KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Hondenuitlaatservice
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Recreatie
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Waarde - Archeologie
Artikel 15 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 21 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Voorgaande Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Wat Wordt Mogelijk Gemaakt Met Dit Plan?
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Aanloop Bestemmingsplan En Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Verantwoording
3.1 Wat Houdt Het Plan In?
Hoofdstuk 4 Planonderbouwing
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
4.2 Water
4.3 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Geluid
4.6 Duurzaamheid
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Geur
4.9 Bodem
4.10 Natuur
4.11 Bedrijven En Milieuzonering
4.12 Stralingshinder
4.13 Beperkingen Luchthaven Schiphol
4.14 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Participatie
6.1 Overleg Met Overheden, Diensten En Belanghebbenden
Hoofdstuk 7 Toelichting Op Bestemmingsplan
7.1 Algemeen
7.2 Begrippen En Wijze Van Meten
7.3 Bestemmingen
7.4 Agrarisch Met Waarden
7.5 Bedrijf
7.6 Bedrijf - Hondenuitlaatservice
7.7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.8 Groen
7.9 Recreatie
7.10 Tuin
7.11 Verkeer
7.12 Verkeer - Verblijfsgebied
7.13 Water
7.14 Wonen
7.15 Waarde - Archeologie
7.16 Waterstaat - Waterkering
7.17 Anti-dubbeltelregel
7.18 Algemene Bouwregels
7.19 Algemene Gebruiksregels
7.20 Algemene Aanduidingsregels
7.21 Algemene Afwijkingsregels
7.22 Overgangs- En Slotregels
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016
Bijlage 3 Beleidsnota Paarden Houden In Het Zaanse Landschap
Bijlage 1 Beleidskaders
Hoofdstuk 1 Algemene Nationale Beleidskaders
Hoofdstuk 2 Algemene Regionale Beleidskaders
Hoofdstuk 3 Algemene Gemeentelijke Beleidskaders
Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische Waarden
Hoofdstuk 5 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke Waarden
Hoofdstuk 6 Beleidskaders Water
Hoofdstuk 7 Beleidskaders Technische Infrastructuur
Bijlage 2 Communicatie
Hoofdstuk 1 Zienswijzen
Hoofdstuk 2 Vooroverleg (3.1.1 Bro)
Hoofdstuk 3 Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 3 Milieuonderzoeken
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Vaartdij 27c
Bijlage 5 Actieplan Omgevingslawaai 2019 - 2023 En Beleidsregel Hogere Waarde Gemeente Zaanstad
Bijlage 6 Digitale Watertoets
Bijlage 7 Nota Van Inspraak
Bijlage 8 Nota Van Vooroverleg
Bijlage 9 Nota Van Zienswijzen
Bijlage 10 Besluit Vaststelling Hogere Waarden Wet Geluidhinder

Noorderveen

Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad

Vastgesteld op 12-10-2023 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Noorderveen met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301 van de gemeente Zaanstad.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daartegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aanduidingsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.7 Achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.8 Achtergevel

De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.9 Achtergevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.10 Africhten en trainen van paarden

Onder het africhten van paarden wordt verstaan het zadelmak maken, het betuigen, het keuringsklaar maken enzovoort.

Onder het trainen wordt verstaan een combinatie van training van paarden, het uitbrengen van paarden in de sport en het geven van instructie aan derden op paarden die niet in eigendom zijn van het bedrijf ten behoeve van de professionele paardensport.

1.11 Agrarische bedrijfswoning

Een woning in of bij een agrarisch bedrijfsgebouw, bestemd voor permanente bewoning door één huishouden dat behoort bij en waarvan de bewoning verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt.

1.12 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 Antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.14 Archeologische waarde

Waarde waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.

1.15 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 Bebouwingsbeeld

Het aanzicht van bebouwing dat wordt bepaald door de langs een wegzijde of binnen een cluster aanwezige gevelbreedten, kavelgrootten, grondvlakken, goot- en nokhoogtes, voorgevelrooilijnen — die bepalend zijn voor de afstand tussen bebouwing en openbare ruimte, nokrichting, kapvormen en maaswijdten tussen bouwwerken (doorzichten).

1.17 Bebouwingsgebied

Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.18 Bebouwingspercentage

Het percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.

1.19 Bed & Breakfast

Verhuur van een deel van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de aanwezigheid van (de vertegenwoordiger van) de hoofdbewoner van de betreffende woonruimte, al dan niet met ontbijt.

1.20 Bedrijfsmatige exploitatie

Het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de verblijfsrecreatieve functie daadwerkelijk sprake is van kort verblijf met als focus toeristische vernachtingsmogelijkheden.

1.21 Bedrijfsmatige paardenhouderij

Een paardenhouderij waar meer dan 5 paarden worden gehouden. Het inkomen is hierbij geen criterium.

1.22 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.23 Bestaande bebouwing

Bebouwing, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig is of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend dan wel een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend die kan worden verleend.

1.24 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.25 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 Bijbehorende bouwwerk

Een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel verbonden met een zich op hetzelfde bouwvlak bevindend hoofdgebouw, daar al of niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak.

1.27 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.28 Bouwgrens

Een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen of andere bouwwerken mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.29 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.30 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.32 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 Brutovloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.

1.34 Cultuurhistorische waarde

De positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalend voor de identiteit van een plek of gebied en aanknopingspunten biedend voor toekomstige ontwikkelingen en onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

1.35 Dagrecreatie

Recreatie buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.

1.36 Dagrecreatief medegebruik

Een dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, kleinschalige toervaart, een vissteiger, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik.

1.37 Dak

Bovenbeëindiging van een gebouw.

1.38 Dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.

1.39 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.40 Daknok

Hoogste punt van een schuin dak.

1.41 Dakvlak

Een hellend vlak in een dak.

1.42 Dakvoet

Laagste punt van een schuin dak.

1.43 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter koop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, anders dan:

  • in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
  • perifere detailhandel
  • volumineuze detailhandel.

1.44 Detailhandel perifeer

Vestiging van detailhandel die vanwege de omvang en/ of de aard van de gevoerde artikelen niet binnen het centrum of de wijkwinkelcentra gevestigd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld auto's, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, bouwmarkten, keukens, woninginrichting.

1.45 Eerste bouwlaag of plint

De bouwlaag op de begane grond.

1.46 Erf

Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.47 Erker

Ondergeschikte toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas.

1.48 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.49 Geitenhouderij

Een inrichting, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, geheel of gedeeltelijk gericht op het fokken, mesten en houden van geiten.

1.50 Gevelbreedte

De breedte van de naar de weg gekeerde zijde van een gebouw.

1.51 Grondgebonden agrarisch bedrijf

Grondgebonden agrarische bedrijven zijn gericht op het voortbrengen van dierlijke of plantaardige producten door middel van het telen van landbouwgewassen en/of het houden van (landbouw)dieren. Hieronder valt ook een paardenhouderij maar geen boomteelt en sierteelt.

1.52 Groenvoorziening(en)

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, oever-, groenvoorzieningen en open speelplekken met of zonder speeltoestellen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.53 Handelsstal

Een dierenverblijf voor het aanhouden van paarden ten behoeve van een bedrijf dat paarden in- en verkoopt.

1.54 Hondenuitlaatservice

Een bedrijf dat zich toelegt op de dagopvang, het uitlaten, trainen en trimmen van honden en dagbesteding, met daarbij behorende voorzieningen zoals uitrenvelden, een tuin, een kantine, een blokhut om te schuilen en een mestbak ten behoeve van de opvang van honden.

1.55 Hoofdbewoner

Degene die officieel als bewoner van een woning of ander gebouw geregistreerd is en daarmee onder andere verantwoordelijk is voor het betalen van bepaalde lasten.

1.56 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.57 (aan) Huisgebonden beroep/bedrijf

Een beroep of bedrijf, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij:

  • de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
  • de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en
  • de verlening van diensten c.q. de uitoefening van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk geen aard, omvang en uitstraling heeft die strijdig is met de woonfunctie.

1.58 Huishouden

Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling.

1.59 Kamergewijze verhuur

Het duurzaam verblijven in een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.

1.60 Kampeermiddelen

  1. a. een tent, tentwagen, kampeerauto of toercaravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.61 Kano-opstapplaats

Een opstapplaats voor een boot die in principe met in de hand gehouden peddels met spierkracht voortbewogen wordt.

1.62 Kap

Een samenstel van houten, metalen of betonnen onderdelen die de dakbedekking draagt.

1.63 Kas

Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of gedeeltelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, groenten, bloemen en planten alsmede zaadveredelingsactiviteiten.

1.64 Kinderboerderij

(speel)boerderij met dieren inclusief avonturenpark voor pony- en paardenverhuur, ingericht voor recreatie, educatie en dagbesteding.

1.65 Maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.66 Manege

Een bedrijf kan als manege worden beschouwd indien de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden.

1.67 Mantelzorg

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.68 Nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals onder meer transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.69 Omzetten

Het omzetten van een (gedeelte van een) woning/zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, naar één of meerdere onzelfstandige woonruimte(n).

1.70 Ondergeschikte bouwdelen

Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 m) van een bouwwerk. De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  2. b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  3. c. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.

1.71 Onzelfstandige woonruimte

Woonruimte, die geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.72 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.73 Openbare ruimte

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.74 Paardenfokkerij

Een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden en de verkoop van gefokte paarden.

1.75 Paardenmelkerij

In een paardenmelkerij worden merries gemolken voor de verkoop van melk en/of melkproducten geproduceerd uit melk afkomstig van merries. Een paardenmelkerij is een agrarisch bedrijf en kan worden vergeleken met een bedrijf met melkkoeien of melkgeiten. De omvang van de meeste paardenmelkerijen is kleiner dan een bedrijf met koeien of geiten, aangezien paardenmelk per liter veel meer opbrengt dan koeien en -geitenmelk kan met minder productie worden volstaan.

1.76 Particuliere vakantieverhuur

Verhuur van woonruimte bij afwezigheid van degene die de woning rechtsgeldig aanbiedt.

1.77 Peil

Onder het peil wordt verstaan:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
  2. b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  4. d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.78 Productiegerichte paardenhouderij

Een bedrijfsmatige paardenhouderij, waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht, die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden. Het paard als product staat hier centraal, niet zozeer de ontwikkeling van de ruiter. Vormen van productiegerichte paardenhouderij zijn een paardenmelkerij, een handelsstal, een paardenfokkerij, een africhtingsstal, een paardenfokkerij en een stalhouderij.

1.79 Recreatief medegebruik

Recreatief gebruik dat ondergeschikt is aan de functie conform de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.80 Recreatieve voorzieningen

Gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding met uitzondering van seksinrichtingen en horecavoorzieningen.

1.81 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.82 Serrestal

Een dierenverblijf met een zeer open karakter. Het dak is speciaal ontworpen om veel lichtinval in de stal te hebben. De dakvorm is daarom veelal afwijkend van de traditionele bouw en vereist een relatief hoge goothoogte.

1.83 Speelvoorzieningen

Voorzieningen voor speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen/terreinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc.) en trapvelden.

1.84 Staat van Horeca-activiteiten

Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.85 Stalhouderij

In een stalhouderij vindt verhuur plaats van aanspanningen voor huwelijken, begrafenissen, tochten of shows. Een stalhouderij valt onder de productiegerichte paardenhouderij indien er nauwelijks klanten worden ontvangen, en de activiteit vooral bestaat uit het trainen van de paarden.

1.86 Straatmeubilair

De op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.

1.87 Surplus (overschot/meerdere)

Het aantal m² dat boven de maximaal toegestane m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is.

1.88 Toeristische verhuur

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk) verblijft. Daaronder ook begrepen Bed & Breakfast en particuliere vakantieverhuur.

1.89 Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in functioneel opzicht verbonden is, en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.90 Verkeersvoorzieningen

Rotondes, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, viaducten, geluidschermen, bushaltes, parkeervoorzieningen, verkeerslichten, lantaarnpalen en fietsenstallingen.

1.91 Volkstuin

Een op zichzelf staand terrein voor niet commerciële sier- en/of groenteteelt.

1.92 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.93 Voorgevellijn

Denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens. Deze staat aangegeven in het bestemmingsplan, beheersverordening of gemeentelijke bouwverordening.

1.94 Waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.95 Weg

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.96 Wezenlijke voorziening

Als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen.

1.97 Windturbine

Een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica's hiervan.

1.98 Wonen

Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.

1.99 Woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, niet zijnde kamerverhuur.

1.100 Woningsplitsing

Het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer zelfstandige woningen en/of het toevoegen van een extra woning in een bijbehorend bouwwerk.

1.101 Zelfstandige woonruimte

Woonruimte die door een huishouden wordt bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte, waarbij sprake moet zijn van een eigen toegang tot de woonruimte.

1.102 Zendmast

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

1.103 Zijgevel

Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel, voor zover gelegen meer dan 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

1.104 Zijgevellijn

Denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.105 Zorgwonen

Wonen met zorg door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt.

1.106 Zorgboerderij

Een woning bestemd voor personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar zorgverlening en/of klinische begeleiding noodzakelijk is op basis van dagverblijf.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 Bebouwingsoppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.3 Begrenzing van de bestemmingen

Voorzover niet in maten op de verbeelding vastgelegd, door middel van meting op de verbeelding vanaf het hart van de lijn met een nauwkeurigheidsgraad van 1 m.

2.4 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.5 Bouwdiepte

Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.6 Bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

2.7 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

2.8 Dakhelling

Helling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

2.10 Hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as/tiphoogte van de windturbine.

2.11 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 Ondergeschikte bouwdelen

De volgende ondergeschikte bouwdelen, met uitzondering van dakopbouwen en dakkapellen, worden buiten beschouwing gelaten:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  2. b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkoers, zonnepanelen, trappenhuizen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  3. c. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.

2.13 Zichtbaarheid dakterras

De lijn die wordt getrokken vanuit het midden van het straatprofiel op ooghoogte (1,50m) langs het snijpunt van het verticale gevelvlak en het horizontaledakvlak. Achter deze lijn mag een dakterras met hekwerk worden geplaatst mits het hoogste punt hiervan zich achter deze lijn bevindt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden agrarische bedrijven, waaronder inbegrepen de productiegerichte paardenhouderij;
  2. b. één agrarische bedrijfswoning per bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. c. een (paarden)rijbak binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak';
  4. d. behoud van de waarden van de Stelling van Amsterdam en Nationaal Landschap Laag Holland zoals grote openheid van het landschap, weidevogelgebied, veenpakketten, historische watergangen, archeologische en cultuurhistorische waarden;
  5. e. dagrecreatief medegebruik;
  6. f. opstapplaatsen voor kano's en boten;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens voor opslag van veevoer;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorzieningen paardenhouderij' tevens voor voorzieningen behorende tot een paardenhouderij, zoals een stapmolen, longeercirkel en paddock, met uitzondering van een (paarden)rijbak;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - uitrenveld' tevens voor een uitrenveld behorende tot een hondenuitlaatservice;
  10. j. groenvoorzieningen;
  11. k. voorzieningen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen, waterhuishouding en de luchtvaart en luchtverkeersveiligheid;
  12. l. (recreatie)paden, bruggen en steigers;
  13. m. water.

3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ambachtelijke bedrijven en ateliers van maximaal milieucategorie 1;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en distributie', tevens voor een opslag- en distributiebedrijf;
  3. c. buitenopslag is binnen het bestemmingsvlak toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m, met uitzondering van de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - buitenopslag';
  4. d. caravanstalling, mits inpandig in de bedrijfsgebouwen;
  5. e. groen- en erfvoorzieningen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. g. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
  8. h. water;
  9. i. andere bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming, waaronder (collectieve) voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en voorzieningen ten behoeve van warmte- koudeopslag.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 teneinde de bouw van windturbines toe te staan, met dien verstande dat de ashoogte niet meer dan 7 meter en de rotordiameter niet meer dan 5 meter mag bedragen, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  1. a. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen;
  3. c. de verkeerssituatie.

Artikel 5 Bedrijf - Hondenuitlaatservice

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Hondenuitlaatservice' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een hondenuitlaatservice;
  2. b. ondergeschikte paardenhouderij, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - houden van paarden niet toegestaan';
  3. c. buitenopslag is binnen het bestemmingsvlak toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  4. d. groen- en erfvoorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
  7. g. water;
  8. h. andere bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming, waaronder (collectieve) voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en voorzieningen ten behoeve van warmte- koudeopslag.

5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Nadere eisen

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 teneinde de bouw van windturbines toe te staan, met dien verstande dat de ashoogte niet meer dan 7 meter en de rotordiameter niet meer dan 5 meter mag bedragen, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    1. 1. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
    2. 2. de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen;
    3. 3. de verkeerssituatie.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een gemaal;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. water;
  4. d. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. e. perceelsontsluitingen;
  6. f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. opstapplaatsen voor kano's en boten;
  3. c. bruggen, duikers en steigers;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. water;
  7. g. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  8. h. perceelsontsluitingen;
  9. i. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van het bouwen van kano-opstapplaatsen, indien geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden ten aanzien van de instandhouding of het herstel van de habitattypen en soorten, waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd in het ontwerpbesluit en/of het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan'.

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen en schooltuinen;
  2. b. een kinderboerderij;
  3. c. een zorgboerderij met dagopvang;
  4. d. ondergeschikte paardenhouderij, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - houden van paarden niet toegestaan';
  5. e. ondergeschikte horeca in categorie 1 zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, met bijbehorend terras;
  6. f. dagrecreatief medegebruik;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  10. j. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  11. k. water;
  12. l. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. wonen, slechts voor zover dit plaatsvindt binnen de bijbehorende bouwwerken in de vorm van een erker en voor zover gebouwd aan en ten behoeve van het hoofdgebouw en op de aangrenzende gronden met de bestemming Wonen;
  3. c. toegangsvoorzieningen tot de aangrenzende percelen;
  4. d. parkeren ten behoeve van het particulier gebruik, voor zover er geen bezwaren zijn vanuit het oogpunt van (verkeers)veiligheid en de doorstroming van het verkeer;
  5. e. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. bruggen, tunnels, duikers en kunstwerken;
  3. c. geluidschermen en voorzieningen ter vermindering van lichtoverlast;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. verkeersvoorzieningen;
  7. g. water;
  8. h. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

10.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een buurtontsluitingsfunctie;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. bruggen en duikers;
  6. f. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. g. verkeersvoorzieningen;
  8. h. standplaatsen voor kramen;
  9. i. water;
  10. j. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. waterberging;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. waterlopen;
  5. e. waterwegen;
  6. f. waterstaatkundige werken;
  7. g. steigers;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
  9. i. één brug ter ontsluiting van één woning;
  10. j. dammen, stuwen en duikers;
  11. k. sluizen, kaden, oeververbindingen;
  12. l. oeverstroken, groenvoorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
  13. m. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  14. n. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

12.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mogen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in lid 12.2 ten behoeve van het bouwen van kano-opstapplaatsen, indien geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden ten aanzien van de instandhouding of het herstel van de habitattypen en soorten, waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd in het ontwerpbesluit en/of het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan'.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. zorgwonen;
  3. c. particuliere vakantieverhuur;
  4. d. recreatief medegebruik in de vorm van 'Bed & Breakfast';
  5. e. hobbymatige paardenhouderij, tot een maximum van vijf paarden;
  6. f. water;
  7. g. tuin- en groenvoorzieningen;
  8. h. zwembaden;
  9. i. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen te behoeve van de waterhuishouding;
  10. j. bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Specifieke gebruiksregels

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in lid 13.4.1 voor kamerverhuur indien:

  1. a. wordt voldaan aan artikel 3.3.1a, lid 2 van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 en;
  2. b. voldaan wordt aan de parkeernormen die voortvloeien uit de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' of rechtsopvolgers hiervan.

Artikel 14 Waarde - Archeologie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud en bescherming van archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en de bescherming van de waterkering;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  2. c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

in de eerste plaats de regels van artikel 15 ('Waterstaat - Waterkering');

in de tweede plaats de regels van artikel 14 ('Waarde - Archeologie');

15.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de waterkering.

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene Bouwregels

17.1 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van artikel 2.12.

Artikel 18 Algemene Gebruiksregels

18.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:

  1. a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;
  2. b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen en bebouwing zonder dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' zoals opgenomen in Bijlage 2;
  3. c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van bij wonen vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, daaronder begrepen het gebruik voor mantelzorg en als zorgwoning;
  4. d. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik nemen van gebouwen voor bed en breakfast, indien geen sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie;
  5. e. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van seksinrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  6. f. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van kamerverhuur;
  7. g. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen, materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
  8. h. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  9. i. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
  10. j. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van bijbehorende bouwwerken en gebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  11. k. nieuwvestiging van geitenhouderijen, al dan niet als neventak;
  12. l. het geheel of gedeeltelijk wijzigen van een agrarisch bedrijf naar geitenhouderij;
  13. m. het uitbreiden van een geitenhouderij, door het aantal geiten dat wordt gehouden te vergroten.

18.2 Toegestaan gebruik

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen, aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden beroep en/of bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. b. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m²;
  3. c. de ruimtelijke uitstraling en invloed op de omgeving passend is bij de woonfunctie;
  4. d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' zoals opgenomen in Bijlage 2;
  5. e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  6. f. er geen horeca en/of detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd bed en breakfast tot een maximum van 6 kamers en een beperkte verkoop ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  7. g. het beroep of bedrijf door de bewoners wordt uitgeoefend.

18.3 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Het is toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:

  1. a. duikers en bruggen boven water;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. laad- en losvoorzieningen;
  4. d. manoeuvreerruimtes;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. perceelsontsluitingen;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. verblijfsgebieden;
  10. j. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  11. k. water;
  12. l. waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels

19.1 Geluidzone - industrie

19.2 Vrijwaringszone - weg

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-weg' geldt een bouwverbod voor nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en een verbod tot uitbreiding van de bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit verbod geldt niet voor gebouwen en bouwwerken welke nodig zijn voor het wegverkeer, zoals geluidwerende voorzieningen.

Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen gebouwd worden met een maximale bouwhoogte van 5 m, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m²;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  3. c. geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits afwijkingen in situering niet meer dan 2 m bedragen óf de voorgeschreven oppervlaktematen en bebouwingspercentages met ten hoogste 10% (gemeten ten opzichte van de totale in aanmerking te nemen oppervlakte), waarbij de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingsbevoegdheid buiten beschouwing blijven;
  4. d. de in de regels toegestane maximale bouwhoogte met ten hoogste 3 m worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties, dakopbouwen, en met ten hoogste 5 m ten behoeve van schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes, zendmasten ten behoeve van mobiele telefonie;
  5. e. de op de verbeelding aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen mogen met ten hoogste 2 m worden overschreden ten behoeve van uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, luifels, erkers, balkons, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen;
  6. f. onder voorwaarden kan de goothoogte van het bijbehorend bouwwerk (goothoogte hoofdgebouw + 0,30 m) anders bepaald worden. In die gevallen wordt voor de verdiepingshoogte van het hoofdgebouw + 0,30 m aangehouden.

Artikel 21 Algemene Procedureregels

21.1 Procedureregels bij afwijkingen

Op de voorbereiding van een besluit tot afwijken is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing met dien verstande, dat indien toepassing wordt gegeven aan de reguliere procedure uit de in paragraaf 3.2 Wet Algemene bepalingen Omgevingsrecht het bevoegd gezag een afwijkende termijn kunnen stellen.

21.2 Procedureregels bij wijzigingsbevoegdheid

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van dit bestemmingsplan, is de in afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

22.2 Afwijken van de overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde in artikel 22.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.

22.3 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik

  1. a. Het gebruiken en laten gebruiken van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

22.4 Veranderen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 22.3 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

22.5 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 22.3, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

22.6 Uitzonderingen op het overgangsrecht

22.7 Persoonsgebonden overgangsrecht Vaartdijk 27c

Het gebruik van het gebouw aan Vaartdijk 27c te Assendelft voor wonen mag worden voortgezet en wel uitsluitend door de persoon die op het moment van kracht worden van dit plan volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Zaanstad als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres. Een persoon of groep personen die deel uitmaken van het huishouden van de hoofdbewoner mogen in het gebouw wonen zolang ze inwonen bij degene, die als hoofdbewoner dan wel als diens partner volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Zaanstad op het betreffende adres staat ingeschreven op het moment van het van kracht worden van dit plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Noorderveen'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

De gemeente Zaanstad herziet het geldend bestemmingsplan voor het plangebied Noorderveen tot een actueel en digitaal bestemmingsplan Noorderveen, waarin de legaal tot stand gekomen bebouwing en het legaal tot stand gekomen gebruik worden vastgelegd. Daarnaast wordt een aantal voorgenomen ontwikkelingen ter plaatse mogelijk gemaakt.

Het plangebied van het bestemmingsplan Noorderveen bevindt zich in het noordoosten van Assendelft en wordt globaal begrensd door de Binnen Delft, de Nauernasche Vaart en de Noorderveenweg (zie de plangrens in paragraaf 1.2). Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Saendelft uit 1998 en heeft voor het grootste deel een uit te werken bestemming Agrarisch met waarden. De uitwerking heeft echter nooit plaatsgevonden.

De gemeente dient op grond van de Wro, over een actueel, digitaal (IMRO 2012/SVBP 2012) en digitaal gepubliceerd (IMRO 2012/STRI 2012) bestemmingsplan te beschikken. Het geldende bestemmingsplan is ouder dan tien jaar. Gezien het verouderde geldende bestemmingsplan is het noodzakelijk te starten met de actualisering en digitalisering van het bestemmingsplan voor Noorderveen.

Dit bestemmingsplan betreft een in hoofdzaak consoliderend bestemmingsplan. Het plan bevat een actuele planologische regeling van de bestaande situatie. Bestaande rechten en plichten uit de geldende regeling worden zoveel mogelijk overgenomen en waar nodig aangepast aan de eisen en wensen van deze tijd. Dat wil overigens niet zeggen dat het bestemmingsplan uitsluitend de actuele, legale situatie planologisch regelt. Noorderveen wordt geconfronteerd met ontwikkelingen als bodemdaling, in stand houden van de biodiversiteit, veranderingen in de agrarische sector en behoefte aan ruimte voor recreatie. Het bestemmingsplan maakt uitsluitend kleinschalige ontwikkelingen mogelijk die passen in het buitengebied, zoals: ruimte binnen de aanwezige bouwvlakken, bijgebouwen binnen de bijgebouwenregeling en een regeling voor beroep en bedrijf aan huis. Overige ontwikkelingen worden, gelet op de gewenste afstemming op en inpassing in het omringende stedenbouwkundig/landschappelijk kader en de financiële en juridische complicaties, afzonderlijk afgewogen en indien mogelijk bestemd via een afzonderlijke planherziening.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een deel van het buitengebied bij Assendelft, gelegen in het noordoosten. Het plangebied wordt globaal begrensd door:

  • de Binnen Delft;
  • de Nauernasche Vaart;
  • de Noorderveenweg.

Op de onderstaande afbeeldingen zijn de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0001.png"

Ligging Noorderveen in gemeente Zaanstad

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0002.png"

Begrenzing plangebied Noorderveen

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit open veenweidegebied. De onderliggende structuur van het slagenlandschap met slotenpatroon is nog goed herkenbaar.

De aanwezige bebouwing bevindt zich hoofdzakelijk langs de Vaartdijk. Langs het zuidelijke deel van de dijk is de bebouwing meer verspreid. Vanaf de dijk is op verschillende plekken tussen de bebouwing zicht op de stadsrand van de nieuwbouwwijk Saendelft. De bebouwing bestaat voornamelijk uit woningen. Sommige van deze woningen hebben nog een koppeling met de achtergelegen gronden vanuit een (soms hobbymatig) agrarisch gebruik. Her en der zijn paardenbakken aanwezig.

In het plangebied bevindt zich een strook met een kinderboerderij en volkstuinen. Deze strook is door de omzomende opgaande beplanting een meer gesloten eenheid die in het gebied de overgang vormt van het meer open karakter van het zuidelijke deel van het plangebied naar een al verder verdichte noordelijke deel. Daar zijn naast meer woningbouw langs de dijk (met in de noordpunt een gesloten rij woningen) ook meer andere bouwwerken en activiteiten op de achtergelegen percelen aanwezig zoals erfbebouwing behorende bij de woningen en een stalhouderij.

1.3 Voorgaande Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan:

  • Bestemmingsplan Saendelft, vastgesteld op 26 november 1998.

Alleen het plangebied voor Noorderveen krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het geldende bestemmingsplan van toepassing.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Noorderveen. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.

In de bijlagen bij de toelichting staan de relevante beleidsstukken samengevat. Dit betreft het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.

Hoofdstuk 2 Wat Wordt Mogelijk Gemaakt Met Dit Plan?

2.1 Bestaande Situatie

Het plangebied betreft de Vaartdijk met de aan de Vaartdijk gelegen bedrijven, woningen en achter gelegen terrein tot de grens van de woonbebouwing van de woonwijk Saendelft. De ruimtelijke opbouw bestaat uit het bebouwingslint aan de Vaartdijk met enkel aan de westzijde bebouwing. De oostzijde van de Vaartdijk wordt afgeschermd door de Nauernasche Vaart.

Er ligt een enkel agrarisch bedrijf. Verder liggen aan de Vaartdijk voornamelijk woningen. Bij deze woningen worden op enkele plaatsen agrarische hobbymatige nevenactiviteiten uitgevoerd, of zijn bedrijven aan huis aanwezig.

Op de volgende afbeeldingen zijn enkele impressies van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0003.jpg"

Zuidzijde plangebied Noorderveen vanaf Vaartdijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0004.jpg"Weiland Vaartdijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0005.jpg"

Noordzijde plangebied Noorderveen

2.2 Aanloop Bestemmingsplan En Ontwikkelingen

Het geldende bestemmingsplan Saendelft is vastgesteld in 1998 en is inmiddels verouderd en aan herziening toe. Om die reden wordt het bestemmingsplan voor dit plangebied herzien middels onderhavig bestemmingsplan Noorderveen. Hiermee ontstaat een actueel en digitaal bestemmingsplan Noorderveen, waarin de legaal tot stand gekomen bebouwing en het legaal tot stand gekomen gebruik worden vastgelegd. Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Noorderveen is het plangebied geïnventariseerd en is een voorontwerp verbeelding (plankaart) ter inzage gelegd. Deze verbeelding is besproken met inwoners. Tijdens deze gesprekken konden inwoners aangeven of de verbeelding klopt. Van de mogelijkheid om de verbeelding persoonlijk te bespreken met de gemeente is door 14 mensen gebruik gemaakt.

Het bestemmingsplan betreft een in de eerste instantie consoliderend bestemmingsplan. Dit houdt in dat er in de eerste instantie geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het bestemmingsplan is er op gericht de bestaande situatie op een adequate manier vast te leggen.

Ontwikkelingen
In het kader van dit bestemmingsplan is met de inwoners van dit plangebied besproken welke wensen zij voor de toekomst voor hun perceel hebben. Op basis van de gesprekken met de inwoners worden enkele kleine ontwikkelingen op enkele erven, reeds voltrokken ontwikkelingen en uitbreidingsmogelijkheden met betrekking tot bijgebouwen op erven mogelijk gemaakt, daar waar dit haalbaar is en passend binnen het geldende beleid. Nieuwbouw van woningen is echter niet mogelijk, op basis van het huidige geluidniveau en het geldende provinciale beleid. Wel is de maximaal toegestane inhoud van woningen opgehoogd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast wordt de bestaande situatie, met alle eerder plaatsgevonden ontwikkelingen, op een adequate manier vastgelegd in dit nieuwe bestemmingsplan. Met name wordt hierbij gedoeld op de functie van de kinderboerderij en de hondenuitlaatservice. Deze worden hieronder nader beschreven.

Grotere ontwikkelingen worden, gelet op de gewenste afstemming op en inpassing in het omringende stedenbouwkundig/landschappelijk kader en de financiële en juridische complicaties, niet binnen dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Voor die ontwikkelingen kan een afzonderlijke afweging worden gemaakt en wordt indien mogelijk een afzonderlijke planherziening opgesteld.

Kinderboerderij/ zorgboerderij
Achter Vaartdijk 25b, in het verlengde van de volkstuinen heeft zich een kinderboerderij gevestigd met een kleinschalige horecagelegenheid/ theehuis en terras ten behoeve van de kinderboerderij. De kinderboerderij is hier gevestigd zonder vergunning. Met dit bestemmingsplan wordt de kinderboerderij juridisch-planologisch vastgelegd.

Hondenuitlaatservice
Ter plaatse van het perceel Vaartdijk 27b, tussen twee agrarisch bestemde percelen in, heeft zich een hondenuitlaatservice gevestigd. Ten behoeve van deze service zijn op het terrein ook enkele faciliteiten gerealiseerd. De uitlaatservice is hier zonder vergunning gevestigd. Met dit bestemmingsplan wordt de hondenuitlaatservice planologisch vastgelegd. Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd Bijlage4.

Vaartdijk 27C

In het verleden is hier een woning ontstaan. Op basis van het overgangsrecht uit het bestemmingsplan 'Saendelft' is het gebruik als woning is legaal. De gemeente heeft verschillende opties overwogen om het bestaande legale gebruik van de woning juridisch-planologisch te regelen in het bestemmingsplan Noorderveen. De gemeente heeft beoordeeld of het positief bestemmen als Wonen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De goede ruimtelijke ordening eist dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierbij moet het onderdeel geluid worden betrokken. De geluidsbelasting ten gevolge van de N246 is onaanvaardbaar hoog voor een nieuwe woonbestemming. Met persoonsgebonden overgangsrecht wordt in het bestemmingsplan een regeling getroffen om het bestaande gebruik voort te kunnen zetten. Het persoonsgebonden overgangsrecht is gebonden aan een natuurlijk persoon en aan een functie. In onderhavige situatie is het persoonsgebonden overgangsrecht gebonden aan de persoon: 'de bewoner' en aan de functie: 'het gebruik van het gebouw als woning'. Opvolgende bewoning is niet toegestaan.

Hoofdstuk 3 Verantwoording

3.1 Wat Houdt Het Plan In?

Goede ruimtelijke ordening
Bij het bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel hierbij is de situering van milieubelastende en milieugevoelige functies ten opzichte van elkaar.

Dit bestemmingsplan betreft een consoliderend plan en voorziet daarmee in de eerste instantie niet in nieuwe ontwikkelingen. De ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt kunnen op een goede manier ingepast waarbij de milieutechnische randvoorwaarden worden gewaarborgd.

Gebiedskwaliteit
De aanwezige bebouwing bevindt zich langs de Vaartdijk. Langs het zuidelijke deel van de dijk is de bebouwing meer verspreid. Het zuidelijk deel is tussen de Vaartdijk en Assendelft een zeer open gebied, dat als een waardevolle kwaliteit is aangemerkt. Deze kwaliteit dient zoveel mogelijk in stand gehouden te worden.

Door de, met name in het zuiden, clustering van bebouwing en erven zijn er tussen deze erven door grote doorzichtvensters naar het achtergelegen open gebied. Hierdoor wordt de openheid van het gebied beleefbaar vanaf de weg. De beleefbaarheid van de openheid is een grote kwaliteit van dit gebied en dient zoveel mogelijk behouden te worden.

Conclusie
Gelet op de gebiedskwaliteiten kunnen de kleinschalige ontwikkelingen op de erven goed mogelijk gemaakt worden. De uitbreidingsmogelijkheden voor bijgebouwen voorzien niet in een onevenredige aantasting van de zichtvensters. De clustering van de gebouwen op de erven blijft hiermee immers gewaarborgd. De adequate vastlegging van de bestaande situatie zal niet zorgen voor een verdere verdichting tussen de bestaande bebouwing en sluit daarmee aan bij de gebiedskwaliteiten.

Nieuwe bebouwing achter de bestaande bebouwing en erven wordt niet mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan. De openheid van het gebied blijft daarmee in stand. Nieuwe woningen worden met dit bestemmingsplan niet toegestaan, gelet op de openheid, het geldende beleid, de belemmeringen die de Provinciale Omgevingsverordening hiervoor opwerpt, en de aanwezigheid van de provinciale weg N246 en de geluidbelasting die dat met zich meebrengt. Ter plaatse van de Vaartdijk is de geluidbelasting hoger dan 53 dB, wat de maximale hogere waarde is voor woningen in buitenstedelijk gebied. Omdat een waarde hoger dan 53 dB niet is toegestaan, kunnen in het plangebied geen nieuwe woningen worden gerealiseerd.

Gelet op het voorgaande waarborgt het bestemmingsplan een situatie waarbij sprake is van goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 4 Planonderbouwing

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het milieuonderzoek per milieuaspect kort toegelicht. Het volledige milieuonderzoek is toegevoegd als Bijlage 3.

4.1 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologische waarden
In het plangebied zijn de volgende archeologische waarden aanwezig:

  • Assendelverpolders

Zowel in de Noorderpolder, de Assendelverpolder als de Zuiderpolder komen sporen van nederzettingen uit de Ijzertijd, de Romeinse Tijd, de Middeleeuwen en de Post-Middeleeuwen voor. Opgravingen hebben aangetoond dat de overblijfselen nog in goede staat zijn.

  • Watermolen De David

Resten van de uit 1663 daterende watermolen De David.

  • Monumenten

In het gebied zijn geen beschermde archeologische monumenten aanwezig.

Cultuurhistorische en historisch geografische waarden
De Binnendelft is onderdeel van een aantal in het Zaanse weideland noord-zuid en parallel aan elkaar lopende veenstromen. Het is een belangrijk oorspronkelijk landschappelijk element van lokale waarde dat als lijnvormig element in het landschap behouden moet blijven.

De Nauernasche Vaart inclusief Vaartdijk en Nauernasche Vaartdijk heeft hoge cultuurhistorische waarde als een 17e eeuwse waterstructuur met een rechte (dus door mensen gegraven) loop. Nadat in de 17e eeuw een groot aantal meren was drooggelegd en daarmee het aantal boezemgebieden drastisch afnam, werd onder meer de Nauernasche Vaart aangelegd. Overtollig water uit de droogmakerijen werd via de Nauernasche Vaart afgevoerd naar het IJ. Deze vaart volgde deels het traject van de voormalige grenssloot het Twiske. Als belangrijk oorspronkelijk landschappelijk element van regionale waarde dat als lijnvormig element in het landschap behouden moet blijven. Eveneens is de Vaartdijk die langs de vaart loopt een dijklichaam met een hoge cultuurhistorische en landschappelijke waarde.

Het plangebied bestaat uit overwegend grasland met kavelsloten, die niet haaks op de Vaartdijk lopen, maar schuin naar boven (of naar beneden; de ontginning vond plaats vanaf de Dorpsstraat). Deze structuur van een middeleeuws ontginningspatroon is (ondanks enige schaalvergroting door ruilverkaveling) nog herkenbaar aanwezig en van zeer hoge historisch geografische waarde. Het gebied wordt verder gekenmerkt door een grote openheid en relatief weinig bebouwing. Deze openheid, met lange zichtlijnen van en naar de Vaart is eveneens een zeer belangrijke historisch geografische waarde in het gebied.

De bebouwing bevindt zich voornamelijk in het noordelijk deel en bestaat uit vrijstaande en relatief kleinschalige bebouwing aan de Vaartdijk. Van cultuurhistorische waarde is hier deze kleinschaligheid, maar ook de losse strooiing op het erf van hoofd- en bijgebouwen, waarbij het hoofdgebouw vaak een kenmerkende draai in de rooilijn heeft en niet evenwijdig aan de vaart staat. Dit is het gevolg van het middeleeuwse verkavelingspatroon.

De weinige stolpen die zich in het plangebied bevinden hebben zeer hoge cultuurhistorische waarde vanwege de afleesbaarheid van het agrarische verleden van dit veengebied . Al is een groot deel van de panden in het gebied niet aangewezen als monument, het gebied bezit wel degelijk een aantal panden met hoge cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde die beeldbepalend kunnen zijn.

4.2 Water

Het Rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer in de Polder Assendelft en op de Nauernasche Vaart wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Watertoets
Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een watertoetsproces ingesteld bij de ruimtelijke planvorming. Het watertoetsproces heeft tot doel om elkaar vroegtijdig te informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van het belang van water en dit in ruimtelijke plannen gestalte te geven. Een watertoetsproces leidt onder andere tot een waterparagraaf in het plan. De diepgang van de watertoets en de inhoud van de waterparagraaf kan verschillen naar de aard van de planvorming. De watertoets moet er voor gaan zorgen dat er bij de inrichting van ons land bewust rekening wordt gehouden met water. De waterbeheerder en initiatiefnemer nemen daarvoor samen de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig mee bij alle ruimtelijke plannen of ingrepen.

Voor dit plan is de digitale watertoets gevolgd. De resultaten daarvan zijn in Bijlage 6 opgenomen. Uit de watertoets blijkt dat de normale waterprocedure gevolgd dient te worden. In dit kader wordt het plan voorgelegd aan het waterschap ter beoordeling.

4.2.1 Waterhuishouding

Het plangebied ligt in de polder Assendelft, de waterhuishouding wordt bepaald door het huidige (deels agrarische) gebruik. De Nauernasche Vaart vormt het boezemwater. De Nauernasche Vaart maakt onderdeel uit van de Schermerboezem. Langs de vaart ligt een dijk, namelijk de Vaartdijk. Dit betreft een regionale waterkering met bijbehorende kern- en beschermingszones. De Vaartdijk is een regionale waterkering die de polder Assendelft beschermd tegen het boezemwater van de Nauernasche Vaart. Recentelijk heeft er op dit stuk Vaartdijk een dijkversterking plaats gevonden. Voor het graven in een dijk, het oprichten van de bebouwing of anderszins de standzekerheid van een dijk beïnvloeden is ontheffing op de keur van het hoogheemraadschap noodzakelijk. Bedoelde regelgeving is van toepassing op het gehele dijklichaam en de beschermingszones.

Op de Legger Wateren 2020 van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is te zien dat er een primaire watergang door het gebied loopt. Ook de Nauernasche Vaart is een primaire watergang, evenals de Binnendelft. Voor het overige betreft het secundaire en tertiaire watergangen. Op basis van het peilbesluit Assendelft ligt het waterpeil in het plangebied op:

  • NAP-1,65 meter voor zover het betreft de dijksloot langs de Vaartdijk;
  • streefpeil NAP-2,25/-2,35 meter zomer-/winterpeil van de agrarische percelen, gelijk aan de Binnendelft. De Binnendelft is een belangrijke hoofdwaterloop die overtollig water richting het gemaal Pieter Engel vervoert. Dit gemaal slaat het water uit op de Nauernasche Vaart (streefpeil NAP-0,50 meter).
  • Daarnaast zijn er enkele gebieden met een afwijkend tussenpeil.

Het waterpeil draagt bij aan het behoud van de natuurwaarde van het Noorderveen.

Alle watergangen dienen voor de ontwatering en afwatering van de percelen en de berging van regenwater. Buiten deze functies dragen de hoofdwatergangen zorg voor de afvoer van het watersurplus naar de poldergemalen. De Nauernasche Vaart maakt onderdeel uit van de Schermerboezem. De Nauernasche Vaart watert in noordelijke richting af richting het Zaangemaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0006.jpg"

Watersysteem, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Aandachtspunten met betrekking tot waterkeringen en oppervlaktewater
Het hoogheemraadschap beheert het watersysteem en veranderingen aanbrengen in de waterhuishouding mag alleen met een watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Een watervergunning moet aangevraagd worden als door de realisatie een ruimtelijk plan:

  • een kering of dijk wordt beïnvloed;
  • sloten worden gedempt of verlegd;
  • er een toename van verhard oppervlakte (daken en verharding) van meer dan 800 m² wordt mogelijk gemaakt of;
  • de uitvoering van het onderhoud van watergangen beïnvloed wordt.

Het aanbrengen van steigers wordt door het hoogheemraadschap getoetst in verband met het onderhoud (riet en drijfvuil verwijderen, baggeren) van het oppervlaktewater. Een object in het water leidt tot vuilophoping en kunnen de doorvaarbaarheid en manoeuvreerruimte van onderhoudsvaartuigen verminderen. Voor de aanleg van steigers is een watervergunning noodzakelijk. Voor een steiger van 1 m breed en 6 m lang, onder de voorwaarde dat er 6 m vrije doorvaartbreedte overblijft, is een melding voldoende.

Afvalwater

Net ten noorden van het gemaal Pieter Engel ligt een belangrijke afvalwaterpersleiding van het hoogheemraadschap. Deze komt onder de Nauernasche Vaart door en loopt in westelijke richting het booster gemaal bij Saendelft.

Klimaatadaptatie

Ons klimaat verandert. Steeds vaker hebben we te maken met extremer weer: hevige regenbuien en langere perioden van hitte en droogte. Om schade en overlast zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken, moeten we ons hierop aanpassen.

De volgende afbeelding geeft bijvoorbeeld de inundatie in het plangebied bij een zeer heftige regenbui weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0007.jpg"

Klimaatatlas: inundatie in het plangebied bij een heftige neerslagsituatie van T=1000, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Het plangebied bevat relatief weinig verharding en veel grasland en oppervlaktewater. Er wordt niet of nauwelijks toename aan verharding voorzien in het plangebied. Hierdoor neemt de hittestress in het plangebied niet toe. Aangezien geen toename aan verharding wordt voorzien, heeft dat ook niet tot gevolg dat het waterbergend vermogen verminderd binnen dit bestemmingsplan.

4.2.2 Grondwater

In het landelijk gebied wordt de grondwaterstand beïnvloed door het waterpeil in het oppervlaktewater. Hoe groter de afstand echter tot de sloot is hoe groter de invloed van neerslag, verdamping en kwel op de grondwaterstand is. De hoogte van het peil van het oppervlaktewater wordt grotendeels gerelateerd aan de wenselijke grondwaterstanden in relatie tot het gebruik. Ook voor de lintbebouwing is het waterpeil en daarmee de grondwaterstand in principe gerelateerd aan het gebruik.

4.3 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Bro en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.

De Ladder is onder andere van toepassing op ontwikkelingen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen of en hoe de Ladder moet worden toegepast, zijn de volgende aspecten van belang:

  1. 1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
  2. 2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
  3. 3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  4. 4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  5. 5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Toetsing
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. In dit geval betreft het 'overige stedelijke functies'. Als een plan met overige functies wordt aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet de Ladder worden toegepast. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. Daarnaast worden eerder plaatsgevonden ontwikkelingen, op een adequate manier vastgelegd in dit nieuwe bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan biedt onder andere het juridisch-planologisch kader voor de kinderboerderij met bijbehorende kleinschalige horeca achter Vaartdijk 25b, en een hondenuitlaatservice te Vaartijk 27b te Assendelft. De functie kinderboerderij wordt als stedelijke ontwikkeling aangemerkt (ECLI:NL:RVS:2020:847). Ook wordt er in de woonbestemmingen bed & breakfast mogelijk gemaakt. De functie bed & breakfast kan ook als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt.

De vervolgvraag is of de stedelijke ontwikkeling 'nieuw' is. De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

In beginsel is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m2 bedraagt of indien de planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor een kinderboerderij aan Vaartdijk 25b te Assendelft en bed & breakfast in bestaande woningen, er is slechts sprake van een functiewijziging van bestaande bebouwing. Er is geen sprake van nieuw ruimtebeslag en het wordt daarom niet aangemerkt als vorm van stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder. Toetsing aan de ladder is daarom niet nodig.

Conclusie
Het bestemmingsplan maakt in de eerste instantie geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk met uitzondering van de kinderboerderij en de uitlaatservice. Dit initiatief betreft geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een uitgebreide toetsing aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking is niet noodzakelijk. De behoefte aan het initiatief is aangetoond.

4.4 Externe Veiligheid

De wet- en regelgeving voor externe veiligheid bestaat uit:

  1. 1. Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi);
  2. 2. Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
  3. 3. Vuurwerkbesluit
  4. 4. Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs)
  5. 5. Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water
  6. 6. Besluit externe veiligheid buisleidingen
  7. 7. Structuurvisie buisleidingen 2011-2035 (Ontwerp)
  8. 8. Beleidsnota Routering vervoer gevaarlijke stoffen over de weg binnen Zaanstad
  9. 9. Beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad

Situatie plangebied
Bedrijven
Binnen het plangebied bevinden zich geen bedrijven, waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is. Net buiten het plangebied bevinden zich twee bedrijven waarop het Bevi van toepassing is. Het invloedsgebied van deze bedrijven valt buiten het plangebied. Deze bedrijven vormen daarmee geen belemmering voor het plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen
Er vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor plaats en vormt daarmee geen belemmering voor het plangebied.

Het plangebied grenst aan de Nauernasche Vaart. De Nauernasche Vaart valt onder de bevaarbaarheidsklasse 5a. Voor binnenwateren zijn in het HART vuistregels opgenomen om vast te kunnen stellen of er zeker geen sprake is van een ruimtelijk extern veiligheidsprobleem. Uit het onderzoek blijkt, dat voor de Nauernasche Vaart wordt voldaan aan de vuistregels voor het groepsrisico. Er is zeker geen sprake van een ruimtelijk extern veiligheidsprobleem. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water vormt geen belemmering voor het plangebied.

Binnen het plangebied liggen geen hogedruk aardgastransportleidingen waarvoor een risicoberekening moet worden uitgevoerd. Buisleidingen vormen daarmee geen belemmering.

Buiten het plangebied ligt de N246, welke is aangewezen als "Route voor vervoer gevaarlijke stoffen". Het plangebied ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van de N246. Begin 2013 is door het bureau Prevent adviesgroep het plaatsgebonden en het groepsrisico van de N246 ter hoogte van het plangebied berekend. Hieruit blijkt dat het plaatsgebonden risico op de weg valt en dat het groepsrisico ver onder de 0.1 maal de oriëntatiewaarde ligt. 7

Nieuwe Kinderboerderij
Binnen het plangebied is het voornemen om een nieuwe kinderboerderij op te richten. De nieuwe kinderboerderij valt binnen het invloedsgebied van de N246. Uit een vergelijking met een ander deel van het wegvak met een hogere bevolkingsdichtheid blijkt dat ook met een grote toename de oriëntatiewaarde onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde blijft. Verder onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Conclusie
De externe veiligheid vormt geen belemmering voor de bestaande functies binnen het plangebied. Wanneer er nieuwe (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied van een risicobron worden gerealiseerd, moet er nieuwe kwantitatieve risicoanalyse specifiek gericht op de ontwikkeling worden uitgevoerd.

4.5 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder is de akoestische situatie van het plangebied Noorderveen onderzocht. Het plangebied ligt niet binnen de invloedsfeer van luchtverkeerslawaai en spoorweglawaai. Het plangebied ligt wel binnen de invloedsfeer van industrie- en wegverkeerslawaai.

De gevolgen van het industrie- en wegverkeerslawaai zijn voor de bestaande- en nieuwe ontwikkelingen van de geluidsgevoelige bestemmingen onderzocht.

Situatie plangebied
Wegverkeerslawaai.
Uit het onderzoek blijkt, dat de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer op de N246 op de gevels van de woningen aan de Vaartdijk in het plangebied boven de ten hoogste toelaatbare grenswaarde ligt. De woningen langs de Vaartdijk zijn niet opgenomen op de z.g. A- en B-lijst, omdat op 1 maart 1986 de geluidsbelasting op de gevels van deze woningen lager was dan 60 d(A). Om die reden gold voor deze woningen geen saneringssituatie en zijn deze woningen niet in aanmerking gekomen voor gevelmaatregelen.

Binnen het plangebied Noorderveen zijn langs de Vaartdijk 3 panden gevestigd die momenteel worden bewoond, maar waarvoor geen Omgevingsvergunning bouwen is verleend. Deze panden worden beschouwd als nieuwe ontwikkelingen en zijn getoetst aan de Wet geluidhinder en de Beleidsregel hogere waarden van de gemeente Zaanstad. Uit het onderzoek blijkt, dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai op de Provincialeweg N246 op de gevels van deze ontwikkelingen ten hoogste 60 tot 61 dB bedraagt. Hierdoor wordt niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor een buitenstedelijke weg als gevolg van het wegverkeerslawaai. De ten hoogste toelaatbare grenswaarde van 53 dB voor een buitenstedelijke weg wordt voor de 3 ontwikkeling op 3 gevels overschreden. Daarnaast wordt voor de 3 ontwikkelingen niet voldaan aan de voorwaarde van de Beleidsregel hogere waarden Zaanstad, waarin is gesteld dat een woning ook een geluidluwe gevel moet hebben.

Er is onderzocht of maatregelen aan de bron, zoals het toepassen van geluidsabsorberend asfalt een oplossing biedt. Ook na het toepassen van geluidsabsorberend asfalt wordt voor de 3 ontwikkelingen de ten hoogste toelaatbare grenswaarde van 53 dB op meerdere gevels nog steeds overschreden. Daarnaast is het toepassen van geluidsabsorberend asfalt op de Provincialeweg N246 voor de 3 ontwikkelingen financieel niet haalbaar. Het toepassen van geluidsabsorberend asfalt vormt geen oplossing voor de 3 ontwikkelingen.

Maatregelen in de overdracht, zoals het toepassen van een geluidsscherm langs de N246, is ook niet de oplossing. Er wordt voor de 3 ontwikkelingen niet voldaan aan de eis van een geluidluwe gevel, omdat niet wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Daarnaast is een geluidsscherm stedenbouwkundig niet wenselijk en financieel niet haalbaar voor de 3 ontwikkelingen.

De 3 ontwikkelingen kunnen niet worden gerealiseerd, c.q. gelegaliseerd, omdat de ten hoogste toelaatbare grenswaarde van 53 dB wordt overschreden en de ontwikkelingen geen geluidluwe gevel hebben. Maatregelen, zoals het toepassen van geluidsabsorberend asfalt of een geluidsscherm vormen geen oplossing en zijn financieel niet haalbaar voor de 3 ontwikkelingen.

Railverkeerslawaai.
Het plangebied ligt niet binnen de geluidzone van de spoorlijn Zaandam – Uitgeest, waardoor het railverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de plangebied.

Industrielawaai.
Voor het industrielawaai geldt dat een deel van het plangebied binnen de zone van het industrieterrein Assendelft ligt. Binnen de geluidzone van het industrieterrein Assendelft zijn geen geluidgevoelige ontwikkelingen gepland. Voor 20 bestaande woningen die gelegen zijn binnen de geluidszone van het industrieterrein Assendelft zijn destijds hogere waarden verleend. Het industrielawaai vormt geen belemmering voor het plangebied Noorderveen.

Lawaai van bedrijven binnen het plangebied Noorderveen wordt verder uitgewerkt in paragraaf 4.11.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan, aangezien het een consoliderend bestemmingsplan betreft. Nieuwe woonbestemmingen kunnen echter niet mogelijk worden gemaakt binnen dit bestemmingsplan, vanwege de geluidbelasting ten gevolge van de N246.

4.6 Duurzaamheid

In het Bouwbesluit 2012 zijn ten behoeve van duurzaam bouwen voor de nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen kwaliteitseisen gesteld. Daarnaast streeft Zaanstad bij de nieuwbouw van gebouwen zoveel mogelijk naar zongericht verkavelen door gevels en daken te oriënteren op het zuiden. Hierdoor kunnen passieve zonne-energie en actieve zonne-energie beter benut worden.

Binnen het plangebied zijn geen grote windturbines aanwezig en het oprichten van grote windturbines is ook niet mogelijk. Het zelfde geldt voorshands voor kleine windturbines.

In bepaalde gevallen is het plaatsen van een zonnepaneel of -collector vergunningsvrij. Hierover zal dan ook niets worden opgenomen in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt plaatsing niet rechtstreeks mogelijk. De bouw van complexen van zonnepanelen of -collectoren is binnen het bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Dit past ook niet binnen de Omgevingsverordening van de provincie.

Conclusie
Het aspect duurzaamheid vormt geen aandachtspunt voor het bestemmingsplan.

4.7 Luchtkwaliteit

Uit het onderzoek naar de luchtkwaliteit voor de jaren 2020 en 2030 blijkt, dat binnen het plangebied geen overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit plaatsvinden. Het onderzoek is gebaseerd op de gegevens uit de meest recente Monitoringstool 2018. Op termijn is het de verwachting dat de luchtkwaliteit nog meer zal verbeteren, waardoor er binnen het bestemmingsplan ook voor de toekomstige situatie geen overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit zullen plaatsvinden.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.8 Geur

Binnen het plangebied bevindt zich langs de Vaartdijk een aantal woningen die worden beschouwd als standaard geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid 2016 is voor de geurgevoelige objecten een streefkwaliteit opgenomen voor de geurbelasting. Er is onderzocht of er bedrijven zijn die geurhinder veroorzaken en of de geurhinder aanvaardbaar is. Het plangebied ligt in de omgeving van het bedrijf Forbo Flooring B.V. Dit bedrijf produceert marmoleum en linoleum. Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • Binnen een klein deel van het plangebied wordt niet voldaan aan de streefkwaliteit voor woningen als gevolg van de geurbelasting door Forbo Flooring B.V. Uit de geurcontouren behorende bij de geldende vergunning blijkt dat de geurbelasting vanwege Forbo Flooring B.V. binnen een klein deel van het plangebied hoger is dan de concentratie behorend bij de hedonische waarde H=-1 en 2xH=-1.
  • Vanwege de geurbelasting van Forbo Flooring B.V. is voor de woningen nader onderbouwd of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, namelijk:
    1. 1. de geurimmissie van Forbo Flooring B.V. is beter dan onaangenaam;
    2. 2. er is geen sprake van een onaanvaardbare cumulatie van geur;
    3. 3. de geurconcentratie overschrijdt binnen een klein deel van het plangebied de streefkwaliteit behorend bij een hedonische waarde van H=-1 en 2xH=-1. De geurbelasting ligt wel onder de geurbelasting die in beginsel als onaanvaardbaar wordt beschouwd;
    4. 4. Het betreft een al jaren bestaande situatie. In het kader van het Zaans geurbeleid wordt vanuit de bestaande geurhindersituatie gestreefd naar een afname van de geurhinder. Hiervoor zullen in de Omgevingsvergunning milieu geurreducerende maatregelen worden opgelegd, waardoor voor de bestaande woningen op termijn zal worden voldaan aan de streefkwaliteit, waardoor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zal worden bereikt.
    5. 5. Er worden geen nieuwe geurgevoelige bestemmingen voorzien binnen de H=-1 geurcontour

Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor het plangebied.

4.9 Bodem

Voor zover bekend leveren de verontreinigingen die in het plangebied aanwezig zijn, geen humane, ecologische of verspreidingsrisico's op of worden deze beheerst. Dit kan echter niet uitgesloten worden aangezien voor deze bodemparagraaf geen uitputtend onderzoek is uitgevoerd en de resultaten inmiddels achterhaald kunnen zijn.

Het is wel evident dat dit gebied gezien de historie niet vrij is van verontreinigingen. Met name de asbestproblematiek is hierbij leidend, er is in het verleden veel asbesthoudend materiaal gestort in de Vaartdijk.

In geval van de aanvraag van een bouwvergunning, grondverzet of een bestemmingswijziging kan het echter wel noodzakelijk zijn aanvullend onderzoek of sanerende maatregelen uit te voeren. Dit moet dan per geval beoordeeld worden. Bij een bestemmingswijziging moet de kwaliteit van de grond in de nieuwe bestemming voldoen aan de maximale waarden die horen bij de functie volgens de bodemfunctiekaart op de betreffende locatie.

Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Toekomstige nieuwe ontwikkelingen dienen in een aantal gevallen voorzien te zijn van een bodemonderzoek.

4.10 Natuur

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).

De Wet natuurbescherming beslaat zowel soortenbescherming als gebiedsbescherming. De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder de andere soorten vallen bijvoorbeeld de ringslang en grote modderkruiper. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen voor de andere soorten. Met betrekking tot de gebiedsbescherming wordt hoofdzakelijk gekeken naar de Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Situatie plangebied
In het plangebied liggen geen gebieden die zijn aangewezen als NNN of Natura 2000. Het plangebied ligt in de invloedssfeer van Natura 2000-gebieden. Voor Natura 2000-gebieden gelden zwaardere verplichtingen, waaronder het terugdringen van de stikstofbelasting. Hoe meer de stikstofdepositie wordt teruggedrongen, des te meer kunnen er ontwikkelingsmogelijkheden gegeven worden aan onder meer landbouw.

Voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Er vinden in principe geen ontwikkelingen plaats. Het plan zal daardoor geen negatieve invloed hebben op Natura-2000 gebieden. Ook worden er geen potentiële natuurwaarden of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten verwijderd als gevolg van vaststelling van dit bestemmingsplan. Wanneer een vergunning wordt aangevraagd voor sloop of (bouw)werkzaamheden binnen het plangebied, dan dient een ecologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Conclusie
Het aspect natuur vormt geen verdere belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.11 Bedrijven En Milieuzonering

De functies wonen en bedrijven kunnen elkaar wederzijds beïnvloeden. Enerzijds kunnen de bestaande bedrijven een belemmering vormen voor nieuwe ontwikkelingen, zoals de bouw van nieuwe woningen in de nabijheid van bedrijven, anderzijds kan oprukkende woningbouw voor een bedrijf een bedreiging vormen voor de bedrijfsactiviteiten. Door het hanteren van bepaalde richtafstanden tussen bedrijven en woningen of andere hindergevoelige bestemmingen, ontstaat de zogenaamde milieuzonering, waarin een goede afstemming plaats vindt tussen milieubelastende activiteiten en milieugevoelige objecten. Om in deze zonering wat eenheid te verkrijgen heeft de Vereniging van Nederlandse gemeenten een brochure uitgebracht ´ Bedrijven en milieuzonering´ dat als richtlijn voor de gemeenten geldt. In de handreiking is de toelaatbaarheid van bedrijven in combinatie met wonen of andere milieugevoelige functie uitgedrukt in richtafstanden. Aan deze richtafstanden zijn bedrijven ingedeeld in categorieën. De standaard richtafstand en daarmee de categorie is gebaseerd op een rustige woonwijk. Naast een rustige woonwijk kan sprake zijn van gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied waar bedrijven en woningen door elkaar staan of waar de verstoring wordt veroorzaakt door een bedrijventerrein.

Situatie plangebied
Het noordelijk deel van het gebied is gemengd gebied als gevolg van de nabijheid van het bedrijven/industrieterrein. De rest van het plangebied is gemengd op basis van de aanwezigheid van paardenfokkerijen en het feit dat een deel van het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van de Provincialeweg N246. Indien sprake is van een gemengd gebied kan de milieucategorie met 1 afstandstap verlaagd worden. Een milieucategorie 3.2 (richtafstand 100 meter) bedrijf wordt dan een categorie 3.1 (richtafstand 50 meter) bedrijf. Het plangebied is te definiëren als een gemengd gebied.

Binnen het plangebied zijn enkel twee agrarische bedrijven aanwezig. Deze zijn op de verbeelding bestemd als agrarisch bedrijf. Beide bedrijven vallen onder categorie 3.1: 'fokken en houden van overige graasdieren - paardenfokkerijen'. Het maatgevend milieuaspect is geur, met een richtafstand van 30 m op basis van gemengd gebied. De werkelijke afstand tot woningen is 40 m. De beide bedrijven passen. Deze bedrijven krijgen een specifieke bestemming. Agrarische bedrijven zijn in Zaanstad niet opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Er zijn geen andere bedrijven binnen het plangebied aanwezig, met uitzondering van een bestaand opslag- en distributiebedrijf aan de noordzijde van het plangebied. Het bedrijf is specifiek als 'opslag- en distributiebedrijf' bestemd. Daarnaast zijn ambachtelijke bedrijven en ateliers van maximaal milieucategorie 1 toegestaan. Het opslag- en distributiebedrijf valt in milieucategorie 3.1. In een gemengd gebied geldt hiervoor een richtafstand van 30 m. Geluid is het maatgevende milieuaspect. Het betreft een bestaand bedrijf, gelegen naast bestaande woningen. De naastgelegen woningen liggen binnen de richtafstand van 30 m. Het betreft echter een kleinschalig opslag en distributiebedrijf, waardoor er weinig tot geen geluidhinder optreedt. De daadwerkelijke afstand wat betreft geluid is beperkt en het bedrijf is passend in de omgeving.

Het vestigen van andere bedrijven is conform het bestemmingsplan niet toegestaan. Uitzondering hierop is lichte bedrijvigheid die gecombineerd kan worden met de woonfunctie. Hiervoor wordt verwezen naar "Bedrijven aan huis".

Bedrijven aan huis: (aan) huisgebonden beroep/bedrijf
Het bestemmingsplan maakt lichte bedrijvigheid aan huis mogelijk. Het gaat hier om bedrijvigheid die in principe niet milieubelastend is of belasting geeft voor de omgeving. Ook geldt hierbij dat de woonfunctie nog steeds de primaire functie op het perceel blijft. Het beroep aan huis mag maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning in beslag nemen. Horeca en detailhandel zijn niet toegestaan als bedrijf aan huis. Ter verduidelijking is wel beperkte verkoop ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten mogelijk. De verkeerssituatie ter plaatse mag niet in het geding komen.

Nieuwe kinderboerderij
Een kinderboerderij is volgens de VNG-brochure een categorie 2 bedrijf met een milieuzone van 30 meter voor het aspect geluid. De bestaande woning ligt op ca. 20 meter afstand van de kinderboerderij en ligt dus in de milieuzone van de kinderboerderij. Dit betreft echter het voorerf. Het zwaartepunt van de activiteiten vindt verderop plaats. De bebouwing ligt verder op het perceel. De tijdelijke opslag van mest vindt plaats op ruime afstand van het woonperceel. Gelet hierop wordt de situering van de kinderboerderij aanvaardbaar geacht.

Hondenuitlaatservice
De hondenuitlaatservice laat zich het beste vergelijken met een dierenasiel of opvang in de VNG-brochure, en is daarmee aangemerkt met een milieucategorie 3.2. Dit betekent dat hier een milieuzonering geldt van 100 meter.

Ten aanzien van de hondenuitlaatservice is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Uit het onderzoek blijkt dat richt- en grenswaarde uit de VNG-publicatie en het Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en de maximale niveaus worden overschreden. Door een geluidsscherm te realiseren van 1,2 meter hoog en 40 meter lang aan de noordoost zijde van het uitrenveld kan de benodigde reductie worden behaald. In overleg met de eigenaar van de inrichting kan het realiseren van een desbetreffend scherm in overweging worden genomen. Indien het realiseren van een geluidscherm op overwegende bezwaren stuit, wordt voorgesteld de overschrijding acceptabel te achten. Het bevoegd gezag kan een bestuurlijke afweging maken om hogere niveaus toe te staan en maatwerkvoorschriften vast te stellen.

Wanneer een hoger niveau wordt toegestaan wordt er getoetst aan het hogere waardenbeleid van gemeente Zaanstad. Dit beleid is opgenomen in XX.

Bedrijven buiten het plangebied
Het industrieterrein ten noorden van het plangebied heeft invloed op het plangebied. Bepalend bedrijf is Forbo. Dit bedrijf is zeer specifiek en is niet direct in te delen op basis van een SBI-code. Voor het bedrijf wordt wel categorie 4.1 met een richtafstand van 200 meter (of 100 meter voor gemengd gebied) gehanteerd. Het noordelijke deel van het plangebied grenst aan het terrein van Forbo en valt daarmee binnen de richtafstanden van Forbo. Hierdoor kunnen geen nieuwe milieugevoelige bestemmingen gerealiseerd worden ter plaatse van Vaartdijk 49 t/m 57 op basis van de gebiedstypering gemengd gebied. Voor dit bedrijf is een geuronderzoek uitgevoerd, zoals opgenomen in paragraaf 4.8.

Conclusie
Het plangebied Noorderveen bestaat uit gemengd gebied op basis van de aanwezigheid van een industriegebied aan de noordgrens van het gebied, paardenfokkerijen binnen het plangebied en het feit dat een deel van het plangebied binnen de invloedssfeer van de Provincialeweg N246 ligt. Binnen het plangebied is een "Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein" opgenomen voor het toetsen van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten. Daarnaast zijn aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten toegestaan tot ten hoogste categorie 1.

De paardenfokkerijen krijgen een specifieke bestemming. Agrarische bedrijven zijn in Zaanstad niet opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ook het opslagbedrijf aan de noordzijde van het plangebied wordt specifiek bestemd.

Voor het gehele plangebied geldt dat de vestiging van nieuwe bedrijven is uitgesloten.

4.12 Stralingshinder

Elektromagnetische velden rond de hoogspanningslijnen
Door het plangebied lopen geen 380 Kv –hoogspanningslijnen en vormen dus geen belemmering voor het plangebied.

Elektromagnetische straling van antenne- installaties voor mobile telecommunicatie
In het plangebied is 1 GSM en UMTS antenne-installatie aanwezig tegenover Vaartdijk 34.

Een veilige afstand tot een antenne is minimaal drie meter voor het antennepaneel en een halve meter onder, boven en achter het antennepaneel. De antennes staan meestal op masten van drie tot vijf meter hoogte op het dak van een gebouw of op hogere masten vanaf de grond. In de huidige situatie wordt er voldaan aan de vereiste veiligheidsafstanden voor de antennes binnen het plangebied.

Conclusie
Binnen het plangebied liggen geen bovengrondse hoogspanningslijnen. In het plangebied is 1 UMTS en GSM antenne-installatie aanwezig. Een veilige afstand tot een antenne is minimaal drie meter voor het antennepaneel en een halve meter onder, boven en achter het antennepaneel. In de huidige situatie wordt er voldaan aan de vereiste veiligheidsafstanden.

4.13 Beperkingen Luchthaven Schiphol

Het plangebied Noorderveen ligt buiten het beperkingengebied van Schiphol ten aanzien van de aspecten geluid, externe veiligheid en het hoogtebeperkingen gebied. Schiphol vormt geen belemmering voor het plangebied Noorderveen.

4.14 Milieueffectrapportage

In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder bijlage C of onder bijlage D van het besluit-m.e.r. vallen. Het plan is daardoor niet m.e.r. of m.e.r.-beoordelingsplichtig.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan Noorderveen heeft met ingang van 4 mei 2022 voor een periode van zes weken (dus tot en met 15 juni 2022) ter inzage gelegen. Er zijn 6 zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen zijn beantwoord in de Nota van zienswijzen bestemmingsplan Noorderveen (zie Bijlage 9). Dit heeft geleid tot wijziging van het bestemmingsplan. Deze wijzigingen staan in hoofdstuk 3 en 4 van de Nota van zienswijzen.

5.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan voorziet verder niet in ontwikkelingen van een dusdanige omvang dat daarvoor gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening jo. het Besluit ruimtelijke ordening een exploitatieplan c.q. exploitatieovereenkomst moet worden opgesteld c.q. afgesloten.

Hoofdstuk 6 Participatie

6.1 Overleg Met Overheden, Diensten En Belanghebbenden

6.1.1 Wettelijke overlegpartners

Op grond van art. 3.1.1 Brozijn enkele instanties en de buurgemeenten rechtstreeks geïnformeerd over de mogelijkheid om te reageren op het voorontwerp. Het verslag van de vooroverlegreacties en tot welke wijzigingen in het plan dit heeft geleid, is opgenomen in Bijlage 8 Nota van vooroverleg.

6.1.2 Belanghebbenden

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Noorderveen is het plangebied geïnventariseerd en is een voorontwerp verbeelding (plankaart) ter inzage gelegd. Deze verbeelding is besproken met inwoners. Tijdens deze gesprekken konden inwoners aangeven of de verbeelding klopt. Van de mogelijkheid om de verbeelding persoonlijk te bespreken met de gemeente is door 14 mensen gebruik gemaakt.
Van 19 mei tot 30 juni 2021 is vervolgens het voorontwerp van het bestemmingsplan Noorderveen voor zes weken voor inspraak ter inzage gelegd. Degenen die hadden gereageerd op de conceptverbeelding zijn daarvan vooraf op de hoogte gesteld. In het voorontwerp is zoveel als mogelijk rekening gehouden met de reacties uit de 'tafeltjesgesprekken'. Inspraak biedt belanghebbenden de mogelijkheid vroegtijdig te reageren op de eerste concepten van het nieuwe plan. Het verslag van de inspraakreacties en tot welke wijzigingen in het plan dit heeft geleid, is opgenomen in Bijlage 7 Nota van inspraak.

Hoofdstuk 7 Toelichting Op Bestemmingsplan

7.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden. Het digitale bestemmingsplan 'Noorderveen' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301).

Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.

Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

Regels
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
  2. 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn;
  3. 3. Algemene regels
    In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
  4. 4. Overgangs- en slotregels
    In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.

Toelichting

In de toelichtingis in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.

7.2 Begrippen En Wijze Van Meten

Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.

Dakkapel
Een dakkapel wordt in de bouwregelgeving (Wabo, Bor) niet gedefinieerd. Daardoor ontstaat er nog wel eens onduidelijkheid over de vraag 'is dit nog een dakkapel of niet?'. Om die reden is in het plan een begripsbepaling opgenomen voor een dakkapel.

Een dakkapel is een uitbouw in een schuin dakvlak, waardoor stahoogte ter plaatse verkregen wordt, voorzien van een verticaal raamkozijn, een dakvlak en zijwanden. Een dakkapel wordt geplaatst in een schuin dakvlak. Dat wil zeggen dat er rondom de dakkapel sprake moet zijn van een dak (met uitzondering van dakkapellen vanuit de nok). Wanneer een voorgevel gedeeltelijk wordt doorgebouwd boven de goot dan is er geen sprake van een dakkapel maar van een dakopbouw. Ook wanneer het bouwwerk boven de bestaande nok uitkomt is er sprake van een dakopbouw.

7.3 Bestemmingen

Functieomschrijving (lid x.1)
De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt').

Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemmingen, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.

De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in lid 18.3. In de functieomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op lid 18.3.

Voorrangsregelinggebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.

In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen 17 Algemene bouwregels en 18 Algemene gebruiksregels. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.

7.4 Agrarisch Met Waarden

Bestemming Agrarisch met waarden (3)
Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn opgenomen alle gronden met hoofdzakelijk grondgebonden agrarisch gebruik, die tevens landschappelijke en/of cultuurhistorische en/of natuurwaarde bezitten en de agrarische bouwvlakken. Voor het bouwvlak geldt dat deze voor maximaal 70% bebouwd mag worden, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.

Onder het toegestane gebruik vallen de agrarische bedrijfsactiviteiten waaronder de agrarische bedrijfswoning voor zover aangeduid op de verbeelding (maximaal 750 m³) en dagrecreatief medegebruik. Opslag voor veevoer is slechts toegestaan op de gronden die zijn aangeduid als 'opslag'. Een paardrijbak is slechts toegestaan op de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak'. Voorzieningen voor paardenhouderijen zijn toegestaan voor zover de locatie op de verbeelding is aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - voorzieningen paardenhouderij'. Ook is er een uitrenveld voor honden toegestaan op de gronden naast de hondenuitlaatservice aan Vaartdijk 27b te Assendelft. Daarnaast is in de bestemming Agrarisch met waarden toegestaan: opstapplaatsen voor kano's en boten, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen, waterhuishouding, luchtvaart en luchtverkeersveiligheid (recreatie)paden, bruggen, steigers en water.

Schuilstallen van 30 m2 worden mogelijk gemaakt, waarbij geldt dat er één schuilstal mogelijk is per perceel van minimaal 5.000 m2.

De aanwezige en landschaps- en natuurwaarden maken het agrarische hoofdgebruik echter niet onmogelijk, ze zijn zelfs mede afhankelijk van de instandhouding van dit gebruik, maar kunnen wel extra beperkingen aan het agrarische gebruik opleggen. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is opgenomen in deze bestemming (de vroegere aanlegvergunning).

7.5 Bedrijf

Bestemming Bedrijf (4)
De bestemming Bedrijf biedt ruimte voor ambachtelijke bedrijven, ateliers (van categorie 1) en het bestaande opslag- en distributiebedrijf aan Vaartdijk 57AA te Assendelft. Daarnaast is in de bestemming Bedrijf toegestaan: buitenopslag van max. 3 m hoog (tenzij aangegeven op de verbeelding dat dit gebruik niet is toegestaan), inpandige caravanstalling, groen- en erfvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, verkeer- en verblijfsvoorzieningen, water en andere bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

De hoofdregel is dat gebouwen alleen zijn toegestaan binnen het daarvoor aangegeven bouwvlak. Met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is de maximale bouwhoogte van gebouwen vastgelegd op de verbeelding.

7.6 Bedrijf - Hondenuitlaatservice

Bestemming Bedrijf - Hondenuitlaatservice (5)

Op de gronden aan Vaartdijk 27b te Assendelft is een hondenuitlaatservice, een ondergeschikte paardenhouderij en een (paarden)rijbak toegestaan. Bij de hondenuitlaatservice is tevens dagbesteding toegestaan. Voorwaarden hiervoor zijn dat: de opvang maximaal 8 personen bedraagt en parkeren op eigen terrein plaats vindt. Hiermee wordt geregeld dat er geen sprake is van verkeershinder en een onevenredige parkeerdruk in de openbare ruimte. Op de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - houden van paarden niet toegestaan' is het houden van paarden niet toegestaan, aangezien woningen van derden te dicht bij liggen. Om diezelfde reden is een deel van het perceel aangeduid met een aanduiding waarbinnen mestopslag niet wordt toegestaan. Daarnaast is in de bestemming Bedrijf - Hondenuitlaatservice toegestaan: buitenopslag, groen- en erfvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, verkeer- en verblijfsvoorzieningen, water en andere bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

De hoofdregel is dat gebouwen alleen zijn toegestaan binnen het daarvoor aangegeven bouwvlak. Direct aansluitend aan het bouwvlak is tevens 100 m2 aan gebouwen toegestaan. Met de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is de maximale goothoogte en bouwhoogte van gebouwen vastgelegd op de verbeelding.

7.7 Bedrijf - Nutsvoorziening

Polder Gemaal Pieter Engel is bestemd als 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. Naast het gemaal zijn groenvoorzieningen, water, (openbare) nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, perceelsontsluitingen en overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming toegestaan.

Voor het bouwen van terreinafscheidingen, scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is de maximale bouwhoogte vastgelegd in de planregels.

7.8 Groen

Bestemming Groen (7)
Groen dat een min of meer structureel karakter heeft moet gehandhaafd blijven. Het gaat dan om groen dat fungeert als groene buffer of afscheiding tussen de Vaartdijk en achterliggende functies. Ook opstapplaatsen voor kano's en boten, bruggen, duikers en steigers, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, perceelsontsluitingen en overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming. In het bestemmingsplan krijgen deze gronden de bestemming 'Groen'.

7.9 Recreatie

Bestemming Recreatie (8)
Binnen het plangebied bevinden zich volkstuinen, schooltuinen en een kinderboerderij met een theetuin en terras. Dit artikel maakt deze functies en dagrecreatief medegebruik mogelijk. Het terras mag alleen worden gebruikt als ondergeschikte functie, als terras bij de theetuin. Daarnaast is het toegestaan een zorgboerderij met dagopvang te realiseren. Voorwaarden hiervoor zijn dat: de opvang maximaal 8 personen bedraagt en parkeren op eigen terrein plaats vindt. Ook is ondergeschikte paardenhouderij toegestaan, met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - houden van paarden niet toegestaan', aangezien woningen van derden te dicht bij liggen. Om diezelfde reden is een deel van het perceel aangeduid met een aanduiding waarbinnen mestopslag niet wordt toegestaan. Verder zijn groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, water en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming mogelijk. Voor genoemde functies zijn bouwregels opgenomen.

De hoofdregel is dat gebouwen alleen zijn toegestaan binnen het daarvoor aangegeven bouwvlak. Buiten het bouwvlak is tevens 115 m2 aan gebouwen toegestaan, mits de bouwhoogte niet meer dan 3 m is. Met de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is de maximale goothoogte en bouwhoogte van gebouwen vastgelegd op de verbeelding. Voor het bouwen van gebouwen voor volkstuinen en schooltuinen zijn andere bouwregels opgenomen betreffende de toegestane gezamenlijke oppervlakte en bouwhoogte.

Schuilstallen van 30 m2 worden mogelijk gemaakt, waarbij geldt dat er één schuilstal mogelijk is per perceel van minimaal 5.000 m2.

7.10 Tuin

Bestemming Tuin (9)

De tuinen om de woningen heen, tot 3 m van de voorgevel, zijn bestemd als 'Tuin'. Bij een stolpboerderij ligt de bestemming 'Tuin' tot aan de achtergevel. Naast tuinen zijn de gronden bestemd voor wonen in een erker, toegangsvoorzieningen tot de aangrenzende percelen, parkeren en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

In de bouwregels zijn regels opgenomen over het bouwen van bijbehorende bouwwerken, erkers en luifels. Daarnaast zijn er regels over de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opgenomen.

Bijbehorende bouwwerken

De regels voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken of uitbreiding daarvan in het achtererfgebied voor de zone binnen 4 meter van het hoofdgebouw en daarbuiten verschillen van elkaar doordat er in functie verschillende mogelijkheden zijn.

Binnen de vier meter grens vanaf het hoofdgebouw is in het achtererfgebied vergunningsvrij een bijbehorend bouwwerk enkel plat afgedekt mogelijk. De gemeente Zaanstad ziet ruimte om hier extra mogelijkheden te bieden ten gunste van de woonkwaliteit zonder dat deze de herkenbaarheid van hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk aantasten. Deze extra ruimte wordt vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn geboden. Deze drie meter is vergelijkbaar met de hoogte van een verdieping en waarborgt voldoende onderscheid in hoofd- en bijgebouw, zodat het hoofdvolume als zodanig herkenbaar blijft. Door deze drie meter is het mogelijk meer te bouwen, zonder dat dit een grote ruimtelijke impact heeft op de openbaar toegankelijke ruimte.

Dit betekent dat tussen 1 meter en 3 meter achter de voorgevelrooilijn (de lijn waarop doorgaans de voorgevel van de woning is geplaatst) enkel de mogelijkheden gelden die vergunningvrij zijn toegestaan en vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn ruimere mogelijkheden gelden. De ruimere mogelijkheden gelden ook als er reeds gebruik is gemaakt van de vergunningsvrije mogelijkheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0008.png"

Bijbehorende bouwwerken die op minder dan 4 meter afstand komen te staan van het hoofdgebouw en drie meter achter de voorgevelrooilijn zijn gepositioneerd.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

- De vormgeving van de kap is afgeleid van de kap van het hoofdgebouw. Dat houdt in dat de dakhelling gelijk aan of kleiner moet zijn dan die van de woning. Dus als het hoofdgebouw plat is afgedekt, geldt dit ook voor het bijgebouw. Is het hoofdgebouw voorzien van een zadeldak, dan dient het bijbehorende bouwwerk te worden voorzien van een zadeldak.

- Uitzondering hierop is de mansardekap. De mansardekap heeft een eigen verhouding die door het toepassen op bijbehorende bouwwerken uit balans kan raken door de afwijkende maatvoering. Ook is een mansardekap in de regel ruim aan de maat en vergelijkbaar met twee lagen plat. Dit kan op naastgelegen panden en ervan een onwenselijke situatie opleveren voor wat betreft ruimtelijkheid en schaduwwerking. Een zadeldak is wel mogelijk op een bijgebouw, mits de hellingshoek van het dakvlak van het bijbehorend bouwwerk niet groter is dan de hellingshoek van de denkbeeldige lijn tussen goot en nok van het hoofdvolume.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0009.png"

- Voor de maximale hoogte van de dakvoet wordt aangesloten bij de regels voor vergunningvrij bouwen.

- Om een duidelijk onderscheid te behouden tussen het hoofdvolume en een bijgebouw en om de ruimtelijke kwaliteit van de aanliggende erven te bewaken zijn regels opgesteld die de maximale bouwmogelijkheden inkaderen.

- Voor de maximaal te bebouwen oppervlakte wordt aangesloten bij de regels voor vergunningvrij bouwen.

Buiten de vier meter grens is in het achtererf een bijbehorend bouwwerk met kap reeds vergunningvrij mogelijk. De regels geven betreft maatvoering voldoende ruimte voor een bouwwerk met een functie ter ondersteuning van het hoofdgebouw. Vergunningsvrij wordt een zone van 1 meter aangehouden die niet bebouwd mag worden vanaf openbaar toegankelijk gebied. De gemeente staat toe deze zone wel te bebouwen met een bijbehorend bouwwerk. De overige eisen betreft functie, hoogte en oppervlakte zijn in deze zone wel van toepassing.

Voor bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied buiten de vier meter geldt dan ook de maatvoering die vergunningsvrij mogelijk is, waarbij de gemeente toestaat de ruimte binnen 1 meter vanaf openbaar gebied te bebouwen, mits wordt voldaan aan de overige eisen van de maatvoering. De maximale nokhoogte wordt mede bepaald door de afstand tot de perceelsgrens om negatieve gevolgen voor buren te beperken. De perceelsgrens richting openbaar toegankelijk gebied is hier niet gevoelig voor. De gemeente hanteert de regel richting deze grens niet, waardoor op de perceelgrens richting openbaar toegankelijk gebied een bebouwingshoogte van 5 meter mogelijk is voor een bijbehorend bouwwerk. De goothoogte is wel maximaal 3 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0010.png"

Erkers

Voor het bouwen van erkers geldt de algemene richtlijn dat de aanbouw een ondergeschikte vergroting van het hoofdgebouw moet zijn waarbij het bebouwingsbeeld in de straat nauwelijks wordt beïnvloed. Een aanbouw is ondergeschikt als de bouwgrens niet verder dan 1,50 meter overschreden wordt, met een maximum van de helft van de diepte van de voortuin en niet meer dan twee derde deel van de breedte van de voorgevel van de woning beslaat. Een afdak kan in lijn met de erker worden gebouwd en worden verbonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0011.png"

Luifels

Een luifel is een afdak aan een gebouw, bedoeld als bescherming tegen de regen bij de voordeur. De luifel heeft een beperkt formaat en is een ondergeschikte toevoeging in het voorerfgebied aan de voor- of zijgevel. Bij de aanwezigheid van een erker of vooraanbouw kan de luifel één geheel vormen met de erker of vooruitbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0012.png"

Erfafscheidingen

Het Besluit omgevingsrecht staat in het voorerfgebied erfafscheidingen van 1 meter hoog toe. In het achtererf is dit twee meter. Een erfafscheiding wordt geplaatst ten behoefte van privacy en veiligheid. Dit is veelal een privé aangelegenheid en levert een te grote diversiteit aan erfafscheidingen op. Dit bepaalt mede het stedenbouwkundig beeld en begrenzing van de openbare ruimte. Desalniettemin vindt de gemeente het van belang tegemoet te komen aan de privacywens van de bewoners. Hierom wordt vanaf drie meter achter de voorgevelrooilijn medewerking verleend aan een erfafscheiding van maximaal 2 meter hoog. Deze drie meter is gelijk aan de potentiele mogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken aan de zijkant van een woning in het achtererfgebied. Een vereiste is wel dat het straatprofiel minimaal 20 meter breed is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0013.png"

Als een berging in de voortuin staat is de impact van een erfafscheiding geplaatst tussen de berging en de woning beperkt. Hierdoor kan in maatvoering worden aangesloten op de mogelijkheden op het achtererf tussen een vergunde berging en een woning op de erfgrens tussen twee woningen. Dit betekent dat hier een erfafscheiding van 2 meter hoog kan worden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0014.png"

Erfafscheidingen in het voorerfgebied mogen maximaal 1 meter hoog zijn. De Nota Woonbebouwing geeft geen extra ruimte voor hogere erfafscheidingen aangrenzend met openbaar toegankelijk gebied. In de verbeelding staan erfafscheidingen van 2 meter hoog. Dergelijke erfafscheidingen verbreken de relatie tussen de voorgevel met de openbare ruimte. Dit verbreekt de sociale controle/veiligheid (‘ogen op straat’) en zorgt voor een rommelige begrenzing van de openbare ruimte, vaak door diverse materialen en staat van onderhoud.

Een erfafscheiding aan de openbaar toegankelijke ruimte kan impact hebben op de aanzicht van een wijk of buurt. Een te grote diversiteit aan schuttingen en andere scheidingen kan het aanzicht verstoren en maakt een straat of buurt minder aantrekkelijk. Bij nieuwbouw wordt gestuurd op het mee-ontwerpen van een erfafscheiding richting de openbaar toegankelijke ruimte voor een eenduidig kwalitatief beeld.

In overige gevallen wordt aangesloten bij de mogelijkheden die vergunningvrij zijn toegestaan.

7.11 Verkeer

Bestemming Verkeer (10)

De Noorderveenweg is bestemd als 'Verkeer'. Binnen deze bestemming is de functie voor het afwikkelen van verkeer het belangrijkst. Daarnaast zijn bruggen, tunnels, duikers en kunstwerken, geluidschermen, voorzieningen ter vermindering van lichtoverlast, groenvoorzieningen, (openbare) nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, verkeersvoorzieningen, water en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming toegestaan.

7.12 Verkeer - Verblijfsgebied

Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (11)
De Vaartdijk is bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Bij 'Verkeer-Verblijfsgebied' gaat het om wegen en gebieden met verblijfsfunctie en buurtontsluitingswegen. Ook parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, bruggen en duikers, (openbare) nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, verkeersvoorzieningen, standplaatsen voor kramen, water en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming zijn toegestaan.

7.13 Water

Bestemming Water (12)
Deze bestemming is gelegd op het water dat deel uitmaakt van de hoofdwaterstructuur binnen het plangebied. Dit water is belangrijk voor de waterbergings- en aan/ afvoerfunctie binnen het plangebied. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' is tevens een brug toegestaan. Ook is per woning een brug toegestaan voor de ontsluiting van de woningen.

7.14 Wonen

Bestemming Wonen (13)
Alleen bestaande, legale woningen zijn opgenomen als bestemming 'Wonen'. Verder wordt zorgwonen, particuliere vakantieverhuur, een Bed & Breakfast en hobbymatige paardenhouderij toegestaan binnen deze bestemming. Ook zijn toegestaan: water, tuin- en groenvoorzieningen, zwembaden, openbare nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Eén bouwvlak van een woning is verlegd, voor dit perceel is een voorwaardelijke verplichting opgenomen (lid 13.2.5): de oude woning dient gesloopt te worden, voordat de nieuwe woning in gebruik wordt genomen.

In de specifieke gebruiksregels zijn regels voor het splitsen en omzetten van woningen opgenomen. Van omzetting is sprake als zelfstandige woningen naar onzelfstandige woningen worden omgezet, ook wel kamergewijze verhuur genoemd. Ook zijn regels opgenomen voor toeristische verhuur. In lid 13.5Afwijken van de gebruiksregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. In dit artikel wordt een koppeling gemaakt met de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 of rechtsopvolgers hiervan, waarin de afwijkingsmogelijkheid is opgenomen.

Ook zijn er specifieke gebruiksregels voor particuliere vakantieverhuur en Bed & Breakfast opgenomen. Voor particuliere vakantieverhuur geldt dat er maximaal 4 personen gebruik mogen maken van toeristische verhuur. Er is hiervoor gekozen omdat het bij toeristische verhuur van woonruimte om kleinschalig verhuur van woonruimte gaat. Daarnaast is de woonfunctie bij toeristische verhuur overheersend en mag toeristische verhuur niet leiden tot extra druk op de leefomgeving. Bij toeristisch verhuur aan meer dan vier personen wordt er ingeboet aan kleinschaligheid en gaat de accommodatie te veel op een pension of hotel lijken. Indien toeristische verhuur op een pension of een hotel gaat lijken, dan is er sprake van oneerlijke concurrentie ten opzichte van bijvoorbeeld hotels.

De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd en te voldoen aan de maximale goot- en bouwhoogte zoals aangeduid op de verbeelding.

Bijbehorende bouwwerken

De regels voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken of uitbreiding daarvan in het achtererfgebied voor de zone binnen 4 meter van het hoofdgebouw en daarbuiten verschillen van elkaar doordat er in functie verschillende mogelijkheden zijn.

Binnen de vier meter grens vanaf het hoofdgebouw is in het achtererfgebied vergunningsvrij een bijbehorend bouwwerk enkel plat afgedekt mogelijk. De gemeente Zaanstad ziet ruimte om hier extra mogelijkheden te bieden ten gunste van de woonkwaliteit zonder dat deze de herkenbaarheid van hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk aantasten. Deze extra ruimte wordt vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn geboden. Deze drie meter is vergelijkbaar met de hoogte van een verdieping en waarborgt voldoende onderscheid in hoofd- en bijgebouw, zodat het hoofdvolume als zodanig herkenbaar blijft. Door deze drie meter is het mogelijk meer te bouwen, zonder dat dit een grote ruimtelijke impact heeft op de openbaar toegankelijke ruimte.

Dit betekent dat tussen 1 meter en 3 meter achter de voorgevelrooilijn (de lijn waarop doorgaans de voorgevel van de woning is geplaatst) enkel de mogelijkheden gelden die vergunningvrij zijn toegestaan en vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn ruimere mogelijkheden gelden. De ruimere mogelijkheden gelden ook als er reeds gebruik is gemaakt van de vergunningsvrije mogelijkheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0015.png"

Bijbehorende bouwwerken die op minder dan 4 meter afstand komen te staan van het hoofdgebouw en drie meter achter de voorgevelrooilijn zijn gepositioneerd.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

- De vormgeving van de kap is afgeleid van de kap van het hoofdgebouw. Dat houdt in dat de dakhelling gelijk aan of kleiner moet zijn dan die van de woning. Dus als het hoofdgebouw plat is afgedekt, geldt dit ook voor het bijgebouw. Is het hoofdgebouw voorzien van een zadeldak, dan dient het bijbehorende bouwwerk te worden voorzien van een zadeldak.

- Uitzondering hierop is de mansardekap. De mansardekap heeft een eigen verhouding die door het toepassen op bijbehorende bouwwerken uit balans kan raken door de afwijkende maatvoering. Ook is een mansardekap in de regel ruim aan de maat en vergelijkbaar met twee lagen plat. Dit kan op naastgelegen panden en ervan een onwenselijke situatie opleveren voor wat betreft ruimtelijkheid en schaduwwerking. Een zadeldak is wel mogelijk op een bijgebouw, mits de hellingshoek van het dakvlak van het bijbehorend bouwwerk niet groter is dan de hellingshoek van de denkbeeldige lijn tussen goot en nok van het hoofdvolume.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0016.png"

- Voor de maximale hoogte van de dakvoet wordt aangesloten bij de regels voor vergunningvrij bouwen.

- Om een duidelijk onderscheid te behouden tussen het hoofdvolume en een bijgebouw en om de ruimtelijke kwaliteit van de aanliggende erven te bewaken zijn regels opgesteld die de maximale bouwmogelijkheden inkaderen.

- Voor de maximaal te bebouwen oppervlakte is aangesloten bij de regels voor vergunningvrij bouwen.

Buiten de vier meter grens is in het achtererf een bijbehorend bouwwerk met kap reeds vergunningvrij mogelijk. De regels geven betreft maatvoering voldoende ruimte voor een bouwwerk met een functie ter ondersteuning van het hoofdgebouw. Vergunningsvrij wordt een zone van 1 meter aangehouden die niet bebouwd mag worden vanaf openbaar toegankelijk gebied. De gemeente staat toe deze zone wel te bebouwen met een bijbehorend bouwwerk. De overige eisen betreft functie, hoogte en oppervlakte zijn in deze zone wel van toepassing.

Voor bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied buiten de vier meter geldt dan ook de maatvoering die vergunningsvrij mogelijk is, waarbij de gemeente toestaat de ruimte binnen 1 meter vanaf openbaar gebied te bebouwen, mits wordt voldaan aan de overige eisen van de maatvoering. De maximale nokhoogte wordt mede bepaald door de afstand tot de perceelsgrens om negatieve gevolgen voor buren te beperken. De perceelsgrens richting openbaar toegankelijk gebied is hier niet gevoelig voor. De gemeente hanteert de regel richting deze grens niet, waardoor op de perceelgrens richting openbaar toegankelijk gebied een bebouwingshoogte van 5 meter mogelijk is voor een bijbehorend bouwwerk. De goothoogte is wel maximaal 3 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0017.png"

Dakkapel

Een dakkapel is, anders dan een dakopbouw, een relatief bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren én het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Anders gezegd is het een constructie ter vergroting van een gebouw, die in de kap onder de noklijn is gelegen. Voor dakkapellen worden veel aanvragen ingediend. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend.

Vergunningvrij is een dakkapel in het achterdakvlak of een niet naar openbaar gebied gekeerd zijdakvlak, mits voorzien van een plat dak, met een maximale hoogte en minimale afstanden tot dakvoet, nok en zijkanten van het dakvlak.

Naast deze vergunningvrije mogelijkheden wordt ruimte geboden om ook op het voor- en zijdakvlak een dakkapel te plaatsen wanneer deze aan het openbaar toegankelijk gebied zijn gelegen. Voor zover de bouwregels betrekking hebben op maatvoering, zijn zij afgeleid van de regels voor vergunningvrij bouwen. De eis dat het dak van de dakkapel plat is, geldt echter niet.

De regels zorgen ervoor dat de dakkapel niet dominant in het silhouet van het dak aanwezig is, de kapvorm intact laat en de nok- en gootlijn niet onderbreekt.

De gemeente Zaanstad werkt ook in het achterdakvlak of een niet naar openbaar gebied gekeerd zijdakvlak mee aan dakkapellen waarvan het dak niet plat is. Er wordt echter geen medewerking verleend aan dakkapellen in het achterdakvlak of een niet naar openbaar gebied gekeerd zijdakvlak die afwijken van de eisen aan afmetingen en positie van vergunningvrije dakkapellen.

Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dak streeft de gemeente naar een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Meerdere dakkappellen staan altijd in een horizontale lijn en worden nooit boven elkaar geplaatst.

Dakterras

Een dakterras is een terras op het dak en ontsloten vanuit het hoofdvolume. Een risico bij een dakterras is een verrommeling van het aanzicht vanuit de openbare ruimte. Ook kan een dakterras invloed hebben op de privacy van omliggende percelen. Hierom zijn regels opgesteld om deze risico’s te beperken. Een dakterras wordt altijd ontsloten vanuit het hoofdvolume. Er wordt geen extra bouwwerk gerealiseerd voor de entree naar het terras. Hiermee blijft de herkenbaarheid van het hoofdvolume behouden.

Er kan ten behoeve van een dakterras medewerking verleend worden aan het afwijken van het bestemmingsplan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het bebouwingsbeeld, de gebouwtypologie, de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen, de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen en het openbare karakter van het aangrenzende gebied.

7.15 Waarde - Archeologie

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie (14)
Een gebied van archeologische waarde is een gebied waarvan vermoed wordt dat er archeologische vindplaatsen in de bodem liggen. Dit vermoeden is gebaseerd op vondsten die op het terrein gedaan zijn, op gegevens van oude kaarten of uit oude geschriften. Ook kan de bodemsoort, of de hoogte of de vorm van een terrein een aanwijzing zijn dat daar vroeger mensen hebben gewoond.

De gronden met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Daarnaast zijn ze mede bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming. Bebouwing is pas toegestaan nadat een rapportage is gemaakt waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

7.16 Waterstaat - Waterkering

Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering (15)
Voor de in het plangebied aanwezige primaire en regionale waterkering is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering.

7.17 Anti-dubbeltelregel

Anti-dubbeltelregel - (artikel 16)
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In artikel 13 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

7.18 Algemene Bouwregels

Algemene bouwregels - (artikel 17)
In deze regel is aangegeven dat bouw- en/of bestemmingsgrenzen mogen worden overschreven ten behoeve ondergeschikte bouwdelen.

7.19 Algemene Gebruiksregels

Algemene gebruiksregels - (artikel 18)
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo zijn seksinrichtingen in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen. Indien de woonbestemming 3 woningen omvat, dan kunnen hier een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd, maar nooit zoveel dat het niet meer mogelijk is de woningen te realiseren. De woningen zijn het hoofdgebruik en moeten dat ook blijven.

Het bestemmingsplan maakt in artikel 18.2 Toegestaan gebruik lichte bedrijvigheid aan huis mogelijk. Het gaat hier om bedrijvigheid die in principe niet milieubelastend is of belasting geeft voor de omgeving. Ook geldt hierbij dat de woonfunctie nog steeds de primaire functie op het perceel blijft. Het beroep aan huis mag maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning in beslag nemen. Horeca en detailhandel zijn niet toegestaan als bedrijf aan huis. Ter verduidelijking is wel beperkte verkoop ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten mogelijk. De verkeerssituatie ter plaatse mag niet in het geding komen.

7.20 Algemene Aanduidingsregels

Geluidzone - industrie (lid 19.1)
Het industrieterrein Assendelft is een gezoneerd industrieterrein. Een deel van de geluidzone industrielawaai van het industrieterrein Assendelft, zoals deze geldt op grond van de Wet geluidhinder, is in de regels en op de verbeelding terug te vinden als gebiedsaanduiding. Doel van deze regel is te voorkomen dat gebouwen worden gerealiseerd ter plaatse van gronden waar de geluidsbelasting ten gevolge van een industrieterrein op gevels van gebouwen de aanvaardbare normen overschrijdt. Voor de bestaande woningen die gelegen zijn binnen de geluidszone van het industrieterrein Assendelft zijn destijds hogere waarden verleend.

Vrijwaringszone - weg (lid 19.2)
De gebiedsaanduiding vrijwaringszone - weg reserveert een strook voor de toekomstige doortrekking van de A8 richting de A9. Deze aanduiding is tot aan de Communicatieweg opgenomen. Het is nog onduidelijk of dit tracé vanaf de Communicatieweg rechtdoor gaat richting de A9 (golfbaanvariant) of rechtsaf (Heemskerkvariant).

7.21 Algemene Afwijkingsregels

Algemene afwijkingsregels - (artikel 20)
Door middel van de algemene afwijkingsregels kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

7.22 Overgangs- En Slotregels

Overgangsrecht - (artikel 22)
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Voor het gebouw aan Vaartdijk 27c te Assendelft is persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen. Het gebouw ter plaatse mag worden gebruikt voor wonen, maar uitsluitend door de persoon die op het moment van kracht worden van dit plan volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Zaanstad als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres. Dit geldt ook voor een persoon of groep personen die deel uitmaken van het desbetreffende huishouden.

Slotregel - (artikel 23)
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Categorie I "lichte horeca"
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende categorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur.

1b. Overige lichte horeca

  • bistro;
  • grand-café;
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
  • hotel.

1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

  • bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).

Categorie 2 "middelzware horeca"
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Categorie 3 "zware horeca"
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.

Bijlage 2 Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016

Bijlage 2 Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016

Bijlage 3 Beleidsnota Paarden Houden In Het Zaanse Landschap

Bijlage 3 Beleidsnota Paarden houden in het Zaanse landschap

Bijlage 1 Beleidskaders

Hoofdstuk 1 Algemene Nationale Beleidskaders

1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. In artikel 3.1.6, tweede lid, Bro is voorgeschreven dat als bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte bevat. Als het bestemmingsplan die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt wordt ook een motivering opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.

Beoordeling
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. In dit geval betreft het 'overige stedelijke functies'. Als een plan met overige functies wordt aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet de Ladder worden toegepast. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. Daarnaast wordt de bestaande, geïnventariseerde situatie op een adequate manier vastgelegd in dit nieuwe bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan biedt onder andere het juridisch-planologisch kader voor de kinderboerderij met bijbehorende kleinschalige horeca achter Vaartdijk 25b te Assendelft. De functie kinderboerderij wordt als stedelijke ontwikkeling aangemerkt (ECLI:NL:RVS:2020:847). Ook wordt er in de woonbestemmingen bed & breakfast mogelijk gemaakt. De functie bed & breakfast kan ook als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt. Tevens wordt het bestaande bedrijfspand aan de noordzijde van het plangebied specifiek bestemd als bedrijf.

De vervolgvraag is of de stedelijke ontwikkeling 'nieuw' is. De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

In beginsel is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m2 bedraagt of indien de planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor een kinderboerderij aan Vaartdijk 25b te Assendelft en bed & breakfast in bestaande woningen, evenals een bedrijfsbestemming voor de bestaande bedrijfsloods aan de noordzijde van het plangebied. Er is slechts sprake van een functiewijziging van bestaande bebouwing. Er is geen sprake van nieuw ruimtebeslag en het wordt daarom niet aangemerkt als vorm van stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder. Toetsing aan de ladder is daarom niet nodig.

Hoofdstuk 2 Algemene Regionale Beleidskaders

2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening is op 23 mei 2011 doorgevoerd. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:

  • het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
  • het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
  • voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
  • gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
  • bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
  • schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
  • ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland streeft daarom naar verdere stedelijke verdichting en het optimaliseren van het gebruik van het Bestaand Bebouwd Gebied.

Beoordeling
Het plangebied is gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied. Het bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan, de bestaande functies en bebouwing worden vastgelegd. Er is geen sprake van nieuwe functies, met een bijbehorende toename van bebouwd oppervlak in het landelijk gebied. Bestaande functies kunnen wel beperkt uitbreiden, mits er ruimte is binnen de regels van dit bestemmingsplan. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

2.2 Omgevingsverordening NH2020

Het beleid van de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 is, voor zover het een bindende werking moet hebben, opgenomen in de Omgevingsverordening NH2020. Op 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020 en vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving, zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening. De Omgevingsverordening NH2020 is gebaseerd op de huidige wet- en regelgeving. Met deze omgevingsverordening loopt de provincie bewust vooruit op de Omgevingswet. Door 21 verordeningen samen te voegen wordt alvast gewerkt in de geest van de Omgevingswet.

Beoordeling
Het plangebied is gelegen in het werkingsgebied landelijk gebied. Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. Daarnaast wordt de bestaande situatie op een adequate manier vastgelegd in dit nieuwe bestemmingsplan. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in het kader van artikel 3.1.6, lid 2 Bro, zie Bijlage 1 Beleidskaders paragraaf 1.1Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Wel zijn de regels omtrent kleinschalige ontwikkelingen in het buitengebied van toepassing op de kinderboerderij achter Vaartdijk 25b te Assendelft en bed & breakfast op woonpercelen. Het uitgangspunt is dat kleinschalige ontwikkelingen voor stedelijke functies niet mogelijk zijn binnen het werkingsgebied landelijk gebied. Artikel 6.4 bevat een uitzondering op dit uitgangspunt voor kleinschalige ontwikkelingen, niet zijnde kleinschalige woningbouwontwikkelingen. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  1. a. op de ontwikkeling plaatsvindt op een locatie waar een stedelijke functie is toegestaan;
  2. b. het toegestane bebouwd oppervlak niet wordt vergroot; en
  3. c. het aantal burgerwoningen niet toeneemt.

Dit bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader voor de kinderboerderij met bijbehorende kleinschalige horeca op de locatie van de volkstuinen achter Vaartdijk 25b te Assendelft en bed & breakfast in bestaande gebouwen op woonpercelen, niet zijnde vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Aan de noordzijde van het plangebied, in aansluiting op het industrieterrein Assendelft Noord staat een loods, aan de Vaartdijk 57. In deze loods is reeds lange tijd sprake van opslag en distributie. Dit bedrijf wordt specifiek bestemd.

In deze situaties is geen sprake van een toename van bebouwd oppervlak. Er ontstaan geen extra woningen en De ontwikkelingen voldoen aan de voorwaarden van artikel 6.4 van de Omgevingsverordening NH2020.

Ook wordt voldaan aan de voorwaarden voor verblijfsrecreatie zoals genoemd in artikel 6.16 van de Omgevingsverordening NH2020. Het bestemmingsplan voorziet alleen in de mogelijkheid voor kort verblijf in de vorm van bed and breakfast, waarbij de verblijfsrecreant elders een hoofdverblijf heeft. Ook is in het bestemmingsplan vastgelegd dat het moet gaan om een bedrijfsmatige exploitatie.

Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met de regels van de provincie zoals opgenomen in de Omgevingsverordening NH2020.

2.3 MRA-regio

In de Metropoolregio Amsterdam (MRA) heeft een bestuurlijke denktank van vertegenwoordigers van provincie Noord-Holland en betrokken regio's en regiogemeenten, opdracht gegeven om een toekomstperspectief op te stellen voor de landschappen in en rond de MRA.
Door de toenemende dynamiek en ruimtevraag in de MRA neemt de urgentie toe om zorgvuldig en met aandacht voor kwaliteit het landschap te ontwikkelen. De genoemde opdracht heeft in maart 2014 geresulteerd in de publicatie 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap'.
Het 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap' biedt een vijftal principes om het landschap aan vitaliteit te laten winnen en voor te bereiden op de toekomst. Het is een instrument dat door alle betrokken partijen kan worden gebruikt bij het werken aan plannen en projecten in het metropolitane landschap.

De vijf principes zijn achtereenvolgens:

  1. 1. Capaciteit en bereikbaarheid van een aantal landschappen van de MRA vergroten respectievelijk verbeteren.
  2. 2. De aantrekkelijkheid en de belevingswaarde van de MRA-landschappen verhogen en verschillen in karakter, gebruik en geschiedenis uitgesprokener maken.
  3. 3. Koesteren en versterken van een aantal structuurlijnen en landschappen, die uniek of 'outstanding' zijn.
  4. 4. 'Doorwaadbaarheid' van de MRA-landschappen vergroten door in te zetten op passages voor fietsers, wandelaars en vaarverkeer daar waar dragende, landschappelijke structuren infrastructuurbundels kruisen.
  5. 5. Ruimte reserveren voor waterberging, natuur, landschapsontwikkeling en verstedelijking.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. De bestaande, geïnventariseerde functies worden op een adequate manier vastgelegd in dit nieuwe bestemmingsplan. De bestaande landschappelijke waarden worden in de agrarisch bestemming beschermd. Het plan is in overeenstemming met de geformuleerde principes.

Hoofdstuk 3 Algemene Gemeentelijke Beleidskaders

3.1 Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Zaans buitengebied' met het nadere profiel 'Recreatiegebied, buitenstedelijk'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3778BP-0301_0018.jpg"

Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'

Beoordeling
Profiel: Recreatiegebied, buitenstedelijk

Gebiedskenmerken:
Het gaat in dit profiel om diverse grotere gebieden, waarin de nadruk ligt op recreatie en natuurbeleving, zoals de Nauernasche polder, (na voltooiing van de vuilstortplaats), de Randzone Saendelft (De Omzoom) en het Jagersveld. Naast de hoofdfunctie recreatie is op een beperkt aantal plaatsen enige woningbouw mogelijk (zoals b.v. in de randzone Saendelft).

3.2 Groen- en waterplan Zaanstad

Het 'Groen- en waterplan Zaanstad', met als ondertitel 'Waardevol groen en water in Zaanstad' is vastgesteld in februari 2018. Zaanstad wil een toekomstbestendige gemeente zijn, die voor de huidige en toekomstige bewoners aantrekkelijk is om in te wonen, te werken en recreëren. De aanwezigheid van groen en water speelt daarbij een belangrijke rol. Het doel van het Groen- en waterplan is het verkrijgen van een integrale visie en een afwegingskader voor het groen en water in en om het stedelijk gebied van Zaanstad.

Zaanstad heeft hoge cultuurhistorische waarden zoals de Zaan, de historische waterlopen, weteringen, gouwen, ontwateringssloten en ontginningsloten. Het landelijk gebied is onder te verdelen in de kenmerkende landschapstypen: veenweidegebied en het zeekleilandschap. De belangrijkste kernwaarden van het veengebied is de grote openheid en het ontbreken van beplanting en de kenmerkende strokenverkaveling. Daarnaast zijn de dijken en de historische waterlopen waardevol. Vanuit de lintdorpen is het zicht op het landschap een van de belangrijkste kernwaarden.

In het stedelijk gebied wordt de druk op het groen en water steeds groter. De ambitie is om bij ontwikkelingen het groen en water zo efficiënt mogelijk in te richten met ruimte voor waterberging en natuur. Het landelijk gebied is door de kenmerkende landschapstypen en natuurwaarden erg waardevol. De ambitie is om dit te beschermen en te versterken. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn slechts kleinschalig mogelijk en alleen als de waarde van het landschap niet wordt aangetast. Om de openheid en natuurwaarden van natuurlijke veenweiden te behouden is gericht en actief beheer nodig. Het beheer in de veenweidegebieden is waar mogelijk gericht op het tegengaan van bodemdaling. In de stadsranden ligt een opgave om gebieden in te richten of te beheren voor recreatie en natuur zonder dat dit de natuurwaarden aantast.De Nauernasche Vaart vormt naast waterafvoer, óók een belangrijke route voor water aanvoer naar de stad om droogtestress tegen te gaan.

Beleidsuitgangspunten voor het buitengebied zijn onder meer:

  • Verstedelijking is niet toegestaan in het buitengebied, tenzij dit noodzakelijk is ten behoud van de kernwaarde van het landschap, waarde voor natuur of recreatie.
  • Bomen die gekapt worden, alleen compenseren als dit het open landschap niet aantast.
  • Bij ontwikkelingen van agrarische erven, inpassing van infrastructuur en overige bouwactiviteiten geldt dat de openheid als belangrijke kernwaarde van het landschap behouden blijft en de inrichting zorgvuldig plaats vindt met waar mogelijk kwaliteitsverbetering van de erven en inrichting van openbare ruimte.Kwaliteitsversterking van het landschap wordt gestimuleerd door gebruik van het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van Zaanstad en het door landschap Noord- Holland uitgebracht handboek ‘Ontwerp uw eigen erf”.
  • In de zones waar de stad en dorpen grenzen aan het buitengebied en waar de agrarische functie als economische drager verdwijnt zijn de ontwikkelingen gericht op transformatie naar gebieden met hoofdfunctie natuur, in combinatie met water en recreatie.
  • Behouden en beschermen van de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en bescherming van de omgeving van die elementen.

Gezocht wordt naar kwaliteitsimpulsen bij ontwikkelingen in de vorm van:

  • Groene stadsranden toegankelijk maken voor wandelaars en fietsers.
  • Transformatie van het landschap naar inpassing van nieuwe functies natuur, waterberging en recreatie.
  • Beheer van de veenweiden gericht op tegengaan van bodemdaling en versterking van natuurwaarden (botanisch en weidevogels).

Beoordeling
Het bestemmingsplan is geen ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. De waarden worden niet aangetast in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische Waarden

4.1 Cultuurhistorisch onderzoek in de vormgeving van de ruimtelijke ordening

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat de ruimtelijke ordening een samenhangende afweging van alle belangen behelst. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom de verplichting vastgelegd om in de ruimtelijke ordening “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten”. Om aan deze verplichting te voldoen is cultuurhistorisch onderzoek noodzakelijk. Deze richtlijnen geven aanwijzingen en aanbevelingen voor de uitvoering ervan.

Beoordeling
In 4.1 Archeologie en cultuurhistorie is de situatie in het plangebied beschreven.

4.2 Leidraad landschap en cultuurhistorie 2018

De provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 (Leidraad) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking. De Leidraad geeft gebiedsgerichte én ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt zo toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Het gebruik van de Leidraad is verankerd in artikel 15 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV).

Dit plangebied ligt in het Ensemble Assendelft-Krommenie. hiervoor gelden de volgende drie provinciale kernwaarden:

  • de landschappelijke karakteristiek: de landschapstypen en de belangrijkste kenmerken van deze landschappen.
  • openheid en ruimtebeleving: de beleving van de vrije open ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten.
  • de ruimtelijke dragers: de driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen. Denk hierbij aan bebouwingslinten, bomenlanen en dijken.

Beoordeling
Het bestemmingsplan is geen ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. De kernwaarden worden niet aangetast in dit bestemmingsplan.

4.3 Toekomst met Historie

Deze nota dient als plaatsbepaling en omschrijving van de taken van monumentenzorg en archeologie binnen de gemeentelijke organisatie, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hierbij om het behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. Aandachtspunten zijn naast monumenten, historisch belangwekkende omgevingen en archeologische vindplaatsen, ook bouwhistorisch onderzoek, jongere bouwkunst, historische interieurs en historisch groen. Het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie en historische geografie) dient een integraler onderdeel te gaan uitmaken van het gemeentelijke beleid. Dit verlangt een actievere betrokkenheid, waarbij in een vroeg stadium in de planvorming rekening wordt gehouden met - en op beleidsniveau wordt meegewerkt aan - de bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente.

Een direct uitvloeisel van de monumentennota zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad en de (mede) hierop gebaseerde adviezen met betrekking tot cultuurhistorie (chw-adviezen).

Beoordeling
PM gemeente: er is een cultuurhistorisch advies gemaild, maar dat advies stond niet op de verbeelding. Wat is de status van dat advies? De algemene tekst daaruit staat in paragraaf 4.1.

4.4 Nota archeologie Zaanstad

In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Erfgoedwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in (planologische) afwijkingen van het bestemmingsplan.

Beoordeling
In 4.1 Archeologie en cultuurhistorie is de situatie in het plangebied beschreven.

4.5 Monumentenverordening Zaanstad

Op 26 januari 2006 heeft de gemeenteraad deze monumentenverordening vastgesteld. Hierin staan de eisen en voorwaarden, die verbonden zijn aan gemeentelijke monumenten.

Het verschil met de oude, uit 1996 daterende verordening is dat in de nieuwe verordening een aantal zaken beschermd kunnen worden die voorheen niet op de gemeentelijke monumentenlijst konden worden geplaatst. Zo is het dankzij de nieuwe verordening mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Historisch groen kunnen bijvoorbeeld (groepen) bomen, beplantingen van lanen en meer van dat soort zaken zijn. Roerende monumenten zijn boten, wagens en auto's en dergelijke.

De belangrijkste verandering is echter dat in de Monumentenverordening Zaanstad 2005 voorbescherming geldt voor panden of zaken waarvan de procedure tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst is begonnen, maar die nog niet definitief zijn geplaatst en dus nog niet zijn beschermd. Voorbescherming voorkomt dat panden tijdens de plaatsingsprocedure alsnog gesloopt worden.

Beoordeling
In 4.1 Archeologie en cultuurhistorie is de situatie in het plangebied beschreven.

Hoofdstuk 5 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke Waarden

5.1 Welstand

Eind 2013 is de nieuwe welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.

Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.

In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.

In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.

In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.

5.2 Nota woonbebouwing

Op 29 januari is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2019 (hierna: nota) door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De nota heeft als doel om vanuit het algemeen belang, op een ruimtelijk juiste manier ruimte te bieden aan woningeigenaren voor ontwikkelingen aan de woning, bedrijfswoning, agrarische woning en daartoe bijbehorende bouwwerken

In de nota zijn standaardregels opgenomen voor uitbreidingen en bijbehorende bouwwerken bij woningen. Er is gezocht naar een evenwichtige balans tussen deregulering in de zin van meer bouwmogelijkheden enerzijds en het sturen op ruimtelijke kwaliteit anderzijds. Daarnaast is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels voor het vergunningvrij bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.

De nota heeft betrekking op:

  • Vergroting van het hoofdgebouw
  • plaatsing en omvang van bijgebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde (o.a. erfafscheidingen, sport- en speeltoestellen en vlaggenmasten);
  • dakkapellen.

De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijk grondgebied en dient als basis voor nieuwe bestemmingsplannen.

Hoofdstuk 6 Beleidskaders Water

6.1 Beleidskader

Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is “ de watervisie 2021” (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.

Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgelegd in het “Waterprogramma” (november 2105). En het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening.

Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.

6.2 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelwetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.

Hoofdstuk 7 Beleidskaders Technische Infrastructuur

7.1 Zenders voor telecommunicatie

Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een bouwvergunning is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.

7.2 Nota kleine windturbines

Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.

De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.

In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota en de structuurschets 'Dansen op het Veen'.

In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.

7.3 Ontwikkelingen op het gebied van nutsvoorzieningen en aanbevelingen voor de bestemmingsregeling

Bijlage 2 Communicatie

Hoofdstuk 1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Noorderveen heeft met ingang van 4 mei 2022 voor een periode van zes weken (dus tot en met 15 juni 2022) ter inzage gelegen. Er zijn 6 zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen zijn beantwoord in de Nota van zienswijzen bestemmingsplan Noorderveen (zie Bijlage 9). Dit heeft geleid tot wijziging van het bestemmingsplan. Deze wijzigingen staan in hoofdstuk 3 en 4 van de Nota van zienswijzen.

Belanghebbenden

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Noorderveen is het plangebied geïnventariseerd en is een voorontwerp verbeelding (plankaart) ter inzage gelegd. Deze verbeelding is besproken met inwoners. Tijdens deze gesprekken konden inwoners aangeven of de verbeelding klopt. Van de mogelijkheid om de verbeelding persoonlijk te bespreken met de gemeente is door 14 mensen gebruik gemaakt.
Van 19 mei tot 30 juni 2021 is vervolgens het voorontwerp van het bestemmingsplan Noorderveen voor zes weken voor inspraak ter inzage gelegd. Degenen die hadden gereageerd op de conceptverbeelding zijn daarvan vooraf op de hoogte gesteld. In het voorontwerp is zoveel als mogelijk rekening gehouden met de reacties uit de 'tafeltjesgesprekken'. Inspraak biedt belanghebbenden de mogelijkheid vroegtijdig te reageren op de eerste concepten van het nieuwe plan. Het verslag van de inspraakreacties en tot welke wijzigingen in het plan dit heeft geleid, is opgenomen in Bijlage 7 Nota van inspraak.

Hoofdstuk 2 Vooroverleg (3.1.1 Bro)

Op grond van art. 3.1.1 Bro zijn enkele instanties en de buurgemeenten rechtstreeks geïnformeerd over de mogelijkheid om te reageren op het voorontwerp. Het verslag van de vooroverlegreacties en tot welke wijzigingen in het plan dit heeft geleid, is opgenomen in Bijlage 8 Nota van vooroverleg.

Hoofdstuk 3 Ambtshalve Wijzigingen

Na de ter inzagelegging zijn er een aantal te verbeteren punten geconstateerd in het bestemmingsplan. Deze zijn opgenomen in hoofdstuk 4 van Bijlage 9 Nota van zienswijzen.

Bijlage 3 Milieuonderzoeken

Bijlage 3 Milieuonderzoeken

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Vaartdij 27c

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek Vaartdij 27C

Bijlage 5 Actieplan Omgevingslawaai 2019 - 2023 En Beleidsregel Hogere Waarde Gemeente Zaanstad

Bijlage 5 Actieplan omgevingslawaai 2019 - 2023 en beleidsregel hogere waarde gemeente Zaanstad

Bijlage 6 Digitale Watertoets

Bijlage 6 Digitale watertoets

Bijlage 7 Nota Van Inspraak

Bijlage 7 Nota van inspraak

Bijlage 8 Nota Van Vooroverleg

Bijlage 8 Nota van vooroverleg

Bijlage 9 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 9 Nota van zienswijzen

Bijlage 10 Besluit Vaststelling Hogere Waarden Wet Geluidhinder

Bijlage 10 Besluit vaststelling hogere waarden Wet geluidhinder