KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Samenvatting
1.2 Locatie
1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Ruimtelijke Beoordeling
2.1 Beleid Structuurvisie Zichtbaar Zaans
2.2 Beleid Maak.zaanstad En Perspectief Maak.noord
2.3 Beleid Strategie Bedrijventerreinen- Gemeente Zaanstad
2.4 Richtafstanden Milieu
2.5 Geluid
Hoofdstuk 3 Waarom Persoonsgebonden Overgangsrecht?
Hoofdstuk 4 Toelichting Planregels
Hoofdstuk 5 Participatie
Bijlagen
Bijlage 1 Uitspraak Raad Van State 16 November 2022
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Woning Industrieweg 7 In Wormerveer

Industrieweg 7 Wormerveer

Bestemmingsplan - gemeente Zaanstad

Vastgesteld op 20-07-2023 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Industrieweg 7 Wormerveer met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3920BP-0301 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 beperkt kwetsbaar object

Een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:

  1. a. (1) verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en (2) dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  3. c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  4. d. winkels, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  5. e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  6. f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder d, vallen;
  7. g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  8. h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

Verwijzingen in de bovenstaande leden verwijzen naar onderdelen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.7 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.8 bestaand gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik.

Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.9 bestaande bebouwing

Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:

  1. a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
  2. b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.

1.10 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bevi-inrichting

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.13 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.14 consumentenvuurwerk

Consumentenvuurwerk als bedoeld in artikel 1A.1.1 van het Vuurwerkbesluit, te weten:

vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F1, F2 of F3 van het Vuurwerkbesluit en dat bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

1.15 culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en de naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.16 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.17 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.18 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in goederen van grote omvang, die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven, keuken-, sanitair- en tegelbedrijven.

1.19 erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover dit de regels van dit plan deze inrichting niet verbieden.

1.20 gastouderopvang

Gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Wet kinderopvang, te weten:

een vorm van kinderopvang:

  1. a. die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;
  2. b. die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 1.5, eerste lid van de Wet kinderopvang, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag of diens partner;
  3. c. waarbij de opvang plaatsvindt:
    1. 1. op het woonadres van de gastouder,
    2. 2. op het woonadres van een van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt, dan wel
    3. 3. op twee of meer van deze woonadressen; en
  4. d. bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de gastouder of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de gastouder of zijn partner en op hetzelfde woonadres als de gastouder staat ingeschreven in de basisregistratie personen en de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt.

1.21 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 geluidgevoelig object

Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  1. a. woning;
  2. b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. 1. onderwijsgebouw;
    2. 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    3. 3. verzorgingstehuis;
    4. 4. psychiatrische inrichting;
    5. 5. kinderdagverblijf;
  3. c. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. 1. woonwagenstandplaats;
    2. 2. ligplaats voor woonschepen.

1.23 geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.24 groepsrisico inrichtingen

Het groepsrisico als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub j van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:

  • cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

1.25 groepsrisico transportroutes

Het groepsrisico als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het besluit externe veiligheid transportroutes, te weten:

  • cumulatieve kansen per jaar per kilometer transportroute data tien of meer personen in het invloedsgebied van een transportroute overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval op die transportroute waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.26 groepsrisico buisleiding

Het groepsrisico als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen, te weten:

  • cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een buisleiding en een ongewoon voorval met die buisleiding.

1.27 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.28 horeca

Bedrijfsactiviteiten gericht op: het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf.

1.29 huishouden

Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. kamer(ver)huur wordt hieronder niet begrepen.

1.30 kamer(ver)huur

Het bewonen van een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.

1.31 kampeermiddelen

  1. a. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, of;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
    1. 1. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
    2. 2. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.

1.32 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.33 kwetsbaar object

Een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in onderdeel b, onder a;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen, of
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

Verwijzingen in de bovenstaande leden verwijzen naar onderdelen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.34 maatschappelijke voorzieningen

Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen.

1.35 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.36 plaatsgebonden risico inrichtingen

Het plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub o van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:

  • risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

1.37 plaatsgebonden risico transportroutes

Het plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid transportroutesl, te weten:

  • risico op een plaats langs, op of boven een transportroute, uitgedrukt in een waarde voor de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval op die transportroute waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.38 plaatsgebonden risico buisleidingen

Het plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen, te weten:

  • risico op een plaats nabij een buisleiding, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die bepaalde plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met die buisleiding.

1.39 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.40 recreatieve voorzieningen

Voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, zoals bioscopen, bowlingbanen, dierentuinen en volkstuinen.

1.41 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.42 speelvoorzieningen

Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.

1.43 spoorwegvoorzieningen

Dienstgebouwen, stations, rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer-)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en vergelijkbare gebouwen en bouwwerken behoeve van railvervoer.

1.44 tijdelijk verblijf

De tijdelijke bewoning, ook wel short stay genoemd, van (een deel) van een pand voor een periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden.

1.45 verblijfsgebieden

Gebieden waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte die uitnodigt om in het gebied te verblijven.

1.46 verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.47 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.48 wonen

Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.

1.49 woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

1.50 zorgwonen

Wonen met zorg door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 bouwhoogte

De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 breedte

De breedte van een bijbehorend bouwwerk wordt gemeten over de zijde die het dichtst bij de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

2.3 goothoogte

De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 oppervlakte

2.5 peil

Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:

  1. a. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  2. b. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
  3. c. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
  4. d. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
  5. e. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil;
  6. f. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.6 straatprofiel

De verticale doorsnede van een straat, gemeten van gevel tot gevel.

2.7 voorgevelrooilijn

Indien de voorgevelrooilijn niet op de verbeelding is aangegeven met een bouwaanduiding, dan wordt het volgende als de voorgevelrooilijn gezien:

een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. erven;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. laad- en losvoorzieningen;
  5. e. manoeuvreerruimtes;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. reclameobjecten;
  8. h. verblijfsgebieden;
  9. i. verkeersvoorzieningen;
  10. j. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  11. k. water;
  12. l. waterhuishoudkundige voorzieningen.
  13. m. bedrijfswoningen

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Parkeren

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  1. a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  2. b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” en;
  3. c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

5.2 Duikers en bruggen boven water

Het is toegestaan duikers en bruggen boven water te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van een brug of duiker mag niet hoger zijn dan 5 meter;
  2. b. de doorvaarthoogte van een brug mag niet minder zijn dan 1,20 meter;
  3. c. de doorvaartbreedte van een brug mag niet minder zijn dan 2,50 meter.

5.3 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Het is toegestaan te bouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 4 meter;
  2. b. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15 m2.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

  1. a. Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
    1. 1. seksinrichtingen;
    2. 2. Bevi-inrichtingen;
    3. 3. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
    4. 4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    5. 5. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
    6. 6. het storten van puin en afvalstoffen;
    7. 7. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
    8. 8. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
    9. 9. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt.
  2. b. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.

6.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Het is toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:

  1. a. duikers en bruggen boven water;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. laad- en losvoorzieningen;
  4. d. manoeuvreerruimtes;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. perceelsontsluitingen;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. verblijfsgebieden;
  10. j. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  11. k. water;
  12. l. waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Afwijking algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat:

  1. a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  2. b. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
  3. c. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen;
  4. d. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;

mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. e. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. f. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen, met een maximum van 2 meter.

7.2 Afwijking ten behoeve van wegen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate buiten de bestemmingsgrens of aanduiding worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit hier aanleiding toe geven;
  2. b. de leefkwaliteit ter plaatse van nabijgelegen geluidgevoelig objecten aanvaardbaar blijft.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

9.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

  1. 1. Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - Wonen onder persoonsgebonden overgangsrecht', mag het gebruik van het pand aan de Industrieweg 7 te Wormerveer door de huidige bewoners worden voortgezet. Onder huidige bewoners wordt in dit kader verstaan: de personen die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen op het adres Industrieweg 7 te Wormerveer.
  2. 2. Het gebruik bedoeld in het eerste lid mag niet worden hervat indien dit gebruik gedurende een periode van ten minste twaalf maanden gestaakt is geweest.
  3. 3. Voor het bouwen ten behoeve van het gebruik bedoeld in het eerste lid zijn de overgangsregels ten aanzien van bouwwerken (lid 9.1) van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Industrieweg 7 Wormerveer van de gemeente Zaanstad.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Samenvatting

Op 16 november 2022 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) een deel van het bestemmingsplan 'Reparatieplan 2021' vernietigd voor de locatie Industrieweg 7 te Wormerveer (zie Bijlage 1). De Afdeling heeft de gemeenteraad de opdracht gegeven om een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.

De woning aan de Industrieweg 7 is al sinds 1971 onder het algemene overgangsrecht van het bestemmingsplan geplaatst. De Afdeling heeft bepaald dat in het nieuwe bestemmingsplan de woning niet nog een tweede keer onder het algemene overgangsrecht geplaatst mag worden.

Uit jurisprudentie van de Afdeling blijkt dat de gemeente dan de volgende opties heeft:

  1. 1. Ten eerste moet onderzocht worden of een reguliere woonbestemming op deze locatie ruimtelijk wenselijk is.
  2. 2. Als een reguliere woonbestemming ruimtelijk niet wenselijk is, dan moet onderzocht worden of een woontoestemming met uitsterfregeling in het plan kan worden opgenomen.
  3. 3. In sommige gevallen zijn er zwaarwegende redenen die maken dat zelfs een woontoestemming met uitsterfregeling niet wenselijk is. In zo'n geval resteert alleen nog het opnemen van persoonsgebonden overgangsrecht.

In dit geval zijn er zwaarwegende redenen die een woonbestemming met uitsterfregeling in de weg staan. Er is sprake van geluidhinder die een aanvaardbaar woon- en leefklimaat onmogelijk maakt. De overschrijdingen zijn zo hoog dat zelfs een woonbestemming met uitsterfregeling niet beschouwd kan worden als goede ruimtelijke ordening. In Hoofdstuk 3 wordt hier verder op ingegaan. Het nieuwe plan plaatst de woning daarom onder het persoonsgebonden overgangsrecht. Dit betekent dat het wonen alleen is toegestaan voor de persoon die er op dit moment woont. Als het wonen door deze persoon voor een bepaalde tijd stopt dan mag er daarna niet meer mee aangevangen worden. De precieze termijn in is in de planregels opgenomen.

De gemeente betreurt dat hier gekozen moet worden voor het persoongebonden overgangsrecht. Ten eerste omdat dit niet is wat de eigenaar wenst, deze pleit voor een reguliere woonbestemming. Ten tweede omdat het persoongebonden overgangsrecht voor de eigenaar een zwaardere maatregel vormt dan de woonbestemming met uitsterfregeling. Helaas is dat hier vanwege de factoren omschreven in Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 2 niet mogelijk.

1.2 Locatie

Het plangebied betreft de locatie Industrieweg 7 te Wormerveer. Het ligt in een langgerekt bedrijvengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3920BP-0301_0001.png"

1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen

Op deze locatie is op 31 augustus 1971 het bestemmingsplan 'Ten westen van de Watering' vastgesteld door de toenmalige gemeenteraad van Wormerveer. De Afdeling heeft in rechtoverweging 3.3 van de uitspraak (Bijlage 1) vastgesteld dat in dit plan alleen een bedrijfswoning was toegestaan en geen burgerwoning. De woning was daarmee onder het algemene overgangsrecht van dat plan geplaatst.

Op 26 april 2007 is het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Molletjesveer 'vastgesteld door de gemeenteraad van Zaanstad. In dit plan was opnieuw alleen een bedrijfswoning toegestaan en geen burgerwoning. De woning was daarmee voor de tweede keer onder het algemene overgangsrecht geplaatst. Een belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld, waarop de Afdeling goedkeuring heeft onthouden voor dat deel van het bestemmingsplan.

Op 16 maart 2017 is de beheersverordening 'Bedrijventerrein Molletjesveer' vastgesteld door de gemeenteraad van Zaanstad. Dit is een verlenging van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Molletjesveer', maar daarmee was de planregeling voor de Industrieweg 7 nog niet geregeld.

Op 25 november 2021 is het bestemmingsplan 'Reparatieplan 2021' vastgesteld door de gemeenteraad van Zaanstad. Hierin werd een aantal locaties in Zaanstad voorzien van een reparatie in de planregeling, waaronder ook de locatie Industrieweg 7. Ook in dit plan was opnieuw alleen bedrijfswoning toegestaan, vanwege de belaste milieusituatie (de locatie ligt binnen een bedrijventerrein en nabij een provinciale weg). De woning kwam daarmee opnieuw onder het algemene overgangsrecht.

Belanghebbende ging in beroep tegen het 'Reparatieplan 2021'. Op 16 november 2022 heeft de Afdeling uitspraak gedaan en het plandeel voor de industrieweg 7 vernietigd (Bijlage 1). Tevens krijgt de gemeenteraad de opdracht om binnen 26 weken een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke Beoordeling

2.1 Beleid Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.

In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Werkgebied' met het nadere profiel 'Bedrijventerrein'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3920BP-0301_0002.jpg"

Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'

Beoordeling
Over het gebiedstype "Werkgebied" is bepaald dat bedrijvigheid hier altijd de overhand heeft. Alleen in het lichtste profiel, gemengd werkgebied, is een aandeel wonen van 0-20% mogelijk mits dat geen afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de in dit profiel gewenste bedrijvigheid. Dit plangebied ligt in het gebiedstype Werkgebied: bedrijventerrein waardoor er helemaal geen aandeel wonen is voorzien in de structuurvisie.

Over het deeltype "Bedrijventerein" is bepaald dat in beginsel bedrijven tot en met milieucategorie 4 of 5 worden toegestaan en dat er wordt gestreefd naar inwaartse zonering op de begrenzing van het betreffende bedrijventerein.

De woning in het plangebied ligt tussen de bedrijven. Een reguliere woonbestemming betekent dat inwaartse zonering tot de begrenzing van het betreffende bedrijventerrein niet meer mogelijk is. Zoals geschetst in paragraaf 2.4 betekent een reguliere woonbestemming dat delen van het bedrijventerrein een lagere milieucategorie moeten krijgen, hetgeen niet in lijn is met de structuurvisie. Bovendien ziet de structuurvisie geen ruimte voor woningen binnen dit gebiedstype. Een reguliere woonbestemming is daarom niet verenigbaar met de structuurvisie.

2.2 Beleid Maak.zaanstad En Perspectief Maak.noord

Op 30 juni 2016 is MAAK Zaanstad door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die ervoor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken. MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd.

Perspectief MAAK.Noord schetst hoe Zaanstad Noord er in de toekomst uit kan gaan zien. Bij de start van MAAK.Noord concentreerde het programma zich vooral op het verbeteren van de verbindingen tussen de grote kernen Krommenie en Wormerveer en de ontwikkelingen langs de Zaan. Maar de praktijk heeft geleerd dat er in heel Noord belangrijke ontwikkelingen spelen die de aandacht van MAAK verdienen. Bovendien vragen thema's als infrastructuur, mobiliteit en duurzaamheid om een brede visie en een overkoepelende aanpak. De verschillende kernen en gebieden, elk met hun eigen identiteit, en het groene buitengebied (een belangrijke waarde voor Noord) hebben nu een gelijkwaardige plaats in het programma. MAAK.Noord schetst in deze zin ook het belang van bedrijventerreinen, zoals het bedrijventerrein Molletjesveer: bedrijventerreinen bieden veel werkgelegenheid en dragen bij aan verbetering van verduurzamingsdoelstellingen.

2.3 Beleid Strategie Bedrijventerreinen- Gemeente Zaanstad

De verstedelijking van Zaanstad, de transformatie van bestaande bedrijventerreinen naar woonwerklocaties, het schaarser worden van ruimte en een aanhoudende vraag naar vestigingslocaties voor bedrijven leiden ertoe dat er scherpere keuzes gemaakt moeten worden. Scherpere keuzes voor de beschikbare ruimte voor bedrijven gecombineerd op woon/werklocaties en voor bedrijven op bedrijventerreinen. Dit zijn keuzes binnen Zaanstad zelf en keuzes samen met de Metropoolregio Amsterdam als het gaat om de regionale planning voor werklocaties.

Het doel van deze bedrijvenstrategie is bij te dragen aan een duurzaam aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven door voldoende passende ruimte te behouden en realiseren, de kwaliteit van de terreinen te waarborgen, en daarmee Zaanse en MRA-ambities te ondersteunen. Hieraan gerelateerd zijn de 4 hoofdopgaven:


1. Maximale inzet om bedrijvigheid met wonen te mengen

2. Intensiveren, verduurzamen en versterken van bestaande bedrijventerreinen

3. Het juiste bedrijf op de juiste plek laten vestigen.

4. Kracht en verscheidenheid MRA benutten.


Voor dit plangebied is in 2017 een beheersverordening vastgesteld. Molletjesveer is sindsdien onderdeel van MAAK. Bedrijventerrein Molletjesveer is in de strategie aangewezen als bedrijventerrein met een exclusieve economische bestemming. Om goed te kunnen blijven voorzien in een goed vestigingsklimaat voor bedrijven, past functie wonen niet in de aangenomen koers.

2.4 Richtafstanden Milieu

Het plangebied is omringd door de beheersverordening Bedrijventerrein Molletjesveer. Het omliggende gebied heeft de bestemming Bedrijfsdoeleinden met de categorie 3.2. De categorie is opgebouwd aan de hand van de VNG-richtafstanden voor Bedrijven en Milieuzonering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3920BP-0301_0003.png"

De VNG-richtafstanden gaan uit van een bufferzone met lichte bedrijvigheid die gevoelige functies (zoals wonen) beschermt van zwaardere bedrijvigheid. De categorieën starten bij 1 en lopen op tot 6. Op onderstaande tabel zijn de categorieën opgenomen, daar staat ook in wat de richtafstand tot een rustig woongebied, rustig buitengebied of gemengd gebied is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3920BP-0301_0004.png"

Beoordeling
Het toekennen van een reguliere woonbestemming betekent dat de inwaartse zonering op basis van de VNG-richtafstanden aangepast moet worden. De categorie die nu direct (minder dan 2 meter) naast de woning is toegestaan (3.2) is te hoog en zou verlaagd moeten worden. Zelfs voor een gemengd gebied gaat de VNG-richtafstandenlijst uit van een afstand van ten minste 10 m, hetgeen hier niet haalbaar is. Pas op 50 m afstand van de woning zou categorie 3.2 weer mogelijk zijn. Een reguliere woonbestemming zou hier betekenen dat een aanzienlijk deel van het bedrijventerrein een lagere milieucategorie moet krijgen, hetgeen weer het eigendomsrecht van de aanwezige bedrijven aantast. Op onderstaande afbeelding is zichtbaar gemaakt welke percelen geraakt worden door een afschaling van de milieucategorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3920BP-0301_0005.png"

De bufferzone van de VNG-richtafstanden dient niet alleen ter bescherming van woningen, maar zorgt er ook voor dat bedrijven kunnen voldoen aan de milieuregels van het Activiteitenbesluit. Het belang van de gevestigde bedrijven moet daarom ook meegewogen worden en weegt zwaar gelet op de uitgangspunten van de Structuurvisie.

Daarnaast heeft afschaling van de milieucategorie gevolgen voor de bruikbaarheid van het bedrijventerrein: bedrijven van een hogere categorie kunnen zich hier niet langer vestigen. Dat heeft weer nadelige economische gevolgen voor de gemeente en regio.

De negatieve gevolgen van het toekennen van een reguliere woonbestemming (en daarmee volledig tegemoetkomen aan het belang van de eigenaar van de woning) weegt in deze niet op tegen de inperking van het eigendomsrecht en de bedrijfsbelangen van de omliggende bedrijven en het algemene ruimtelijke en economische belang van het bedrijventerrein. Het afschalen van de milieuzonering om in de reguliere woonbestemming te kunnen voorzien is daarom ruimtelijk niet wenselijk.

2.5 Geluid

Onderzoeksbureau Tauw heeft in opdracht van de gemeente een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting op de woning aan de Industrieweg 7. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Onderzocht zijn de geluidbelasting van:

  • de N246 / Provinciale weg;
  • de Industrieweg;
  • de cumulatie van de N246 en de Industrieweg; en
  • het geluid van het naastgelegen steigerverhuurbedrijf.

Volledigheidshalve wordt benoemd dat er in de directe omgeving nog meer bedrijven gevestigd zijn, daarvan is de geluidhinder op dit moment niet berekend. De verwachting is, echter, dat hier ook sprake kan zijn van geluidhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3920BP-0301_0006.png"

Beoordeling

  • De geluidbelasting vanwege het verkeer op de N246 / Provincialeweg bedraagt ten hoogste 65 dB. Hiermee zou de maximale ontheffingswaarde van 63 dB aanzienlijk worden overschreden.
  • De gecumuleerde geluidbelasting van de N246 en de Provinciale weg tezamen bedraagt 66 dB ter hoogte van de begane grond en 68 dB ter hoogte van de eerste verdieping.
  • De piekgeluiden veroorzaakt door de activiteiten van het steigerverhuurbedrijf bedragen ten hoogste 90 dB(A). Hiermee zou de richtwaarde van stap 2 en 3 van de VNG met 20 dB(A) worden overschreden.
  • Omdat het treffen van maatregelen aan de bron (stil asfalt) of in de overdracht (geluidschermen) voor een enkele woning niet doelmatig zijn en het treffen van maatregelen in de bedrijfsvoering van het steigerverhuurbedrijf redelijkerwijs niet mogelijk zijn, en daarmee geen enkele gevel van de woning aan de Industrieweg 7 als geluidluw is aan te merken, kan geconcludeerd worden dat voor de woning geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Hoofdstuk 3 Waarom Persoonsgebonden Overgangsrecht?

Een reguliere woonbestemming past hier niet binnen de goede ruimtelijke ordening. Hiertoe weegt het volgende mee:

  1. 1. De woonbestemming past niet in de structuurvisie om op deze locatie een woning mogelijk te maken.
  2. 2. Voor een woonbestemming is het nodig om de omliggende bedrijfsbestemmingen van een lagere milieucategorie te voorzien. In paragraaf 2.4 is beschreven waarom dat niet wenselijk is.
  3. 3. Op deze locatie is geen sprake van een goed woon- en leefklimaat als gevolg van de geluidhinder.
  4. 4. Het is niet wenselijk het kwetsbare verkeer afkomstig van een woning (zoals fietsers en voetgangers) te combineren met het vrachtverkeer dat gebruik maakt van de Industrieweg als ontsluitingsweg.

Als een reguliere woonbestemming niet past binnen de goede ruimtelijke ordening, dan vindt de Afdeling een woontoestemming met uitsterfregeling het meest voor de hand liggen (ABRvS2 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:529, r.o. 4.2). Er staat dan bijvoorbeeld in de bestemmingsregels van Bedrijventerrein dat "wonen is toegestaan" tot het moment dat het "wonen duurzaam is beëindigd". Een woontoestemming met uitsterfregeling is minder belastend voor de eigenaar omdat het niet uitmaakt welke personen er wonen. Bij een persoonsgebonden overgangsrecht is dat anders, het wonen is dan alleen nog toegestaan voor de huidige bewoners. Toch kunnen er soms factoren zijn die zelfs een woontoestemming met uitsterfregeling geen goede ruimtelijke ordening maken, dan resteert alleen nog het persoonsgebonden overgangsrecht.

Voor de Industrieweg 7 is de geluidhinder helaas zo hoog, dat het niet verantwoord kan worden geacht dat steeds nieuwe bewoners en/of gezinnen blootgesteld worden aan de geluidsoverlast en het kwetsbare verkeer afkomstig van de woning. Daarnaast is het niet wenselijk dat deze situatie, het wonen blootgesteld aan de geluidhinder, in potentie oneindig voortduurt onder een woontoestemming met uitsterfregeling. Een persoongebonden overgangsrecht borgt dat er, ooit, een einde komt aan deze situatie en voorkomt dat nieuwe bewoners worden blootgesteld aan deze hinder.

Bij deze beslissing weegt nadrukkelijk mee dat de geluidhinder hier niet alleen hoog is, maar bijzonder hoog. De geluidhinder van de N246 is 2 dB hoger dan de maximale ontheffingswaarde, hoewel er geen ontheffing hoeft te worden verleend geeft dit wel aan hoe onwenselijk de wetgever die situatie acht. De gecumuleerde geluidbelasting van de N246 en Industrieweg tezamen is zelfs 3 dB en 5 dB hoger dan de maximale ontheffingswaarde, dat is een flinke overschrijding wanneer men zich realiseert dat elke 3 dB een verdubbeling van het geluid betekent. Tenslotte komt daar nog eens bovenop dat de piekgeluiden van het steigerverhuurbedrijf 20 dB te hoog zijn (in totaal 90 dB).

Deze situatie is bovendien niet op te lossen omdat de woning aan twee kanten wordt omringd door het steigerverhuurbedrijf en aan drie kanten geluid van de N246 en Industrieweg ontvangt. Van een geluidsluwe gevel, zoals vereist wordt in het Zaanse hogere waarden beleid, is dan ook geen sprake. Het Zaanse hogere waarden beleid staat enkel één geluidsluwe gevel per geluid gevoelig object toe, waardoor het doof uitvoeren van alle vier de gevels ook niet wenselijk is. Het akoestisch onderzoek concludeert dan ook dat er geen sprake kan zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (bijlage 2).

Bovenstaande leidt de gemeenteraad tot de conclusie dat op deze locatie een woontoestemming met persoonsgebonden overgangsrecht toepasselijk is. De uitsterfregeling behoort niet tot de mogelijkheden, omdat op deze locatie sprake is van een ruimtelijk onaanvaardbare situatie, die oneindig kan voortduren. De gemeente vindt voor deze conclusie steun in een vergelijkbare casus van de gemeente Den Bosch die op 29 januari 2020 door de Afdeling is getoetst (ABRvS 29 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:286). In de casus was de geluidbelasting op de woning zelfs lager dan aan de Industrieweg 7: namelijk 60 dB en 62 dB gecumuleerd terwijl die aan de Industrieweg 65 dB respectievelijk 68 dB bedraagt. Dat is een aanzienlijk verschil. Daar komen de 90 dB aan de piekgeluiden van het steigerverhuurbedrijf nog bovenop, alsook de onveilige situatie voor fietsers en voetgangers.

De woning kan overigens niet meer onder het algemene (niet-persoonsgebonden) overgangsrecht worden geplaatst omdat dit in het voorgaande bestemmingsplan al is gedaan. De Afdeling heeft geoordeeld dat het niet een tweede keer onder het algemene overgangsrecht geplaatst mag worden.

Hoofdstuk 4 Toelichting Planregels

Wijzigingen ten opzichte van het vernietigde plan

Het herstelbesluit bevat voornamelijk regels uit het vernietigde bestemmingsplan (voor de locatie Industrieweg 7). In het herstelbesluit zijn de volgende wijzigingen aangebracht:

- De regels over een bedrijfswoning zijn geschrapt omdat het pand niet als bedrijfswoning wordt gebruikt en omdat een bedrijfswoning een belemmering vormt voor de bedrijven van derden.

- In lid 9.3 is persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen voor de woning aan de Industrieweg 7. De tekst van het persoonsgebonden overgangsrecht is gebaseerd op het bestemmingsplan 'Kom Nuland'. Er is voor die tekst gekozen omdat deze door de Afdeling in een uitspraak is beoordeeld (zie hoofdsuk 3). Belangrijk onderdeel van het persoonsgebonden overgangsrecht is dat de betrokken personen niet bij naam genoemd worden in de plantekst maar dat wordt verwezen naar de Basisregistratie Personen.
De tekst is aangevuld met een bepaling over het bouwen en een termijn. Dit biedt de belanghebbenden meer zekerheid. Ten aanzien van het bouwen geldt dat als gebouwd wordt voor het gebruik wonen de overgangsregels ten aanzien van bouwen gelden. Als gebouwd wordt voor het gebruik bedrijf/industrie dan gelden de bouwregels uit de bestemming.

Onderstaand is de artikelsgewijze toelichting uit het Reparatieplan 2021 overgenomen.

Begrippen en Wijze van meten
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.

Bestemmingen
Functieomschrijving (lid x.1)
De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt').

Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemming, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.

De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in lid 3.2.2. In de functieomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op lid 3.2.2.

Voorrangsregelinggebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.

In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen voorgevelrooilijn en Bouwregels. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.

Bedrijven
Er is voor gekozen om het begrip 'bedrijf' of 'bedrijven' niet nader te definiëren in de begripsbepalingen van het plan. De gangbare definitie wordt aangehouden: een bedrijf is een onderneming. De uitsluitingen van branches en activiteiten zijn opgenomen in de bestemmingsregels en de algemene gebruiksregels. Ter utwerking van de bestemming is een aanduiding toegestane categorie tot en met 3.2 opgenomen.

Anti-dubbeltelregel
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In artikel 4 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

Algemene bouwregel - Parkeren
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.

De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).

Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen ten behoeve van die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen reeds toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.

Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).

Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.

Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.

Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.

Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.

  • Indien de woonbestemming 3 woningen omvat, dan kunnen hier een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd, maar nooit zoveel dat het niet meer mogelijk is de woningen te realiseren. De woningen zijn het hoofdgebruik en moeten dat ook blijven.
  • Indien de woonbestemming een heel woongebied omvat, dan kunnen hier ook grotere parkeerpleinen gerealiseerd worden. Gerelateerd aan een schaal van een woongebied zijn parkeerpleinen immers ondergeschikt.

Algemene afwijkingen
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.

Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.

Tenslotte biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.

Overgangsregels
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Slotregel
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.

Hoofdstuk 5 Participatie

Uit de uitspraak van de Afdeling van 16 november 2022 volgt dat de gemeenteraad met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit dient te nemen ten aanzien van Industrieweg 7 te Wormerveer.

De Afdeling heeft in eerdere zaken overwogen dat er omstandigheden kunnen zijn waardoor het uit een oogpunt van zorgvuldige voorbereiding van een besluit, niet passend is indien het bevoegd gezag ermee volstaat terug te vallen op de eerdere procedure en niet een nieuw ontwerpbesluit opstelt en ter inzage legt. Daarbij moet volgens de Afdeling ook worden gelet op het verhandelde in die eerste procedure en de aard en ernst van de gebreken die tot vernietiging hebben geleid. Volgens de Afdeling is relevant of er naar aard en omvang een wezenlijk ander plan voorligt (ABRS 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2003).

Met het nieuwe besluit van de gemeenteraad van Zaanstad wordt naar aard en omvang geen wezenlijik ander plan vastgesteld. Het vernietigde plandeel heeft betrekking op de bestemming "Bedrijventerreinen" voor dit perceel. Met het 'Reparatieplan 2021' werd het gebruik als burgerwoning opnieuw onder het overgangsrecht gebracht, hetgeen volgens de Afdeling hier niet was toegestaan.

Ten tijde van de beroepsprocedure is er contact geweest met de vertegenwoordigende partij van de bewoner te Industrieweg 7 Wormerveer. Na de uitspraak van de Afdeling op 16 november 2022 zijn er verscheidene contactmomenten, zowel telefonisch als per mailwisseling, geweest tussen de de gemeente en de vertegenwoordigende partij.

Bijlagen

Bijlage 1 Uitspraak Raad Van State 16 November 2022

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Woning Industrieweg 7 In Wormerveer