KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 Water
Artikel 9 Leiding - Gas
Artikel 10 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Horeca
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Wat Wordt Mogelijk Gemaakt Met Dit Plan?
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Aanloop Bestemmingsplan
2.3 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Verantwoording
3.1 Wat Houdt Het Plan In?
Hoofdstuk 4 Planonderbouwing
4.1 Cultuurhistorie
4.2 Stedenbouwkundige / Landschappelijke Uitgangspunten
4.3 Wonen
4.4 Maatschappelijke Functies
4.5 Groen En Openbare Ruimte
4.6 Economische Functies
4.7 Verkeer, Vervoer En Parkeren
4.8 Water
4.9 Technische Infrastructuur
4.10 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.11 Afweging Naar Aanleiding Van Het Milieueffect
4.12 Duurzaamheid
4.13 Externe Veiligheid
4.14 Geluid
4.15 Luchtkwaliteit
4.16 Geur
4.17 Bodem
4.18 Natuur
4.19 Klimaatadaptatie
4.20 Gezondheid
4.21 Bedrijven En Milieuzonering
4.22 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Participatie
5.1 Overleg Met Overheden En Diensten
5.2 Participatie Met Belanghebbenden
5.3 Zienswijzen
5.4 Ambtshalve Wijzigingen
Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
6.2 Begrippen En Wijze Van Meten
6.3 Bestemmingen
6.4 Centrum
6.5 Gemengd
6.6 Tuin
6.7 Leiding - Gas
6.8 Waarde - Archeologie
6.9 Anti-dubbeltelregel
6.10 Algemene Bouwregels
6.11 Algemene Gebruiksregels
6.12 Algemene Aanduidingsregels
6.13 Algemene Afwijkingsregels
6.14 Overgangs- En Slotregels
Bijlagen
Bijlage 1 Cultuurhistorische Kernkwaliteiten
Bijlage 2 Verslag Participatiebijeenkomst 2 Juni 2022
Bijlage 3 Reactienota
Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Horeca
Bijlage 5 Beleidskaders
Bijlage 6 Communicatie
Bijlage 7 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Lint Krommenie

Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad

Vastgesteld op 30-11-2023 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Lint Krommenie met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 bed & breakfast

Verhuur van een deel van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de aanwezigheid van (de vertegenwoordiger van) de hoofdbewoner van de betreffende woonruimte, al dan niet met ontbijt.

1.7 beperkt kwetsbaar object

Een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:

  1. a. (1) verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en (2) dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  3. c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  4. d. winkels, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  5. e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  6. f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder d, vallen;
  7. g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  8. h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

Verwijzingen in de bovenstaande leden verwijzen naar onderdelen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.8 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.9 bestaand gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik.

Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.10 bestaande bebouwing

Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:

  1. a. aanwezig zijn Ʃn bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
  2. b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.

1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 Bevi-inrichting

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.14 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.15 consumentenvuurwerk

Consumentenvuurwerk als bedoeld in artikel 1A.1.1 van het Vuurwerkbesluit, te weten:

vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F1, F2 of F3 van het Vuurwerkbesluit en dat bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

1.16 culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en de naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.17 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.18 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.19 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in goederen van grote omvang, die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven, keuken-, sanitair- en tegelbedrijven.

1.20 erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover dit de regels van dit plan deze inrichting niet verbieden.

1.21 functioneel aan sport verbonden voorzieningen

Voorzieningen of bouwwerken bedoeld ter ondersteuning van sportbeoefening, zoals kantines, terrassen, tribunes, kleedruimtes, fysiotherapie, ballervanger en doelen.

1.22 gastouderopvang

Gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Wet kinderopvang, te weten:

een vorm van kinderopvang:

  1. a. die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;
  2. b. die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 1.5, eerste lid van de Wet kinderopvang, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag of diens partner;
  3. c. waarbij de opvang plaatsvindt:
    1. 1. op het woonadres van de gastouder,
    2. 2. op het woonadres van een van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt, dan wel
    3. 3. op twee of meer van deze woonadressen; en
  4. d. bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de gastouder of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de gastouder of zijn partner en op hetzelfde woonadres als de gastouder staat ingeschreven in de basisregistratie personen en de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt.

1.23 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 geluidgevoelig object

Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  1. a. woning;
  2. b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. 1. onderwijsgebouw;
    2. 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    3. 3. verzorgingstehuis;
    4. 4. psychiatrische inrichting;
    5. 5. kinderdagverblijf;
  3. c. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. 1. woonwagenstandplaats;
    2. 2. ligplaats voor woonschepen.

1.25 geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.26 groepsrisico inrichtingen

Het groepsrisico als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub j van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:

  • cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

1.27 groepsrisico transportroutes

Het groepsrisico als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het besluit externe veiligheid transportroutes, te weten:

  • cumulatieve kansen per jaar per kilometer transportroute data tien of meer personen in het invloedsgebied van een transportroute overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval op die transportroute waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.28 groepsrisico buisleiding

Het groepsrisico als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen, te weten:

  • cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een buisleiding en een ongewoon voorval met die buisleiding.

1.29 hoofdbewoner

Degene die officieel als bewoner van een woning of ander gebouw geregistreerd is en daarmee onder andere verantwoordelijk is voor het betalen van bepaalde lasten.

1.30 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 horeca

Bedrijfsactiviteiten gericht op: het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf.

1.32 huishouden

Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuĆÆteit in de samenstelling. kamergewijze verhuur wordt hieronder niet begrepen.

1.33 huisvesting ten behoeve van mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van ƩƩn huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste ƩƩn persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.34 kamergewijze verhuur

Het duurzaam verblijven in een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.

1.35 kampeermiddelen

  1. a. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, of;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
    1. 1. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
    2. 2. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.

1.36 kap

Een uitwendige scheidingsconstructie onder een bepaalde minimale en/of maximale hoek (uitgedrukt in graden) met het horizontale vlak. Een kap kan uitlopen in een nok of voorzien zijn van een platte afdelling.

1.37 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uitingen van ƩƩn der beeldende kunsten.

1.38 kwetsbaar object

Een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in onderdeel b, onder a;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen, of
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

Verwijzingen in de bovenstaande leden verwijzen naar onderdelen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.39 maatschappelijke voorzieningen

Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen.

1.40 mantelzorg

Mantelzorg als bedoeld in artikel 1 lid 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) te weten:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.41 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.42 omzetten

Het omzetten van een (gedeelte van een) woning/zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, naar ƩƩn of meerdere onzelfstandige woonruimte(n).

1.43 onzelfstandige woonruimte

Woonruimte, die geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.44 oorspronkelijk hoofdgebouw

Het oorspronkelijk hoofdgebouw als bedoeld in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, op grond van de jurisprudentie uit te leggen als:

  • het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.

1.45 particuliere vakantieverhuur

Verhuur van woonruimte bij afwezigheid van degene die de woning rechtsgeldig aanbiedt.

1.46 plaatsgebonden risico inrichtingen

Het plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub o van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:

  • risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

1.47 plaatsgebonden risico transportroutes

Het plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid transportroutesl, te weten:

  • risico op een plaats langs, op of boven een transportroute, uitgedrukt in een waarde voor de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval op die transportroute waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.48 plaatsgebonden risico buisleidingen

Het plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen, te weten:

  • risico op een plaats nabij een buisleiding, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die bepaalde plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met die buisleiding.

1.49 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.50 recreatieve voorzieningen

Voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, zoals bioscopen, bowlingbanen, dierentuinen en volkstuinen.

1.51 schildkap

Een dak met een kap bestaand uit 2 driehoekige schilden en 2 trapeziumvormige schilden.

1.52 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.53 speelvoorzieningen

Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.

1.54 spoorwegvoorzieningen

Dienstgebouwen, stations, rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer-)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en vergelijkbare gebouwen en bouwwerken behoeve van railvervoer.

1.55 sportvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die gebruikt worden voor het beoefenen van een sport, zoals sporthal(len), sportvelden en gymzalen.

1.56 tijdelijk verblijf

De tijdelijke bewoning, ook wel short stay genoemd, van (een deel) van een pand voor een periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden.

1.57 toeristische verhuur

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk ƩƩn tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk) verblijft. Daaronder ook begrepen bed &breakfast en particuliere vakantieverhuur.

1.58 verblijfsgebieden

Gebieden waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte die uitnodigt om in het gebied te verblijven.

1.59 verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.60 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan ƩƩn naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.61 waterhuishoudkundige voorzieningen

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.62 wezenlijke voorzieningen

Als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen.

1.63 wonen

Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.

1.64 woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van ƩƩn huishouden, niet zijnde kamerverhuur.

1.65 woningsplitsing

Het bouwkundig en/of functioneel splitsen van ƩƩn woning in twee of meer zelfstandige woningen en/of het toevoegen van een extra woning in een bijbehorend bouwwerk.

1.66 zelfstandige huurwoning

Zelfstandige woonruimte, die verhuurd wordt.

1.67 zelfstandige woonruimte

Woonruimte die door een huishouden wordt bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte, waarbij sprake moet zijn van een eigen toegang tot de woonruimte.

1.68 zorgwonen

Wonen met zorg door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 bebouwingsgebied

Het bebouwingsgebied wordt berekend als bedoeld in artikel 1 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, te weten:

bebouwingsgebied = achtererfgebied + grond onder het hoofdgebouw - grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

2.2 bouwhoogte

De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte

De breedte van een bijbehorend bouwwerk wordt gemeten over de zijde die het dichtst bij de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

2.4 goothoogte

De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 oppervlakte

2.6 peil

Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:

  1. a. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  2. b. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan ƩƩn weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
  3. c. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
  4. d. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
  5. e. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil;
  6. f. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.7 straatprofiel

De verticale doorsnede van een straat, gemeten van gevel tot gevel.

2.8 voorgevelrooilijn

Indien de voorgevelrooilijn niet op de verbeelding is aangegeven met een bouwaanduiding, dan wordt het volgende als de voorgevelrooilijn gezien:

een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. culturele voorzieningen;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. recreatieve voorzieningen;
  5. e. wonen, met uitzondering van wonen op de begane grond;

alsmede

  1. f. hotel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hotel';
  2. g. wonen op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 1';

met daar aan ondergeschikt:

  1. h. erven;
  2. i. reclameobjecten;
  3. j. tuinen.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met specifieke gebruiksregels in lid 3.3.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. culturele voorzieningen;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. recreatieve voorzieningen;
  5. e. wonen;

met daar aan ondergeschikt:

  1. f. erven;
  2. g. reclameobjecten;
  3. h. tuinen.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met specifieke gebruiksregels in lid 4.3.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voor- en zijtuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. wonen, slechts voor zover dit plaatsvindt binnen de bijbehorende bouwwerken in de vorm van een erker en voor zover gebouwd aan en ten behoeve van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden met de bestemming Gemengd;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': parkeervoorzieningen ten behoeve van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daar aan ondergeschikt:

  1. d. reclameobjecten.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met specifieke gebruiksregels in lid 5.3.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. laad- en losvoorzieningen;
  2. b. manoeuvreerruimtes;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. reclameobjecten;
  5. e. verkeersvoorzieningen met een primair doorgaand karakter (stroomfunctie);
  6. f. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  7. g. standplaatsen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'standplaats';

Voor het bovenstaande gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met specifieke gebruiksregels in lid 6.3.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebieden;
  2. b. verkeersvoorzieningen voor langzaamverkeer en buurtontsluiting;

met daar aan ondergeschikt:

  1. c. reclameobjecten;
  2. d. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  3. e. standplaatsen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'standplaats';

Voor het bovenstaande gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met specifieke gebruiksregels in lid 7.3.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beroeps- en recreatievaart;
  2. b. water;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daar aan ondergeschikt:

  1. d. kaden;
  2. e. oeverstroken;
  3. f. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  4. g. sluizen;
  5. h. steigers en andere werken ten behoeve van waterrecreatie en beroepsmatig varen.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 13, aangevuld met specifieke gebruiksregels in lid 8.4.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 8.2.3 om het bouwen van steigers met een grotere omvang toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de steigers uitsluitend zijn bedoeld voor openbaar gebruik;
  2. b. de steigers niet leiden tot slechte doorstroming van waterlopen;
  3. c. de steigers geen belemmering vormen voor het onderhoud van de watergangen en oevers;
  4. d. schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder

8.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van gasleidingen.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'leiding gas' is het bouwen van bouwwerken niet toegestaan.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 9.2 om het bouwen van bouwwerken toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. het bouwwerk moet voldoen aan de bouwregels die zijn opgenomen in de andere bestemmingen die voor deze gronden gelden;
  2. b. het bouwwerk en/of de bouwactiviteit mag de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet schaden;
  3. c. het bouwwerk mag niet als kwetsbaar object gebruikt worden;
  4. d. het bevoegd gezag moet schriftelijk advies inwinnen bij de leidingbeheerder over de wenselijkheid van het bouwwerk in relatie tot de veiligheid en instandhouding van de gasleiding.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud en bescherming van archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Parkeren

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  1. a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  2. b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de ā€œUitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016ā€ en;
  3. c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, herzien of vervangen rekening wordt gehouden met de wijziging, herziening of vervangende beleidsregels.

12.2 Duikers in en bruggen boven water

Het is toegestaan duikers en bruggen boven water te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van een brug of duiker mag niet hoger zijn dan 5 meter;
  2. b. de doorvaarthoogte van een brug mag niet minder zijn dan 1,20 meter;
  3. c. de doorvaartbreedte van een brug mag niet minder zijn dan 2,50 meter.

12.3 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Het is toegestaan te bouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 4 meter;
  2. b. de oppervlakteoppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15 m2

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

  1. a. Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
    1. 1. seksinrichtingen;
    2. 2. Bevi-inrichtingen;
    3. 3. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
    4. 4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    5. 5. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
    6. 6. het storten van puin en afvalstoffen;
    7. 7. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
    8. 8. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
    9. 9. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt;
    10. 10. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet zijnde mantelzorg.
  2. b. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
  3. c. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten ten behoeve van kamergewijze verhuur.

13.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Het is toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:

  1. a. duikers en bruggen boven water;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. laad- en losvoorzieningen;
  4. d. manoeuvreerruimtes;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. perceelsontsluitingen;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. verblijfsgebieden;
  10. j. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  11. k. water;
  12. l. waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 Gezoneerd industrieterrein Wet geluidhinder

14.2 Gebiedsaanduiding veiligheidszone - maatschappelijke functies uitgesloten

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Afwijking algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  2. b. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
  3. c. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen;
  4. d. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;

mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. e. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk, technisch of duurzaam beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of om te voldoen aan het Bouwbesluit;
  2. f. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen, met een maximum van 2 meter.

15.2 Afwijking ten behoeve van wegen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate buiten de bestemmingsgrens of aanduiding worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit hier aanleiding toe geven;
  2. b. de leefkwaliteit ter plaatse van nabijgelegen geluidgevoelig objecten aanvaardbaar blijft.

15.3 Afwijking verbod op woningsplitsing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 13.1 om het veranderen en/of splitsen van een bestaande woning tot twee of meer zelfstandige woningen toe te staan, mits:

  1. a. de oppervlakte van de bestaande woning groter of gelijk is aan 140m2;
  2. b. de oppervlakte van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat, groter is dan 50m2;
  3. c. wordt voldaan aan artikel 3.3.1b van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 of rechtsopvolgers hiervan;
  4. d. wordt voldaan aan de parkeernormen die voortvloeien uit de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' of rechtsopvolgers hiervan.

15.4 Afwijking verbod op kamerverhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 13.1 om het veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten ten behoeve van kamergewijze verhuur, mits:

  1. a. de oppervlakte van de bestaande woning groter of gelijk is aan 140m2;
  2. b. wordt voldaan aan artikel 3.3.1a, lid 2 van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 of rechtsopvolgers hiervan;
  3. c. wordt voldaan aan de parkeernormen die voortvloeien uit de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' of rechtsopvolgers hiervan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Lint Krommenie van de gemeente Zaanstad.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Horeca

Horeca categorie 1A

Met een bedrijfsoppervlakte van 250 m2 of kleiner en openingstijden tot maximaal 22:00u:

  1. a. automatiek;
  2. b. broodjeszaak;
  3. c. cafetaria;
  4. d. croissanterie;
  5. e. koffiebar;
  6. f. lunchroom;
  7. g. ijssalon;
  8. h. snackbar;
  9. i. tearoom; en
  10. j. traiteur.

Horeca categorie 1B

Met een bedrijfsoppervlakte van 250 m2 of kleiner en openingstijden tot maximaal 00:00u:

  1. a. bistro;
  2. b. grand cafƩ; en
  3. c. restaurant zonder bezorg- of afhaalservice.

Horeca categorie 1C

Met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 250 m2 of openingstijden tot maximaal 00:00u:

  1. a. horeca genoemd in categorie 1A en 1B; en
  2. b. restaurant met bezorg- of afhaalervice (o.a. pizza, chinees, McDrives).

Horeca categorie 2

Met openingstijden tot maximaal 02:00u:

  1. a. bar;
  2. b. bierhuis;
  3. c. biljartcentrum;
  4. d. cafƩ;
  5. e. proeflokaal;
  6. f. shoarma/grillroom; en
  7. g. zalenverhuur zonder feesten en mziek- en dansevenementen.

Horeca categorie 3

Met openingstijden tot maximaal 02:00u:

  1. a. dancing;
  2. b. discotheek;
  3. c. nachtclub; en
  4. d. partycentrum met feesten en muziek- en dansevenementen.

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

De straten van het oude dorpslint van Krommenie (Vlietsend, Zuiderhoofdstraat, Noorderhoofdstraat en de Vlusch) hebben in het bestemmingsplan "Krommenie" uit 2013 een globale en weinig gedetailleerde bestemming gekregen. De bouwvlakken, bouwhoogtes en bebouwingspercentages zijn ruimer dan de bestaande bebouwing.

In de afgelopen tijd zijn er omgevingsvergunningen voor bouwprojecten aangevraagd, die, gebruik makend van de ruime bouwmogelijkheden, niet geweigerd kunnen worden maar die wel de karakteristieke lintbebouwing aantasten.

Het doel van dit bestemmingsplan is om het beeld van de kleinschalige, gevarieerde en cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing beter te beschermen. Op die manier wordt invulling gegeven aan het voorbereidingsbesluit van mei 2021, waarin de gemeenteraad de ambitie heeft uitgesproken dat de ruime bouwmogelijkheden worden beperkt en in overeenstemming worden gebracht met het beleid "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden".

Daarnaast wordt beoogd een goed woon- en leefklimaat te borgen. Het dorpslint is een gemengd gebied met winkels, bedrijven en woningen. Nieuwe bouwvolumes en nieuwe functies kunnen grote invloed hebben op het woon- en leefklimaat van bewoners en omwonenden van het dorpslint, bijvoorbeeld met betrekking tot bezonning en schaduw, privacy, uitzicht, klimaatadaptatie of verkeersveiligheid. Het is wenselijk dat nieuwe bouwprojecten per geval kunnen worden beoordeeld, dat er bestuurlijke afwegingsruimte is en dat er maatwerk kan worden geboden bij specifieke vergunningaanvragen.

Bovendien wordt met voorliggend bestemmingsplan voor het dorpslint van Krommenie een zelfde soort systematiek gebruikt als in de bestemmingsplannen voor de andere dorpslinten in de gemeente Zaanstad. Met deze systematiek is een gedetailleerd bestemmingsplan gemaakt dat beter past bij een bestaand, dichtbebouwd en dichtbevolkt dorpscentrum.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het bestemmingsplan "Lint Krommenie" heeft betrekking op het oude dorpslint van Krommenie. Dit bestaat uit het Vlietsend, de Zuiderhoofdstraat, Noorderhoofdstraat en een deel van de Vlusch. De Durgsloot ten westen van deze straten heeft eveneens cultuurhistorische waarde en is onderdeel van dit bestemmingsplan.

Het plangebied wordt globaal begrensd door:

  • de Provinciale weg in het zuiden;
  • het midden van de Durgsloot in het westen;
  • de perceelsgrens tussen het adres Vlusch 18A/B en Vlusch 20 in het noorden;
  • de oostelijke perceelsgrenzen van de percelen aan het Vlietsend, de Zuiderhoofdstraat, Noorderhoofdstraat en Vlusch in het oosten;

Er is voor gekozen om het bestemmingsplan te actualiseren voor de gronden die in het bestemmingsplan "Krommenie" uit 2013 de bestemming "Centrum" of "Gemengd" hebben gekregen. Voor die bestemmingen gelden globale bouwregels die aangepast worden.

Gronden die in het bestemmingsplan "Krommenie" de bestemming "Wonen" hebben gekregen, hebben al een gedetailleerde regeling met bouwvlakken en bouwhoogtes, gebaseerd op de bestaande bebouwing. Die regeling borgt de cultuurhistorische waarden al voldoende. De bestemming "Wonen" wordt daarom niet aangepast. Daardoor ligt de noordgrens van het plangebied tussen het adres Vlusch 18A/B en Vlusch 20.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0001.png"

Afbeelding: Ligging plangebied

Het plangebied valt samen met de historische dorpskern. De oude structuur van het dorp met het lange noord-zuid georiƫnteerde lint met dwarspaden en bebouwde uitvalswegen naar de nabijgelegen dorpskernen is goed herkenbaar gebleven. In het lint tussen de Snuiverstraat en de Badhuislaan heeft zich in de loop der jaren een winkelgebied ontwikkeld, met horeca en andere voorzieningen. Boven de voorzieningen in de plint bevinden zich vaak woningen. In het Vlietsend, de Noorderhoofdstraat en de Vlusch is de dichtheid van de voorzieningen minder hoog en wordt ook de begane grond vaak bewoond.

Aan de westkant ligt de Durgsloot, die in het noordwesten het dorpslint scheidt van het Agathepark. Aan de oostkant van het plangebied liggen vroegtwintigste-eeuwse fabrieken en arbeiderswijken, tussen het dorpslint en de Nauernasche Vaart. De fabrieken en arbeiderswijken worden vanaf het lint en de Noordervaartdijk ontsloten, via de tussenliggende paden.

1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt een gedeelte van het bestemmingsplan "Krommenie", vastgesteld op 4 juli 2013. Alleen het plangebied zoals beschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het bestemmingsplan "Krommenie" gelden.

Bestemmingsplan Krommenie

In het bestemmingsplan "Krommenie" hadden de gronden de bestemming Centrum, Gemengd, Verkeer of Verkeer - Verblijfsgebied.

In de bestemming Centrum waren de volgende functies toegestaan:

  1. a. bedrijven;
  2. b. cultuur en ontspanning;
  3. c. dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende);
  4. d. detailhandel;
  5. e. wonen op de tweede en hogere bouwlagen;
  6. f. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
  7. g. daar waar de aanduiding 'supermarkt uitgesloten' is een supermarkt uitgesloten;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'markt'is tevens een markt toegestaan;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is tevens een onderdoorgang toegestaan;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is tevens een garage toegestaan;
  12. l. horeca, maximaal categorie 2, zoals opgenomen in bijlage "3 staat van horeca activiteiten",ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming
  13. m. met de daarbij behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water. nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;
  14. n. Waarbij geldt dat de functies zoals bedoeld onder a tot en met h uitsluitend toegestaan zijn indien zij voorkomen in categorie A, B1 of B2 of C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de volgende voorwaarden;
    1. 1. voor de panden met de functies categorie B2 geldt de volgende bepaling: panden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies danwel aan de panden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding
    2. 2. voor de panden met de functies categorie C van de Staat van Bedrijfsactiviteit geldt naast de genoemde voorwaarde in 6.1, onder n lid 1 dat de ontsluiting van het bedrijf dient te liggen aan een hoofdweg.

In de bestemming Gemengd waren de volgende functies toegestaan:

  1. a. bedrijven ;
  2. b. cultuur en ontspanning;
  3. c. dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende);
  4. d. detailhandel;
  5. e. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
  6. f. woningen;
  7. g. horeca, maximaal categorie 1a, zoals opgenomen in bijlage "3 staat van horeca activiteiten"
  8. h. daar waar de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is opgenomen is horeca toegestaan tot maximaal categorie 2, zoals opgenomen in bijlage 2 "staat van horeca activiteiten"
  9. i. daar waar de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is opgenomen is horeca toegestaan tot maximaal categorie 3, zoals opgenomen in bijlage 2 "staat van horeca activiteiten"
  10. j. met de daarbij behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;
  11. k. Waarbij geldt dat de functies zoals bedoeld onder a,b,c,d,e,f,j, indien zij voorkomen in categorie A, B1 of B2 of C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de volgende voorwaarden zijn toegestaan:
    1. 1. voor de panden met de functies categorie B2 geldt de volgende bepaling:panden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies danwel aan de panden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding;
    2. 2. voor de panden met de functies categorie C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten geldt naast de genoemde voorwaarden in 9.1, onder j lid 1 dat de ontsluiting van het bedrijf dient te liggen aan een hoofdweg.

De bouwregels waren in zowel de bestemming Centrum als in de bestemming Gemengd globaal. De bouwvlakken vielen samen met de bestemmingsvlakken. Per bouwperceel gold een maximaal bebouwingspercentage van 70%. De maximaal toegestane bouwhoogte varieerde van 6 tot 16 meter.

De gronden in de bestemming Verkeer waren bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor het verkeer met een primair doorgaand karakter (stroomfunctie);

met de daarbij behorende

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. d. verkeersvoorzieningen;
  4. e. water;
  5. f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

De gronden in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied waren bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor zowel het langzaamverkeer als buurtonsluitingswegen;

met de daarbij behorende

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. d. verkeersvoorzieningen;
  4. e. water;
  5. f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Over het zuidelijke deel van het Vlietsend ligt de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'.

Paraplubestemmingsplannen

Naast het bestemmingsplan "Krommenie" waren de bestemmingsplannen "Parapluplan Parkeren Zaanstad", vastgesteld 7 juli 2018 en "Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing, Kamerverhuur en Toeristische verhuur", vastgesteld 8 juli 2021, van toepassing. Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijven bovengenoemde paraplubestemmingsplannen gelden.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Lint Krommenie. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.

In de bijlagen bij de toelichting staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.

Hoofdstuk 2 Wat Wordt Mogelijk Gemaakt Met Dit Plan?

2.1 Bestaande Situatie

Het dorpslint vormt de historische ruggengraat van Krommenie en is onderdeel van het lint dat loopt van Assendelft tot Krommeniedijk. Met de dichte bebouwing langs het Vlietsend, de Zuiderhoofdstraat, de Noorderhoofdstraat en de Vlusch heeft het lint een dorps karakter. Dwars op het lint liggen aan beide zijden paden, zoals de Weiver, de Heiligeweg en de Padlaan.

Waar vroeger het zwaartepunt lag bij de kerk, is tegenwoordig het winkelgebied tussen de Snuiverstraat en de Badhuislaan het centrum van het dorp. Hier bevinden zich winkels, restaurants en andere voorzieningen.

De bebouwing bestaat voornamelijk uit individuele gebouwen van ƩƩn tot twee lagen, in tegenstelling tot de omliggende buurten, waar het gemiddelde op twee tot drie bouwlagen ligt. Het lint dankt zijn intieme karakter aan deze kleine schaal. Incidenteel komen er gebouwen met drie bouwlagen voor. Vaak gaat het dan om moderne gebouwen met twee lagen onder een kap en een grote aanbouw van ƩƩn laag. Maar ook historische bebouwing van drie lagen komt voor. Deze historische gebouwen van twee lagen onder een kap bevinden zich voornamelijk langs de Zuiderhoofdstraat. In de oude kern van Krommenie langs de Noorder- en Zuiderhoofdstraat zijn relatief veel oude houten huizen bewaard gebleven. De 18e-eeuwse pronkgevels behoren tot de mooiste en rijkst gedecoreerde exemplaren van de gehele Zaanstreek.

Naar het noorden toe wordt de bebouwing steeds kleinschaliger, dorpser en ook soberder. Vaak staan op het achterste deel van de percelen schuren, loodsen en andere bedrijfsruimtes en wordt er op eigen erf geparkeerd.

De moderne bebouwing van drie lagen bevindt zich voornamelijk tussen de Snuiverstraat en de Badhuislaan. Opvallend aan deze bebouwing is dat de derde laag vaak terug ligt (een setback), zodat het kleinschalige karakter van het lint enigszins intact blijft.

Beleving straatwanden lint

Een uniek kenmerk van Krommenie is de positie van de Durgsloot, ten westen van het lint. Deze sloot heeft altijd achter de bebouwing gelegen, in tegenstelling tot de wegsloten in veel andere Zaanse linten. Dit leidt tot een bijzonder smal profiel, wat het historische lint een uniek intiem karakter geeft. Aangezien de smalheid de regel is, zijn de uitzonderingen op deze smalheid de verbijzonderingen in het lint.

Tot deze verbijzonderingen behoren ten eerste de huizen die inverdan zijn gebouwd. Door de terugliggende huizen ontstaan bijzondere plekjes. Aangezien het nauwe lint bijna geen ruimte laat voor groen, worden deze plekjes vaak groen ingericht. Deze kleine oases zijn aangename uitzonderingen in de stenige straten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0002.png"

Afbeelding: verspringende voorgevelrooilijn (inverdan) met voortuin

De tweede uitzonderingen op de smalheid van het lint worden gevormd door de kruisingen met de paden en incidenteel met een dwarssloot.

De bebouwing in het dorpslint van Krommenie heeft twee straatwanden. Vanaf het Vlusch voegt de Durgsloot zich net ten noorden van het Agathepark bij de dijk, waardoor ƩƩn straatwand veel verder naar achteren komt te liggen. De bebouwing aan het lint vormt vanaf dit punt een rug aan de oostkant.

Beleving Durgsloot

Op diverse plekken is het lint nog als dijk herkenbaar vanwege het hoogteverschil tussen de dijk en het naastliggende land. Dit is met name het geval bij de bruggen over de Durgsloot, ten westen van het lint. De bruggen bieden een pittoresk zicht op de lager liggende achtertuinen en boothuisjes aan het water. De toeschouwer krijgt hier een intiem kijkje in het dagelijks leven van de inwoners van Krommenie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0005.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0006.png"

Afbeelding: achtererven langs de Durgsloot

De openheid die ervaren wordt vanaf de bruggen, is een aangename tegenstelling tot het smalle profiel van het lint. Dit contrast wordt versterkt door het groene karakter van de kades aan de achterzijde van het lint, tegenover de kleine hoeveelheid groen in het lint zelf.

Functies

Het dorpslint is een gemengd gebied met winkels, bedrijven en woningen. In het kernwinkelgebied bevinden zich winkels, restaurants en andere voorzieningen op de begane grond. Op de verdiepingen daarboven wordt vaak gewoond. Verspreid in het kernwinkelgebied liggen ook panden die volledig bewoond worden, dus ook op de begane grond. Bij winkels is het achtererf vaak volgebouwd met ƩƩn bouwlaag. Bij woningen wordt het achtererf doorgaans gebruikt als tuin.

Buiten het kernwinkelgebied komen incidenteel ook winkels, horecavestigingen en andere voorzieningen voor, maar de meeste panden hebben een woonfunctie op alle bouwlagen. Buiten het kernwinkelgebied worden de diepe percelen gekenmerkt door lange, smalle tuinen met bijgebouwen.

2.2 Aanloop Bestemmingsplan

Om de kleinschalige, gevarieerde en cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing beter te beschermen heeft de gemeenteraad op 27 mei 2021 een voorbereidingsbesluit genomen. In dat besluit heeft raad de ambitie uitgesproken dat de ruime bouwmogelijkheden worden beperkt en in een nieuw bestemmingsplan in overeenstemming worden gebracht met het beleid "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden".

Omdat het inperken van bouwrechten vergaande impact kan hebben op de eigendomsbelangen, heeft de raad, met in achtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (evenredigheidsbeginsel) uit de Algemene wet bestuursrecht, besloten om eigenaren een voldoende lange periode te bieden om bestaande bouwrechten te benutten. Daarom heeft de raad met het besluit van 21 april 2022 het voorbereidingsbesluit ingetrokken. Dat besluit is op 4 mei 2022 gepubliceerd, waarna een benuttingsperiode is aangevangen van ruim 7 maanden.

Op 22 december 2022 heeft de raad een nieuw voorbereidingsbesluit genomen dat op 28 december 2022 is gepubliceerd. Met dit besluit is opnieuw een voorbereidingsbescherming beoogd.

2.3 Ontwikkelingen

Uitgangspunten bestemmingsplan

In het raadsbesluit van 21 april 2022 zijn tevens de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan vastgesteld. De basis wordt gevormd door de visie "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden", de daarbij bijbehorende cultuurhistorische verkenning en het onderzoek naar de cultuurhistorische kernkwaliteiten van het dorpslint van Krommenie (zie paragraaf 4.1 en Bijlage 1Cultuurhistorische kernkwaliteiten).

Dat heeft geleid tot de volgende uitgangspunten:

  1. a. De bestaande hoofdbebouwing wordt leidend;
  2. b. Per perceel worden bouwvlakken ingetekend op basis van de bestaande hoofdbebouwing;
  3. c. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de bouwvlakken;
  4. d. Hoofdgebouwen die al op het achtererfgebied bestaan, worden met een bouwvlak ingetekend;
  5. e. Nieuwe hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan aan het lint/de straat, bijgebouwen staan aan de achterzijde van het perceel;
  6. f. In de bouwvlakken worden voorgevellijnen en verspringingen in de gevelwand ten opzichte van de straat (inverdan) vastgelegd;
  7. g. Bij hoofdgebouwen die inverdan gebouwd zijn, wordt de strook tussen straat en hoofdgebouw als Tuin bestemd, in die strook is parkeren van auto’s niet toegestaan;
  8. h. Bestaande bouwhoogtes worden vastgelegd;
  9. i. Bestaande goot- en nokhoogtes van kappen worden vastgelegd;
  10. j. In het achtererfgebied wordt in een strook langs de Durgsloot geen nieuwe bebouwing toestaan, geen hoofd- en geen bijgebouwen, uitsluitend vergunningvrije bouwwerken worden toegestaan.

Amendementen

Bij het besluit zijn tevens twee amendementen aangenomen

  1. 1. Na het vaststellen van de uitgangspunten wordt met projectontwikkelaars, bewoners, eigenaren, ondernemers en andere belanghebbenden besproken welke ruimte er in het nieuwe bestemmingsplan zou moeten blijven voor nieuwe ontwikkelingen in het lint.
  2. 2. Aan het uitgangspunt onder g. is toegevoegd: met uitzondering van de situaties die, voor het intrekken van het voorbereidingsbesluit Lint Krommenie en het vaststellen van de nieuwe uitgangspunten van het bestemmingsplan, bij de gemeente bekend zijn als parkeerplekken.

Aan het eerste amendement is invulling gegeven door een participatietraject op te starten met alle belanghebbenden. Een verslag van dit traject staat in paragraaf 5.2 Participatie metbelanghebbenden en in Bijlage 2 Verslag participatiebijeenkomst 2 juni 2022.

Aan het tweede amendement is invulling gegeven door bestaande parkeerplekken in voortuinen positief te bestemmen met een aanduiding 'parkeren'.

Uitwerking van de uitgangspunten in de verbeelding en de regels

De uitgangspunten zijn uitgewerkt in de planverbeelding en in de planregels. De bestaande hoofdbebouwing is geĆÆnventariseerd en met een bouwvlak op de verbeelding weergegeven. Daardoor zijn voorgevellijnen en verspringingen in de gevelwand ten opzichte van de straat (inverdan) geborgd. Ook de bestaande bouw- en goothoogtes zijn vastgelegd op de verbeelding. Aan voortuinen is de bestemming Tuin gegeven en bestaande parkeerplekken in voortuinen hebben op de verbeelding een aanduiding 'parkeren'.

Conform de landelijke regels voor het vergunningvrije bouwen zijn er geen bijbehorende bouwwerken toegestaan in de zone van 1 meter tot openbaar toegankelijk gebied. Dit geldt ook voor de achtererven langs Durgsloot, die om stedebouwkundige en cultuurhistorische redenen belangrijk wordt geacht. Zie ook de toelichting over uitbreiding van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en herbouw bestaande bebouwing in 6.5 Gemengd.

Welke ruimte is er voor uitbreidingen?

Met dit bestemmingsplan is beoogd de bestaande identiteit van het dorpslint vast te leggen, maar ook om ruimte te bieden aan ontwikkelingen die passen binnen de identiteit van de plek. Er blijft ruimte om hoofdgebouwen enigszins uit te breiden. Een uitbreiding van een hoofdgebouw in achterwaartse richting is in stedenbouwkundig opzicht het minst ingrijpend omdat dat het bebouwingsbeeld vanaf het openbaar gebied weinig verandert. Wel kan dat de bezonningssituatie op aangrenzende percelen beĆÆnvloeden. Door de diepe percelen is deze invloed relatief beperkt. Daarom hebben de bouwvlakken van individuele hoofdgebouwen direct grenzend aan het lint een diepte van minimaal 12 meter ten opzichte van de voorgevel gekregen. Hoofdgebouwen die minder diep zijn dan 12 meter kunnen hierdoor, zonder onevenredige hinder voor de ruimtelijke kwaliteit van aanliggende erven en aantasting van de identiteit, worden uitgebreid. Voor hoofdgebouwen die dieper zijn dan 12 meter, is het bouwvlak ingetekend conform de bestaande bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0007.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0008.png"

Verder blijft het, onder voorwaarden, mogelijk om hoofdgebouwen uit te breiden buiten het bouwvlak. De criteria hiervoor staan in de planregels in de artikelen 3.2.2, 3.2.3, 4.2.2 en 4.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken in het achtererf gelden maximale oppervlaktes die afhankelijk zijn van de grootte van het bebouwingsgebied. De maximale oppervlaktes zijn vastgelegd in artikel 3.2.4 en 4.2.4 voor de bestemmingen Centrum en Gemengd. De regeling komt overeen met de maximale oppervlaktes van de nota woonbebouwing Zaanstad 2020 en met de maximale oppervlaktes voor het vergunningvrije bouwen, geregeld in artikel 2, sub f van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

Maatwerk voor grotere uitbreidingen

Grotere uitbreidingen zijn niet rechtstreeks in dit bestemmingsplan toegestaan. Hierbij valt te denken aan het afwijken van de maximale bouwhoogte, een uitbreiding van het hoofdgebouw met meerdere bouwlagen dieper dan 12 meter, of het oprichten van nieuwe hoofdgebouwen buiten het bouwvlak. Het is wenselijk dat dit soort bouwplannen per geval kunnen worden beoordeeld op ruimtelijke inpasbaarheid en dat er bestuurlijke afwegingsruimte is.

Het is niet mogelijk gebleken om in dit bestemmingsplan een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid met criteria op te nemen waarmee de ruimtelijke inpasbaarheid van ieder bouwplan kan worden beoordeeld. Daarvoor zijn de percelen in het plangebied te gevarieerd. Er is een grote verscheidenheid aan breedtes, dieptes en oppervlaktes van de percelen. De ligging ten opzichte van bebouwing en tuinen op belendende percelen varieert en de relatie tot het openbaar gebied (de straten maar ook de Durgsloot) verschilt per perceel. Bovendien spelen ook de bouwhoogtes, oppervlaktes en situering van de bestaande bebouwing een rol in de beoordeling of een nieuw bouwwerk ruimtelijk inpasbaar is.

Het gebied heeft als historisch lint hoge cultuurhistorische waarden. Deze waarden zijn kwetsbaar. Grotere uitbreidingen kunnen de identiteit onherroepelijk beschadigen. Goede inpassing is daardoor vereist.

Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen borgen en de bestaande identiteit te behouden is het wenselijk dat concrete bouwplannen op hun eigen merites kunnen worden getoetst en beoordeeld. Ieder bouwplan is uniek en heeft zijn eigen kenmerken, kwaliteiten en omstandigheden. Indien ruimtelijk inpasbaar kan aan een bouwplan maatwerk worden geboden door een buitenplanse afwijkingsprocedure te doorlopen. Bij het gebruik van deze bestuurlijke afwegingsruimte zal moeten worden voldaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Het bevoegd gezag heeft beleidsvrijheid om af te wegen of zij de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan verleent. Als de aanvraag past binnen het geldende beleid en ook verder voldoet aan een goede ruimtelijke ordening wordt de omgevingsvergunning redelijkerwijs verleend. Daarbij gaat het niet alleen om de kenmerken van het bouwplan zelf maar ook om de omgeving waarin het bouwplan landt en de effecten die het bouwplan heeft op die omgeving.

Hoofdstuk 3 Verantwoording

3.1 Wat Houdt Het Plan In?

Goede ruimtelijke ordening

Bij het bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel in dit bestemmingsplan is de afweging tussen het behoud van cultuurhistorische waarden enerzijds en het blijven bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen anderzijds.

Uit de onderbouwing en nadere afweging in relatie tot de gebiedskwaliteit, blijkt dat in het plangebied sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en dat, alle belangen afwegend, de toegestane bouwmogelijkheden als aanvaardbaar worden beschouwd.

Ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan worden geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes toegestaan. Ten opzichte van de feitelijk bestaande situatie wordt slechts een beperkte uitbreiding van de aanwezige bebouwing toegestaan.

Milieuaspecten

De milieuaspecten staan de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Een deel van het plangebied, het zuidelijkste deel van het Vlietsend, ligt in de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Assendelft. De planologische bescherming gerelateerd aan de geluidszone blijft in werking. Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

In het plangbied zelf en in de (directe) omgeving bevinden zich geen inrichtingen/bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen, gebruikt of overgeslagen, en bevinden zich geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Het onderhavige plan maakt geen risicovolle inrichtingen mogelijk. Er wordt voldaan aan de richtafstand voor gevaar van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.

Omdat er geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes worden toegestaan, leidt het aanpassen van het bestemmingsplan niet tot extra verkeer. Er is ten aanzien van verkeer sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie
Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het inperken van de ruime bouwmogelijkheden en het inachtnemen van de cultuurhistorische waarden een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling is. Het bestemmingsplan voorziet in een duidelijke bouwregeling in een reeds bebouwd gebied. Er sprake van een goed woon- en leefmilieu. Hierin wegen onder meer mee: de kwaliteiten van het gebied, de situering in gemengd gebied (met reeds bestaande woningen, winkels en bedrijven), goede bereikbaarheid van dagelijkse voorzieningen en voor auto, fiets en OV. Bovendien vormen de functies binnen het bestemmingsplan ruimtelijk een samenhangend geheel.
Gelet op het voorgaande beschermt het bestemmingsplan de cultuurhistorische waarden, terwijl nieuwe kleinschalige ontwikkelingen nog steeds mogelijk zijn, die in het kader van de algehele belangenafweging wenselijk zijn en waarbij sprake is van goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 4 Planonderbouwing

4.1 Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarden van dit betreffende gebied zijn op grote lijnen beschreven en gewaardeerd in het document 'Kernkwaliteiten en bestemmingsplan Lint Krommenie' d.d. 18 maart 2022 door MOOI Noord-Holland in opdracht van de gemeente Zaanstad.Zie Bijlage 1Cultuurhistorische kernkwaliteiten. Ook wordt de visie 'De identiteit van Zaanstad - Linten, dijken en paden' (vastgesteld door de raad op 3 september 2020), uitgewerkt in een verkenning van Krommenie, waaronder het lintgedeelte. Deze uitwerking wordt naar verwachting in 2023 vastgesteld door de raad. Beide verkenningen vormen de basis voor de analyse van de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Aan deze beschreven waarden moeten conclusies worden verbonden en deze dienen verankerd te worden in dit bestemmingsplan.

De nationale, provinciale en gemeentelijke beleidskaders voor cultuurhistorie en archeologie zijn samengevat in de bijlage met de beleidskaders, zie Hoofdstuk 4 BeleidskadersCultuurhistorische waarden

4.1.1 Archeologie

De lintbebouwing van Krommenie is van archeologische waarde. Het lint,van Vlietsend tot en met de Vlusch tot aan de Haansloot, behoort tot de oudsten van de Zaanstreek en dateert mogelijk uit de 11e eeuw. Langs dit lint stonden de huizen en boerderijen op terpen die nu zijn weggezakt in de bodem. De Heiligeweg als weg is vermoedelijk ook middeleeuws.

De bebouwing langs de Heiligeweg, de Padlaan en de zijpaden tussen het Visserspad en de Weiver zijn waarschijnlijk 17e en 18e eeuws. Resten van laatmiddeleeuwse en 17e en 18e eeeuwse bewoning zijn nog in de bodem aanwezig. Vanwege de aanwezigheid van vroege industriƫle activiteiten (zeildoekweverij) is het gebied van (inter)nationaal belang.

De archeologische waarden zijn weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan en gekoppeld aan de planregels in Artikel 10 Waarde - Archeologie. Voor de bouw van bouwwerken en andere bodemverstorende activiteiten geldt dat door de aanvrager een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) moet worden overgelegd waarin:

  1. a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Indien uit het genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden an de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen ƩƩn of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  3. c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Het grootste deel van het dorpslint heeft de waarde Archeologie - 1. Bij bouwwerken en andere bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 50 cm geldt bovenstaande verplichting niet.

Ter plaatse van de Nederlands Hervormde kerk (Kerkplein 1) en het voormalige Raadhuis en Rechthuis (Zuiderhoofdstraat 151) geldt de archeologische waarde - 5. Daar geldt alleen een uitzondering van de bovenstaande onderzoeksplicht voor bouwwerken die niet dieper gaan dan 50 cm.

4.1.2 Ontwikkelingsgeschiedenis

Vroege middeleeuwen

Bij de vroegste bewoning en inrichting van het gebied is het natuurlijke landschap van doorslaggevende betekenis geweest. Het microreliƫf, de bodem en de waterstaatkundige situatie bepaalden waar bewoning plaatsvond en akkers, weilanden en moerassen lagen. Toen de eerste mensen zich in de regio vestigden bestond het landschap uit uitgestrekte moerassen. In deze moerasachtige omstandigheden groeiden planten sneller dan ze werden afgebroken en stapelden dode planten zich op tot een dik pakket veen. De veengroei ging eeuwenlang door, waardoor het veen dat aanvankelijk door grond- (kwel) en oppervlaktewater werd gevoed zo hoog was opgegroeid dat het van enkel regenwater afhankelijk werd. Er waren zogeheten veenkussens ontstaan die meters boven het huidige maaiveld uitstaken. Natuurlijke veenstroompjes zoals de Zaan en Crommenije voerden het water af richting het zoete binnenmeer Almere, de voorloper van de Zuiderzee.

1100-1580 Agrarisch lintdorp
Vanaf de 10e eeuw werd de veenwildernis op grote schaal in cultuur gebracht. Loodrecht op het OerIJ (Wijkermeer en Crommenije) en de Zaan werden sloten gegraven om het overtollige water af te voeren. Hierdoor droogde de bovenlaag van het veen op en werd de bodem geschikt voor bewoning, akkerbouw en veeteelt. Krommenie werd ontgonnen vanaf het Cromme IJe (nu de Kil, de Noorder- en Zuiderham) richting de huidige Nauernasche Vaart (destijds het Twisk). Net als elders gebeurde dit gefaseerd waarbij de boeren, achtervolgd door bodemdaling, steeds verder het veen in trokken. Bewoning vond kris kras door het gebied plaatst. Resten van de eerste middeleeuwse boerderijen zijn nog te vinden in de bodem van de weilanden bij Krommenie. De verkavelingsrichting van de ontginningen is nog zichtbaar in het landschap.
De ontwatering van het veen leidde tot inklinking en vertering van het veen, waardoor de bodem sterk daalde. Tussen 1100-1250 werd het noodzakelijk om dijken aan te leggen. De overgebleven geul van het Oer-IJ werd bij Busch en Dam afgedamd en later ten oosten van Beverwijk (Nieuwe Dijk). Door de aanleg van dijken werd een gunstige nieuwe bewoningslocatie gecreƫerd, het drassige achterland werd verlaten en vanaf de 13e eeuw concentreerde de bewoning zich langs de ontginningsdijk, de huidige Noorder- en Zuiderhoofdstraat, Vlietsend en Uitweg. Sommige huizen of boerderijen werden op terpen gebouwd. Zo ontstond de noord-zuid gerichte, lintvormige bebouwing van Krommenie. In de loop van de 15e en 16e eeuw was het veen door inklinking sterk vernat en minder geschikt geworden voor landbouw. Met als gevolgd dat de akkerbouw uit Krommenie verdween en veeteelt het hoofdmiddel van bestaan werd.
Er waren verbindingspaden naar Busch en Dam en naar Wormerveer. Op het knooppunt van de verbindingspaden en het ontginningslint ontstond een klein dorpscentrum met de kerk en later het raadhuis.

1580-1870 Nijverheid en handel

Vanaf het laatste kwart van de 16e eeuw groeide de Zaanstreek uit tot het grootste industriegebied van Europa in die tijd, met voornamelijk scheepsbouw. Gerelateerd aan de scheepsbouw ontwikkelde zich in Krommenie de zeildoekweverij en de molenindustrie. Aan het einde van de 17e eeuw en in de 18e eeuw kwam de overgrote meerderheid van het zeildoek op de Nederlandse schepen uit het noorden van de Zaanstreek, vooral uit Krommenie. Krommenie verzorgde in de 18de eeuw 75% van de productie van zeildoek in de Republiek.

Via het uitgebreide slotenstelsel konden producten makkelijk worden aan- en afgevoerd. Met de komst van de Nauernasche Vaart in 1633 werd de waterverbinding tussen het IJ en Assendelft en Krommenie vergroot. Er was nu groot vaarverkeer mogelijk in dit westelijke deel van de Zaanstreek en dit bracht het gebied welvaart.

Het hele proces van zeildoekweverij van hennep tot zeildoek vond plaats in Krommenie. Het spinnen en weven vond voornamelijk thuis plaats, de achtererven waren daarom veelal bedrijfsmatig ingericht. Het kloppen van hennep gebeurde in hennepklopmolens. In 1651 stonden er vijf van dit soort molens in het veld, met name bij de Nauernasche vaart. De molens konden bereikt worden via paden langs de middeleeuwse kavelsloten. Buiten hennepkloppers was de molenindustrie niet van grote betekenis in Krommenie.

Door de economische voorspoed nam de bevolking en bebouwing toe. Het lint raakte sterk verdicht en de brede percelen werden opgedeeld, waardoor een smalle parcellering ontstond. Langs het lint kwamen naast de eenvoudige houten bebouwing, ook rijke koopmanshuizen te staan. Ook langs de weg naar Wormerveer (Padlaan) en Bus en Dam (Heiligeweg) verrezen woningen. Voorts werden haaks op het lint een aantal paden aangelegd met woningen erlangs, met name tussen het lint en de Nauenasche Vaart. Hierdoor ontstond een voor Krommenie typische 'ladderstructuur'. De bebouwing langs de paden was eenvoudig van opzet. Ook kwamen hier weverijen (zie afb. Padlaan).

De paden van Krommenie waren/zijn:

  • Padlaan (verbindingsweg naar Wormerveer) – oorspronkelijk een kerkenpad)
  • Heiligeweg (verbindingsweg naar Bus en Dam) – oorspronkelijk een kerkenpad)
  • Weiver (bebouwd pad bij de sluis van de Nauernasche Vaart)
  • Visserspad (bebouwd pad bij de sluis van de Nauernasche Vaart)
  • Kattenpad (nu Evenwichtsstraat)
  • Spinderspad

In de eerste helft van de 18e eeuw was de productie van zeildoek nog steeds hoog. Uit deze tijd dateren de houten en stenen pronkgevels in de Lodewijkstijlen. Toen het na 1739 slechter ging met de scheepsbouw in Zaandam ging het logischerwijs ook slechter met de industrie van de zeildoekweverij. De bevolking nam af en de bouw van woningen stagneerde. Toch hield de industrie stand in de 18e eeuw, omdat het een nationale industrie was geworden. Dankzij de rijkdom van de rolreders (welgestelde zeildoekhandelaren) werden rond 1800 fraaie Zaanse panden neergezet langs de Noorder- en Zuiderhoofdstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0009.png"Afbeelding: Padlaan met de achtersloot. Op de voorgrond de oude weverij ca. 1880 (Bron: Noord-Hollands Archief NL-HlmNHA_559_003458)

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0010.png"

Afbeelding: ā€œKrommenie in 1850, te zien is de kamstructuur van Krommnie, rechts de Nauernasche Vaartā€

1870-1945 Industrialisering

Met de aanleg van het Noordzeekanaal in 1874, de vernieuwing van de zeehaven in de Voorzaan in 1884 en de aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Den Helder (1865-1878) verbeterde de positie van de Zaanstreek.

De komst van de industrialisatie in de 19e eeuw leidde er toe dat de molens uit het landschap verdwenen. Er kwamen (grootschalige) fabrieken, met name langs de Nauernasche vaart. De aanwezigheid van lijnolie en jute was in 1899 aanleiding voor de vestiging van een grote linoleumfabriek in Krommenie. De aanleg van de spoorlijn en later de provinciale weg deelde het lange lint van Assendelft en Krommenie op in twee afzonderlijke linten. Het oorspronkelijke lange lint is er door de grootschalige infrastructuur ook niet meer ervaarbaar.

Villa's, kantoren en winkels verschenen langs het lint. De panden werden groter qua volume dan de 17e en 18e-eeuwse bebouwing en bestonden vaker uit twee bouwlagen met kap. Aan het einde van de 19e eeuw en begin 20e eeuw zijn veel houten woningen vervangen door stenen arbeiderswoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0011.png"

Afbeelding: Krommenie in 1895. Aan de structuur van het dorp is nog weinig veranderd. Wel is wat fabrieksbebouwing te zien langs de Nauernasche vaart

In de 20e eeuw veranderde voor het eerst sinds eeuwen de opzet van Krommenie wezenlijk. De industrialisatie en de bevolkingsgroei die aan het eind van de 19e eeuw waren begonnen, zetten zich aan het begin van de 20e eeuw voort. De woningnood werd groter. In eerste instantie werden evenwijdig aan de paden straten aangelegd om hier woningen te bouwen. De Prins Hendrikstraat en de Emmastraat zijn hier voorbeelden van. De lege weilanden tussen de paden raakten bebouwd en daarmee ontstonden nieuwe wijkjes met een heel ander stratenpatroon. De buurten Blok en Oranjebuurt zijn hier voorbeelden van en zijn als deelontwerpen direct aan de bestaande paden uitgevoerd. De uitbreidingswijken waren planmatig en sober van opzet. Nog voor de Tweede Wereldoorlog werd aan de westzijde van de hoofdstraat een tweede noord-zuid as gerealiseerd door de uitbreidingswijken Bomenbuurt en Vogelenbuurt. Met de aanleg van de Badhuislaan ontstond een Kruising met de Padlaan, oneigenlijk voor het lint van Krommenie.

Aan het begin van de 20e eeuw werden uit hygiƫnisch oogpunt, maar ook vanwege het toenemende wegverkeer, de sloten langs de paden gedempt en is er bebouwing toegevoegd en vervangen langs de paden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0012.png"

Afbeelding: Noorderhoofdstraat rond 1910 (Bron: Noord-Hollands archief NL-HlmNHA_162_2541_041)

1945-2000 Schaalvergroting

Vlak na de Tweede Wereldoorlog was er een grote vraag naar woningen met als gevolg dat grote uitbreidingswijken werden ontwikkeld zoals de Rosariumbuurt en de Snuiverbuurt. In de jaren '70 werd met de Noorder- en Zuiderham de westelijke grens van toen nog de gemeente Krommenie bereikt. Deze wijken liggen buiten het hier betreffende plangebied en laten we hier verder buiten beschouwing.

Ten zuiden van de historische kern zien we een concentratie van grootschalige winkels van drie bouwlagen qua vormgeving refererend aan de Zaanse karakteristieken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0013.png"

Afbeelding: Krommenie in 1950. De vroeg 20ste eeuwse uitbreidingen, de arbeiderswijken, aan weerszijden van het oude lint zijn zichtbaar, net als de grootschalige fabrieken langs de Nauernsche vaart. Het oude lint en de paden met de kleinschalige bebouwing is nog duidelijk herkenbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0014.png"

Afbeelding: Krommenie rond 1975. De na-oorlogse uitbreidingen zijn duidelijk te zien, voornamelijk aan de westkant van Krommenie. Het oude lint met de paden en de kleinschalige bebouwing is nog steeds goed herkenbaar.

4.1.3 Historisch geografische waarden

De structuur van linten en paden vertellen het verhaal van de ontstaansgeschiedenis van de gemeente Zaanstad. Ze vormen de middeleeuwse binnenstad. De aanwezige sloten hebben hoge waarden vanwege de zeldzaamheid ervan. Ook de historische visgraatstructuur is bijzonder. Ondanks de grootschalige ontwikkelingen is de oude structuur van het dorp met de lange noord-zuid georiƫnteerde lint met dwarspaden en bebouwde uitvalswegen naar de nabijgelegen dorpskernen goed herkenbaar gebleven. Met het toevoegen van grootschalige woonwijken is steeds een nieuwe noord-zuid lijn toegevoegd met een eigen ontsluiting. Daarbij is de loop van het oorspronkelijke lint, de middeleeuwse ontginningsdijk nog aanwezig.

De Noorder- en Zuiderhoofdstraat hebben een geringe breedte omdat hier geen wegsloot aanwezig was. Dit bijzondere smalle profiel geeft het historische lint een uniek intiem karakter. Achter de bebouwing van het bewoningslint is aan de westkant de Durgsloot aanwezig. Panden werden via de Durgsloot vanaf de Nauernasche Vaart bevoorraad. Deze historische functie is nog steeds afleesbaar bij enkele panden die nog steeds een loswal hebben

In het noorden van Krommenie is het landschap open, waardoor afleesbaar is dat het een open landschap was tussen twee dorpskernen. De ontginningsdijk is ook in het noorden van het dorp, waar het water aan de westkant dat aanwezig is nog goed herkenbaar is.

In de kern van het dorp bevindt zich relatief dichte bebouwing, aan de Noorder- en Zuiderhoofdstraat tussen Weiver en Oranjeplein, met aaneengeschakelde bebouwing of bebouwing dicht op elkaar (geringe ruimte tussen panden). Naar het noorden toe wordt de bebouwing minder dicht, zo is alleen de oostzijde van de dijk bebouwd.

De paden vertellen het verhaal van het 17e eeuwse industrielandschap. De aanwezigheid van paden zorgt voor de afleesbaarheid waar in de 17e eeuw belangrijke plekken waren, zoals verbindingsroutes naar naburige dorpen, sluizen, dammen en bijvoorbeeld een veer.

De Durgsloot is een oorspronkelijke afwateringssloot. In het noorden voegt de Durgsloot zich als wegsloot bij de dijk. Dit is een belangrijk ruimtelijke moment in de beleving van het lint.

Op diverse plekken is het lint nog als dijk herkenbaar vanwege het hoogteverschil tussen de dijk en het naastliggende land. Dit is met name het geval bij de bruggen over de Durgsloot, ten westen van het lint.

4.1.4 Cultuurhistorische waarden

De Zaanse houtbouw is zeer kenmerkend en een waardevol element in het landschap van het lint Krommenie. Dit geldt ook voor de kerken met hun kerktorens, deze zijn van belang voor het landschap als herkenningspunt van de dorpskernen.

Een ander cultuurhistorische waarde is de variatie van de ligging van de panden ten opzichte van de rooilijn (het zogeheten inverdan bouwen). Door de terugliggende huizen ontstaan bijzondere plekjes aan het lint. Aangezien het nauwe lint bijna geen ruimte laat voor groen, worden deze plekjes vaak groen ingericht. De tweede uitzondering op de smalheid van het lint wordt gevormd door de kruisingen met de paden en incidenteel met een dwarsloot.

Aan de Noorder- en Zuiderhoofdstraat zijn relatief veel oude houten huizen bewaard gebleven. Hier zijn, in vergelijking met de andere ontginningslinten, zeer rijke 18e eeuwse pronkgevels aanwezig in het dorp (wellicht de rijkste van de hele Zaanstreek). Deze houten pronkgevels herinneren aan de tijd dat Krommenie bewoond werd door rijke zeildoekhandelaren, de zogenaamde rolreders.

Naar het noorden toe wordt de bebouwing soberder en simpeler, hier heeft het gebied een meer agrarisch karakter. De historische bebouwing is kleinschalig. Zo is er vaak ƩƩn bouwlaag onder een kap, maar in Krommenie komt ook historische bebouwing voor van twee bouwlagen en een kap. De bebouwing aan het lint bestaat voornamelijk uit ƩƩn tot twee bouwlagen met kap. Het lint dankt zijn intieme karakter aan deze kleine schaal.

De twee verbindingspaden: Heiligeweg en de Padlaan zijn van regionaal belang. Aan het Vlietsend staan enkele waardevolle historische panden, maar over het algemeen heeft dit deel van het lint een rommelig karakter.

4.1.5 Aanbevelingen

Algemeen

  • Niet alleen de bebouwde percelen (zoals nu voor het voorbereidingsbesluit als begrenzing is opgenomen), maar ook de openbare ruimte meenemen in het bestemmingsplan. In het dorpslint van Krommenie is de gehele structuur van belang.
  • Niet alleen het dorpslint opnemen, maar ook de Durgsloot en gebied tot aan de Nauernasche Vaart opnemen in de gebiedscontour. De structuur van ontginningsdijk, water en paden vertelt gezamenlijk het unieke verhaal van Krommenie.
  • Voorsorteren op het omgevingsplan en het lint de 'dubbelbestemming cultuurhistorie' geven en hieraan een beleidsregel koppelen met nadere criteria voor Krommenie. Hieraan kunnen regels worden gekoppeld specifiek voor het behoud van de historische karakteristieken van het lint. De dubbelbestemming kan in het omgevingsplan een functietoedeling worden waaraan regels worden gekoppeld.
  • Onderzoek de mogelijkheid historische bebouwing de aanduiding 'Beeldbepalend Pand' te geven en koppel hier een sloopvergunning aan. Er is nog veel waardevolle historische bebouwing.
  • De verdraaiingen in het lint en verbijzonderingen met steeds een ander zicht op de bebouwing en op de zijgevels behouden. De fijnmazigheid en kleinschaligheid zijn uitgangspunt.

Aanbevelingen voor regels

Regels voor de water- en groenstructuren

  • Durgsloot bestemming 'water' geven, en daarbij ook (daar waar aanwezig) de groene oevers meenemen. Op deze wijze inzetten op behoud van de Durgsloot als belangrijkste historische waterweg in Krommenie, mogelijk met behoud van loswallen achter de panden om de relatie van de panden met het water herkenbaar te houden.
  • Regels opnemen t.a.v. behoud van groene oevers en beschoeiing.
  • Aan de Durgslootzijde een zone van een aantal meter langs het water op het achtererf van percelen vrijhouden van bebouwing (tenzij tweedelijns bebouwing mogelijk is).
  • Bestaande doorzichten waar mogelijk behouden door geen bebouwing toe te staan.
  • Waardevolle en monumentale bomen incl. een gebied rondom de bomen opnemen in het bestemmingsplan, eventueel te koppelen aan een verplichting voor een Bomen Effect Analyse (BEA).

Regels om de fijnmazigheid van het lint te behouden:

  • Concrete bouwvlakken per perceel vastleggen.
  • Voorgevellijn per perceel aangeven. Zo verspringingen in de rooilijn behouden.
  • Smalle parcellering vastleggen, met incidenteel bredere historische bebouwing. Hierdoor behoud van de verbijzonderingen en het onderscheid in bebouwingsdichtheid tussen de kern van het dorp en het noorden van het dorp.
  • Hoofdgebouw aan het lint en bijgebouw aan de achterzijde vastleggen.
  • Smalle steegjes tussen de bebouwing vastleggen. Zo doorzichten naar Durgsloot behouden en/of versterken en de verwijzing naar de 17e-eeuwse bedrijfsmatige erven behouden.
  • Parkeren zoveel mogelijk op de achtererven bestemmen.

Kleinschalige en individuele bebouwing

  • Naast bouwvlak bestaande goot- en nokhoogtes vastleggen om de kleinschalige bebouwing en afwisseling te behouden. Overwegend 1 of 2 lagen met kap, met af en toe een uitzondering.

Structuren

  • Ontginningsdijk herkenbaar houden. Ook versterken d.m.v. weginrichting en bebouwing. Let op bij kruisingen. Daar waar aanwezig hoogteverschil tussen dijken en paden handhaven.
  • Bij de paden recht doen aan de afwisseling tussen fabrieksterreinen en arbeiderswijken.
  • Oorspronkelijke paden behouden.
  • De sloten en groene oevers die nog langs sommige paden liggen behouden en open houden.

Specifiek

  • Handhaaf het verschil tussen de architectonische karakteristiek van de rijkere bebouwing in de kern van het dorp en soberdere bebouwing naar het noorden en zuiden toe.
  • Handhaaf het agrarische en kleinschalige karakter van het noorden van het dorp.

Karakteristieken die niet in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen

  • Regels gericht op de architectonische karakteristieken met betrekking tot de verticaliteit in de vensters, de open zijgevels, het kleur- en materiaalgebruik (Zaanse kleurenwaaier) kunnen worden opgenomen in de Welstandsnota.
  • Dit geldt ook voor de ambities ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte en de bestrating.

Hieronder staat per (cultuurhistorische) aanbeveling of deze wel/niet is overgenomen in het bestemmingsplan, waarom en op welke manier.

Cultuurhistorische waarde Aanbeveling Vertaling bestemmingsplan
Hoge cultuurhistorische waarden van het hele lint
Dubbelbestemming ā€œcultuurhistorieā€ op het hele lint en regels t.b.v. behoud van de historische karakteristieken. Dus ook de typische openbare ruimte/gehele structuur/fijnmazigheid.
De fijnmazigheid en structuur wordt geborgd door de bestemming Groen en Verkeer te geven aan de openbare ruimte en door de voorgevelrooilijnen en bouwvlakken van de bestaande bebouwing vast te leggen.
Aanwezigheid veel oude (houten) panden Onderzoek aanduiding Beeldbepalend pand met daaraan regels m.b.t. een sloopvergunning, eventueel kunnen hier ook regels aan verbonden worden mbt de voorgevel en kap. Er is nog geen beleid t.a.v. beeldbepalende panden vastgesteld door de gemeenteraad. Er is ook nog geen sprake van een beschermd dorpsgezicht.

Bestaande kappen worden geborgd door het opnemen van een maximale bouw- en goothoogte.
Aanwezigheid van kerken en houtbouw De drie aanwezige kerken zijn monumenten en beschermd via de Erfgoedwet en Erfgoedverordening.
Water- en groenstructuren Durgsloot bestemming 'water' geven, en daarbij ook (daar waar aanwezig) de groene oevers meenemen. Op deze wijze inzetten op behoud van de Durgsloot als belangrijkste historische waterweg in Krommenie, mogelijk met behoud van loswallen achter de panden om de relatie van de panden met het water herkenbaar te houden. De Durgsloot heeft de bestemming 'Water' waardoor bebouwen of dempen niet mogelijk is.
Regels opnemen t.a.v. behoud van groene oevers en beschoeiing.
Aan de Durgslootzijde een zone van een aantal meter langs het water op het achtererf van percelen vrijhouden van bebouwing (tenzij tweedelijns bebouwing mogelijk is).
De oevers op de private achtererven hebben de bestemming 'Centrum' of 'Gemengd' gekregen, conform de hoofdbebouwing, zodat het achtererf als tuin gebruikt kan worden.
In een zone van een meter vanaf openbaar toegankelijk gebied (de walkant van de Durgsloot) zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan.
Bestaande doorzichten waar mogelijk behouden door geen bebouwing toe te staan.
Helaas worden deze al toegestaan door de vergunningvrije regels van het Rijk. In de planregels is de nota woonbebouwing verwerkt die extra bouwmogelijkheden biedt, maar die bouwmogelijkheden gaan alleen over extra bouwhoogte in de vorm van een kap. Het zichtbelemmerend volume (bijvoorbeeld de garage of uitbouw waar de kap op wordt toegestaan) is al vergunningvrij mogelijk.
Waardevolle en monumentale bomen incl. een gebied rondom de bomen opnemen in het bestemmingsplan, eventueel te koppelen aan een verplichting voor een Bomen Effect Analyse (BEA). De bescherming van waardevolle en monumentale bomen is geregeld in de Verordening fysieke leefomgeving van de gemeente Zaanstad.
Fijnmazigheid lint Concrete bouwvlakken per perceel vastleggen. Overgenomen in het bestemmingsplan.
Voorgevellijn per perceel aangeven. Zo verspringingen in de rooilijn behouden. Overgenomen in het bestemmingsplan door de bouwvlakken te baseren op de bestaande bebouwing.
Smalle parcellering vastleggen, met incidenteel bredere historische bebouwing. Hierdoor behoud van de verbijzonderingen en het onderscheid in bebouwingsdichtheid tussen de kern van het dorp en het noorden van het dorp. Overgenomen in het bestemmingsplan door de bouwvlakken te baseren op de bestaande bebouwing.
Hoofdgebouw aan het lint en bijgebouw aan de achterzijde vastleggen. Overgenomen in het bestemmingsplan door bijgebouwen geen bouwvlak te geven op de verbeelding. Bijgebouwen vallen onder de andere regels. Hoofdgebouwen zijn alleen in de bouwvlakken toegestaan.
Smalle steegjes tussen de bebouwing vastleggen. Zo doorzichten naar Durgsloot behouden en/of versterken en de verwijzing naar de 17e-eeuwse bedrijfsmatige erven behouden. Deze aanbeveling is deels overgenomen in het bestemmingsplan. De steegjes zijn alleen vastgelegd waar het geen private grond is. Op particuliere grond is het vergunningvrije bouwen een belemmering, dat is hier niet ingeperkt.
Parkeren zoveel mogelijk op de achtererven bestemmen. Overgenomen in het bestemmingsplan door alleen bestaande parkeerplaatsen in het voorerfgebied toe te staan, alle nieuwe parkeerplaatsen mogen niet meer in het voorerfgebied.
Kleinschalige en individuele bebouwing Naast bouwvlak bestaande goot- en nokhoogtes vastleggen om de kleinschalige bebouwing en afwisseling te behouden. Overwegend 1 of 2 lagen met kap, met af en toe een uitzondering. Overgenomen in het bestemmingsplan, de bestaande goot- en bouwhoogtes zijn vastgelegd.
Structuren Ontginningsdijk herkenbaar houden. Ook versterken d.m.v. weginrichting en bebouwing. Let op bij kruisingen. Daar waar aanwezig hoogteverschil tussen dijken en paden handhaven.
Bij de paden recht doen aan de afwisseling tussen fabrieksterreinen en arbeiderswijken.
Oorspronkelijke paden behouden.
Niet overgenomen in het bestemmingsplan. Dit is een aandachtspunt voor de inrichting van de openbare ruimte, niet iets wat we in het bestemmingsplan regelen.
De sloten en groene oevers die nog langs sommige paden liggen behouden en open houden. Overgenomen in het bestemmingsplan door de sloten te bestemmen als water waardoor bebouwen of dempen niet mogelijk is.
Groene oevers zijn niet bestemd als groen in het bestemmingsplan, omdat het particuliere grond betreft.
Openheid van het landschap in het noorden en alleen oostzijde van de dijk bebouwd. Dit betreft de Vlusch. De bebouwing aan de oostzijde van de dijk is vastgelegd met bouwvlakken. Aan de westzijde van de dijk ligt de Durgsloot die bestemd is als water.
Specifiek Handhaaf het verschil tussen de architectonische karakteristiek van de rijkere bebouwing in de kern van het dorp en soberdere bebouwing naar het noorden en zuiden toe. Dit betreft een aanbeveling om de Welstandsnota aan te scherpen. De architectonische karakteristieken worden niet vastgelegd in een bestemmingsplan.
Handhaaf het agrarische en kleinschalige karakter van het noorden van het dorp. Overgenomen in het bestemmingsplan door bouwvlakken te baseren op de bestaande bebouwing.Het agrarische deel valt buiten het plangebied.

4.1.6 Monumenten

Het dorpslint van Krommenie is niet aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht. Wel bevat het plangebied een aantal gemeentelijke en rijksmonumenten. De Rijksmonumenten en de gemeentelijke monumenten worden op de verbeelding aangegeven. Zij worden beschermd volgens de Monumentenwet 1988 en volgens de Erfgoedverordening Zaanstad 2010.

4.2 Stedenbouwkundige / Landschappelijke Uitgangspunten

Identiteit

Het lint van Krommenie met de Durgsloot is onderdeel van de historische structuur van linten, dijken en paden binnen de gemeente Zaanstad. Een belangrijke landschappelijke en cultuur historische identiteitsdrager binnen de gemeente. Het lint van Krommenie is met het smalle straatprofiel, de lichte slinger en de brede Durgsloot duidelijk onderscheidend in de structuur. Het smalle straatprofiel geeft het lint een intiem karakter. Diverse huizen staan inverdan, wat ruimte biedt aan tuinen als groene oases aan het lint. De bebouwing staat aan het lint met een eigen rooilijn, is veelal kleinschalig, individueel onderscheidend en heeft een menselijke maat. De originele dijk is herkenbaar door het hoogte verschil tussen het lint en het achterland. Er komen diverse bedrijfserven voor aan het lint, met grotere bedrijfsbebouwing achterop het erf.

De Durgsloot is een oorspronkelijke afwateringsloot ten westen van het lint en bepaalt de diepte van de kavels aan deze zijde. Bruggen over de Durgsloot geven een intieme blik op de lager gelegen achtererven. De achtererven zijn veelal van hoge esthetische waarde met grote hoeveelheid groen.

Het lint van Krommenie bestaat uit de Vlietsend, Zuiderhoofdstraat, Noorderhoofdstraat en de Vlusch. Elk deel van het lint is onderscheidend.

De Vlietsend is het meest zuidelijke deel en sloot oorspronkelijk aan op de Dorpsstraat van Assendelft. De Provincialeweg en het spoor werkt nu als scheiding tussen Assendelft en Krommenie. De Durgsloot loopt hier over in de haaks liggende Molsloot. De percelen aan de westzijde zijn diep. Aan de oostzijde zijn de percelen minder diep. De percelen worden hier begrensd door een fabriekserf. Bebouwing is gemengd eigentijds en historisch van ƩƩn of twee lagen met kap. De bebouwing staat hier aan het lint met incidenteel een voortuin.

Via een brug is de Vlietsend met de Zuiderhoofdstraat gekoppeld. De Zuiderhoofdstraat kent een opdeling met een moderne kern tussen de Wilhelminastraat en de Padlaan en meer historische delen daarom heen. De moderne kern kent een concentratie aan detailhandel in de plint en is in schaal van de bebouwing onderscheidend. De kavels aan de westzijde zijn begrensd met de Durgsloot en zijn ongeveer even diep als aan de oostzijde. Aan de oostzijde ligt het lint aan een woonbuurt die bestaat uit planmatige inbreidingen en oude paden. De oude padenstructuur is hier kenbaar in de Weiver, Duinkerken, Evenwichtstraat, Padlaan en Kerkplein/Heiligeweg. De Zuiderhoofdstraat kent incidenteel een voortuin.

De Noorderhoofdstraat kent een afbouw van schaal naar een meer landelijk karakter. De verkaveling wordt ruimer richting het open landschap. Bebouwing van ƩƩn laag met kap is meer dominant met veel houtbouw. Ook hier bepaalt de Durgsloot de grens van de diepe kavels aan de westzijde. Aan de oostzijde liggen diverse grootschalige fabrieksterreinen en een woonbuurt.

Vanaf de Vlusch ligt de Durgsloot aan het lint. Het lint wordt aan deze zijde begeleid met een bomenrij. De sloot en de bomenrij geven dit deel van het lint een duidelijk onderscheidend karakter. Het lint opent zich zo steeds meer richting het landschap. De bebouwing staat alleen aan de oostzijde met wisselend een voortuin. Het Visserspad is een toegang tot een bedrijventerrein en onderdeel van de padenstructuur.

De identiteit zoals omschreven is van hoge cultuurhistorische waarde en geeft het lint betekenis als oorsprong van Krommenie en als onderdeel van de grotere structuur van linten dijken en paden binnen de gemeente. De structuur is ook kwetsbaar. De maatvoering voor hoofdgebouwen is conserverend bestemd om deze identiteit te beschermen.

Conserveren en ruimte bieden

Het doel is de bestaande identiteit vast te leggen en ook ruimte te bieden aan ontwikkeling die past binnen de identiteit van de plek. Een woning kan in meerdere richtingen worden uitgebreid. Overschrijding in achterwaartse richting is in stedenbouwkundig opzicht het minst ingrijpend omdat het bebouwingsbeeld vanaf het openbaar gebied weinig verandert. Wel kan het de bezonningssituatie op aangrenzende percelen beĆÆnvloeden. Door de diepe percelen is deze invloed relatief beperkt. Het bouwvlak van individuele woningen direct grenzend aan het lint is minimaal 12 meter. Een dergelijk bouwvlak biedt ruimte voor een ruime woning zonder onevenredige hinder in schaduw voor aanliggende erven en aantasting van de identiteit. Hiermee wordt individuele bewoners ruimte geboden.

4.3 Wonen

Zaanstad staat voor een enorme woningbouwopgave. Tot 2040 wil de gemeente Zaanstad 15.000 tot 20.000 woningen erbij. Om het groene buitengebied te sparen komen de nieuwe woningen in de bestaande stad. De gemeente zet daarbij in op gedifferentieerde woonmilieus, kwalitatief goede woningen en goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken.

In dit bestemmingsplan is het behoud van de cultuurhistorische waarden het uitgangspunt. In principe zijn nieuwe woningen niet bij recht toegestaan. Woningbouwplannen zullen per geval getoetst moeten worden en als maatwerk beoordeeld moeten worden op hun stedenbouwkundige inpasbaarheid.

4.4 Maatschappelijke Functies

Het dorpslint is van oudsher het maatschappelijke centrum van Krommenie. Tegenwoordig zijn er nog steeds veel maatschappelijke voorzieningen te vinden.

Er zijn drie kerken:

  • De Doopsgezinde Vermaning, Noorderhoofdstraat 46
  • De Oud-Katholieke parochie van de Heilige Nicolaas en Maria Magdalena, Noorderhoofdstraat 131
  • De protestantse Nicolaaskerk, Kerkplein 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0015.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0016.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0017.jpg"

Afbeelding: de drie kerken in het dorpslint

Er is een aantal voorzieningen voor zorg en welzijn.

  • dagactiviteitencentrum Het Watermerk, Jean Henri Dunantstraat 81
  • dagactiviteitencentrum KrommeNoord, Noorderhoofdstraat 127
  • begeleid wonen, Noorderhoofdstraat 116
  • behandelcentrum hersenletsel en afasiecentrum, Zuiderhoofdstraat 14
  • Noorder Apotheek, Noorderhoofdstraat 23

Het voormalige weeshuis Huize Barkeloo aan de Vlusch 8 wordt onder andere gebruikt door het Historisch Genootschap Krommenie en de Vereniging de KrommenieĆ«r Schilderskring '80 (KSK’80).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0018.png"

Afbeelding: Huize Barkeloo aan de Vlusch

Net als in het voorgaande bestemmingsplan zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan binnen de bestemming Gemengd en Centrum.

4.5 Groen En Openbare Ruimte

Door het ontbreken van een wegsloot heeft het lint een zeer smal profiel, een unieke eigenschap in vergelijking met veel andere Zaanse linten. Omdat de twee bebouwingswanden zo dicht op elkaar staan, krijgt het lint een besloten en intiem karakter. Door het smalle profiel is er bijna geen plaats voor groen in de openbare ruimte. Het weinige aanwezige groen staat vaak in voortuinen van inverdan gebouwde woningen.

De openheid die ervaren wordt vanaf de bruggen over de Durgsloot naar de dwarsstraten is een aangename tegenstelling tot het smalle profiel van het lint. Dit contrast wordt versterkt door het groene karakter van de kades en achtererven, tegenover de kleine hoeveelheid groen in het lint zelf.

De inrichting van de openbare ruimte varieert. Bij het Vlietsend loopt de verharding van gevel tot gevel en staat er incidenteel een boom. Er zijn in- en uitritten naar parkeergelegenheid op de achtererven. De Zuiderhoofdstraat kent een smal straatprofiel met verharding van gevel tot gevel. Er zijn weinig voortuinen. Bij de kruisende dwarsstraten zijn de oude dijk en de lager liggende tuinen herkenbaar vanaf de bruggen.

Ook de Noorderhoofdstraat heeft een smal straatprofiel met verharding van gevel tot gevel. Er zijn in- en uitritten naar parkeergelegenheid op de achtererven of in dwarsstraatjes. De openbare ruimte bij de Vlusch heeft een directe relatie met de Durgsloot. In de zachte oever naast de weg staat een bomenrij. De dijk is goed herkenbaar door het talud langs de Durgsloot. De verharding loopt tot de voorgevel, behalve bij een aantal incidentele voortuinen.

In 2022 en 2023 wordt er gewerkt aan de herinrichting van (een deel van) het historische lint van Krommenie. Het historische karakter is terug te vinden in de monumentale bebouwing, maar niet in de aankleding van de openbare ruimte. Uitgangspunten voor het ontwerp:

• Historisch karakter van het lint versterken

• Aangename winkelstraat met ruimte voor voetgangers en fietsers

• Verblijfskwaliteit realiseren aan het lint

• Connectie met Durgsloot versterken

• Bomen en groen toevoegen

• Nieuw straatmateriaal, meubilair en verlichting

4.6 Economische Functies

De Zuiderhoofdstraat en de aansluitende delen van het Vlietsend en de Noordhoofdstraat vormen, samen met de Heiligeweg, het kernwinkelgebied van Krommenie. Het gebied biedt qua branchering een compleet pakket en bedient inwoners van Krommenie en Assendelft. De nieuwbouw aan de Heiligeweg met verplaatsing van een supermarkt heeft tot leegstand aan Vlietsend geleid. Het gebied mist door versnippering en het karakter van de bebouwing een duidelijke ingang aan de zuidzijde. Enkele verwaarloosde panden ontsieren het straatbeeld. Er zijn weinig terrassen.

De ondernemers hebben een sterke binding met het dorp en doen moeite om de sfeer in het gebied te versterken bijvoorbeeld via braderieƫnen/of de inhuldiging van een sportheld.

Het kernwinkelgebied van Krommenie bestaat uit de volgende afbakeningen (van zuid naar noord geredeneerd):

  • Aanloopgebied: Vlietsend 21 tot en met Vlietsend 70
  • Kernwinkelgebied: Zuiderhoofdstraat
  • Kernwinkelgebied: Heiligeweg, kruising Weverstraat/Eikenlaan tot en met kruising Kerkplein/Zuiderhoofdstraat
  • Aanloopgebied: Noorderhoofdstraat 2 tot en met kruising Noorderhoofdstraat/ Vermaningsstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0019.png"

Afbeelding: kernwinkelgebied en aanloopgebieden

Buiten het kernwinkelgebied zijn functies gevestigd zoals een mondzorgcentrum en enkele speciaalzaken.

Perspectief

Het centrum Krommenie heeft perspectief als boodschappencentrum en meer recreatief winkelgebied voor het noordelijk deel van Zaanstad (Krommenie, Saendelft). De combinatie van het dorpse karakter, historische bebouwing, gratis parkeren, diversiteit in aanbod en lokaal ondernemerschap geven dit gebied kansen voor behoud van de koopkrachtbinding.

Strategie

Inzet voor Krommenie-centrum is door concentratie de kwaliteit van het gebied te versterken en leegstand tegen te gaan. Mogelijk kan verkaveling van grote panden hierbij een rol spelen. Op een aantal plekken is pandverbetering gewenst. De verblijfsfunctie kan worden vergroot door het creƫren van een ontmoetingsplek in de omgeving rond het Kerkplein en de Durgsloot. Aan de zuidkant van het gebied is een duidelijke markering van de ingang van het winkelgebied wenselijk.

Supermarkten

Vanuit de Detailhandelsvisie is de inzet gericht op clustering van detailhandel in de hoofdwinkelstructuur. Het bestemmingsplan blijft daarom de mogelijkheid bieden voor (kleinere) supermarkten om zich te kunnen vestigen in het kernwinkelgebied. Daarbuiten zijn supermarkten niet toegestaan.

Horeca

De toekomstkansen van horecaondernemingen in Zaanstad zijn sterk gerelateerd aan de ontwikkeling van winkelstraten en centrumfuncties. Winkelgebieden veranderen van 'places to buy' naar 'places to be'. Kortom: beleving en ontmoeten worden belangrijker dan winkelen. In deze transformatie die meer gericht is op beleving kan horeca een belangrijke rol spelen. Krommenie-centrum is ƩƩn van de focusgebieden in de Horeca visie Zaanstad. De horeca in Krommenie sluit aan bij het verzorgingsgebied, al is het aanbod aan fastfood-bedrijven aan de hoge kant.

4.7 Verkeer, Vervoer En Parkeren

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient een bestemmingsplan inzicht te geven in de gevolgen van de ontwikkeling op het gebied van verkeer en parkeren.

Bestaande situatie

Het plangebied sluit in het zuiden, bij het Vlietsend, aan op de Provincialeweg (N8). Het lint in Krommenie is smal met grotendeels eenrichtingsverkeer en leent zich niet voor veel verkeer. Voor het overgrote deel is sprake van ƩƩnrichtingsverkeer waar parkeren alleen in de vakken is toegestaan. Er geldt bovendien overdag een maximale parkeerduur van 2 uur (blauwe zone). De wegen in het plangebied bestaan uit 30 km/uur wegen. Fietsers maken in het plangebied gebruik van dezelfde infrastructuur als het gemotoriseerd verkeer.

Verwachte ontwikkelingen

Zaanstad Noord groeit en de komende jaren wordt het in dit gebied drukker. In het ZaansMobiliteitsplan Plan (ZMP) is gekeken wat dit betekent voor de mobiliteit en de bestaande infrastructuur. In het ZMP worden 12 hoofdlijnen voorgesteld die voor heel Zaanstad invulling geven aan hoe we met mobiliteit omgaan in de komende twintig jaar. Deze hoofdlijnen zijn verder uitgewerkt in lokale maatregelen die zijn beschreven in Mobiliteitsplan Noord (vastgesteld 31 mei 2022).

Zonering

Belangrijk vertrekpunt voor de verkeerkundige opgave in de toekomst is de zonering van het gebied. Voor Zaanstad Noord zien we de centra en winkelgebieden als A-zone, waar verblijfskwaliteit voor fietsers en voetgangers belangrijk is. De grote woongebieden in Noord behoren tot de B categorie, waar wordt ingezet op een mix van verplaatsingsmogelijkheden. De bedrijventerreinen en kleinere woongebieden behoren tot de C categorie, waar de auto nog het voornaamste vervoermiddel is, maar we wel in zetten op alternatieven. De globale zonering van Zaanstad Noord is hieronder te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0020.png"

Afbeelding: zones uit het Zaans Mobiliteitsplan

Met de uit te werken maatregelen uit het mobiliteitsplan noord, is het de bedoeling dat het winkel- en verblijfsklimaat in het centrumgebied verbetert door een betere oversteekbaarheid en meer ruimte voor voetganger en fiets.

Autonetwerk

In het toekomstige autonetwerk wordt ingezet op 30 km/u als standaard snelheidslimiet in de kernen, in de geest van de Tweede Kamermotie 'nieuwe 30' in oktober 2020 en het vastgestelde ZMP. Binnen de 30-km/u-gebieden kunnen zich ook wegen bevinden met fietsstroken, kruispuntplateaus en eventueel een voorrangsregeling. Het invoeren en inrichten van 30 km/u vergroot de veiligheid in de kernen. Ook ontstaat minder geluidhinder en een betere oversteekbaarheid. De routes worden minder aantrekkelijk voor doorgaand autoverkeer. De Rosariumlaan blijft wel 50 km/u, om het centrum van Krommenie zo goed mogelijk te ontlasten. In de dorpskernen wordt het doorgaande autoverkeer zoveel mogelijk verminderd door aanpassingen aan de rijrichtingen. Voor bestemmingsverkeer blijven de centra altijd bereikbaar.

Stadsbreed wordt vanuit het ZMP verder ingezet op zero emissie stadlogistiek en nagedacht over het uitbreiden van venstertijden voor logistiek verkeer. Met verschillende partners, zoals GBCZ, maar ook de Vervoerregio en de MRA werken we samen om slimme en schone logistiek te bevorderen.

Parkeren auto en fiets

In het mobiliteitsplan Noord wordt ingezet op parkeren aan de randen van de centra, bij voorkeur in een gebouwde voorziening. In de centra blijft parkeren wel beschikbaar (maar in mindere mate) voor de bezoekers die slecht ter been zijn of echt voor de deur willen parkeren. Dit maakt het mogelijk om in de centra meer ruimte voor de voetganger en groen te realiseren en de verblijfskwaliteit te vergroten. Voor Krommenie wordt gedacht aan het begin van het Vlietsend, het openbaar maken van de parkeergarage aan het Durghorstplein en een nieuwe parkeervoorziening bij de woningbouw langs de Noordervaartdijk. Om de realisatie van de parkeervoorzieningen te bekostigen en gebruikers te stimuleren deze te gebruiken, is een vorm van gereguleerd parkeren in de centra nodig.

De parkeernormen die in dit gebied gelden staan in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze parkeernormen resulteren in een parkeereis. Deze parkeereis heeft betrekking op het minimale aantal auto en fietsparkeerplaatsen die de initiatiefnemer dient aan te leggen op eigen terrein. Dit gebied valt binnen het gebied sterk stedelijk B.

Conclusie

Omdat er geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes worden toegestaan, leidt het aanpassen van het bestemmingsplan niet tot extra verkeer of parkeerbehoefte. Er is ten aanzien van verkeer en parkeren sprake van een goede ruimtelijke ordening.

In het bestemmingsplan is in artikel 12.1 Parkeren een koppeling gemaakt naar de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw worden de parkeernormen in acht worden genomen.

4.8 Water

Waterbeheer en watertoets

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan is het plan kenbaar gemaakt bij de waterbeheerders. Dit is via de digitale watertoets gebeurd. Op basis hiervan is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de korte procedure worden gevolgd voor de watertoets. In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitgangspunten van het standaard wateradvies. De paragraaf is vervolgens verder aangevuld naar aanleiding van de overlegreactie van het HHNK.

Toetsingskader

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

  • Europa: Kaderrichtlijn Water (KRW).
  • Nationaal: Nationaal Waterplan (NW), Waterwet, Wet milieubeheer en het Het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA)
  • Provinciaal: Regionaal Waterprogramma Noord-Holland 2022-2027

Waterschapsbeleid

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterplan 2022-2027 zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterplan is hieraan invulling gegeven met een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Gemeentelijk beleid: Verbreed gemeentelijk rioleringsplan (2020-2024)

Met het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2024 is het kader voor de invulling van de gemeentelijke afvalwater-, hemelwater- en grondwaterzorgtaken voor de periode 2020-2024 vastgesteld. De volgende regionale gidsprincipes vormen het concrete beleidskader:

  • geen schoon regenwater naar de zuivering;
  • hemelwater verwerken waar het valt, en
  • voorbereid zijn op de weersextremen van de toekomst.

4.8.1 Waterhuishouding

Algemeen

Water speelt in Zaanstad een belangrijke rol. De ontwikkeling van de Zaanstreek ging gepaard met een voortdurende strijd tegen het water. In langere tijden werd nuttig gebruik gemaakt van het water. Als kavelgrenzen in de Zaanstreek werden sloten gegraven en het belangrijkste wegennet werd gevormd door waterwegen. Dit vaarwegsysteem vormde een belangrijke voorwaarde voor de economische ontwikkeling van de Zaanstreek. Tegenwoordig wordt het beeld van het Zaanse landschap nog steeds bepaald door de vele waterlopen. In het buitengebied rondom Zaanstad bestaat het waterrijke slagenlandschap uit een patroon van evenwijdig liggende sloten. Binnen het stedelijke gebied is de stedenbouwkundige structuur voor een groot deel gekoppeld aan de structuur van de waterlopen. Het dorpslint van Krommenie ligt evenwijdig aan de Durgsloot, de paden staan er loodrecht op. Ook het Agathepark ligt aan de Durgsloot.

De Durg- of Vluschsloot is een oorspronkelijke afwateringssloot. In het noorden voegt de Durgsloot zich als wegsloot bij de dijk. Dit is een belangrijk ruimtelijk 'moment' in de beleving van het lint. De private achtererven hebben een zichtbare relatie met het water. Aan de kade staan schuurtjes, boothuisjes, steigers en in de dorpskern zelfs een luchthuis. De bebouwing en verharding van de achtererven is zeer gevarieerd. Sommige achtererven zijn volledig ingericht als onverharde, groene tuin met veel beschutting en schaduw door bomen en beplanting. Andere achtererven zijn grotendeels bebouwd met bijgebouwen, schuren en loodsen of ingericht als parkeerterrein.

Met het bestemmingsplan wordt beoogd geen extra bouwwerken of bouwvolumes toe te staan en het open karakter van de achtererven zo goed mogelijk te behouden.

Waterbeheer

Het polderpeil van het Lint Krommenie is -1,25 m NAP.Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Bij aanleg of aanpassing van waterlopen is het belangrijk om rekening te houden met de bereikbaarheid voor onderhoud van zowel de nieuwe als bestaande waterlopen. Dit geldt met name in het stedelijk gebied, waar het hoogheemraadschap het onderhoud van gemeenten heeft overgenomen. Hiertoe moeten de waterlopen wel aan de voorwaarden van het hoogheemraadschap voldoen. In stedelijk gebied is het uitgangspunt dat waterlopen varend onderhouden kunnen worden, en dus tenminste 6 meter breed en 1 meter diep ten opzichte van het laagst gevoerde waterpeil zijn. Indien geen varend onderhoud kan worden uitgevoerd, dient in elk geval te worden voorkomen dat waterlopen niet meer bereikbaar zijn voor zowel regulier als periodiek onderhoud (maaien en baggeren), doordat deze worden 'ingesloten' door bebouwing.

Waterkwantiteit

Conform de Legger van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is de Durgsloot een primaire waterloop met een beschermingszone oppervlaktewateren.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied. De huidige waterkwaliteit voldoet aan de norm voor stedelijk water.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

4.8.2 Riolering

In Krommenie ligt een gemengd rioolstelsel. Dat betekent dat zowel het afvalwater als het regenwater wordt ingezameld en getransporteerd naar de zuivering. Regenpijpen van woningen direct gelegen aan een watergang mogen het water direct op de sloot lozen. Het afvalwater uit Krommenie wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Beverwijk

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • infiltratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Veel sloten langs paden zijn gedempt. Op veel van die sloten werd huishoudelijk afvalwater geloosd en regenwater afgevoerd. Bij het dempen van de sloten is toen in een aantal gevallen een leiding aangelegd om de afwatering te waarborgen, een zogenaamd 'dempriool'. Die dempriolen liggen nog in de achterpaden en zijn voor de gemeente lastig te onderhouden. Inmiddels is overal aan de voorkant van de woningen gemeentelijk riool aangelegd, maar nog niet alle huisaansluitingen zijn van achteren naar voren omgelegd. Daarbij is inspanning van de bewoners voor nodig. In het verbreed Gemeentelijk rioleringsplan is opgenomen dat de dempriolen in Zaanstad worden gesaneerd, maar uitvoering in de praktijk is ingewikkeld.

4.8.3 Grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een drinkwaterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is er sprake van een verstoord bodemtype. Hierdoor is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland.

Als gevolg van het bestemmingsplan zullen de oppervlaktes aan verharding en bebouwing niet toenemen ten opzichte van het voorgaande planologische regime.

4.9 Technische Infrastructuur

In het plangebied komen geen zenders voor telecommunicatie, hoogspanningsleidingen of aardgastransportleidingen voor.

Voor onder- en bovengrondse kabel- en leidingenvoorzieningen stelt de gemeente eisen met betrekking tot ruimtereservering. Deze eisen staan in de ā€œStandaard detailsā€œ en de ā€œtechnische voorwaardenā€ van de gemeente. Hierin zijn o.a. standaard dwarsprofielen opgenomen voor kabels en leidingen. De bestemmingen Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied en de bouwvlakken zijn zo gesitueerd en gedimensioneerd dat rekening is gehouden met de noodzakelijke ruimtereservering voor kabels en leidingen.

4.10 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geĆÆntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt het bestemmingsplan.

Artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro luidt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Beoordeling

Een stedelijke ontwikkeling is in artikel 1.1.1. Bro gedefinieerd als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Omdat met het bestemmingsplan geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes worden toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro en is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

4.11 Afweging Naar Aanleiding Van Het Milieueffect

In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (m.e.r.) opgenomen (Besluit milieueffectrapportage). Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. De wijzigingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017. Gemeenten zijn thans verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (Mer). In het kader van de m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling worden de effecten van eenbestemmingsplan op het milieu onderzocht. De m.e.r. procedure verschaft het bevoegd gezag informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen en behandeld de mogelijke milieuvriendelijkere alternatieven.

In het Besluit milieueffectrapportage 1994 (Besluit m.e.r.) wordt aangegeven voor welke activiteiten een m.e.r. plicht geldt. Daarnaast bevat het Besluit m.e.r. activiteiten die niet direct m.e.r.-plichtig zijn maar waarvan het bevoegd gezag eerst moet beoordelen of een m.e.r. nodig is, de zogenaamde m.e.r.-beoordelingsplicht. Het bevoegd gezag toetst in dat geval aan de hand van de criteria van bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU of door het bestemmingsplan belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Als belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Tenslotte geeft het Besluit m.e.r. aan in welke gevallen een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling behoort te worden uitgevoerd. Bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling voert het bevoegd gezag een globalere toets uit of zich belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen voordoen. Als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten, moet alsnog een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Er is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject zoals genoemd wordt in art 11.2 van bijlage D van het besluit Milieueffectrapportage. Het bestemmingsplan heeft geen nadelige effecten op het milieu. Er is geen vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.

4.12 Duurzaamheid

Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt heviger en frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. De klimaatverandering maakt dat aanpassingen in de leefomgeving nodig zijn om duurzaam en toekomstbestendig te kunnen blijven wonen, werken en recreƫren. Zoals in het Groen- en waterplan Zaanstad (2018) staat zijn klimaatadaptieve en compenserende maatregelen (inrichting, gebouwen en beheer) noodzakelijk om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering, maar ook voor het comfort in gebouwen en de arbeidsproductiviteit van werknemers.

Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken van materialen uit vernieuwbare bronnen. Zaanstad streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Nieuwe bebouwing zal moeten voldoen aan alle wettelijke en gemeentelijke vereisten ten aanzien van dit thema, waaronder de sinds januari 2021 geldende Beng [Bijna Energieneutrale Gebouwen]. De Beng is een aanscherping van de EPC. Voortaan vormen naast het energieverbruik, ook de fundamentele energiebehoefte van een gebouw en het aandeel hernieuwbare energie aparte eisen waaraan een plan moet voldoen.

Adaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden) en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting (hittestress), het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag maar ook maatregelen ten aanzien van droogte en waterveiligheid. De kwetsbaarheid varieert binnen het stedelijk gebied, wat betekent dat het vergroten van de klimaat-bestendigheid het meest efficiƫnt kan gebeuren door relatief kleine en lokale maatregelen. Zie 4.19 Klimaatadaptatie

Met het bestemmingsplan wordt beoogd geen extra bouwwerken of bouwvolumes toe te staan en het open karakter van de achtererven zo goed mogelijk te behouden.

4.13 Externe Veiligheid

Benzineservicestation Texaco

Buiten het plangebied bevindt zich het LPG tankstation Texaco aan de Provincialeweg 1a en 1 b te Krommenie. In de omgevingsvergunning van het bedrijf is de jaarlijkse LPG doorzet begrensd tot maximaal 500 m³ per jaar. Daarnaast zijn er venstertijden voor het lossen van LPG, tussen 19.00 tot 07.00 uur, ingevoerd.

Het vulpunt van het LPG -tank heeft een contour van 45 meter voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. Er zijn geen kwetsbare- of beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar aanwezig. Het plangebied Krommenie ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar. De afstand tussen het vulpunt van de LPG -tank en het plangebied is meer dan 50 meter. Voor het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde van 10-6 per jaar.

Uit de risicoanalyse (QRA) blijkt dat de omvang van het groepsrisico onder de oriƫntatiewaarde ligt.

Het plangebied Lint Krommenie ligt voor een kleine deel binnen het invloedsgebied van het tankstation. Binnen het plangebied zijn er ook geen nieuwe ontwikkelingen gepland, die binnen het invloedsgebied van het tankstation vallen. De omvang van het groepsrisico van het tankstation wijzigt met de vaststelling van het bestemmingsplan niet. In de onderstaande figuur wordt de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied van het tankstation weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0021.jpg"

Afbeelding: invloedsgebied van het tankstation Texaco

Eurocol bv te Wormerveer

Het plangebied Krommenie ligt binnen het invloedsgebied van het bedrijf Eurocol aan de industrieweg 1 en 2 te Wormerveer. Bij het bedrijf zijn ten behoeve van hun bedrijfsproces diverse gevaarlijke stoffen aanwezig. Tevens zijn er een aantal PGS 15 opslagen in gebruik. In ƩƩn van deze opslagen mag meer dan 10 ton gevaarlijke stof opgeslagen worden, hierdoor valt deze PGS15 opslag onder de werkingssfeer van het Bevi. Door het adviesbureau SAVE is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd.

Uit de QRA van SAVE blijkt, dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar, circa 70 meter bedraagt. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar ligt op het bedrijfsterrein. Er wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Het plangebied Krommenie ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar.

Het invloedsgebied van het bedrijf bedraagt 460 meter. Het plangebied Lint Krommenie ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van het bedrijf. Binnen het invloedsgebied is de omvang van het groepsrisico bepaald. Uit de fN-curve blijk, dat de hoogte van het groepsrisico ruim onder de oriƫntatiewaarde ligt. De omvang van het berekende groepsrisico is zeer klein. Het maximum aantal slachtoffers, wat kan vallen is 2 personen. In de onderstaande figuur wordt de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied van het bedrijf weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0022.jpg"

Afbeelding: Invloedsgebied Eurocol

Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Het plangebied Lint Krommenie ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding W-571-04 van de Gasunie (Vlietsend en klein deel van de Zuiderhoofdstraat). Voor deze leiding is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. Wanneer er een nieuwe ontwikkeling is, moet hiervoor een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) worden uitgevoerd en de wijziging van het groepsrisico moet worden onderbouwd en verantwoord. Hieruit kunnen aanvullende eisen ter beperking van de risico's volgen. Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe gevoelige functies toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Een QRA is niet noodzakelijk.

Gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - maatschappelijke functies uitgesloten'

Het bestemmingsplan maakt in de bestemmingen Centrum en Gemengd functiewijzigingen mogelijk in de buurt van het LPG-tankstation en de buisleiding. Doordat aan het bestemmingsplan een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - maatschappelijke functies uitgesloten' is toegevoegd, is er geen toename toegestaan naar kwetsbare maatschappelike functies (zoals scholen, dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking, ziekenhuizen, verpleeghuizen, kinderopvang) binnen de 100% letaliteitscontour van de buisleiding (zie afbeelding hieronder). Voor wat betreft het tankstation ligt het plangebied op voldoende afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0023.png"

Afbeelding: Signaleringskaart externe veiligheid

De functiewijziging naar andere functies, zoals woningen, blijft vanwege de volgende afweging wel mogelijk. Het gaat hier om bestaande situatie die historisch zo is gegroeid. In de praktijk gaat het binnen de contouren van de genoemde risicobronnen om circa 60 gebouwen waarvan de meeste al geheel of deels in gebruik zijn als woning. Bovendien hebben de meeste gebouwen de bestemming 'Centrum'. Binnen die bestemming is wonen op de begane grond niet toegestaan. Wonen is uitsluitend mogelijk op de verdieping(en). Daardoor is een theoretische toename van kwetsbare objecten beperkt.

Het nieuwe bestemmingsplan handhaaft de bestemmingen en functies uit de vorige bestemmingsplannen. De kwetsbare functies zijn namelijk ook al in het bestemmingsplan Krommenie uit 2013 en het daarvoor geldende bestemmingsplan Krommenie Oost uit 1998 toegestaan. Het 'wegbestemmen' van deze functies is vanwege de ingrijpende aanpassing van eigendomsrechten niet gewenst. Met de begrenzing van de bouwmogelijkheden wordt indirect al de dichtheid aan personen binnen de contouren van de risicobronnen beperkt.

4.14 Geluid

Het plangebied ligt voor een klein deel in een Geluidzone Assendelft. De geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Assendelft dat buiten het plangebied ligt ligt over het zuidelijk deel van het Vlietsend. Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone – industrie ' gelden de regels uit artikel 14.1.1 aanduiding 'geluidzone - industrie'. Met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functie, is het niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruiken van gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies.

Bij omgevingsvergunning kan hier van worden afgeweken, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidshinder..

Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige functies toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Akoestisch onderzoek en toetsing aan de Wet geluidhinder is niet noodzakelijk.

4.15 Luchtkwaliteit

Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe gevoelige functies toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Het bestemmingsplan leidt tevens niet tot nieuwe ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren.

4.16 Geur

Vlusch en een gedeelte van de Noorderhoofdstraat (nr. 93 en hoger) hebben geen geurcontour. Een gedeelte van de Noorderhoofdstraat (lager dan nr. 90) en een gedeelte van Zuiderhoofdstraat (hoger dan nr 40) hebben geurcontour H=-1. Een gedeelte van Zuiderhoofdstraat (lager dan nr. 32) heeft geurcontour 2xH=-1.

In het plangebied bevinden zich geen grote geuremitterend bedrijven. Buiten het plangebied bevinden zich twee geuremitterende bedrijven, namelijk Forbo Flooring Krommenie en Forbo Flooring Assendelft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0024.png"

Afbeelding: geurcontouren Forbo Flooring

Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen van geurgevoelige objecten in de nabijheid van geuremmiterende bedrijven zijn voorzien, zal in het plangebied ook geen toename van het aantal geurgehinderden zijn. Binnen de geurcontouren moeten er maatregelen worden genomen voor nieuwe geurgevoelige objecten.

Forbo Flooring Coral NV te Krommenie

Net buiten het plangebied bevindt zich het bedrijf Forbo Flooring Coral (voorheen Bonar Floors) aan de Vlietsend 20a te Krommenie. In het bedrijf worden entree vloersystemen geproduceerd. Op basis van het VNG-boekje "Bedrijven en milieuzonering" uitgave 2009 heeft het bedrijf een sbi- code 1393. De richtafstand voor het aspect geur is 100 meter. Omdat het bedrijf voor het aspect geluid een richtafstand van 200 meter heeft, valt het bedrijf onder categorie 4.1 bedrijven. De afstand tussen het bedrijf en de dichtstbijzijnde woningen is circa 15 meter. Het bedrijf voldoet niet aan de richtafstand voor het aspect geur. Maar voor het bedrijf is in 2006 door het bevoegd een (milieu)vergunning verleend. In de vergunning zijn maatregelen gericht op het verminderen van de geuremissie opgenomen. In de vergunning is tevens opgenomen, indien bij de omwonenden een onaanvaardbare geurhinder door de geuremissie van het bedrijf ontstaat, dat het bevoegd gezag vergaande geurreducerende maatregelen zal eisen.

Op basis van de geurreducerende maatregelen in de vergunning is te verwachten dat de geurbelasting als gevolg van Forbo Flooring Coral binnen het plangebied niet tot onaanvaardbare geurhinder zal leiden. Daardoor kan worden gesteld, dat de geurhinder in het plangebied, als gevolg van Forbo Flooring Coral, als acceptabel beschouwd worden.

Verder valt het bedrijf binnen het bestemmingsplan 'Industrieterrein Assendelft Noord' en krijgt een aparte functieaanduiding (ook wel maatbestemming genoemd). Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten.

Forbo Flooring BV te Assendelft

Buiten het plangebied op circa 100 meter afstand bevindt zich het bedrijf Forbo Flooring BV aan de industrieweg 12 te Assendelft. Het bedrijf is een producent van vinyl en linoleum vloeren.

De bedrijfsactiviteiten van het bedrijf is niet vermeld in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' uitgave 2009. Hierin zijn voor het aspect geur richtafstanden opgenomen voor allerlei bedrijfsmatige activiteiten. Omdat de bedrijfsmatige activiteiten van Forbo Flooring te Assendelft niet in de VNG-brochure voorkomt, kan het bedrijf voor het aspect geur niet worden getoetst. Daardoor kan de milieucategorie van het bedrijf ook niet bepaald worden. Dit bedrijf valt binnen het bestemmingsplan 'Industrieterrein Assendelft Noord' en krijgt een aparte functieaanduiding (ook wel maatbestemming genoemd). Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten.

Het bedrijf krijgt op termijn nieuwe omgevingsvergunning (voorheen milieuvergunning). Momenteel heeft het bedrijf een vergunningsprocedure lopen bij het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland.

In de aanpak van de geurbelasting worden bij de bedrijven met een relevante geurverspreiding in het kader van de omgevingsvergunning maatregelen ter beperking van de geurverspreiding voorgeschreven. Op de langere termijn is de verwachting dat door de geurbeperkende maatregelen, die zullen worden opgenomen in de omgevingsvergunning, de geuremissie van de bedrijven zal afnemen. Hierdoor zal de mate van geurhinder in het plangebied ook geleidelijk afnemen.

Daarnaast heeft het bedrijf momenteel het ISO 14001 certificaat en heeft zich daardoor verplicht continu verbeteringen (inclusief maatregelen gericht op het verminderen van de geuremissie) in de bedrijfsvoering door te voeren.

4.17 Bodem

Bodemkwaliteit

In de wijk Krommenie-Oost (waar het dorpslint Krommenie deel vanuit maakt) zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken verricht. De wijk is in het verleden opgehoogd met bodemvreemd materiaal. In de stedelijk ophooglaag kan sprake zijn van sterk verhoogde gehalten met zware metalen en PAK's. De bodemonderzoeken hebben zich met name gericht op lood in de bovengrond ter plaatse van tuinen.

In de bovengrond van een 15 tal tuinen is een sterk verhoogde loodverontreiniging geconstateerd. Deze verontreiniging is medio 2002 gesaneerd. Voor de hele wijk is een nazorgplan opgesteld. Hierin wordt ingegaan over de wijze hoe om te gaan met grondverzet e.d.

Inmiddels is in Zaanstad een nieuw loodbeleid (waarbij de loodnorm strenger is dan voorheen) geformuleerd en wordt er in het kader van het Zaansloodproject in de tuinen aanvullend bodemonderzoek verricht. Op dit moment (juli 2022) is dit project nog in uitvoering en volgen de resultaten hiervan op een later moment. PM

Vanwege (het vaak voorkomen van ) sterk verontreinigde bodem in het gebied moet bij ontwikkelingen in het gebied ten alle tijden rekening gehouden worden met sanerende maatregelen.

4.18 Natuur

Binnen het plangebied is geen beschermd natuurgebied gelegen. Het plangebied ligt wel in de buurt van Natura 2000 gebieden.

Omdat met het bestemmingsplan geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes worden toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, geeft het plan geen aanleiding tot specifiek onderzoek naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied.

Het lint sluit aan op het Agathepark. Het Agathepark is een klassiek park in Engelse landschapsstijl. Het wordt intensief bezocht door recreanten. Belangrijk voor de biodiversiteit is de grote vijver omzoomd met bomen. Dit windluwe oppervlaktewater is bij uitstek geschikt voor verschillende insecten en als gevolg daarvan ook voor diens predatoren. Ook zijn er borders aanwezig met vaste planten en vrijwilligers onderhouden een vlindertuin met veel bloemen.


Verder heeft het lint de potentie voor een mooie ecologische groenverbinding die door de achtertuinen loopt van de bewoners. Groene(re) tuinen zijn ook goed voor de opvang van water, gezondheid/welzijn en verkoeling in de zomer.

4.19 Klimaatadaptatie

Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt heviger en frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. De klimaatverandering maakt dat aanpassingen in de leefomgeving nodig zijn om duurzaam en toekomstbestendig te kunnen blijven wonen, werken en recreƫren. Zoals in het Groen- enwaterplan Zaanstad 2017 staat zijn klimaatadaptieve en compenserende maatregelen (inrichting, gebouwen en beheer) noodzakelijk om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering, maar ook voor het comfort in gebouwen en de arbeidsproductiviteit van werknemers.

Klimaatadaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden) en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting (hittestress), het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag maar ook maatregelen ten aanzien van droogte en waterveiligheid.De kwetsbaarheid varieert binnen het stedelijk gebied, wat betekent dat het vergroten van de klimaatbestendigheid het meest efficiƫnt kan gebeuren door relatief kleine en lokale maatregelen.

In 2021 is het Zaans Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026 vastgesteld, zie bijlage 2, Beleidskaders 8.6 Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026 Het uitvoeringsplan richt zich op vier punten: de inrichting van de openbare ruimte, de inrichting van het landschap, het betrekken van bewoners en bedrijven en het realiseren van koppelkansen.In het uitvoeringsplan zijn kaders gesteld aan gebiedsontwikkelingen met als doel om woonwijken beter in te richten om de gevolgen van het veranderende klimaat op te vangen.Klimaatadaptatie maakt integraal onderdeel uit van dit plan- en besluitvormingsproces bij gebiedsontwikkelingen. Het heeft een plek in elke grondexploitatie en anterieure overeenkomst. Klimaatadaptieve maatregelen zijn gericht op de aspecten extreme wateroverlast, hogere temperaturen, droogte en bodemdaling en stromen en hoog water. Voor het dorpslint van Krommenie zijn de risico's op wateroverlast, hittestress, droogte en overstroming in beeld gebracht.

Wateroverlast

De wijk Krommenie-Oost is te omschrijven als een aantal badkuipen tussen de hoger gelegen omringende wegen. Bij extreme regenval - wanneer de riolering het niet aankan - kan het water via de veelal smalle en lange straten niet snel afstromen naar het oppervlaktewater aan de west- en zuidzijde. De boezem aan de oostzijde ligt te hoog om regenwater te ontvangen vanuit de straten in de wijk. Wegen en tuinen zakken vanwege bodemdaling, waardoor zich op die plekken in toenemende mate regenwater verzamelt. Er is maar beperkt mogelijkheid in de openbare ruimte om piekbuien tijdelijk te bufferen.

Met name de zijstraten van het Lint Krommenie (hoofdzakelijk zijstraten van de Zuiderhoofdstraat en Noorderhoofdstraat) zijn in de huidige situatie kwetsbaar voor water op straat/tegen de gevel situaties bij een bui van 70 mm per 2 uur. Door geen extra bebouwingsoppervlaktes toe te staan, zal de kwetsbaarheid van de zijstraten niet toenemen in de toekomst. De toegankelijkheid van de winkels bij extreme buien en het risico op verschilzetting/paalrot rond de Noorder- en Zuiderhoofdstraat zijn (toekomstige) opgaven. Verder is de afstroming van extreme neerslag uit dit deelgebied naar lagere wijkdelen een opgave voor de wijk, omdat het elders tot problemen leidt. Bij een mogelijke herinrichting van de Zuiderhoofdstraat en Noorderhoofdstraat wordt geadviseerd om de inrichtingsprincipes en maatregelen die hieronder zijn beschreven (storymap) toe te passen om de zijstraten te ontlasten tijdens hevige neerslag.

Hittestress

In de huidige situatie neemt de gevoelstemperatuur van het Lint Krommenie flink toe op een hete zomerdag. In de openbare ruimte is weinig tot geen ruimte om van het lint een koele route met 30% boomkroonbedekking te maken. Hittestress een aandachtspunt voor de winkelfunctie in de vorm van koele looproutes (maar ook zonrijke looproute in de niet-zomer maanden).

Toenemende bouwvolumes zouden de gevoelstemperatuur nog verder kunnen doen laten oplopen tijdens een hete zomerdag, waardoor het niet wenselijk is om nog hogere bouwvolumes toe te voegen aan het lint.

Droogte

Een groot deel van het lint is gevoelig voor bodemdaling. Extra bouwoppervlak leidt tot snellere afstroming van regenwater en wanneer er geen infiltratievoorzieningen worden aangelegd, wordt bodemdaling mogelijk versneld, omdat het grondwater niet wordt aangevuld. Daarom dienen bouwoppervlaktes beperkt te worden. Bodemdaling maakt bepaalde locaties tevens kwetsbaarder voor wateroverlast, omdat er lokaal laagtes kunnen ontstaan.

Overstromingen

Het Lint Krommenie is gevoelig voor een overstroming die 1x in de 1000 jaar kan voorkomen. Hierbij kunnen waterdieptes tot 0,8 m optreden. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden dat vloerpeilen of drempelhoogtes boven het overstromingspeil worden afgegeven.

Inrichtingsprincipes en maatregelen

Het volgende pakket maatregelen en inrichtingsprincipes gelden voor dit gedeelte van de wijk:

Scenario nat

De wateroverlast analyse (WOLK) toont dat er in dit gedeelte van de wijk 800 kuub extra water geborgen moet worden om de wijk klimaatadaptief en waterrobuust te maken.

  • CreĆ«ren van waterbergende verharding(sfundering) die kan dienen als tijdelijke waterbuffer.
  • Hoogte trapsgewijs inrichten: winkeltoegang > straat > afstroomroute oppervlakkig naar watergang. De afstroom via zijstraten de wijk in blokkeren middels een verhoging, bijvoorbeeld drempels.
  • Regenwater van panden en percelen aan de watergang aan de westzijde direct afkoppelen op de watergang.
  • Bewoners kunnen verder bijdragen aan de opvang van buien en beperken van droogte in de tuin middels een regenton en/of groen dak op het platte dak.
  • Water laten aflopen naar de Durgsloot voorkomt wateroverlast in andere gebieden in Krommenie -Oost. Toestroom naar de wijk blokkeren middels een verhoging. De waterbergende verharding kan dienen als waterafvoer.

Scenario droog

  • Stimuleren van het vervangen van houten paalfunderingen bij particuliere panden
  • Grondwaterregulering toepassen met een DI leiding en de kansrijkheid onderzoeken van diepteinfiltratie van regenwater (te koppelen aan waterbergende verharding)
  • Pandeigenaren stimuleren om aan te sluiten op de grondwaterregulering en/of in eigen tuin regenwater te laten infiltreren.

Actief grondwaterpeilbeheer is een gerichte inspanning om een gewenst grondwaterpeil te realiseren, met een drainage-infiltratieleiding in verbinding met het oppervlaktewater. Hiermee worden zowel te hoge als te lage grondwaterstanden voorkomen. Ook kan hiermee, met de juiste aansturing en afstemming met het natuurlijke bodem- en watersysteem en de historische cultuurtechnische inrichting van een gebied, in enige mate oppervlaktewater na piekbuien in de ondiepe bodem worden opgeslagen en beschikbaar gesteld voor droge perioden die erop volgen. Hiermee kan het waterbufferend vermogen van de ondiepe bodem worden vergroot voor regenwater.

Nader onderzoek naar de mogelijkheden voor diepte-infiltratie zijn voor dit gebied zinvol, omdat het zou kunnen bijdragen aan het beperken van bodemdaling en het aanvullen van de grondwatervoorraad voor droge perioden. Met een waterbergende wegfundering / waterpasserende verharding, kan water bij vaker voorkomende buien vertraagd worden afgevoerd, terwijl de straat toch vlot droog is.

Beschikbare ruimte

In het openbaar terrein is weinig tot geen ruimte aan maaiveld en ondergronds.Bij het herinrichten van de Zuider- en Noorderhoofdstraat kan er ruimte worden gecreƫerd voor waterberging in het straatprofiel en/of in de wegfundering. De oppervlakkige 'nood'overloop kan worden gestuurd via een zijstraat naar de watergang aan de westzijde in plaats van de wijk in. Woningen en percelen die aan de watergang grenzen, zouden het regenwater volledig kunnen afkoppelen van de riolering en direct laten uitstromen in de watergang. Dat ontlast de waterdruk op de Hoofdstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0025.png"

4.20 Gezondheid

Voor veel mensen is gezondheid een van de belangrijkste dingen in hun leven. Een goede gezondheid is een belangrijke randvoorwaarde voor een plezierig leven. Wanneer iemand zich gezond voelt is deze persoon gelukkiger, actiever, zelfverzekerder, productiever en beter in staat om te participeren in de maatschappij. Met werk, studie of als vrijwilliger, in de wijk en in de stad, op eigen niveau en naar eigen kunnen.

De ambitie is dat Zaankanters zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes kunnen maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Het streven is dat Zaanstad in 2040 minstens net zo gezond is als het gemiddelde van vergelijkbare grote stedelijke gemeenten (G40-gemeenten). Dit staat centraal in de door de gemeenteraad vastgestelde Zaanse Visie op Gezondheid van juli 2019.

Naast leefstijl en sociale omgeving heeft de fysieke leefomgeving, waaronder het milieu en de openbare ruimte, ook veel invloed op gezondheid. Een gezonde en groene omgeving heeft een beschermende invloed tegen milieufactoren, bijvoorbeeld als het gaat om luchtkwaliteit en fijnstof.

Daarom zet Zaanstad onder meer in op een gezonde fysieke omgeving door:

  • een goede toegang tot voorzieningen (zoals scholen, winkels of een buurthuis) en openbaar vervoer voor iedereen te bieden;
  • Zaankanters uit te nodigen tot een gezonde leefstijl zoals wandelen, fietsen, spelen, ontspannen, eten of elkaar ontmoeten;
  • schoon en veilig te zijn; en
  • toegankelijk te zijn voor alle gebruikers zoals ouderen, kinderen en gehandicapten.

Conclusie

Met dit bestemmingsplan wordt een verbetering van de leefkwaliteit beoogd, met behoud van de unieke kenmerken van het cultuurhistorisch waardevolle dorpslint van Krommenie.

4.21 Bedrijven En Milieuzonering

Binnen het plangebied worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waardoor het onderwerp bedrijven en milieuzonering niet relevant is voor dit plan.

4.22 Economische Uitvoerbaarheid

In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

Beoordeling
Omdat met het bestemmingsplan geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes worden toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, is het niet noodzakelijk kostenverhaal te regelen.

Planschade
Omdat het inperken van bouwrechten vergaande impact kan hebben op de eigendomsbelangen, heeft de raad, met in achtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (evenredigheidsbeginsel) uit de Algemene wet bestuursrecht, besloten om eigenaren een voldoende lange periode te bieden om bestaande bouwrechten te benutten. Daarom heeft de raad met het besluit van 21 april 2022 het voorbereidingsbesluit ingetrokken en in dezelfde vergadering de uitgangspunten voor het voorliggende bestemmingsplan vastgesteld.

Deze uitgangspunten zijn op 4 mei 2022 openbaar kenbaar gemaakt in het Gemeenteblad, het Zaans stadsblad en op de gemeentelijke website en vormen daarmee een concreet beleidsvoornemen waaruit eigenaren de concrete gevolgen voor de bouwrechten op hun perceel konden opmaken. Het inperken van de bouwrechten is daarmee voorzienbaar geworden. Bovendien is er sprake geweest van een voldoende lange benuttingsperiode waarin eigenaren ruim 7 maanden de mogelijkheid hebben gehad hun bestaande bouwrechten te benutten, tot de inwerkingtreding van het tweede voorbereidingsbesluit op 29 december 2022. Derhalve wordt het risico op planschade niet aannemelijk geacht.

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Overleg Met Overheden En Diensten

Ten behoeve van het vaststellen van het omgevingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.

In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.

Niet alleen de gemeente Zaanstad, maar ook andere (overheids-) partijen hebben invloed op de ontwikkeling. Om deze partijen –wettelijke overlegpartners– in een vroeg stadium om een reactie te vragen over het voorontwerpbestemmingsplan is de gemeente Zaanstad gesprekken gestart. Deze gesprekken met wettelijke overlegpartners zijn gestart in september 2022, mede in het kader van art 3.1.1. Bro.

De gemeente Zaanstad heeft een schriftelijk verzoek gedaan in het kader van art. 3.1.1. Bro, om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan. Dit schriftelijke verzoek is op 23 september 2022 verstuurd en bevatte het verzoek voor het geven van advies over het voorontwerpbestemmingsplan. De overlegpartners hadden tot 21 oktober 2022 de gelegenheid om te reageren.

Gasunie en de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (VRZW) hebben een reactie gegeven. De reacties en de beantwoording zijn samengevat in Bijlage 3 Reactienota.

Die reacties hebben er toe geleid dat het bestemmingsplan is aangepast.Net ten oosten van het plangebied, ter hoogte van het Vlietsend, ligt een aardgastransportleiding. De beschermingszone rondom deze leiding overlapt voor een klein deel het plangebied. Daarom is op de verbeelding en in de planregels de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' opgenomen.

Bovendien is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - maatschappelijke functies uitgesloten' toegevoegd die overeenkomt met de 100% letaliteitscontour van de buisleiding. Binnen de gebiedsaanduiding is op grond van artikel 14.2 de vestiging van kwetsbare maatschappelijke functies (scholen, dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking, ziekenhuizen, verpleeghuizen, kinderopvang) niet langer meer mogelijk. In paragraaf 4.13Externe veiligheid is de afweging gemaakt waarom andere functiewijzigingen mogelijk blijven.

5.2 Participatie Met Belanghebbenden

In de gebruikelijke procedure van een bestemmingsplan wordt aan belanghebbenden gevraagd om mee te denken over de mogelijke invulling van het plangebied en daarmee de vormgeving van het bestemmingsplan. Bewoners, omwonenden, eigenaren, winkeliers en gebruikers van het gebied zijn op verschillende manieren en momenten betrokken geweest bij de stappen die genomen zijn vóór het maken van het bestemmingsplan.

Eerste participatiebijeenkomst 2 juni 2022

Voor alle belanghebbenden is een participatiebijeenkomst georganiseerd op 2 juni 2022. Hierin zijn de cultuurhistorische waarden gepresenteerd en zijn de uitgangspunten voor het bestemmingsplan besproken die de raad op 20 april 2022 heeft vastgesteld. In werkgroepen hebben de aanwezigen aandachtspunten meegegeven voor het nieuwe bestemmingsplan. In het verslag is een tabel opgenomen waarin staat aangeven hoe deze aandachtspunten al dan niet zijn verwerkt in het bestemmingsplan. Zie Bijlage 2 Verslag participatiebijeenkomst 2 juni2022

Fietstocht 4 juni 2022

Tijdens een fietstocht langs cultuurhistorische waardevolle plekken kregen de deelnemers uitleg over de dijkstructuur, de kleinschalige bebouwing, waardevolle doorzichten, de relatie tussen de dijk en de Durgsloot en de diverse monumenten in het lint. Bij de start in de Vermaning aan de Noorderhoofdstraat en tijdens de tocht zijn de uitgangspunten voor het bestemmingsplan besproken en aan de hand van concrete voorbeelden ter plekke toegelicht.

Expeditie Zaanstad Noord 10 september 2022

Tijdens de Expeditie Zaanstad Noord konden deelnemers op 12 locaties in Wormerveer, Assendelft en Krommenie informatie krijgen over projecten van de gemeente, woningcorporatie of provincie. In een marktkraam in de Zuiderhoofdstraat was informatie beschikbaar over de cultuurhistorische waarden van het dorpslint en konden belangstellenden vragen stellen over de bestemmingsplanprocedure.

Voorontwerpbestemmingsplan en tweede participatiebijeenkomst 26 september 2022

Op 21 september 2022 is in het Gemeenteblad, het Zaans stadsblad en op de gemeentelijke website bekend gemaakt dat het voorontwerpbestemmingsplan en bijbehorende stukken vanaf 23 september 2022 digitaal beschikbaar zijn op www.ruimtelijkeplannen.nl. Alle bovengenoemde stukken waren in te zien als pdf-bestanden op de gemeentelijke website www.zaanstad.nl en in papieren vorm op het stadhuis.

In de bekendmakingen en in een huis-aan-huis bezorgde brief is tevens de tweede participatiebijeenkomst op 26 september 2022 aangekondigd, waar het voorontwerp van het bestemmingsplan is gepresenteerd. Ambtenaren hebben toegelicht hoe de uitgangspunten uit paragraaf 2.3 zijn toegepast en welke ruimte er is voor uitbreidingen op het achtererf. Tevens is uitgelegd dat grotere uitbreidingen niet rechtstreeks in dit bestemmingsplan zijn toegestaan, maar dat het wenselijk is dat dit soort bouwplannen per geval kunnen worden beoordeeld op ruimtelijke inpasbaarheid en dat er bestuurlijke afwegingsruimte is. Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen borgen is het daarom wenselijk dat concrete bouwplannen op hun eigen merites kunnen worden getoetst en beoordeeld. Via het aanvragen van een omgevingsvergunning voor een bouwplan, kan maatwerk worden geboden voor bouwplannen die wel ruimtelijk inpasbaar blijken.

Een deel van de bewoners is blij met minder bouwmogelijkheden. Een ander deel van de bewoners of eigenaren en ontwikkelaars met bouwplannen vinden het nieuwe bestemmingsplan te beperkend. Bovendien vrezen ze dat maatwerk niet wordt toegepast en afwijken van het bestemmingsplan niet mogelijk is.Er bestaat een breed gedeelde behoefte aan perspectief of richtlijnen waaraan maatwerk moet voldoen, zowel bij bewoners als bij eigenaren of ontwikkelaars met bouwplannen.

Op de particpatiebijeenkomst, in de bekendmakingen en in de huis-aan-huisbrief is aangegeven dat men vanaf 23 september tot en met 23 oktober via mail kon reageren op het voorontwerpbestemmingsplan.

De reacties zijn samengevat in Bijlage 3 Reactienota. In de Reactienota is de gemeentelijke reactie weergegeven en beschreven tot welke wjizingen in het bestemmingsplan de participatiereacties hebben geleid.

5.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op 22 maart 2023 is de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en de bijbehorende stukken gepubliceerd in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 23 maart 2023 gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad. Tijdens de termijn van terinzagelegging is op 3 april 2023 een informatieavond gehouden in het gebouw van Speeltuinvereniging "Blok", Doctor Kuijperkade 5 te Krommenie.

Tijdens de avond is het bestemmingsplan en het ontwerp van de uitwerking van de visie Linten, dijken en paden (LDP) voor het deelgebied Krommenie, dat tegelijkertijd met het bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen, toegelicht en zijn vragen beantwoord. Er waren circa 70 aanwezigen.

In de periode van terinzagelegging zijn bij de gemeente Zaanstad 15 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn beantwoord in Bijlage 3 Reactienota. Als zienswijzen hebben hebben geleid tot wijzigingen in het bestemmingplan, is dat aangegeven in de Reactienota.

5.4 Ambtshalve Wijzigingen

Tevens is een aantal ambtshalve wijzigingen in de stukken doorgevoerd. Deze zijn eveneens verwoord in Bijlage 3 Reactienota.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op Bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan 'Lint Krommenie' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat ƩƩn kaartblad NL.IMRO.0479.STED3898BP.

Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de standaard van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.

Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op ƩƩn bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

Regels

De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
  2. 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn;
  3. 3. Algemene regels
    In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
  4. 4. Overgangs- en slotregels
    In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.

Toelichting

In de toelichtingis in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.

6.2 Begrippen En Wijze Van Meten

Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.

dakkapel

Een dakkapel wordt in de bouwregelgeving (Wabo, Bor) niet gedefinieerd. Daardoor ontstaat er nog wel eens onduidelijkheid over de vraag 'is dit nog een dakkapel of niet?'. Om die reden is in het plan een begripsbepaling opgenomen voor een dakkapel.

Een dakkapel is een uitbouw in een schuin dakvlak, waardoor stahoogte ter plaatse verkregen wordt, voorzien van een verticaal raamkozijn, een dakvlak en zijwanden. Een dakkapel wordt geplaatst in een schuin dakvlak. Dat wil zeggen dat er rondom de dakkapel sprake moet zijn van een dak (met uitzondering van dakkapellen vanuit de nok). Wanneer een voorgevel gedeeltelijk wordt doorgebouwd boven de goot dan is er geen sprake van een dakkapel maar van een dakopbouw. Ook wanneer het bouwwerk boven de bestaande nok uitkomt is er sprake van een dakopbouw.

6.3 Bestemmingen

Functieomschrijving
De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt').

Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts ƩƩn functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemming, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.

De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in lid 13.2. In de functieomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op lid 13.2.

Voorrangsregelinggebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.

In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen Algemene bouwregels en Algemene gebruiksregels. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.

6.4 Centrum

Bestemming Centrum (3)

In het lint is ruimte voor een breed scala aan bedrijven, voorzieningen en woningen. Daarom is net als in het voorgaande bestemmingsplan gebruik gemaakt van de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd'. Deze bestemmingen combineren de functies wonen, maatschappelijke voorzieningen, cultuur & ontspanning en bedrijven. Ten opzichte van het vorige bestemmingsplan zijn de bestemmingen van gronden niet gewijzigd. Als een perceel in het bestemmingsplan Krommenie de bestemming 'Gemengd' of 'Centrum' had, is dat in het nieuwe bestemmingsplan ongewijzigd gebleven.

De inhoud van de bestemming Centrum komt in grote delen overeen met de bestemming Gemengd. Voor een toelichting op de planregels wordt verwezen naar de toelichting op de bestemming Gemengd. Hieronder worden alleen de verschillen ten opzichte van de bestemming Gemengd toegelicht.

Wonen niet op de begane grond
Binnen de bestemming Centrum is het niet gewenst dat er gewoond wordt op de begane grond. Voor een sterk centrumgebied is het belangrijk dat aan de straat een aaneengesloten keten ontstaat van publieksaantrekkende functies zoals winkels. Woningen op de begane grond onderbreken de keten van publiekstrekkende functies. Dit verbod is overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan.

Horeca
In het voorgaande bestemmingsplan was horeca alleen ondergeschikt en gerelateerd aan andere functies toegestaan. In de praktijk zijn er zelfstandige horecavoorzieningen, zoals cafƩ's, restaurants en lunchroom in het dorpslint gevestigd. Deze horecavoorzieningen beschikken tevens over een exploitatievergunning. Daarom is er in dit bestemmingsplan voor gekozen om zelfstandige horecafuncties toe te staan, conform de feitelijke situatie. Bestaande horecavestigingen die een exploitatievergunning hebben, zijn op de planverbeelding aangeduid.

Ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan is de horecaaanduiding voor het pand aan de Noorderhoofdstraat 48 (horeca t/m categorie 3) vervallen. Dit betreft het pand naast de Vermaning dat in gebruik is geweest door cafƩ Babbels maar inmiddels met vergunning is getransformeerd naar woning met kantoor.

Naast de bestaande horeca is er enige flexibiliteit voor nieuwe horecavestigingen. In de bestemming Centrum is een nieuwe horecavestiging mogelijk met toepassing van een binnenplanse afwijking. Op grond van deze binnenplanse afwijking kunnen er maximaal 3 nieuwe vestigingen worden toegestaan tot een totaal maximum van 12 vestigingen. Voor iedere nieuwe vestiging geldt een maximaal bruto vloeroppervlakte van 100 m2. De oppervlakte van de buitenruimte of een eventueel horecaterras wordt niet meegerekend. De horeca is alleen toegestaan als deze voorkomt in de categorie 2 of lager van de Bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten - Horeca. Zie artikel 3.4.4 van de planregels

Voor nieuwe horecavestigingen die groter zijn dan 100 m2 of voor horeca van een zwaardere categorie is een maatwerkafweging nodig. Dat geldt ook voor het geval het maximum van 12 horecavestigingen is bereikt. Per geval en per locatie dient te worden beoordeeld of de horeca ruimtelijk inpasbaar is en er sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat.

Ondergeschikte horeca is onder voorwaarden en als onderdeel van de hoofdfunctie overal binnen de bestemming Centrum toegestaan. De voorwaarden staan in artikel 3.3.6. Ondergeschikte horeca is bijvoorbeeld een zithoekje in een bakkerij om ter plekke een broodje te eten. De hoofdactiviteit is detailhandel, namelijk de bakker. De horeca is ondergeschikt want gerelateerd aan de hoofdactiviteit, alleen geopend tijdens de openingstijden van de bakker, alleen bereikbaar via de ingang van de bakker, etc.

Naar aanleiding van een zienswijze is er een hotel toegestaan ter plaatse van Zuiderhoofdstraat 84. Zie Bijlage 3 Reactienota

Verkoop en opslag van consumentenvuurwerk
Op de locatie Vlietsend 4 is een verkooppunt voor consumentenvuurwerk gevestigd. De locatie heeft een vergunning voor de periode van 2019 tot 2029. De verkoop en opslag van consumentenvuurwerk is in beginsel verboden in de algemene regels van bestemmingsplannen. Omdat het hier een legale bestaande situatie betreft is een uitzondering opgenomen op dat algemene verbod. Zie lid 3.3.3 van de regels.

De detailhandel in consumentenvuurwerk is gekoppeld aan aanvullende regels en slechts toegestaan wanneer ook aan de andere regelgeving is voldaan. Opslag is alleen toegestaan ten behoeve van de verkoop. De productie van vuurwerk is geheel niet toegestaan.

In het Vuurwerkbesluit zijn veiligheidsafstanden opgenomen. De Algemene Plaatselijke Verordening kan regelen hoeveel vuurwerkverkooppunten in de gemeente zijn toegestaan en op welke locaties. De Wet milieubeheer borgt dat een vuurwerkverkooppunt ook via de milieuwetgeving gebonden is aan de voorgenoemde regels. Deze combinatie van regelgeving zorgt ervoor dat de verkoop van vuurwerk op een veilige manier kan plaatsvinden.

De productie, opslag en verkoop van alle andere vormen van vuurwerk (bijvoorbeeld professioneel vuurwerk) is nadrukkelijk niet toegestaan.

Sportscholen

Sportscholen kunnen invloed hebben op de woon- en leefomgeving vanwege geluidsoverlast. Bij een nieuwe vestiging is het wenselijk dat er een bestuurlijke afweging kan worden gemaakt. Daarom is in dit bestemmingsplan uitsluitend de bestaande sportschool toegestaan aan de Zuiderhoofdstraat 12. Deze locatie is op de planverbeelding weergegeven met de aanduiding 'sportschool'. Zie artikel 3.3.9.

Supermarkten uitgesloten
In deze bestemming is, net als in de bestemming Gemengd, detailhandel toegestaan. Supermarkten kunnen onder detailhandel vallen. Sommige panden in het gebied zijn zo groot dat zij geschikt kunnen zijn als supermarkt. Dat is niet altijd wenselijk, want een overschot aan supermarkten kan leegstand tot gevolg hebben.Bovendien hebben supermarkten ruimtelijke impact op de woon- en leefomgeving vanwege frequente bevoorrading en hoge bezoekersaantallen. Supermarkten zijn daarom alleen toegestaan binnen het kernwinkelgebied en de aanloopgebieden. Daarbuiten zijn supermarkten niet toestaan. Dit is op de planverbeelding weergegeven met de aanduiding 'supermarkt uitgesloten'.

6.5 Gemengd

Bestemming Gemengd (4)

Algemeen
Waarom heeft mijn perceel de bestemming gemengd?
De bestemmingen uit het voorgaande bestemmingsplan Krommenie (2013) zijn gebruikt als uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan. Als uw perceel in het voorgaande bestemmingsplan de bestemming gemengd had, dan heeft het perceel in dit bestemmingsplan ook de bestemming gemengd gekregen.

Waarom heeft de nieuwe bestemming gemengd meer regels, mag ik dan minder?
De nieuwe bestemming is uitgebreider omschreven. Vroeger werd niet alles nadrukkelijk omschreven in de bestemmingsplanregels, maar dat betekende niet dat er geen regels gelden. De ongeschreven regels volgen uit de interpretatie en doorvertaling van de geschreven regels. In het nieuwe bestemmingsplan is geprobeerd de regels zoveel mogelijk toe te passen en op te schrijven in het bestemmingsplan, zodat voor burgers en bedrijven op voorhand duidelijk(er) is "wat waar mag".

  • Een voorbeeld hiervan zijn de regels over een bedrijfskantine. Strikt genomen is dit horeca, maar het was niet genoemd in de horecalijst. Om erachter te komen of een bedrijfskantine is toegestaan moest een burger of bedrijf jurisprudentie onderzoeken (uitspraken van een rechter) en toepassen op de planregels. In het nieuwe plan zijn regels over bedrijfskantines opgeschreven zodat dit niet meer nodig is.
  • Een ander voorbeeld is het toewijzen van milieucategorieĆ«n. In het voorgaande bestemmingsplan werd omschreven wanneer een hogere categorie dan B1 was toegestaan, maar die omschrijving laat ruimte voor interpretatieverschillen. Dat werkt niet prettig voor burgers en bedrijven, want dan blijkt tijdens een handhavingstraject pas of de interpratie van de burger of het bedrijf overeenkomt met de interpretatie die de gemeente bedoeld had. In het nieuwe plan zijn milieucategorieĆ«n vooraf toegekend en ingetekend op de verbeelding (de kaart). Er is in het bestemmingsplan ook een mogelijkheid opgenomen om in bepaalde gevallen af te wijken van de categorie, om toch flexibiliteit te behouden.

Bovenstaande voorbeelden zijn niet de enige verduidelijkingen, er is meer werk verzet om de regels op voorhand duidelijk(er) op te schrijven.

Functieomschrijving (lid 4.1)
Hoofdgebruik
De bestemming Gemengd biedt in de hoofdregel ruimte voor een breed scala aan bedrijven, voorzieningen en woningen. Er is niet sprake van ƩƩn hoofdgebruik. Deze bestemming combineert de functies wonen, maatschappelijke voorzieningen, cultuur & ontspanning en bedrijven en voegt regels toe om die mix van functies in goede banen te leiden. Deze regels zijn in de specifieke gebruiksregels opgenomen en zijn onderstaand toegelicht.

Bedrijf of voorziening?
Binnen deze bestemming zijn meerdere breed omschreven functies toegestaan. Zo zijn bedrijven, maatschappelijke, culturele en recreatieve voorzieningen toegestaan. Een functie kan binnen meerdere begrippen vallen. Zo kan een voorziening een winstoogmerk hebben, zodat het tevens binnen de definitie van 'bedrijf' valt. Een dergelijk(e) voorziening/bedrijf moet in dat geval voldoen aan de regels voor voorzieningen Ʃn bedrijven.

Definitie bedrijf
Er is voor gekozen om het begrip 'bedrijf' of 'bedrijven' niet nader te definiƫren in de begripsbepalingen van het plan. De gangbare definitie wordt aangehouden: een bedrijf is een onderneming. In oudere bestemmingsplannen werd ervoor gekozen om in de begripsbepaling van 'bedrijf' branches en activiteiten uit te sluiten. In dit plan is er bewust voor gekozen om een brede definitie van 'bedrijf' te hanteren (de Van Dale definitie). De uitsluitingen van branches en activiteiten zijn nu opgenomen in de bestemmingsregels. Daardoor zijn de regels omtrent toegestane en uitgesloten bedrijfsvormen vindbaar op ƩƩn plek (de bestemmingsregels) en wijkt de definitie van bedrijf niet meer af van de maatschappelijk gangbare definitie. De enige uitzondering hierop zijn de algemene gebruiksregels, die gelden als aanvulling op de bestemmingsregels.

Een bedrijf kan tevens een maatschappelijke, recreatieve of culturele voorziening zijn. Deze voorzieningen zijn tevens opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten als 'bedrijfsactiviteiten'. In de bestemmingsregels kunnen deze voorzieningen zijn uitgesloten als dat op deze locatie of binnen deze panden wenselijk is. Een gebruik moet voldoen aan alle regels die voor dat gebruik gelden. Met andere woorden: als een bedrijf tevens een maatschappelijke voorziening is, dan moet het gebruik voldoen aan zowel de regels voor een bedrijf als voor een maatschappelijke voorziening.

Categorie functiemeningslijst (lid 4.3.2)
Bedrijven, culturele voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en recreatievevoorzieningen zijn alleen toegestaan indien:

Voor sommige panden kan een hogere categorie zijn toegekend dan B1. Dat gebeurt nadrukkelijk met een functieaanduiding op de verbeelding van het bestemmingsplan. In de Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is uitgelegd onder welke omstandigheden een hogere categorie dan B1 toegestaan kan worden.

De functielijst is gebaseerd op de VNG-richtafstanden, waarop enkele Zaanse aanpassingen zijn gemaakt. De redenen hiervoor zijn in Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten -Functiemenging toegelicht.

Binnen de bestemming is het mogelijk dat locaties verschillende maximale categoriƫen krijgen toegewezen. Een maximale categorie wordt toegewezen op basis van de invloed van de functie op de omgeving. Grenst een locatie aan meerdere woningen, dan ligt het voor de hand dat daar een lagere categorie is toegestaan dan wanneer in de directe omgeving van de locatie geen woningen zijn toegestaan. De wijze van toedelen van categorieƫn is verder toegelicht in Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Indien een plek niet de bovengenoemde functieaanduiding heeft gekregen, dan zijn bedrijven, culturele voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en recreatieve voorzieningen op die plek niet toegestaan. De reden hiervoor is dat deze bedrijven en voorzieningen dan mogelijk zouden zijn zonder maximale milieucategorie, wat op gespannen voet staat met het aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het omliggende gebied.

In de subleden van lid 4.2 wordt gesproken over 'bovengenoemde voorzieningen'. Hiermee wordt verwezen naar de opsomming van 'culturele voorzieningen, maatschappelijkevoorzieningen en recreatieve voorzieningen'. Omwille van de leesbaarheid van de regels is ervoor gekozen deze opsomming niet voluit te schrijven in elk sublid.

De categorieƫn en lijst van functiemenging betreffen een hoofdregel. In de specifieke gebruiksregels kunnen activiteiten alsnog worden uitgesloten. Als een specifieke regel een activiteit uitsluit terwijl deze wel in de algemene functiemengingslijst is opgenomen, dan gaat de specifieke regel voor en is de activiteit niet toegestaan.

Afwijken van de functiemengingslijst of categorie (lid 4.4.1 en lid 4.4.2)
Soms is een activiteit niet nadrukkelijk benoemd in de functiemengingslijst, maar is deze wel inpasbaar op de betreffende locatie. Ook is het denkbaar dat een initiatiefnemer een activiteit op een dergelijke manier uitvoert dat de hoge categorie die is verbonden aan de activiteit niet terecht is. In beide afwijkingsmogelijkheden is het belangrijk dat de aard, omvang en invloed op de omgeving van de aangevraagde activiteit overeenkomen met de aard, omvang en invloed op de omgeving van een activiteit die wƩl is toegestaan op de betreffende locatie.

Die afweging zal voornamelijk plaatsvinden op basis van de specifieke bedrijfsinrichting die initiatiefnemer voor ogen heeft. Zo kan bijvoorbeeld de invloed op de omgeving van een brouwerij beperkt worden door de bedrijfsruimte luchtdicht te maken en een geurfilterinstallatie te plaatsen. De omgevingsvergunning voor het afwijken moet dan ook benoemen welke aspecten van de bedrijfsvoering maken dat in dit specifieke geval een activiteit van een hogere categorie of een bedrijf dat niet op de lijst staat toch is toegestaan op deze locatie. Om het voorbeeld van de bierbrouwerij verder te benutten; met deze afwijkingsmogelijkheid kan het mogelijk zijn om een brouwerij toe te staan mƩt een geurfilter en een luchtdicht gebouw, maar niet een reguliere brouwerij zonder de voorgenoemde eigenschappen. Het is dan ook noodzakelijk dat de genoemde eigenschappen in stand worden gehouden.

Detailhandel
Detailhandel was in het voorgaande plan als zelfstandige activiteit toegestaan binnen de bestemming Gemengd. In de Zaanse standaar voor nieuwe bestemmingsplannen wordt detailhandel als zelfstandige activiteit alleen toegestaan binnen de bestemming Centrum. Omdat in dit geval detailhandel al was toegestaan wordt afgeweken van de standaard en is zelfstandige detailhandel toegestaan binnen de bestemming Gemengd. Concreet betekent dit dat de regels uit de standaard die detailhandel beperken tot ondergeschikt en ondersteunend, geschrapt zijn.

Horeca (lid 4.3.4 en 4.3.6)
Horeca was in het voorgaande plan als zelfstandige activiteit toegestaan binnen de bestemming Gemengd. In dit nieuwe plan zijn regels opgesteld om horeca opnieuw als zelfstandige activiteit toe te staan.Net als in het oude plan gelden aanvullende regels, namelijk dat alleen horeca van een bepaalde categorie is toegestaan. De categorieƫn zijn nader toegelicht in Bijlage 4 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Horeca.

Wat is anders?

  • In dit bestemmingsplan is er voor gekozen om zelfstandige horecafuncties toe te staan conform de feitelijke situatie. Bestaande horecavestigingen die een exploitatievergunning hebben, zijn op de planverbeelding aangeduid.
  • De horecacategorieĆ«n zijn aangevuld met maximale openingstijden naar aanleiding van de Visie horeca Zaanstad. Het bestemmingsplan bepaalt niet de openingstijden van horeca, maar bepaalt wel dat bepaalde horecabedrijven niet zijn toegestaan als de openingstijden zo ruim zijn dat er teveel overlast voor de omgeving te verwachten is.
  • Ondergeschikte horeca is onder voorwaarden en als onderdeel van de hoofdfunctie overal binnen de bestemming Gemengd toegestaan. De voorwaarden staan in artikel 4.3.5.
  • Nieuwe hotels zijn niet toegestaan. Dit komt vanwege nieuwe regelgeving (de "ladder van duurzame verstedelijking"), waardoor voor elke nieuwe hotelkamer een onderbouwing in de vorm van een marktonderzoek noodzakelijk is. Voor nieuwe hotels is een bestemmingsplanwijziging of een omgevingsvergunning voor het buitenplans afwijken noodzakelijk. Daarin wordt de ruimtelijke aanvaardbaarheid (inclusief de ladder van duurzame verstedelijking) getoetst.

Horeca - kantines (lid 4.3.6)
Naast de zelfstandige horeca gelden er specifieke regels over horeca in de vorm van kantines voor de eigen bedrijfsvoering. De eigen werknemers moeten dan ook de voornamelijke doelgroep zijn, waarbij het ook toegestaan is als in beperkte mate bezoekers van het bedrijf gebruik maken van de kantine.

Anders dan bij ondergeschikte horeca is het niet van belang of de kantine door het eigen bedrijf wordt verzorgd, of dat zij hiervoor een derde partij hebben ingehuurd. De huidige trend is immers dat kantines worden uitbesteed aan cateringsbedrijven. De regels van het bestemmingsplan staan dit niet in de weg.

Een horecagelegenheid met een verzorgingsgebied of aantrekkende werking groter dan het eigen bedrijf is niet toegestaan.

Recreatieve voorzieningen - uitgesloten vormen (lid 4.3.7)
Een aantal vormen van recreatieve voorzieningen kunnen een grote invloed hebben op de leefomgeving. Denk hierbij niet alleen aan geluid maar ook aan een grote piekbelasting van verkeers- en parkeerdruk. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor dit gebruik, dan wordt veelal een specifieke bestemming toegekend (bijvoorbeeld de bestemming 'Sport' voor een sportveld of 'Agrarisch' met een aanduiding 'manege').

Wonen algemeen (lid 4.1)
Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.'. Die verbondenheid kan bestaan uit een gezinsverband, maar ook uit een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband.

Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van ƩƩn huishouden. Ter verduidelijking zijn een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.

  • Tijdelijk verblijf (Short Stay)
    Tijdelijk verblijf, ook wel short stay genoemd, is een bijzondere vorm van logies. Het verblijf duurt langer dan een gebruikelijk hotelverblijf (tijdelijk verblijf hoeft niet persƩ in een hotel plaats te vinden), maar niet dermate lang dat er sprake is van een duurzaam verblijf. Omdat er geen sprake is van duurzaam verblijf, past deze verblijfsvorm niet binnen het hoofdgebruik wonen.
    In het bestemmingsplan is tijdelijk verblijf gedefinieerd als bewoning voor een periode van 7 nachten tot 6 maanden. Tijdelijk verblijf (en verblijf korter dan 7 nachten) valt binnen het hoofdgebruik horeca.
  • Kamerverhuur
    Bij kamerverhuur is er geen sprake van ƩƩn gezamenlijk huishouden. Bij kamerverhuur bestaat er geen onderlinge verbondenheid; normaliter bestaat er geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. De kosten van het huishouden worden hoofdzakelijk individueel aan de verhuurder betaald, wellicht met uitzondering van schoonmaakartikelen en andere kleine uitgaven. Van een gezamenlijk huishouden is daarom geen sprake, wat maakt dat deze verblijfsvorm niet past binnen het hoofdgebruik wonen.
    Of binnen een woongebied een uitzondering wordt gemaakt om alsnog kamerverhuur toe te staan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De toename van de parkeerdruk en (geluid)overlast als gevolg van kamerverhuur maken dat deze verblijfsvorm niet rechtstreeks binnen alle woongebieden toegestaan kan worden. Indien kamerverhuur binnen een bepaald gebied wel aanvaardbaar wordt geacht ten aanzien van het woon- en leefklimaat, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
    Bestaande, vergunde kamerverhuur is in dit plan aangeduid met de functieaanduiding 'kamerverhuur'.
  • Studentenhuisvesting
    Studentenhuisvesting past niet binnen het hoofdgebruik wonen. Veelal wordt studentenhuisvesting geregeld via kamerverhuur, waarover bovenstaand reeds is aangegeven waarom het niet geacht wordt te passen binnen het hoofdgebruik wonen.

    Ten aanzien van studentenhuisvesting weegt het tevens mee dat de Raad van State heeft bepaald dat 'alleenstaande studenten niet de intentie hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Zij hebben slechts de wens om gedurende de studietijd over huisvesting te beschikken en hebben normaliter geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. Gelet hierop kan deze vorm van samenwonen, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, niet op ƩƩn lijn worden gesteld met bewoning van het pand door een gezin. […] Het betoog van [appellant sub 2] dat geen ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van het pand door een groep studenten en bewoning door een gezin, wordt evenmin gevolgd. De ruimtelijke uitstraling verschilt, reeds gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden groepen bewoners. (ECLI:NL:RVS:2012:BV3229 r.o. 2.5.1.)'

    Gelet op het bovenstaande is het niet wenselijk om studentenhuisvesting als hoofdregel toe te staan binnen alle woongebieden. Als studentenhuisvesting, al dan niet in combinatie met algemene kamerverhuur, aanvaardbaar wordt geacht in een woongebied, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
  • Met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband
    De definitie van ƩƩn huishouden is niet beperkt tot een gezinsverband. Er zijn ook woonvormen denkbaar waarbij sprake is van een 'met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband'. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer meerdere vrienden als huisgenoten gezamenlijk een huis huren/kopen (en niet individuele kamers huren van een verhuurder) of wanneer twee alleenstaande moeders besluiten om een gezamenlijk huishouden in te richten om elkaar te ondersteunen. Er wordt dan een gezamenlijke huishoudpot bijhouden voor de gedeelde (woon)kosten. Zij hebben dan ook een verbondenheid die verder gaat dan enkel het gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte.
  • Zorgwonen
    Of de functie zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen past, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past het zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het mogelijk is om in de regels uitzonderingen op te nemen over bovenstaande verblijfsvormen. Indien deze uitzonderingen niet zijn opgenomen, dan is het bovenstaande van toepassing.

Gastouderopvang aan huis (lid 4.3.11)
Tegenwoordig brengen ouders hun kinderen vaak naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouder. gastouderopvang is als andere vormen van kinderopvang opgenomen in de wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko).

gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van beroeps- enbedrijfsmatige activiteiten aan huis. Gastouderopvang is binnen deze bestemming rechtstreeks toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden waarborgen dat het woonkarakter van de woning behouden blijft. Met andere woorden, de woning blijft op de eerste plaats om in te wonen.

Het maximum van 6 kinderen zorgt ervoor dat de geluidsbelasting in overeenstemming blijft met die van een woonomgeving. De Raad van State heeft eerder overwogen (ECLI:NL:RVS:2018:950) dat er geen harde geluidsnormen zijn wat betreft gastouderopvang, maar dat met een maximum van 6 kinderen in redelijkheid aansluiting kan worden gezocht bij de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door een gezin van 6 kinderen.

gastouderopvang die niet in de eigen woning wordt uitgevoerd, maar in de woning van de vraagouders Ʃn met de aanwezigheid van andere kinderen dan die van de vraagouders zelf, valt niet onder de regeling voor gastouderopvang binnen de woonfunctie, omdat de bewoner van het huis niet zelf het beroep uitoefent. Aangezien dit wel mogelijk moet zijn, kan dit geregeld worden via een afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan per situatie beoordeeld worden of medewerking te verantwoorden valt. Benadrukt wordt dat deze uitzondering uitsluitend geldt voor kleinschalige kinderopvang.

Tot slot blijft gelden dat een houder dient te voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de kwaliteitseisen van hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

Bed & breakfast (lid 4.3.8)
Het gebruiken van een woning als bed & breakfast is alleen toegestaan in vormen waarin geen verkeersaantrekkende werking optreedt en het woonkarakter van de woning behouden blijft.

Concreet betekent dit dat er een maximum aan gasten en slaapvertrekken is opgenomen ter voorkoming van een verkeersaantrekkende werking. Daarnaast staan de regels niet toe om op de begane grond de bed & breakfast uit te voeren, is een maximum vloeroppervlak opgenomen en moet de bewoner de uitvoerder van de bed & breakfast zijn. Deze laatste eisen waarborgen dat het pand primair een woonkarakter behoudt.

Tevens is het niet toegestaan om een bed & breakfast te realiseren in vrijstaande bijbehorendbouwwerken, zoals tuinhuisjes etc. Het is wel toegestaan om een bed & breakfast te realiseren aan huis met een doorgang naar het hoofdgebouw toe.

Bestaand gebruik mag blijven voortbestaan. Een voorbeeld hiervan is de bed & breakfast in het monumentale luchthuis op het achterf van Zuiderhoofdstraat 65.

Het is mogelijk om met de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid af te wijken van het maximum aantal gasten en slaapkamers indien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De definitie van voldoende parkeergelegenheid wordt uitgelegd in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 (en latere wijzigingen daarvan). Indien een bed & breakfast meer dan 4 gasten tegelijkertijd ontvangt of wanneer er meer dan 2 slaapkamers verhuurd worden, dan moet tevens een exploitatievergunning voor bedrijfsmatige activiteiten worden aangevraagd.

De specifieke regelingen in lid 4.3.8 en lid 4.4.3 zijn alleen van toepassing op woningen. Het is binnen deze bestemming mogelijk dat zowel wonen als zelfstandige horeca is toegestaan. In die gevallen heeft de regeling met de meeste mogelijkheden voorrang.

Wonen - Zorgwonen (lid 4.3.12)
Of zorgwonen past binnen het hoofdgebruik maatschappelijk, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past een zorgwoning binnen het hoofdgebruik wonen zoals beschreven in lid 4.3.12. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.

Dit onderscheid is belangrijk omdat niet op alle locaties wonen als hoofdfunctie is toegestaan. Als op een locatie wonen is uitgesloten, dan is de woonvariant van zorgwonen niet toegestaan, tenzij er een uitzondering is gemaakt. Als op een locatie zowel wonen als maatschappelijke voorzieningen toegestaan zijn, dan zijn beide varianten van zorgwonen toegestaan.

Uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak (lid 4.2.3 sub b)
Elke uitbreiding van een hoofdgebouw is een bijbehorend bouwwerk, ook wanneer de uitbreiding niet qua bouwvolume te onderscheiden is van het hoofdgebouw. Vergeleken met het (achter)erf is het binnen het bouwvlak toegestaan om grote bouwvolumes te bouwen. Daarom bevatten de regels een uitzondering voor de uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak. Wanneer een hoofdgebouw wordt uitgebreid binnen het bouwvlak, dan gelden voor die uitbreiding de regels voor het bouwen van Hoofdgebouwen in plaats van de regels voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk.

Bijbehorend bouwwerk op 1 meter tot openbaar toegankelijk gebied (lid 4.2.3)
De regels voor het vergunningvrije bouwen staan geen bijbehorende bouwwerken toe in de zone van 1 meter tot openbaar toegankelijk gebied. In de nota woonbebouwing is besloten om deze bijbehorende bouwwerken toch toe te staan omdat dit in beginsel geen bezwaren oplevert. Dit bestemmingsplan is hier een uitzondering op. Die zone van 1 meter ligt voornamelijk tegen de Durgsloot, die om stedebouwkundige en cultuurhistorische redenen belangrijk wordt geacht. Daarom is in een raadsbesluit op 21 april 2022 (2022/6513) besloten om in de strook langs de Durgsloot alleen vergunningvrije bouwwerken toe te staan. Om die reden zijn de extra bouwmogelijkheden in de zone van 1 meter tot openbaar toegankelijk gebied niet overgenomen in dit bestemmingsplan.

Herbouw bestaande bebouwing (lid 4.2.8)
De regels bevatten een regeling voor bestaande bijbehorende bouwwerken genaamd 'Herbouw bestaande bebouwing'. In uitvoering van de Nota Woonbebouwing 2012 wordt het met deze regeling aantrekkelijker gemaakt om bestaande bebouwing te vernieuwen, ook als die bebouwing niet (meer) voldoet aan de regels in dit bestemmingsplan. Deze regeling heeft alleen betrekking op bebouwing die legaal aanwezig is.

Specifieke bouwwerken (lid 4.2.5, 4.2.12, 4.2.6, 4.2.7, 4.2.9, 4.2.14)
Ten aanzien van een aantal bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen. Deze moeten worden gelezen in combinatie met de algemene bepalingen in lid 4.3.1 t/m 4.2.4. Als regels tegenstrijdig zijn, dan gaat de specifieke bouwregel voor de algemene bepaling.

Veel van de specifieke bouwregels zijn opgenomen naar aanleiding van de Nota Woonbebouwing Zaanstad. Om deze reden gelden een aantal specifieke bouwregels alleen van toepassing voor woningen, nu deze beleidsregel alleen ziet op woonbebouwing.

Overige bouwwerken (lid 4.2.15)
Omdat in dit gebied veel waarde wordt gehecht aan het vrij houden van het voorerfgebied is het alleen toegestaan overige bouwwerken te bouwen in het achtererfgebied.

6.6 Tuin

Parkeren in de bestemming tuin (lid 5.1)

In de bouwvlakken in de bestemming Gemengd en Centrum zijn de voorgevellijnen en verspringingen in de gevelwand ten opzichte van de straat (inverdan) vastgelegd. Bij hoofdgebouwen die inverdan gebouwd zijn, wordt de strook tussen straat en hoofdgebouw als Tuin bestemd. In die strook is het parkeren van auto’s niet toegestaan met uitzondering van de situaties die, voor het intrekken van het voorbereidingsbesluit Lint Krommenie en het vaststellen van de nieuwe uitgangspunten van het bestemmingsplan (op 21 april 2022), bij de gemeente bekend zijn als parkeerplekken.

6.7 Leiding - Gas

Dubbelbestemming Leiding - Gas (9)
Hogedrukgasleidingen, die vaak onderdeel zijn van het nationale netwerk, krijgen de dubbelbestemming Leiding - Gas. Deze dubbelbestemming werkt aanvullend op de overige bestemmingen die gelden voor deze locatie. De regels van een dubbelbestemming krijgen voorrang op de regels van een reguliere bestemming. Bouwwerken en gebruik van gronden en panden moet voldoen aan zowel de regels in de dubbelbestemming(en) als de reguliere bestemming(en).

De bepalingen van de dubbelbestemming zijn afgestemd op het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In dit besluit is bepaald dat gemeenten regels in bestemmingsplannen moeten opnemen over hogedrukgasleidingen. In artikel 14 lid 1 van het Bevb is bepaald dat gemeenten een zone van 5 meter rond een gasleiding vrij moeten houden als 'belemmeringenstrook'. De belemmeringenstrook is in dit plan op de verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming 'Leiding - gas'. Binnen deze strook moet de toegang vrij worden gehouden voor eventueel onderhoud aan de leiding. Daarom is het niet toegestaan bouwwerken te bouwen binnen deze zone. Daarnaast is het onwenselijk dat werkzaamheden in de grond plaatsvinden die de leiding kunnen raken of beĆÆnvloeden. Daarom is het verboden een bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning. Dit wordt ook wel een aanlegvergunning genoemd.
Het is mogelijk om een bouwwerken, werken of werkzaamheden alsnog toe te staan wanneer deze de veiligheid en instandhouding van de leiding niet in gevaar brengen. De regels hiervoor zijn opgenomen in lid 9.3 en lid 9.4.3.

6.8 Waarde - Archeologie

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie (artikel 10)
Een gebied van archeologische waarde is een gebied waarvan vermoed wordt dat er archeologische vindplaatsen in de bodem liggen. Dit vermoeden is gebaseerd op vondsten die op het terrein gedaan zijn, op gegevens van oude kaarten of uit oude geschriften. Ook kan de bodemsoort, of de hoogte of de vorm van een terrein een aanwijzing zijn dat daar vroeger mensen hebben gewoond.

De gronden met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiƫle) archeologische waarden van de gronden. Daarnaast zijn ze mede bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming. Bebouwing is pas toegestaan nadat een rapportage is gemaakt waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

6.9 Anti-dubbeltelregel

Algemene regel - Anti-dubbeltelregel (artikel 11)
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 11 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

6.10 Algemene Bouwregels

Algemene bouwregel - Parkeren (lid 12.1)
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.

De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).

Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen (lid 12.3)

Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen ten behoeve van die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen reeds toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.

Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).

6.11 Algemene Gebruiksregels

Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (lid 13.1)
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.

Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.

Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wƩl zijn toegestaan.

Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik (lid 13.2)
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.

  • Indien de woonbestemming 3 woningen omvat, dan kunnen hier een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd, maar nooit zoveel dat het niet meer mogelijk is de woningen te realiseren. De woningen zijn het hoofdgebruik en moeten dat ook blijven.
  • Indien de woonbestemming een heel woongebied omvat, dan kunnen hier ook grotere parkeerpleinen gerealiseerd worden. Gerelateerd aan een schaal van een woongebied zijn parkeerpleinen immers ondergeschikt.

6.12 Algemene Aanduidingsregels

Gezoneerd industrieterrein Wet geluidhinder (lid 14.1)
Sommige inrichtingen kunnen dermate veel geluid produceren, dat de wetgever heeft bepaald dat rond deze inrichtingen een geluidzone opgenomen moet worden ter bescherming van het bedrijf en het omliggende gebied. Die zone moet ervoor zorgen dat er geen woningen (of andere geluidgevoelige objecten) dichter bij de inrichting ontwikkeld worden. De aanduiding regelt de geluidruimte voor die inrichtingen, de geluidzone waarbinnen geen nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) ontwikkeld mogen worden. Op die laatste regel kan worden afgeweken, wanneer blijkt dat de geluidbelasting (als gevolg van de inrichting) op de gevels van het geluidgevoelig object niet te hoog zijn (de voorkeurgrenswaarde in de Wet geluidhinder), of wanneer het bevoegd gezag een hogere grenswaarde voor het object heeft vastgesteld. Het verbod geldt niet voor bestaand gebruik van bestaande bebouwing en het herbouwen van die bestaande bebouwing, net zoals in het voorgaande bestemmingsplan.

De zone behoort bij het gezoneerde industrieterrein Assendelft dat buiten het plangebied ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0026.png"
Afbeelding: Rood = gezoneerd industrieterrein Assendelt. Zwart = geluidzone behorend bij het industrieterrein.

Gebiedsaanduiding veiligheidszone - maatschappelijke functies uitgesloten (lid 14.2

Net ten oosten van het plangebied, ter hoogte van het Vlietsend, ligt een aardgastransportleiding. De beschermingszone rondom deze leiding overlapt voor een klein deel het plangebied. Daarom is op de verbeelding en in de planregels de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' opgenomen.

Bovendien is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - maatschappelijke functies uitgesloten' toegevoegd die overeenkomt met de 100% letaliteitscontour van de buisleiding. Binnen de gebiedsaanduiding is op grond van artikel 14.2 de vestiging van kwetsbare maatschappelijke functies (scholen, dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking, ziekenhuizen, verpleeghuizen, kinderopvang) niet langer meer mogelijk. In paragraaf 4.13Externe veiligheid is de afweging gemaakt waarom andere functiewijzigingen mogelijk blijven.

6.13 Algemene Afwijkingsregels

Algemene afwijkingen (lid 15.1)
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.

Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.

Tenslotte biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.

Afwijking verbod op woningsplitsing (lid 15.3)
De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op woningsplitsing. Met deze afwijkingsmogelijkheid kan woningsplitsing alsnog worden toegestaan, maar alleen voor woningen die van een grotere omvang zijn en wanneer de woningen die overblijven een minimaal aantal m2 aan woonruimte overhouden.

6.14 Overgangs- En Slotregels

Overgangsregels (artikel 16)
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creƫren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Slotregel (artikel 17)
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.

Bijlagen

Bijlage 1 Cultuurhistorische Kernkwaliteiten

Bijlage 2 Verslag Participatiebijeenkomst 2 Juni 2022

Bijlage 3 Reactienota

Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Horeca

  1. 1. Categorie 1 bestaat uit zogenaamde lichte horeca. Het betreft horeca die alleen overdag en 's avonds behoeft te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Categorie 1 is onderverdeeld in 3 subcategorieƫn.
    1. a. 1A bestaat uit horeca die verwant is aan de detailhandelsfunctie.
    2. b. 1B betreft overige lichte horeca.
    3. c. 1C betreft horeca uit 1A en 1B, maar met een dergelijke omvang dat er een relatief grote verkeersaantrekkende werking wordt verwacht. Vanwege de verkeersaantrekkende werking zijn restaurants met een bezorg- en/of afhaalservice alleen toegestaan in 1C.
  2. 2. Categorie 2 betreft horeca die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend is en daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kan veroorzaken.
  3. 3. Categorie 3 betreft horeca die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekt, waardoor deze horeca grote hinder voor de omgeving tot gevolg kan hebben.

De categorielijst is aangescherpt met de maximale openingstijden voor horeca als omschreven in de 'Horeca visie Zaanstad'. Het bestemmingsplan bepaalt niet de openingstijden van horeca, maar bepaalt wel dat bepaalde horecabedrijven niet zijn toegestaan als de openingstijden zo ruim zijn dat er teveel overlast voor de omgeving te verwachten is.

Bijlage 5 Beleidskaders

Hoofdstuk 1 Algemene nationale beleidskaders

Hoofdstuk 2 Algemene regionale beleidskaders

Hoofdstuk 3 Algemene gemeentelijke beleidskaders

Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische waarden

Hoofdstuk 5 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke waarden

Hoofdstuk 6 Beleidskaders Wonen

Hoofdstuk 7 Beleidskaders Natuur en landschap

Hoofdstuk 8 Beleidskaders Klimaatadaptatie

Hoofdstuk 9 Beleidskaders Verkeer, vervoer en parkeren

Hoofdstuk 10 Beleidskaders Economie, toerisme en horeca

Hoofdstuk 11 Beleidskaders Water

Hoofdstuk 12 Beleidskaders Technische infrastructuur

Hoofdstuk 13 Beleidskaders milieu

Hoofdstuk 14 Beleidskaders Maatschappelijk en gezondheid

Hoofdstuk 15 Beleidskaders Duurzaamheid

Bijlage 6 Communicatie

Hoofdstuk 1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegen van 23 maart 2023 tot en met 3 mei 2023. Gedurende bovengenoemde periode van inzage heeft iedereen, naar keuze mondeling of schriftelijk, zijn zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan kenbaar kunnen maken. De zienswijzen zijn in Bijlage 3 Reactienota beantwoord.

Hoofdstuk 2 Vooroverleg (3.1.1 Bro)

Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht om in overleg te treden met de besturen van bestuursorganen die betrokken en belanghebbend zijn bij een nieuw bestemmingsplan. Deze verplichting is beperkt tot bestuursorganen.

Daarnaast zijn ook, in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het bestemmingsplan (artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht), enkele andere organisaties en partijen die bijzondere betrokkenheid hebben bij dit plangebied om advies gevraagd.

Het voorontwerpbestemmingsplan is om advies toegezonden aan:

Provincie Noord-Holland, Rijkswaterstaat, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK), GGD, Veiligheidsregio Zaanstraak-Waterland, Kontakt Milieubeheer Zaanstreek,
Mooi Noord-Holland, Landschap Noord-Holland, PWN, KPN, Tennet, Gasunie en Liander.

De adviezen en de gemeentelijke reactie op de adviezen zijn weergegeven in de reactienota in Bijlage 3 bij de toelichting.

Hoofdstuk 3 Ambtshalve wijzigingen

PM

Bijlage 7 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging