beeld. De wegstructuur is gelijk in Westerspoor en HoogTij. Er is dan sprake van een weg met als hoofdfunctie een gebiedsontsluiting van de beide industriegebieden en in beperkte mate een doorgaande stroomfunctie. Het wordt dus geen nieuwe rijksweg. De Zuidelijke Randweg kent twee maal een rijstrook en een reservering voor twee maal twee rijstroken. Dit zal pas naar verwachting na 2020 nodig zijn.

Overige verkeersaspecten

Fietsverkeer wordt merendeels gecombineerd met de binnenwegen van het bedrijfsterrein. Op de Westzanerweg zelf zijn geen fietsers toegestaan. Op de parallelwegen langs de

Westzanerweg wel en daar worden fietsbanen gemarkeerd. In een afzonderlijk fietspad is voorzien vanaf de oostelijke (bedrijfsterrein)ontsluitingsrotonde naar de Veldweg nabij Zijkanaal E. Bij de rotondes komen aparte oversteekplaatsen voor fietsers om de noordelijke en zuidelijke deelgebieden met elkaar te verbinden.

Als logische fietsroute van en naar de westkant van het industrieterrein geldt de route over de Kanaaldijk tot de binnenweg halverwege het noordelijke deelgebied, met een vervolg op de westelijke (bedrijfsterrein)ontsluitingsweg. In dit noordelijke deelgebied is ook een kortsluitroute voorzien naar de bufferzone.

Voor de oostkant van het plangebied is vanuit de bufferzone (vanaf de Veldweg) een kortsluitroute met een fietsbrug voorzien naar de fietsroute in de (noord-zuid) groenzone. Voor de oversteek met de Westzanerweg ist daarbij inmiddels voorzien in een fietsbrug zodat de fietsroute voortgezet kan worden naar het Noordzeekanaal en over de kanaaldijk.

Op de binnenwegen (uitgezonderd de echte laad- en loswegen) en in de groene dragers zijn wandelpaden geprojecteerd. Daarnaast kunnen de genoemde fietsroutes door wandelaars worden benut.

Ten behoeve van het realiseren van openbaar vervoerverbindingen bevinden zich op de Westzanerweg bushaltes. De bushaltes liggen direct na de rotondes van de Westzanerweg met de hoofdontsluitingswegen. Ieder bedrijf op het terrein ligt dan op redelijke loopafstand van deze haltes. Het gebied wordt met een buslijn met een halfuursdienst bediend tussen Zaandam, Beverwijk en Wijk aan Zee. In de toekomst zal daar waarschijnlijk nog een buslijn bij komen vanuit Saendelft naar Zaandam via de Westzanerweg waardoor de bediening met openbaar vervoer nog beter zal worden.

Parkeren, laden/lossen en het manoeuvreren van het (vracht)verkeer dient op grond van de Bouwverordening en de Nota bouwen en parkeren op eigen terrein plaats te vinden; ten behoeve van een optimale bereikbaarheid voor langzaam verkeer worden directe verbindingsroutes gecreëerd in oostelijke, noordelijke en westelijke richting.

Gestreefd wordt naar een verkeersveilige inrichting (duurzaam veilig); de bereikbaarheid per openbaar vervoer (bus) zal worden geoptimaliseerd. Er wordt gelet op voetpaden naar de bushaltes.

Waterstructuur

De hoofdstructuur van het toekomstige watersysteem bestaat uit een aaneengesloten ring. Aan de west-, noord- en oostzijde van het plangebied vormt het watersysteem de overgang van het plangebied naar de omgeving. De zuidkant van het watersysteem wordt gevormd door twee watergangen aan weerszijden van de Westzanerweg. Door het aaneengesloten karakter is circulatie van het water mogelijk en vormt het watersysteem een verbindend element door het hele plangebied. Het water kan zo een lang traject afleggen, dat gunstig is voor de waterkwaliteit.

Natuur en groenstructuur

Het water in de Westzanerpolder is van het type matig brak polderwater. Dit is met name het gevolg van brakke kwel vanuit het Noordzeekanaal, waarbij een duidelijke gradiënt in zoutgehalte optreedt van zuid naar noord. Daarnaast vindt kwel plaats vanuit de noordelijk gelegen polder Westzaan. Het watertype matig brak polderwater kent in potentie een soortenarm maar specifieke flora en macrofauna. Er zijn foeragerende vogels, zoals watervogels en steltlopers.

De Westzanerpolder vormt een schakel tussen het Noordzeekanaal en de noordelijk gelegen Polder Westzaan. Deze polder kent een rijke schakering aan vegetatiestructuren in een verlandingsreeks. Voorkomende typen zijn: graslanden, plantenrijk rietland, vogelrijk rietland in verlandend water, vogelrijk rietland op vaste bodem, bos en water. In water komen alleen vegetaties voor op plaatsen waar geen bagger opwervelt. De botanisch meest waardevolle vegetaties vallen binnen het plantenrijke rietland en liggen wat verder weg in het gebied. Ook komen er nog plaatselijk brakwatervegetaties voor binnen de verlandingsreeks. Ook de graslanden herbergen hier en daar nog zilte soorten. Doordat het milieu aan het verzoeten is zullen zeldzame, aan brakwater gebonden levensgemeenschappen op den duur verdwijnen. De meeste kansen voor natuurontwikkeling bieden de binnen- en buitenranden van de polder. De bufferzone en de dijkzone wordt daarom op een ecologische wijze ingericht. De drogere plaatsen op de dijken zijn geschikt voor ontwikkeling van soortenrijke dijkgraslanden. Vooral de dijk aan de Overtoom heeft gezien de lengte van de droge dijkvoet en het extensieve beheer plaatselijk een belangrijke vegetatie. Dergelijke vegetaties hebben ook waarde voor de recreatie.

Het Westzanerpark heeft vooral een functie als groengebied met recreatief medegebruik. Plaatselijk zullen zich ecologische waarden ontwikkelen. Een apart onderdeel van de groenstructuur vormen de bomenlanen. De twee belangrijkste bomenlanen zijn de inprikkers vanaf de rotondes in de Westzanerweg.

Justitiële Inrichting

Aan de noordzijde van de Westzanerweg, direct westelijk van de meest oostelijke rotonde is realisatie van de toekomstige Justitiële Inrichting (JI) voorzien. Hiervoor wordt uitgegaan van een grootschalig stramien. De gedachte is om in de uitwerking van het bouwplan van de JI, de wat kleinere schaal en maat van het landschap en van de omringende bedrijfsbebouwing weer voelbaar te maken door middel van het aanbrengen van geleding in gebouwen en onderdelen van het complex en door middel van architectonische middelen. Voor alle zijden van het complex die zichtbaar zijn vanaf de Westzanerweg is het uitgangspunt dat deze een representatieve uitstraling krijgen. Voor de JI zijn hiertoe een aanvullende stedenbouwkundige randvoorwaarden gemaakt.

Landschappelijke inpassing hoge industriele bouwwerken

Uitzonderlijk hoge bouwwerken, zoalswindturbines, kranen en silo's kunnen met name in het zuiden van het plangebied gerealiseerd worden. Inzet is een opstelling die past bij de bestaande lijnen, vormen en elementen in het landschap en/of het stedenbouwkundige plan.

Dit betekent een globale lijnopstelling van identieke objecten die goed waargenomen kunnen worden vanaf de Westzanerweg. Gerelateerd aan de mogelijkheden binnen 'HoogTij' gaat de voorkeur uit naar een globale lijnopstelling met ten minste drie windturbines, passend op lijnen in het stedebouwkundige plan. Omdat dit plan geënt is op de landschappelijke onderlegger van de Westzanerpolder zal sprake zijn van versterking van de landschappelijke en stedebouwkundige structuur. Wat betreft de vormgeving wordt één type windturbine aanbevolen. Overeenkomst in kleur draagt bij aan een samenhangend beeld. De kleur mag niet opzichtig zijn om dominantie op het bedrijvenpark te voorkomen. Geadviseerd wordt om te kiezen voor grijswit met als voordeel een kameleon werking op de veranderende lucht.

Provinciale Staten hebben echter op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land. De gemeente is gebonden aan dit beleid, in die zin, dat het eigen beleid hierdoor niet ten uitvoer gebracht kan worden en beperkt blijft tot wat provinciaal is toegestaan. Als het provinciaal beleid in de toekomst verruimd wordt, zal gekeken worden wat de meest geëigende procedure is om windturbines binnen de gemeente te realiseren. De geplande windturbines op HoogTij zijn dan ook niet meer opgenomen in het bestemmingsplan.

Zones

Bij het herzien van de bebouwingsleidraad voor het bedrijventerrein HoogTij wordt het aantal te onderscheiden zones teruggebracht naar 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0018.jpg"

De verdeling in verschillende zones wordt bepaald door de opzet van de hoofdstructuur van HoogTij en de keuze om de sturing op de ruimtelijke kwaliteit te concentreren op de naar deze hoofdstructuur gekeerde randen.

Er ontstaan zo verschillende zone's met elk een eigen karakter en kenmerken. Dit heeft ook betrekking op de typologie van bedrijven, die in het gebied ontwikkeld kunnen worden. Afhankelijk van de zone zijn er richtlijnen voor bebouwingstypologie, oriëntatie, situering, rooilijnen, parkeeroplossingen, beeldkwaliteit e.d. Reden is net verkrijgen van de beoogde kwalitatieve meerwaarde bij nadere uitwerking en uitgifte van gronden.

HoogTij wordt verdeeld in 5 te onderscheiden zones, waarvan hieronder een korte globale typering volgt:

A. Deze zone wordt begrensd door de Westzanerweg in het zuiden, het Zijkanaal D in het westen, de dijk in het noorden en de parkzone in het oosten.

Het betreft een zone met een groot oppervlak in de 2e (nog niet ontwikkelde) fase van het bedrijventerrein HoogTij. Ten aanzien van de verkaveling van het gebied is een grote mate van flexibiliteit wenselijk.

  • Vanaf de Westzanerweg wordt de ontsluiting van de zone geregeld via de daar aanwezige afslag van de rotonde. De bebouwing die gericht is op de Westzanerweg heeft een representatieve functie. Hierom worden randvoorwaarden gesteld ten aanzien de te realiseren volumes zoals minimale gevelvulling, hoogte, architectonische kwaliteit en dergelijke.
  • De westrand van de zone vormt het visitekaartje voor het bedrijfsterrein en heeft een zorgvuldige verdeling van bebouwd en onbebouwd gebied waarbij gestreefd wordt naar een sterke onderlinge samenhang van de bedrijvenclusters. De westelijke en zuidelijke rand van de zone raken elkaar op een punt dat een entree van het bedrijventerrein vormt. Hier is in volume een hoger markant element mogelijk.
  • De noordrand van de zone sluit aan op de groen/blauwe bufferzone onder de dijk. De bebouwingstructuur in deze rand moet qua schaal en vormgeving inspelen op de kleinschaligheid en het groene karakter langs de Westzanerdijk. Dit geldt ook voor de inrichting van het terrein.
  • De rand van het gebied die aansluit op het park zal moeten worden gevormd door representatieve gebouwen die een oriëntatie op het park hebben.

B: Deze zone wordt begrensd door het Noordzeekanaal in het zuiden, de Westzanerweg in het noorden en het park in het oosten.

Het betreft een zone bedoeld voor havengebonden bedrijvigheid met mogelijkheden voor grotere volumes en hogere milieucategorieën.

  • Aan de zijde van het Noordzeekanaal wordt een laad- en loskade gerealiseerd. De sturing op de ruimtelijke kwaliteit is aan deze rand van de zone gering.
  • Vanaf de Westzanerweg wordt de ontsluiting van de zone geregeld via de daar aanwezige afslag van de rotonde. De noordelijke rand van de zone die gericht is op de Westzanerweg heeft een representatieve functie. De combinatie van grootschalige havengebonden bedrijvigheid met het realiseren van voldoende ruimtelijke kwaliteit is lastig. Hierom wordt de kwaliteit in het zicht vanaf de Westzanerweg op de zone in deze rand opgelost met het realiseren van een dijklichaam langs de weg in combinatie met sturen op terreinen voor op- en overslag verder op afstand van de weg.
  • De westelijke en noordelijke rand van de zone raken elkaar op een punt dat een entree van het bedrijventerrein vormt. Hier is in volume een hoger markant element mogelijk.
  • Voor de rand van het gebied die aansluit op het park is van belang dat ook hier een representatieve oplossing wordt gezocht in de kwaliteit in het zicht vanaf de Westzanerweg en vanuit het park. Het park tussen Westzanerweg en Kanaaldijk vormt een meer autonoom element en wordt in een drietal oplopende terrassen aangelegd. Hierdoor bevindt de opgave zich vooral in de noordelijke hoek van deze rand. Een mogelijke oplossingsrichting zou hier het realiseren van voorgevels kunnen zijn of een combinatie met het dijklichaam aan de noordzijde van de zone.

C: Deze zone wordt begrensd door de Westzanerweg in het zuiden, het park in het westen, de dijk in het noorden en de weg vanaf de rotonde, met daarachter de naastgelegen zone E.

Het grootste deel van de zone wordt voorzien als bouwlocatie voor de justitiële inrichting (JI).

  • De JI zal worden gerealiseerd omringd met een muur van zo'n 5m. In de uitwerking hiervan zal in combinatie met de te realiseren gebouwen gezorgd moeten worden voor voldoende representatieve zijden. Het gaat hierbij vooral om de randen die gekeerd zijn naar het park en de Westzanerweg.
  • De noordrand van de zone sluit aan op de groen/blauwe bufferzone onder de dijk. De bebouwingstructuur in deze rand moet qua schaal en vormgeving inspelen op de kleinschaligheid en het groene karakter langs de Westzanerdijk. Dit geldt ook voor de inrichting van het terrein.

D: Deze zone wordt begrensd door het Noordzeekanaal in het zuiden, het park in het westen, de Westzanerweg in het noorden en globaal het Zijkanaal E in het oosten.

Het betreft een gebied waar voor een deel reeds bedrijven zijn gerealiseerd en reeds in grote lijnen een verkaveling met stratenpatroon is opgezet. Hierdoor is in de uitgifte in dit gebied relatief minder flexibiliteit aanwezig. Voor wat betreft mogelijkheden qua volume en milieucategorie is in deze zone veel differentiatie aanwezig.

  • Aan de zijde van het Noordzeekanaal wordt op de kanaaldijk een fietspad gerealiseerd. Voor het oostelijk deel van deze rand is het mogelijk promenadefuncties te realiseren.
  • Aan de zijde van het park is van belang dat hier een representatieve oplossing wordt gezocht in de kwaliteit in het zicht vanaf de Westzanerweg en vanuit het park. Het park tussen Westzanerweg en kanaaldijk vormt een meer autonoom element en wordt in een drietal oplopende terrassen aangelegd. Hierdoor bevindt de opgave zich vooral in de noordelijke hoek van deze rand waar randvoorwaarden worden gesteld ten aanzien van onder andere minimale gevelvulling, hoogte, architectonische kwaliteit en dergelijke.
  • Vanaf de Westzanerweg wordt de ontsluiting van de zone geregeld via de daar aanwezige afslag van de rotonde. De noordelijke rand van de zone die gericht is op de Westzanerweg heeft een representatieve functie. Hierom worden randvoorwaarden gesteld ten aanzien de te realiseren volumes zoals minimale gevelvulling, hoogte, architectonische kwaliteit en dergelijke.

E: Deze zone wordt begrens door de Westzanerweg in het zuiden, de weg vanaf de rotonde, met daarachter de naastgelegen zone C in het westen, onbebouwde erven van woningen en volkstuintjes in het noorden en globaal het Zijkanaal E in het oosten.

Deze zone is voor een deel reeds bebouwd. De oostelijke helft van de zone is bestemd voor kleinschalige representatieve bedrijven met bijbehorende kantoren in verzamelgebouwen voor adviesdiensten en creatieve diensten. Vanwege de nabijgelegen kleinschalige woonbebouwing van de zuidelijke dorpskern van Westzaan rond de aantakking van het Zuideinde op de Overtoom is in deze zone plaats voor bedrijven van lagere milieucategorieën en wat betreft bouwvolume een relatief kleinere korrelgrootte. Vanaf de oostelijke entree van het bedrijventerrein (de brug over Zijkanaal E) vormt het deelgebied een duidelijk visitekaartje waardoor er in zijn algemeenheid meer aandacht wordt gevraagd voor de ruimtelijke kwaliteit.

Vanaf de rotonde doorsnijd een verbinding naar de Overtoom het gebied.

  • De zuidelijke rand van de zone aan de Westzanerweg heeft een representatieve functie. Hierom worden randvoorwaarden gesteld ten aanzien de te realiseren volumes zoals minimale gevelvulling, hoogte, architectonische kwaliteit en dergelijke. Er zijn hier reeds een aantal representatieve gebouwen gerealiseerd.
  • De oostelijke en westelijke rand hebben hiermee vergelijkbare uitgangspunten.
  • De noordelijke rand van de zone behoeft vanwege de ligging aan achterkanten en volkstuintjes minder sturing op representativiteit.

5.1.1.2 Westerspoor

Het bedrijvengebied is voor het grootste deel ingevuld en bebouwd. De meeste dynamiek is te verwachten aan de zuidzijde van de Hoofdtocht, waar nog relatief veel onbebouwde ruimte is, vooral langs het tracé van de Zuidelijke randweg en de verbinding daar vanaf met de Hoofdtocht. Verder is er een initiatief voor een invulling van het noordelijke deel van de bedrijvenstrook tussen de Houtveldweg en de Albert Heijnweg. Voor het overige zal de dynamiek naar verwachting liggen in kleinere aanpassingen aan, en uitbreiding van, bestaande bebouwing, al dan niet in combinatie met functieveranderingen.

Om de toekomstige ontwikkeling en dynamiek enerzijds te kunnen faciliterenen en anderzijds zo goed mogelijk ruimtelijk te kunnen sturen zijn er een aantal stedenbouwkundige uitgangspunten en aandachtspunten geformuleerd. Ze vormen de spelregels waarbinnen het bedrijvengebied zich het komende decennium verder kan ontwikkelen. De uitgangspunten zijn zo goed mogelijk vertaald naar de bestemmingsplankaart en voorschriften. Het gaat om de volgende punten:

  • Het mogelijk maken en bevorderen van intensief ruimtegebruik, gecombineerd met geclusterde parkeervoorzieningen. Dit wordt vooral bewerkstelligt door een hoog bebouwingspercentage mogelijk te maken, eventueel in combinatie met een grotere bouwhoogte. Het geldt voor de gebieden met een wat meer grootschalige structuur aan de zuidzijde van de Hoofdtocht dicht bij het Noordzeekanaal en langs het Schiethavenkanaal.
  • Behoud en waar mogelijk versterking van de huidige ruimtelijke opbouw en karakteristiek in noord-zuidrichting. De bouwhoogte, korrelgrootte & schaal van bebouwing nemen toe (kunnen toenemen) naarmate de bedrijven dichter bij het grootschalige Noordzeekanaal liggen en op grotere afstand liggen van het kleinschalige gebied rondom de Westzanerdijk. Hiermee wordt Westerspoor-Zuid stedenbouwkundig zorgvuldig ingepast in z'n omgeving. Er ontstaat een “zachte” overgang naar het Westzanerdijkgebied en een stevige schaal langs het Noordzeekanaal.

Voor de bedrijvenstrook tussen de Penningweg en de Hoofdtocht betekent dit een kleine beperking van de bouwhoogte ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. De strook is onderdeel van de relatief kleinschalige zone die grenst dicht aan het Westzanerdijkgebied. De zone is al “vol” verkaveld. Verdere verdichting is nadelig voor het beeld en de overgang naar de dijkzone. Daarbij sluit de hoogte van de strook aan bij de hoogte van een vergelijkbare smalle strook in deelgebied HoogTij. Langs de hoofdontsluiting ontstaat zo een samenhangend beeld.

  • Behoud en het waar mogelijk versterken van de huidige groen(- en water)structuur en voorwaarden scheppen om deze zo goed mogelijk toegankelijk en representatief te maken. De groenstructuur draagt bij aan de nodige geleding en herkenbaarheid van het gebied. Ook bevordert een toegankelijke groenstructuur het dagelijks en recreatief gebruik. De oever van het zijkanaal E vormt een belangrijke schakel in dit recreatieve groene netwerk.
  • De mogelijkheid scheppen om zichtlocaties bij entreegebieden en knopen in de hoofd(verkeers)structuur te versterken en te markeren. Hiermee kan de stedenbouwkundige structuur worden versterkt en beter leesbaar en herkenbaar worden.
  • Het verruimen van de bestemming van de bedrijvenstrook bij de Albert Heijnweg naar kantoren. De plek vormt namelijk een prominente entreezone voor Zaandam West, waaronder ook het stationsgebied.

5.1.1.3 Oud Zaenden

Het bedrijvengebied Oud Zaenden is vrijwel geheel ingevuld en in gebruik. Dynamiek is hier slechts te verwachten bij vertrek van een of meerdere van de grote aanwezige bedrijven. Wanneer een dergelijke situatie ontstaat zijn er kansen voor ontwikkelingen voor Oud Zaenden als schakel tussen Inverdan en Zuiderhout. In het kader van dit bestemmingsplan is er geen aanleiding hiervoor mogelijkheden te bieden.

5.1.1.4 Zuiderhout

Voor het gebied Zuiderhout-Zuid wordt weinig dynamiek verwacht. Wanneer in de toekomst het oostelijk van het gebied gelegen Hembrugterrein wordt herontwikkeld zal dit vooral langs de Provincialeweg extra dynamiek opleveren.

Zuiderhout-Noord daarentegen is een gebied waar veel dynamiek is en wordt verwacht. Het gaat hoofdzakelijk om de herstructurering en herontwikkeling van de voormalige Bruynzeelterreinen voor onder andere de IKEA en Meters Zaandam. Hiervoor zijn de gemeentelijke nota's voor het terrein leidend. Het gaat dan hoofdzakelijk om PDV-functies.

5.2 Bedrijvigheid

De Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Tevens geeft de ESV een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. De ESV richt zich op de versterking van de perifere bedrijventerreinen door te stellen dat deze terreinen een helder profiel moeten hebben waarbij de economische functies voorrang hebben. Dit in tegenstelling tot de kleine binnenstedelijke terreinen waar vormen van mening van wonen en werken kan worden toegestaan.

Voor het plangebied spelen met name de volgende ambities een rol:

  • de huidige overslagfuncties in de haven (Noordzeekanaal en langs de Zaan) zoveel mogelijk te handhaven en te versterken, maar ook te werken aan versterking van de belevingswaarde;
  • de mogelijkheden voor verspreide werkgelegenheid en wijkeconomie te vergroten;
  • te streven naar kwaliteitsverbetering, differentiatie, intensivering en verduurzaming van perifere, grootschalige bedrijventerreinen;
  • de bestaande PDV-locaties te handhaven en een nadere afweging te maken over de ruimtelijke situering van GDV.

Het bestemmingsplan heeft betrekking op de drie grootschalige perifere bedrijventerreinen HoogTij, Westerspoor en Zuiderhout. De hoofdkoers voor deze gebieden is als volgt geformuleerd:

  • Zuiderhout is en wordt verder ontwikkeld voor onder meer perifere detailhandel (PDV) en eventueel grootschalige detailhandel op termijn.
  • Voor de Kanaalzone West (Westerspoor en HoogTij) wordt met het oog op de lange termijn en de knelpunten uit de Ruimtelijke Milieuvisie een dubbele zonering voorgesteld in zowel oost-westrichting als noord-zuidrichting, in beide gevallen lopend van lichtere naar zwaardere milieuhindercategorieën. Vanzelfsprekend dienen de natte kavels op HoogTij te worden aangewend voor bedrijven die veel goederenvervoer over water hebben. Met het oog op versterking van het food-cluster is die sector hierbij een 'preferred customer', zonder dat er overigens van reserveringen sprake is. Daarbij kan het zowel om nieuwe vestigingen gaan als om verplaatsingen.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan hebben ook de vigerende regelingen een rol gespeeld. Zoals aangegeven in 4.2 zal het karakter van het plangebied zich de komende tien jaar naar verwachting niet drastisch wijzigen.

Lichte bedrijvigheid

In het buitengebied van Zaanstad is geen ruimte voor nieuwe bedrijventerreinen. Dit vereist een doelmatig en duurzaam omgaan met de huidige terreinen. Door de ruimtelijke opbouw en de menging van wonen en werken in Zaanstad zijn weinig locaties geschikt voor bedrijven die behoren tot de zwaardere milieucategorieën.

Een recente behoefteraming van de Metropoolregio Amsterdam geeft aan dat de regio Zaanstreek-Waterland qua vraag naar en aanbod van bedrijventerrein kwantitatief niet in balans is. Er is een overschot van ongeveer 65 hectare bedrijventerrein. Dit is hoofdzakelijk modern gemengd bedrijventerrein.

Er is echter een tekort aan terrein voor zware industrie (gemengd plus terreinen) . De kwalitatieve match loopt dus uit het spoor. De ruimtevraag in de regio Zaanstreek-Waterland is vooral afkomstig vanuit het cluster logistiek. Dat is bedrijvigheid die vraagt om grote kavels met goede bereikbaarheid. Deze zijn beperkt beschikbaar. Het is dus wenselijk hiervoor ruimte te reserveren. De grotere, goed bereikbare kavels geschikt ook voor de zware milieu categorieën liggen in het zuidelijk deel van het plangebied. Deze locaties zijn in die zin 'gelabeld' dat de vestiging van bedrijven uit de categorieën 1 en 2 daar is uitgesloten. Voor dergelijke lichte bedrijven is elders in Zaanstad, ook binnenstedelijk, voldoende vestigingsruimte beschikbaar.

5.3 Kantoren

De uit 2004 daterende gemeentelijke Structuurvisie kantoren 2004 schrijft voor, dat er geen kantoren buiten het Inverdan-gebied worden ontwikkeld. Ook de onlangs vastgestelde ESV heeft als uitgangspunt het weren van nieuwe solitaire kantoorvestigingen van perifere bedrijventerreinen. Dergelijke vestigingen zijn volgens de vigerende regelingen zijn in het plangebied niet toegestaan. Desondanks staan in het oostelijk deel van Westerspoor een aantal kantoorgebouwen. Omdat niet wordt verwacht dat het gebruik van deze panden tijdens de komende planperiode van 10 jaar zal worden beëindigd, wordt het gebruik voor zelfstandige kantoorfuncties en zakelijke dienstverlening positief bestemd. Ook hebben zich verspreid in Westerspoor, vooral op de verdieping van bedrijfsverzamelgebouwen, een aantal kleinschalige zelfstandige dienstverleners gevestigd. Mede vanwege de stagnatie van in de kantoorontwikkeling in het Inverdan-gebied. Ook deze zijn positief bestemd.

Om dezelfde reden is voor Zuiderhout de mogelijkheid opgenomen de eerste verdieping van gebouwen met de bestemming Gemengd-1 als solitaire kantoorruimte en zakelijke dienstverlening te gebruiken. Om verdergaand oneigenlijk gebruik van de gronden bestemd voor bedrijventerrein te voorkomen is de regel opgenomen dat maximaal 50% van gebouwen voor kantooractiviteiten mag worden gebruikt en het overige voor bedrijfmatige activiteiten, showroom of opslagruimte.

5.4 Detailhandel

Voor detailhandel is er provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid vastgesteld. Het provinciaal detailhandels- en leisurebeleid is op 9 februari 2009 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. De kern van het beleid is, dat er een positieve grondhouding is naar nieuwe ontwikkelingen, voor zover die de bestaande ruimtelijke detailhandelstructuur aanvullen en versterken. Uitgangspunt in het provinciaal beleid is verder, dat detailhandel op bedrijventerreinen moet worden voorkomen.

De Regionale Adviescommissie Detailhandel Noord-Holland Zuid (RAC NHZ) die de provincie Noord-Holland adviseert geeft in haar brief van 17 april 2013 aan de RAC NHZ het een goede gedachte vindt dat Zaanstad kiest voor de verdere ontwikkeling van Zuiderhout. Dit is immers al een geruime tijd goed functionerende sterke locatie. Bovendien is Zuiderhout ook in het provinciale beleid aangewezen als een perifere (PDV) winkellocatie die onderdeel vormt van de regionale detailhandelsstructuur.

In de ruimtelijke structuurvisie 2020 van Zaanstad staat dat het verder doorontwikkelen van het zuidelijke deel van de stad prioriteit heeft. Concreet gaat het om Zuiderhout, het Hembrugterrein en Hoogtij.


PDV-locatie Zuiderhout

Zuiderhout ligt aan de zuidkant van Zaanstad. In het zuidwestelijke deel van het terrein zijn voornamelijk industriële bedrijven gevestigd. Het merendeel van het bestaande winkelaanbod bevindt zich in het noordelijke deel van Zuiderhout, nabij de Zaanse binnenstad. Het vormt in die zin onderdeel van de stedelijke structuur en is minder te beschouwen als een perifere locatie in de oorspronkelijke betekenis van het woord.

Volgens het in 1997 vastgestelde bestemmingsplan Zuiderhout zijn het deel 'Op 't Spoor', de strook langs de Pieter Ghijsenlaan en Oud Zaenden bedoeld voor perifere detailhandel. Het gaat hier om een aantal met name genoemde branches, waaronder detailhandel in personenauto's en motorfietsen, andersoortige detailhandel wordt uitgesloten. Ook het laatste deel van het voormalige Bruynzeelterrein tussen Pieter Ghijsenlaan en Schiethavenkanaal is in het gemeentelijke beleid bedoeld als locatie voor perifere detailhandel. Een deel van het gebied is reeds op basis van een projectafwijkingsbelsuit gerealiseerd.

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet voor het hele gebied tussen Provincialeweg, Zuidelijke Randweg en Schiethavenkanaal in het gebruik als onderdeel van de bestemming Gemengd-1 in de mogelijkheid van PDV. In tegenstelling tot het bestemmingsplan Zuiderhout is het aantal vierkante meters bvo dat voor PDV gebruikt mag worden aan een limiet gebonden.Deze norm is bepaald op basis van het bvo dat ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan voor PDV in gebruik, vergund, aangevraagd of verkocht was.

De gedachte dat PDV zich beperkt tot een aantal met name genoemde branches is inmiddels verlaten. Volgens de huidige inzichten gaat het om detailhandel in volumineuze en/of brand- en explosiegevaarlijke goederen, dergelijke winkels zijn niet inpasbaar in binnensteden en wijkwinkelcentra. In het bestemmingsplan is een duidelijke definitie opgenomen van perifere detailhandel, zonder limitatieve opsomming van toegelaten producten. De basis van de definitie ligt in de aard en omvang van de goederen (volumineus). Dit in tegenstelling tot de klassieke definities, waarin expliciet branches worden benoemd.

In het noordelijk deel zijn de meeste PDV- winkels gevestigd. De nadruk ligt op winkels voor woninginrichting en bouwmarkten. Het verzorgingsgebied omvat voornamelijk Zaandam, Oostzaan en in mindere mate Koog aan de Zaan en Zaandijk. Zuiderhout vervult hiernaast ook een belangrijke bovenlokale functie. Een kwart van de omzet is afkomstig van buiten de gemeente Zaanstad. Door de aanwezigheid van lokale helden als Loods 5, de Vrijbuiter (voorheen Kampeerwinkel) en ketenbedrijf Hornbach onderscheidt het aanbod op Zuiderhout zich duidelijk van andere perifere winkellocaties, wat de regionale toevloeiing van koopkracht verklaart.

Het laatste deel van het voormalige Bruynzeelgebied wordt naar verwachting in de loop van 2013 en 2014 geherstructureerd en getransformeerd. De ontwerpomgevingsvergunning voor de herbestemming van de voormalige loodsen 12 t/m 16 oostelijk van de Stormhoek tot PDV-locatie is in mei 2013 ter inzge gelegd. IKEA heeft in maart 2013 het grootste deel van dit terrein aan het Schiethavenkanaal gekocht en verwacht medio 2014 met de bouwwerkzaamheden te beginnen. De vestiging van IKEA leidt tot een aanzienlijke toename van de bovenregionale aantrekkings-kracht en de lokale koopkrachtbinding. Dit zorgt voor een groter verzorgingsbereik waardoor de omzeteffecten over een veel groter gebied worden verdeeld. Met de komst van IKEa zal de positie van Zuiderhout als goed functinerend perifeer winkelgebied verder worden versterkt. Hierdoor zal sprake zijn van een forse groei van het bezoekersaantal, uit een herkomst gebied dat veel groter is dan in de huidige situatie. Dit zal indirect een positief effect voor Zaandam-Centrum kunnen betekenen.

Zaanstad is zich bewust van de ontwikkelingen in de detailhandel, waarbij de economische crisis, leegstand, overbewinkeling en de opkomende internethandel een belangrijke rol spelen. Volgens onderzoeken betekent het feit dat er in Zaanstad en de regio kwantitatief geen ontwikkelruimte is vanwege de hoeveelheid leegstaand vloeroppervlak elders niet dat er daarom op Zuiderhout-noord geen nieuwe winkels gebouwd/geopend kunnen worden. Juist waar weinig marktruimte aanwezig is, is vernieuwing en versterking noodzakelijk om aanbod aan de veranderende vraag aan te passen. Zaanstad kiest ervoor de marktdynamiek op verantwoorde wijze te faciliteren. Het feit dat er weinig marktruimte is dwingt tot het maken van keuzes. Dit betekent vol inzetten op bewezen locaties (Inverdan en Zuiderhout) en waar mogelijk afbouwen van niet goed functionerende locaties. Zuiderhout is een winkelgebied waarvan de kern al goed tot zeer goed functioneert en waar de leegstand beperkt is. Alleen al in die zin onderscheidt het gebied zich van veel omringende perifere winkelgebieden. Ook behoort Zuiderhout nu al tot de grotere perifere winkelgebieden en onderscheidt het zich van de omliggende perifere winkelgebieden door de combinatie van lokale helden en de aanwezigheid van enkele ketenbedrijven met bovenlokale aantrekkingskracht. Met de komst van IKEA zal Zuiderhout deze positie versterken.

Zaanstad zal zich daarnaast blijven inspannen om het winkelgebied Inverdan te versterken. 'Bedrijven Zuid' alleen betrekking heeft op PDV. Voor deze vorm van detailhandel is volgens het daar geldende bestemmingsplan in Inverdan niet toegestaan. Inverdan leent zich niet voor PDV en het nieuwe bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige detailhandelsvestigingen (GDV) op Zuiderhout. Ondanks een mogelijke overlap is het onderscheid tussen GDV en PDV voldoende helder. Bovendien wordt er in het algemeen van uitgegaan dat PDV door haar aard en bezoekmotief niet concurrerend is met het stadscentrum. Daar heeft het winkelen meer een recreatief karakter.Zuiderhout en Noorderveld verschillen van elkaar qua omvang en functioneren. Er is geen sprake van twee gelijkwaardige centra. Wanneer er in het Runshoppingcentrum op Noorderveld sprake is van langdurige structurele leegstand dan moet de conclusie worden getrokken dat voor invulling breder moet worden gekeken dan alleen detailhandelsfuncties. In het nieuwe bestemmingsplan Noorderveld wordt dit gefaciliteerd door ook andere functies dan detailhandel mogelijk te maken. Het is verder aan de eigenaar om de mogelijkheden te benutten die hiermee geboden worden. Het beperken van een goed functionerende locatie om een zwakkere locatie te beschermen past niet in de visie van de gemeente.

Versterking van de perifere detailhandlesfunctie in Zuiderhout-noord kan volgens onderzoeken mogelijk gevolgen hebben voor de detailhandel in het zuid-oostelijk deel, de strook tussen de Provincialeweg en de Gerrit Kiststraat.Dit zal naar verwachting echter niet leiden tot onaanvaardbare leegstand en/of verloedering. Tot op heden blijkt de veerkract en dynamiek ook van dit deel voldoende groot te zijn. In de onlangs door verhuizing van Karwei en Kwantum naar de Stormhoek leeggekomen panden zijn inmiddels bedrijven uit de auto- en motorbranche gevestigd. Bovendien biedt de multifunctionele bestemming Gemengd-1 naast PDV nog een ruim aantal andere gebruiksmogelijkheden. En de strook ligt tegenover het Hembrug terrein De ontwikkelingen in dit bijzondere gebied. zullen hun uitstraling hebben naar de tegenoverliggende percelen en daarvan kunnen profiteren.

PDV-GDV

Voor de bestaande perifere detailhandel locaties (PDV) zoals Zuiderhout en het Run Shopping Centre Noorderveld (RSC) wordt het beleid ten aanzien van PDV/GDV in 2013 geactualiseerd. Inverdan is de enige locatie in Zaanstad waar momenteel grootschalige detailhandel (GDV) is toegestaan. De actualisatie behandelt tevens de vraag of uitbreiding van GDV wenselijk is. De gemeente overweegt om in beperkte mate buiten Inverdan grootschalige detailhandel toe te staan. Conform provinciaal en regionaal beleid is hierbij gekozen voor verdere versterking van kansrijke locaties. Zuiderhout-noord leent zich als gevolg van bovengemiddeld functioneren en ligging ten opzichte van zowel woonbebouwing als het centrum hier het beste voor. Voor het terrein Zuiderhout wordt een nadere afweging gemaakt over de ruimtelijke situering van Grootschalige Detailhandelvestiging (GDV). Belangrijke randvoorwaarden zijn de handhaving van de fijnmazigheid van de Zaanse detailhandelsstructuur en de kansrijkheid van de locaties. Hierover heeft echter nog geen besluitvorming door de raad plaatsgevonden.Dit bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijke vestiging van GDV.

Westerspoor en Hoogtij

Behalve een tuincentrum is er volgens het huidige bestemmingsplan in Westerspoor geen detailhandel toegestaan. Wegens gebrek aan ruimte op Zuiderhout heeft de Raad in 1998 een planologisch kader vastgesteld, waarbij werd bepaald dat in het gebied rondom de Penningweg en Tienlingstraat voor zes exact aangewezen locaties op grond van artikel 19 WRO vrijstelling kon worden verleend ten behoeve van bedrijven die personenauto's, fietsen, motorfietsen en/of caravans verkopen. Uit een bedrijveninventarisatie is gebleken dat er zich in het gebied ten noorden van de Hoofdtocht aanzienlijk meer van dergelijke bedrijven hebben gevestigd. En incidenteel ook zuid van de Hoofdtocht.

Er is in het bestemmingsplan voor gekozen om in het gehele gebied noord van de Hoofdtocht, tussen Ringweg en Albert Heijnweg detailhandel in personenauto's en motorfietsen toe te staan. Ook is deze vorm van gebruik toegevoegd aan de adressen waar volgens de gegevens van de KvK op 1 januari 2012 een autohandel was gevestigd (maatbestemming).

In HoogTij is geen detailhandel toegestaan. Alleen voor de Zaanse Promenade langs het Noordzeekanaal wordt gedacht aan publiekstrekkende functies, zoals een verzamelcomplex met daarin showrooms, toonzalen e.d. Het bestemmingsplan biedt deze mogelijkheid.

E-commerce

Een nieuwe vorm van verkoop is die via internetwinkels. Afhaalpunten van internetwinkels kunnen zich op bedrijventerreinen vestigen binnen perifere detailhandelslocaties. Deze afhaalpunten hebben opslag en distributie als primaire bedrijfsactiviteit, en mogen zich niet ontwikkelen tot complete winkels met een uitgebreide etalagefunctie en productadvisering. Dit betekent voor dit bestemmingsplan dat afhaalcentra zijn toegestaan binnen de bestemming Gemengd-1.

Internetwinkels zonder fysiek contact zijn wel toegestaan. Dat wil zeggen dat de internetwinkel geen uitstraling van een 'gewone' winkel mag hebben: er mogen geen etalages of uitstallingen zijn, geen schappen waar de producten zijn uitgestald en er mag niet ter plaatse betaald worden.

5.5 Duurzaamheid

Het Nederlandse energiebeleid wordt sterk beïnvloed door internationale ontwikkelingen en het Europese energiebeleid. Deze doelen zijn na het verschijnen van het Kyoto protocol nog steeds opgenomen in het energiebeleid. Ook de EU heeft doelen gesteld en afspraken gemaakt voor elke lidstaat met betrekking tot duurzame energie. Zo moet Nederland 6 % van het totaal aan opgewekte elektriciteit, duurzaam opwekken (PCCC, 2005).

Het Ministerie van Economische Zaken heeft echter als doelstelling dat in 2010 9% van de opgewekte elektriciteit duurzaam moet zijn. Verder moet 17% van de elektriciteit duurzaam worden opgewekt in 2020 en moet de totale energie (dus ook warmte) voor 10% uit duurzaam opgewekte energie bestaan (de Lange, 2001). Voor de invulling van deze doelen is in het Nederlandse energiebeleid naar voren gekomen dat ca. 42-45% van de duurzame energie afkomstig zal zijn van het gebruik van biomassa. Voor de productie van elektriciteit verwacht men dat ongeveer ¾ van de gestelde 9% duurzaam afkomstig zal zijn van biomassa. Er zijn verschillende energieproductietechnologieën die als brandstof biomassa gebruiken voorhanden, namelijk verbranding, vergisting en vergassing.

De gemeenteraad van Zaanstad heeft hoge ambities op het gebied van duurzaamheid. De raad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 klimaatneutraal is en behoort tot de top 10 van milieuvriendelijkste gemeenten in Nederland. Om dit te bereiken komen in dit bestemmingsplan een viertal duurzaamheidaspecten omtrent energieopwekking aan de orde. In de navolgende paragrafen worden deze duurzaamheidaspecten uitgewerkt.

Windenergie

Grote windturbines

Het landschap en de bebouwde omgeving worden op veel plaatsen in Zaanstad als te kwetsbaar beoordeeld om overal binnen de gemeente grote windturbines (40 m en hoger) op te richten. Op het talud van de Hemspoortunnel, in de nabijheid van de Gerrit Bolkade is reeds een grote windturbine in bedrijf. Het bestemmingsplan Bedrijvenpark Westzanerpolder biedt de mogelijkheid om op een drietal locaties in deelgebied HoogTij windturbines met een masthoogte van 80 m en een rotordiam van 66 m op te richten. Om de gemeentelijke klimaatdoelstellingen in 2020 te halen is forse uitbreiding van de potentiele capaciteit noodzakelijk.

In de Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans (RSV) zijn acht zoeklocaties voor windturbines benoemd. Vier van deze zoeklocatie zijn, vanwege de ligging en het provinciale beleid, door Zaanstad benoemd als primaire zoeklocaties voor windturbines en hebben daarmee de voorkeur. Het betreft de volgende vier locaties: HoogTij, Westerpoort, Zuiderhout en Nauerna (buiten plangebied),

Omdat in de Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans zoeklocaties voor windturbines zijn opgenomen, was het noodzakelijk een Milieu Effect Rapportage behorende bij een plan (planMER) en een Passende Beoordeling Windturbines Zaanstad op te stellen. De PlanMER beschrijft en beoordeelt de mogelijke milieueffecten van de zoeklocaties voor windturbines. In de Passende Beoordeling Windturbines worden de milieueffecten op Natura 2000 gebieden onderzocht.

De resultaten van de planMER maken duidelijk dat de afweging over zoeklocaties voor windturbines vooral gaat tussen landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de bijdrage die windturbines leveren aan de klimaatneutraliteit- en duurzaamheiddoelstellingen in Zaanstad.

In het planMER wordt het landschappelijk effect van de zoeklocaties langs het Noordzeekanaal positief beoordeeld vanwege een versterking van het contrast tussen stad en land.

De windturbines hebben een gering effect op de historische geografie van het landschap. Bij de aanleg van kabels en leidingen moet wel rekening gehouden worden met de archeologische waarden. De patronen in het veenweidegebied worden niet aangetast en blijven door de transparantie van de windparken goed zichtbaar.

Bij plaatsing van windturbines moet rekening worden gehouden met de geluidbelasting, slagschaduw, risicozonering en verstoring van de bodem die veroorzaak wordt door de plaatsing van windturbines.

Conclusie van het planMER is dat op de zoeklocaties langs het Noordzeekanaal met passende of compenserende maatregelen windturbines gerealiseerd kunnen worden. Wel moet er bij uitwerking van de zoeklocaties naar concrete voorstellen een nadere afweging op beleidsvelden plaatsvinden. Deze nadere afweging kan er toe leiden dat er uiteindelijk besloten wordt in een zoekgebied af te zien van plaatsing.

Uit de Passende beoordeling Windturbines Zaanstad blijkt dat indien maatregelen worden genomen, de zoeklocaties langs het Noordzeekanaal met zekerheid geen significante effecten op Natura-2000 gebieden veroorzaken.

Het bestemmingsplan Westzanerpolder bood voor het haventerrein in HoogTij de mogelijkheid voor 3 turbines. Provinciale Staten hebben echter op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land. De gemeente is gebonden aan dit beleid, in die zin, dat het eigen beleid hierdoor niet ten uitvoer gebracht kan worden en beperkt blijft tot wat provinciaal is toegestaan. Als het provinciaal beleid in de toekomst verruimd wordt, zal gekeken worden wat de meest geëigende procedure is om windturbines binnen de gemeente te realiseren.

De geplande windturbines op HoogTij zijn dan ook niet meer opgenomen in het bestemmingsplan.

Zonnepanelen of -collectoren

Het opwekken van elektriciteit met zonlicht is een duurzame methode die vrijwel overal toe te passen is. Elke woning, gebouwencomplex of onbebouwde gronden kunnen PV*-paneel (PV staat voor Photo Voltaïc) geplaatst worden. Met een PV-paneel kunnen zonnestralen opgevangen worden en omgezet worden in elektriciteit. PV-cellen zijn een gemakkelijke en milieuvriendelijke manier om stroom op te wekken.

Uit diverse publicaties blijkt ook dat zonne-energie in zijn geheel en de zonnepanelenindustrie in het bijzonder voornamelijk in Duitsland aan een grote opmars bezig zijn. Als gevolg hiervan nemen ook de investeringen in deze industrietak in andere Europese landen zoals België, Frankrijk, Italië en Spanje inmiddels fors toe. Deze stormachtige ontwikkeling in deze vrij nieuwe, schone industrietak leek tot voor kort vrijwel aan Nederland voor bij te gaan. Maar daar lijkt verandering in te komen.

In bepaalde gevallen is het plaatsen van een zonnepaneel of -collector vergunningsvrij. Hierover zal dan ook niets worden opgenomen in het bestemmingsplan.

5.6 Wonen

Soms is er sprake van een historisch gegroeide situatie, die in de Zaanstreek vaak voorkomt. Industrie en bedrijven hebben zich bijvoorbeeld ontwikkeld rondom bestaande woningen, woningen en bedrijvigheid zijn gelijk opgegaan vanwege hun onderlinge afhankelijkheid, of er was sprake van dienst- of bedrijfswoningen.

Sedert 2000 hanteert Zaanstad het uitgangspunt dat geen nieuwe (bedrijfs-)woningen worden toegestaan in industriegebieden als Zuiderhout- en Westerspoor-zuid en HoogTij. Dit beleid isin 2009 vastgelegd in de Ruimtelijke milieuvisie. Conform dit beleid zijn de bestaande bedrijfswoningen voorzien van een maatbestemming en bevat het bestemmingsplan niet de mogelijkheid nieuwe woningen op te richten.

5.7 Horeca

De bestemming Gemengd-1 omvat mede de mogelijkheid van gebruik voor horecadoeleinden behorend tot categorie 1. Dit is conform bestemmingsplan Zuiderhout. Ondersteunende horeca is alleen mogelijk indien wordt voldaan aan de daarvoor geldende beleidsregels, vastgesteld door de burgemeester op De aanwezige discotheken zijn als zodanig bestemd en hebben categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten.

5.8 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumenten

Met betrekking tot de archeologische waarden binnen het plangebied is het gewenst om het beleid te volgen zoals dat vastgelegd is in het Verdrag van Malta, de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) en de vertaling daarvan naar gemeentelijk niveau in de Archeologienota Zaanstad (2009). Wat betreft de archeologische waarden moet worden voorkomen dat deze worden aangetast door graafwerkzaamheden. In de nieuwe Monumentenwet wordt de status van archeologisch belangwekkende gebieden scherper geregeld en worden aan ingrepen in de bodem extra voorwaarden gesteld. Het is van belang dat dit bestemmingsplan daarin ook een functie vervult.

De archeologisch belangrijke gebieden zijn aangegeven op de verbeelding. Ook is het van belang dat voor bodemverstorende werkzaamheden (zoals bouwen, graven, grondwaterpeilverlaging) in bepaalde gevallen een vergunning wordt geëist waarin voorwaarden met betrekking tot archeologie worden opgenomen.

Op de verbeelding en in de regels is een dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. In hoofdstuk 4.8 wordt verder ingegaan op de beleidsstukken van archeologie.

5.9 Ontwikkelingen

In het plangebied worden de komende tijd een aantal ontwikkelingen verwacht. In HoogTij zal gestart worden met de bouw van de JI. Vooruitlopend op het bestemmingsplan ten behoeve van deze bouw is een projectafwijkingsbesluitprocedure 1e fase doorlopen.

Voor de aanleg van de kade langs het Noordzeekanaal ten behoeve van het haventerrein is reeds een onherroepelijke bouwvergunning verleend. Het bestemmingsplan Bedrijvenpark Westzanerpolder voorziet ten behoeve van de aanleg van het haventerrein in een uit te werken bestemming. De desbetreffende locatie is in dit bestemmingsplan direct bestemd voor haven- en havengebonden bedrijven.

Buiten de invulling van de laatste nog beschikbare kavels worden voor Westerspoor, buiten het reguliere verloop van bedrijven en bedrijfsactiviteiten geen bijzonder ontwikkelingen verwacht.

De eigenaar van Hemkade 48 heeft plannen zijn perceel en het aangrenzende terrein tussen Noordzeekanaal en vroegere Balkenhaven transformeren in een totaalconcept voor ontspanning, dance en leisure dat het hele jaar rond mensen zal trekken en een breed scala biedt aan evenementen en voorzieningen. De plannen verkeren nog in een prematuur stadium. De benodigde onderzoeken zijn nog niet verricht.

Voor het ten oosten van het plangebied gelegen Hembrugterrein wordt onderzoek gedaan naar ontwikkel- en gebruiksmogelijkheden. Daarbij wordt rekening gehouden met de in het plangebied aanwezige functies. Hetzelfde geldt voor de ontwikkelingen op/rond de afvalstort Nauerna.

Hoofdstuk 6 Milieuaspecten

In deze paragraaf komen de uitkomsten en de resultaten voor het bestemmingsplan verrichte onderzoeken aan de orde.

6.1 Resultaten Uit Milieuonderzoek

Door de afdeling Milieu van de gemeente Zaanstad is een onderzoek uitgevoerd naar de milieuaspecten in het bestemmingsplan Bedrijven Zuid. Het plangebied is onderverdeeld in 4 deelgebieden, namelijk:

  1. 1. Oud Zaenden;
  2. 2. Zuiderhout;
  3. 3. Westerspoor;
  4. 4. HoogTij.

Het milieuonderzoek is per deelgebied uitgevoerd voor de volgende milieuaspecten:

  • Geluid
  • Schiphol
  • Externe veiligheid
  • Geur
  • Luchtkwaliteit
  • Bedrijven
  • Bodem
  • Natuurwaarden

De belangrijkste conclusies zijn hieronder weergegeven.

6.1.1 Oud Zaenden

Geluid

Binnen het deelgebied Oud Zaenden zijn de aspecten Industrielawaai, Railverkeerslawaai en Wegverkeerslawaai onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:

Industrielawaai;

  • Het deelgebied maakt deel uit van het gezoneerde industrieterrein 'Industrieterrein Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid en omstreken'. Binnen het deelgebied Oud Zaenden bevinden zich geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.
  • Het deelgebied Oud Zaenden ligt binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Westpoort in Amsterdam. Binnen de geluidszone op het deelgebied Oud Zaenden bevinden zich geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Railverkeerslawaai;

  • Het deelgebied ligt binnen geluidszone van het spoortraject Zaandam-Uitgeest. Binnen deze geluidszone bevinden zich in het deelgebied Oud Zaenden geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Wegverkeerslawaai.

  • Het deelgebied ligt volledig binnen de geluidszone van de Provincialeweg. Binnen deze geluidszone bevinden zich in het deelgebied Oud Zaenden geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Conclusie

Geluid vormt ten aanzien van het deelgebied Oud Zaenden geen belemmering voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid.

Externe veiligheid

Binnen het deelgebied Oud Zaenden zijn de risicodragende activiteiten bij inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen door het bestemmingsplan onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen binnen het deelgebied:
Er bevinden zich binnen het deelgebied geen inrichtingen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen buiten het deelgebied:

Chemtura, Ankerweg 18 in Amsterdam.

Chemtura is een producent van gewasbeschermingsmiddelen en heeft tot doel het produceren van fijnchemicaliën, het formuleren, granuleren en verpakken van halffabricaten en eindproducten.

Plaatsgebonden Risico

Uit de QRA van het bedrijf, uitgevoerd door bureau Tebodin d.d. 28 maart 2006, blijkt dat de PR -contour van 10-6 /jaar van het bedrijf grotendeels binnen het eigen bedrijfsterrein ligt. Buiten het terrein reikt deze contour maximaal enkele tientallen meters over het aangrenzende water. De afstand tussen de grens van het plangebied en het bedrijf Chemtura bedraagt circa 1000 meter. Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied Oud Zaenden.

Groepsrisico

Uit de beoordeling van het Veiligheidsrapport door de Provincie NH wordt geconcludeerd dat de effectafstand van 4,2 kilometer niet kan worden beschouwd als het invloedsgebied (1% letaliteit) voor Chemtura. De Provincie NH geeft in feite aan dat het invloedsgebied ligt op ongeveer 1 km afstand van het bedrijf en overeenkomt met de plaatsgebonden risicocontour van 1.10-9/jaar. Voor de beoordeling van het groepsrisico wordt voor het onderhavige bestemmingsplan uitgegaan van de plaatsgebonden risicocontour van 1.10-9/jaar als invloedsgebied (1% letaliteit).

De plaatsgebonden risicocontour van 1.10-9 grenst nagenoeg aan het plangebied, maar deze grens wordt niet overschreden. In verband hiermee hoeft voor Chemtura geen verantwoording van het groepsrisico voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid te worden uitgevoerd.
Chemtura vormt geen belemmering voor het deelgebied Oud Zaenden.

Geactualiseerd veiligheidsrapport, d.d. 24 juni 2011, documentnummer: 3412005

Inmiddels heeft in het kader van de revisie van de milieubeheervergunning op 24 juni 2011 een actualisatie plaatsgevonden van Veiligheidsrapport BRZ099. De procedure voor de revisie van de milieubeheervergunning is nog niet afgerond, waardoor het veiligheidsrapport nog de status van concept heeft. Voor de volledigheid is voor het onderhavige bestemmingsplan alvast op het nieuwe veiligheidsrapport geanticipeerd.

Plaatsgebonden risico geactualiseerd veiligheidsrapport

Uit het geactualiseerde veiligheidsrapport blijkt, dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 ruim buiten de grens van het plangebied blijft. Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied Oud Zaenden.

Groepsrisico geactualiseerd veiligheidsrapport

Tevens blijkt, dat uit het geactualiseerde veiligheidsrapport dat het invloedsgebied op 925 meter van de inrichting ligt. De afstand tussen de grens van het plangebied en het bedrijf Chemtura bedraagt circa 1100 meter. Hierdoor ligt ook volgens het geactualiseerde veiligheidsrapport het invloedsgebied buiten het plangebied van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid. In verband hiermee hoeft ook op basis van het geactualiseerde veiligheidrapport voor Chemtura geen verantwoording van het groepsrisico voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid te worden uitgevoerd.

Chemtura vormt ook op basis van het geactualiseerde veiligheidsrapport geen belemmering voor het deelgebied Oud Zaenden.

BP Terminal Amsterdam

Het invloedsgebied van BP Terminal ligt volgens de Risicokaart van de Provincie NH buiten het deelgebied Oud Zaenden. Er vindt voor dit deelgebied geen toetsing plaats van de externe veiligheid.
BP Terminal Amsterdam vormt geen belemmering voor het deelgebied Oud Zaenden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;

Het deelgebied Oud Zaenden ligt langs de Provincialeweg N203. In de nieuwe route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is de Provincialeweg N203 niet meer opgenomen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied Oud Zaenden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor.

Het deelgebied Oud Zaenden ligt op ruim 200 meter afstand van de spoorlijn Amsterdam – Zaandam. Hiermee ligt het deelgebied buiten de toetsingszone van 200 meter als gevolg van deze spoorlijn met betrekking tot de externe veiligheid.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water.

Het deelgebied ligt buiten de toetsingszone van 200 meter van het Noordzeekanaal en de Zaan. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied.

Transportleidingen

In het deelgebied bevinden zich geen hogedruk transportleidingen van de Gasunie.

Geur

Voor de ontwikkeling van het deelgebied Oud Zaenden zal voor het aspect geur rekening moeten worden gehouden met het bedrijf Exter BV. De geuroverlast vanuit het verleden is echter drastisch afgenomen door het toepassen van actieve koolfilters voor het zuiveren van de afgassen van de aromafabriek.

Luchtkwaliteit

Door het adviesbureau Tauw is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de som van de achtergrondconcentratie, de bijdrage van het verkeer en de bijdrage van de directe emissies van de relevante bedrijven nergens leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de meest kritische componenten NO2 en PM10, zoals in de Wet luchtkwaliteit is opgenomen.

Daarnaast blijkt uit de Monitoringstool, dat er ten opzichte van het jaar 2011 een afname plaatsvindt van de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020. Aangezien er in deelgebied Oud Zaenden geen grote luchtverontreinigende ontwikkelingen zijn te verwachten, zal voor dit deelgebied de concentratie van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020 volgens de prognoses ook afnemen.

Bedrijven
De Zaanse Betonmortelcentrale past niet binnen de toelaatbaarheid van het deelgebied in verband met de afstand tot het gebied Houthavenkade. Het bedrijf is op basis van de milieuvergunning toelaatbaar op deze locatie en zal een maatbestemming krijgen.

De overige bestemmingen, weergegeven in bijlage 3.1 van het milieuonderzoek, zijn in het deelgebied Oud Zaenden toelaatbaar.

De bedrijven buiten het deelgebied vormen geen belemmering voor de ontwikkeling binnen het deelgebied.

Bodem

Op het terrein aan Oud Zaenden 10, waar onder andere een hout- en plaatmateriaalzagerij, een betonmortelcentrale met eigen benzinepompinstallatie, een benzineservicestation en een autoreparatiebedrijf gevestigd zijn (geweest), zijn in de bodem matige verontreinigingen met minerale olie en aromaten aangetoond. Er is voor het terrein in 1993 een saneringsplan opgesteld. Voor zover bekend is de locatie nooit gesaneerd.

Natuurwaarden

Het deelgebied Oud Zaenden is voornamelijk conserverend van aard. Er zijn momenteel geen nieuwe ontwikkelingen bekend binnen dit gebied. In geval van ontwikkelingen dient in het kader van de Flora- en faunawet rekening te worden gehouden met de volgende algemene aspecten:

  • Bij sloop, renovaties en dakherstel zal aan broedplaatsen van gierzwaluwen, maar ook aan de eventuele aanwezigheid van vleermuizen, aandacht moeten worden geschonken. Sloop of renovatie van gebouwen waarin mogelijk gierzwaluwen nestelen, dient bij voorkeur niet te worden uitgevoerd van begin april tot half augustus, de broedperiode van deze vogelsoort.
  • Vleermuizen kunnen bijna het gehele jaar in spleten van bomen of in spouwmuren van gebouwen voorkomen. Aanbevolen wordt in een vroegtijdig stadium van de planning van sloop- of renovatiewerkzaamheden vast te stellen of er vleermuizen in het gebouw zitten. Indien een vleermuisverblijf wordt aangetroffen, kan het beste gewacht worden met de aanvang van de werkzaamheden tot de vleermuizen hun zomer- dan wel winterverblijf hebben verlaten. In het algemeen is de meest geschikte periode om werkzaamheden uit te voeren van half augustus tot eind oktober.
  • Voor wat betreft het verwijderen van vegetaties wordt geadviseerd bomen en struiken altijd te controleren op de aanwezigheid van vogelnesten, vogels in hun winterslaapplaats en vleermuizen (holle bomen). Vegetaties kunnen het beste verwijderd worden buiten het broedseizoen, d.w.z. van augustus tot maart. Geadviseerd wordt in alle jaargetijden na te gaan of er beschermde planten of dieren als kleine zoogdieren en amfibieën in het te verwijderen groen aanwezig zijn.

Met betrekking tot de habitattoets kan worden gesteld dat Oud Zaenden niet grenst aan een Natura-2000 gebied. De habitattoets heeft dan ook geen betrekking op Oud Zaenden.

6.1.2 Zuiderhout

Geluid

Binnen het deelgebied Zuiderhout zijn de aspecten Industrielawaai, Railverkeerslawaai en Wegverkeerslawaai onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:

Industrielawaai:

  • Het deelgebied maakt deel uit van het gezoneerde industrieterrein 'Industrieterrein Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid en omstreken' Binnen het deelgebied Zuiderhout zijn inrichtingen, als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, uitgesloten. Het bedrijventerrein maakt echter wel deel uit van het gezoneerde industrieterrein 'Industrieterrein Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid en omstreken'. Binnen het deelgebied Zuiderhout bevinden zich geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.
    Vestiging van inrichtingen, als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, dienen expliciet in het bestemmingsplan te worden uitgesloten voor het deelgebied Zuiderhout, zoals momenteel ook in de het vigerende bestemmingsplan Zuiderhout is opgenomen.
  • Het deelgebied Zuiderhout ligt binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Westpoort in Amsterdam. Binnen de geluidszone op het deelgebied Zuiderhout bevinden zich geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Railverkeerslawaai;

  • Het deelgebied ligt binnen geluidszone van het spoortraject Zaandam-Uitgeest. Binnen deze geluidszone bevinden zich in het deelgebied Zuiderhout geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Wegverkeerslawaai.

  • Het deelgebied ligt voor een deel binnen de geluidszone van de Provincialeweg, de Zuidelijke Randweg en de Pieter Ghijsenlaan. Binnen deze geluidszones bevinden zich in het deelgebied Zuiderhout geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Conclusie

Geluid vormt ten aanzien van het deelgebied Zuiderhout geen belemmering voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid.

Externe veiligheid

Binnen het deelgebied Zuiderhout bevindt zich een aantal activiteiten, dat betrekking heeft op het aspect externe veiligheid, namelijk:

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen binnen het deelgebied;

Norit, Pieter Ghijsenlaan 42

Norit is een producent van actieve kool. Norit valt op basis van de vigerende milieubeheervergunning onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI), omdat de opslag van gevaarlijke stoffen hierin niet is begrensd op maximaal 10.000 kg. De werkelijke hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke stoffen bedraagt momenteel minder dan 10.000 kg. Het bevoegde gezag (Provincie Noord-Holland) heeft aan Norit Nederland B.V. gevraagd een revisievergunning in het kader van de Wet milieubeheer in te dienen, omdat de huidige vergunning per 1 januari 2011 is verlopen en omdat er binnen de inrichting nieuwe activiteiten plaatsvinden. Om de risico's van de activiteiten voor de omgeving in kaart te brengen heeft Norit Nederland voor de revisievergunningaanvraag Wet milieubeheer door DHV een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) laten opstellen.

Plaatsgebonden risico

De PR 10-5/jaar van Norit ligt in zijn geheel binnen de inrichtinggrens. De PR 10-6/ jaar contour ligt voor een groot deel binnen de inrichting. Ten westen van de inrichting ligt de PR 10-6/jaar contour voor een klein deel buiten de inrichtinggrens. Binnen de PR 10-6/jaar contour bevinden zich geen (geprojecteerde beperkt en beperkt) kwetsbare objecten. Buiten de inrichtingsgrens mogen zich binnen de PR 10-6/jaar contour geen (beperkt) kwetsbare objecten vestigen.

Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied Zuiderhout.

Groepsrisico

Het groepsrisico als gevolg van Noritveroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de grafiek in de QRA blijkt dat het groepsrisico met een factor 3,54 x10-8 per jaar ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. De installaties voldoen aan de Best Beschikbare Technieken (BBT).

Het betreft binnen het invloedsgebied voornamelijk een industriële omgeving met een zelfredzame populatie. Het grootste deel van de aanwezige personen is binnen een gebouw aanwezig. Binnen het invloedsgebied van Norit op Zuiderhout zullen geen grote ontwikkelingen meer plaatsvinden. Hierdoor zal er in het deelgebied Zuiderhout geen relevante toename van het groepsrisico plaatsvinden.

Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat de aanwezigheid van Norit voor het deelgebied Zuiderhout verantwoord is.

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen buiten het deelgebied;

Buiten het deelgebied bevinden zich de volgende bedrijven, die ten aanzien van externe veiligheid ook invloed hebben op het deelgebied Zuiderhout:

Chemtura, Ankerweg 18 in Amsterdam.

Chemtura is een producent van gewasbeschermingsmiddelen en heeft tot doel het produceren van fijnchemicaliën, het formuleren, granuleren en verpakken van halffabricaten en eindproducten.

Plaatsgebonden Risico

Zoals al is omschreven voor het deelgebied Oud Zaenden blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 ruim buiten de grens van het plangebied blijft. Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied Zuiderhout.

Groepsrisico

Ook voor het groepsrisico geldt hetzelfde, als is omschreven voor het deelgebied Oud Zaenden. Het invloedsgebied van Chemtura ligt buiten het plangebied van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid. In verband hiermee hoeft voor Chemtura geen verantwoording van het groepsrisico voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid te worden uitgevoerd. Chemtura vormt geen belemmering voor het deelgebied Zuiderhout.

BP Terminal Amsterdam
BP Terminal Amsterdam betreft een inrichting ten behoeve van tankopslag en blending van olieproducten. Op 21 mei 2008 is er naar aanleiding van een uitbreiding van BP Terminal Amsterdam en een aanvraag voor een veranderingsvergunning in het kader van de Wet milieubeheer door Royal Haskoning een QRA, versie 9R1012.01, opgesteld. Volgens de Risicokaart van de Provincie NH bedraagt de effectafstand van de opslagtank voor butaan (de gasbollen) 3300 meter en voor de opslag van brandbare vloeistoffen 1550 meter. Uit de genoemde QRA blijkt dat het maatgevende scenario het in 10 minuten uitstromen van de opslagtanks 2151 en 2152 is. De operationele inhoud van deze tanks bedraagt per tank 2640 m3 met butaan. Het invloedsgebied bedraagt volgens de QRA voor deze tanks 1550 meter. Ten behoeve van de veranderingsvergunning in het kader van de Wet milieubeheer is door het RIVM bepaald dat het maatgevende scenario voor de tanks 2151 en 2152 ligt op 2000 meter bij een gaswolkexplosie. Hierbij is volgens de milieuvergunning wel uitgegaan van 3300 m3 in plaats van de genoemde 2640 m3.

Het deelgebied Zuiderhout ligt op ongeveer 2250 meter van de BP Terminal Amsterdam en valt dus buiten het invloedsgebied. BP Terminal Amsterdam vormt geen belemmering voor het deelgebied Zuiderhout.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;

De Zuidelijke Randweg doorsnijdt het deelgebied Zuiderhout. Deze weg is opgenomen in de nieuwe route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico Voor zowel de huidige, als de toekomstige situatie is een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 niet aanwezig.

Groepsrisico
In het onderzoek van Arcadis ten behoeve van de aanpassing van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn de nieuwe ontwikkelingen langs de Zuidelijke Randweg meegenomen. Voor beide ontwikkelingen is in het kader van artikel 19 van de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) een verantwoording voor het groepsrisico opgesteld. Hiervoor is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek Waterland.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied Zuiderhout.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor.

Het deelgebied Zuiderhout ligt op ruim 200 meter afstand van de spoorlijn Amsterdam – Zaandam. Hiermee ligt het deelgebied buiten de toetsingszone van 200 meter als gevolg van deze spoorlijn met betrekking tot de externe veiligheid.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water.

Het deelgebied ligt gedeeltelijk binnen de toetsingszone van 200 meter van het Noordzeekanaal, maar buiten de toetsingszone van de Zaan.

Plaatsgebonden Risico Uit de Risicoatlas Hoofdvaarwegen van 20 februari 2003 blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 ter hoogte van het deelgebied Zuiderhout niet buiten de oevers van het Noordzeekanaal ligt.

Het Basisnet water kent geen externe veiligheidsknelpunten nu en in de toekomst met een tijdshorizon van 2030.

Groepsrisico Het groepsrisico ligt volgens de Risicoatlas Hoofdvaarwegen van 20 februari 2003 ter hoogte van het deelgebied Zuiderhout op een score van -7.31, indien zich 1000 personen/ha zich in dit deelgebied langs het Noordzeekanaal bevinden. Bij zo'n lage score is er van een groepsrisico voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water geen sprake.

Het Noordzeekanaal valt volgens het Basisnet Water onder de rode categorie. Dit betekent:

  • geen nieuwe kwetsbare bestemmingen binnen de waterlijn;
  • een plasbrandaandachtsgebied van 40 meter landinwaarts vanaf de waterlijn.

Binnen het plasbrandaandachtsgebied van 40 meter dient aan de vestiging van kwetsbare objecten een zorgvuldige afweging ten grondslag te liggen. Bij deze afweging dient de behoefte tot het realiseren van die kwetsbare objecten in het plasbrandaandachtsgebied te worden onderbouwd, waarbij ook mogelijke alternatieve locaties worden beschouwd. Daarnaast of in samenhang met deze afweging dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de bestrijdbaarheid van een plasbrand (hulpverlening & zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw). Het Basisnet Water is opgenomen in Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Concreet betekent dit dat beperkt kwetsbare objecten zich mogen vestigen binnen het plasaandachtsgebied, maar dat voor kwetsbare objecten een zorgvuldige afweging dient plaats te vinden. Het is overigens wel aan te bevelen om bij elke nieuwe ontwikkeling binnen het plasbrandaandachtsgebied voldoende vluchtwegen/(nood)uitgangen te creëren, die bij voorkeur niet gericht zijn, c.q. leiden naar de risicobronnen.

Transportleidingen

In het deelgebied bevinden zich geen hoge druk transportleidingen van de Gasunie.

Geur

Binnen het deelgebied Zuiderhout bevinden zich geen geurgevoelige objecten, zodat met het aspect geur geen rekening hoeft te worden gehouden.

Luchtkwaliteit

Door het adviesbureau Tauw is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de som van de achtergrondconcentratie, de bijdrage van het verkeer en de bijdrage van de directe emissies van de relevante bedrijven nergens leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de meest kritische componenten NO2 en PM10, zoals in de Wet luchtkwaliteit is opgenomen.

Daarnaast blijkt uit de Monitoringstool, dat er ten opzichte van het jaar 2011 een afname plaatsvindt van de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020. Aangezien er in deelgebied Zuiderhout geen grote luchtverontreinigende ontwikkelingen zijn te verwachten, zal voor deze deelgebieden de concentratie van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020 volgens de prognoses ook afnemen.

Bedrijven
Norit Nederland BV past niet binnen de toelaatbaarheid van het deelgebied in verband met de afstand tot de dichtstbijzijnde woningen langs de Pieter Ghijsenlaan en de Hemkade. Het bedrijf is op basis van de milieuvergunning toelaatbaar op deze locatie en zal een maatbestemming krijgen.

Ikea is voornemens om aan de Stormhoek in Zaandam een nieuwe vestiging van het bedrijf te gaan realiseren. In verband hiermee zijn voor de relevante milieuaspecten geluid, luchtkwaliteit en flora & fauna onderzoeken uitgevoerd. Uit de onderzoeken blijkt, dat Ikea op de locatie inpasbaar is in het bestemmingsplan.

De overige bestemmingen, weergegeven in bijlage 3.2 van het milieuonderzoek, zijn in het deelgebied Zuiderhout toelaatbaar.

De bedrijven buiten het deelgebied vormen geen belemmering voor de ontwikkeling binnen het deelgebied.

Bodem

Op de locatie Pieter Ghijsenlaan 12, aangeduid als Bruynzeel bedrijfsterrein, zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. De locatie bestaat uit diverse deellocaties die afzonderlijk van elkaar onderzocht zijn:

  • Voor het noordelijke deel van de locatie is een beschikking afgegeven (ernstig, niet urgent). De bovengrond is hier sterk verontreinigd met zware metalen. Voor zover bekend is de sanering nog niet uitgevoerd;
  • Op het zuidelijke deel van de locatie is een sanering uitgevoerd door de sintellaag af te graven;
  • Ter plaatse van de P. Ghijsenlaan 12c is in grond en grondwater minerale olie en PAK boven de interventiewaarde aangetoond. Deze verontreinigingen zijn niet volledig afgeperkt;
  • Uit een verkennend onderzoek ter plaatse van het Bruynzeel Deuren terrein blijkt dat naast een matige tot ernstige verontreiniging met zware metalen en PAK in de bovengrond, op een aantal locaties ernstige verontreinigingen zijn aangetoond: de blusvijver, de geluidswal, het ketelhuis en hal E. Op een deel van deze deellocaties dient de verontreiniging nader onderzocht te worden;
  • Bij een nulsituatieonderzoek door Ecocontrol (01-09-2002) is ter plaatse van een ondergrondse tank minerale olie boven de interventiewaarde aangetoond in het grondwater.

Op de locatie Balkenhaven Zaandam, gelegen aan de S. Spiersweg, is sprake van een stortplaats (stort van hoogovenslakken en slib in havenbekken) die geïsoleerd is d.m.v. een wand en afdekking. Het grondwater in de stortplaats is sterk verontreinigd met arseen en naftaleen. Het grondwater wordt gemonitord.

Ter plaatse van de Zaanderhorn is sprake van een voormalige stortplaats van Bruynzeel. De grond en het grondwater zijn sterk verontreinigd. Het grondwater is in drie rondes gemonitord. Conclusie is dat het stortmateriaal de kwaliteit van het grondwater beïnvloedt en dat het grondwater nader onderzocht dient te worden.

Natuurwaarden

Binnen het deelgebied Zuiderhout vinden een aantal nieuwe ontwikkelingen plaats. Zoals uit het onderzoek van Van der Goes & Groot blijkt is Zuiderhout minder interessant voor de natuurwaarden. In geval van de ontwikkelingen dient in het kader van de Flora- en faunawet rekening te worden gehouden met de volgende algemene aspecten:

  • Bij sloop, renovaties en dakherstel zal aan broedplaatsen van gierzwaluwen, maar ook aan de eventuele aanwezigheid van vleermuizen, aandacht moeten worden geschonken. Sloop of renovatie van gebouwen waarin mogelijk gierzwaluwen nestelen, dient bij voorkeur niet te worden uitgevoerd van begin april tot half augustus, de broedperiode van deze vogelsoort.
  • Vleermuizen kunnen bijna het gehele jaar in spleten van bomen of in spouwmuren van gebouwen voorkomen. Aanbevolen wordt in een vroegtijdig stadium van de planning van sloop- of renovatiewerkzaamheden vast te stellen of er vleermuizen in het gebouw zitten. Indien een vleermuisverblijf wordt aangetroffen, kan het beste gewacht worden met de aanvang van de werkzaamheden tot de vleermuizen hun zomer- dan wel winterverblijf hebben verlaten. In het algemeen is de meest geschikte periode om werkzaamheden uit te voeren van half augustus tot eind oktober.
  • Voor wat betreft het verwijderen van vegetaties wordt geadviseerd bomen en struiken altijd te controleren op de aanwezigheid van vogelnesten, vogels in hun winterslaapplaats en vleermuizen (holle bomen). Vegetaties kunnen het beste verwijderd worden buiten het broedseizoen, d.w.z. van augustus tot maart. Geadviseerd wordt in alle jaargetijden na te gaan of er beschermde planten of dieren als kleine zoogdieren en amfibieën in het te verwijderen groen aanwezig zijn.

Met betrekking tot de habitattoets kan worden gesteld dat Zuiderhout niet grenst aan een Natura-2000 gebied. De habitattoets heeft dan ook geen betrekking op Zuiderhout.

6.1.3 Westerspoor

Geluid

Binnen het deelgebied Westerspoor zijn de aspecten Industrielawaai, railverkeerslawaai en wegverkeerslawaai onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:

Industrielawaai:

  • Het deelgebied maakt deel uit van het gezoneerde industrieterrein 'Industrieterrein Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid en omstreken'. Ten noorden van de Hoofdtocht zijn inrichtingen, als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, uitgesloten. Het bedrijventerrein ten noorden van de Hoofdtocht maakt echter wel deel uit van het gezoneerde industrieterrein 'Industrieterrein Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid en omstreken'. Binnen het deelgebied Westerspoor bevinden zich geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.
    Vestiging van inrichtingen, als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, dienen expliciet in het bestemmingsplan te worden uitgesloten voor het gebied ten noorden van de Hoofdtocht, zoals momenteel ook in de het vigerende bestemmingsplan Westerspoor Zuid is opgenomen.
  • Het deelgebied Westerspoor ligt binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Westpoort in Amsterdam. Binnen de geluidszone op het deelgebied Westerspoor bevinden zich geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Railverkeerslawaai:

  • Het deelgebied ligt voor een klein deel binnen de geluidszone van het spoortraject Zaandam-Uitgeest. Binnen deze geluidszone bevinden zich in het deelgebied Westerspoor geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Wegverkeerslawaai:

  • Het deelgebied ligt voor een deel binnen de geluidszone van de Albert Heijnweg, de Hoofdtocht, de Verbindingstocht en de Zuidelijke Randweg. Binnen deze geluidszone bevinden zich in het deelgebied Westerspoor geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Conclusie

Geluid vormt ten aanzien van het deelgebied Westerspoor voor de aspecten industrie-, railverkeer- en wegverkeerslawaai geen belemmering voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid.

Externe veiligheid

Binnen het deelgebied Westerspoor bevinden zich een aantal activiteiten, dat betrekking heeft op het aspect externe veiligheid, namelijk:

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen binnen het deelgebied.

Hilton Meats, Grote Tocht 31.

Hilton Meats valt onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) door de aanwezigheid van ammoniak als koudemiddel in de koel- en vriesinstallaties. Hilton Meats BV heeft de volgende koelinstallaties in gebruik:
- nieuwbouw: indirecte koelinstallatie met 240 kg NH3;
- oudbouw 1ste etage/machinekamer: indirecte/directe koelinstallatie met 2000 kg NH3;
- oudbouw technische dienst: indirecte koelinstallatie met 120 kg NH3.
De gezamenlijke hoeveelheid ammoniak bedraagt 2360 kg.

Plaatsgebonden Risico
De plaatsgebonden risicocontour van 10–6 ligt op de terreingrens van de inrichting. Hierdoor wordt voldaan aan de grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risico van 10–6 per jaar.

Groepsrisico
Volgens het REVI is de grens van het invloedsgebied voor Hilton Meats niet relevant. Het groepsrisico, de mogelijkheden voor rampbestrijding en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking hoeven niet te worden verantwoord.

Albert Heijn BV, Hoofdtocht 1.

Albert Heijn BV valt onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) door de aanwezigheid van ammoniak als koudemiddel in de koel- en vriesinstallaties. Albert Heijn BV heeft 3 koelinstallaties, elk met een inhoud van 1150 kg met 1 gezamelijk afscheidervat, type 1, temperatuur tussen -25 en - 5. NH3 De gezamenlijke hoeveelheid ammoniak bedraagt 3450 kg.


Plaatsgebonden Risico
De plaatsgebonden risicocontour van 10–6 ligt op de terreingrens van de inrichting. Hierdoor wordt voldaan aan de grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risico van 10–6 per jaar.

Groepsrisico Volgens het REVI is de grens van het invloedsgebied voor Albert Heijn BV niet relevant. Het groepsrisico, de mogelijkheden voor rampbestrijding en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking hoeven niet te worden verantwoord.

Texaco Tankstation, Ducaatstraat 43;

Het tankstation Texaco betreft een verkooppunt van motorbrandstoffen. Hierbij vindt tevens verkoop van LPG plaats.

Plaatsgebonden Risico

Voor het Texaco Tankstation is een QRA opgesteld. Op basis van deze QRA wordt voldaan aan de grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risico van 10–6 per jaar.

Groepsrisico

Voor de verantwoording van het groepsrisico is op basis van de QRA een notitie voor de verantwoordingsplicht opgesteld door het adviesbureau Oranjewoud. Hieruit blijkt dat het groepsrisico ruimschoots beneden de oriëntatiewaarde ligt. In de verantwoording zijn maatregelen opgenomen ter beperking van het groepsrisico, zoals het aanpassen van de opstelplaats en het opnemen van venstertijden voor de aflevering van LPG.

In het plangebied zijn voornamelijk personen aanwezig met een normale zelfredzaamheid. Volgens het onderzoek van het adviesbureau Oranjewoud is de scoring voor zelfredzaamheid van de aanwezige personen in deze omgeving optimaal.

Voor de zelfredzaamheid, bestrijding en de hulpverlening is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland. Uit dit advies blijkt samengevat het volgende:

Zelfredzaamheid.

Bij een explosie (of BLEVE) is het belangrijk dat de burgers niet hun ramen en deuren sluiten. Door de drukgolf kunnen namelijk rondvliegende scherven en objecten ontstaan, met als gevolg gewonden of zelfs dodelijke slachtoffers. Als een explosie dreigt, is de beste oplossing om het effectgebied te ontvluchten. Het is belangrijk een veilige plek op te zoeken buiten het bereik van rondvliegende delen zoals glas. Na de explosie kunnen er secundaire branden ontstaan.

Bestrijdbaarheid en hulpverlening.

Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn de operationeel leidinggevenden, opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalsbestrijding. In geval van een incident binnen het LPG-tankstation Texaco kunnen de hulpdiensten de locatie goed en van twee zijden benaderen.

Bij een inzet, bijvoorbeeld bij een brandbestrijding, zal de brandweer in eerste instantie afleggen op de ondergrondse bluswaterleiding (primaire bluswatervoorziening). Voor een adequate bluswatervoorziening gelden de eisen uit de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”, uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding in 2003. Uit het advies van de brandweer Zaanstad blijken in het bestemmingsplangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig te zijn voor het deelgebied Westerspoor.

Conclusie verantwoording groepsrisico Texaco Tankstation

Het groepsrisico als gevolg van het zelftankstation Texaco veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de grafiek in de QRA blijkt dat het groepsrisico een factor 0.0125 onder de oriëntatiewaarde ligt. Daarnaast kan worden gesteld dat de aanwezige personen worden aangemerkt als zelfredzaam. Tevens zijn er geen significante afwijkingen van de landelijke richtlijnen met betrekking tot de repressieve dekking en voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat de aanwezigheid van een LPG tankstation op deze locatie verantwoord is.

Eurofill Holding BV, Grote Tocht 99

Eurofill is een aerosol fabriek. Hier worden in opdracht van derden diverse soorten aerosol producten zoals bijv. deodorant, remreiniger, motorstarter e.a. afgevuld en verzonden naar de opdrachtgever. Eurofill valt momenteel onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen) o.b.v. de lichte categorie. Het bedrijf is hierdoor niet verplicht om een veiligheidsrapport op te stellen.

Plaatsgebonden Risico

De maatgevende risicocontour voor de grenswaarde van het plaatsgebonden risico van 1.10-6/jr. wordt veroorzaakt door de scenario's breuk van de losslang van de tankauto met brandbaar gas (maximale effectafstand ongeveer 44 m) en het instantaan falen van de ingeterpte tanks. De maatgevende risicocontour ligt aan de oost- en zuidzijde buiten het terrein van de inrichting.

Binnen de contour bevindt zich aan de oostzijde een beperkt kwetsbaar object (een kantoor voor minder dan 50 personen). Het beperkt kwetsbare object bevindt zich binnen de 10-6 contour maar buiten de 10-5 contour van een inrichting waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het BEVI een milieuvergunning is verleend. De beschreven situatie wordt niet geregeld in het Besluit. Deze situatie wordt, omdat het een beperkt kwetsbaar object in een bestaande situatie betreft, als toelaatbaar aangemerkt.

Groepsrisico

Het maatgevende scenario is de instantane uitstroming van de ingeterpte tank van 13,5 ton propaan met een straal van 203.6 meter. Het groepsrisico ligt beneden de oriëntatiewaarde. De installaties voldoen aan de Best Beschikbare Techniek (BBT).

Het betreft hier een industriële omgeving met een zelfredzame populatie. Het grootste deel van de aanwezige personen binnen het deelgebied Westerspoor is in een gebouw aan het werk en daardoor beschermd tegen de warmtestraling. Binnen het invloedsgebied van Westerspoor zullen geen grote ontwikkelingen meer plaatsvinden, omdat het industrieterrein nagenoeg volgebouwd is. Hierdoor zal er in het deelgebied Westerspoor geen relevante toename van het groepsrisico plaatsvinden.

Voor de zelfredzaamheid, bestrijding en de hulpverlening is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland. Uit dit advies blijkt samengevat het volgende:

Zelfredzaamheid.

Bij een explosie (of BLEVE) is het belangrijk dat de burgers niet hun ramen en deuren sluiten. Door de drukgolf kunnen namelijk rondvliegende scherven en objecten ontstaan, met als gevolg gewonden of zelfs dodelijke slachtoffers. Als een explosie dreigt, is de beste oplossing om het effectgebied te ontvluchten. Het is belangrijk een veilige plek op te zoeken buiten het bereik van rondvliegende delen zoals glas. Na de explosie kunnen er secundaire branden ontstaan.

Bestrijdbaarheid en hulpverlening.

Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn de operationeel leidinggevenden, opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalsbestrijding.

Bij een inzet, bijvoorbeeld bij een brandbestrijding, zal de brandweer in eerste instantie afleggen op de ondergrondse bluswaterleiding (primaire bluswatervoorziening). Voor een adequate bluswatervoorziening gelden de eisen uit de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”, uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding in 2003. Uit het advies van de brandweer Zaanstad blijken in het bestemmingsplangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig te zijn voor het deelgebied Westerspoor.

Conclusie verantwoording groepsrisico Eurofill BV

Het groepsrisico als gevolg van Eurofill BV veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de grafiek in de QRA blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. Daarnaast kan worden gesteld dat de aanwezige personen worden aangemerkt als zelfredzaam. Tevens zijn er geen significante afwijkingen van de landelijke richtlijnen met betrekking tot de repressieve dekking en voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat de aanwezigheid van Eurofill in het deelgebied Westerspoor verantwoord is.

Bruins Veem BV, Gerrit Bolkade 43

Bruins Veem BV is opgenomen op de Risicokaart van de Provincie NH, als een inrichting dat onder het BEVI valt op basis van de opslag van meer dan 10 ton calciumchloride. De opgeslagen stof calciumchloride is niet brandbaar en behoort niet tot de klasse van ADR goederen. Het betreft een zout. De calciumchloride wordt buiten apart opgeslagen, dus niet samen met brandbare stoffen. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat Bruins Veem BV volgens de gewijzigde BEVI niet wordt aangemerkt als een bedrijf dat onder het BEVI valt.

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen buiten het deelgebied.

Buiten het deelgebied bevinden zich de volgende bedrijven, die ten aanzien van externe veiligheid ook invloed hebben op het deelgebied Westerspoor:

Chemtura, Ankerweg 18 in Amsterdam.

Chemtura is een producent van gewasbeschermingsmiddelen en heeft tot doel het produceren van fijnchemicaliën, het formuleren, granuleren en verpakken van halffabricaten en eindproducten.

Plaatsgebonden Risico

Zoals al is omschreven voor het deelgebied Oud Zaenden blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 ruim buiten de grens van het plangebied blijft. Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied Zuiderhout.

Groepsrisico

Ook voor het groepsrisico geldt hetzelfde, als is omschreven voor het deelgebied Oud Zaenden. Het invloedsgebied van Chemtura ligt buiten het plangebied van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid. In verband hiermee hoeft voor Chemtura geen verantwoording van het groepsrisico voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid te worden uitgevoerd.

Chemtura vormt geen belemmering voor het deelgebied Westerspoor.

BP Amsterdam Terminal

BP Amsterdam Terminal is een bedrijf waar brandbare vloeistoffen worden opgeslagen. De inrichting bestaat uit een tankenpark voor opslag van gassen en aardolieproducten, installaties voor mengen en behandelen van ýproducten, steigers en laadplaatsen voor overslag, alsmede kantoren.

Plaatsgebonden Risico

Uit de QRA van BP Amsterdam Terminal blijkt dat de PR -contour van 10-6 /jaar van het bedrijf niet binnen de gemeentegrens van de gemeente Zaanstad ligt. De afstand tussen de grens van het plangebied en de terreingrens van BP Amsterdam Terminal bedraagt circa 500 meter. Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied Westerspoor.

Groepsrisico

Het maatgevende scenario is het in 10 minuten uitstromen van de opslagtanks 2151 of 2152. De operationele inhoud van deze tanks bedraagt per tank 2640 m3 met butaan. Het invloedsgebied bedraagt volgens de QRA voor deze tanks 1550 meter. Ten behoeve van de veranderingsvergunning in het kader van de Wet milieubeheer is door het RIVM bepaald dat het maatgevende scenario voor de tanks 2151 en 2152 ligt op 2000 meter bij een gaswolkexplosie. Het groepsrisico ligt beneden de oriëntatiewaarde.

Het groepsrisico als gevolg van de BP Terminal Amsterdamveroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de grafiek in de QRA blijkt dat het groepsrisico een factor 0.111 onder de oriëntatiewaarde ligt. De installaties voldoen aan de Best Beschikbare Technieken (BBT). Er zijn volgens de Provincie N-H, de vergunningverlenende instantie, redelijkerwijs geen aanvullende bronmaatregelen mogelijk om het groepsrisico verder te beperken.

Het betreft binnen het invloedsgebied een industriële omgeving met een zelfredzame populatie. Het grootste deel van de aanwezige personen binnen het deelgebied Westerspoor zal in een gebouw aan het werk zijn en daardoor beschermd tegen de warmtestraling. Binnen het invloedsgebied van Westerspoor zullen geen grote ontwikkelingen meer plaatsvinden. Hierdoor zal er in het deelgebied Westerspoor geen relevante toename van het groepsrisico plaatsvinden.

Voor de zelfredzaamheid, bestrijding en de hulpverlening is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland. Uit dit advies blijkt samengevat het volgende:

Zelfredzaamheid.

In het plangebied zijn voornamelijk personen aanwezig met een normale zelfredzaamheid. Voor de zelfredzaamheid is advies gevraagd bij de RBZW. Hierin is ten aanzien van de zelfredzaamheid het volgende opgenomen:

Bij een explosie (of BLEVE) is het belangrijk dat de burgers niet hun ramen en deuren sluiten. Door de drukgolf kunnen namelijk rondvliegende scherven en objecten ontstaan, met als gevolg gewonden of zelfs dodelijke slachtoffers. Als een explosie dreigt, is de beste oplossing om het effectgebied te ontvluchten. Het is belangrijk een veilige plek op te zoeken buiten het bereik van rondvliegende delen zoals glas. Na de explosie kunnen er secundaire branden ontstaan. Bij dit scenario is het belangrijk dat niet het WAS (waarschuwing- en alarmeringssysteem) wordt ingeschakeld, omdat men dan naar aanleiding van de landelijke voorlichtingscampagne ('Denk vooruit') naar binnen vlucht en ramen en deuren sluit.

Bestrijdbaarheid en hulpverlening.

Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn de operationeel leidinggevenden, opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalsbestrijding.

Bij een inzet, bijvoorbeeld bij een brandbestrijding, zal de brandweer in eerste instantie afleggen op de ondergrondse bluswaterleiding (primaire bluswatervoorziening). Voor een adequate bluswatervoorziening gelden de eisen uit de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”, uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding in 2003. Uit het advies van de brandweer Zaanstad blijken in het bestemmingsplangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig te zijn voor het deelgebied Westerspoor.

Conclusie verantwoording groepsrisico BP Amsterdam Terminal

Het groepsrisico als gevolg van BP Amsterdam Terminal veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de grafiek in de QRA blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. De installaties voldoen aan BBT. Er zijn volgens de Provincie N.-H, de vergunningverlenende instantie, redelijkerwijs geen aanvullende bronmaatregelen mogelijk om het groepsrisico verder te beperken. Daarnaast kan worden gesteld dat de aanwezige personen worden aangemerkt als zelfredzaam. Tevens zijn er geen significante afwijkingen van de landelijke richtlijnen met betrekking tot de repressieve dekking en voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat de aanwezigheid van BP Amsterdam Terminal ten opzichte van het deelgebied Westerspoor verantwoord is.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

De nieuwe Zuidelijke Randweg loopt door het deelgebied Westerspoor. Deze weg is opgenomen in de nieuwe route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico

Voor zowel de huidige, als de toekomstige situatie is een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 niet aanwezig.

Groepsrisico

Het groepsrisico als gevolg van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door het deelgebied Westerspoor veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit het onderzoek Externe Veiligheid Route Vervoer Gevaarlijke Stoffen van Arcadis blijkt dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Het betreft hier een industriële omgeving met een zelfredzame populatie. Het grootste deel van de aanwezige personen binnen het deelgebied Westerspoor is in een gebouw aan het werk en daardoor beschermd tegen de warmtestraling.

Binnen het invloedsgebied van Westerspoor zullen geen grote ontwikkelingen meer plaatsvinden, omdat het industrieterrein nagenoeg volgebouwd is. Hierdoor zal er in het deelgebied Westerspoor geen relevante toename van het groepsrisico plaatsvinden.

Voor de zelfredzaamheid, bestrijding en de hulpverlening is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland. Uit dit advies blijkt samengevat het volgende:

Zelfredzaamheid.

Bij een dreigende explosie is het belangrijk dat de burgers niet hun ramen en deuren sluiten. Door de drukgolf kunnen namelijk rondvliegende scherven en objecten ontstaan, met als gevolg gewonden of zelfs dodelijke slachtoffers. Als een explosie dreigt, is de beste oplossing om het effectgebied te ontvluchten. Het is belangrijk een veilige plek op te zoeken buiten het bereik van rondvliegende delen zoals glas. Na de explosie kunnen er secundaire branden ontstaan.

Bestrijdbaarheid en hulpverlening.

  • Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn de operationeel leidinggevenden, opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalsbestrijding.
  • Bij een inzet, bijvoorbeeld bij een brandbestrijding, zal de brandweer in eerste instantie afleggen op de ondergrondse bluswaterleiding (primaire bluswatervoorziening). Voor een adequate bluswatervoorziening gelden de eisen uit de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”, uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding in 2003. Uit het advies van de brandweer Zaanstad blijken in het bestemmingsplangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig te zijn voor het deelgebied Westerspoor.
  • Het is aan te bevelen om bij de indeling van het plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten te projecteren binnen het 100% letaal effectgebied van enig incidentscenario, zowel bij het vervoer van gevaarlijke stoffen als bij de Bevi-inrichtingen. Concreet betekent dit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen dat er geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 90 meter aan de weerszijden van de route gevaarlijke stoffen worden toegestaan.

Conclusie verantwoording groepsrisico vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Het groepsrisico als gevolg van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door het deelgebied Westerspoor veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit het onderzoek Externe Veiligheid Route Vervoer Gevaarlijke Stoffen van Arcadis blijkt dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Daarnaast kan worden gesteld dat de aanwezige personen worden aangemerkt als zelfredzaam. Tevens zijn er geen significante afwijkingen van de landelijke richtlijnen met betrekking tot de repressieve dekking. Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat het vervoer van gevaarlijke stoffen langs het deelgebied Westerspoor verantwoord is.

Als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen adviseert de RBZW om geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 90 meter aan de weerszijden van de route gevaarlijke stoffen toe te staan. Voor nieuwe de ontwikkelingen binnen het deelgebied Westerspoor zal dit in overweging worden genomen.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied Westerspoor.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

De spoorlijn Amsterdam – Zaandam loopt door het deelgebied Westerspoor. Hierdoor bevindt zich een gedeelte van het deelgebied binnen de toetsingszone van 200 meter van deze spoorlijn met betrekking tot de externe veiligheid.

Door Prorail is op 5 december 2003 de 'Prognose van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor' uitgebracht. Hierin is een prognose opgenomen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Voor Zaanstad stelt Prorail dat voor wat betreft de externe veiligheid uitgegaan kan worden van de beleidsvrije marktprognose van 0 voor de risicobenadering, waardoor er geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 en is het groepsrisico als gevolg van de spoorlijn niet van toepassing.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Amsterdam – Zaandam vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water

Het deelgebied ligt gedeeltelijk binnen de toetsingszone van 200 meter van het Noordzeekanaal, maar buiten de toetsingszone van de Zaan.

Plaatsgebonden Risico

Uit de Risicoatlas Hoofdvaarwegen van 20 februari 2003 blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 ter hoogte van het deelgebied Westerspoor niet buiten de oevers van het Noordzeekanaal ligt.

Het Basisnet water kent geen externe veiligheidsknelpunten nu en in de toekomst met een tijdshorizon van 2030.

Groepsrisico

Het groepsrisico ligt volgens de Risicoatlas Hoofdvaarwegen van 20 februari 2003 ter hoogte van het deelgebied Westerspoor op een score van -5,49, indien zich 1000 personen/ha zich in dit deelgebied langs het Noordzeekanaal bevinden. Bij zo een lage score is er van een groepsrisico voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water geen sprake.

Het Noordzeekanaal valt volgens het Basisnet Water onder de rode categorie. Dit betekent:

  • geen nieuwe kwetsbare bestemmingen binnen de waterlijn;
  • een plasbrandaandachtsgebied van 40 meter landinwaarts vanaf de waterlijn.

Binnen het plasbrandaandachtsgebied van 40 meter dient aan de vestiging van kwetsbare objecten een zorgvuldige afweging ten grondslag te liggen. Bij deze afweging dient de behoefte tot het realiseren van die kwetsbare objecten in het plasbrandaandachtsgebied te worden onderbouwd, waarbij ook mogelijke alternatieve locaties worden beschouwd. Daarnaast of in samenhang met deze afweging dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de bestrijdbaarheid van een plasbrand (hulpverlening & zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw). Het Basisnet Water is opgenomen in Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Concreet betekent dit dat beperkt kwetsbare objecten zich mogen vestigen binnen het plasaandachtsgebied, maar dat voor kwetsbare objecten een zorgvuldige afweging dient plaats te vinden. Het is overigens wel aan te bevelen om bij elke nieuwe ontwikkeling binnen het plasbrandaandachtsgebied voldoende vluchtwegen/(nood)uitgangen te creëren, die bij voorkeur niet gericht zijn, c.q. leiden naar de risicobronnen.

Transportleidingen

In het deelgebied bevinden zich geen hoge druk transportleidingen van de Gasunie.

Geur

Binnen het deelgebied Westerspoor bevindt zich een aantal geuremitterende bedrijven. Hiervan kunnen de volgende bedrijven geurinvloed hebben op de dichtstbijzijnde woningen:

Adres Nr. Naam SBI-code 1993 SBI-code 2008 Milieucategorie geur Algemene toelaatbaarheid locatie opmerkingen
Rechte Tocht 2 Sun Chemical O+R 243 203 4.2 4.1 Maatbestemming
Ringweg 330 A-Ware (voor heen Schipper Kaas) 1551.5 1051.5 4.1 2 Maatbestemming

Deze bedrijven krijgen een maatbestemming op de verbeelding. Op de langere termijn is de verwachting dat door de geurreducerende maatregelen, die zullen worden opgenomen in de milieuvergunningen, de geuremissie van de bedrijven zal afnemen. Hierdoor zal de mate van geurhinder ook geleidelijk afnemen.

Buiten het deelgebied bevindt zich op relatief grote afstand 1 geuremitterend bedrijf, namelijk Cargill BV aan de Coenhavenweg 1 in Amsterdam. Het betreft een sojaverwerkingsbedrijf in de haven van Amsterdam. Op deze locatie worden sojabonen geperst (gecrusht) en wordt de ruwe olie gewonnen voor verdere raffinage of voor proteïnemeel in samengestelde diervoeding. Bij dit proces komt geur vrij.

Voor het deelgebied Westerspoor heeft het genoemde bedrijf geen consequenties, omdat er zich binnen het deelgebied Westerspoor geen geurgevoelige objecten bevinden.

Luchtkwaliteit

Door het adviesbureau Tauw is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de som van de achtergrondconcentratie, de bijdrage van het verkeer en de bijdrage van de directe emissies van de relevante bedrijven nergens leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de meest kritische componenten NO2 en PM10, zoals in de Wet luchtkwaliteit is opgenomen.

Daarnaast blijkt uit de Monitoringstool, dat er ten opzichte van het jaar 2011 een afname plaatsvindt van de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020. Aangezien er in deelgebied Westerspoor geen grote luchtverontreinigende ontwikkelingen zijn te verwachten, zal voor deze deelgebieden de concentratie van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020 volgens de prognoses ook afnemen.

Bedrijven
Sun Chemical O+R, A-Ware Zaandam BV (voorheen Schipper Kaas) en De Zaanse Puin Recycling B.V. passen niet binnen de toelaatbaarheid van het deelgebied in verband met de afstand tot de dichtstbijzijnde woningen langs de Ringweg en de Westzanerdijk. De bedrijven zijn op basis van de milieuvergunning toelaatbaar op deze locatie en zullen een maatbestemming krijgen.

De overige bestemmingen, weergegeven in bijlage 3.3 van het milieuonderzoek, zijn in het deelgebied Westerspoor toelaatbaar.

De bedrijven buiten het deelgebied vormen ook geen belemmering van de ontwikkeling binnen het deelgebied.

Bodem

In het deelgebied Westerspoor zijn op een aantal onderzochte locaties in de grond sterk verhoogde concentraties aan zware metalen, PAK en minerale olie aangetroffen. Het grondwater is plaatselijk sterk verontreinigd met o.a. fenolen, minerale olie en aromaten. Dit deelgebied staat niet op de asbestkansenkaart aangemerkt als zijnde asbestverdacht.

Ter plaatse van de Grote Tocht 99 (Eurofill) is het grondwater sterk verontreinigd met aromaten en VOCl. De grondwaterverontreiniging is in het verleden gesaneerd; Er is een ernstige restverontreiniging achtergebleven die is afgeperkt. De verontreiniging wordt periodiek gemonitord Vooralsnog lijkt er geen sprake van verspreiding naar overige percelen en is er dus geen noodzaak voor aanvullende sanering.

Natuurwaarden

Binnen het deelgebied Westerspoor vinden weinig nieuwe ontwikkelingen plaats. Zoals uit het onderzoek van Van der Goes & Groot blijkt is Westerspoor minder interessant voor de natuurwaarden. In geval van de ontwikkelingen dient in het kader van de Flora- en faunawet rekening te worden gehouden met de volgende algemene aspecten:

  • Bij sloop, renovaties en dakherstel zal aan broedplaatsen van gierzwaluwen, maar ook aan de eventuele aanwezigheid van vleermuizen, aandacht moeten worden geschonken. Sloop of renovatie van gebouwen waarin mogelijk gierzwaluwen nestelen, dient bij voorkeur niet te worden uitgevoerd van begin april tot half augustus, de broedperiode van deze vogelsoort.
  • Vleermuizen kunnen bijna het gehele jaar in spleten van bomen of in spouwmuren van gebouwen voorkomen. Aanbevolen wordt in een vroegtijdig stadium van de planning van sloop- of renovatiewerkzaamheden vast te stellen of er vleermuizen in het gebouw zitten. Indien een vleermuisverblijf wordt aangetroffen, kan het beste gewacht worden met de aanvang van de werkzaamheden tot de vleermuizen hun zomer- dan wel winterverblijf hebben verlaten. In het algemeen is de meest geschikte periode om werkzaamheden uit te voeren van half augustus tot eind oktober.
  • Voor wat betreft het verwijderen van vegetaties wordt geadviseerd bomen en struiken altijd te controleren op de aanwezigheid van vogelnesten, vogels in hun winterslaapplaats en vleermuizen (holle bomen). Vegetaties kunnen het beste verwijderd worden buiten het broedseizoen, d.w.z. van augustus tot maart. Geadviseerd wordt in alle jaargetijden na te gaan of er beschermde planten of dieren als kleine zoogdieren en amfibieën in het te verwijderen groen aanwezig zijn.

Met betrekking tot de habitattoets kan worden gesteld dat Westerspoor niet grenst aan een Natura-2000 gebied. De habitattoets heeft dan ook geen betrekking op Zuiderhout.

6.1.4 HoogTij

Geluid

Binnen het deelgebied HoogTij zijn de aspecten Industrielawaai, Railverkeerslawaai en Wegverkeerslawaai onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:

Industrielawaai:

  • Het deelgebied maakt deel uit van het koepelbestemmingsplan geluidszone Bedrijvenpark Westzanerpolder. Binnen de op de verbeelding aangegeven geluidszone is het realiseren van woningen en andere bouwwerken ten behoeve van geluidgevoelige bestemmingen als bedoeld in artikel 4 van het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen (Wet geluidhinder) en het realiseren van terreinen als bedoeld in artikel 4a van genoemde Besluit niet toegestaan.
  • Het deelgebied HoogTij ligt binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Westpoort in Amsterdam.
  • Er zijn geen geluidsgevoelige ontwikkelingen te verwachten binnen het deelgebied HoogTij. Industrielawaai vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Railverkeerslawaai;

  • Het deelgebied ligt buiten de geluidszone van het spoortraject Zaandam-Uitgeest. Railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Wegverkeerslawaai.

  • Het deelgebied voor een deel binnen de geluidszone van de Westzanerweg. Binnen deze geluidszone bevinden zich in het deelgebied HoogTij geen geluidsgevoelige ontwikkelingen. Wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Conclusie

Geluid vormt ten aanzien van het deelgebied HoogTij voor de aspecten industrie-, railverkeer- en wegverkeerslawaai geen belemmering voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid.

Externe veiligheid

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen binnen het deelgebied.

Er bevinden zich binnen het deelgebied HoogTij geen inrichtingen waarop het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen van toepassing is.

Nieuw te vestigen BEVI bedrijven op HoogTij.

Het toestaan van bedrijven op het industrieterrein HoogTij, die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) vallen, dient in principe te worden uitgesloten. Er kan worden gekozen om een deel van het deelgebied HoogTij te reserveren voor de BEVI bedrijven. Hierbij moet worden gedacht aan een gebied, zo ver mogelijk van de nog te vestigen justitiële inrichting en de woonboten langs Zijkanaal D. In de onderstaande figuur is de meest geschikte locatie voor BEVI bedrijven weergegeven. Van eventueel nieuw te vestigen BEVI bedrijven mag de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 niet buiten het gearceerde gebied treden.

Figuur. Op het gearceerde gebied zijn BEVI bedrijven toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0019.jpg"

Vestiging Justitiële Inrichting op HoogTij.

Op basis van het advies van de Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland, het advies van de Brandweer Zaanstad (inzake bluswater en bereikbaarheid), de hoogte van het groepsrisico en op basis van maatschappelijke en financiële afwegingen wordt geadviseerd dat het risico verantwoord is indien de maatregelen worden genomen, zoals die in het milieuonderzoek zijn opgenomen. Met inachtneming van de genoemde maatregelen in het milieuonderzoek wordt het risico aanvaardbaar geacht. Hierbij wordt opgemerkt dat de Dienst Justitiële Inrichtingen ook een eigen verantwoordelijkheid heeft met betrekking tot de veiligheid van de justitiabelen. De Dienst Justitiële Inrichtingen kan dan ook het veiligheidsniveau op een hoger peil brengen door het toepassen van verdergaande maatregelen. Het advies van de Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland kan hiervoor als leidraad dienen.

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen buiten het deelgebied.

Chemtura, Ankerweg 18 in Amsterdam.

Zowel de plaatsgebonden risicocontour van 10-6, als het invloedsgebied ligt niet over het deelgebied van HoogTij. Chemtura vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

BP Amsterdam Terminal (BAT), Hornweg 10 in Amsterdam.

Plaatsgebonden risico
Uit de QRA van BP Terminal BV blijkt dat de PR -contour van 10-6 /jaar van het bedrijf niet binnen de gemeentegrens van de gemeente Zaanstad ligt. De afstand tussen de grens van het plangebied en BP Amsterdam Terminal bedraagt circa 500 meter. Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Groepsrisico
Het maatgevende scenario, de mate van het groepsrisico en maatregelen zijn voor dit bedrijf al beschreven in de paragraaf voor Westerspoor.

Zelfredzaamheid.

De mate van zelfredzaamheid is voor dit bedrijf al beschreven in de paragraaf voor Westerspoor.

Bestrijdbaarheid en hulpverlening.
De mate van bestrijdbaarheid en hulpverlening is voor dit bedrijf al beschreven in de paragraaf voor Westerspoor.

Conclusie verantwoording groepsrisico BP Amsterdam Terminal
Het groepsrisico als gevolg van BP Amsterdam Terminal veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de grafiek in de QRA blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. De installaties voldoen aan BBT. Er zijn volgens de Provincie N-H, de vergunningverlenende instantie, redelijkerwijs geen aanvullende bronmaatregelen mogelijk om het groepsrisico verder te beperken. Daarnaast kan worden gesteld dat de aanwezige personen worden aangemerkt als zelfredzaam. Tevens zijn er geen significante afwijkingen van de landelijke richtlijnen met betrekking tot de repressieve dekking en voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat de aanwezigheid van BP Amsterdam Terminal ten opzichte van het deelgebied HoogTij verantwoord is.

Amsterdam Container Terminal

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Groepsrisico

Maatgevend scenario is het toxische scenario. In de praktijk vindt er relatief weinig overslag van containers plaats. Als gevolg hiervan zal in de praktijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico vele malen kleiner zijn, dan berekend volgens de QRA. Een toename van 40 personen/ha zal niet leiden tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde.

Zelfredzaamheid.

In het plangebied zijn voornamelijk personen aanwezig met een normale zelfredzaamheid. Voor de zelfredzaamheid is advies gevraagd bij de RBZW. Hierin is ten aanzien van de zelfredzaamheid het volgende opgenomen:

Bij een vrijgekomen toxische wolk zullen burgers moeten schuilen, mits ramen, deuren en (eventuele) ventilatiesystemen gesloten kunnen worden. Indien dit niet mogelijk is, is het raadzaam het effectgebied te ontvluchten (haaks op de windrichting). Het is van belang dat de bevolking tijdig gewaarschuwd wordt. Dit kan met behulp van het zogenaamde waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS).

Bestrijdbaarheid en hulpverlening.

Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn de operationeel leidinggevenden, opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalsbestrijding.

Bij een inzet, bijvoorbeeld bij een brandbestrijding, zal de brandweer in eerste instantie afleggen op de ondergrondse bluswaterleiding (primaire bluswatervoorziening). Voor een adequate bluswatervoorziening gelden de eisen uit de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”, uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding in 2003. Uit het advies van de brandweer Zaanstad blijken in het bestemmingsplangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig te zijn voor het deelgebied HoogTij.

Voor een toxisch scenario geldt dat deze zich snel kan ontwikkelen. Voor toxische gassen kan alleen aan bronbestrijding worden gedaan indien het om een lekkage gaat. Door (nieuwe) gebouwen binnen het invloedsgebied volgens het 'safe haven' principe te bouwen (afsluitbare deuren, ramen en ventilatiesysteem) kan er voor langere tijd geschuild worden in geval van een calamiteit met giftige stoffen.

Conclusie verantwoording groepsrisico Amsterdam Container Terminal
Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Het groepsrisico als gevolg van Amsterdam Container Terminal veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Een toename van 40 personen/ha zal ook niet leiden tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde. De installaties voldoen aan BBT. Daarnaast kan worden gesteld dat de aanwezige personen worden aangemerkt als zelfredzaam. Tevens zijn er geen significante afwijkingen van de landelijke richtlijnen met betrekking tot de repressieve dekking en voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat de aanwezigheid van Amsterdam Container Terminal ten opzichte van het deelgebied HoogTij verantwoord is.

VOPAK Terminal Westpoort BV, Westpoortweg 480 in Amsterdam.

Zowel de plaatsgebonden risicocontour van 10-6, als het invloedsgebied komt niet over het deelgebied van HoogTij heen. VOPAK vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

De Westzanerweg loopt door het deelgebied HoogTij. Deze weg is opgenomen in de nieuwe route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico
Voor zowel de huidige, als de toekomstige situatie is een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 niet aanwezig.

Groepsrisico
Het groepsrisico als gevolg van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door het deelgebied HoogTij veroorzaakt bij een personendichtheid van 40 personen/ha geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit het onderzoek Externe Veiligheid Route Vervoer Gevaarlijke Stoffen van Arcadis blijkt dat het groepsrisico meer dan 10 % onder de oriëntatiewaarde ligt.

Om het groepsrisico te verminderen kunnen de volgende maatregelen worden genomen:

  • De veiligheidsmaatregelen voor de transportmiddelen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen worden op grond van de Wet vervoer van gevaarlijke stoffen toereikend geacht. In verband hiermee kunnen geen extra maatregelen voor de transportmiddelen worden opgenomen.
  • Het verkleinen van de effecten kan worden verkregen door het aanbrengen van constructieve maatregelen aan gebouwen. Dit geldt uitsluitend voor nieuwe gebouwen.
  • Het groepsrisico beperkt kan worden door de dichtheid van het aantal arbeidsplaatsen per ha te verkleinen. In verband hiermee kan met name langs de Westzanerweg worden gestreefd naar een lage bezettingsgraad van de te vestigen bedrijven. Om dit te bereiken mogen binnen 90 meter vanaf de Westzanerweg zich, behoudens de justitiële inrichting, uitsluitend beperkt kwetsbare objecten vestigen. Beperkt kwetsbare objecten hebben per definitie een lagere bezettingsgraad dan kwetsbare objecten.
  • Binnen 90 meter vanaf de Westzanerweg mag zich geen kinderdagverblijf vestigen. Hiermee dient met de vestiging van een facility point rekening te worden gehouden.

Het betreft hier een industriële omgeving met een zelfredzame populatie. Het grootste deel van de aanwezige personen binnen het deelgebied HoogTij zal in een gebouw aan het werk zijn en daardoor beschermd tegen de warmtestraling. Voor de zelfredzaamheid is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland. In het advies van de RBZW is het volgende opgenomen met betrekking tot de zelfredzaamheid:

  • Bij een dreigende explosie is het belangrijk dat het WAS niet geactiveerd wordt. Dit heeft een averechtse werking op het beperken van het aantal slachtoffers. Men dient namelijk juist het effectgebied te ontvluchten. Voor het scenario van een toxische wolk moet wel het WAS systeem worden geactiveerd en kan worden ingegrepen op de overheidscampagne “Denk vooruit”. (Opmerking: dit betreft geen ruimtelijke ordeningsaspect)
  • Op grond van het Bouwbesluit en de Bouwverordening zijn nooduitgangen verplicht. Door het situeren van minimaal één nooduitgang van de risicobron af, kan men sneller het effectgebied ontvluchten. Alle (nieuwe) (nood-) uitgangen dienen in voldoende mate aan te sluiten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied.
  • De zelfredzaamheid kan worden bevorderd door zorg te dragen voor een goede ontvluchting in verband met secundaire branden. Bij de inrichting van het plangebied is het gewenst dat er ten minste twee vluchtwegen, haaks op de risicobronnen zijn, waarvan altijd één van de bron af is gericht.

Voor de bestrijding en de hulpverlening is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland.

In het advies van de RBZW is het volgende opgenomen met betrekking tot de bestrijdbaarheid en de hulpverlening:

  • Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn de operationeel leidinggevenden, opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalsbestrijding.

Het advies van brandweer Zaanstad op te volgen met betrekking tot de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen.

  • (Nieuwe) bedrijven en/of instellingen een noodplan (inclusief ontruimingsplan) laten opstellen, waarin de op te volgen acties worden vastgelegd die uitgevoerd moeten worden bij interne- en externe calamiteiten. (Dit betreft geen aspect dat betrekking heeft op de ruimtelijke ordening.)
  • Het jaarlijks beoefenen van het noodplan (ontruimingsplan). (Dit betreft geen aspect dat betrekking heeft op de ruimtelijke ordening.)
  • Het is aan te bevelen om bij de indeling van het plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten te projecteren binnen het 100% letaal effectgebied van enig incidentscenario, zowel bij het vervoer van gevaarlijke stoffen als bij de Bevi-inrichtingen. Concreet betekent dit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen dat er geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 90 meter aan de weerszijden van de route gevaarlijke stoffen worden toegestaan.

Conclusie verantwoording groepsrisico vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Het groepsrisico als gevolg van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door het deelgebied HoogTij veroorzaakt bij een personendichtheid van 40 personen/ha geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Om het groepsrisico te verminderen kunnen de maatregelen worden genomen, zoals is opgenomen in het milieuonderzoek. Het betreft hier een industriële omgeving met een zelfredzame populatie. Het grootste deel van de aanwezige personen binnen het deelgebied HoogTij zal in een gebouw aan het werk zijn en daardoor beschermd tegen de warmtestraling. Door de RBZW wordt met betrekking tot de ruimtelijke ordening aanbevolen om binnen 90 meter aan weerzijden van de route gevaarlijke stoffen geen (beperkt) kwetsbare objecten toe te staan. Voor nieuwe ontwikkelingen binnen het deelgebied HoogTij zal dit met betrekking tot beperkt kwetsbare objecten in overweging worden genomen, aangezien het hier een industrieterrein betreft en beperkt kwetsbare objecten per definitie een lagere bezettingsgraad hebben dan kwetsbare objecten.

Met name door de maatregelen ter beperking van het groepsrisico en de opmerkingen, zoals die door de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland zijn gemaakt, wordt geconcludeerd, dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg in het deelgebied HoogTij verantwoord is. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied HoogTij.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Het deelgebied bevindt zich, met betrekking tot de externe veiligheid, buiten de toetsingszone van 200 meter van de spoorlijn Amsterdam – Zaandam.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Amsterdam – Zaandam vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water

Het deelgebied ligt gedeeltelijk binnen de toetsingszone van 200 meter van het Noordzeekanaal, maar buiten de toetsingszone van de Zaan.

Plaatsgebonden Risico

Uit de Risicoatlas Hoofdvaarwegen van 20 februari 2003 blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 ter hoogte van het deelgebied HoogTij niet buiten de oevers van het Noordzeekanaal ligt.

Het Basisnet water kent geen externe veiligheidsknelpunten nu en in de toekomst met een tijdshorizon van 2030.

Groepsrisico

Het groepsrisico ligt volgens de Risicoatlas Hoofdvaarwegen van 20 februari 2003 ter hoogte van het deelgebied HoogTij op een score van -5,09, indien zich 1000 personen/ha zich in dit deelgebied langs het Noordzeekanaal bevinden. Bij zo een lage score is er van een groepsrisico voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water geen sprake.

Het Noordzeekanaal valt volgens het Basisnet Water onder de rode categorie. De betekenis hiervan is al omschreven in de paragraaf van Westerspoor. Dit betekent dat beperkt kwetsbare objecten zich mogen vestigen binnen het plasaandachtsgebied, maar dat voor kwetsbare objecten een zorgvuldige afweging dient plaats te vinden. Het is overigens wel aan te bevelen om bij elke nieuwe ontwikkeling binnen het plasbrandaandachtsgebied voldoende vluchtwegen/(nood)uitgangen te creëren, die bij voorkeur niet gericht zijn, c.q. leiden naar de risicobronnen.

Transportleidingen

In het deelgebied bevinden zich geen hoge druk transportleidingen van de Gasunie.

Geur

Voor geuremitterende bedrijven, die zich binnen het deelgebied HoogTij willen vestigen, worden in de milieuvergunning verregaande geurreducerende maatregelen opgenomen.

Binnen het deelgebied HoogTij bevinden geen geurgevoelige objecten. Ten noorden van het deelgebied bevindt zich Westzaan. Met de locatiekeuze van een geuremitterend bedrijf zal rekening worden gehouden door middel van de milieuzonering. Hierdoor zullen geuremitterende bedrijven niet in de directe nabijheid van geurgevoelige objecten, zoals woningen, zich kunnen vestigen.

Luchtkwaliteit

Door het adviesbureau Tauw is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de som van de achtergrondconcentratie, de bijdrage van het verkeer en de bijdrage van de directe emissies van de relevante bedrijven nergens leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de meest kritische componenten NO2 en PM10, zoals in de Wet luchtkwaliteit is opgenomen. Daarnaast is HoogTij opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit als een IBM-project (In Betekenende Mate project).

Uit de Monitoringstool blijkt, dat er ten opzichte van het jaar 2011 een afname plaatsvindt van de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020. Daarnaast is deelgebied HoogTij opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit als een IBM-project (In Betekenende Mate project). Hierdoor hoeft voor HoogTij geen luchtkwaliteitonderzoek te worden uitgevoerd.

Bedrijven
Uit de bedrijvenlijst in bijlage 3.4 van het milieuonderzoek voor deelgebied HoogTij blijkt, dat alle momenteel gevestigde bedrijven passen binnen de toelaatbaarheid van het deelgebied. De bedrijven zijn in het bezit van een actuele milieuvergunning die voldoende waarborgen biedt om de omliggende woningen te beschermen tegen milieuoverlast. Nieuw te vestigen bedrijven zullen op basis van de milieuzonering worden toegelaten. Bedrijven met een hogere milieucategorie zullen door middel van de milieuzonering verder van de woningen worden gevestigd.

De bedrijven buiten het deelgebied vormen ook geen belemmering van de ontwikkeling binnen het deelgebied.

Bodem

In het deelgebied HoogTij zijn op een aantal onderzochte locaties in de grond sterk verhoogde concentraties aan asbest, zware metalen, PAK en minerale olie aangetroffen. HoogTij staat niet op de asbestkansenkaart aangemerkt als zijnde asbestverdacht.

Voor de locaties Veldweg 279 en Kanaaldijk 32-36 is een saneringsplan ingediend. Het is niet duidelijk of sanering werkelijk heeft plaatsgevonden.

De Westzanerpolder Fase 1 (Wbb locatie ZA047901094) is bouwrijp gemaakt voor bestemming 'bedrijven'.

Natuurwaarden

Binnen het deelgebied HoogTij gaan veel ontwikkelingen plaatsvinden. Zoals uit het onderzoek van Van der Goes & Groot blijkt is HoogTij zeer interessant voor de natuurwaarden. Binnen het deelgebied kunnen zwaar beschermde soorten uit de soortgroepen planten, vissen, amfibieën, vogels en (kleine) zoogdieren voorkomen. Aangezien bij uitvoer van de plannen naar verwachting verboden van de Flora- en faunawet zullen moeten worden overtreden zal bij de uitvoerring van het bestemmingsplan waarschijnlijk voorzien moeten worden in compensatie voor zwaar beschermde soortgroepen. Om het plan uitvoerbaar te maken is het aan te bevelen hiervoor op voorhand een 'compensatiegebied' aan te wijzen. Gezien de gevonden resultaten en gezien de ligging van het Natura 2000-gebied Polder Westzaan lijkt de strook gelegen tegen de noordelijke dijk met daarin gevangen het in dit rapport beschreven 'recreatiegebiedje' hiervoor het meest geschikt.

Uit de habitattoets met betrekking tot de Natuurbeschermingswet 1998 blijkt dat er rekening moet worden gehouden met zeer vervuilende industrie of hoge extra lichtbelasting binnen het deelgebied HoogTij in verband met de directe ligging aan het Natura 2000-gebied.

In geval van de ontwikkelingen dient in het kader van de Flora- en faunawet rekening te worden gehouden met de volgende algemene aspecten:

  • Bij sloop, renovaties en dakherstel zal aan broedplaatsen van gierzwaluwen, maar ook aan deeventuele aanwezigheid van vleermuizen, aandacht moeten worden geschonken. Sloop of renovatie van gebouwen waarin mogelijk gierzwaluwen nestelen, dient bij voorkeur niet te worden uitgevoerd van begin april tot half augustus, de broedperiode van deze vogelsoort.
  • Vleermuizen kunnen bijna het gehele jaar in spleten van bomen of in spouwmuren van gebouwen voorkomen. Aanbevolen wordt in een vroegtijdig stadium van de planning van sloop- of renovatiewerkzaamheden vast te stellen of er vleermuizen in het gebouw zitten. Indien een vleermuisverblijf wordt aangetroffen, kan het beste gewacht worden met de aanvang van de werkzaamheden tot de vleermuizen hun zomer- dan wel winterverblijf hebben verlaten. In het algemeen is de meest geschikte periode om werkzaamheden uit te voeren van half augustus tot eind oktober.
  • Voor wat betreft het verwijderen van vegetaties wordt geadviseerd bomen en struiken altijd te controleren op de aanwezigheid van vogelnesten, vogels in hun winterslaapplaats en vleermuizen (holle bomen). Vegetaties kunnen het beste verwijderd worden buiten het broedseizoen, d.w.z. van augustus tot maart. Geadviseerd wordt in alle jaargetijden na te gaan of er beschermde planten of dieren als kleine zoogdieren en amfibieën in het te verwijderen groen aanwezig zijn.

Hoofdstuk 7 Wateraspecten

7.1 Beleidskader

7.1.1 Nationaal Waterplan 2009-2015

Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het beleid in dit plan is gericht op:

  1. 1. een goede bescherming tegen overstroming;
  2. 2. het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte;
  3. 3. het bereiken van een goede waterkwaliteit;
  4. 4. het veiligstellen van strategische watervoorraden.

7.1.2 Nationaal Bestuursakkoord Water

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen Rijk (Ministerie van Verkeer en Waterstaat), Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In juni 2008 zijn de afspraken uit het oude NBW van 2003 geactualiseerd. Kern van het NBW is samenwerken aan het op orde brengen en houden van het watersysteem in 2015, en daarbij anticiperen op klimaatveranderingen. Er zijn kwantitatieve normen geformuleerd, waaraan het watersysteem in 2015 moet voldoen. De waterbeheerder moet aangeven op welke punten het watersysteem niet voldoet aan deze nieuwe normen.

7.1.3 Provinciaal Waterplan 2010-2015 Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren

Het Waterplan 2010 - 2015 is op 16 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. De strategische waterdoelen van de provincie zijn:

  1. 1. het waarborgen van voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via het principes van preventie, gevolgschade beperken en rampenbeheersing;
  2. 2. het zorgen dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het watersysteem wordt versterkt en zo ook de beleving van het water door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie.
  3. 3. het zorgen voor schoon en voldoende water.
  4. 4. het zorgen voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem, door middel van integrale gebiedsontwikkeling.

7.1.4 Zaans blauw, waterplan Zaanstad

Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zaans Blauw heeft o.a. als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om:

  1. 1. de afstemming en de samenwerking tussen beheerders, beleidsmakers en gebruikers die direct en indirect met het water te maken hebben, te verbeteren;
  2. 2. de waterkwaliteit en -kwantiteit integraal en duurzaam te verbeteren en zo nodig in ruimtelijke plannen vast te leggen;
  3. 3. te communiceren over de uitgangspunten van het waterplan, zowel in- als extern.

In het kader van het Uitvoeringsprogramma Zaans Blauw werken Zaanstad en HHNK momenteel samen aan de Waterbank Zaans Blauw, dat het binnen strikte randvoorwaarden mogelijk maakt om waterberging buiten het ruimtelijk plangebied te realiseren.

7.1.5 Watertoets: ruimte voor water

De handreiking watertoetsproces 3 is in de zomer van 2009 vastgesteld in het Nationaal Water Overleg met de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (rijk), Interprovinciaal overleg (IPO), Unie van Waterschappen (UvW) en Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG). Met deze vaststelling is het de formele en algemene leidraad voor de toepassing van het watertoetsproces geworden.

Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21ste eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om de afweging van waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.

De nieuwe Derde handreiking voor de watertoets is aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en het Nationaal Waterplan. De handreiking watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en nieuwe beleidsafspraken.

Een aantal inhoudelijke aspecten van het watertoetsproces, zoals waterkwaliteit, klimaat en waterveiligheid, zijn beleidsmatig in ontwikkeling. Handreikingen voor het operationeel omgaan met besluiten over deze aspecten, komen in appendices die integraal onderdeel worden van deze handreiking.

7.2 Bestaand Watersysteem

7.2.1 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Rijkswaterstaat is zowel waterkwaliteits-, waterkwantiteits- als vaarwegbeheerder. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.

7.2.2 Gebiedskenmerken

Het plangebied ligt in drie waterhuishoudkundige eenheden. Deze zijn:

  • de Westzanerpolder (HoogTij)
  • De Zaandammerpolder ( Westerspoor)
  • Amsterdam-Rijn-, Noordzeekanaalboezem (Noordzeekanaal, zijkanalen en Zuiderhout)

De dijklichamen van de Overtoom, Willem Hooftkade, de Kanaalkade en Gerrit Bolkade, allen gelegen binnen het bestemmingsplan, maken onderdeel uit van de primaire kering Dijkring 13.

De Zaandamdammerpolder en de Westzanerpolder zijn bij de aanleg van het Noordzeekanaal (1864) ontstaan. Buitendijksgebied langs het voormalige IJ is toen ingepolderd ten behoeve van de landbouw. Begin jaren negentig is de Zaandammerpolder heringericht als industriegebied. De waterhuishouding is toen minimaal aangepast en draagt nog de sporen van het agrarische verleden met veel verschillende peilvlakken.

De herinrichting van Westzanerpolder tot industriegebied is in uitvoering. De waterhuishouding wordt aangepast aan het nieuwe gebruik.

Het industriegebied Zuiderhout was in het verleden een havengebied. Centraal in dit gebied lag de Nieuwe Haven die in open verbinding stond met het Noordzeekanaal. In de jaren tachtig van de vorige eeuw is deze haven gedempt en is het gehele gebied op gehoogd tot boven het waterpeil van het Noordzeekanaal. Het deelgebied Zuiderhout is dus geen polder.

De Amsterdam-Rijn-, Noordzeekanaalboezem strekt zich uit van Wijk bij Duurstede tot IJmuiden. Via dit watersysteem wordt door Rijkswaterstaat een groot deel van het watersurplus van westelijk Nederland afgevoerd met behulp van het spui- en gemaalcomplex IJmuiden naar zee.

Dijkring 13 beschermt Noord-Holand-Noord tegen inundatie van uit zee en bij het falen van de zeekering bij IJmuiden.

7.2.3 Waterkeringen

Het dijklichaam van de Overtoom heeft een dubbelfunctie. Het moet het peilverschil tussen de Polder Westzaan en de Westzanerpolder in stand houden en het beschermd Noord-Holland-Noord tegen inundatie vanuit het Noordzeekanaal c.q. de zee. De laatste functie bepaalt de afmetingen van deze dijk. Het dijklichaam maakt onderdeel uit van de voormalige Noorder Y en Zeedijk. Dit landschappelijke element heeft de status van monument.

De dijklichamen van de Kanaaldijk beschermen HoogTij tegen inundatie van uit het Noordzeekanaal, maar hebben als regionale waterkering een lagere veiligheidsnorm dan Dijkring 13 (primaire waterkering). HoogTij is in deze zin buitendijksgebied.

Bij de realisatie van Westerspoor en de aanleg van de Hemtunnel is voor dit deelgebied de primaire kering verlegd van de Westzanerdijk naar de Kanaalkade. Rond het deelgebied Zuiderhout zijn geen dijken aangelegd.

De dijklichamen hebben in het bestemmingsplan de aanduiding 'vrijwaringszone-dijk'.

Voor het graven in een dijk, het oprichten van de bebouwing of anderszins de standzekerheid van een dijk beïnvloeden is ontheffing op de keur van het hoogheemraadschap noodzakelijk. Bedoelde regelgeving is van toepassing op het gehele dijklichaam en de invloedszones.

7.2.4 Bodem en grondwater

De grondwaterstanden binnen het plangebied zijn voor het overgrote deel direct afhankelijk van het peil van het oppervlaktewater, de hoogteligging van het maaiveld ten opzichte van het waterpeil en de afstand tot oppervlaktewater.

Bij de realisatie van de bedrijventerreinen zijn de verschillende voormalige landbouwpolders opgehoogd. Verder zijn en worden bij de ingebruikname van percelen drainages en regenwaterafvoeren gelegd afhankelijk van het gewenste gebruik.

In het algemeen kan gesteld worden dat de bestemmingen van percelen niet beïnvloed worden door de grondwaterstand.

De kwaliteit van het grondwater wordt niet bemeten. De kwaliteit van het grondwater beïnvloedt de bestemmingen ook niet.

7.2.5 Oppervlaktewater

In het overgrote deel van de Westzanerpolder is het waterpeil NAP - 4,40 m. Nabij de dijkvoet van Overtoom, in de ecologische zone is het waterpeil NAP- 3,70 m. Deze peilopzetting (van NAP-4,40 m naar NAP-3,70 m) zal in het grootste gedeelte van de polder toegepast gaan worden bij de realisatie van bedrijventerrein HoogTij. Deze peilopzetting is met name noodzakelijk om opbarsting van de ondergrond tegen te gaan. Voor de bebouwing langs Veldweg blijft het oorspronkelijke waterpeil gehandhaafd.

Tot de realisatie van HoogTij wordt de polder bemalen door een gemaal aan de oostzijde van polder. Het Hoogheemraadschap heeft onderzoek verricht naar diverse opties voor de toekomstige bemaling van de polder. Daaruit is gekomen dat de waterhuishouding dusdanig wordt aangepast dat het huidige gemaal aan de oostzijde van de polder gehandhaafd kan worden.

Zaandammerpolder

De waterpeilen in de Zaandammerpolder zijn zeer divers en aangegeven op onderstaande tekening. De waterstand in deze peilvlakken worden geregeld door stuwtjes. Een teveel aan water stroomt af, via deze stuwtjes naar het laagst gelegen peilvlak (NAP-4,55m) en wordt vandaar uitgemalen naar het Zijkanaal E.

In de Zaandammerpolder was niet voldoende waterberging. Er waren te weinig vierkantenms oppervlaktewater in relatie tot het aantal vierkantenms verharding. Bij realisatie van de Zuidelijke Randweg is dit probleem groetendeels opgelost. Bij toekomstige infrastructurele werken zal dit aspect opnieuw bezien worden. Bij deze bestemmingsplanactualisatie werden er geen mogelijkheden gevonden die onvolkomenheid op te lossen. Het tekort aan waterberging heeft geen directe invloed op de bestemmingen.

Alle watergangen dienen voor de ontwatering en afwatering van de percelen, de berging van regenwater en de afvoer van het watersurplus naar de poldergemalen. Alle watergangen hebben in die zin dezelfde functie, maar hoe groter het afstromend gebied hoe groter het belang.

Het dempen van oppervlaktewater c.q het wijzigen van de loop van watergangen is niet toegestaan zonder keurontheffing van het hoogheemraadschap. Verder beïnvloedt de oprichting van bebouwing en het veranderen van groen in verharding ook de waterhuishouding. De toename van verharding moet, in overleg met het hoogheemraadschap, gecompenseerd worden door het graven van extra oppervlaktewater. Ook de toename van verhardingsoppervlakte in het Zuiderhout beinvloedt het watersysteem van het Noordzeekanaal en kan alleen in overleg met Rijkswaterstaat gerealiseerd worden.

7.2.6 Riolering

In Westerspoor / Zaandammerpolder liggen verschillende stelsel. Rond de oudere bebouwing liggen gemengde stelsels (waarbij het regenwater en afvalwater door één buis worden afgevoerd). Rond de nieuwere bebouwing liggen gescheiden stelsels. Bij dit stelsel wordt het regenwater geloosd in het oppervlaktewater, het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering in Amsterdam. Verder liggen er in Westerspoor rioolpersleidingen van het Hoogheemraadschap waardoor het overgrote deel van het afvalwater van Zaanstad wordt afgevoerd naar de zuivering in Amsterdam.

In HoogTij / Westzanerpolder ligt en wordt een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd. Het afvalwater wordt via persleidingen afgevoerd naar de waterzuivering. De vrijverval riolen zijn in beheer bij de bedrijfsorganisatie van dit industrieterrein. De rioolgemalen en de persleidingen zijn in beheer bij de gemeente Zaanstad.

De riolering in het Zuiderhout wordt gekenmerkt door een uitgebreid net van persleidingen voor de afvoer van afvalwater. Bij de realisatie van dit industrieterrein is het leeflaag-principe toegepast en was het niet mogelijk vrijverval stelsels aan te leggen. Het regenwater wordt geloosd in het oppervlaktewater.

Binnen het plangebied zullen de rioleringssystemen de aankomende jaren niet essentieel wijzigen. De woningen aan de Hemkade en het horecabedrijf North Sea Venue moet nog worden aangesloten op de gemeente riolering.

7.2.7 Aandachtspunten met betrekking tot waterkeringen en oppervlaktewater

Het doel van het systeem van watergangen en dijken is te wonen en te leven beneden zeeniveau. Het hoogheemraadschap beheert deze watersystemen en veranderingen aanbrengen in de waterhuishouding mag alleen met een watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Een watervergunning moet aangevraagd worden als door de realisatie een ruimtelijk plan:

  • een kering of dijk wordt beïnvloed,
  • sloten worden gedempt of verlegd,
  • er een toename van verhard oppervlakte (daken en verharding) van meer dan 800 m² wordt mogelijk gemaakt of,
  • de uitvoering van het onderhoud van watergangen beïnvloed wordt.

Het aanbrengen van steigers wordt door het hoogheemraadschap getoetst de keur in verband met het onderhoud (riet en drijfvuil verwijderen, baggeren) van het oppervlaktewater. Een object in het water leidt tot vuilophoping en kunnen de doorvaarbaarheid en manoeuvreerruimte van onderhoudsvaartuigen verminderen. Voor de aanleg van steigers is een watervergunning noodzakelijk. Voor een steiger van 1 meter breed en 6 meter lang, onder de voorwaarde dat er 6 meter vrije doorvaartbreedte overblijft, is een melding voldoende.

7.3 Watertoets Met Betrekking Tot Het Plangebied

7.3.1 Verwerking in het bestemmingsplan

Over het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zuid is op diverse momenten overleg geweest met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De ingebrachte opmerkingen zijn in het bestemmingsplan verwerkt. De ontwikkeling van HoogTij in de Westzanerpolder vormde een belangrijk gespreksonderwerp. HHNK zal, indien voldaan wordt aan een aantal voorwaarden ten aanzien van het verstevigen van het dijlichaam, toestemming verlenen voor het bouwen nabij de waterkering langs het Noordzeekanaal.Er is overeenstemming over het verleggen van de waterkering naar de noordkant van het aan te leggen haventerrein.

Ten opzichte van de vigerende regelingen voorziet het bestemmingsplan niet in uitbreiding van het mogelijk te verharden of te bebouwen oppervlak.

Omdat de hoeveelheid oppervlaktewater (aantal m²) in verhouding moet blijven met de hoeveelheid verharding (aantal m²), zal al het aanwezige oppervlaktewater binnen het bestemmingsplan de bestemming "Water" moeten krijgen.

In de gebieden grenzend aan de bestemming "Water" is, daar waar mogelijk, binnen de aangegeven bestemming ook de bestemming "Water" aangegeven om de realisatie van extra waterberging mogelijk te maken.

Verder liggen binnen het bestemmingsplan gebied enkele boezemkeringen. Zoals eerder aangeduid zijn deze keringen, inclusief de beschermingszone, aangeduid als waterstaatkundig werk. Binnen het bestemmingsplangebied liggen verder geen waterstaatskundige objecten waar een nadere aanduiding voor vereist is.

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft in zijn eigen beleidsdocumenten vastgelegd dat zij aanstuurt op het bestemmen van waterkeringen in bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan zullen de primaire en de secundaire waterkering worden beschermd door middel van een aanduiding op de verbeelding en een beschermingsregeling in de regels.

Tevens waardeert het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het zeer dat wanneer veranderingen zich voordoen van het grondgebruik, de inrichting bij het realiseren van bouwwerken waarbij het belang van het Hoogheemraadschap in het geding kan zijn, de vergunning verlenende overheid (in casu de gemeente) in voorkomende gevallen daar op wijst. Vanuit deze invalshoek is het wenselijk dat op de verbeelding van het bestemmingsplan de voor het hoogheemraadschap belangrijkste watergangen (de hoofdwatergangen) die geen specifiek op het behoud van water gerichte aanduiding krijgen, namelijk "hoofdwatergang", waarbij in de regels wordt gestimuleerd tot overleg met het Hoogheemraadschap.

Verder is het van belang dat oppervlaktewatercapaciteit en de wateropnamecapaciteit van open grond binnen het plangebied zoveel mogelijk wordt gehandhaafd. Dit draagt bij aan een duurzaam beheer van het oppervlaktewater. Wanneer gronden worden bebouwd of voorzien van een gesloten verharding, dient het verlies van dit stukje capaciteit als gevolg van bijvoorbeeld stedelijke ontwikkeling dient te worden gecompenseerd, zal de gemeente geen regeling in het plan opnemen die voorziet in het realiseren van nieuwe waterberging als gevolg van uitbreiding van de oppervlakte verharding of bebouwing.

7.3.2 Conclusie

In het kader van de watertoets heeft er een overleg plaatsgehad met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De ingebrachte opmerkingen door het hoogheemraadschap zijn in het bestemmingsplan verwerkt.

Hoofdstuk 8 Beschrijving Bestemmingsregeling

8.1 Bestemmingsregeling

8.1.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels van de regels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer.

De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie hoofdstuk 1 Inleidende regels van de regels). De algemene regels, waaronder ontheffings- en procedureregels, zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 Algemene regels van de bij het plan behorende regels. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bevat tenslotte de overgangs- en slotbepalingen.

In algemene zin kan worden opgemerkt dat op de verbeelding om reden van kenbaarheid ook de monumenten zijn aangeduid.

De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.

8.1.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan is grotendeels gericht op het behoud van de bestaande situatie. Dit betekent dat het de bestaande functies nauwkeurig vastlegt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan waar mogelijk flexibiliteit en globaliteit. Globaliteit heeft met name betrekking op de verbeelding en houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit is gericht op de regels en houdt in dat de globale bestemmingen waar mogelijk zijn verruimt qua bouw- en gebruiksregels. Ook zijn er mogelijkheden opgenomen dat het gemeentebestuur door middel van het verlenen van ontheffingen kan afwijken van bestemmingsplan.

8.1.3 Regels algemeen

De regels zijn gegroepeerd in drie hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels
  2. 2. Bestemmingsregels
  1. a. Hoofdgroepen van bestemmingen
  2. b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen
  3. c. Functieaanduidingen
  4. d. Bouwaanduidingen
  1. 3. Algemene regels

Waar nodig is op enkele artikelen een nadere toelichting opgenomen.

8.2 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.

De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. .

Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning' en 'sloopvergunning' zijn vervangen door omgevingsvergunning (indien noodzakelijk is deze term aangevuld ten behoeve van bouwen en/of slopen), de term 'aanlegvergunning' is vervangen door omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en tenslotte de term 'ontheffing' is vervangen door afwijking van de bouwregels/gebruiksregels.

8.2.1 Voorgevelrooilijn ('gevellijn')

Eén van de uitgangspunten voor het begrippenkader is het zoveel mogelijk aansluiten op andere relevante wetgeving zoals de Woningwet, de Wabo en het Bor. In de Wabo wordt ervan uitgegaan dat elke woning maar één voorgevel heeft. Verder wordt de voorgevelrooilijn als volgt gedefinieerd: de voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, beheersverordening of gemeentelijke bouwverordening. Het is van belang om in het bestemmingsplan (of beheersverordening) duidelijk aan te geven waar de voorgevelrooilijn is gelegen. Dit geldt met name voor de regeling met betrekking tot erfafscheidingen omdat afhankelijk van de ligging ten opzichte van de voorgevelrooilijn deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, al dan niet vergunningsvrij zijn. Alle overige bouwwerken worden niet gerelateerd aan de voorgevelrooilijn maar aan het achtererfgebied van de woning.

In principe kan een woning op een hoek twee voorgevelrooilijnen hebben: één in het verlengde van de voorgevel en één in het verlengde van de zijgevel van de woning, die is gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied. Gelet op het bovenstaande is de systematiek in de bestemmingsplannen als volgt:

  • Op de verbeelding staan bouwvlakken aangeduid door voor-, achter- en zijgevelbouwgrenzen. Binnen deze bouwvlakken mogen de hoofdgebouwen worden gebouwd. Er is geen verplichting om ook in deze grenzen te bouwen.
  • Bij het opstellen van het bestemmingsplan wordt bepaald waar de voorgevel van een gebouw is gelegen. Dit is voor dit bestemmingsplan af te leiden uit de bestemming Tuin. De voorgevels zijn hieraan gelegen.
  • Omdat hoofdgebouwen niet in de bouwgrens behoeven te worden gebouwd kunnen zich situaties voordoen dat deze achter de bouwgrens gelegen zijn. Vergunningsplichtige bijbehorende bouwwerken in de zin van bijgebouwen moeten altijd drie meter achter de voorgevel en de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan te worden gebouwd (de voorgevelrooilijn) .
  • Gelet op het begrip voorgevelrooilijn dat in de Wabo (en Bor) geïntroduceerd is en afkomstigstig is uit de gemeentelijke bouwverordening, betekent dat op hoekpercelen de zijgevellijn (de lijn, die gelegen is langs de feitelijke zijgevel en het verlengde daarvan op een bouwperceel) ook als voorgevelrooilijn wordt beschouwd. Het hoekperceel kent dus twee voorgevelrooilijnen. Daarmee zijn bijvoorbeeld erfafscheidingen van meer dan 1 meter, die gelegen zijn voor deze voorgevelrooilijn niet bouwvergunningsvrij.

Overigens wanneer gesproken wordt over zijgevel dan wordt hiermee de fysieke zijgevel van een hoofdgebouw bedoeld. In het juridische kader bestaat het begrip 'zijgevel' niet. Alleen de begrippen achtererfgebied en voorerfgebied worden gehanteerd waarbij de voorgevelrooilijn aangeeft waar het voorerfgebied eindigt en het achtererfgebied begint of vice versa.

8.2.2 Vergunningvrij bouwen

Vergunningvrij bouwen mag in principe vanaf de voorgevelrooilijn. Voor vergunningplichtige bouwwerken bij Wonen hanteert de gemeente de eis van 3 meter achter de voorgevelrooilijn indien grenzend aan het openbaar gebied. Door het hanteren van deze eis is het duidelijk dat bijvoorbeeld een bijbehorend bouwwerk (aan- of uitbouw) in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, ook gezien vanaf de voorgevel.

Het is belangrijk het volgende in overweging te nemen bij vergunningsvrij bouwen. Een 'erf' is dat gedeelte waarop reeds een hoofdgebouw staat dat bijvoorbeeld de bestemming Wonen heeft en waarbij de bebouwingsmogelijkheden op het 'erf' in voldoende ruimtelijk opzicht direct behoren bij en in functioneel opzicht ten dienste staat van, en/of in feitelijk opzicht direct aansluitend is aan het hoofdgebouw. Onder een 'erf' kan een perceel samenvallen met een erf, maar kan een perceel ook meer omvatten.

Voor de beantwoording van de vraag of een vergunningvrij bouwwerk in de zin van de Wabo kan worden aangemerkt, is het vereist dat het vergunningvrije bouwwerk op (rond) hetzelfde perceel staat als dat waarop het hoofdgebouw zich bevindt. De omstandigheid dat iemand eigenaar is van zowel het afgesloten gedeelte van het perceel (bijvoorbeeld een weiland) als van het bebouwde deel van het perceel voor de beantwoording van de vraag of sprake is van 'een perceel, waarop zich een gebouw bevindt is niet zonder meer doorslaggevend. Ook de omstandigheid dat sprake is van een kadastrale eenheid is niet zonder meer doorslaggevend.

8.3 De Wet Ruimtelijke Ordening

Dit is bestemmingsplan is opgesteld op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro), die zijn ingevoerd op 1 juli 2008 en volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008) inclusief digitaliseringsplicht per 1 januari 2010. Dit houdt onder andere in dat de Wet ruimtelijke ordening de strafbepaling en de algemene gebruiksbepaling is neergelegd, zodat deze niet meer opgenomen hoeven te worden in de planregels. Ondertussen is er nieuwe SVBP2012 opgesteld.

De SVBP2012 bevat een aantal voorschriften die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent ondermeer dat niet meer wordt gesproken van voorschriften maar van regels. Tevens zijn er een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in het artikel aangaande begrippen. Ook schrijft de SVBP2012 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan bijvoorbeeld de wijze van meten en het gebruik van functieaanduidingen en gebiedsaanduidingen.

In het Besluit ruimtelijke ordening is een formulering opgenomen ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn neergelegd in de planregels. De regelingen hebben als gevolg dat het bestemmingsplan wat betreft vorm en de inhoud enigszins kan afwijken van de tot nu toe eerdere gebruikelijke wijze van opstellen.

8.4 Bestemmingsplanprocedure

De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke Ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De wetgever gaat uit van een procedure zonder voorontwerbestemmingsplan. Als gemeente kun je er voor kiezen om wel de voorontwerpbestemmingsplanfase te doorlopen.

In de gemeentelijke procedure zijn verschillende fasen te onderscheiden:

  • Voorbereidingsprocedure

In een voorontwerpbestemmingsplan verricht de gemeente onderzoek naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, naar de bestaande toestand en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen binnen de gemeente. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt voor overleg gezonden aan de in artikel 3.1.1 Bro genoemde instanties. Tevens kunnen er diverse (informele) informatiebijeenkomsten binnen het plangebied georganiseerd worden voor bewoners, belangstellenden en belanghebbenden.
De gemeente reageert vervolgens op het overleg ex artikel 3.1.1 Bro door in de toelichting van het plan op de gemaakt op- en aanmerkingen in te gaan en aan te geven welk standpunt de gemeente daarover inneemt.

  • Vaststellingsprocedure

Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Tijdens de terinzagelegging kan een informatiebijeenkomst worden gehouden voor bewoners, ondernemers, belangstellenden en belanghebbenden.

Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd uiterlijk 12 weken (dit is een termijn van orde) na de termijn van terinzagelegging vast.

  • Beroepsprocedure

Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de I&M inspectie een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de I&M inspectie wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

8.5 Gekozen Planvorm

Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie en staat in beperkte mate ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op het behoud van de aanwezige functies en te beschermen waarden, ook omdat het feit dat zich in het plangebied binnen de wettelijke planperiode geen ontwikkelingen voordoen.

Op grond van artikel 3.1.3 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in:

  1. 1. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
  2. 2. bij of krachtens wet kunnen bestemmingen worden voorgeschreven;
  3. 3. bij of krachtens wet kunnen regels worden voorgeschreven;
  4. 4. voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings-, en afwijkingsbepalingen.

8.6 Handhaving

In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat.

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid van het plan.
    Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
  2. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan.
    De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
  3. 3. Realistische en inzichtelijke regeling.
    Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten daarom niet meer regelen dan noodzakelijk is.
  4. 4. Actief handhavingsbeleid.
    Gewijzigde maatschappelijke inzichten (de rampen in Enschede en Volendam) hebben ertoe geleid dat aan handhaving een hogere prioriteit wordt toegekend. De verantwoordelijkheid voor de naleving van het bestemmingsplan berust bij het gemeentebestuur. De burgers moeten er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.


Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels.

Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving.

In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

8.7 Planmer-plicht

In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of er sprake is van een planmer-plicht. Er is sprake van een planmer-plicht indien sprake is van de volgende situatie:

  1. 1. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan planmer-plichting;
  2. 2. indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, het bestemmingsplan eveneens planmer-plichtig is.

In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder het besluit-mer vallen.

Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden, dat een passende beoordeling voor het gebied niet noodzakelijk is en er daarom geen reden bestaat voor een plan-mer.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Over het voorontwerpbestemmingsplan wordt geen inspraak gehouden. Deze keuze is mede gemaakt omdat in het bestemmingsplan de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen en slechts in beperkte mate ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

De inspraakverplichting is met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) uit 2005 en met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 niet veranderd en dus komen te vervallen. Dit is vervolgens bij raadsbesluit van 21 september 2006 overgenomen in de Inspraakverordening van de gemeente Zaanstad.

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg aan haar overlegpartners toegezonden.

Het ontwerpbestemmingsplan Bedrijven Zuid heeft met ingang van 28 februari 2013 t/m 10 april 2013 voor een ieder ter inzage gelegen.

De Nota zienswijzen is als bijlage 1 toegevoegd. In de Nota zienswijzen is tevens de Nota ambtshalve wijzigingen opgenomen.

9.2 Economische Uitvoerbaarheid

In het kader van de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is nadrukkelijk naar de situatie in dit plangebied gekeken.

Het nog in ontwikkeling zijnde deel van het plangebied is met name opgesteld voor zwaardere bedrijven categorieën. Ook voorziet het plan in de aanleg van een haventerrein. Recente onderzoeken hebben uitgewezen dat in de regio een tekort bestaat.

Het planschaderisico is afhankelijk van het bestemmingsplan zoals dit door de raad zal worden vastgesteld. Indien nodig zal hiervoor vanuit de gemeentelijke (algemene) middelen een voorziening worden getroffen. De opgenomen wijzigingsbevoegdheid zal alleen worden toegepast indien de financiële uitvoerbaarheid kan worden aangetoond en anterieure overeenkomst wordt gesloten.

Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd zal zijn, het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 lid 2 Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 10 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan:

1. VROM-inspectie, regio Noord-West

2. Rijkswaterstaat, dienst Noord-Holland

3. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

4. Ministerie van Defensie, dienst Gebouwen, Werken en Terreinen

5. Ministerie van Economische Zaken, regio Noord-West

6. Provincie Noord-Holland

7. Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied

9. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

10. Kamer van Koophandel Amsterdam

12. KPN Vastnet

13. NUON

14. N.V. Nederlandse Gasunie

16. Milieufederatie Noord-Holland

18. Gemeentelijke monumentencommissie

19. Regionale brandweer Zaanstreek Waterland

20. Lokale brandweer Zaanstad

21. GGD Zaanstreek-Waterland

22. Gemeente Amsterdam, dienst ruimtelijke ordening

23. Wijkoverleggen in gebied

24. Ondernemersverenigingen in gebied

De ingekomen reacties zijn van een antwoord voorzien. In Bijlage 2 is de Reactienota Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro opgenomen.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Staat van Horeca-activiteiten

Categorie I "lichte horeca"

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende categorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur.

1b. Overige lichte horeca

  • bistro;
  • grand-café;
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
  • hotel.

1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

  • bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).

Categorie 2 "middelzware horeca"

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Categorie 3 "zware horeca"

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;

partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.

Bijlage 1 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 1 Nota van Zienswijzen

Bijlage 2 Nota Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 2 Nota ambtshalve wijzigingen

Bijlage 3 Reactienota Artikel 3.1.1. Bro Overleg Bp Bedrijven Zuid

Bijlage 3 Reactienota artikel 3.1.1. Bro overleg BP Bedrijven Zuid

Bijlage 4 Milieuonderzoek Bestemmingsplan Bedrijven Zuid

Bijlage 4 Milieuonderzoek bestemmingsplan Bedrijven Zuid

Bijlage 5 Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein

Bijlage 5 Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein

Bijlage 6 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de planregels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.

Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder:

  • geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
  • (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  • de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden1; deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):

  1. 1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden.
    In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
    1. a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
    2. b. overige lichte horeca: restaurants;
    3. c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d.
  2. 2. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen.
  3. 3. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Flexibiliteit

De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planregels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2.

Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.

Ten slotte is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat genoemde horecabedrijven en activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders in dergelijke situaties bevoegd de Staat van Horeca-activiteiten te wijzigen.

  1. 1. Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken ver-bonden zijn aan het functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstij-den van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar mid-dels de vergunning op grond van de APV.