Landelijk gebied Assendelft
Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad
Vastgesteld op 05-09-2013 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Landelijk gebied Assendelft van de gemeente Zaanstad.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0479.STED3758BP-0301 GML met de daarbij behorende regels en bijlagen.
1.3 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daartegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Aanduidingsvlak
Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.
1.7 Achtererfgebied
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.8 Achtergevel
De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.9 Achtergevellijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.10 Africhten en trainen van paarden
Onder het africhten van paarden wordt verstaan het zadelmak maken, het betuigen, het keuringsklaar maken enzovoort.
Onder het trainen wordt verstaan een combinatie van training van paarden, het uitbrengen van paarden in de sport en het geven van instructie aan derden op paarden die niet in eigendom zijn van het bedrijf ten behoeve van de professionele paardensport.
1.11 Agrarische bedrijfswoning
Een woning in of bij een agrarisch bedrijfsgebouw, bestemd voor permanente bewoning door één huishouden dat behoort bij en waarvan de bewoning verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt.
1.12 Agrarische kinderopvang
Opvang van kinderen op een boerderij. Kinderen komen hierbij in aanraking met het proces van voedselproductie, de aanwezigheid van dieren en de primaire uitoefening van het agrarisch bedrijf.
1.13 Akkerbouw en tuinbouw
De teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van bosbouw, sier-, bollen- en fruitteelt.
1.14 Antenne-installatie
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.15 Antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.16 Archeologische waarde
Waarde waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.
1.17 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.18 Bebouwingsbeeld
Het aanzicht van bebouwing dat wordt bepaald door de langs een wegzijde of binnen een cluster aanwezige gevelbreedten, kavelgrootten, grondvlakken, goot- en nokhoogtes, voorgevelrooilijnen — die bepalend zijn voor de afstand tussen bebouwing en openbare ruimte, nokrichting, kapvormen en maaswijdten tussen bouwwerken (doorzichten).
1.19 Bebouwingspercentage
Het percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.
1.20 Bed & Breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening voor maximaal 6 kamers, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk) verblijft. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.21 Bedrijf
Een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein en/of Staat vanBedrijfsactiviteiten - functiemenging.
1.22 Bedrijfsmatige paardenhouderij
Een paardenhouderij waar meer dan 5 paarden worden gehouden. Hieronder vallen zowel productiegerichte als gebruiksgerichte paardenhouderijen. Het inkomen is hierbij geen criterium.
1.23 Bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.24 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, kennelijk slechts bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, gezin of andere groep personen, die behoort bij en waarvan de bewoning noodzakelijk is voor en verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt.
1.25 Bestaande bebouwing
Bebouwing, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig is of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend danwel een aanvraag om omgevinsgvergunning is ingediend die kan worden verleend.
1.26 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.27 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.28 Bezonningssituatie
Het aantal bezonningsuren per dag in de periode van 21 maart tot 21 september ter plaatse van de vensterbank aan de binnenkant van het raam, uitgaande van een zonshoogte van meer dan 10°.
1.29 Bevi-inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.30 Bijbehorende bouwwerken
Een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel verbonden met een zich op hetzelfde bouwvlak bevindend hoofdgebouw, daar al of niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak.
1.31 Bijzondere bouwlaag
Kelder, souterrain, kap of zolder en onderbouw.
1.32 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.33 Bouwgrens
Een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen of andere bouwwerken mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.34 Bouwhoogtescheidingslijn
Een aanduiding die de scheiding aangeeft tussen de gedeelten van een bestemmings- of bouwvlak waarop verschillende maximale bouw- en/of goothoogten zijn toegestaan.
1.35 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.36 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.37 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.38 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.39 Brutovloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.
1.40 Carport
Een bouwwerk, bedoeld als stallingsplaats voor één of meer auto's, bestaande uit een overkapping met maximaal drie wanden waarvan er ten hoogste twee deel uitmaken van de constructie zelf.
1.41 Culturele voorzieningen
Het verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder begrepen:
- a. culturele functies;
- b. muziek- en dansscholen, oefenruimten, creativiteitscentra;
- c. leisure;
- d. toeristische attracties (waaronder begrepen attractieparken pretparken, dierenparken);
- e. entertainment (waaronder begrepen casino's, bioscopen, indoorkarting);
- f. wellness, fitness- en healthcentra (waaronder begrepen fitness, sauna's, beautycentra);
en naar de aard daarmee te vergelijke activiteiten, met uitzondering van horeca.
1.42 Cultuurhistorische waarde
De positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalend voor de identiteit van een plek of gebied en aanknopingspunten biedend voor toekomstige ontwikkelingen en onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
1.43 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Een bouwwerk dat van cultuurhistorische waarde wordt geacht op grond van typering, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijdrage aan een herkenbare omgeving en/of gaafheid en karakteristieke elementen.
1.44 Dagrecreatie
Recreatie buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.
1.45 Dagrecreatief medegebruik
Een dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, kleinschalige toervaart, een vissteiger, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik.
1.46 Dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.47 Dakopbouw
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.
1.48 Dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.49 Dakvlak
Een hellend vlak in een dak.
1.50 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter koop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, anders dan:
- in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
- perifere detailhandel
- volumineuze detailhandel.
1.51 Detailhandel perifeer
Vestiging van detailhandel die vanwege de omvang en/ of de aard van de gevoerde artikelen niet binnen het centrum of de wijkwinkelcentra gevestigd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld auto's, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, bouwmarkten, keukens, woninginrichting.
1.52 Ecologische waarden
De aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling.
1.53 Eerste bouwlaag of plint
De bouwlaag op de begane grond.
1.54 Erf
Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.55 Fruitteelt
De teelt van fruit op open grond.
1.56 Functiescheidingslijn
Een aanduiding die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende functies zijn toegestaan.
1.57 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.58 Gebruiksgerichte paardenhouderij
Een bedrijfsmatige paardenhouderij, niet zijnde een manege, waar het rijden met paarden primair gericht is op de ontwikkeling van de ruiter. Onder deze vorm van paardenhouderij vallen een paardenpension, een privé-stal en een verenigingsaccommodatie.
1.59 Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen:
Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen als bedoeld in de Wet geluidhinder en Besluit Geluidhinder, zijnde:
- 1. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
- 2. onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- 3. onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;
- 4. theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
- 5. ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.
1.60 Gevelbreedte
De breedte van de naar de weg gekeerde zijde van een gebouw.
1.61 Gemeentelijke monumentencommissie
De door het college van burgemeester en wethouders ingestelde commissie met als taak burgemeester en wethouders gevraagd of ongevraagd te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de gemeentelijke Erfgoedverordening en het gemeentelijke monumentenbeleid.
1.62 Grondgebonden agrarisch bedrijf
Grondgebonden agrarische bedrijven zijn gericht op het voortbrengen van dierlijke of plantaardige producten door middel van het telen van landbouwgewassen en/of het houden van (landbouw)dieren. Hieronder valt ook een paardenhouderij maar geen boomteelt en sierteelt.
1.63 Grondgebonden agrarische veehouderij
Een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de grond als agrarisch productiemiddel en waaronder niet wordt begrepen intensieve veehouderij.
1.64 Groenvoorziening(en)
Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, oever-, groenvoorzieningen en open speelplekken met of zonder speeltoestellen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.65 Handelsstal
Een bedrijf dat paarden in- en verkoopt. In tegenstelling tot de handel in vee en andere veesoorten worden paarden vaak langer aangehouden en niet direct doorverkocht of naar de slacht gebracht.
1.66 Hogere waarde
Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.
1.67 Hoofdgebouw
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.68 Hoogtescheidingslijn
Een aangegeven lijn welke de scheiding aangeeft tussen delen van bouwvlakken waar verschillende maximale bouwhoogten zijn toegestaan.
1.69 (aan) Huisgerbonden beroep/bedrijf
Een beroep of bedrijf, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij:
- de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
- de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en
- de verlening van diensten c.q. de uitoefening van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk geen aard, omvang en uitstraling heeft die strijdig is met de woonfunctie.
1.70 Intensieve veehouderij
De teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel.
1.71 Jachthaven
Haven met de daarbij behorende grond waarbij overwegend gelegenheid wordt gegeven tot het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen.
1.72 Jongeren ontmoetingsplek
Overdekte plek waar jongeren samen kunnen komen.
1.73 Kampeermiddelen
- a. een tent, tentwagen, kampeerauto of toercaravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.74 Kano-opstapplaats
Een opstapplaats voor een boot die in principe met in de hand gehouden peddels met spierkracht voortbewogen wordt.
1.75 Kap
Een afdekking van een gebouw, met ten minste twee schuine zijden waarbij de hellingshoek minimaal 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt en waarvan de bovenzijde maximaal 33% is afgevlakt.
1.76 Kas
Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of gedeeltelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, groenten, bloemen en planten alsmede zaadveredlingsactiviteiten.
1.77 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.
1.78 Landschappelijke waarde
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.79 Langzaamverkeersroute
Verkeersverbinding, die uitsluitend bedoeld is voor fietsers en voetgangers en vergelijkbare verkeersdeelnemers.
1.80 Leisure
Vrijetijdsvoorzieningen met een toeristische of recreatieve aantrekkingskracht.
1.81 Ligplaats
Een met een schip in het water aan de walkant ingenomen plaats die daartoe als zodanig is aangewezen.
1.82 Maaiveld
De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.
1.83 Maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening
Dienstverlening op het gebied van en voorzieningen voor overheid, welzijn, ouderen, (para)medische behandeling, onderwijs (waaronder begrepen jeugd/ kinder- en naschoolse opvang), sport, openbare veiligheid, cultuur en religie en vergelijkbare maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen, met uitzondering van brandweerkazernes
1.84 Manege
Een bedrijf kan als manege worden beschouwd indien de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden.
1.85 Mantelzorg
Het bieden van langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voorvloeit uit de sociale relatie.
1.86 Monument
Monument als bedoeld in de Monumentenwet, provinciale dan wel gemeentelijke Monumentenverordening.
1.87 Natuur waarde
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de botanische, geologische, bodemkundige, faunistische, ornithologische en biologische elementen die voorkomen in dat gebied.
1.88 Nutsvoorziening
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals onder meer tranformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.89 Ondergeschikte bouwdelen
Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 m) van een bouwwerk. De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
- b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
- c. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.
1.90 Openbare ruimte
Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.91 Paardenfokkerij
Een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden en de verkoop van gefokte paarden.
1.92 Paardenmelkerij
In een paardenmelkerij worden merries gemolken voor de verkoop van melk en/of melkproducten geproduceerd uit melk afkomstig van merries. Een paardenmelkerij is een agrarisch bedrijf en kan worden vergeleken met een bedrijf met melkkoeien of melkgeiten. De omvang van de meeste paardenmelkerijen is kleiner dan een bedrijf met koeien of geiten, aangezien paardenmelk per liter veel meer opbrengt dan koeien en -geitenmelk kan met minder productie worden volstaan.
1.93 Peil
Onder hetpeil wordt verstaan:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
- b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
- c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.94 Pensionstal
Een bedrijf kan als pensionstal worden beschouwd indien de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van de paarden.
1.95 Planregels
De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Landelijk gebied Assendelft.
1.96 Platte afdekking
Een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.
1.97 Plattelandswoning
Een voormalige bedrijfswoning bij een actief agrarisch bedrijf, die door derden (niet werkzaam op of anderszins verbonden met het agrarische bedrijf) bewoond mag worden.
1.98 Productiegerichte paardenhouderij
Een bedrijfsmatige paardenhouderij, waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht, die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden. Het paard als product staat hier centraal, niet zozeer de ontwikkeling van de ruiter. Vormen van productiegerichte paardenhouderij zijn een paardenmelkerij, een handelsstal, een paardenfokkerij, een africhtingsstal, een paardenfokkerij en een stalhouderij.
1.99 Recreatief medegebruik
Recreatief gebruik dat ondergeschikt is aan de functie conform de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.100 Recreatieve bewoning
De bewoning die plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie (door gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben).
1.101 Recreatieve voorzieningen
Gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding met uitzondering van seksinrichtingen en horecavoorzieningen.
1.102 Relatie (figuur)
Een koppelteken tussen twee vlakken.
1.103 Seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.104 Serrestal
Een dierenverblijf met een zeer open karakter. Het dak is speciaal ontworpen om veel lichtinval in de stal te hebben. De dakvorm is daarom veelal afwijkend van de traditionele bouw en vereist een relatief hoge goothoogte
1.105 Sierteelt
De teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen, heesters en vaste planten.
1.106 Speelvoorzieningen
Voorzieningen voor speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen/terreinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc..) en trapvelden.
1.107 Sportvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: sportvelden, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.
1.108 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein die deel uitmaakt van deze regels.
1.109 Staat van Horeca-activiteiten
Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.
1.110 Stalhouderij
In een stalhouderij vindt verhuur plaats van aanspanningen voor huwelijken, begrafenissen, tochten of shows. Een stalhouderij valt onder de productiegerichte paardenhouderij indien er nauwelijks klanten worden ontvangen, en de activiteit vooral bestaat uit het trainen van de paarden.
1.111 Statische oplsag
Opslag met uitzondering van mest, explosieve stoffen, brandbare stoffen en delfstoffen. Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van gebouwen ten behoeve van opslag, mits:
- de opslag uitsluitend inpandig plaatsvindt;
- verkoop en verhuur aan huis niet is toegestaan;
- uitstalling en bezichtiging van goederen niet is toegestaan;
- inloop- of kijkdagen niet zijn toegestaan;
- parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
- de levering van goederen niet leidt tot onveilige verkeerssituaties.
1.112 Straatmeubilair
De op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.
1.113 Surplus (overschot/meerdere)
Het aantal m² dat boven de maximaal toegestane m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is.
1.114 Uitbouw
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in functioneel opzicht verbonden is, en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.115 VDF
Een VDF is een hulpmiddel voor de luchtverkeersleider om de richting te bepalen van het vliegtuig waarmee op dat moment wordt gecommuniceerd. Met twee of meer VDF-stations kan de positie worden bepaald door middel van kruispeilingen en zijn de vliegtuigen op de radarschermen te identificeren. Een locator wordt gebruikt als hulpmiddel op vliegroutes en specifiek bij het aanvliegen op een landingsbaan.
1.116 Verbeelding
Digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan Landelijk gebied Assendelft met bijbehorende verklaring bestaande digitale kaarten, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven met de IMRO code NL.IMRO.0479.STED3758BP-0301.
1.117 Verblijfsrecreatie
Een vorm van recreatie waarbij een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, zich één of meer nachten op een kampeerterrein, in een kampeermiddel of een zomerhuis bevindt, waaronder in ieder geval niet wordt verstaan: permanente bewoning.
1.118 Verkeersvoorzieningen
Rotondes, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, viaducten, geluidschermen, bushaltes, parkeervoorzieningen, verkeerslichten, lantaarnpalen en fietsenstallingen.
1.119 Verbrede landbouw en nevenactiviteiten
Activiteiten bij een agrarisch bedrijf, die voortvloeien uit of nauw samenhangen met het verder in stand te laten agrarisch bedrijf en de bijbehorende agrarische bedrijfsvoering zoals genoemd in de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden en Agrarisch met Waarden - 1(Omzoom) van dit bestemmingsplan.
1.120 Verenigingsaccommodatie (hippische)
Een hippische accommodatie die wordt beschouwd als paardensportaccommodatie die uitsluitend in gebruik is ten behoeve van een vereniging van natuurlijke personen, die de paardensport als vrijetijdsbesteding met eigen paarden beoefenen in één of meerdere disciplines en waar geen paarden structureel worden gestald.
1.121 Volkstuin
Een op zichzelf staand terrein voor niet commerciële sier- en/of groenteteelt.
1.122 Voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.123 Voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.124 Voorgevellijn
Denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens. Deze staat aangegeven in het bestemmingsplan, beheersverordening of gemeentelijke bouwverordening.
1.125 Waterstaatkundige werken
Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.
1.126 Waterkavel
De waterkavel is de begrensde ruimte in het water, zoals aangegeven in de BAG, waarbinnen ruimte kan worden geboden voor:
- afmeren van een woonschip;
- afmeren van een plezierbootje of (onderhouds)vlot, behorend bij een woonschip;
- bijbehorende voorzieningen, zoals een loopplank en steiger (zaken zonder welke het gebruik van het woonschip als woning niet goed mogelijk is);
- drijvende bergingen en bergingen op palen of steigers.
1.127 Weg
Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.128 Wgh-inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder
1.129 Windturbine
Een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica's hiervan.
1.130 Woning
Een complex van ruimten, bedoeld voor permanente huisvesting van één afzonderlijk huishouden of daarmee gelijk te stellen woonvorm, niet zijnde kamerverhuur; onder woning of wooneenheid wordt mede een zorgwoning begrepen.
1.131 Woonark
Drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw(en).
1.132 Woonboot
Drijvend of varend object dat herkenbaar is aan casco, romp en opbouw als een (van origine) varend schip.
1.133 Woonschip
Woonark of woonboot, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot dag- of nachtverblijf van een of meerdere personen, niet zijnde een waterwoning.
1.134 Zendmast
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
1.135 Zijgevel
Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel, voor zover gelegen meer dan 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
1.136 Zijgevellijn
Denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.137 Zorgwoning
Een woning bestemd voor personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar permanente zorgverlening en/of begeleiding mogelijk is.
1.138 Zorgboerderij
Een woning bestemd voor personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar zorgverlening en/of kinische begeleiding noodzakelijk is op basis van dagverblijf.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.
2.2 Bebouwingsoppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.3 Begrenzing van de bestemmingen
Voorzover niet in maten op de verbeelding vastgelegd, door middel van meting op de verbeelding vanaf het hart van de lijn met een nauwkeurigheidsgraad van 1 m.
2.4 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
2.5 Bouwdiepte
Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
2.6 Bouwhoogte van een antenne-installatie
Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.
2.7 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
2.8 Dakhelling
Helling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
2.10 Hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as/tiphoogte van de windturbine.
2.11 Hoogte van een woonschip
Vanaf de spiegel van het water tot het hoogste punt van het dak van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.12 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.13 Nokhoogte
Het hoogste punt van een gebouw, ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en antennes niet meegerekend.
2.14 Ondergeschikte bouwdelen
De volgende ondergeschikte bouwdelen, met uitzondering van dakopbouwen en dakkapellen, worden buiten beschouwing gelaten:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
- b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkoers, zonnepanelen, trappenhuizen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
- c. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.
2.15 Vlakke voorgevel
Strakke voorgevel zonder uit- of inspringingen, waarbij uit- of inspringingen tot 0,30 m niet worden meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarische bedrijven, waaronder inbegrepen de productiegerichte paardenhouderij en akkerbouw;
- b. één bedrijfswoning per bouwvlak;
- c. gebruiksgerichte paardenhouderij tot een maximum van tien paarden per bedrijf;
- d. nevenactiviteiten bij het agrarische bedrijf, zoals weergegeven in lid 3.2.9;
- e. een (paarden)rijbak binnen het bouwvlak;
- f. opstapplaatsen voor kano's en boten;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor een tweede bedrijfswoning;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor het behoud van cultuurhistorische waarden;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens intensieve veehouderij;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens voor opslag van veevoer;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij' tevens voor een paardenfokkerij;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport -rijbak' ' tevens buiten het bouwvlak een (paarden)rijbak;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch 1' uitsluitend voor opslag gerelateerd aan een agrarisch loonbedrijf;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch 2' uitsluitend voor opslag ten behoeve van een agrarisch loonbedrijf en maximaal twee grondverzetmachines;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 3' tevens voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen."
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 3.7.3 ten behoeve van splitsing tot twee volwaardige woningen;
- q. (recreatie) paden, bruggen en steigers;
- r. groenvoorzieningen;
- s. voorzieningen ten behoeve van de de openbare nutsvoorzieningen, waterhuishouding, de luchtvaart en luchtverkeersveiligheid;
- t. water;
- u. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
3.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarische veehouderij, waaronder inbegrepen de productiegerichte paardenhouderij;
- b. één bedrijfswoning per bouwvlak;
- c. gebruiksgerichte paardenhouderij tot een maximum van tien paarden per bedrijf;
- d. nevenactiviteiten bij het agrarische bedrijf, zoals weergegeven in lid 4.2.11;
- e. een (paarden)rijbak binnen het bouwvlak;
- f. behoud van de waarden van de Stelling van Amsterdam en Nationaal Landschap Laag Holland zoals grote openheid van het landschap, weidevogelgebied, veenpakketten, historische watergangen, archeologische en cultuurhistorische waarden;
- g. dagrecreatief medegebruik;
- h. opstapplaatsen voor kano's en boten;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor een tweede bedrijfswoning;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' tevens het stallen van caravans;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor het behoud van cultuurhistorische waarden;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'drafbaan' tevens voor een drafbaan;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'kas' tevens een kas;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens voor opslag van veevoer;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' tevens buiten het bouwvlak voor een (paarden)rijbak;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' tevens voor een windturbine;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden-1' tevens voor een groothandel in hekwerken;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden 2' tevens een plattelandswoning;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 4.7.3 ten behoeve van splitsing tot twee volwaardige woningen;
- t. groenvoorzieningen;
- u. voorzieningen ten behoeve van de de openbare nutsvoorzieningen, waterhuishouding en de luchtvaart en luchtverkeersveiligheid;
- v. (recreatie)paden, bruggen en steigers;
- w. water;
- x. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
4.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - 1 (Omzoom)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met Waarden - 1 (Omzoom)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarische veehouderij, waaronder inbegrepen de productiegerichte paardenhouderij;
- b. één bedrijfswoning per bouwvlak;
- c. gebruiksgerichte paardenhouderij tot een maximum van tien paarden per bedrijf;
- d. behoud van de waarden van de Stelling van Amsterdam en Nationaal Landschap Laag Holland zoals grote openheid van het landschap, weidevogelgebied, veenpakketten, historische watergangen, archeologische en cultuurhistorische waarden;
- e. nevenactiviteiten bij het agrarische bedrijf, zoals weergegeven in lid 5.2.9;
- f. een (paarden)rijbak binnen het bouwvlak;
- g. (extensief) dagrecreatief medegebruik;
- h. opstapplaatsen voor kano's en boten;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor een tweede bedrijfswoning;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor het behoud van cultuurhistorische waarden;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens voor opslag van veevoer;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport -rijbak' tevens een (paarden)rijbak buiten het bouwvlak;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' tevens voor een windturbine;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 5.7.3 ten behoeve van splitsing tot twee volwaardige woningen;
- o. (recreatie) paden, bruggen en steigers;
- p. groenvoorzieningen;
- q. voorzieningen ten behoeve van de de openbare nutsvoorzieningen, waterhuishouding en de luchtvaart;
- r. water;
- s. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
5.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn bedrijven toegelaten, die staan genoemd in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein' t/m met ten hoogste categorie 2;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' zijn bedrijven toegelaten, die staan genoemd in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein' tot ten hoogste categorie 3.1;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' zijn bedrijven toegelaten, die staan genoemd in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein' tot ten hoogste categorie 3.2;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' uitsluitend voor horecabedrijven die ten hoogste behoren tot de categoriën, die zijn aangeduid als 'horeca van categorie 1' zoals genoemd in de bijlage Staat van Horeca-activiteiten;
- e. ter plaatse van de functieaanduidingen zoals in de tabel genoemd: tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:
Functieaanduiding | Omschrijving | SBI code 2008 |
specifieke vorm van bedrijf - 1 | scheepstimmerbedrijf met ondergeschikte detailhandel | 301.1 |
specifieke vorm van bedrijf - 2 | metaalbewerkingsbedrijf | 2562, 3311.2 |
specifieke vorm van bedrijf - 3 | bouwbedrijf | 41.0 t/m 41.3 |
- f. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf'' uitsluitend een agrarisch loonbedrijf;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor een bedrijfswoning;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' tevens het stallen van caravans;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is uitsluitend detailhandel toegestaan mits gerelateerd aan het verkopen van boten en daaraan verwante artikelen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' tevens een geluidwal;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' tevens voor zend-/ontvangstinstallaties met een maximale hoogte van 30 m;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'erf', tevens een erf;
- m. buitenopslag is binnen het bestemmingsvlak toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m;
- n. caravanstalling, mits inpandig in de bedrijfsgebouwen;
- o. groen- en erfvoorzieningen;
- p. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- q. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- r. water;
- s. andere bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming, waaronder (collectieve) voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en voorzieningen ten behoeve van warmte- koudeopslag;
6.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Nadere eisen
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. museum;
- b. maatschappelijke en educatieve functies;
- c. horeca tot categorie 1a zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor het behoud van cultuurhistorische waarden;
- e. fiets- en voetpaden;
- f. water
- g. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
7.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
7.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Gemengd
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven in categorie A, B1 en B2 zoals genoemd in de bijage Staat vanBedrijfsactiviteiten - functiemenging;
- b. (ondergeschikte) horeca tot en met categorie 1, zoals genoemd in de Staat vanHoreca-activiteiten;
- c. cultuur en ontspanning;
- d. (ondergeschikte) detailhandel met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen;
- e. maatschappelijke voorzieningen c.q. dienstverlening;
- f. een woning per bouwvlak;
- g. binnenopslag met uitzondering van mest, explosieve stoffen, brandbare stoffen en delfstoffen, met dien verstande dat verkoop aan huis niet is toegestaan.
- h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor het behoud van cultuurhistorische waarden;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' tevens het stallen van caravans;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is detailhandel niet toegestaan;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is wonen niet toegestaan;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt de afwijkingsmogelijkheid zoals bedoeld in artikel 8.3.1 ten behoeve van splitsing tot twee volwaardige woningen;
- m. ter plaatse van de functieaanduidingen zoals in de tabel genoemd: tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:
Functieaanduiding | Bedrijf | SBI Code |
specifieke vorm van gemengd 1 | metaalwarenfabriek | 259.B |
specifieke vorm van gemengd 2 | smederij e.d. | 255.B |
specifieke vorm van gemengd 3 | schoonmaakbedrijf | 812 |
specifieke vorm van gemengd 4 | houtzagerij | 16101 |
specifieke vorm van gemengd 5 | machine- en apparatenfabriek | 27.1 |
- n. tuin- en groenvoorzieningen;
- o. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- p. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- q. water;
- r. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
waarbij geldt dat:
- s. de functies zoals bedoeld onder a t/m d uitsluitend zijn toegestaan indien zij voorkomen in categorie A, B1 en B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
- t. voor de panden met de functies categorie B2 geldt de volgende bepaling:
1. panden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies danwel
2. aan de panden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor
milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige
afscheiding.
8.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
8.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. opstapplaatsen voor kano's en boten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor het behoud van cultuurhistorische waarden;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' tevens voor een gemaal;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' voor het laden en lossen van schepen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek (jop)' tevens voor een voorziening jongeren onmoetingsplek;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'natuur' tevens voor natuurwaarden;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' tevens voor een nutsbedrijf;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' tevens voor een windturbine;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' tevens voor zend-/ontvangstinstallaties met een maximale hoogte van 30 m;
- k. bruggen, duikers en steigers;
- l. voet- en fietspaden;
- m. speelvoorzieningen;
- n. water;
- o. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- p. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
9.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 1' uitsluitend voor horecabedrijven die ten hoogste behoren tot categorie 1, zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is een woning niet toegestaan;
- c. terrassen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- g. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
10.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
10.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:;
- a. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' uitsluitend voor een zorgboerderij met bijbehorende dienstwoning;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is tevens een woning toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor het behoud van cultuurhistorische waarden;
- d. onderwijsinstellingen;
- e. scouting;
- f. groenvoorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- i. water;
- j. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Artikel 12 Natuur
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. moerasnatuurgebied;
- b. ecologische verbindingszone;
- c. ecologische hoofdstructuur;
- d. weidevogelgebied;
- e. de instandhouding, bescherming en/of de ontwikkeling van de habitattypen en soorten, waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd in het ontwerpbesluit en/of het aanwijzingsbesluit voor zover betrekking hebbend op het Noorderveen behorende bij het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan';
- f. tevens behoud, herstel en ontwikkeling van het natte karakter van het gebied, de goede waterkwaliteit en extensief agrarisch graslandgebruik;
- g. tevens behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden passend in schaal en patroon van landschapsontwikkeling in de polder Assendelft waarbij openheid een dominerende factor is;
- h. bruggen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- k. (recreatie) paden en bruggen;
- l. water;
- m. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
12.2 Bouwregels
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Recreatie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot categorie 1' uitsluitend horeca-activiteiten tot en met categorie 1 zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' uitsluitend voor een ijsbaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' uitsluitend voor een jachthaven;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' tevens voor een recreatiewoning;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' uitsluitend voor een volkstuin;
- f. dagrecreatief medegebruik;
- g. groenvoorzieningen;
- h. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- j. water;
- k. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Sport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport(voorzieningen);
- b. (ondergeschikte) horeca tot en met categorie 1, zoals genoemd in de Staat vanHoreca-activiteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor een bedrijfswoning;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens voor de opslag van paardenvoer;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'manege' uitsluitend voor een manege;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. water;
- h. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
14.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Sport - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport(voorzieningen);
- b. ondergeschikte horeca tot en met categorie 1, zoals genoemd in de Staat vanHoreca-activiteiten;
- c. voorzieningen ten behoeve van buitenschoolse opvang, indien deze is gesitueerd in het hoofdgebouw;
- d. ondergeschikte fysiotherapie;
- e. bruggen;
- f. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
- g. objecten voor beeldende kunst;
- h. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- i. ondergeschikte fietspaden;
- j. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- k. water;
- l. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
15.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Tuin
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voor- en zijtuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. wonen, slechts voor zover dit plaatsvindt binnen de bijbehordende bouwwerken in de vorm van een erker en voor zover gebouwd aan en ten behoeve van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden met de bestemming Wonen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'atelier' tevens voor een atelier;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' uitsluitend een bijgebouw;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor het behoud van cultuurhistorische waarden;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport -rijbak' tevens voor een (paarden)rijbak;
- g. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water;
- j. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
16.2 Bouwregels
Artikel 17 Tuin - Woonschepenligplaats
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - Woonschepenligplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en erven behorende bij de aangrenzende woonschepenligplaats;
- b. groenvoorzieningen;
- c. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. paden;
- e. water;
- f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
17.2 Bouwregels
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. bruggen, tunnels, duikers en kunstwerken;
- c. geluidschermen en voorzieningen ter vermindering van lichtoverlast;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor het behoud van cultuurhistorische waarden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' tevens voor een windturbine;
- f. groenvoorzieningen;
- g. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- h. verkeersvoorzieningen;
- i. water;
- j. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
18.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 18.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een buurtontsluitingsfunctie;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. bruggen en duikers;
- f. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- g. verkeersvoorzieningen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor het behoud van cultuurhistorische waarden;
- i. standplaatsen voor kramen;
- j. water;
- k. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
19.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 19.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
Artikel 20 Water
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. waterberging;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. waterlopen;
- e. waterwegen;
- f. waterstaatkundige werken;
- g. steigers;
- h. bruggen, dammen, stuwen en duikers;
- i. sluizen, kaden, oeververbindingen;
- j. oeverstroken, groenvoorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
- k. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- l. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
20.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 20.1 genoemde gronden mogen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in lid 20.1 ten behoeve van het bouwen van kano-opstapplaatsen, indien geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden ten aanzien van de instandhouding of het herstel van de habitattypen en soorten, waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd in het ontwerpbesluit en/of het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan.
Artikel 21 Water - 1
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. waterberging;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. waterlopen;
- e. waterwegen;
- f. waterstaatkundige werken;
- g. (haven)overslag;
- h. sluizen, kaden en oeververbindingen;
- i. afmeerpalen, boothellingen en andere oevervoorzieningen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'terras' tevens voor een terras;
- l. laad- en losplaatsen zijn toegestaan binnen de bestemming 'Water 1' daar waar deze grenst aan de bestemming 'Bedrijven' en voor zover passend in de milieucategorie van het aangrenzende bedrijf;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' tevens het wonen op woonschepen in relatie tot de jachthaven;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' tevens een jachthaven;
met de daarbijbehorende:
- o. groenvoorzieningen;
- p. dammen, taluds, steigers, duikers,
- q. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
21.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 21.1 genoemde gronden mogen woonschepen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
Ter plaatse van de aanduiding 'brug' gelden de volgende bouwregels:
- a. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 2,60 m bedragen;
- b. de hellingshoek van bruggen mag niet minder bedragen dan 4%;
- c. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 18 m bedragen;
- d. de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
21.3 Specifieke gebruiksregels
21.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in lid 21.1 ten behoeve van het bouwen van kano-opstapplaatsen, indien geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden ten aanzien van de instandhouding of het herstel van de habitattypen en soorten, waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd in het ontwerpbesluit en/of het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan.
Artikel 22 Water - Woonschepenligplaats
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Woonschepenligplaats' aangewezen gronden zijn bestemd:
- a. het afmeren van woonschepen;
- b. het afmeren van plezierbootjes of (onderhouds)vlotten, behorend bij een woonschip;
- c. drijvende bergingen en bergingen op palen of steigers;
- d. bijbehorende afmeervoorzieningen, zonder welke het gebruik van het woonschip als woning niet goed mogelijk is;
- e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- f. water;
- g. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming voor aangewezen ligplaatsen voor woonschepen met bijbehorende afmeervoorzieningen.
22.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 22.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:
- a. per ligplaats is maximaal een woonschip toegestaan, tenzij op de verbeelding door een maatvoeringsaanduiding anders is aangegeven;
- b. de maximum afmetingen van een woonark zijn:
- 1. lengte: 20 m;
- 2. breedte: 6,50 m;
- 3. hoogte: 5 m boven de waterlijn;
- 4. diepte: 2 m onder de waterlijn.
- c. de maximum afmetingen van een woonboot zijn
- 1. lengte: 32 m;
- 2. breedte: 6,50 m;
- 3. hoogte: 5 m boven de waterlijn;
- 4. diepte: 2 m onder de waterlijn.
- d. de afstand tussen twee naast of achter elkaar liggende woonschepen bedraagt ten minste 5 meter. Deze tussenafstand wordt tot stand gebracht doordat met elk der woonschepen een afstand van tenminste 2,5 m tot de daartussen gelegen waterkavelgrens in acht wordt genomen;
- e. per woonschip mogen op en aan de oever bijbehorende voorzieningen zoals vlonders, steigers en terrassen, worden gebouwd of aanwezig zijn tot een totale oppervlakte van maximaal 25 m2 , met inbegrip van devoorzieningen als bedoeld in artikel 17 Tuin -Woonschepenligplaats;
- f. de hoogte van de bijbehorende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 0.50 m;
- g. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum breedte (m)' is de maximale breedte van een woonschip toegestaan;
- h. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum lengte (m)' is maximale lengte van een woonschip toegestaan.
22.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan, in verband met de voorzieningen als bedoeld in de begrippen lid 2.11, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 22.2. sub b, onder de punten 1 en 2 genoemde afmetingen tot maximaal 25 respectievelijk 6,875 m, mits dat niet leidt tot overschrijding van de waterkavelgrens, genoemd in lid 22.2. sub d;
- b. Het bevoegd gezag kan, in verband met de voorzieningen als bedoeld in lid 2.11, bij omgevingsvergunning afwijken van de onder lid 22.2 sub c onder punten 1 en 2 genoemde afmetingen tot maximaal 40 respectievelijk 7,50 m, mits dat niet leidt tot overschrijding van de waterkavelgrens, genoemd in lid 22.2. sub d;
- c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder sub c, onder punt 4 voor een diepte tot 4 m onder de waterlijn.
22.4 Specifieke gebruiksregels
Voor de onder in lid 22.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:
- a. woonboten, woonarken en toebehoren zijn uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
- b. (drijvende) bergingen en (onderhouds)vlotten zijn uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van de waterkavel;
- c. Voor zover de gronden niet worden benut voor het innemen van een ligplaats met een woonschip, mogen ze worden gebruikt als water. Lid 20 is dan van toepassing.
Artikel 23 Wonen
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. recreatief medegebruik in de vorm van 'bed & breakfast' tot maximaal 6 kamers;
- c. hobbymatige paardenhouderij;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' tevens het stallen van caravans;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor het behoud van cultuurhistorische waarden;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens een kapsalon;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt de afwijkingsmogelijkheid zoals bedoeld in artikel 23.3.1 ten behoeve van splitsing tot twee volwaardige woningen;
- h. ter plaatse van de aanduiding `specifieke vorm van wonen - 4' tevens voor de verkoop van motorfietsonderdelen (waaronder motorfietsbanden) via internet, alsmede de montage van motorfietsonderdelen;
- i. ter plaatse van de functieaanduidingen zoals in de tabel genoemd: tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:
Functieaanduiding | Bedrijf | SBI code |
Specifieke vorm van wonen 1 | metaalbedrijf | 2562.2 |
Specifieke vorm van wonen 2 | aannemersbedrijf | 41, 42, 43.3 |
Specifieke vorm van wonen 3 | fokken en houden van graasdieren | 0143 |
- j. water;
- k. tuin- en groenvoorzieningen;
- l. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen te behoeve van de waterhuishouding;
- m. bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- n. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
23.2 Bouwregels
23.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 24 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en de bescherming van gasleidingen;
- b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze dubbelbestemming.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- 1. in de eerste plaats de regels van artikel 31 ('Waterstaat - Waterkering');
- 2. in de tweede plaats de regels van artikel 24 ('Leiding - Gas');
- 3. in de derde plaats de regels van artikel 25 ('Leiding - Hoogspanningsverbinding´);
- 4. in de vierde plaats de regels van artikel 30 ("Waarde- Ecologie');
- 5. in de vijfde plaats de regels van artikel 26 (´Waarde - Archeologie 1');
- 6. in de zesde plaats de regels van artikel 27 ('Waarde - Archeologie 2');
- 7. in de zevende plaats de regels van artikel 28 ('Waarde - Archeologie 3');
- 8. in de achtste plaats de regels van artikel 29 ('Waarde - Archeologie 5').
24.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 24.2, teneinde gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende primaire bestemmingen toe te staan. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende primaire bestemming van toepassing.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding (Dubbelbestemming)
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming)' naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsleiding, ten behoeve van het transport van elektriciteit en een belemmeringenstrook zoals op de maatvoeringsaanduiding op de verbeelding is aangegeven en is mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en de bescherming van hoogspanningsleidingen;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze dubbelbestemming.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- 1. in de eerste plaats de regels van artikel 31 ('Waterstaat - Waterkering');
- 2. in de tweede plaats de regels van artikel 24 ('Leiding - Gas');
- 3. in de derde plaats de regels van artikel 25 ('Leiding - Hoogspanningsverbinding´);
- 4. in de vierde plaats de regels van artikel 30 ("Waarde- Ecologie');
- 5. in de vijfde plaats de regels van artikel 26 (´Waarde - Archeologie 1');
- 6. in de zesde plaats de regels van artikel 27 ('Waarde - Archeologie 2');
- 7. n de zevende plaats de regels van artikel 28 ('Waarde - Archeologie 3');
- 8. in de achtste plaats de regels van artikel 29 ('Waarde - Archeologie 5').
25.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 25.1 genoemde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 25.2 teneinde bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende primaire bestemmingen, mits advies is gevraagd aan de leidingbeheerder en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het belang van de leiding en de externe veiligheid. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende primaire bestemming van toepassing.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Waarde - Archeologie 1 (Dubbelbestemming)
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de regels van artikel 31 ('Waterstaat - Waterkering');
- b. in de tweede plaats de regels van artikel 24 ('Leiding - Gas');
- c. in de derde plaats de regels van artikel 25 ('Leiding - Hoogspanningsverbinding´);
- d. in de vierde plaats de regels van artikel 30 ("Waarde- Ecologie');
- e. in de vijfde plaats de regels van artikel 26 (´Waarde - Archeologie 1');
- f. in de zesde plaats de regels van artikel 27 ('Waarde - Archeologie 2');
- g. in de zevende plaats de regels van artikel 28 ('Waarde - Archeologie 3');
- h. in de achtste plaats de regels van artikel 29 ('Waarde - Archeologie 5').
26.2 Bouwregels
26.3 Nadere eisen
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 1(dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1(dubbelbestemming) van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
- a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 27 Waarde - Archeologie 2 (Dubbelbestemming)
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de regels van artikel 31 ('Waterstaat - Waterkering');
- b. in de tweede plaats de regels van artikel 24 ('Leiding - Gas');
- c. in de derde plaats de regels van artikel 25 ('Leiding - Hoogspanningsverbinding´);
- d. in de vierde plaats de regels van artikel 30 ("Waarde- Natuur');
- e. in de vijfde plaats de regels van artikel 26 (´Waarde - Archeologie 1');
- f. in de zesde plaats de regels van artikel 27 ('Waarde - Archeologie 2');
- g. n de zevende plaats de regels van artikel 28 ('Waarde - Archeologie 3');
- h. in de achtste plaats de regels van artikel 29 ('Waarde - Archeologie 5').
27.2 Bouwregels
27.3 Nadere eisen
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 2(dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2(dubbelbestemming) van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
- a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 28 Waarde - Archeologie 3 (Dubbelbestemming)
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de regels van artikel 31 ('Waterstaat - Waterkering');
- b. in de tweede plaats de regels van artikel 24 ('Leiding - Gas');
- c. in de derde plaats de regels van artikel 25 ('Leiding - Hoogspanningsverbinding´);
- d. in de vierde plaats de regels van artikel 30 ("Waarde- Natuur');
- e. in de vijfde plaats de regels van artikel 26 (´Waarde - Archeologie 1');
- f. in de zesde plaats de regels van artikel 27 ('Waarde - Archeologie 2');
- g. in de zevende plaats de regels van artikel 28 ('Waarde - Archeologie 3');
- h. in de achtste plaats de regels van artikel 29 ('Waarde - Archeologie 5').
28.2 Bouwregels
28.3 Nadere eisen
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 3(dubbelbestemming) indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3(dubbelbestemming) van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
- a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 29 Waarde - Archeologie 5 (Dubbelbestemming)
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5 (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- a. in de eerste plaats de regels van artikel 31 ('Waterstaat - Waterkering');
- b. in de tweede plaats de regels van artikel 24 ('Leiding - Gas');
- c. in de derde plaats de regels van artikel 25 ('Leiding - Hoogspanningsverbinding´);
- d. in de vierde plaats de regels van artikel 30 ("Waarde- Natuur');
- e. in de vijfde plaats de regels van artikel 26 (´Waarde - Archeologie 1');
- f. in de zesde plaats de regels van artikel 27 ('Waarde - Archeologie 2');
- g. n de zevende plaats de regels van artikel 28 ('Waarde - Archeologie 3');
- h. in de achtste plaats de regels van artikel 29 ('Waarde - Archeologie 5').
29.2 Bouwregels
29.3 Nadere eisen
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 5(dubbelbestemming) indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5(dubbelbestemming) van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
- a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 30 Waarde - Ecologie (Dubbelbestemming)
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
- a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van een natte en/of droge ecologische hoofdstructuur;
- b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden,waaronder inbegrepen weidevogelleefgebied;
- c. bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;
- f. bouwwerken van algemeen nut;
- g. en overige voorzieningen ten behoeve van deze dubbelbestemming.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- 1. in de eerste plaats de regels van artikel 31 ('Waterstaat - Waterkering');
- 2. in de tweede plaats de regels van artikel 24 ('Leiding - Gas');
- 3. in de derde plaats de regels van artikel 25 ('Leiding - Hoogspanningsverbinding´);
- 4. in de vierde plaats de regels van artikel 30 ("Waarde- Ecologie');
- 5. in de vijfde plaats de regels van artikel 26 (´Waarde - Archeologie 1');
- 6. in de zesde plaats de regels van artikel 27 ('Waarde - Archeologie 2');
- 7. in de zevende plaats de regels van artikel 28 ('Waarde - Archeologie 3');
- 8. in de achtste plaats de regels van artikel 29 ('Waarde - Archeologie 5').
30.2 Bouwregels
30.3 Nadere eisen
30.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van de bouwregels in lid 30.2.1 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd.
30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 31 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en de bescherming van de waterkering;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
- 1. in de eerste plaats de regels van artikel 31 ('Waterstaat - Waterkering');
- 2. in de tweede plaats de regels van artikel 24 ('Leiding - Gas');
- 3. in de derde plaats de regels van artikel 25 ('Leiding - Hoogspanningsverbinding´);
- 4. in de vierde plaats de regels van artikel 30 ("Waarde- Ecologie');
- 5. in de vijfde plaats de regels van artikel 26 (´Waarde - Archeologie 1');
- 6. in de zesde plaats de regels van artikel 27 ('Waarde - Archeologie 2');
- 7. in de zevende plaats de regels van artikel 28 ('Waarde - Archeologie 3');
- 8. in de achtste plaats de regels van artikel 29 ('Waarde - Archeologie 5').
31.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 31.2 genoemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de waterkering.
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 32 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 33 Algemene Bouwregels
33.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
33.2 Toegelaten overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van artikel 2.14.
Artikel 34 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:
34.1 Strijdig gebruik
- a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;
- b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen en bebouwing zonder dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
- c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van bij wonen vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, daaronder begrepen het gebruik voor bed en breakfast, mantelzorg en als zorgwoning;
- d. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van seksinrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- e. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van kamerverhuur;
- f. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen, materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
- g. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- h. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
- i. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van bijbehorende bouwwerken en gebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte.
34.2 Toegestaan gebruik
Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroep en/of bedrijf, mits:
- a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- b. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m²;
- c. de ruimtelijke uitstraling en invloed op de omgeving passend is bij de woonfunctie;
- d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- f. er geen horeca en/of detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd bed en breakfast tot een maximum van 6 kamers en een beperkte verkoop ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
- g. het beroep of bedrijf door de bewoners wordt uitgeoefend.
Artikel 35 Algemene Aanduidingsregels
35.1 Geluidzone - industrie 1
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone – industrie 1' is gelegen de geluidzone ' geluidzone Bedrijvenpark Westzanerpolder', zoals vastgesteld bij Koepelbestemmingsplan bedrijvenpark Westzanerpolder op 27 juni 2002, welke gronden mede bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
35.2 Geluidzone - industrie 2
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone – industrie 2' is gelegen de geluidzone 'Westpoort te Amsterdam', zoals vastgesteld op 23 juni 1993 bij Koninklijk Besluit, welke gronden mede bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
35.3 Geluidzone - industrie 3
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie 3' is gelegen de geluidzone van 'Gascompressorstation Beverwijk', welke gronden mede bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
35.4 Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 1
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 1' is gelegen het gebied waarop het bepaalde in artikel 2.2.1 lid 4 van het Luchthavensindelingsbesluit van toepassing is en hier geldt een hoge geluidsbelasting waardoor geen nieuwe woningen, woonwagens, scholen en gezondheidszorggebouwen zijn toegestaan. Met een verklaring van geen bezwaar is nieuwbouw van geluidgevoelige bebouwing wel mogelijk.
35.5 Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 2
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 2' is gelegen het gebied waarop het bepaalde in artikel 2.2.2 van het Luchthavenindelingbesluit van toepassing is en hier een hoogtebeperking van 150 m geldt.
35.6 Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 3
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 3' is gelegen het gebied, waarop het bepaalde in artikel 2.2.1 lid 3 van het Luchthavenindelingbesluit van toepassing is, en hier gelden beperkingen vanuit het oogpunt van externe veiligheid, waardoor geen nieuwe woningen, woonwagens, scholen en gezondheidszorggebouwen zijn toegestaan.
35.7 Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 4
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 4' is gelegen het gebied, waarop in artikel 5.23 lid 1 van de Wet luchtvaart van toepassing is en waar een VDF peilinstallatie en locator is opgesteld. Binnen de straal van 500 m (VDF) en 200 m (locator) geldt een toetsingshoogte van 0 m. Ingeval de beoogde maximale hoogte van een (bouw)plan een toetsingsvlak van de communicatie-, navigatie- of surveillanceapparatuur van Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) doorsnijdt dient advies te worden ingewonnen bij LVNL (of diens rechtsopvolger) over het effect hiervan op de goede werking van betreffende apparatuur.
35.8 Natura 2000
35.9 Wro-zone - wijzigingsgebied
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de bestemming ' Agrarisch met Waarden - 1 (Omzoom)' te wijzigen naar de bestemming 'Wonen'.
35.10 Vrijwaringszone - weg
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone-weg' geldt een bouwverbod voor nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en een verbod tot uitbreiding van de bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit verbod geldt niet voor gebouwen en bouwwerken welke nodig zijn voor het wegverkeer, zoals geluidwerende voorzieningen.
Artikel 36 Algemene Afwijkingsregels
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:
- a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen gebouwd worden met een maximale bouwhoogte van 5 m, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m²;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken;
- c. geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits afwijkingen in situering niet meer dan 2 m bedragen óf de voorgeschreven oppervlaktematen en bebouwingspercentages met ten hoogste 10% (gemeten ten opzichte van de totale in aanmerking te nemen oppervlakte), waarbij de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingsbevoegdheid buiten beschouwing blijven;
- d. de in de regels toegestane maximale bouwhoogte met ten hoogste 3 m worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties, dakopbouwen, en met ten hoogste 5 m ten behoeve van schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes, zendmasten ten behoeve van mobiele telefonie;
- e. de op de verbeelding aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen mogen met ten hoogste 2 m worden overschreden ten behoeve van uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, luifels, erkers, balkons, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen;
- f. onder voorwaarden kan de goothoogte van het bijbehorend bouwwerk (goothoogte hoofdgebouw + 0,30 m) anders bepaald worden. In die gevallen wordt voor de verdiepingshoogte van het hoofdgebouw + 0,30 m aangehouden.
Artikel 37 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat:
- a. aan de ''Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging' bedrijven kunnen worden toegevoegd;
- b. aan de ''Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein' bedrijven kunnen worden toegevoegd;
- c. aan de ''Staat van Horeca-activiteiten' horecabedrijven en/of horecabedrijfsvormen kunnen worden toegevoegd;
- d. in de ''Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein' opgenomen bedrijven kunnen worden ingedeeld bij een andere categorie;
- e. in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging' opgenomen bedrijven kunnen worden ingedeeld bij een andere categorie.
- f. in de ''Staat van Horeca-activiteiten' horecabedrijven en/of horecabedrijfsvormen kunnen worden ingedeeld bij een andere categorie.
- g. een weergegeven (maatvoerings of andere) aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beëindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie;
- h. een weergegeven aanduiding te wijzigen in een andere aanduiding.
Artikel 38 Algemene Procedureregels
38.1 Procedureregels bij afwijkingen
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijken is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing met dien verstande, dat indien toepassing wordt gegeven aan de reguliere procedure uit de in paragraaf 3.2 Wet Algemene bepalingen Omgevingsrecht het bevoegd gezag een afwijkende termijn kunnen stellen.
38.2 Procedureregels bij wijzigingsbevoegdheid
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van dit bestemmingsplan, is de in afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Artikel 39 Overige Regels
Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 40 Overgangsrecht
40.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
40.2 Afwijken van de overgangsregels ten aanzien van bouwwerken
Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde in artikel 40.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
40.3 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik
- 1. Het gebruiken en laten gebruiken van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
40.4 Veranderen strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 40.3 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
40.5 Onderbreken strijdig gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 40.3, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
40.6 Uitzonderingen op het overgangsrecht
Artikel 41 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Landelijk gebied Assendelft van de gemeente Zaanstad.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van <……>
De voorzitter, de griffier,
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie I "lichte horeca"
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende categorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur.
1b. Overige lichte horeca
- bistro;
- grand-café;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- hotel.
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 250 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
Categorie 2 "middelzware horeca"
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 "zware horeca"
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Leeswijzer
De toelichting behorende bij een bestemmingsplan geeft uitleg over -en een onderbouwing voor- de in de planregels en op de verbeelding opgenomen bestemmingen en regels. De toelichting is hiertoe als volgt opgebouwd.
- In hoofdstuk 1 Inleiding wordt een inleiding gegeven op het bestemmingsplan. De aanleiding, doelstelling, plangrenzen, planvorm en voorgaande plannen worden achtereenvolgens behandeld.
- In hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied wordt een beschrijving gegeven van ruimtelijke en functionele invulling van het plangebied. Daarin komen onder meer de geschiedenis, de stedenbouwkundige invulling van het gebied en de verkeersstructuur aan de orde.
- Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader geeft een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied.
- Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders geeft een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's.
- In hoofdstuk 5 Uitgangspunten en ontwikkelingen worden de knelpunten beschreven die in het gebied voorkomen en wordt zo mogelijk een oplossing geboden. Wanneer beleid en de ruimtelijke en functionele analyse niet met elkaar overeenkomen, kan bijvoorbeeld sprake zijn van een knelpunt waarvoor in het bestemmingsplan een oplossing gevonden moet worden.
- In hoofdstuk 6 Milieuaspecten worden de resultaten beschreven van de voor het bestemmingsplan relevante en uitgevoerde milieuonderzoeken.
- In hoofdstuk 7 Wateraspecten wordt weergegeven hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
- Hoofdstuk 8 Beschrijving bestemmingsregeling bevat de juridische plantoelichting. Daar waar de planregels toelichting behoeven is in dit hoofdstuk een uitleg van de juridische regeling gegeven.
- In hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid wordt in "Maatschappelijke uitvoerbaarheid" een overzicht gegeven van de inspraakreacties die op het voorontwerp zijn binnengekomen en van de zienswijzen die zijn ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan evenals een reactie hierop. In de subparagraaf "Economische uitvoerbaarheid" wordt ingegaan op de economische onderbouwing van de in het plan opgenomen ontwikkelingen.
- In hoofdstuk 10 Burgerinitiatief en overleg tenslotte, geeft de resultaten van het overleg met diverse instanties en instellingen in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
1.2 Aanleiding En Doelstelling
Het bestemmingsplangebied Landelijk gebied Assendelft te Zaanstad is een bestaand agrarisch gebied met een woongebied ter plaatse van Assendelft-Zuid waar de komende jaren weinig tot geen nieuwe ontwikkelingen verwacht worden. Uitgezonderd is de Omzoom waar een recreatieve opgave ligt en waar in het agrarisch gebied een sportpark aangelegd zal worden met aansluitend recreatieve fiets en - wandelpaden.
De vigerende bestemmingsplannen voor het plangebied zijn voornamelijk in de jaren '80, '90 en rond de eeuwwisseling vastgesteld. Deze bestemmingsplannen zijn niet meer afgestemd op de huidige situatie in het plangebied.
Het uitgangspunt van het bestemmingsplan is om een actueel planologisch/juridisch kader te bieden voor enerzijds het behouden en versterken van de agrarische functie, en anderzijds ter plaatse van het lint Assendelft-Zuid het versterken en behouden van de woonfunctie. Daarnaast moeten ongewenste ontwikkelingen tegen worden gegaan.
Het bestemmingsplan Landelijk gebied Assendelft bevat integraal ruimtelijk beleid voor het buitengebied. Met het opstellen ervan zorgt de gemeente er voor dat haar beleid voor het grootste deel van haar buitengebied weer geactualiseerd is.
Het buitengebied van Assendelft bevat een aantal kwaliteiten waarin landbouw, natuur, landschap, cultuurhistorie en recreatie tezamen met wonen en leefbaarheid een belangrijke rol spelen. Om te zorgen dat verschillende vormen van ruimtegebruik elkaar zoveel mogelijk versterken en ondersteunen, is het gemeentelijk beleid enerzijds gericht op het behoud van de duurzame componenten en daarmee samenhangende potenties en anderzijds op een vitaal en leefbaar platteland.
De vernieuwing van het platteland in de gemeente Zaanstad is gebaseerd op het vinden van een balans tussen leefbaarheid, duurzaamheid, ecologie en economie. Dat betekent dat gezonde agrarische bedrijven met een duurzaam productieproces zich de komende jaren, op locaties die daarvoor geschikt zijn, kunnen blijven ontwikkelen in de gemeente Zaanstad. Van de agrarische ondernemers wordt wel gevraagd om zorg te dragen voor een kwalitatief hoogwaardig buitengebied door bijvoorbeeld een verantwoorde landschappelijke inpassing van bedrijfsgebouwen en het beheer van landschapselementen. Ook voor de burger en de recreant is plaats in het buitengebied, mits zij respect tonen voor het landschap, de natuur en voor de agrariër, die er de kost verdient. Het buitengebied is immers van iedereen, waarvoor een gezamenlijke verantwoordelijkheid dient te worden gedragen.
Doel van dit bestemmingsplan is om zowel de karakteristieke kwaliteiten van de natuur en het landschap in Zaanstad als ook de sociaal-economische vitaliteit te behouden en te versterken. Het plan geeft aan waar rekening mee moet worden gehouden. Dit betreft vooral de inpassing in en verbetering van de omgevingskwaliteit, oftewel natuur en landschap, maar ook cultuurhistorie. Door het bestemmen van de specifieke gebiedskwaliteiten wordt een krachtig antwoord gegeven tegen de verrommeling in de betekenis van geen relatie met het gebied c.q. het landschap/natuur van het buitengebied. Landschapselementen alsmede de schaal en aard van bebouwingsmogelijkheden vormen belangrijke instrumenten tegen de verrommeling . Bestaande bedrijven kunnen hun bestaande agrarische activiteiten voortzetten. Het bestemmingsplan geeft de spelregels aan wanneer men wil groeien en uitbreiden.
Ook in gebieden met grote cultuurhistorische of natuurlijke waarden bestaat vaak volop dynamiek. Agrarische bedrijven stoppen, oude stallen worden gesloopt of hergebruikt en boerderijen worden opgekocht door burgers. Dit soort ontwikkelingen kan, mits op een goede manier uitgevoerd, worden benut om de gewenste versterking van omgevingskwaliteiten te realiseren.
Bij elke ontwikkeling en bij ieder initiatief geldt de volgende doelstelling:
Behoud en versterking van zowel de beeld- en omgevingskwaliteit als de sociale en economische vitaliteit van het landelijk gebied van de gemeente Zaanstad.
1.3 Het Plangebied
Het plangebied betreft bijna het gehele westelijke gedeelte van het buitengebied van de gemeente Zaanstad, met uitzondering van het poldergebied Westzaan, de centrale dorpskern van Assendelft en Nauerna. Hiervoor zijn aparte bestemmingsplannen van kracht of worden afzonderlijke plannen opgesteld. Het gebied wordt globaal begrensd door:
- noorden:
de bebouwingscontour van Saendelft en Kreekrijk;
- oosten:
het Zijkanaal D overlopend in de Nauernasche Vaart;
- zuiden:
hart Noordzeekanaal, grenzend aan de gemeentegrens met Velsen, Haarlemmerliede & Spaarnwoude en Amsterdam;
- westen:
gemeentegrens met Uitgeest, Heemskerk en Beverwijk.
De situering van het plangebied is aangegeven op navolgende overzichtskaart:
Ligging plangebied
1.4 Planvorm
Bestemmingsplannen voor het buitengebied zijn veelal beheersmatig van karakter. Het doel is om zoveel mogelijk vast te leggen om daarmee tevens de ontwikkeling van het buitengebied te sturen. De praktijk is evenwel weerbarstig. Maatschappelijke ontwikkelingen gaan vaak sneller dan verwacht en bewoners en gebruikers van het buitengebied zijn creatief in het bedenken van nieuwe plannen. Dit bestemmingsplan biedt de ruimte aan die maatschappelijke dynamiek en creativiteit. Vanzelfsprekend zonder daarbij de waarden die beschermd en versterkt moeten worden uit het oog te verliezen.
Het doel is om een goede balans te vinden tussen beeld- en omgevingskwaliteit, ecologie, economie en leefbaarheid. Dit bestemmingsplan biedt de uitgangspunten en richtlijnen voor het vinden van een goede balans. Het bestemmingsplan heeft evenwel slechts een beperkte reikwijdte: het kan ontwikkelingen mogelijk maken, het kan aangeven hoe die ontwikkelingen gerealiseerd kunnen worden, het kan zaken beschermen en het kan fungeren als communicatiemiddel. Het kan evenwel geen ontwikkelingen afdwingen.
Toegankelijkheid en bruikbaarheid zijn andere uitgangspunten van dit nieuwe bestemmingsplan. De toelichting, de verbeelding (voorheen plankaart) en de regels (voorheen voorschriften) zijn compact en overzichtelijk gehouden, zodat het plan voor iedereen gemakkelijk te begrijpen en gebruiken is. De juridische regelingen in de regels zijn concreet en hard waar nodig en flexibel waar mogelijk.
1.5 Vigerende Plannen
Voor het plangebied gelden thans de volgende bestemmingsplannen, die geheel of gedeeltelijk door het onderhavige bestemmingsplan worden vervangen.
- bestemmingsplan Assendelft Zuid, (vastgesteld op 29 april 1999, nr. 74 en goedgekeurd op 23 november 1999-25648);
- bestemmingsplan Dorpsstraat 34 Assendelft Zuid, (vastgesteld op 20 november 2003, nr. 135 en goedgekeurd op 16 februari 2004 nr 2003-49337);
- bestemmingsplan Poldergebied Assendelft, vastgesteld op 18 oktober 2001, nr. 129 en goedgekeurd op 14 mei 2002/001-40625 en op 27 augustus 2003, nr. 200203389/1 door de Kroon;
- bestemmingsplan Nauernasche Polder, vastgesteld op 5 juni 1980, nr 394 en goedgekeurd op 9 september 1980, en op 05 augustus 1982, nr. 71 door de Kroon;
- bestemmingsplan Nauernasche Polder 1995, vastgesteld op 25 januari 1996, nr 12 en goedgekeurd op 26 juni 1996, nr. 96-711482;
- 1ste wijzigingsplan bestemmingsplan Poldergebied Assendelft, vastgesteld op 29 oktober 2004 en goedgekeurd op 29 oktober 2004;
- 2de wijzigingsplan bestemmingsplan Poldergebied Assendelft, vastgesteld 5 april 2005 op en goedgekeurd op 17 mei 2005;
- bestemmingsplan Kaaik,vastgesteld op 24 mei 1973 en goedgekeurd op 13 december 1978, nr 31;
- bestemmingsplan Saendelft vastgesteld op 26 november 1998, nr. 163 en goedgekeurd op 22 juni 1999, nr 98-920019.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Geschiedenis Plangebied
De ontstaansgeschiedenis verklaart de ruimtelijke opbouw van het Zaanse landschap. Het is geschiedenis die hier slechts in hoofdlijnen wordt behandeld. Er is daarbij een onderverdeling gemaakt in tijdvakken waarin specifieke landschapsvormen hun oorsprong vinden.
2.1.1 Het Oer-IJ (3000 voor Christus tot 1000 na Christus)
Aan het begin van deze periode lag achter de Nederlandse kuststrook een uitgestrekt getijdengebied waar de Rijn via verschillende takken de Noordzee instroomde (estuarium). Het Oer-IJ was hier de meest noordelijke vertakking ervan. Deze zijtak van de Rijn stroomde door een hoogveengebied dat nu de Zaanstreek is en mondde bij Bergen in zee uit. Door een verminderde uitstroom via het Oer-IJ begon de riviermonding rond 700 voor Christus te verlanden. Via een gat in de kustlijn met daarachter een krekensysteem stonden enkel de westelijke delen van het gebied rondom Assendelft en Krommenie nog onder invloed van de zee. Rond het begin van de jaartelling sloot de kust zich, waardoor het oorspronkelijke estuarium grotendeels verlandde en het water zoet werd. Het IJ en het Cromme IJ kwamen te liggen in de resten van het Oer-IJ en zijn nog steeds herkenbaar door de loop van de Noorder IJ- en Zeedijk. In de luwte van de duinenrij kon het veenpakket doorgroeien tot een groot, heuvelachtig gebied dat plaatselijk 3 tot 4 meter boven de waterspiegel uitstak. Via veenstromen (de Zaan, het Cromme IJ, de Stierop,) waterde het af op het IJ.
In de IJzertijd en de Romeinse Tijd woonden mensen aan de westelijke rand van wat nu de Zaanstreek is, ten westen van de dorpen Assendelft en Krommenie. Resten van nederzettingen van deze mensen zijn tijdens archeologisch onderzoek aangetoond in de westelijke helft van het plangebied. Vermoedelijk doorkruisten jagers en vissers de rest van het Zaanse veenmoeras.. Het gebied werd regelmatig geteisterd door overstromingen. Daardoor werden de mensen steeds weer gedwongen hun toevlucht te nemen tot hogere gronden in de omgeving. Uit de Romeinse Tijd zijn in de omgeving van Velsen twee vlootstations bekend. Deze waren van 28 tot 47 na Christus bevolkt. Zij waren gelegen langs de rand van het Oer-IJ, even buiten het plangebied, en dienden als steunpunt voor de Romeinse vloot. Door aanvallen en belegeringen door de inheemse bewoners, de 'Friezen', waren de Romeinen gedwongen zich terug te trekken. Hierdoor werd de Rijn de noordgrens van het Romeinse Rijk. Ten noorden van het plangebied, bij Krommenie, is een nederzetting opgegraven waarin scherven zijn gevonden die afkomstig waren uit de Romeinse forten bij Velzen, een aanwijzing dat ook 'Zaanse' Friezen bij de belegeringen en gevechten betrokken waren. Wateroverlast aan het einde van de Romeinse Tijd dwong de bewoners weg te trekken, waarschijnlijk naar het duingebied. Het veen overwoekerde de verlaten woonplaatsen, weilanden en akkers. Het gebied werd weer een wildernis.
2.1.2 Veenontginningen (1000 - 1600 na Christus)
Door overbevolking in het duingebied trokken vanaf de 10e eeuw boeren het Zaanse veenmoeras binnen. Zij vestigden zich als eerste langs de oever van het IJ en de Wijkermeer, aan de kant van Assendelft. Haaks op het IJ en de Wijkermeer groeven ze lange sloten het veen in om dat te ontwateren. Ze legden honderden sloten aan, die evenwijdig aan elkaar lagen. Zo ontstond een slagenverkaveling. Het water liep de sloten in zodat het land droog werd en gebruikt kon worden voor akkerbouw en bewoning. Een probleem was dat het water uit nog niet ontgonnen delen van het veenmoeras over het akkerland kon stromen. Daarom werd tussen het akkerland en het wilde gebied veenkades opgeworpen en een brede sloot (een watering of gouw) gegraven om het water uit het moeras op te vangen. De Kaaik is een dergelijke sloot.
De eerste fase van de ontginning bestond uit twee delen: een noordelijke ontginning en een zuidelijke ontginning. De noordelijke ontginning lag tussen de oever van de Wijkermeer/het IJ en de Kaaik en de zuidelijke in Assendelft-Zuid. Beide ontginningen werden van elkaar gescheiden door een strook wild veenland. De boerderijen lagen kris-kras door beide ontginningen maar langs de Kaaik ontstond een kleine nederzetting die in de jaren '80 van de vorige eeuw door archeologen is bloot gelegd.
Door bodemdaling als gevolg van de ontwatering, werd het land te drassig voor akkerbouw. De boeren staken de Kaaik over en ontgonnen het tweede deel van het veenmoeras. Aan het einde van dit tweede deel legden ze weer een dijkje aan en groeven ze een brede sloot. Ook hier lagen de boerderijen kris-kras door het gebied. De precieze ligging van het dijkje en de sloot die het einde van de ontginning aangeven, is niet bekend maar mogelijk ligt het dijkje onder de Dorpsstraat en was de vroegere wegsloot de sloot die bij dit dijkje hoorde. Het eindpunt van de twee fase kan echter ook bij de sloot de Delft hebben gelegen In de 13e en14e eeuw begonnen zich mensen langs de Dorpsstraat te vestigen. Ook dit tweede ontgonnen deel zakte in en uiteindelijk trokken de boeren weer verder het veen in en ontgonnen het laatste deel. Aan het einde van deze derde en laatste fase groeven ze een grote, brede sloot die de grens vormde met de ontginning van Westzaan. Deze sloot heette het Westzaner Twiske dat na 1633 werd vergraven tot de Nauernasche Vaart.
De strook wild veenland tussen de noordelijke ontginning en de zuidelijke ontginning is ergens in de tweede of derde fase ontgonnen waardoor beide ontginningen één geheel werden. De ligging van deze strook wild veenland is nog steeds te herkennen aan de opvallende knik in de Dorpsstraat tussen nummer 130 en 206 en aan het afwijkende slotenpatroon ter hoogte van deze knik. Na de ontginning van deze strook wild veenland bouwden de Heren van Assendelft daar, aan het Vliet, rond 1400 hun kasteel dat rond 1450 alweer verlaten was.
Zo werd het hele veengebied stap voor stap in cultuur gebracht. Door de inklinking werden de landbouwgronden steeds kwestbaarder voor overstromingen. Daarnaast kreeg de zee weer invloed op het IJ-gebied vanuit de Zuiderzee. Er ontstond veel wateroverlast en overstromingen kwamen regelmatig voor. Een ander gevolg van de inklinking was dat het reliëf uit het landschap verdween. Het heuvelachtige hoogveengebied van Assendelft was een vlak land geworden dat steeds meer beneden zeeniveau kwam te liggen.
In de 11de eeuw werden de eerste dijkjes opgeworpen en rond 1200 na Christus kwam de eerste zeedijk gereed: de St. Aagtendijk. Dit was de aanzet voor een stelsel van dijken waaronder de Noorder IJ- en Zeedijk die het veengebied beschermde. De Zaan werd ingedamd en het veengebied verder bedijkt. Rond 1300 na Christus lag de Zaanstreek geheel binnen een bedijking. De inklinking leidde ook tot de afkalving van de oevers van de veenrivieren waardoor een aantal uitwaaiden tot meren. Door de vernatting van de bodem werd akkerbouw onmogelijk en hielden de boeren zich alleen nog maar met veeteelt bezig. Assendelft was op het einde van de Middeleeuwen beroemd om de enorme hoeveelheden melk die er vandaan kwamen.
Nauerna had, door zijn ligging aan het IJ al vanaf het vroegste begin in de dertiende eeuw een functie in de waterhuishouding van het gebied. Al in 1424 wordt een sluis aangelegd bij het toenmalige Oud-Nauerna aan het eind van de Bloksloot.
2.1.3 Droogmakerijen en industriële ontwikkeling (1600 - 1800 na Christus)
De technische ontwikkeling van de molen gaf de mogelijkheid water uit te pompen en het waterpeil binnen het veenweidegebied te beheersen. Ter vergroting van het landbouwareaal worden uitgewaaide veenrivieren drooggemalen.
Met de vele (ring)vaarten ontstaat een nieuw vervoer- en transportstelsel over water. Verbindingen over het land waren er nauwelijks. Met het vergraven van het Westzaner Twiske tot de Nauernasche Vaart in 1633 werd de verkeersfunctie van deze waterroute tussen de buitenwereld (het IJ) en Assendelft en Krommenie vergroot. Er was nu groot vaarverkeer mogelijk in het westelijk deel van de Zaanstreek. Deze vaart heeft bijgedragen aan de ontsluiting van het westelijk poldergebied van de Zaanstreek. Aan het eind van de Nauernasche Vaart bij de Schermersluis is de huidige buurtschap Nauerna ontstaan.
Het net van waterwegen was tot in de eerste helft van de 20ste eeuw het belangrijkste transportnet. Dit verkeer bestond onder andere uit de 'vaarboeren' die roeiden in jollen of boomden in pramen naar hun koeien in het veld om te melken en te hooien. Roeien kon men aleen op de Delft en de Kaaik. Alle kavelsloten waren hier te smal en te ondiep voor. Op de Kavelsloten ging men daarom met een typisch Assendelver melkschuitje het veld in om te melken. In het melkschuitje stonden de melkbussen, emmers en ander gerei. De melkschuit werd steeds lopend langs de wegsloot langs de Dorpsstraat door de veehouder zelf met een stok vooruit geduwd. In het weiland kon de melkschuit ook lopend langs de wallekant met de stok voortgeduwd of door hem met een schuitenlijn vooruit getrokken.
Hooi en mest verspreiden ging vaak met paard en wagen. Wanneer het eigen land geen juridisch beschreven overpad over andermans land had, dan ging het vervoer pr praam. Net als het melkschuitje: de praam door de wegsloot met de stok duwen en in het open veld ook één praam met een stok duwen, lopend langs de wallekant.
Verhuizingen gebeurden over de wegsloot. De oude scheepvaartroute tussen het IJ en Alkmaar, het Cromme IJ, slibt na bedijking en afdamming dicht en heeft de Kil als restant.
De nieuwe molens worden in eerste instantie gebruikt voor ontwatering. Wanneer aan het einde van de 16de eeuw de zaagmolen wordt uitgevonden is dit de impuls voor grootschalige molenindustrie. Het vlakke Zaanse land was een ideaal vestigingsgebied voor de molenindustrie. Er was ruimte genoeg, windbelemmerende bebouwing ontbrak en de grondstoffen en eindproducten konden via het uitgebreide waterwegenstelsel makkelijk worden aan- en afgevoerd. Zo stonden in de veengebieden aan weerszijden van de Zaan in die tijd meer dan 1000 molens.
De Nauernasche Vaart heeft het gebied welvaart gebracht in de 17e eeuw. Dat was heel zichtbaar door de komst van zeven olie- en watermolens langs de Vaart, wat vrij bijzonder was voor Assendelft. Hoewel er ook wat hennepkloppers stonden, voor de zeildoekweverij, is de Assendelver polder nooit een echte molenpolder geweest.
Onlosmakelijk verbonden met de handel en het molenbedrijf is de scheepsbouw. Kort na het wegtrekken van de Spaanse troepen werden langs de Voorzaan grote scheepswerven gebouwd. In de eerste helft van de 17de eeuw lagen langs de Zaan tientallen scheepswerven. Veel kleine boeren in Assendelft hadden ook voordeel van deze maritieme industrie. Ze verdienden bij als wever van zeildoek voor de grote Krommenieër zeildoekhandelaren, de zogenaamde 'rolreders' die zeildoek leverden aan de Zaanse scheepswerven en aan scheepswerven elders in Nederland en Europa. Uiteindelijk vonden veel Assendelvers werk in de zeildoekweverij. Langs de Dorpsstraat hebben tientallen kleine, houten zeildoekwevershuisjes gestaan.
In de tweede helft van de 18de eeuw begon de Nederlandse economie terug te lopen. In andere landen werden vaak met behulp van geëmigreerde Nederlanders scheepswerven, houtzagerijen, zeildoekweverijen en andere industrieën opgezet waardoor traditionele afnemers concurrenten waren geworden. Hierdoor kwam ook de Zaanstreek in een diepe crisis terecht. Hoewel de zeildoekwevers natuurlijk getroffen werden, viel de ellende in Assendelft naar verhouding nog mee. Omdat de veeteelt in Holland juist in de twee helft van de 18e eeuw begon op te bloeien en er in Assendelft veel veeboeren waren, raakte het dorp niet diep in verval.
2.1.4 Infrastructuur en verstedelijking (1800 na Christus - heden)
De industrie begon zich in de loop van de 19de te herstellen. Op het land werden wegen aangelegd om het groeiende verkeer over land te faciliteren. De Zaandammerweg werd in de jaren 1830 aangelegd. Door de aanleg van het Noordzeekanaal en het bijbehorende zijkanaal C in rond 1873-1876 verloor Nauerna zijn ligging direct aan het IJ maar bleef het wel belangrijk voor het scheepvaartverkeer naar Krommenie, waar langs de Nauernaschevaart allerlei fabrieken verrezen. De Nauernasche polder en de Wijkermeerpolder werden aangelegd, die ingezet werden voor de landbouw.
Tussen 1875 en 1940 is er zelfs sprake van een tweede bloeiperiode van de Zaanse industrie. De industrie concentreerde zich voornamelijk langs de Zaanoevers, waardoor die een overwegend sterk industrieel karakter krijgen in tegenstelling tot de dorpen in het veld die hun agrarische karakter behouden. Boerenbedrijven zijn dan geconcentreerd langs het lint van Assendelft-Zuid en langs de Noorder IJ en Zeedijk.
In de Militaire Vestingswet van 1874 werd besloten tot de aanleg van de Stelling van Amsterdam. Deze verdedigingslinie bestond uit een ring van forten en dijken rond Amsterdam. Het principe van de verdediging van de stelling was gebaseerd op het opzettelijk onder water zetten (inundatie) van een zone polders, met daarachter, op strategische plaatsen, forten. De sector Zaandam van de stelling van Amsterdam bestond in de omgeving van Assendelft uit een dubbele linie: een 1ste en een 2e liniewal. De 1ste linie bestond uit een wal tussen Fort Velsen en Fort Zuidwijkermeer (De Eerstling) en een wal richting het Fort aan de St. Aagtendijk, Fort te Veldhuis, Fort aan de Ham en Fort Krommeniedijk. De 2e linie werd gevormd door de Assenderverzeedijk. De inundatiepolders in de omgeving van Assendelft waren de Heemskerkerzuidbroekpolder, de Buitenlanden en de Wijkermeerpolder. In 1956 is de militaire functie van de forten officieel opgeheven.
De voortschrijdende industriële revolutie en bevolkingsgroei maken het nodig de infrastructuur uit te breiden. Dat ging gepaard met grootschalige ingrepen in het landschap. Zo wordt het IJ ingepolderd, het Noordzeekanaal gegraven (1865-1874) en de eerste treinsporen aangelegd (Nieuwediep-Amsterdam, 1865-1878). Met de aanleg van de Communicatieweg (1846) en de Genieweg (1890) is de aansluiting van Assendelft op het westen en oosten verbeterd. Het gebied is nog steeds voornamelijk gericht op veeteelt maar in het zuiden ook op akker- en tuinbouw.
Door het belang van de waterwegen speelden de landwegen in de Zaanstreek een ondergeschikte rol. Pas in de 19de eeuw begon men met het verharden van de dorpsstraten en dijken zodat deze als verkeersweg konden dienen.
Profiel van de Dorpsstraat omstreeks 1900 (zicht vanaf de Zeedijk het dorp in)
Het aantal woningen nam toe en in het lint van Assendelft-Zuid vestigden zich bedrijven zoals kaasfabriek De Hoop (1893-1978), tuinders (nu bekend als firma Bak) en er werd er een openbare basis school opgericht. Ook aan de Zaandammerweg vestigden zich tuinders (nu firma Schoone).
Kaasfabriek De Hoop (1893-1978)
Dorpsstraat 172, openbare lagere school Zuid, geopend in 1922 gesloopt in juli 1985
Door de realisatie van de Afsluitdijk in 1932 verliezen het deel van de Assendelver Zeedijk en de Aagtendijk dat ten noorden ligt van de Nieuwe Overdijking (de Buitenlanden) hun functie als zeewering. De dijkten ten zuiden ervan blijven slaperdijken.
Na 1945 is er een sterke groei van de bevolking en vangt de Zaanstreek de overloop uit Amsterdam op. Rondom het spoor en de Zaan ontstaat een verstedelijkt gebied dat in 1974 door een gemeentelijke herindeling de naam Zaanstad krijgt. Kenmerkend zijn de nieuwe woonwijken die ontstaan en de grote fabriekscomplexen en de pakhuizen op de buitendijkse landen aan de Zaan..
Ook het platteland verstedelijkt snel. Niet alleen de bebouwing, maar vooral de infrastructuur heeft het landschap sterk beïnvloed. Lintdorpen zoals Assendelft, verliezen hun agrarische karakter door schaalvergroting bij de boeren. Open ruimten tussen de bebouwing worden volgebouwd. Er wordt steeds minder gewerkt en meer 'gewoond'. Oude stolpen worden verbouwd tot woonboerderijen. Om in de behoefte aan woningen te voorzien zijn op de locatie van de voormalige kaasfabriek De Hoop en van de Openbare basisschool, kleinschalige uitbreidingen aan het lint toegevoegd.
Nauerna functioneert in die jaren voornamelijk als dijkdorp waar gewoond wordt. De rol van de Nauernasche Vaart voor het vrachtverkeer wordt steeds kleiner. In Nauerna is aan de vaart geen industrie van betekenis overgebleven. De ontwikkelingen in de Amsterdamse havens, Schiphol, de komst van de vuilstort Nauerna en het autoverkeer hebben effecten op het dorp. Nauerna blijft echter met zijn gemaal en ligging aan de dijk een rol spelen in de waterhuishouding van het gebied. Bovendien heeft Nauerna sinds de komst van de jachthaven een nieuwe recreatieve functie.
Verder staat ook de landbouw niet stil. Er is behoefte aan schaalvergroting voor een efficiëntere bedrijfsvoering. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw hebben twee ruilverkavelingen plaatsgevonden: ruilverkaveling Assendelft en ruilverkaveling Wijkermeer. De ruilverkaveling Assendelft is de meest ingrijpende geweest door veranderingen in de waterbeheersing, (in grote delen van de Assendelverpolder werd het polderpeil 70 centimeter verlaagd), de aanleg van nieuwe landbouwontsluitingswegen en boerderijverplaatsingen. Het oorspronkelijke verkavelingspatroon is veranderd en aangepast aan de eisen van het moderne agrarische gebruik. Hoewel een groot aantal sloten verdween door samenvoeging van percelen en de kavels zijn ingekort, is het oorspronkelijke middeleeuwse ontginningspatroon in grote lijnen intact gebleven. Wel zijn sloten en kavels aangepast om een mogelijk toekomstige rijkswegenstructuur in te passen.
Vanwege het administratieve karakter had de ruilverkaveling Wijkermeer minder ingrijpende gevolgen voor het landschap. De veranderingen betreffen vooral de eigendomssituatie. Er zijn op kleine schaal verbeteringen aangebracht in de waterhuishouding. De andere veenweidegebieden zijn grotendeels intact gebleven. Naast schaalvergroting was er ook sprake van schaalverbreding. Agrariërs richten zich ook op nevenactiviteiten zoals grondverplaatsing, loonwerk, recreatieve functies e.d.
2.1.5 Conclusie
Het huidige landschap van Zaanstad is het resultaat van eeuwenlange ontwikkelingen die in het landschap nog steeds herkenbaar zijn. Het oorspronkelijke stroomgebied van het oude IJ is nu te herkennen als een zeekleigebied dat het resultaat is van verlanding, bedijking en inpoldering van het Wijkermeer en het Cromme IJ. De veenkussens zijn ontgonnen tot een uitgebreid veenweidegebied dat in de loop der eeuwen gebruikt is voor de landbouw (akkerbouw, veeteelt en melkveehouderij) en (scheepvaart)industrie. Het stedelijke gebied heeft een deel van het landschappelijke gebied ingenomen en oefent een sterke druk uit op het landschap.
Ondanks de vele veranderingen zijn er langs de Dorpsstraat nog veel gebouwen over die herinneren aan het bewogen verleden van Assendelft. Een aantal daarvan is inmiddels beschermd monument geworden. Maar ook in de bodem zijn nog resten van het verleden te vinden in de vorm van archeologische vindplaatsen. Het gaat hier om boerennederzettingen uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd ten westen van de Dorpsstraat, om ontginningsboerderijen uit de 10e tot 14e eeuw, die kris-kras door het hele plangebied liggen en om resten van bewoning, molens, het Kasteel van de Heren van Assendelft, een schans uit de Spaanse Tijd en andere zaken uit de Middeleeuwen en later die ook overal verwacht kunnen worden.
2.2 Ruimtelijke Structuur
In het plangebied zijn enkele te onderscheiden landschappelijke eenheden te onderscheiden. Deze landschapstypen hebben een eigen identiteit die is ontstaan door de wisselwerking van de bodemkundige ondergrond en menselijke occupatie.
Het landelijke gebied van Assendelft is open. Door het agrarische grondgebruik in het zeekleigebied en op de veenweiden hebben de gronden een inrichting waarmee, gezien vanuit de menselijke maat, weidse vergezichten ontstaan. In het open Zaanse land zijn van oudsher niet veel beplantingen en dichte bebouwingen aanwezig, waardoor het agrarische land een aaneengesloten open ruimte van groene weiden vormt. De schaal en maat van de ruimtelijke begrenzingen (van oudsher de lintdorpen en de dijken) bepalen de mate van openheid.
De landschappelijke eenheden zijn als volgt beschreven:
- 1. Zeekleigebied
- Kilzone
- 2. Veengebied
- Assendelverpolder (Zuiderpolder)
- 3. Stedelijk gebied
- lint Assendelft-Zuid
- buurtschap Nauerna
- buurtschap Vrouwenverdriet
Zeekleigebied, veengebied en stedelijk gebied
2.2.1 Zeekleigebied
2.2.2 Veengebied
2.2.3 Stedelijk gebied
2.3 Functionele Structuur
Het agrarische karakter van het plangebied verandert door het oprukken van Assendelft (Saendelft, Kreekrijk e.a.) en de stadsranden van Beverwijk en Heemskerk en het daarmee samenhangende binnensluipen van stedelijke functies. Agrarische onderkomens krijgen meer en meer nevenfuncties, zoals paardenhouderijen, recreatieterreinen, grondverzetbedrijven, handelsondernemingen en machinewerkplaatsen.
Ook niet-agrarisch gelieerde bedrijven vestigen zich, zoals aannemers. Deze bedrijven lijken zich te concentreren in de Wijkermeerpolder en langs de Zaandammerweg..
De lintbebouwing van Assendelft-Zuid is ook niet meer zuiver agrarisch. De nadruk is steeds meer op wonen komen te liggen. Nog enkele agrarische bedrijven zijn gevestigd in het lint. Tijdens de vorige bestemmingsplanperiode zijn 2 bedrijven vanuit het lint verplaatst naar een zelfstandige kavel. Binnen het lint zijn de groeimogelijkheden beperkt vanwege de milieuwetgeving.
Op een lager schaalniveau wordt de herkenbaarheid, die wordt gevormd door het agrarische gebruik van de veenontginningen, aangetast. Dit heldere, agrarische landschap is per definitie verstoord wanneer er activiteiten plaats vinden die hier niet van oudsher bij horen. Dit zijn activiteiten op en rond de boerenerven en binnen de dorps linten, maar ook nieuwe functies en verschijningsvormen van de veenweiden, zoals een natuurlijke inrichting.
2.4 Cultuurhistorische Waarden
Binnen de cultuurhistorische waarden zijn verschillende waarden te onderkennen. Grofweg gaat het om de volgende waarden:
- aangewezen monumentale waarden, veelal oude bebouwing en terreinen van archeologische waarde;
- beschermde dorpsgezichten (niet in dit bestemmingsplan aanwezig);
- karakteristieke panden;
- historisch-geografische waarden: dit zijn kenmerkende landschapselementen zoals een dijk, kerkpad, lintbebouwing, waterloop en bijzondere landschappen;
- archeologische waardevolle gebieden.
2.4.1 Monumenten
De rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten zijn als monument aangeduid op de verbeelding. Het betreft een signaleringsfunctie: in de regels behoeft geen regeling te worden opgenomen; de panden zijn reeds beschermd via:
- de Monumentenwet 1988
- de Provinciale Monumentenverordening 1996
- de Gemeentelijke Monumentenverordening 2005.
In het plangebied bevinden zich geen karakteristieke bedrijfspanden.
2.4.2 Historisch-geografische waarden
In het plangebied liggen verscheidene elementen van historisch geografische waarde. Het zijn de Noorder IJ- en Zeedijk, Dorpsstraat, Communicatieweg en Genieweg, de Kaaik, Busch en Dam en bewoningslinten. Behoud en zichtbaar maken van cultuurhistorische waarden worden zoveel mogelijk gebruikt bij de inrichting ruimtelijke (ontwikkelings)plannen. Bijvoorbeeld de structuur van een slagenlandschap of zichtlijnen worden verwerkt in ruimtelijke ontwikkelingen, hetgeen een positief effect heeft op de ruimtelijke kwaliteit.
Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad (2006) zijn in dit plangebied de volgende historisch-geografische waarden van belang:
Dorpsstraat. De Dorpsstraat loopt vanaf Buitenhuizen aan het Noordzeekanaal tot aan Krommenie en maakt deel uit van de oorspronkelijke lintstructuur in de Zaanstreek. Deze linten zijn ontstaan als dijklichamen die ter bescherming van eerdere bewoning zijn opgericht. De ligging van de lintdorpen in het landschap ligt hieraan ten grondslag. Het zuidelijk deel van de straat is vanaf Buitenhuizen nog voorzien van de oorspronkelijke wegsloot. Als zodanig van regionaal belang.
Communicatieweg en Genieweg. Communicatiewegen waren 19e-eeuwse verharde verbindingswegen die de verschillende woonkernen met elkaar verbonden. De hier bedoelde Communicatieweg liep van Westzaan via Assendelft naar Heemskerk en verder door naar Beverwijk. De oorspronkelijk Zaanlandsche Communicatieweg genoemde verbindingsroute, die overigens voor een deel werd aangelegd op een bestaande dijk, de Zijdewindsdijk, kwam door particulier initiatief in 1846 gereed. De ten zuiden van de Communicatieweg gelegen Genieweg werd in 1896 vanuit Assendelft als verbindingsweg aangelegd ten behoeve van de in het open veld gelegen militaire objecten. Beide wegen zijn als zodanig van lokaal belang.
Bloksloot. Onderdeel van een aantal in het Zaanse weideland noord-zuid en parallel aan elkaar lopende veenstromen en als zodanig van lokaal belang. Daarnaast vormde de Bloksloot, die enigszins schuin op de Delft staat, vanaf de 17e eeuw via de Blokslootsluis bij Nauerna de verbinding van Assendelft over het water naar het IJ.
Zaandammerweg en Veenpolderdijk. In 1823 werd langs de Bloksloot op het dijkvak van de Veenpolder de Zaandammerweg aangelegd. Deze weg vormt de verbinding over land tussen Assendelft en Nauerna. De Zaandammerweg sluit aan op de Veenpolderdijk die weer in het midden van de 19e eeuw werd aangelegd na drooglegging van de Veenpolder. Beide wegen zijn van lokaal belang.
De Kaaik. Klein watertje ten westen van Assendelft tot aan de grens met Krommenie. De Kaaik, een verbastering van Kadijk, is een in de middeleeuwen tot sloot vergraven veenwatertje dat de oostelijke begrenzing vormde van zowel de ontginningen in de Ijzertijd als in de Middeleeuwen. Als zodanig van lokaal belang.
Nauerna. Buurtschap gelegen tussen de monding van de Nauernasche Vaart en de Zaandammerweg. De bebouwing bevindt zich voor een groot deel westelijk van de kanaalmonding. Langs de Zeedijk enkelzijdige lintbebouwing; aan de Nauerna, de westelijke weg langs het kanaal, bebouwing deels aan beide zijden van de weg. De bebouwing is zeer gevarieerd: boerderijen, woningen (zowel in hout als steen) en bedrijfspanden. In de monding van het kanaal bevinden zich nog een schutsluis (de Schermersluis uit 1632/1800 en een uitwateringsduiker uit 1651/1802). Na de indijking en de aanleg van Zijkanaal D werd Nauerna voorzien van een voorhaven, nu in gebruik als jachthaven. De samenhang tussen bebouwing, water en overige historischgeografische karakteristieken is bijzonder en daarom van lokaal belang.
Vrouwenverdriet. Buurtschap nabij de watertoren van Assendelft. Vrouwenverdriet is ontstaan rond een sluisje ter plaatse in de zogenaamde "Achterdichting", een kade aangelegd in 1565 langs het Twiske, later vergraven tot Nauernasche Vaart. Vrouwenverdriet wordt voor het eerst vermeld in 1727 maar kan al ouder zijn. De samenhang tussen de bebouwing, de Nauernasche Vaart en het vlakke land maakt het buurtschap van lokaal belang.
Wegsloot. Veel wegsloten in de Zaandorpen zijn in 20e eeuw gedempt. Van de wegsloot langs de Dorpsstraat in Assendelft is het zuidelijke deel nog aanwezig. Vanwege de zeldzaamheid van lokale waarde.
De Delft. Onderdeel van een aantal in het Zaanse weideland noord-zuid en parallel aan elkaar lopende weteringen corresponderend met de ontginningsfasen en als zodanig van lokaal belang. Vroeger hydrologisch één geheel met De Delft.
De Binnendelft. Deel van de Delft dat in 1633 is afgescheiden. Onderdeel van een aantal in het Zaanse weideland noord-zuid en parallel aan elkaar lopende weteringen corresponderend met de ontginningsfasen en als zodanig van lokaal belang.
Braken. Kleine meertjes of plassen ontstaan bij dijkdoorbraken. In Assendelft liggen goed zichtbaar langs de voormalige IJ-dijk de volgende braken: de Grote Braak of Sluisbraak (bij Nauerna), Bavicks Braak of Grote Braak (halverwege Nauerna en Buitenhuizen), de Buitenhuizerbraak (bij Buitenhuizen) en de braak Rustdam ter hoogte van de Wijkermeerpolder. De braken geven aan dat de IJ-dijken regelmatig doorbraken waardoor het achterliggende land overstroomd werd door de zee. De aanwezigheid van relatief grote oppervlakten open water met rietkragen liggend in een open gebied is van landschappelijke waarde. De braken zijn van lokaal belang.
Westzanerdijk, Overtoom, Ringweg, Veldweg, Nauerna, Kanaalweg, Assendelverzeedijk, Groene Dijk, Busch en Dam, Bus, Westdijk inclusief dijksloot. Onderdeel van de zeedijk langs het IJ en als zodanig behorend tot het oorspronkelijke waterkeringstelsel in de Zaanstreek. Als belangrijke structuurdragende elementen in het Zaanse landschap van regionaal belang. De Groene Dijk, de Assendelverzeedijk, de Overtoom en de Westzanerdijk zijn Provinciaal Monument. De gehele zeedijk is van regionale waarde.
Nauernasche Vaart inclusief Vaartdijk en Nauernasche Vaartdijk. Nadat in de 17e eeuw een groot aantal meren was drooggelegd en daarmee het aantal boezemgebieden drastisch afnam, werd onder meer de Nauernasche Vaart aangelegd. De Nauernasche Vaart is als onderdeel van de drooglegging van de Schermer in 1633 aangelegd. Overtollig water uit de droogmakerijen werd via de Nauernasche Vaart afgevoerd naar het IJ. Deze vaart volgde deels het traject van de voormalige veenstroom het Twiske. Als belangrijk oorspronkelijk landschappelijk element van regionale waarde.
Wijkermeerpolder: De Stelling van Amsterdam. De Wijkermeerpolder is onderdeel van de Stelling van Amsterdam. Het westelijk deel is inundatiegebied, de rest schootsveld. Hier ligt ook Fort Zuidwijkermeer (inclusief opgaande begroeiing) met een gedeelte van een liniewal richting Fort Sint Aagtendijk met inundatiesluizen. Ten oosten daarvan bevindt zich een tweede liniewal waar vroeger een kruitmagazijn langs lag. Deze loopt langs de Assendelverzeedijk. Zichtbaar in het landschap zijn nog de voormalige kwelders c.q. bedijkte zomerpolders voorheen Kagerpolder genoemd. Nu is dit integraal onderdeel van de Wijkermeerpolder. De Wijkermeerpolder is in 1876 ontstaan bij het graven van het Noordzeekanaal in het voormalige IJ. De zomerdijk is in het kader van de ruilverkaveling Wijkermeerpolder geslecht.
Het Noorderveen, het oostelijk deel van de Noorderpolder. Het Noorderveen heeft in landschappelijk en botanisch opzicht een geheel eigen karakter doordat hier nog in de vorige eeuw turfafgravingen hebben plaatsgevonden. Het bestaat voor een deel uit een complex van legakkers en petgaten. Botanisch uiterst waardevol. Cultuurhistorisch-landschappelijk is het Noorderveen van belang vanwege de aanwezigheid van het cultuurhistorisch bepaalde complex van legakkers en verlande petgaten met een weggezakte dijk, aangelegd tijdens een poging in het midden van de 19e eeuw het Noorderveen uit te graven en in te polderen, net als met de naburige Veenpolder wel gebeurd is. Ook de afwisseling tussen verschillende vegetatietypen, waaronder zowel open als gesloten vegetaties dragen hiertoe bij.
Het poldergebied van de Zuiderpolder ten noorden en westen van Nauerna. Dit stukje van de Zuiderpolder is ondanks de ruilverkavelingen en veranderingen in de Assendelverpolders redelijk ongeschonden gebleven. Dit, gevoegd bij de ligging van het gebied achter de dijk, met een braak erin (de Bavincks Braak) maakt het gebied van lokale waarde.
Noorderbuitendijken (of Binnengedijkte Buitenlanden): De Stelling van Amsterdam. De Buitenlanden is voormalig buitendijks land dat ingeklemd ligt tussen twee linies van de Stelling van Amsterdam (deels oude zeedijken). In de oostelijke liniewal, die over de Assendelverzeedijk loopt, liggen twee kruitmagazijnen. Omdat het onderdeel is van de Stelling van Amsterdam, is deze polder van nationaal belang.
2.4.3 Archeologische waarden
Wat betreft de archeologische waarden moet worden voorkomen dat deze worden aangetast door graafwerkzaamheden. Op 1 september 2007 is de vernieuwde Monumentenwet 1988 van kracht. In deze vernieuwde Monumentenwet 1988 wordt de status van archeologisch belangwekkende gebieden scherper geregeld en worden aan ingrepen in de bodem extra voorwaarden gesteld.
Binnen het plangebied zijn de meeste gronden van archeologisch belang. De archeologisch belangrijke gebieden staan aangegeven op de verbeelding. Voor bodemverstorende werkzaamheden (zoals bouwen, graven, grondwaterpeilverlaging) is in bepaalde gevallen een vergunning vereist waarin voorwaarden met betrekking tot archeologie worden opgenomen.
Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad (2006) zijn in dit plangebied de volgende archeologische waarden van belang:
Nauerna
Het buurtschap bij Nauerna (Oud- en Nieuw-Nauerna) dateert vermoedelijk uit de 14e eeuw. In de bodem zijn resten van laat-middeleeuwse bewoning en een sluis te verwachten. Van regionaal belang.
Assendelft
De Dorpsstraat en het Zuideinde van Assendelft behoren tot een van de oudste bebouwingen in de Zaanstreek en dateert mogelijk uit de 10e eeuw. Resten van deze oude bewoning zijn nog in de bodem aanwezig. Vanwege reeds uitgevoerd onderzoek in de directe omgeving en de resultaten daarvan is het gebied van regionaal belang.
Busch en Dam
De naam voor de buurtschap van Busch en Dam is waarschijnlijk kort na de aanleg van de Nieuwendam in 1357 ontstaan. Resten van oude bewoning en sluizen in de dam kunnen nog in de bodem aanwezig zijn. Van regionaal belang.
Groene Dijk
Bewoning langs de Groene Dijk. Kan mogelijk reeds uit de Late Middeleeuwen dateren. Resten van de oude bewoning kunnen nog in de bodem aanwezig zijn. Van regionaal belang.
Kasteel van de Heren van Assendelft
Rond 1400 hebben de Heren van Assendelft een verstrekt huis, een soort kasteel, gebouwd. In de 16e eeuw was het niet meer in gebruik en vervallen geraakt. Resten van dit kasteel kunnen nog in de bodem zijn en zijn van grote historische waarde voor de Zaanstreek. Het is het enige adellijke 'slot' dat ooit in de Zaanstreek heeft gestaan. Van regionaal belang.
Voorganger van Assendelft
Langs de Kaaik heeft van de 10e tot 14e eeuw de voorganger gelegen van het huidige Assendelft. Deze nederzetting is de oudste nederzetting van de Zaanstreek. Van regionaal belang.
Assendelverpolders
Zowel in de Noorderpolder, de Assendelverpolder als de Zuiderpolder komen sporen van nederzettingen uit de Ijzertijd, de Romeinse Tijd, de Middeleeuwen en de Post-Middeleeuwen voor. Opgravingen hebben aangetoond dat de overblijfselen nog in goede staat zijn. Van regionaal belang.
Overtoom, Assendelver Zeedijk en Groene Dijk
De Overtoom, de Assendelver Zeedijk en de Groene Dijk inclusief het in het landschap zichtbare deel ten noorden van de Communicatieweg zijn middeleeuwse zeedijken met sluisjes die in de loop der eeuwen zijn aangepast en opgehoogd. De oorspronkelijke middeleeuwse dijken en sluisjes liggen onder de huidige dijken en geven informatie over de middeleeuwse dijkbouw en waterhuishouding in de Zaanstreek. Van regionaal belang.
Wijkermeerpolder
In de Wijkermeerpolder zijn, net buiten de gemeentegrens van Zaanstad, resten gevonden van bewoning uit de Romeinse Tijd. Niet uitgesloten is dat soortgelijke bewoning ook binnen de gemeentegrens te vinden is. Verder liggen in het gebied resten van middeleeuwse dijken en mogelijk middeleeuwse bewoning. Van regionaal belang.
2.4.4 Natuurwaarden
Door alle aandacht voor de natuur hebben in Zaanstad steeds meer gebieden een beschermde status gekregen. In De zwaarst beschermde gebieden zijn de Natura 2000-gebieden. Een klein (Noorderveen) deel van het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan' valt in dit bestemmingsplan. Dit gebied is door de Europese Commissie aangewezen als speciale beschermingszone voor moeras- en waternatuur, in het kader van de Europese Habitatrichtlijn.
De weidevogels zijn via een andere regeling beschermd, onder andere via een landelijk netwerk van belangrijke natuurgebieden: de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de provinciale weidevogelleefgebieden. Tot de weidevogelleefgebieden behoren ook de graslanden van de Natura 2000-gebieden en de EHS.
Op onderstaande afbeelding is te zien waar deze natuur met beschermingsstatus zich bevindt in Zaanstad. Ter verduidelijking is om het plangebied een zwarte lijn getrokken.
Natuur in Zaanstad met beschermingsstatus (bron: Natuuratlas Zaanstad)
Natuurwaardenkaart Zaanstad
In onderstaande figuur is de gehele natuur van Zaanstad samengevat in één kaart: de Natuurwaardenkaart Zaanstad (bron: Natuuratlas Zaanstad). Ter verduidelijking is om het plangebied een zwarte lijn getrokken. Op deze kaart is duidelijk te zien waar zich de hoogste natuurwaarden bevinden. In totaal zijn vijf categorieën met een oplopende natuurwaarde van 1 t/m 5 op de natuurwaardenkaart te onderscheiden. Deze categorieën zijn gebaseerd op de volgende ecologische eigenschappen:
- biodiversiteit: de totale aanwezige soortenrijkdom binnen een onderzochte biotoop;
- zeldzaamheid en bedreiging: aantallen aanwezige bedreigde en beschermde diersoorten;
- vervangbaarheid en natuurlijkheid: gebieden die pas na jaren van natuurlijke ontwikkeling of beheer ontstaan zoals soortenrijke bossen, schraallanden, heiden en veenmosrietlanden;
- bijdrage aan de EHS: aanwezigheid van landelijke belangrijke doelsoorten.
Natuurwaardenkaart Zaanstad (bron: Natuuratlas Zaanstad)
Alle gebieden met de natuurwaarde 3 of hoger hebben in Zaanstad een hoge biodiversiteit. Deze gebieden bevatten waardevolle natuur, bestaande uit diverse bedreigde of beschermde soorten. In deze gebieden is het belangrijk om bij de uitvoering van het beheer rekening te houden met beschermde natuurwaarden. Bij bouw- en sloopwerkzaamheden, of onderhoud aan wegen en dijken, is veelal een beoordeling nodig in het kader van de Flora- en faunawet of de Habitatrichtlijn.
In gebieden met een lager natuurwaarde (1-2) zijn gewoonlijk minder beschermde soorten te verwachten. Een uitzondering vormen de oude gebouwen en waardevolle bomen waar beschermde vleermuizen of beschermde vogelkolonies aanwezig kunnen zijn.
Op de natuurwaardenkaart zijn een aantal natuurrijke locaties apart aangegeven. Deze gebieden zijn een voorbeeld voor de aanwezigheid van belangrijke natuur, op provinciale, landelijk of internationale schaal. In Assendelft bevinden zich de volgende natuurrijke locaties:
Assendelver poldergebieden en Assendelver Veenpolder
Het Assendelver poldergebied behoort tot het grootste open veenweidegebied van Zaanstad. Ondanks de landschappelijke openheid is het gebied op veel plekken niet erg geschikt voor weide- en watervogels. Het waterpeil is er te laag en een groot deel van het grasland is in mei al gemaaid. In de gebieden die op de kaart met natuurwaarde 3 zijn aangegeven, broeden in het voorjaar nog wel regelmatig weidevogels, waaronder grutto en tureluur. Vanwege de lage ligging is er veel brakke kwel aanwezig. De poldergebieden rondom Assendelft zijn vanaf het najaar interessant voor trekvogels als kievit, goudplevier, grauwe gans en rietgans.
Braak bij Nauerna en Zuiderveen
De Groote Braak in het Zuiderveen is een restant van een dijkdoorbraak in 1717. De braak en de omliggende polder staan onder invloed van brakke kwel uit het Noordzeekanaal. Het gebied is vooral belangrijk vanwege de aanwezigheid van een veenmosrietland met ronde zonnedauw en rietorchis, evenals goed ontwikkelde brakke zomen met zilt torkruid.
Noordzeekanaal en Zuiderpolder
Het Noordzeekanaal is in het najaar of de winter een geschikte plek om watervogels te bekijken, zoals dodaars, kuifeend, smient. Langs de natuurvriendelijke oever Zuiderpolder loopt een vrij toegankelijk pad. In deze oever zijn onder andere garnalen, brakwatervissen en allerlei brakwaterplanten te vinden, zoals zulte, rode ogentroost en kweldergras.
In het Noordzeekanaal zelf komen veel zeevissen voor en hieraan ontleent dit water zijn hoge natuurwaarde. Er komen bijzondere vissen voor als haring, slakdolf, sprot, bot, zeebaars, rivierprik, glasgrondel en zwarte grondel. Ten noorden van de natuurvriendelijke oever ligt nog een kleine plas waar in het voorjaar vaak lepelaars te zien zijn.
Voor de volledigheid worden de aanwezige natuurtypen in Assendelft op onderstaande figuur aangegeven:
Natuurtypenkaart Assendelft (bron: Natuuratlas Zaanstad)
2.5 Groen- En Waterstructuur
De componenten waaruit het landschap is opgebouwd, zijn nauw met elkaar verweven en in paragraaf 2.2 beschreven. Gebruik, bodemgesteldheid en functie bepalen het beeld van het landschap en dus ook van de groen en waterstructuur. Bepalende elementen zijn daarbij:
Gebruik
Het plangebied bestaat vrijwel overal uit een agrarisch cultuurlandschap zonder veel bebouwing. De veengebieden zijn voornamelijk in gebruik als weidegrond. In het zeekleigebied komt een mix van akkerbouw en weidegrond voor. Op enkele plekken is de bodem zeer nat en is sprake van natuurbeheer. In deze gebieden, onder andere het gebied ten zuiden van de N246 en Noorderveen, is plaatselijk een ontwikkeling gaande van weiland naar moeras, riet en opgaande ruigte.
Dijken
Zowel de waterstaatkundige dijken als de militaire dijken vormen visuele grenzen van de landschappelijke eenheden. De kronkelende dijken met de groene taluds en sloten aan de voet vormen belangrijke structuurbepalende elementen in het landschap.
Verkaveling en slotenpatroon
Sloten vormen het kavelpatroon van de weilanden. In de oude droogmakerij de Veenpolder zijn de sloten smal en liggen betrekkelijk dicht naast elkaar. De percelen zijn dan ook lang en smal. In het oorspronkelijke veenweidegebied,vaak later aangepast na een ruilverkaveling, zijn de sloten breder en wateren af op een brede hoofdwatersloot. Het zeekleigebied is minder waterrijk en rationeel verkaveld. Het lint van Assendelft ligt op een hoger waterpeil en wordt begrensd door een hoogwatersloot. Langs de Noorder IJ en Zeedijk ligt een sloot aan de dijkvoet.
Beplanting
Het landschap kenmerkt zich door openheid. Er is beplanting aanwezig rond de erven van de ruilverkavelingsboerderijen en op enkele plekken die zijn heringericht na de laatste ruilverkaveling, zoals bijvoorbeeld bij de Vlietpolder en Communicatieweg. Langs de Groene dijk staan bomen, evenals op andere plekken langs de liniedijk van de Stelling van Amsterdam. Het waterrijke natuurgebied Noorderveen bestaat uit opgaande ruigte.
Het groene beeld in het Assendelver lint en in Nauerna wordt bepaald door de groene inrichting van de tuinen en erven. De grote en beeldbepalende bomen staan hoofdzakelijk voor op de kavel aan de straat.
2.6 Verkeerstructuur
2.6.1 Auto
De belangrijkste infrastructuur in dit gebied, ligt voornamelijk aan de rand. De Communicatieweg verzorgt de verbinding richting Westzaan, A8 en Heemskerk aan de andere kant. Deze verbinding geeft ook aansluiting op de noord-zuid verbinding over de Vaartdijk (N246) tussen Wormerveer en de route in het zuiden tussen Beverwijk en Zaandam/ Zuidelijke Randweg. Hiermee is de hele regio ontsloten. De interne ontsluiting wordt verzorgd door de Dorpsstraat.
In de toekomst - buiten de planperiode van dit bestemmingsplan - zal de doortrekking van de A8 naar de A9 een belangrijke invloed hebben op het gebied. Zowel op de bereikbaarheid als op de beleving van het gebied. De gemeente hecht veel waarde aan de ruimtelijke inpassing van deze weg.
In onderstaande tabel wordt voor enkele belangrijke wegen voor het Landelijk gebied Assendelft de huidige etmaalintensiteit per wegvak weergegeven en daarnaast een prognose van de etmaalintensiteit in 2022.
Tabel : Werkdagetmaalintensiteiten MVT
Locatie | Toelichting | Etmaalintensiteit | |||
huidig | Prognose 2022 | ||||
Nauernaseweg | Tussen Hoogtij en Provincialeweg N246 | 8500 | 13800 | ||
Provincialeweg N246 | Tussen Nauernaseweg en kruising Dorpsstraat | 12600 | 14800 | ||
A9 | |||||
Dorpsstraat | 900 | 1200 | |||
Vaartdijk N246 | 8300 | 9900 | |||
Communicatieweg Oost | 6200 | 6900 | |||
Communicatieweg West | 5500 | 3300 | |||
Noorderveenweg | Ten oosten van de kruising met de Dorpsstraat | 6900 | 9000 | ||
Noorderveenweg | Ten westen kruising van de kruising met de Dorpsstraat | 3000 | 6600 | ||
Provincialeweg N203 | Ten oosten van de aansluiting met de A9 | 37600 | 40600 | ||
Kanaalweg N246 | 13100 | 15300 |
2.6.2 Openbaar vervoer
Het plangebied ligt binnen geen enkele invloedssfeer van een NS station. Door het plangebied lopen wel enkele buslijnen die aansluiten op stations van het landelijk spoornet.
Het plangebied is ontsloten door drie buslijnen waarvan er twee in het centrum van de Delftbuurt samen komen. De ene lijn (63) rijdt ieder half uur tussen Assendelft Noord - station Krommenie Assendelft en Assendelft Noord - Westzaan, Koog aan de Zaan en station Zaandam.
Buurtbus 456 rijdt in een uurdienst van de Delftbuurt in Assendelft via de Dorpsstraat en Westzaan naar Station Zaandam NS. De buurtbus is een initiatief van vrijwilligers die na het verdwijnen van buslijn 56 deze dienst hebben overgenomen en op deze manier het openbaar overeind houden binnen een groot deel van Assendelft.
De derde lijn, lijn 59, rijdt van station Zaandam NS over de Hoofdtocht en de Westzanerpolder via pont buitenhuizen naar het NS station Beverwijk.
2.6.3 Fiets
Een van de doelen van het Zaans Verkeers- en VervoerPlan (ZVVP) is om de sociale cohesie te verbeteren door o.a. oost-west barrières voor de fiets te slechten. Een van de maatregelen hiervoor is een fietsverbinding tussen Koog aan de Zaan naar Westzaan ter hoogte van de Dolfijnstraat en deze daarna door te trekken tot aan Assendelft. (paars en gele stippellijn in figuur 9). Dit is nog steeds een ambitie, maar de fietsverbinding zal voorlopig nog niet gerealiseerd worden. Het is daarom in dit bestemmingsplan en in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westzaan niet mogelijk gemaakt.
Het fietspad langs de zuidrand van het Guisveld parallel aan de A8 (groene stippellijn) dat loopt tussen Rooswijk en Saendelft en daardoor ook het plangebied beter ontsluit in de oost-west richting is sinds de totstandkoming van het ZVVP gerealiseerd.
Daarnaast is het plangebied ook in noord-zuid richting beter ontsloten door enkele doorgaande fietsroutes(groene stippellijnen) door de gerealiseerde wijk Saendelft. Bij het tot stand komen van de ten westen van Saendelft gelegen nieuwbouwlocatie Kreekrijk zal dit netwerk zich verder ontwikkelen.
2.6.4 Parkeren
Over de parkeerdruk in het bestemmingsplangebied is weinig bekend. Afgaande op het aantal klachten kan worden verondersteld dat er geen parkeerproblematiek is op de paar gebieden met parkeren binnen het bestemmingsplan gebied.
Parkeernormen
De bouwverordening schrijft voor dat nieuwe bouwplannen in hun eigen parkeerbehoefte moeten voorzien. Dit betekent echter niet dat zij oplossing moeten bieden voor een historisch tekort. Voor de parkeernormen verwijst de bouwverordening naar de meest recente gemeentelijke nota. Dit geldt ook voor het plangebied van dit bestemmingsplan.
Binnen de gemeente is het vigerende beleid voor parkeren de Parkeernota Zaanstad 2009. De parkeernormen verschillen per gebied en zijn gebaseerd op de stedelijkheidsgraad. Het gehele bestemmingsplangebied Landelijk Gebied Assendelft valt binnen zone 'weinig stedelijk zone C'.
2.6.5 Verkeersveiligheid
In 2011 is door de gemeenteraad het VerkeersVeiligheidsPlan Zaanstad vastgesteld. Verkeersveiligheid is een resultante van de inrichting van de weg, het gedrag van de verkeersdeelnemer en de staat van het voertuig. De gemeente heeft samen met de verkeersveiligheidpartners grip op de eerste twee aspecten. Het VVP is daarom opgebouwd vanuit de pijlers infrastructuur, educatie en communicatie en handhaving.
Vanuit deze pijlers zijn aandachtspunten en maatregelen bepaald waar de gemeente zich de komende 5 jaar op kan richten.
2.7 Technische Infrastructuur
In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport. Bij deze kabel- en leidingnetwerken behoren onder- en bovengrondse installaties en bouwwerken zoals transformatoren, gasstations, elektriciteitskasten, telefoonkasten, KPN- en NUON huisjes.
De kabels en leidingen, installaties en bouwwerken zijn eigendom van de kabel- en leiding beheerders (KLB). Omdat de externe veiligheid een rol speelt bij aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk van 8 bar of hoger en bij bovengrondse hoogspanningsleidingen van 380 kV, zijn deze op de verbeelding opgenomen. Beide type leidingen zijn te vinden in het plangebied en zijn eigendom van Liander.
Bij ontwikkelingen binnen een plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan de ontwikkelaar m.b.t. de ruimtereservering voor de ondergrondse infrastructuur. De standaard dwarsprofielen voor de infrastructuur en regels bij aanleg staan in de “Standaard detail “en de “technische voorwaarden” van de gemeente Zaanstad.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een overzicht geboden van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied. Dit beleidskader vormt de basis voor eventuele ontwikkelingen in het plangebied en is een onderbouwing van de beleidskeuzes die zijn gemaakt.
Het vigerende rijks- en provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is als uitgangspunt genomen voor dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan wordt dus niet afgeweken van het vigerende beleid.
3.2 Rijk
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De SVIR vervangt verschillende nota's, zoals;
- De Nota Ruimte
- De Structuurvisie Randstad 2040
- De Nota Mobiliteit
- De MobiliteitsAanpak
- De Structuurvisie voor de Snelwegomgeving
Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de nieuwe SVIR staan de plannen van het rijk voor ruimte en mobiliteit. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Hierbij valt te denken aan bevoegdheden op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van de groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.
Het rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028);
- 1. De concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- 2. Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Deze doelen zijn vervolgens uitgewerkt in (gebiedsgerichte) nationale belangen en opgaven.
Zaanstad is gelegen in het gebied noordwest-Nederland en maakt daarin onderdeel uit van de Metropoolregio Amsterdam. Opgaven van nationaal belang in dit gebied, voor zover zij Zaanstad betreffen, zijn;
- Verbetering van de bereikbaarheid van de Metropoolregio Amsterdam (voornamelijk aan de noordkant van Amsterdam en op termijn de achterlandverbinding naar het oosten);
- Het ruimtelijk mogelijk maken van de Zaan-IJ-oevers in Amsterdam (binnenstedelijke gebiedsontwikkeling: ontwikkelen aantrekkelijk woon-werkmilieu) samen met andere overheden;
- Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma), het behouden van het kustfundament, het verbeteren van het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer (Natura 2000) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van de gebiedsgerichte deelprogramma's Kust, IJsselmeergebied en Waddengebied van het Deltaprogramma;
- Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV);
- Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden.
De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. Schiphol is de belangrijkste vestigingsplaatsconditie voor internationale bedrijven, hoofdkantoren en kenniswerkers en cruciaal voor het aantrekken van bedrijfsfuncties op het gebied van research & development, sales en logistiek voor vrijwel alle topsectoren in Nederland (waaronder de creatieve sector rond Amsterdam/Brainport Zuidoost-Nederland, de zakelijke dienstverlening in het cluster Zuidas en de topsector Life Sciences & Health). Naast de Mainport Schiphol dragen de Zeehavens Amsterdam, de luchthaven Lelystad en de economische sectoren handel en logistiek, zakelijke en financiële dienstverlening (waaronder vooral de Zuidas), Agro & Food (Zaanstreek en Greenport Noord Holland Noord), ICT (Amsterdam is de op een na grootste internetexchange van de wereld) en nieuwe media, de creatieve industrie en flowers en foods (Greenport Aalsmeer en opkomende Greenport Noord Holland Noord), bij aan de sterke internationale positie.
Te midden van de stedelijke en economische dynamiek bevinden zich rondom het stedelijke gebied enkele unieke cultuurhistorische waarden. Het rijk beschermt de werelderfgoedgebieden (De Beemster, de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie) ruimtelijk door voor te schrijven dat ruimtelijke ontwikkelingen de kwaliteiten van deze werelderfgoederen moeten behouden of versterken.
Voor Zaanstad worden op de kaart behorende bij de Structuurvisie de volgende nationale belangen en aandachtspunten aangegeven:
- stedelijke regio met topsectoren;
- gebiedsontwikkeling Zaan-IJ-oevers;
- verbetering bereikbaarheid Metropoolregio Amsterdam;
- de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden;
- 20ke Geluidscontour van Schiphol;
- (nieuw) hoogspanningsverbinding
- Cultureel erfgoedgebied;
- (inter)nationaal hoofdwegennet
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat algemene regels van de rijksoverheid waarmee de nationale belangen juridisch worden vastgelegd. De regeling is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale verordeningen. Het Barro is in gedeelten in werking getreden (30 december 2011 en 1 oktober 2012).
In het Barro zijn de volgende onderwerpen opgenomen:
- grote rivieren,
- kustfundament,
- defensieterreinen,
- erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde,
- rijksvaarwegen,
- hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
- elektriciteitsvoorziening,
- ecologische hoofdstructuur,
- primaire waterkeringen buiten het kustfundament,
- enkele specifieke gebieden zoals Mainport Rotterdam en de Waddenzee.
Niet alle onderwerpen en specifieke gebieden zijn voor Zaanstad relevant voor bestemmingsplannen.
Mogelijk van belang voor Zaanse bestemmingsplannen zijn:
- de bepalingen met betrekking tot Rijksvaarwegen: er moet rekening gehouden worden met een vrijwaringzone rondom het Noordzeekanaal en met eventuele belemmeringen voor bijvoorbeeld de doorvaart van schepen, zichtlijnen en het uitvoeren van beheer en onderhoud.
- Bepalingen met betrekking tot reserveringsgebieden rondom hoofdwegen en landelijke spoorwegen in Zaanstad en regels met betrekking tot belemmerende activiteiten in die reserveringsgebieden.
- Bepalingen ten aanzien van de elektriciteitsvoorziening en specifiek de hoogspanningsverbinding Beverwijk-Oostzaan-Diemen
- Bepalingen omtrent de wezenlijke kenmerken en waarden van de in de provinciale verordening vastgelegde gebieden in de ecologische hoofdstructuur en de regels voor de bescherming daarvan.
Tot slot is de Stelling van Amsterdam aangewezen als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde. Als kernkwaliteiten wordt het volgende genoemd:
- 1. Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven laat 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse hydrologische en militair-landschappelijk geheel, bestaande uit: een doorgaand stelsel van liniedijken in een grote ring om Amsterdam, sluizen en voor- en achterkanalen, de forten, liggend op regelmatige afstand, voornamelijk langs dijken, inundatiegebieden, voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeel onbebouwd gebied), de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten.
- 2. Relatief grote openheid;
- 3. Groene en relatief stille ring rond Amsterdam
3.2.3 Toetsingsvlakken Luchtverkeersleiding Nederland
Als gevolg van haar wettelijke taken (artikel 5.23 lid 1 van de Wet luchtvaart) beheert Luchtverkeersleiding Nederland (hierna: LVNL) technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie- en surveillance infrastructuur (cns). Cns apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. Deze technische installaties en systemen staan met name op en in de omgeving van luchthavens maar ook elders in het land. LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 van de Wet luchtvaart), zoals het Verdrag van Chicago. Het Verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organization (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.
Alle cns apparatuur maakt gebruik van radiogolven die uitgezonden en/of ontvangen worden door antennesystemen. Objecten, zowel vast (gebouwen, windmolens, et cetera) als mobiel (bouwkranen, heistellingen, et cetera), vormen in potentie een bedreiging voor de goede werking van de apparatuur omdat ze de uitgezonden radiosignalen kunnen verstoren. Verstoring van de apparatuur maakt de cns apparatuur minder betrouwbaar of zelfs geheel onbruikbaar waardoor direct de veiligheid van het luchtverkeer wordt beïnvloed. Het is daarom in het belang van de veiligheid van de luchtvaart om de diverse systemen tegen verstorende objecten te beschermen.
De cns systemen kennen elk een eigen driedimensionaal toetsingsvlak ter bescherming. De afmetingen van deze toetsingsvlakken zijn berekend op basis van internationale burgerluchtvaartcriteria (meest actuele versie van ICAO EUR DOC 015). Objecten die het toetsingsvlak doorsnijden kunnen verstoring opleveren. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van CNS apparatuur. De beoordeling vindt plaats aan de hand van internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO).
In het plangebied van het bestemmingsplan "Landelijk gebied Assendelft" staat een VDF peilinstallatie en een locator, beiden onderdeel van de navigatie infrastructuur van LVNL, opgesteld.
3.3 Provincie
3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040
De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening op 23 mei 2011. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:
- het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
- het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
- voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
- gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
- bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
- schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
- ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
3.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie
De provinciale ruimtelijke verordening (PRVS) is gelijk vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie en gaan onder andere over stedelijke ontwikkeling in het buitengebied en de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw.
Op 15 november 2011 heeft GS ingestemd met een wijziging van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur en provinciale ecologische verbindingszones.
Het plangebied behoort grotendeels tot het landelijke gebied als bedoeld in de PRVS. Andere relevante aanwijzingen uit de PRVS zijn weidevogelleefgebied, gebied voor gecombineerde landbouw, en de Ecologische hoofdstructuur.
3.3.3 Leidraad landschap en cultuurhistorie
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een uitwerking van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Deze leidraad is gericht op ontwikkelingen buiten het bestaand bebouwd gebied, met behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten die het landschap heeft. Nieuwe ruimtelijke plannen dienen rekening te houden met de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving. Bestaande historische kenmerken en objecten in het landschap moeten herkenbaar blijven. De openheid van het landschap in Laag Holland verdient extra bescherming. De visuele impact van nieuwe ontwikkelingen moet daarom voor de uitvoering duidelijk en beoordeeld zijn. Ontwikkelingen binnen of in de directe nabijheid van dorpen moeten passen bij het bestaande ‘DNA’ van het dorp. Voor de lintbebouwing in Zaanstad zijn onder andere de doorzichten vanuit het lint naar het omringende polderlandschap als onderdeel van dit ‘DNA’ aangewezen.
3.3.4 Provinciaal Milieubeleidsplan
In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013 (PMP) staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn. Voor de uitvoering van dit milieubeleidsplan maakt de provincie tweejaarlijkse uitvoerings- en monitoringsprogramma's. Gedeputeerde Staten hebben eind 2009 het uitvoerings- en monitoringsprogramma Milieu 2010-2011 vastgesteld.
3.3.5 Provinciale Milieuverordening Noord-Holland
De Provinciale Milieuverordening (PMV) is gebaseerd op de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet bodembescherming. De eerste tranche trad in 1994 in werking. Daarna is de verordening via een aantal "tranches" (wijzigingen) verder aangevuld, gewijzigd en geactualiseerd. Op 11 juli 2011 is tranche 7 vastgesteld. Daarin zijn inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd voor de grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning en de bescherming van aardkundige monumenten. Tevens is de hele verordening en toelichting geactualiseerd.
3.3.6 Beleidskader Wind op Land
Provinciale Staten heeft op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land.
Onder voorwaarde van herstructurering en participatiemogelijkheden voor omwonenden kan binnen strikte ruimtelijke kaders binnen de polder Wieringermeer ruimte worden geboden voor een beperkte groei in opgesteld vermogen.
Buiten het windgebied Wieringermeer respecteert de provincie de bestaande planologische rechten. Solitaire windturbines en lijnopstellingen mogen worden vervangen door windturbines met dezelfde afmetingen en een evenredig vermogen. De Provinciale ruimtelijke verordeningstructuurvisie is op basis van bovengenoemde besluiten aangepast.
3.4 Gemeente
3.4.1 Zaans evenwicht
Zaans evenwicht is een overkoepelende toekomstvisie. Zaanstad werkt op twee fronten aan een evenwichtige ontwikkeling van de stad. Binnen de gemeentegrenzen én als stad in relatie tot de omgeving, de Metropoolregio. Dat doel bereiken we door te:
- 1. Investeren in toekomstbestendigheid,
- 2. Investeren in de ruimtelijke kwaliteit
- 3. Investeren in mensen.
Toekomstbestendigheid vraagt om een duurzame en gezonde inrichting van de stad en vereist in sociaal en economisch opzicht voldoende diversiteit zodat de samenleving weerbaar is en ingesteld is op veranderingen. Meer ruimtelijke kwaliteit in relatie tot de positie in de regio, betekent gericht verstedelijken en verlevendigen, een functionele en aantrekkelijke openbare ruimte en voldoende aantrekkelijke woonmilieus. Door te investeren in de sociaal economische positie van de Zaankanters, gemengde veilige wijken en een optimale aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt behouden we een sociaal sterke stad.
De inkleuring van deze drie redelijk universele hoofdopgaven is specifiek Zaans.
In Zaans Evenwicht worden zes kwaliteiten onderscheiden die kenmerkend zijn voor het typisch Zaanse. Door uit te gaan van eigen kracht onderscheidt Zaanstad zich van andere steden en blijft Zaanstad Zaans, in een dynamische Metropoolregio. De kwaliteiten zijn:
- 4. De Zaankanters (sociaal maatschappelijke voorzieningen en commerciële voorzieningen)
- 5. Ondernemerschap (blijven stimuleren)
- 6. Diversiteit in woonmilieus (diversiteit waar mogelijk versterken)
- 7. Cultuur historisch landschap (verstedelijking met voldoende toegankelijkheid voor het groen)
- 8. De Zaan (potentierijke plek voor ontwikkeling)
- 9. De locatie (een dominante plek in de Metropoolregio).
3.4.2 Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans
Op 7 juni 2012 is de ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de raad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
In de ruimtelijke structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied is in de RSVZ het bestaande karakter opgenomen wat in dit bestemmingsplan gehandhaafd blijft en wordt zodanig bestemd. De RSVZ, geeft voor de verschillende delen van het plangebied verschillende gebiedstyperingen, namelijk:
- bijna het gehele plangebied is aangeduid met de typering 'Zaans buitengebied', waarbij onderscheid wordt gemaakt in de profielen 'Agrarisch werkgebied', 'Natuurgebied' en 'Recreatiegebied, buitenstedelijk';
- het dorpslint Assendelft Zuid, Nauerna en Vrouwenverdriet wordt aangemerkt als 'Zaans gebied' met daarbinnen het profiel 'Lint'.
Ruimtelijke Structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'
3.4.3 Ruimtelijke Milieuvisie Zaanstad
De ruimtelijke milieuvisie is op 24 september 2009 vastgesteld door de gemeenteraad.
De gemeente Zaanstad heeft hoge ambities op het gebied van milieu. De raad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 klimaatneutraal is en dat het aantal milieubelaste woningen van 60.000 in 2007 wordt teruggebracht naar 30.000 in 2020. Het klimaatbeleid wordt verder uitgewerkt in het Integraal Klimaatprogramma Zaanstad 2010-2020.
In de ruimtelijke milieuvisie is een gebiedsgericht milieubeleid geformuleerd. Niet in elk gebiedstype is dezelfde milieukwaliteit noodzakelijk. In woongebieden en natuurgebieden wordt de hoogste milieukwaliteit nagestreefd. In het Zaans gemengd gebied en in het centrumgebied kan iets flexibeler worden omgegaan met sommige milieuthema's, maar moet de milieukwaliteit in zijn geheel goed zijn. In werkgebieden wordt een redelijke milieukwaliteit nagestreefd, terwijl de milieukwaliteit op industrieterreinen nog wat lager mag zijn, maar in ieder geval moet voldoen aan het wettelijk minimum. In de ruimtelijke milieuvisie zijn per gebiedstype en per milieuthema grenswaarden geformuleerd.
Bestemmingsplannen kunnen op bepaalde punten bijdragen aan het realiseren van de Zaanse duurzaamheidsdoelstellingen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de bestemming voor duurzame energiebronnen, bestemmingen voor fietsroutes en openbaar vervoerroutes, duurzaam waterbeheer, zongerichte of zuid-verkaveling van bebouwing ten behoeve van passieve zonne-energie (gebouworiëntatie), bestemmingen voor compact bouwen / dubbel ruimtegebruik, bestemmingen voor (gescheiden) afvalsystemen, beeldkwaliteit van woon- en leefmilieu, de aanwijzing van bestemmingen voor een ecologische structuur, behoud van natuurwaarden, en dergelijke.De streefbeelden voor agrarisch, natuur- en recreatiegebied zijn van belang. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan wordt de EHS en PEHS aangegeven waarmee Zaanstad aangeeft dat natuur meer omvat dan door de hogere overheid is vastgesteld.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien avn de in relatie tot het plan relevante thema's. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.2.1 Nota Woonbebouwing 2012
Op 1 juni 2012 is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012 (hierna: nota) door de raad vastgesteld. Deze nota is bedoeld om een verantwoorde, eenduidige afweging te kunnen maken over uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning (hierna: woningen) en hierbij horende bouwwerken zoals aanbouwen e.d. In de nota zijn standaardregels opgenomen voor uitbreidingen en bijbehorende bouwwerken bij woningen. Er is gezocht naar een evenwichtige balans tussen deregulering in de zin van meer bouwmogelijkheden enerzijds en het sturen op ruimtelijke kwaliteit anderzijds. Daarnaast is zoveel mogelijk aangesloten bij de regels voor het vergunningvrij bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.
De nota heeft betrekking op:
- vergroting van het hoofdgebouw;
- plaatsing en omvang van bijgebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde (dakterrassen, zwembaden, boothuizen, erfscheidingen, sport- en speltoestellen, vlaggenmasten, keermuren, dakramen/daklicht en zonnepanelen);
- dakkapellen.
De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijke grondgebied. De nota is niet van toepassing op woonschepen, woonwagens, recreatiewoningen, appartementencomplexen, monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Er is ten slotte bijzondere aandacht in de nota voor panden met een 'bijzonder bouwvolume en architectuur'. Dit zijn panden met een bijzonder bouwvolume (rond, trapezium, etc.) en bijzondere bouwtypologieën zoals benoemd in de welstandsnota. Voorbeelden hiervan zijn de typologieën 'Rijke Zaanse Huizen', 'Eenvoudige Zaanse Huizen', 'Stolpen', 'Kapbergen', 'Historische fabrieken' en 'Molens'.
De nota dient als basis voor de actualisatie van bestemmingsplannen en de welstandsnota. Voor zover mogelijk zijn de objectief meetbare zaken van de nota in het bestemmingsplan verwerkt. Het gaat daarbij om het vergroten hoofdgebouw (achterwaards), dakkapellen, erkers, bijbehorend bouwwerken, dakterrassen en erfafscheidingen. Deze zijn grotendeels bij recht als bouwmogelijkheid opgenomen. Hiermee is voor minder gevallen van een (kleinschalige) uitbreiding bij wonen een aparte planologische procedure noodzakelijk. Een aantal onderdelen uit de nota zijn vergunningvrij. Het betreft o.a. de bouwwerken ten behoeve van een zwembad, whirlpool, jacuzzi, vijver, keermuur, sport- en speeltoestellen en dergelijke.
Overigens is het onder sommige omstandigheden mogelijk van de in het bestemmingsplan gestelde regels af te wijken. In de meeste situaties gaat het om gevallen waarbij sprake is van een trendsetter of een medische indicatie. Onder een trendsetter van een dakkapel of dakopbouw wordt verstaan een als zodanig door de Welstandscommissie aangewezen plan in hetzelfde bouwblok of bij gelijke architectuur in de nabije omgeving vergund bouwwerk dat al is gerealiseerd, maar dat afwijkt van de mogelijkheden in het bestemmingsplan. Ook bij andere bouwwerken kan er sprake zijn dat burgemeester en wethouders afwijken van het bestemmingsplan. Bij een procedure tot afwijken zal in ieder geval getoetst worden of er geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
- de bezonningssituatie op aangrenzende percelen;
- de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen;
- het bebouwingsbeeld;
- het ensemble;
- de verkeerssituatie.
4.2.2 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied
Het Beeldkwaliteitplan Buitengebied Zaanstad is op 3 september 2009 door de raad als beleidsregel vastgesteld. Het is een beeldkwaliteitplan voor het hele buitengebied van Zaanstad. Het beeldkwaliteitplan levert uitgangspunten en handvatten voor de beeldkwaliteit bij het inpassen van ontwikkelingen in het buitengebied.
Kernbegrippen voor de beeldkwaliteit zijn openheid en contrasten. Inzet van het beeldkwaliteitplan is het behouden van de openheid in het veenweidegebied en het versterken van de aanwezige contrasten. Hierdoor worden de in het landschap aanwezige structuren van dijken, polders, veenontginningen en droogmakerijen zichtbaar en herkenbaar.
In het beeldkwaliteitplan worden ontwerpprincipes gegeven voor ruimtelijke ontwikkelingen in voor Zaanstad beeldkenmerkende elementen als veenweiden, waterberging, boerenerven, lintdorpen en openheid. Het beeldkwaliteitplan is uitgewerkt in deelgebieden, die functionele en ruimtelijke samenhang vertonen. Per deelgebied zijn de waarden voor beeldkwaliteit beschreven en is in voorbeelduitwerkingen aangegeven hoe deze waarden door middel van ontwikkeling behouden en/of versterkt kunnen worden.
4.2.3 Gebiedsplan Buitengebied
De koers van Zaanstad t.a.v. het buitengebied is tweeledig. Enerzijds het duurzaam behouden en versterken van de kwaliteiten van het landschap (inclusief de waterlopen), en anderzijds het beter benutten van de verblijf- en gebruikskwaliteit van datzelfde landschap. Landbouw en natuur zijn de belangrijkste dragers van het buitengebied. Natuurwaarden staan onder druk en op sommige plaatsen is de veenweide doelstelling al verlaten en het gebied verruigt. De vitaliteit van de agrarische bedrijven is van groot belang voor het beheer en de instandhouding van het landschap en de specifieke veenweidennatuur, waaronder ook de weidevogels. Verbreding van de landbouw kan hieraan bijdragen. Beleidsmatig wordt aan een betere wisselwerking tussen het stedelijke en het landelijke gebied nagestreefd. Zaanstad wil het recreatieve medegebruik en de ontsluiting van het buitengebied meer ontwikkelen en de identiteit van de bestaande dorpen behouden. In het kader van deze doelen zijn meerdere projecten geïdentificeerd, die in het buitengebied tot uitvoering kunnen worden gebracht, o.a. door de inzet van ILG-subsidies.
4.2.4 Welstand
Het bestemmingsplan regelt waar wordt gebouwd, wat wordt gebouwd en hoeveel wordt gebouwd. Welstandscriteria gaan over hoe wordt gebouwd. De meest recente versie van de welstandsnota is op 13 maart 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Onder meer zijn gebiedsgerichte welstandscriteria aangegeven. Heel Zaanstad is onderverdeeld in verschillende gebieden die afzonderlijk ruimtelijk (functioneel) geanalyseerd, getypeerd en beschreven zijn. Daarbij zijn vervolgens criteria aangegeven die bij het welstandstoezicht van belang zijn. In de welstandsnota worden ook criteria voor specifieke bouwwerken genoemd zoals Zaanse huizen, houten pakhuizen en loodsen, stenen pakhuizen en fabrieken.
Aanvragen van omgevingsvergunningen zullen door de welstandscommissie worden beoordeeld op grond van de criteria zoals deze verwoord staan in de nota. Een doel van de nota is ook om tot een eenduidig en samenhangend toetsingskader en beleid te komen, maar ook om als inspiratiebron te dienen voor degenen die (bouw)plannen maken.
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.3.1 Nota archeologie Zaanstad
In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Monumentenwet 1988 verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Omgevingsvergunningen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in projectafwijkingsbesluiten en afwijkingen van het bestemmingsplan
4.3.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg
4.4 Wonen
4.4.1 Woonvisie
Het woonbeleid was in het verleden sterk gericht op kwantiteit: hoge productie om het woningtekort te verminderen. Het primair sturen op kwantiteit geeft echter geen afdoende antwoord meer op de Zaanse uitdaging om een vitale stad in de metropool te worden met Amsterdam als kern. De strategische doelstelling van de woonvisie is daarom het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek. De volgende vier beleidsopgaven geven richting aan het Zaans Mozaïek:
- 1. Door sterker te sturen op kwaliteit en gedifferentieerde woonmilieus kan Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad blijven en haar positie binnen de regio versterken.
- 2. Het tegengaan van verval en benutten van kansen in de wijken versterkt de fysieke, economische en sociale kwaliteit van de wijken en draagt bij aan de verscheidenheid van de stad.
- 3. De vergrijzing en het streven om mensen met een zorgvraag te laten participeren in de samenleving vraagt om een verdere uitrol van het ingezette beleid van wonen, welzijn en zorg.
- 4. Duurzaamheid als basis is een voorwaarde voor een op de langere termijn kwalitatief hoogwaardige, aantrekkelijke, veilige en gezonde stad.
4.4.2 Woonschepennota
In de woonschepennota 2010 en in de daarop afgestemde woonschepenverordening wordt aandacht besteed aan alle beleidsaspecten (met uitzondering van financiën en belastingen) die verband houden met het wonen op het water in woonschepen. In de nota worden de beleidskeuzes benoemd en nader uitgewerkt die bij deze vorm van wonen op het water van belang zijn, zoals ligplaatsen, ruimtelijke inpassing en veiligheid, welstandseisen van de gemeente, bouwvoorschriften en vergunningverlening. In de verordening wordt expliciet ingegaan op de vergunningverlening en de eisen die daarbij gelden.
De focus ligt op het huidige woonschepenbestand en de bestaande ligplaatslocaties binnen de gemeente Zaanstad. De nota zet niet in op nieuwe initiatieven voor ligplaatsen. Volstaan wordt met de mogelijkheid van verdichten van bestaande locaties of binnen bestaande locaties het aantal ligplaatsen uit te breiden om knelpunten op te lossen.
De Woonschepennota 2010 behandelt ook het vraagstuk over de binnen de gemeente afgemeerde woonschepen die niet beschikken over de vereiste vergunningen.
Op basis van het beleid is in 2012 een en ander uitgewerkt. De gemeenteraad is gevraagd om de locaties waar wel woonschepen liggen, maar die niet als ligplaats zijn aangewezen, aan te wijzen als ligplaats. De woonschepen die er liggen kunnen dan, mits ze voldoen aan de criteria die in het beleid genoemd staan, een vergunning aanvragen en gelegaliseerd worden. Mochten de betreffende schepen niet voldoen aan de criteria dan zal handhavend worden opgetreden.
4.5 Maatschappelijke Voorzieningen
4.5.1 Sociale structuurvisie 2009-2020
De sociale structuurvisie Sociaal perspectief Zaanstad is vastgesteld door de raad op 19 maart 2009. De Sociale structuurvisie geeft de sociale ambitie van Zaanstad weer:
Zaanstad manifesteert zich binnen de metropoolregio Amsterdam als een sociale stad, waar iedereen de kans krijgt zich te ontwikkelen, waar niemand wordt uitgesloten, waar bewoners goed met elkaar omgaan en waar voor iedereen wat te doen is.
Zaanstad bouwt voort op de Zaanse sociale infrastructuur die nu al voorhanden is.
Daarvoor zijn drie opgaven benoemt:
- 1. Zaanstad is ook in de toekomst een vitale stad. Een stad waar kansen voor de talentontwikkeling van jongeren en volwassenen optimaal worden benut. De gemeente zet samen met haar partners in op meer effectiviteit in onderwijs en arbeidsmarkt. Dan gaat het over maatregelen om schooluitval terug te dringen, afspraken met schoolbesturen over het verbeteren van de taal- en leerprestaties, de reïntegratie van uitkeringsgerechtigden naar de arbeidsmarkt en de inburgering van oud- en nieuwkomers.
- 2. Zaanstad bouwt een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Niemand wordt uitgesloten, er is voor iedereen wat te doen. De gemeente investeert in kwalitatief goede maatschappelijke en vrijetijdsvoorzieningen. Een goede spreiding van zorg- en welzijnsvoorzieningen is noodzakelijk om alle bewoners in staat te stellen mee te doen in hun buurt en stad. Daarvoor worden Woonservicewijken gecreëerd, is er Bredeschoolontwikkeling in elke wijk en zijn er Centra Jong, voor Jeugd en Gezin.
- 3. Zaanstad blijft een sociale stad. Een stad waar bewoners elkaar gemakkelijk ontmoeten en waar betrokken bewoners leven. De gemeente stimuleert hiervoor ontmoeting, betrokkenheid en initiatieven in buurten en wijken.
Door de individualisering staat de sociale samenhang in de diverse wijken onder druk. De gemeente kan die samenhang niet 'maken', maar wel de voorwaarden scheppen. Door bijvoorbeeld de buitenruimte aan te passen, waardoor mensen elkaar gemakkelijker kunnen ontmoeten, buurtactiviteiten te subsidiëren en vrijwilligers te ondersteunen.
Het Programma wijkgericht werken is opgezet om in de wijken 1) schoon, heel en veilig; 2) ontmoeten en 3) burgerparticipatie in de wijken te stimuleren.
4.6 Sport- En Speelruimte
In 2008 heeft het college de nota sportaccommodaties 'Sport klaar voor de toekomst' en de nota sportbeleid 'Zaankanters in beweging' vastgesteld. De ruimtelijk relevante onderdelen staan in de nota sportaccommodaties. Daar wordt per sportpark aangegeven wat de toekomstplannen zijn en of het sportpark op de huidige plek blijft bestaan. De belangrijkste ontwikkelingen op dit gebied zijn:
- verplaatsing voetbalvereniging VVZ van sportpark Oostzijderveld naar nieuw te realiseren sportpark de Kuil (Kuilpad);
- verplaatsing atletiekvereniging Lycurgus van sportpark Provily (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom (Noorderweg);
- verplaatsing korfbalvereniging Furore en base/softbalvereniging Cromtigers van sportpark Slibkuil (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom (Noorderweg);
- onderzoek naar verplaatsing van voetbalvereniging Blauw Wit (West Knollendam) naar nog nader te bepalen locatie.
De missie van het sportbeleid is dat we werken aan een samenleving waar iedereen zich thuis voelt en waar gewaakt wordt voor het lichamelijke en psychische welzijn van ons allemaal. Sport is daarbij een speerpunt omdat sport mensen motiveert, activeert en bindt. Inzetten op versterking van de sociale cohesie zien we daarbij als een overkoepelende meerwaarde. We willen steun geven waar dat nodig is. Uitgangspunt is het vertrouwen in de eigen kracht en het initiatief van de samenleving. Kansrijke projecten en initiatieven zijn welkom en krijgen de ruimte, maar hebben niet per se de inzet van de gemeente nodig. Samen met partijen in de samenleving willen we werken aan de participatie en ontplooiing van die groepen, die extra inzet nodig hebben.
De gemeente erkent dat er in de verschillende gebieden sprake is van verschillende problematiek, terwijl er ook binnen de afzonderlijke gebieden weer verschillen zijn. Maatwerk is een vereiste. Bij de afweging welke initiatieven steun krijgen en welke activiteiten worden vorm gegeven speelt de opgave in het gebied een belangrijke rol.
De gemeente vindt het belangrijk dat voor elk gebied voldoende sportaanbod aanwezig is. Dit betekent niet dat al het sportaanbod ook per se in de wijk gerealiseerd wordt.
Ten aanzien van accommodaties vindt de gemeente het belangrijk dat het gebruik van de sportaccommodaties is geïntensiveerd en er geen sprake meer is van langdurige leegstand. Daarnaast moeten alle accommodaties goed toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Onder vernieuwing van de georganiseerde sport verstaan we een grotere samenwerking met onderwijs, het vergroten van het activiteitenaanbod van verenigingen en het inzetten van combinatiefuncties. Op accommodatiegebied betekent vernieuwing ook het zoeken van een flexibel en aanvullend aanbod zoals het 'sportcentrum nieuwe stijl' waarbij parkmanagement een belangrijke rol speelt en het aanbod tegemoet komt aan de gedifferentieerde vraag naar mogelijkheden om te sporten. Het sportcomplex moet een aantrekkelijke voorziening worden met een veelkleurig en veelsoortig gebruik. De verenigingen krijgen daarbinnen alle ruimte om hun core business, het aanbieden van de eigen sport of sporten, waar te maken. Wanneer nieuwe accommodaties worden gerealiseerd zal gekeken worden naar mogelijkheden om te voldoen aan de eisen die gelden voor internationale wedstrijden.
De volgende ruimtelijke ontwikkelingen vinden plaats voor de buitensport:
- 1. de voorbereiding voor de realisatie van een nieuw sportpark op de Omzoom
- 2. uitbreiding en renovatie SVA;
- 3. renovatie en aanleg kunstgrasvelden op sportpark Provily;
- 4. realisatie van sportpark de Kuil.
4.7 Bedrijvigheid
4.7.1 Economische structuurvisie
De Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Tevens geeft de ESV een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. De Economische structuurvisie is in juli 2012 definitief door de gemeenteraad vastgesteld.
4.7.2 Bedrijven in woonhuizen
Het geformuleerde gemeentelijke beleid omtrent bedrijven in woonhuizen houdt het volgende in: Ten aanzien van die gebieden waar alleen een pure woonbestemming geldt, wordt vanuit de Gemeente Zaanstad een terughoudend selectief beleid gevoerd met betrekking tot de vestiging van bedrijven in woonhuizen, ongeacht of het dienstverlening, detailhandel of een ambachtelijke branche betreft. In zo’n situatie staat de woonfunctie voorop, zowel wat de woning als de wijk betreft en hierop mag zo min mogelijk inbreuk worden gemaakt. De bedrijfsvestiging moet daarom ten opzichte van het woonhuis van ondergeschikte betekenis zijn. Van ondergeschiktheid is sprake, indien de vestiging beperkt blijft tot 65 m² en maximaal eenderde van de vloeroppervlakte van het woonhuis.
De bedrijfsvestiging mag geen negatieve invloed hebben op de omgeving, zowel ten aanzien van het functioneren op zich, als ten aanzien van de neveneffecten (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast). De bedrijfsvestiging moet een activiteit betreffen die in principe ook kleinschalig is en ondergeschikt blijft en die geen aanzet is tot een verdere verdringing van de woonfunctie.
De vestiging van bedrijven in detailhandel en ambachtelijke bedrijven met verkoopactiviteiten mag alleen plaatsvinden in de daartoe geschikte gebieden. Dit zijn de specifieke winkelcentra en de gebieden waar een vermenging van functies ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is.
4.8 Detailhandel
4.8.1 Notitie PDV/GDV
Naar verwachting wordt in 2012 een notitie grootschalige detailhandel ter besluitvorming aan het de gemeenteraad aangeboden. Zaanstad kent op haar perifere locaties nu alleen de mogelijkheid van PDV. PDV staat voor Perifere Detailhandels Vestiging. PDV-winkels verkopen volumineuze artikelen binnen de branches die door het Rijk zijn beperkt. Deze worden nader gedefinieerd als auto's, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en wooninrichting waaronder meubelen. In de loop van de tijd zijn hieraan ook kampeer- en outdoorartikelen toegevoegd. In de notitie wordt ingegaan op de wenselijkheid van het toestaan van GDV op perifere locaties. GDV staat voor grootschalige detailhandels vestiging. Bij GDV- winkels is niet het volume van het artikel bepalend, maar de omvang van de winkel. Het gaat om winkels met een vloeroppervlak van minimaal 1.500 m².
4.9 Overige Onderwerpen
4.9.1 Aanpak toerisme Zaanstreek
Het Aanpakplan Toerisme Zaanstreek 2007-2010 is een gezamenlijk product van de Zaangemeenten Zaanstad, Wormerland en Oostzaan, dat tot stand is gekomen in overleg met brancheverenigingen en een platform van toeristische ondernemers.
Vanaf 2011 werken Zaanstad en Wormerland samen aan versterking van de economische structuur van de Zaanstreek waarbij de kansrijke groeisector toerisme en recreatie wordt gezien als economisch speerpunt. Een stevig verankerd toeristisch beleid moet zorgen voor méér bezoekers, een langere verblijfsduur, méér inkomsten en werkgelegenheid en een duidelijker imago. Daarnaast biedt het méér draagvlak voor het voorzieningenaanbod. Hierdoor worden de uitstraling en het imago van de zaanstreek positief beïnvloed. Uitgangspunt voor economische/toeristische versterking zijn de kernwaarden van Zaanstad en Wormerland; Industrieel erfgoed, Water en groen en de gunstige ligging in de Metropool Amsterdam
Het Zaanse toeristische beleid richt zich op de bijzondere kwaliteitskenmerken van de Zaanstreek, met name de unieke combinatie van stedelijke en landschappelijke aspecten en het contrast tussen de vele industriële monumenten en het groene, waterrijke landschap.
Vanuit de ontwikkellijnen Stimulering (regionale stimuleringprojecten, toeristische promotie en Marketing en netwerkontwikkeling) en Facilitering ( enerzijds fysieke en digitale bereikbaarheid en toegankelijkheid, anderzijds bevordering van toeristisch aanbod, voorzieningen en verblijfsaccommodaties).
In samenhang met deze ontwikellijnen worden een aantal maatregelen genomen om de toeristische infrastructuur te verbeteren, onder andere door de aanleg van steigers in de Zaan en het creëren van nieuwe wandel- , fiets- en vaarroutes die worden aangevuld met toeristische bewegwijzering en routeplanners, de opzet van (regionale) vaarverbindingen en uitbreidingen op het gebied van regionaal openbaar vervoer.
4.9.2 Coffeeshopbeleid
In Zaanstad wordt een beleid gevoerd dat het aantal coffeeshops maximeert (maximumstelsel). Dit Coffeeshopbeleid is vastgesteld in mei 1999.
Het maximum aantal coffeeshops dat wordt gedoogd bedraagt 3. Een meerjarige ervaring heeft laten zien dat dit een verantwoord maximum is. Een grotere concentratie van coffeeshops in de periferie van het stadscentrum Zaandam is ongewenst omdat dit een nadelige invloed zal hebben op het woon- en leefklimaat en kan leiden tot aantasting van de openbare orde.
Zaanstad is een langgerekte gemeente met een als stadscentrum aan te merken kern, te weten Zaandam. Om het woon- en leefklimaat van Zaanstad niet aan te tasten, het landelijk karakter en de woongebieden, worden coffeeshops buiten (de periferie van) het stadscentrum Zaandam niet toegelaten.
Aan de locatie worden de volgende eisen gesteld:
- 1. geen vestiging binnen een afstand van 300 m (loopafstand) van een terrein waarop een school of een jongerencentrum is gevestigd;
- 2. geen concentratie van coffeeshops, al dan niet in combinatie met andere handelsplaatsen in softdrugs en/of andersoortige horeca in een gebied, als verwacht mag worden dat hierdoor het woon- en leefklimaat in ontoelaatbare mate worden belast;
- 3. geen vestiging indien de directe omgeving van de coffeeshop bestaat uit (overwegend) woonbebouwing;
- 4. geen vestiging buiten Zaandam (zie nota);
- 5. geen vestiging in de onmiddellijke nabijheid van andersoortige horeca als daardoor problemen verwacht kunnen worden voor de openbare orde;
- 6. bij een coffeeshop is geen terras toegelaten om te voorkomen dat personen ongewild met drugs in aanraking komen of de handel zich naar de straat verplaatst.
Er zijn momenteel drie vergunning verstrekt op basis van de bestaande situatie ten tijde van de vaststelling van het coffeeshopbeleid. In Zaandam bevinden zich coffeeshops aan de Rozengracht, de Czarinastraat en de Parkstraat. Er is daarmee geen ruimte voor verdere uitbreiding. Voor wat betreft de toekomstige situatie is er een vergunningplicht in voorbereiding voor de zogenaamde SHG-shops (Smart-, Head- en Growshops).
4.9.3 Prostitutie
Het prostitutiebeleid is vastgelegd in de Nota Prostitutiebeleid Zaanstad (vastgesteld september 2000). Om de beheersbaarheid van deze branche te vergroten is het beleid regionaal afgestemd met de gemeenten Beemster, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zeevang, met het politiekorps Zaanstreek-Waterland en met de hoofdofficier van Justitie.
De nota stelt een maximum aan het aantal seksinrichtingen en regelt voor een aantal bedrijfstypes ook een locatiebeleid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in prostitutiebedrijven, overige seksinrichtingen en de escortbranche.
- 1. Prostitutiebedrijven/seksclubs: Voor deze verschijningsvorm geldt een maximum stelsel van twee vergunningen. Eén vergund bedrijf is gevestigd op een bedrijventerrein nabij het centrum van Zaandam. Er is ruimte voor een tweede bedrijf. Gezien de uitstralingseffecten van zo een bedrijf is in het beleid vastgelegd dat voor vestiging aangesloten moet worden bij horecaconcentraties in het centrum van Zaandam.
- 2. Overige seksinrichtingen: Voor de uiteenlopende verschijningsvormen die binnen deze categorie vallen geldt een maximumstelsel van twee vergunningen. Eén vergund bedrijf (een parenclub) is gevestigd in dun bebouwd gebied met verschillende functies in Zaandijk. Er is ruimte voor eventueel een tweede bedrijf. Gezien de uitstralingseffecten van een dergelijk bedrijf is in het beleid vastgelegd dat voor vestiging aangesloten moet worden bij het horecaconcentraties in het centrum van Zaandam.
- 3. Escortbedrijven: Deze bedrijfsvoering heeft geen uitstralingseffecten waardoor de locatie niet van belang is. Zaanstad biedt ruimte aan één escortbedrijf, deze is gevestigd aan de Esdoornlaan in Wormerveer. Dit maximum is hiermee inmiddels bereikt.
- 4. Overig: Raamprostitutie is in Zaanstad niet toegestaan. Thuiswerkers zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de strikte condities die voor thuiswerkers zijn opgesteld. In dat geval heeft de bedrijfsvoering ook geen uitstralingseffect. Deze categorie valt buiten de vergunningplicht. Sekswinkels worden in vestigingsmogelijkheden in Zaanstad niet ingeperkt. Wel is er een mogelijkheid tot regulering opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) door middel van het aanwijzen van gebieden met een vestigingsverbod. Van deze mogelijkheid is (nog) geen gebruik gemaakt.
De vestiging of de exploitatie van een seksinrichting of escortbedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Wanneer in de toekomst het wetsvoorstel “Regulering prostitutie en bestrijding van misstanden seksbranche” in werking treedt heeft dit mogelijk consequenties voor het huidige beleid.
4.9.4 Grootschalige reclamemasten
Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 m en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen.
Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit. Dit heeft als gevolg dat nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet worden toegestaan.
Het beleid is dat de plaatsing van nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet wordt toegestaan. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten.
4.9.5 Nota kleine windturbines
Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.
De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 m . Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 m ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 m . De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4 van de nota. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.
In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota en de structuurvisie Zichtbaar Zaans.
In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.
4.9.6 Paarden houden in het Zaanse landschap
In 2012 heeft de gemeenteraad beleid vastgesteld t.a.v. de paardenhouderij in Zaanstad. Onderscheid wordt gemaakt in hobbymatige paardenhouderij, waarbij maximaal 5 paarden worden gehouden, en bedrijfsmatige paardenhouderij, waarbij meer dan 5 paarden worden gehouden. Het inkomen dat er met de paarden wel of niet gegenereerd wordt is hierbij niet relevant. Hobbymatige paardenhouderij wordt toegestaan bij de woonbestemmingen in de dorpslinten. Bedrijfsmatige paardenhouderij wordt toegestaan op de agrarische bouwpercelen en op andere bouwpercelen buiten de dorpslinten, buiten Natura 2000 gebied en buiten het stedelijke gebied. Binnen de bedrijfsmatige categorie wordt onderscheid gemaakt naar gebruiksgerichte paardenhouderij en productiegerichte paardenhouderij. De laatste categorie wordt gezien als een zuivere agrarische bedrijfstak en is daarom toegestaan binnen de agrarische bestemming. Bij gebruiksgerichte paardenhouderij is de verkeersaantrekkende werking een stuk groter, waardoor hier meer beperkingen voor gelden. Zowel de hobbymatige als bedrijfsmatige paardenhouderij wordt in omvang beperkt door de bebouwingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Voor de paardenbakken geldt aanvullend beleid.
Hoofdstuk 5 Uitgangspunten En Ontwikkelingen
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de knelpunten beschreven die in het gebied voorkomen en wordt zo mogelijk een oplossing geboden. Wanneer beleid en de ruimtelijke en functionele analyse niet met elkaar overeenkomen, kan bijvoorbeeld sprake zijn van een knelpunt waarvoor in het bestemmingsplan een oplossing gevonden moet worden.
5.2 Algemene Beleidsdoelen
In dit bestemmingsplan streeft de gemeente naar behoud van de landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied, een vitale landbouwsector en voldoende aanbod van recreatieve voorzieningen om het landschap ook daadwerkelijk te kunnen beleven. Voor het behoud van het open veenweidegebied is een vitale landbouwsector essentieel. Maar ook het behoud van de waardevolle cultuurhistorische (bebouwings)structuur en elementen en de natuur- en landschappelijke waarden verdienen grote aandacht en bescherming. Deze elementen dragen bij aan de te behouden en versterken Zaanse identiteit. De Omzoom vormt een uitzondering. Dit gebied zal op termijn transformeren in een recreatiegebied.
Bij schaalvergroting en verdere specialisatie is extra ruimte nodig: mogelijk leidt dit tot aanpassingen van kavelpaden, grotere bedrijfsgebouwen en aparte installaties. Daarnaast kan het leiden tot vrijkomende agrarische bebouwing en de daarmee samenhangende functieveranderingen in het landelijke gebied (wonen, werken).
Omdat het gehele buitengebied van Zaanstad (sommige delen meer - andere delen wat minder) van belang is voor de recreatie (fietsen, wandelen, varen) en omdat een deel van de werkgelegenheid binnen de gemeente samenhangt met recreatie en toerisme, dient goed gelet te worden op de instandhouding van het fraaie landschapsbeeld. Eén van de nevenactiviteiten bij vooral agrarische bedrijven, die gestimuleerd worden (mede vanuit de rijks en provinciale overheden én de gemeente zelf) is de recreatief toeristische ontwikkeling van het landelijk gebied. Deze toeristische ontwikkeling kan in belangrijke mate bijdragen aan zowel de economische vitaliteit als het behoud van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, omdat het toerisme juist gebaseerd is op het cultuurhistorische landschap met haar kenmerkende natuurwaarden c.q. structuur als ook de monumentale elementen en bouwwerken.
De gemeente stelt dan ook de volgende algemene beleidsdoelen die leidend dienen te zijn voor de inhoud van het bestemmingsplan:
- 1. het bestemmingsplan is – daar waar mogelijk, haalbaar en gewenst – ontwikkelingsgericht;
- 2. het bestemmingsplan draagt bij aan de sociale en economische vitaliteit van het buitengebied;
- 3. de huidige gebiedskwaliteiten dienen te worden behouden en versterkt;
- 4. waar mogelijk vindt deregulering plaats.
5.3 Ruimtelijke Uitgangspunten
5.3.1 Inleiding
In de navolgende paragrafen zijn de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan weergegeven. Eerst worden de algemene uitgangspunten vermeldt die voor het gehele plangebied gelden. Vanaf paragraaf 5.3.2 worden de specifieke uitgangspunten vermeld die voor de desbetreffende deelaspecten gelden.
5.3.2 Specifieke uitgangspunten
In navolging van de algemene beleidsdoelen stelt de gemeente zich ook specifieke beleidsuitgangspunten ten doel die leidend dienen te zijn voor de specifieke (inhouds)aspecten van het bestemmingsplan:
Het buitengebied wordt door grofweg vier economische dragers gevoed, namelijk:
- 1. agrarische sector;
- 2. recreatie & toerisme;
- 3. cultuurhistorie (inclusief archeologie), natuur & landschap;
- 4. stedelijke randzone (overgang lint naar buitengebied en vice versa).
5.3.3 Agrarische sector
5.3.4 Natuur, landschap en cultuurhistorie
Gebieden met belangrijke natuurwaarden, cultuurhistorische waarden en/of landschappelijke waarden zijn van groot belang voor het karakter van het landschap. Ze versterken de regionale identiteit, hebben invloed op de economische waarde van een gebied en hebben een positief effect op het woonklimaat van een gebied.
Omdat deze waarden vaak moeilijk of zelfs in het geheel niet zijn te vervangen en/of te ontwikkelen, worden de bestaande waarden beschermd tegen ontwikkelingen als gevolg waarvan ze schade zouden kunnen oplopen. Niet altijd is schade te vermijden en niet altijd is een verandering ook een verslechtering. De gemeente zal daarom onderscheid maken tussen:
- gebieden waar de bestaande waarden als geheel worden beschermd tegen ontwikkelingen die ertoe leiden dat de betreffende waarden (deels) verloren gaan;
- gebieden waar een afweging van belangen kan plaatsvinden.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- 1. De bestaande en als zodanig beheerde natuurgebieden zijn bestemd voor natuur. Het betreft in dit bestemmingsplangebied Het Noorderveen, de Grote Braak, de Laaijk, Braak Rustdam en de Braak Buitenhuizen. Het Noorderveen heeft daarbij als bijzonderheid dat het onderdeel uitmaakt van Natura 2000 gebied Polder Westzaan. Voor het Noorderveen geldt daarom een bijzonder regime, waarover de provincie het bevoegd gezag is. Binnen het Noorderveen zijn slechts ontwikkelingen mogelijk die positief bijdragen aan de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. En bij ontwikkelingen buiten het Noorderveen moet rekening gehouden worden met mogelijke effecten op het Noorderveen.
- 2. De gebieden die in agrarisch beheer zijn en waarop de mogelijkheid rust om een zogenaamd beheerspakket af te sluiten met het oog op het in stand houden van bepaalde natuur- en/of landschappelijke waarden (zoals bijvoorbeeld de instandhouding van weidevogelleefgebied), zijn bestemd voor agrarische doeleinden. In verband met de instandhouding van de natuur- en/of landschappelijke waarden kunnen bepaalde beheersmaatregelen worden uitgesloten of aan een aanlegvergunning worden gekoppeld.
- 3. Ecologische verbindingszones, die zijn aangewezen om natuurgebieden met elkaar te verbinden, worden als zodanig bestemd. Ontwikkelingen die de ecologische doelstelling niet belemmeren kunnen hierbinnen plaatsvinden. Binnen dit plangebied heeft de provincie een ecologische verbindingszone aangewezen bij de Kil.
- 4. In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat in het geval een gebied is aangekocht met als doel de realisering van nieuwe natuur, de bestemming daartoe kan worden gewijzigd in Natuur.
- 5. De gebieden waarvan bekend is dat er sprake is van archeologische waarden en de gebieden die als zodanig waardevol worden verondersteld op grond van de archeologische verwachtingskaart, zijn beschermd tegen aantasting van deze (vermoede) waarden.
- 6. Nagenoeg het gehele niet-bebouwde bestemmingsplangebied kent bijzondere landschappelijke waarden, o.a. die zoals geformuleerd voor Nationaal Landschap Laag Holland. Daarom wordt er in het plan gekozen voor de bestemming 'agrarisch met waarden'. Dit betekent dat bij belangenafweging tussen functies, de landschappelijke en/of cultuurhistorische functie even zwaar wegen als andere functies. Verder zijn bepaalde activiteiten beperkt (zoals het dempen van sloten, het aanbrengen van dammen en bruggen, het aanbrengen van opgaande beplantingen). Dergelijke activiteiten worden gebonden aan een aanlegvergunningsprocedure, waarbij inbreuk op de natuurwaarden, de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarde als beoordelingscriterium is gebruikt. Voorbeelden van de te beschermen waarden zijn de openheid van het landschap, het voortbestaan van de weidevogels, het slagenlandschap en de veenweidepakketten. Bijzondere dier-en plantensoorten zijn beschermd onder het regime van de flora- en faunawet.
- 7. Het beleid ten aanzien van de instandhouding van stolpen is gericht op het behoud van de stolpen (voor wat betreft aanzicht, materialisatie en contour), waarbij tevens geldt: behoud door ontwikkeling. Stolpen, die niet bedrijfsmatig worden gebruikt, mogen, buiten de beperkingsgebieden van Schiphol, worden gesplitst in twee woningen of in een woning en een recreatieappartement.
5.3.5 Recreatie
Het landelijke gebied rond Assendelft is recreatief aantrekkelijk. Het is een gevarieerd gebied dat tussen grote woongebieden in Zaanstad, Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest ligt. Er zijn veel mensen die het gebied willen gebruiken om te wandelen, fietsen, varen, vissen en paardrijden. In de nabije omgeving liggen intensieve recreatiegebieden, zoals Spaarnwoude en het Alkmaardermeer. De kwaliteiten in de polder Assendelft zijn vooral het beleven van de rust en ruimte en genieten van het fraaie landschap. Bijzonder zijn de Stelling van Amsterdam, met vuurliniedijk en forten, de Noorder IJ en Zeedijk, het Noordzeekanaal met natuurvriendelijke oevers en het veenweidelandschap met grazende koeien en weidse vergezichten. Er is een dicht netwerk van fietsverbindingen aanwezig, maar wandelpaden over boerenland zijn er nog niet veel te vinden. Ook zijn de recreatieve voorzieningen op de boerderij nog weinig aanwezig, alhoewel er veel initiatieven zijn. Het gebied heeft dus een groot recreatief potentieel, maar het ontbreekt nog aan een goed aanbod van voorzieningen.
Belangrijke uitgangspunten voor ontwikkelingen zijn in lokaal, regionaal en provinciaal recreatiebeleid:
- kwaliteit gaat boven kwantiteit,
- voldoende aandacht voor ontwikkelingsruimte van de bestaande bedrijven,
- diversiteit en verrijking van het toeristisch recreatief product, zowel door middel van uitbreiding van bestaande bedrijven als door nieuwe bedrijvigheid,
- de draagkracht van het gebied wordt in acht genomen,
- behoud of kwalitatieve verbetering van de landschappelijke aspecten van het lint en natuurbeleving inclusief het water en de activiteiten gerelateerd aan water,
- kleinschaligheid in nieuwe bedrijvigheid maar wel met voldoende economisch perspectief.
5.3.6 Wonen
Er wordt relatief veel gewoond in het buitengebied van de gemeente Zaanstad. Buiten de woningen in het lint Assendelft-Zuid, Nauerna en Vrouwenverdriet wordt een belangrijk deel van de woningen in het plangebied als bedrijfswoning gebruikt. Het buitengebied maar ook de linten worden als een plezierig woongebied ervaren. De woningen in het buitengebied worden extra gewaardeerd vanwege de ruime erven en vanwege het veelal vrije (uit)zicht. Een deel van de woningen vertegenwoordigt een cultuurhistorische waarde, omdat het historische bebouwing gaat.
5.3.7 Niet agrarische bedrijvigheid
5.3.8 Duurzaamheid
Het Nederlandse energiebeleid wordt sterk beïnvloed door internationale ontwikkelingen en het Europese energiebeleid. Deze doelen zijn na het verschijnen van het Kyoto protocol nog steeds opgenomen in het energiebeleid. Ook de EU heeft doelen gesteld en afspraken gemaakt voor elke lidstaat met betrekking tot duurzame energie. Zo moet Nederland 6 % van het totaal aan opgewekte elektriciteit, duurzaam opwekken (PCCC, 2005).
Het Ministerie van Economische Zaken heeft echter als doelstelling dat in 2010 9% van de opgewekte elektriciteit duurzaam moet zijn. Verder moet 17% van de elektriciteit duurzaam worden opgewekt in 2020 en moet de totale energie (dus ook warmte) voor 10% uit duurzaam opgewekte energie bestaan (de Lange, 2001). Voor de invulling van deze doelen is in het Nederlandse energiebeleid naar voren gekomen dat ca. 42-45% van de duurzame energie afkomstig zal zijn van het gebruik van biomassa. Voor de productie van elektriciteit verwacht men dat ongeveer ¾ van de gestelde 9% duurzaam afkomstig zal zijn van biomassa. Er zijn verschillende energieproductietechnologieën die als brandstof biomassa gebruiken voorhanden, namelijk verbranding, vergisting en vergassing.
De gemeenteraad van Zaanstad heeft hoge ambities op het gebied van duurzaamheid. De raad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 klimaatneutraal is en behoort tot de top 10 van milieuvriendelijkste gemeenten in Nederland. Om dit te bereiken komen in dit bestemmingsplan een viertal duurzaamheidaspecten omtrent energieopwekking aan de orde. In de navolgende paragrafen worden deze duurzaamheidaspecten uitgewerkt.
5.3.9 Planologische beperkingen
5.4 Ontwikkelingen
5.4.1 Ontwikkellocaties binnen plangebied
5.4.2 Ontwikkellocaties grenzend aan plangebied
5.5 Specifieke Stedenbouwkundige Aspecten
1. Het plangebied beslaat een deel van de gemeente Zaanstad dat hoofdzakelijk uit agrarisch productiegebied bestaat en waarin boerenerven verspreid in het gebied liggen. De Omzoom vormt een uitzondering. Dit gebied zal op termijn transformeren in een recreatiegebied. Langs de dijklinten van Assendelft, Nauerna en bij het Vrouwenverdriet wordt gewoond en gewerkt.
2. Aangezien voor de toekomst wordt voorzien dat het gebied deze functies hoofdzakelijk zal behouden en/of verder ontwikkelen wordt de voor het gebied van toepassing zijnde koers voor het ruimtelijk (kwaliteits) beleid, zoals die is vastgelegd in diverse strategische beleidsdocumenten (Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders) en de uitgangspunten uit de gebiedsprofielen (Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans) bij het realiseren van het bestemmingsplan aangehouden.
De centrale doelstelling die als rode draad door de beleidsnota's en de ambities loopt, is het behouden en versterken van de Zaanse identiteit. Conserveren van waardevolle cultuurhistorische (bebouwings)structuur en elementen en de natuur- en landschappelijke waarden verdienen grote aandacht en bescherming, te weten:
- De historische structuur van het lintdorp Assendelft, Nauerna en Vrouwenverdriet waarbij de hoogwatersloot een duidelijke fysieke scheiding tussen het open landschap en erven/bebouwingszone vormt. Daar waar de hoogwatersloot ontbreekt, is de overgang herkenbaar door de erfinrichting (siertuin) en het graslandschap daarachter.
- De doorzichten vanuit de linten naar het achterliggende land.
- Het open karakter van het agrarische veenweide- en zeekleigebied.
- (Voormalige) dijkstructuren van de Noorder IJ en Zeedijken inclusief groene talud en afwateringssloten.
- Ontginningsstructuur (waterlopen en verkaveling) en onderdelen daarvan zoals de Kaaik, de Delft, de Vlietpolder, de kwelders van het voormalige IJ.
- De Stelling van Amsterdam.
- Het bebouwingsbeeld in de linten en de boerenerven in het landschap.
3. Het bebouwingsbeeld is in belangrijke mate bepalend voor de identiteit. Hierbij speelt differentiatie van gevelbreedten, kavelgrootten, grondvlakken, goot- en nokhoogtes, voorgevelrooilijnen - die bepalend zijn voor de afstand tussen bebouwing en openbare ruimte, nokrichting, kapvormen, de maaswijdte tussen bouwwerken en de aanwezigheid van dakvlakken een belangrijke rol. Ook de hiërarchie in het beeld tussen hoofdgebouw, in bouwkundig en visueel opzicht het belangrijkste gebouw, en de bijbehorende bouwwerken is bepalend voor het beeld.
Aanpassingen aan de bebouwing die zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte (landschap), zijn voor het beeld zeer bepalend. De voorkomende identiteit kan hierdoor versterken of in het slechte geval negatief uitpakken. Het is niet de bedoeling het oorspronkelijke beeld letterlijk vast te houden. Kleinschalige aanpassingen, zoals het aanbrengen van dakkapellen en aan- en uitbouwen, zijn mogelijk maar moeten er wel toe leiden dat de kwaliteit van de woonomgeving niet verslechterd en de uniciteit van gebieden: stedelijk en het cultuurhistorische landschap, benut wordt. Hierbij geldt hoe zichtbaarder de uitbreiding des te groter de invloed op de (openbare) omgeving.
Als basis zijn de mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsregelingen en de nota Woonbebouwing Zaanstad 2012 als vertrekpunt genomen. Op sommige plekken worden hiermee meer mogelijkheden gerealiseerd (flexibeler, globaler) en op andere plekken worden, wanneer daarvoor ruimtelijk een gegronde reden is, terreinen op een meer gedetailleerde wijze bestemd. Bijvoorbeeld waar de bestaande situatie wordt geconserveerd door de omvang en positie van het bouwvlak en hoogtematen te fixeren rond de bestaande woning en (agrarische) bedrijfsgebouwen. Immers uitbreiding van het hoofdvolume, door bijvoorbeeld het verbreden van de woning en het verhogen van de en nokhoogte, heeft invloed op de open(bare) ruimte. Ingeval het straatbeeld niet veranderd is er sprake van meer vrijheid.
4. De hiërarchie tussen hoofd- en bijgebouw uit zich in plaatsing- en maatvoeringeisen waarbij een relatie ligt tussen het hoofdgebouw- en de bijbehorende bebouwing die zich op de kavel bevinden.
Zo ligt bijvoorbeeld de grens tussen de bestemming Tuin (onbebouwd) en 'Erf' (wonen zonder bouwvlak) in principe op 3 m vanaf de voorgevelrooilijn, bij stolp-typologieën ligt deze ter hoogte van de achtergevel, De woningen aan de Klokkemeet en de Kaasmaker vormen een uitzondering. Bij deze woningen is de bergruimte gelegen in het voorerfgebied. De aanbouw is bedoeld voor berging, entree of keuken. De bestaande mogelijkheden worden opgenomen, verdere uitbreiding is niet wenselijk gezien de invloed op de openbare ruimte.
5. Het plan voorziet in een regeling die eigenaren stimuleren verouderde bebouwing te saneren. Hetgeen bijdraagt aan het versterken van het open karakter van het buitengebied.
6. Een dakopbouw is, anders dan een dakkapel, een dominante uitbouw, bedoeld om het bruikbaar woonoppervlak van een woning flink uit te breiden. Anders gezegd is het een constructie ter vergroting van een gebouw, die ofwel
- a. is opgetrokken uit de bestaande goot (geveloptrekking);
- b. vanuit het dakvlak tot boven of over de nok heen is getrokken door middel van nokverhoging;
- c. (meestal terugliggend) is aangebracht op een plat dak.
Een dakopbouw is veel groter van schaal en heeft meer invloed op het profiel, beeld en aanzicht van de bebouwing. Daarom is in beginsel een dakopbouw alleen mogelijk aan de achterzijde, niet grenzend aan openbaar gebied. Zo blijft het aanzicht van het gebouw vanuit de openbare ruimte zoveel mogelijk onaangetast. De Zaanse dakkapel vormt hierop een uitzondering.
Gezien de bestaande situatie geldt dat voor dit plan dat dakopbouwen onder voorwaarden en in specifieke gevallen zijn toegestaan:
- Dorpsstraat 29-63, 84-98 en 118a en 118d;
- Woningen met mansarde kap;
- Zadeldak met hellingshoek <35.
7. Het beeld van de boerenerven wordt bepaald door de voorzijde van het boerenerf, de erfbeplanting en het zicht op het omliggende gebied aan beide zijden. Bij de plaatsbepaling van het bouwvlak is rekening gehouden met de richting van de bestaande bebouwing ten opzichte van de weg en slotenpatroon, de afstand tot watergangen en zijdelingse perceelsgrenzen (minimaal 3 meter) en behoud van de huidige afstand van de woning/hoofdgebouw tot de openbare weg. Tezamen dragen deze elementen bij aan het in stand houden van het beeld van het boerenerf in het open landschap zoals beschreven in het beeldkwaliteitsplan Buitengebied. De mogelijkheid om de bedrijfswoning te verschuiven langs de denkbeeldig doorgetrokken voorgevel, doet daar niets aan af. De ligging in het open landschap en het ruimtelijke effect van de verschuiving op die openheid is minimaal. Daartegenover staat dat wanneer de afstand tot de weg wordt vergroot en de bedrijfswoning achterop het erf wordt geplaatst met de bedrijfsgebouwen ervoor, dit wel degelijk invloed heeft op het beeld (de traditionele inrichting) van het boerenerf.
Hoofdstuk 6 Milieuaspecten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het milieuonderzoek per milieuaspect kort toegelicht. Het volledige milieuonderzoek is toegevoegd als bijlage 1.
6.1 Resultaten Uit Milieuonderzoek
6.1.1 Bodem
Voor bodem is de volgende wet- en regelgeving van toepassing:
- 1. Wet bodembescherming;
- 2. Besluit Uniforme Saneringen (BUS);
- 3. Besluit bodemkwaliteit;
- 4. Besluit Uitvoeringskwaliteit Bodembeheer (Kwalibo).
Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat het grootste deel van het gebied licht tot matig verontreinigd is. Verontreinigingen worden voornamelijk veroorzaakt door dempingen en stortlocaties. Van de stortlocaties zijn Marpet en Nauerna de bekendste en meest omvangrijke. Nauerna ligt buiten het plangebied. De dempingen werden niet uitsluitend met verontreinigd materiaal gedaan, maar ook met gebiedseigengrond waarvan de kwaliteit beter kan zijn. De verontreinigingen langs de Dorpsstraat zijn mogelijk afkomstig van het ophoogmateriaal of eventueel door (voormalige) ondergrondse tanks of andere bodembedreigende activiteiten (afhankelijk van de bedrijfsactiviteit).
In het gebied zijn een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd, hiervan is niet bekend of deze actueel genoeg zijn. In het kader van het bestemmingsplan is het vooralsnog niet relevant om deze specifiek te beoordelen, omdat het een conserverend plan betreft en er geen potentiële ontwikkelinglocaties bekend zijn afgezien van het sportpark. Voor het sportpark is onderzoek gedaan naar de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Hieruit bleek dat er geen belemmeringen zijn.
In het plangebied is niet uit te sluiten dat door historisch gebruik evenals dempingen van sloten met materiaal van onbekende herkomst verontreiniging van de bodem is opgetreden. Geadviseerd wordt dan ook om bodemonderzoek uit te laten voeren indien binnen het plangebied een gebruikswijziging plaats gaat vinden of in geval van nieuwbouw, verkooptransacties en dergelijke.
De bodemkwaliteit geeft geen beperkingen voor het bestemmingsplan en de ontwikkeling van het sportpark.
6.1.2 Luchtkwaliteit
Voor luchtkwaliteit is de volgende wet- en regelgeving van toepassing:
- 1. Wet luchtkwaliteit
- 2. Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007
- 3. Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
- 4. AMvB 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM)
- 5. Besluit gevoelige bestemmingen
- 6. Regeling Projectsaldering luchtkwaliteit 2007
Uit het onderzoek naar de luchtkwaliteit voor de jaren 2011, 2015 en 2022 blijkt dat binnen het plangebied geen overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit plaatsvinden. Geconcludeerd wordt dat dit ook het geval zal zijn voor de tussenliggende jaren. Uit de berekeningen blijkt dat er geen overschrijdingen zijn van de grenswaarden van het Besluit luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
De, buiten het plangebied gelegen, woningbouwplannen Kreekrijk en Overhoeken vallen binnen de categorieën zoals aangegeven in de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). Geconcludeerd wordt dat de woningbouwplannen geen nadelige invloed zullen hebben op de luchtkwaliteit binnen het plangebied.
Uit een quickscan met de NIBM-tool blijkt dat de verkeersaantrekkende werking van het sportpark niet zal leiden tot een overschrijding van de normen of een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Conclusies
Luchtkwaliteit geeft geen belemmeringen binnen het plangebied. De ontwikkeling van het sportpark geeft een “niet in betekenende mate” verslechtering van de luchtkwaliteit.
6.1.3 Geur
Het landelijke geurbeleid ligt vast in de Ministeriele brief van 30 juni 1995. Verder is er specifieke wet- en regelgeving voor veehouderijen:
- 1. Wet geurhinder en veehouderij;
- 2. Regeling geurhinder en veehouderij.
Geur is binnen het plangebied sterk gerelateerd aan de agrarische functies. Sommige functies passen niet conform de VNG systematiek. Echter de agrarische bedrijven voldoen wel aan de milieuregelgeving. Dit is vastgelegd in de van toepassing zijnde vergunning, via maatvoorschriften verbonden aan de melding of de inrichting voldoet aan de standaard richtlijnen zoals deze van toepassing zijn bij de melding. De percelen krijgen allen een bestemming “Agrarisch” waardoor er geen andere bedrijven op de locatie mogelijk zijn. In de toekomst zal daarom ook voldaan kunnen worden aan de specifieke eisen ten aanzien van milieuhinder.
Het binnen het plangebied geplande sportpark is niet geurgevoelig en emitteert ook geen geur. Geur vormt daarmee geen belemmering voor deze functie.
Conclusies
Geur vormt geen belemmeringen voor het plangebied en heeft ook geen consequenties voor de geplande ontwikkelingen.
6.1.4 Geluid
Voor geluid is de volgende wet en regelgeving van toepassing:
- 1. Wet geluidhinder;
- 2. Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006;
- 3. Handleiding meten en rekenen industrielawaai;
- 4. Beleidsregel Hogere Waarden Gemeente Zaanstad.
Binnen het plangebied zijn de aspecten industrielawaai, railverkeerslawaai, vliegtuiglawaai en wegverkeerslawaai onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:
Industrielawaai
Delen van het plangebied vallen binnen zones van gezoneerde industrieterreinen. Dit zijn de industrieterreinen Hoogtij, Westpoort te Amsterdam en het Gascompressorstation te Beverwijk. Er vallen geen geluidsgevoelige objecten binnen deze zones. Alleen bij het gascompressorstation zijn in het verleden, als gevolg industrielawaai, voor 5 woningen hogere waarden vastgesteld. De zones zijn aangegeven op de verbeelding.
Railverkeerslawaai
Het railverkeerslawaai heeft geen consequenties voor het plangebied.
Wegverkeerslawaai
Door het plangebied lopen een aantal wegen. De belangrijkste wegen binnen het plangebied zijn de N246, de Dorpsstraat, de Communicatieweg, de Genieweg en de Zaandammerweg. Daarnaast valt een beperkt deel van het plangebied binnen de zone van de, buiten het plangebied gelegen, N203. Voor de Dorpsstraat gelden de wettelijke grenswaarden. Voor alle overige wegen zijn de gebiedsspecifieke grenswaarden uit de beleidsregel Hogere Waarden van toepassing aangezien het hier “agrarisch gebied” betreft. Afgezien van de Dorpsstraat liggen alle wegen buiten de bebouwde kom. Alle wegen hebben een zone van 250 meter. In het verleden zijn er vooral aan de Dorpsstraat, de Provinciale weg N246 en de Zaandammerweg hogere waarden vastgesteld vanwege een te hoge geluidsbelasting. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen gepland. Zoals uit de geluidskaarten in de bijlagen blijkt dient bij nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden te worden met belemmeringen langs vooral de stroom- en gebiedsontsluitingswegen. Vaak zal daar een hogere waarde noodzakelijk zijn.
Schiphol
Een deel van het plangebied bevindt zich binnen het geluidsbeperkingengebied van de Luchthaven Schiphol. In de zone waar beperkingen gelden in verband met de geluidsbelasting zijn geen nieuwe woningen, woonwagens, woonboten, scholen en gezondheidszorggebouwen toegestaan. Nieuwe bedrijfsgebouwen zijn binnen dit beperkingengebied wel toegestaan. Een deel van het gebied valt binnen de 20 Ke contour van Schiphol. Voor dit gebied geldt dat er geen nieuwe grootschalige uitleggebieden ontwikkeld mogen worden. Het bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige uitleggebieden. Dit aspect vormt geen belemmeringen voor het plangebied.
Toetsing ontwikkelingen
De ontwikkelingen welke mogelijk zijn als nevenfunctie bij de agrarische bedrijven worden niet als geluidsgevoelig beschouwd, omdat ze tijdelijk, dan wel bedrijfsmatig zijn. Indien er woningen bijkomen, bijvoorbeeld wanneer gebruik wordt gemaakt van de Ruimte voor Ruimte regeling zal aanvullend geluidonderzoek moeten worden uitgevoerd. Het geplande sportpark is niet geluidgevoelig. Geluidsemissie vanaf het sportpark geeft geen belemmeringen omdat uit de toetsing, op basis van de VNG richtlijn ´ Bedrijven en milieuzonering´, blijkt dat het sportpark geen belemmering zal geven op de omliggende geluidsgevoelige objecten. De belemmeringgebieden van Schiphol geven geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het sportpark.
Conclusies
Indien er woningen bijkomen, bijvoorbeeld wanneer gebruik wordt gemaakt van de Ruimte voor Ruimte regeling zal aanvullend geluidonderzoek moeten worden uitgevoerd. De functies welke mogelijk worden gemaakt als gevolg van verbrede landbouw en het geplande sportpark zijn niet geluidgevoelig. Geluidsemissie vanaf het sportpark geeft geen belemmeringen omdat uit de toetsing, op basis van de VNG richtlijn ´Bedrijven en milieuzonering´, blijkt dat het sportpark geen belemmering zal geven op de omliggende geluidsgevoelige objecten. Het belemmeringsgebied en de 20 Ke contour van Schiphol geven geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het sportpark.
6.1.5 Externe veiligheid
De wet- en regelgeving voor externe veiligheid bestaat uit:
- 1. Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi);
- 2. Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
- 3. Vuurwerkbesluit
- 4. Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs)
- 5. Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water
- 6. Besluit externe veiligheid buisleidingen
- 7. Structuurvisie buisleidingen 2011-2035 (Ontwerp)
- 8. Beleidsnota Routering vervoer gevaarlijke stoffen over de weg binnen Zaanstad
- 9. Beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad
Bedrijven
Binnen het plangebied, zijn er geen bedrijven waarop het Bevi van toepassing is. Buiten het plangebied bevinden zich twee bedrijven waarop het Bevi van toepassing is. Dit zijn de stortplaats Nauerna en het LPG tankstation Benelite bv. De plaatsgebonden risico (PR) contour van 10-6 per jaar van beide bedrijven ligt niet binnen het plangebied. Een klein deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van beide bronnen. In het plangebied bevinden zich geen kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied van beide bronnen. Er zijn ook geen nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van beide bronnen gepland. Voor het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en door de vaststelling van het bestemmingplan voor het plangebied wijzigt de omvang van het groepsrisico niet.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Binnen het plangebied liggen diverse wegvakken welke aangewezen zijn als “Routes voor vervoer gevaarlijke stoffen”. Deze wegen zijn opgenomen in de huidige route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit de risicoberekeningen blijkt dat voor geen enkel wegvak de PR–contour van 10-6 per jaar aanwezig is. Binnen het plangebied is het groepsrisico langs de route vervoer gevaarlijke stoffen bijna verwaarloosbaar klein. Binnen het plangebied zijn geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen gepland. De eventueel geplande kleinschalige ontwikkelingen zullen niet leiden tot een significante toename van het groepsrisico.
Er lopen binnen of nabij het plangebied geen spoorlijnen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
In het zuiden valt een beperkt deel van het plangebied binnen het invloedsgebied van het Noordzeekanaal. Het Noordzeekanaal is in het Basisnet Water opgenomen als rood vaarwater voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De contour voor het PR van 10-6 per jaar ligt op het water. Deze kan groeien tot de oeverlijn. Binnen de waterlijn is de realisatie van nieuwe kwetsbare bestemmingen niet toegestaan. Voor het Noordzeekanaal geldt 40 meter vanaf de waterlijn voor plasbrandaandachtsgebied. Het zijkanaal D valt buiten de waterlijn omdat het hier een kleine zijtak betreft en de kans klein is dat een plas precies de ingang in drijft. De oeverlijn van de vaarweg wordt doorgetrokken en van daar af geldt het aandachtsgebied. Binnen deze 40 meter liggen geen kwetsbare objecten. Het plasbrandaandachtsgebied heeft geen consequenties voor de beperkt kwetsbare objecten rond de aanlegplaats van de pont Buitenhuizen. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien binnen het plasbrandaandachtsgebied. Het plasbrandaandachtsgebied heeft geen consequenties voor het bestemmingsplan.
Buisleidingen
Binnen het plangebied lopen diverse hogedruk aardgasleidingen. Voor de huidige situatie en de maximale toekomstige situatie, binnen het deelgebied ten noorden van de Communicatieweg, is een kwantitatieve risico analyse (QRA) uitgevoerd. Op basis van berekeningen wordt geconcludeerd dat de PR 10-6 nergens wordt overschreden en dat het groepsrisico voor alle beschouwde situaties ver onder de oriëntatiewaarde blijft. De mogelijke ontwikkelingen geven geen verhoging van het groepsrisico. Binnen de belemmeringenstrook van de leidingen zijn geen nieuwe bouwwerken en kwetsbare bestemmingen toegestaan.
Schiphol
Een beperkt deel van het plangebied ligt binnen de PR-contour van 10-6 per jaar van Schiphol. Nieuwe ontwikkelingen zijn hier uitgesloten. Uitgezonderd zijn vestiging van kleinschalige kantoren en logistieke bedrijven welke aan Schiphol zijn gebonden. Er is dan wel een verklaring van geen bezwaar noodzakelijk. Binnen de plaatgebonden risicocontour van Schiphol zijn geen ontwikkelingen voorzien. De PR-contour van 10-6 is weergegeven op de verbeelding.
Windturbines
Binnen het plangebied bevinden zich twee windturbines met een risicozonering van 136 meter voor kwetsbare objecten (PR contour 10-6) en 39 meter voor beperkt kwetsbare objecten (PR contour 10-5). Binnen deze zone mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
Binnen het plangebied loopt een 380 kilovolt (kV) hoogspanningsleiding. Voor de hoogspanningsleiding geldt een zakelijk rechtstrook van 2x37,5 meter en een veiligheidszone van 2x119 meter gemeten vanaf het hart van het hoogspanningsnetwerk. Binnen een afstand van (2x)119 meter vanuit het hart van het bovengrondse hoogspanningstracé zijn geen nieuwe ontwikkelingen, waarin kinderen tot en met een leeftijd van 15 jaar langdurig kunnen verblijven, toegestaan. Voor bestaande situaties geldt de genoemde beperking niet.
GSM, UMTS en straalpaden
Binnen het plangebied bevinden zich GSM masten en UMTS masten. In de huidige situatie wordt er voldaan aan de vereiste veiligheidsafstanden.
Binnen het plangebied zijn twee straalpaden aanwezig. De huidige straalpaden worden niet door de bestaande windturbines belemmerd. Er zijn geen nieuwe windturbines in de nabijheid van straalpaden gepland. Er wordt voldaan aan de afstandeisen. De straalpaden worden niet weergegeven op de verbeelding.
De externe veiligheid vormt geen belemmering voor de bestaande functies en mogelijke ontwikkelingen, zoals het sportpark Omzoom, binnen het plangebied. Voor het geplande sportpark geeft de externe veiligheid geen belemmeringen.
6.1.6 Bedrijven en milieuzonering
De functies wonen en bedrijven kunnen elkaar wederzijds beïnvloeden. Enerzijds kunnen de bestaande bedrijven een belemmering vormen voor nieuwe ontwikkelingen, zoals de bouw van nieuwe woningen in de nabijheid van bedrijven, anderzijds kan oprukkende woningbouw voor een bedrijf een bedreiging vormen voor de bedrijfsactiviteiten. Door het hanteren van bepaalde richtafstanden tussen bedrijven en woningen of andere hindergevoelige bestemmingen, ontstaat de zogenaamde milieuzonering, waarin een goede afstemming plaats vindt tussen milieubelastende activiteiten en milieugevoelige objecten. Om in deze zonering wat eenheid te verkrijgen heeft de Vereniging van Nederlandse gemeenten een brochure uitgebracht ´ Bedrijven en milieuzonering´ dat als richtlijn voor de gemeenten geldt.
Voor het bestemmingsplan is milieuzonering toegepast op basis van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering, editie 2009'. Het lint van Assendelft en het dorp Nauerna kunnen worden getypeerd als gemengd gebied met functiemenging. Per bedrijf is beoordeeld wat de toelaatbaarheid is omdat het gebied relatief heterogeen is wat betreft de bebouwing. Uitgangspunt is dat alle bedrijven aansluiten op de hoofdinfrastructuur. De agrarische bedrijven vallen niet binnen de definitie van functiemenging, omdat de richtafstanden voor landbouwbedrijven te groot zijn om binnen de definitie van functiemenging te passen. Voor deze bedrijven en de stortplaats Nauerna is de standaard milieuzonering van toepassing waarbij het omliggende gebied getypeerd wordt als gemengd gebied, omdat de landbouwbedrijven van oudsher al aanwezig zijn en het een gebied met functiemenging betreft.
Bedrijven
Uit het onderzoek blijkt dat 13 bedrijven niet passen volgens de standaard richtafstanden op basis van de standaard bedrijven index (SBI) of op basis van het niet passen binnen de definitie van functiemenging of op basis van het niet passen binnen de definities van functiemenging (bijv. bouwkundig gescheiden). Deze bedrijven zijn in het bezit van een actuele milieuvergunning die voldoende waarborgen geeft om de omliggende woningen te beschermen tegen milieuoverlast. Hierdoor passen de bedrijven in hun huidige vorm feitelijk wel binnen de bestemming van het plangebied. Deze bedrijven krijgen een aparte functie-aanduiding op de verbeelding. Indien het bedrijf verdwijnt, kan eenzelfde type bedrijf op de locatie terugkomen of er kan een bedrijf terugkomen dat past binnen de toelaatbaarheid.
Agrarische bedrijven
Indien uitgegaan wordt van de richtafstanden dan passen veel agrarische bedrijven niet binnen de toelaatbaarheid. Dit is vooral binnen het lint van Assendelft. Probleem is veelal de geurcontour. De agrarische bedrijven krijgen allen een eigen bestemming waardoor er enkel agrarische bedrijven terug kunnen komen. Deze moeten kunnen voldoen aan de specifieke geurwetgeving voor agrarische bedrijven. De richtafstanden geven daarom geen belemmering voor de agrarische bedrijven.
Conclusies
Uit het onderzoek blijkt dat 13 bedrijven niet passen volgens de standaard richtafstanden. Deze bedrijven krijgen een aparte functie-aanduiding op de verbeelding.
6.1.7 Natuur
6.1.8 Landbouweffectrapportage
Een landbouw-effectrapportage (LER) is een onderzoek dat inzicht biedt in de directe en indirecte effecten voor de landbouw. De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie van de provincie Noord-Holland geeft aan dat een LER noodzakelijk is bij een bestemmingsplan, gelegen in een gebied voor grootschalig landbouw of een gebied voor gecombineerd landbouw indien er sprake is van:
- een MER-plichtige activiteit of overige ingrepen die een aanzienlijk effect hebben op gronden met een agrarische bestemming;
- en een vermindering van het areaal landbouwgrond met minimaal 100 ha.
Voor het plangebied is een LER niet noodzakelijk aangezien er met het bestemmingsplan binnen het plangebied geen MER-plichtige activiteiten of grootschalige ingrepen mogelijk worden gemaakt die een vermindering van het landbouwareaal met minimaal 100 ha tot gevolg zullen hebben.
Hoofdstuk 7 Wateraspecten
7.1 Organisatie
Het Rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer in de Polder Assendelft, de Wijkermeerpolder en Nauernasche polder en op de Nauernasche Vaart wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer van het Noordzeekanaal berust bij Rijkswaterstaat (directie Noord-Holland)
7.2 Beleidskader
7.2.1 Provinciaal Waterplan 2010-2015 Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren
Het Waterplan 2010 - 2015 is op 16 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. De strategische waterdoelen van de provincie zijn:
- 1. het waarborgen van voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via het principes van preventie, gevolgschade beperken en rampenbeheersing;
- 2. het zorgen dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het watersysteem wordt versterkt en zo ook de beleving van het water door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie.
- 3. het zorgen voor schoon en voldoende water.
- 4. het zorgen voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem, door middel van integrale gebiedsontwikkeling.
7.2.2 Zaans blauw, waterplan Zaanstad
Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zaans Blauw heeft o.a. als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om:
- 1. de afstemming en de samenwerking tussen beheerders, beleidsmakers en gebruikers die direct en indirect met het water te maken hebben, te verbeteren;
- 2. de waterkwaliteit en -kwantiteit integraal en duurzaam te verbeteren en zonodig in ruimtelijke plannen vast te leggen;
- 3. te communiceren over de uitgangspunten van het waterplan, zowel in- als extern.
In het kader van het Uitvoeringsprogramma Zaans Blauw werken Zaanstad en HHNK momenteel samen aan de Waterbank Zaans Blauw, dat het binnen strikte randvoorwaarden mogelijk maakt om waterberging buiten het ruimtelijk plangebied te realiseren.
7.2.3 Nationaal Waterplan 2009-2015
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het beleid in dit plan is gericht op:
- 1. een goede bescherming tegen overstroming;
- 2. het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte;
- 3. het bereiken van een goede waterkwaliteit;
- 4. het veiligstellen van strategische watervoorraden.
7.2.4 Nationaal Bestuursakkoord Water
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen Rijk (Ministerie van Verkeer en Waterstaat), Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In juni 2008 zijn de afspraken uit het oude NBW van 2003 geactualiseerd. Kern van het NBW is samenwerken aan het op orde brengen en houden van het watersysteem in 2015, en daarbij anticiperen op klimaatveranderingen. Er zijn kwantitatieve normen geformuleerd, waaraan het watersysteem in 2015 moet voldoen. De waterbeheerder moet aangeven op welke punten het watersysteem niet voldoet aan deze nieuwe normen.
7.2.5 Watertoets: ruimte voor water
De handreiking watertoetsproces 3 is in de zomer van 2009 vastgesteld in het Nationaal Water Overleg met de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (rijk), Interprovinciaal overleg (IPO), Unie van Waterschappen (UvW) en Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG). Met deze vaststelling is het de formele en algemene leidraad voor de toepassing van het watertoetsproces geworden.
Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21ste eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om de afweging van waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.
De nieuwe 3de handreiking voor de watertoets is aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en het Nationaal Waterplan. De handreiking watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en nieuwe beleidsafspraken.
Een aantal inhoudelijke aspecten van het watertoetsproces, zoals waterkwaliteit, klimaat en waterveiligheid, zijn beleidsmatig in ontwikkeling. Handreikingen voor het operationeel omgaan met besluiten over deze aspecten, komen in appendices die integraal onderdeel worden van deze handreiking.
7.3 Waterstructuur
In deze paragraaf gaat het om de technische waterstructuur van het plangebied. In landelijk Assendelft liggen verschillende polder en boezemwateren.
De polders zijn
- De Polder Assendelft
- De Wijkermeerpolder
- De Nauernasche Polder
De boezemwateren zijn
- Noordzeekanaal
- Zijkanaal D
- Nauernasche Vaart
In de Polder Assendelft en de Wijkermeerpolder wordt de waterhuishouding gekenmerkt door het verleden en het huidige agrarische gebruik.
De waterhuishouding in de Nauernasche Polder is afgestemd op het hoofdgebruik van deze polder als verwerkings- en opslagdepot van vervuilde grond en stort van niet brandbare of verwerkbare reststoffen. De Nauernasche Vaart maakt onderdeel uit van de Schermerboezem. Het Noordzeekanaal maakt waterhuishoudkundig gezien onderdeel uit van Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal boezem. Eén derde van Nederland watert via deze boezem af.
Tussen deze waterhuishoudkundige eenheden liggen dijken en waterkeringen. De zuidelijke dijk van de Polder Assendelft en de Wijkermeerpolder maakt onderdeel uit van Dijkring 13, de primaire kering rond Noord-Holland Noord.
7.4 Oppervlaktewater
In de Polder Assendelft was het oorspronkelijke waterpeil rond de NAP- 1,65 m. Ten behoeve van de landbouw is in de jaren zeventig het hoofdpeil in de landerijen verlaagd tot NAP- 2,20 zomerpeil en NAP-2,30 winterpeil. Verder liggen er binnen het plangebied veel onderbemalingen met nog lagere waterpeilen om het gebruik van de landerijen mogelijk te maken. Rond de bebouwing is voor het behoud van de houten funderingen het oorspronkelijk peil van NAP-1,55m gehandhaafd door het graven van een nieuwe hoogwatersloot achter de bebouwing van de Dorpsstraat.De hoogwatersloot rond de lintbebouwing is kwetsbaar met betrekking tot kwaliteit doordat bij sommige percelen de sloot smal en ondiep is. De doorspoelmogelijkheden zijn zeer beperkt.
Het peil van NAP-1,65m strekt zich ook uit tot in het Noorderveen, een rudiment van het voormalige veenweidegebied. Het waterpeil draagt bij aan het behoud van de natuurwaarde van het Noorderveen.
Een bijzonder peilvlak binnen de Polder Assendelft is de Veenpolder. Deze polder is in het verleden uitgeveend ( droogmakerij) . Het veen is weg gegraven om het te gebruiken als brandstof of om andere percelen te bemesten. Daarna is de polder opnieuw als landbouwgebied ingericht. Om de landerijen daar te kunnen gebruiken varieert het waterpeil in deze polder tussen de NAP-3,55 m en NAP-3,60m.
In de Omzoom is een ontwikkeling gaande van aanleg van sportvelden en recreatieve fiets- en wandelpaden. Bij de herinrichting van dit gebied zal, in overleg met het hoogheemraadschap de waterhuishouding afgestemd worden op het nieuwe gebruik en er voor zorg gedragen worden dat het watersurplus afgevoerd wordt naar de poldergemalen.
Het watersurplus van de Veenpolder wordt door een gemaal aan de zuidkant van de polder geloosd in het peilvlak van de lintbebouwing. Bij Nauerna staat een gemaal welke uitslaat op zijkanaal D. Verder heeft het peilvlak van de lintbebouwing enkele overstorten naar het landelijk gebied Assendelft-Noord. De veel verschillende peilvlakken maakt de waterhuishouding kwetsbaar en leidt tot een complex geheel van inlaten en kleinere poldergemaaltjes.
Een in het verleden uitgevoerde studie in het kader van het Waterplan Zaanstad naar een robuustere inrichting van de waterhuishouding kwam tot de conclusie dat de investeringen voor het veranderen van de waterhuishoudkundige structuur te hoog zou zijn in relatie tot de (beperkte) problemen die er nu zijn.
De Wijkermeer was een zijarm van het voormalige IJ. Eind 19 eeuw is het IJ vermaakt tot Noordzeekanaal en is de Wijkermeer droog gemalen en ingericht als landbouwpolder. Ten behoeve van de landbouw, afhankelijk van de hoogteligging zijn verschillende peilvlakken ingericht. Tot heden ten dage is deze inrichting gehandhaafd. De kwetsbaarheid van de waterhuishouding is minder dan in de Polder Assendelft omdat de waterstructuur minder gedifferentieerd is en het gebruik extensiever is. Het gemaal van de Wijkermeerpolder ligt nabij de Wijkertunnel, (buiten het plangebied) en slaat uit op het Noordzeekanaal.
Ook Nauernasche polder is ontstaan bij de realisatie van het Noordzeekanaal. In de polder ligt het depot van de NV Afvalzorg. Rond dit depot ligt een watergang die door het hoogheemraadschap wordt bemalen op NAP - 3.97m. Het poldergemaal staat aan de oostkant van de polder en slaat uit op Zijkanaal D.
De waterkwaliteit in alle peilvlakken voldoet aan de normen voor stedelijke water of de normen die voor water in agrarisch gebied gelden. Alle watergangen dienen voor de ontwatering en afwatering van de percelen en de berging van regenwater. Buiten deze functies dragen de hoofdwatergangen zorg voor de afvoer van het watersurplus naar de poldergemalen.
De Nauernasche Vaart maakt onderdeel uit van de Schermerboezem. Via deze boezem, bestaand uit bijna alle ringvaarten, kanalen tussen Edam, Den Helder en Zaandam wordt het watersurplus van het overgrote deel van Noord-Holland-Noord afgevoerd. De Nauernasche Vaart is ooit gegraven als afwateringskanaal van de Schermerboezem. Na het droogmalen van de Beemster en de Schermer was de afvoer via de overhaal in de Zaan onvoldoende. In principe heeft het kanaal deze functie nog steeds. Aan de oostkant van de Schermersluis in Nauerna ligt een grote duiker waar door het teveel aan water geloosd wordt. Het waterpeil in de Schermerboezem wordt gehandhaafd op NAP-0,50m.
Via het Noordzeekanaal wordt het watersurplus van een groot deel van Nederland afgevoerd naar gemaal IJmuiden. Het waterpeil in het Noordzeekanaal is NAP-0,40m. Ook voor deze kanalen geldt dat het dempen van water niet is toegestaan zonder uitdrukkelijke toestemming van de waterkwantiteitbeheerder.
Het HHNK is momenteel bezig is met een nieuw Watergebiedsplan/peilbesluit voor polder Assendelft waarbij een actualisatie van de (bestaande) waterpeilen plaatsvindt. Hierdoor kunnen de genoemde waterpeilen mogelijk wijzigen.
7.5 Waterkeringen En Dijken
Binnen de polder worden de waterstandsverschillen in stand gehouden door grondlichamen en stuwen. Het voert te ver een uitputtende beschrijving te geven van al deze voorzieningen. Aangezien er een sterke relatie is tussen het gebruik en de waterhuishoudkundige inrichting van deelgebieden, is het aannemelijk dat het hoogheemraadschap door middel van de keur en het bijbehorende ontheffingstelsel de waterhuishouding voldoende kan beschermen c.q. is het niet noodzakelijk alle objecten met een waterhuishoudkundig belang aan te geven binnen het bestemmingsplan.
De belangrijkste objecten voor de waterhuishouding zoals primaire en secundaire keringen en gemalen en sluizen zullen aangemerkt worden als waterstaatkundig werk.
De boezemkeringen liggen tussen de polders en de boezemwateren. Zij zijn meestal duidelijke herkenbaar als dijk in het landschap. Deze keringen zullen in het bestemmingsplan en bijbehorend kaartmateriaal bestemd worden als wateringkering.
Binnen het bestemmingplangebied ligt een voormalige zeekering. Deze kering stamt uit de tijd voor het Noordzeekanaal. De dijk loopt van Nauerna, naar aanlandplaats van pont Buitenhuizen en verder naar het noordwesten. Dit landschappelijke element heeft de status van monument. Dit dijklichaam tussen Nauerna en de pont en het dijklichaam gelegen onder de provinciale weg richting Beverwijk zijn onderdeel van de primaire kering dijkring 13.
Voor het graven in een dijk, het oprichten van de bebouwing of anderszins de standzekerheid van een dijk beïnvloeden is ontheffing op de keur van het hoogheemraadschap noodzakelijk. Bedoelde regelgeving is van toepassing op het gehele dijklichaam en de beschermingszones
7.6 Grondwater
In het landelijk gebied wordt de grondwaterstand direct beïnvloed door het waterpeil in het oppervlaktewater. De hoogte van het peil van het oppervlaktewater wordt grotendeels gerelateerd aan de wenselijke grondwaterstanden in relatie tot het gebruik. In het plangebied beïnvloeden de grondwaterstanden de bestemmingen niet.
Ook voor de lintbebouwing is het waterpeil en daarmee de grondwaterstand in principe gerelateerd aan het gebruik. Hier is de hoogte van het funderingshout bepalend. De problemen die ervaren worden rond de lintbebouwing als hoge grondwaterstanden komen voort uit het niet compenseren van de grondinklinking.
7.7 Rioleringen
De Dorpsstraat is gerioleerd met een combinatie van vrijvervalrioling en persleidingen. De woningen in kern van Nauerna en langs de Zaandammerweg zijn aangesloten op persriolering. Begin 2008 zijn de panden binnen de (qua natuur) kwetsbare gebieden voorzien van een IBA. De overige panden binnen het plangebied lozen via septictanks naar het oppervlaktewater. Aankomende jaren zal deze situatie niet essentieel wijzigen.
7.8 Aandachtspunten Met Betrekking Tot Waterkeringen En Oppervlaktewater
Het doel van het systeem van watergangen en dijken is te wonen en te leven beneden zeeniveau. Het hoogheemraadschap beheert deze watersystemen en veranderingen aanbrengen in de waterhuishouding mag alleen met een watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Een watervergunning moet aangevraagd worden als door de realisatie een ruimtelijk plan:
- een kering of dijk wordt beïnvloed;
- sloten worden gedempt of verlegd;
- er een toename van verhard oppervlakte (daken en verharding) van meer dan 800 m² wordt mogelijk gemaakt of;
- de uitvoering van het onderhoud van watergangen beïnvloed wordt.
Het aanbrengen van steigers wordt door het hoogheemraadschap getoetst in verband met het onderhoud (riet en drijfvuil verwijderen, baggeren) van het oppervlaktewater. Een object in het water leidt tot vuilophoping en kunnen de doorvaarbaarheid en manoeuvreerruimte van onderhoudsvaartuigen verminderen. Voor de aanleg van steigers is een watervergunning noodzakelijk. Voor een steiger van 1 m breed en 6 m lang, onder de voorwaarde dat er 6 m vrije doorvaartbreedte overblijft, is een melding voldoende.
7.9 Overleg In Het Kader Van De Watertoets
Op 9 februari 2010 en 18 april 2012 heeft er in het kader van de watertoets een overleg plaatsgehad met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het geleverde commentaar op deze waterparagraaf en andere ingebrachte opmerkingen door het schap zijn in het bestemmingsplan verwerkt. De verslagen van dit overleg zijn als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd.
Hoofdstuk 8 Beschrijving Bestemmingsregeling
In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen beschreven van de gehanteerde bestemmingen. Daarnaast worden aanduidingen, afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden in de bestemmingsregeling aangestipt die, in verband met de speciale regeling die zij hanteren, een nadere toelichting kunnen gebruiken.
8.1 Bestemmingsregeling
8.1.1 Inleiding
In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer.
De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie hoofdstuk1Inleidende regels). De algemene regels, waaronder afwijking-, aanduidings,- en procedureregels, zijn terug te vinden in hoofdstuk 3Algemene regels. Hoofdstuk 4 bevat tenslotte de overgangs- en slotregels.
De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.
8.1.2 Plansystematiek
Het bestemmingsplan is grotendeels gericht op het behoud van de bestaande situatie. Dit betekent dat het de bestaande functies nauwkeurig vastlegt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan waar mogelijk flexibiliteit en globaliteit. Met name gelden er flexibele regels over verbrede landbouw en nevenactiviteiten in het plangebied. Globaliteit heeft met name betrekking op de verbeelding en houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit is gericht op de regels en houdt in dat de globale bestemmingen waar mogelijk zijn verruimd qua bouw- en gebruiksregels. Ook zijn er mogelijkheden opgenomen dat het gemeentebestuur kan afwijken van het bestemmingsplan of een wijzigingsbevoegdheid heeft.
8.1.3 Regels algemeen
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels
- 2. Bestemmingsregels
- a. Hoofdgroepen van bestemmingen
- b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen
- c. Functieaanduidingen
- d. Bouwaanduidingen
- 3. Algemene regels
- 4. Overgangs- en slotregels
- 5. Bijlagen bij de regels
Waar nodig is op enkele artikelen een nadere toelichting opgenomen.
8.2 Wet Algemene Regels Omgevingsrecht
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene regels omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.
De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning.
Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning' en 'sloopvergunning' zijn vervangen door omgevingsvergunning (indien noodzakelijk is deze term aangevuld ten behoeve van bouwen en/of slopen), de term 'aanlegvergunning' is vervangen door omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en tenslotte de term 'ontheffing' is vervangen door afwijking van de bouwregels/gebruiksregels.
8.2.1 Voorgevelrooilijn ('gevellijn')
Eén van de uitgangspunten voor het begrippenkader is het zoveel mogelijk aansluiten op andere relevante wetgeving zoals de Woningwet, de Wabo en het Bor. In de Wabo wordt ervan uitgegaan dat elke woning maar één voorgevel heeft. Verder wordt de voorgevelrooilijn als volgt gedefinieerd: de voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, beheersverordening of gemeentelijke bouwverordening. Het is van belang om in het bestemmingsplan (of beheersverordening) duidelijk aan te geven waar de voorgevelrooilijn is gelegen. Dit geldt met name voor de regeling met betrekking tot erfafscheidingen omdat afhankelijk van de ligging ten opzichte van de voorgevelrooilijn deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, al dan niet vergunningsvrij zijn. Alle overige bouwwerken worden niet gerelateerd aan de voorgevelrooilijn maar aan het achtererfgebied van de woning.
In principe kan een woning op een hoek twee voorgevelrooilijnen hebben: één in het verlengde van de voorgevel en één in het verlengde van de zijgevel van de woning, die is gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied. Gelet op het bovenstaande is de systematiek in de bestemmingsplannen als volgt:
- Op de verbeelding staan bouwvlakken aangeduid door voor-, achter- en zijgevelbouwgrenzen. Binnen deze bouwvlakken mogen de hoofdgebouwen worden gebouwd. Er is geen verplichting om ook in deze grenzen te bouwen.
- Bij het opstellen van het bestemmingsplan wordt bepaald waar de voorgevel van een gebouw is gelegen. Dit is voor dit bestemmingsplan af te leiden uit de bestemming Tuin De voorgevels zijn hieraan gelegen.
- Omdat hoofdgebouwen niet in de bouwgrens behoeven te worden gebouwd kunnen zich situaties voordoen dat deze achter de bouwgrens gelegen zijn. Vergunningsplichtige bijbehorende bouwwerken in de zin van bijgebouwen moeten altijd drie meter achter de voorgevel en de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan te worden gebouwd (de voorgevelrooilijn) .
- Gelet op het begrip voorgevelrooilijn dat in de Wabo (en Bor) geïntroduceerd is en afkomstig is uit de gemeentelijke bouwverordening, betekent dat op hoekpercelen de zijgevellijn (de lijn, die gelegen is langs de feitelijke zijgevel en het verlengde daarvan op een bouwperceel) ook als voorgevelrooilijn wordt beschouwd. Het hoekperceel kent dus twee voorgevelrooilijnen. Daarmee zijn bijvoorbeeld erfafscheidingen van meer dan 1 meter, die gelegen zijn voor deze voorgevelrooilijn niet bouwvergunningsvrij.
Overigens wanneer gesproken wordt over zijgevel dan wordt hiermee de fysieke zijgevel van een hoofdgebouw bedoeld. In het juridische kader bestaat het begrip 'zijgevel' niet. Alleen de begrippen achtererfgebied en voorerfgebied worden gehanteerd waarbij de voorgevelrooilijn aangeeft waar het voorerfgebied eindigt en het achtererfgebied begint of vice versa.
8.2.2 Vergunningvrij bouwen
Vergunningvrij bouwen mag in principe vanaf de voorgevelrooilijn. Voor vergunningplichtige bouwwerken hanteert de gemeente de eis van 3 m achter de voorgevelrooilijn indien grenzend aan het openbaar gebied. Door het hanteren van deze eis is het duidelijk dat bijvoorbeeld een bijbehorend bouwwerk (aan- of uitbouw) in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, ook gezien vanaf de voorgevel.
Het is belangrijk het volgende in overweging te nemen bij vergunningsvrij bouwen. Een 'erf' is dat gedeelte waarop reeds een hoofdgebouw staat dat bijvoorbeeld de bestemming Wonen heeft en waarbij de bebouwingsmogelijkheden op het 'erf' in voldoende ruimtelijk opzicht direct behoren bij en in functioneel opzicht ten dienste staat van, en/of in feitelijk opzicht direct aansluitend is aan het hoofdgebouw. Onder een 'erf' kan een perceel samenvallen met een erf, maar kan een perceel ook meer omvatten. Voor de beantwoording van de vraag of een vergunningvrij bouwwerk in de zin van het Bor kan worden aangemerkt, is het vereist dat het vergunningvrije bouwwerk op (rond) hetzelfde perceel staat als dat waarop het hoofdgebouw zich bevindt. De omstandigheid dat iemand eigenaar is van zowel het afgesloten gedeelte van het perceel (bijvoorbeeld een weiland) als van het bebouwde deel van het perceel voor de beantwoording van de vraag of sprake is van 'een perceel, waarop zich een gebouw bevindt is niet zonder meer doorslaggevend. Ook de omstandigheid dat sprake is van een kadastrale eenheid is niet zonder meer doorslaggevend.
8.3 De Wet Ruimtelijke Ordening
Dit is bestemmingsplan is opgesteld op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), die zijn ingevoerd op 1 juli 2008 en volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008) inclusief digitaliseringsplicht per 1 januari 2010. Dit houdt onder andere in dat de Wet ruimtelijke ordening de strafbepaling en de algemene gebruiksbepaling is neergelegd, zodat deze niet meer opgenomen hoeven te worden in de planregels.
De SVBP2008 bevat een aantal regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent ondermeer dat niet meer wordt gesproken van voorschriften maar van regels. Tevens zijn er een aantal dwingend voorgeschreven begripsregels, die worden neergelegd in het artikel aangaande begrippen. Ook schrijft de SVBP2008 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan de wijze van meten.
In het Besluit ruimtelijke ordening is een formulering opgenomen ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn neergelegd in de planregels. De nieuwe regelingen hebben als gevolg dat het bestemmingsplan wat betreft vorm en de inhoud enigszins kan afwijken van de tot nu toe gebruikelijke wijze van opstellen.
8.4 Bestemmingsplanprocedure
De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke Ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn verschillende fasen te onderscheiden:
- Voorbereidingsprocedure
Voor het opstellen van van een voorontwerpbestemmingsplan verricht de gemeente onderzoek naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, naar de bestaande toestand en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen binnen een gemeente. Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor overleg gezonden aan de in artikel 3.1.1 Bro genoemde instanties. Tevens zijn diverse (informele) informatiebijeenkomsten binnen het plangebied georganiseerd voor bewoners, belangstellenden en belanghebbenden.
De gemeente reageert vervolgens op het overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de inspraak door in de toelichting van het plan op de gemaakt op- en aanmerkingen in te gaan en aan te geven welk standpunt de gemeente daarover inneemt.
- Vaststellingsprocedure
Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd uiterlijk 12 weken (dit is een termijn van orde) na de termijn van terinzagelegging vast.
- Beroepsprocedure
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de VROM inspectie een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de VROM inspectie wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.
8.5 Gekozen Planvorm
Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie en staat in beperkte mate ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op het behoud van de aanwezige functies en te beschermen waarden, ook omdat het feit dat zich in het plangebied binnen de wettelijke planperiode geen ontwikkelingen voordoen.
Op grond van artikel 3.1.3 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in:
- 1. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
- 2. bij of krachtens wet kunnen bestemmingen worden voorgeschreven;
- 3. bij of krachtens wet kunnen regels worden voorgeschreven;
- 4. voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings-, en afwijkingsregels.
8.6 Handhaving
In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:
- 1. Voldoende kenbaarheid van het plan.
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd. - 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan.
De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk. - 3. Realistische en inzichtelijke regeling.
Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De regels moeten daarom niet meer regelen dan noodzakelijk is. - 4. Actief handhavingsbeleid.
Gewijzigde maatschappelijke inzichten (de rampen in Enschede en Volendam) hebben ertoe geleid dat aan handhaving een hogere prioriteit wordt toegekend. De verantwoordelijkheid voor de naleving van het bestemmingsplan berust bij het gemeentebestuur. De burgers moeten er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.
Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels.
Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving.
In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.
8.7 Planmer-plicht
In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of er sprake is van een plan-Mer-plicht. Er is sprake van een planmer-plicht indien sprake is van de volgende situatie:
- 1. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan planmer-plichting
Er is geconstateerd dat er geen sprake is van overschrijding(en) van de drempelwaarden, gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan en het uitgevoerde milieuonderzoek (zie Bijlage 2 Voortoets natuur februari 2013).
- 2. indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, is het bestemmingsplan eveneens planmer-plichtig.
Voor de activiteiten in het bestemmingsplan is een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en Flora- en faunawet uitgevoerd. Op basis van de resultaten daarvan zijn activiteiten mogelijk gemaakt, beperkt mogelijk gemaakt, of niet in het bestemmingsplan opgenomen. Voor enkele activiteiten geldt dat een negatief effect op de Natura 2000 doelstellingen niet valt uit te sluiten, maar ook niet zeker zijn vanwege het globale karakter van het plan. In die gevallen dient bij een concreet initiatief alsnog een toets in het kader van Natura 2000 plaats te vinden. Als op basis van die toets nog steeds een (significant) negatief effect niet uit te sluiten valt, is een passende beoordeling noodzakelijk. Een en ander is in dit bestemmingsplan geregeld door deze activiteiten uitsluitend via een afwijking of wijzigingsbevoegdheid toe te staan, waarbij de toetsing aan Natura 2000 voorwaarde is.
Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden, dat een passende beoordeling voor het gebied niet noodzakelijk is en er daarom geen reden bestaat voor een plan-mer.
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Over het voorontwerpbestemmingsplan is geen inspraak gehouden. Deze keuze is mede gemaakt omdat in het bestemmingsplan de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen en slechts in beperkte mate ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
De inspraakverplichting is met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) uit 2005 en niet veranderd met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 inkomen te vervallen. Dit is vervolgens bij raadsbesluit van 21 september 2006 overgenomen in de Inspraakverordening van de gemeente Zaanstad.
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan voorziet verder niet in ontwikkelingen van een dusdanige omvang dat daarvoor gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening jo. het Besluit ruimtelijke ordening een exploitatieplan c.q. exploitatieovereenkomst moet worden opgesteld c.q. afgesloten.
Hoofdstuk 10 Burgerinitiatief En Overleg
10.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan:
- 1. Rijkswaterstaat, dienst Noord-Holland
- 2. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
- 3. Ministerie van EL&I
- 4. Provincie Noord-Holland
- 5. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
- 6. Provinciaal waterbedrijf Noord-Holland (PWN)
- 7. Regionale brandweer Zaanstad Waterland
- 8. GGD Zaanstreek-Waterland
- 9. Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied
- 10. N.V. Nederlandse Gasunie
- 11. Kamer van Koophandel Amsterdam en omstreken
- 12. KPN
- 13. LTO Noord
- 14. NUON
- 15. Milieufederatie Noord-Holland
- 16. Vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Water, Land & Dijken
- 17. Gemeente Amsterdam, Dienst Ruimtelijke Ordening
- 18. Havenbedrijf Amsterdam
- 19. Gemeente Beverwijk
- 20. Gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude
- 21. Gemeente Heemskerk
- 22. Gemeente Uitgeest
- 23. Gemeente Velsen
- 24. Gemeentelijke monumentencommissie
- 25. Kontakt Milieubeheer Zaanstreek
- 26. Vogelbeschermingswacht Zaanstreek
- 27. Zaans Natuur- en Milieucentrum (ZNMC)
- 28. Staatsbosbeheer
- 29. Belangengroep Nauerna
- 30. Wijkoverleg Assendelft
- 31. Landschap Noord-Holland
Naar aanleiding van het vooroverleg zijn 18 reacties binnengekomen. De vooroverlegreacties zijn in tabelvorm vewerkt in Bijlage 5 Artikel 3.1.1 Bro reacties.
10.2 Inloopbijeenkomst
In het kader van het voorontwerpbestemmingsplan heeft de buurt ook de mogelijkheid gehad om te reageren op het voorontwerp. In dit kader was op 7 november 2012 een inloopbijeenkomst gehouden om de buurt te informeren over het voorontwerpbestemmingsplan. Naar aanleiding van deze bijeenkomst zijn 79 reacties binnengekomen. De reacties zijn in tabelvorm verwerkt in Bijlage 6 Reacties inloopbijeenkomst.
10.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 14 maart 2013 tot en met 24 april 2013. Tijdens deze periode zijn er 50 zienswijzen ingediend, waarvan 1 buiten de termijn. De samengevatte zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording hiervan zijn terug te vinden in Bijlage 7 Nota van zienswijzen bij deze toelichting. Daarnaast is in Bijlage 8 Ambtshalve wijzigingen een overzicht opgenomen van de ambtshalve wijzigingen in het bestemmingsplan.
Bijlagen
Bijlage 1 Milieuonderzoek
Bijlage 2 Voortoets Natuur Februari 2013
Bijlage 3 Woningtypologieën Landelijk Gebied Assendelft
Bijlage 4 Watertoetsoverleg
Bijlage 5 Artikel 3.1.1 Bro Reacties
Bijlage 6 Reacties Inloopbijeenkomst
Bijlage 7 Nota Van Zienswijzen
Bijlage 8 Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 9 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Toelichting op Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging
Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van milieuzonering. Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Algemeen
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn een Richtafstandenlijst en twee VoorbeeldStaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De SvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid liggen tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de SvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebiedenwaar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar één of meer bedrijven aanwezig of gewenst zijn de SvB 'functiemenging' worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:
- kleinschalige, meestal ambachtelijke bedrijvigheid;
- bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt;
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.
De toegepaste Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten') in de categorisering opgenomen.
Deze Staat is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende VoorbeeldStaat uit de VNG-publicatie.
Op drie punten is een andere werkwijze toegepast:
1. Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de Staat van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij. Voor aannemers, SBI-code 2008 41,42, 43, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten) van deze activiteiten. Bij kinderopvang is onderscheid gemaakt in professionele kinderopvang en kinderopvang door gastouder. De laatste categorie is als zodanig ingeschreven bij de Kamer van koophandel en middels regelgeving is kleinschaligheid gewaarborgd.
2. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
3. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' is een nader onderscheid gemaakt in de categorie Horeca (in de Staat gerubriceerd onder 'Logies-, maaltijd- en drankenverstrekking). De indeling in de voorbeeld 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging' van de VNG wordt, gelet op de diversiteit in milieubelasting, als te grofmazig beschouwd.
De SvB 'functiemenging' omvat alle branches van bedrijvigheid, dienstverlening, horeca en maatschappelijke activiteiten die toelaatbaar kunnen zijn in gemengde gebieden of (delen van) woongebieden waar de SvB 'functiemenging' wordt toegepast. In de regels behorende bij de bestemmingen is specifiek aangegeven welke branches er toegelaten zijn. Één en ander is bepaald aan de hand van de kenmerken van en de beleidswensen voor de te bestemmen locaties.
Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden.
De SvB 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid. Aan de hand van deze criteria zijn in dit bestemmingsplan de categorieën bepaald die binnen de bestemmingen zijn toegestaan. De criteria zijn hieronder uiteen gezet.
Categorie A
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
Categorie B1
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan . De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
Categorie B2
Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan of dat er andere bouwkundige voorzieningen getroffen zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding.
Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.
Categorie C
Activiteiten zoals genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Flexibiliteit
De SvB 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Daardoor komen in de praktijk een tweetal type situaties voor waarin de SvB 'functiemenging' niet voldoende toelaas biedt. Hier gaan we in op de twee type situaties.
1. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken van de SvB 'functiemenging' en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
2. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning waarbij afgeweken wordt van de SvB 'functiemenging' kan toestaan. Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
Voor de concrete toetsing in beide situaties van een verzoek om afwijking middels een omgevingsvergunning wordt verwezen naar Bijlage 9 Toelichting op de Staat vanBedrijfsactiviteiten - functiemenging.