KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap 2 (Polder Zaanse Rietveld)
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Artikel 10 Voorwaarden Omgevingsvergunning
Artikel 11 Programma Van Eisen
Artikel 12 Afwijken Van Onderzoeksplicht
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 16 Hardheidsclausule
Artikel 17 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Lijst Specifieke Bouwregels Voor Bestaande Niet-agrarische Functies Binnen Plangebied
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Kwaliteitsgids Zaanse Rietveld
Bijlage 4 Inventarisatiekaart
Bijlage 5 Verklaring Inventarisatiekaart
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Bestaande Situatie
1.5 Opzet Van Het Plan
Hoofdstuk 2 Planontwikkeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Hoofdstuk 4 Milieu- En Andere Planologische Aspecten
4.1 Bedrijvigheid
4.2 Bodem
4.3 Geluid
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Geur
4.7 Archeologie
4.8 Flora En Fauna
4.9 Water
Hoofdstuk 5 Juridische En Bestuurlijke Aspecten
5.1 Algemeen
5.2 Verbeelding
5.3 Opbouw Van De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Rietveldsepad 6L, Alphen aan den Rijn

Bestemmingsplan - gemeente Alphen aan den Rijn

Vastgesteld op 18-07-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Rietveldsepad 6L, Alphen aan den Rijn', van Gemeente Alphen aan den Rijn;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.0484.Arietveldsepad6L-VA01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.3 20 Ke contour

een geluidcontour behorend bij luchthaven Schiphol, waarbinnen nieuwe woningbouw niet zondermeer is toegestaan.

1.4 aan- en uitbouw

een bijbeborend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Hieronder worden ook verstaan aangebouwde bijgebouwen.

1.5 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met inbegrip van daarmee samenhangende activiteiten ten dienste van en behorende bij de agrarische hoofdfunctie, zoals (ruimte voor) ontvangst van bezoekers, open dagen, verkoop van eigen producten.

1.10 agrarisch loonwerkbedrijf

een bedrijf, dat is gericht op verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van werktuigen.

1.11 agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten

bedrijfsactiviteiten gerelateerd aan de agrarische sector, die primair gericht zijn op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven. Onder agrarische verwante bedrijfsactiviteiten wordt niet buitenopslag begrepen.

1.12 agrarische bedrijfsvoering

Bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf.

1.13 akkerbouw

de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw; onder akkerbouw wordt tevens vollegrondstuinbouw verstaan.

1.14 ambachtelijk en/of verzorgend bedrijf

  • een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar - voor een belangrijk deel in handwerk - goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker;
  • een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
    1. 1. het productieproces, wordt grotendeels 'met de hand' of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
    2. 2. voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.

1.15 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.16 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.17 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.18 archeologische deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

1.19 archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanweizgheid van archeologische waarden.

1.20 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten.

1.21 archeologische waarde

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten.

1.22 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.23 bebouwingslint

langgerekte bebouwing, ontstaan langs rivier, beek, dijk of kanaal.

1.24 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel c.q. bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.25 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.26 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.27 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting daar en die gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.

1.28 beperkt kwetsbaar object

  1. a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
  2. b. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
  3. c. sporthallen, zwembaden, speeltuinen.

1.29 bestaand gebruik

het gebruik van gronden en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip van in werking treden van het plan

1.30 bestaande bebouwing

bouwwerken zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan of mag worden gebouwd

1.31 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.32 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.33 bevi inrichting

een inrichting zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.34 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.35 bijgebouw

een vrijstaand niet voor bewoning bestemd bijbehorend bouwwerk dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte en niet direct toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw.

1.36 bouwen

plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.37 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.38 bouwlaag/woonlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kap.

1.39 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige , bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.40 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.41 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.42 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond

1.43 clubgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw bedoeld voor bijeenkomsten en opslagruimten in het kader van hobby en sport en daar aan ondergeschikte nevenactiviteiten.

1.44 cultuurhistorische waarde

belang in geschiedkundig opzicht, onder andere met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het occupatiepatroon en de bebouwing.

1.45 dagrecreatie

zowel recreatief medegebruik (wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, etc.) als voorzieningen, waarbij geen sprake is van verblijf (maneges, golf- en veldsport, attracties).

1.46 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak van het dak is geplaatst.

1.47 daknok

hoogste punt van een schuin dak.

1.48 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.49 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.50 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.51 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming die inrichting niet verbiedt.

1.52 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.53 gehinderde

alle binnen de rond een veehouderij gelegen stankzone aanwezige personen die niet op de veehouderij als bedoeld in de Wet milieubeheer werkzaam zijn of daarmee verbonden zijn.

1.54 geluidszone

een krachtens de Wet geluidhinder vastgesteld zone rondom het bedrijventerrein waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.55 gezondheid

activiteiten die ingaan op de gesteldheid van de mens in geestelijk, lichamelijk en maatschappelijk opzicht.

1.56 glastuinbouw

de teelt van tuinbouwgewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen.

1.57 groepsrisico

cumulatieve kansen per jaar dat ten minste, 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechsttreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.58 grondgebonden veehouderij

het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond.

1.59 hoofdgebouw

gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.60 houtopstand

begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Boswet, behoudens laagstamfruitbomen met de bijbehorende windsingels.

1.61 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed&breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij.

1.62 intensieve veehouderij

agrarische bedrijvigheid bestaande uit fokkerij, houderij en/of mesterij van vee, zoals varkens, kalveren en pluimvee, die in functioneel geheel of overwegend niet afhankelijk is van de ter plaatse bij het agrarisch bedrijf behorende grond als productiemiddel en die plaatsvindt zonder of nagenoeg zonder weidegang.

1.63 inventarisatiekaart

De kaart die aangeeft welke functies er in het gebied zitten op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan Buitengebied Alphen Noord.

1.64 invloedsgebied

een gebied behorend bij een inrichting, die valt onder de eisen gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden

1.65 kap

een geheel of gedeeltelijke niet-horizontale dakconstructie gevormd door tenminste twee schuin hellende dakschilden ter afdekking van een gebouw;

  1. a. waarvan de aaneengesloten vloeroppervlakte met een voor personen normale stahoogte van ten minste 2,1 m, wezenlijk kleiner is dan die van de direct eronder gelegen bouwlaag, en
  2. b. waarvan de afdekking bestaat uit een of meer niet-horizontale dak- en/of de gevelvlakken, aan de voorzijde van het gebouw, wezenlijk terugwijken ten opzichte van de voorgevel van het gebouw, dan wel de vorm van een puntgevel hebben;

1.66 kassen

bouwwerken, geheel of grotendeels van glas of ander doorschijnend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering).

1.67 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.68 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van wandelen, fietsen, vissen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van aanlegsteigers, picknickplaatsen, informatieborden en banken.

1.69 kwaliteitsgids

Een gids, onderdeel uitmakend van het bestemmingsplan, die in woord, in kaarten en in (referentie)beelden richtlijnen geeft voor de invulling van het plangebied.

1.70 kwetsbaar object

a. woningen, voor zover zij niet als beperkt kwetsbaar object zijn aan te merken;

b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:

1°. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;

2°. scholen, of

3°. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:

1°. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of

2°. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en

d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.71 landschappelijke waarde

de waarde die aan het landschap is toegekend.

1.72 lawaaisport

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.

1.73 logeerboerderij

een gebouw waar de mogelijkheid tot overnachting, voorlichting, educatie op agrarisch terrein en recreatie op sportief gebied wordt geboden.

1.74 longeercirkel

een ruimte in de vorm van een cirkel waar paarden onder begeleiding getraind worden (al dan niet overdekt).

1.75 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.76 manege

een bedrijf dat is gericht op het verzorgen, dresseren en trainen van paarden (voor de ruitersport).

1.77 mantelzorg

het bieden van zorg aan een familielid, die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.78 melkveehouderij

het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder begrepen de teelt van ruwvoedergewassen.

1.79 nevenactiviteit

activiteiten die ruimtelijk in aard en omvang ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, en die ten dienste staan van en/of onlosmakelijk verbonden zijn met de hoofdfunctie ter plekke.

1.80 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstation, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.81 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.82 ondersteunende horeca

indien gasten in een inrichting die geen hoofdbestemming horeca heeft (kleine) etenswaren en/of dranken kunnen consumeren en zij daarvoor moeten betalen. De horeca wordt aangeboden ter ondersteuning van een andere activiteit op het bedrijf of van de agrarische activiteit als hoofdfunctie.

1.83 oorspronkelijke bebouwing, oppervlakte, goothoogte, hoogte of inhoud

de bebouwing, oppervlakte, goothoogte, hoogte en inhoud, zoals die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaat of rechtens mag bestaan.

1.84 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.85 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.86 paardenbak

een (omheinde) niet overdekte piste, waar paarden een vrije uitloop kunnen hebben en/of waar paarden worden getraind.

een (omheinde) piste waar paarden vrije uitloop kunnen hebben en waar paarden kunnen worden getraind.

1.87 paardenfokkerij

het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waaraan het africhten van en de handel in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardrijschool en manege.

1.88 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.89 plaatsgebonden risico

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijevn, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.90 plattelandswoning

een voormalige agrarische bedrijfswoning.

1.91 praktijkruimte

een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan een de uitoefening van een beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect of arts.

1.92 Programma van Eisen

een document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het college van burgemeester en wethouders.

1.93 recreatieve verbinding

een weg, fiets- of wandelpad dat (voornamelijk) wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden zoals wandelen en fietsen.

1.94 recreatieve voorzieningen

voorzieningen in brede zin voor recreatie en toerisme, waaronder zowel dag- als verblijfsrecreatie onder valt.

1.95 recreatiewoning

een op de verbeelding als woning aangegeven gebouw waarin voor recreatieve doeleinden overnacht mag worden, maar waar permanente bewoning niet is toegestaan.

1.96 risicovolle activiteit

een activiteit die, in geval van een incident of calamiteit, een gevaar voor de omgeving kan zijn.

1.97 risicovolle inrichting

een bedrijf dat, in geval van een incident of calamiteit, een gevaar voor de omgeving kan zijn. Het gaat om bedrijven die meer risico's veroorzaken dan andere bedrijven, omdat ze met veel gevaarlijke stoffen werken.

1.98 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte ter plaatse als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.99 rustende boer

het voormalig agrarisch bedrijfshoofd, die nog enige tijd op het agrarisch bedrijf werkzaam is.

1.100 scheidingslijn maatvoering

een zodanig aangegeven lijn, die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bouwvlak of bestemmingsvlak, waarbinnen verschillende maatvoeringen zijn toegestaan

1.101 schuilstal

agrarische bebouwing ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid aan vee behorende bij een volwaardig agrarisch bedrijf en die noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn.

1.102 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: escortservice, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.103 sierteelt

de teelt van siergewassen.

1.104 silo

pakhuis voor stortgoed, vooral voor graan, met van onderen een trechtervormige opening.

1.105 slopen

het afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan.

1.106 speelvoorziening

voorziening die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt.

1.107 slotenpatroon

Hoe de sloten ten opzichte van elkaar liggen. In de Hollandse veengebieden zijn ze lang en liggen ze evenwijdig naast elkaar.

1.108 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.109 stankzone

Een zone vastgesteld op basis van de Wet milieubeheer en de Wet geurhinder, die gelegen is rondom een veehouderij en waarbinnen geen nieuwe gehinderden mogen ontstaan om geurhinder te vermijden en de bedrijfsvoering van de inrichting niet te belemmeren.

1.110 stap- en trainingsmolen

Een ruimte in de vorm van een cirkel waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen zonder toezicht en waar aansturing plaatsvindt door een elektrische bedieningskast.

1.111 tuinen

door mensen aangelegde gebruiks- en/of sierpercelen in verschillende vormen.

1.112 verblijfsrecreatie

die vormen van recreatie waarbij minimaal één overnachting plaatsvindt, zoals bed & breakfast of met gebruikmaking van toeristische kampeermiddelen.

1.113 verbrede landbouw

bedrijfsactiviteiten die in het verlengde liggen van en een directe relatie hebben met de op het perceel uitgeoefende agrarische bedrijfsvoering, waaronder begrepen recreatieve & educatieve activiteiten en de verkoop van agrarische streekeigen producten. Onder verbrede landbouw wordt niet begrepen:

  • hobbymatige activiteiten;
  • een agrarisch specialisme in de vorm van bijvoorbeeld het produceren van biologische producten.

1.114 vereniging

Een vereniging is een organisatie die leden kent en bepaalde doelen nastreeft

1.115 verkavelingspatroon

de wijze waarop het landschap van oorsprong in kavels/percelen is opgedeeld.

1.116 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddelijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker voedings- en/of siergewassen teelt voor eigen gebruik

1.117 vollegrondstuinbouw

de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw; onder vollegrondstuinbouw wordt mede witlofteelt verstaan.

1.118 voorerfgebied

het gedeelte van het erf wat is gelegen voor de voorgrens van het hoofdgebouw en wat grenst aan dan wel zich oriënteert op openbaar toegankelijk gebied.

1.119 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.120 voorgevelrooilijn

de lijn die samenloopt met de ingetekende begrenzing van het bouwvlak, voor zover deze begrenzing gelegen is aan de zijde waarop de bestaande ontsluiting van de woning naar het openbaar toegankelijk gebied plaatsvindt.

1.121 weidebouw

het exploiteren van grasland.

1.122 welzijn

een toestand die afhankelijk is van de context en de situatie, die het basismateriaal voor een goed leven bevat: vrijheid en keuze, gezondheid en lichamelijk welzijn, goede sociale relaties, veiligheid, gemoedsrust en spirituele beleving.

1.123 woning

een (gedeelte van) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.124 woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

1.125 zendmast

zendmast ten behoeve van mobiele communicatie voor politie, brandweer, ambulancediensten en de Koninklijke Marechaussee.

1.126 zichtlijnen

denkbeeldige lijn die getrokken kan worden tussen de waarnemer en een object.

1.127 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.128 zonegrens

de begrenzing van een zone.

1.129 zorg

een activiteit waar ruimte wordt geboden aan zorgvragers (verstandelijk of lichamelijk gehandicapten, (ex) psychiatrische clienten, clienten uit de verslavingszorg of zorgbehoevende ouderen) onder meer in de vorm van dagbesteding, een begeleide werkplek of arbeidstraining.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.7 de breedte en diepte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, op 1 meter boven peil;

2.8 de hoogte van de molen:

vanaf peil tot het hoogste punt van een zuiver verticaal staande wiek;

2.9 de hoogte van het wiekenkruis:

vanaf peil tot de as van het wiekenkruis;

2.10 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en toegangstrappetjes naar de appartementen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap 2 (Polder Zaanse Rietveld)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - landschap 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. weidebouw;
  2. b. melkveehouderij;
  3. c. het behoud en de versterking van de aan deze gronden eigen zijnde landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden waarbij de volgende karakteristieken in acht moeten worden genomen:
      • het bestaande sloten - en verkavelingspatroon;
      • de openheid van het landschap;
      • de zichtlijnen vanuit het bebouwingslint op het achterliggende land.
  4. d. een en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van deze bestemmingsplanregels.

3.2 Nadere bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - landschap 2 aangewezen gronden zijn, naast de functies genoemd in artikel 3.1, tevens bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven;
  2. b. woningen met bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met inachtneming van de specifieke gebruiksregels genoemd in artikel 7.2;
  3. c. bedrijven;
  4. d. sierteelt;
  5. e. recreatie;
  6. f. water met bijbehorende voorzieningen;
  7. g. tuinen en erven;
  8. h. verkeersvoorzieningen, waaronder rijbanen, kunstwerken, parkeerplaatsen en -voorzieningen, voorzieningen voor het stallen van fietsen, geluidwerende voorzieningen, in- en uitritten, voetpaden, sloten, bermen, beplantingen en andere groenvoorzieningen, fietspaden, ruiterpaden en straatmeubilair, bruggen, duikers, nutsvoorzieningen, één en ander hoofdzakelijk gericht op de verblijfsfunctie, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  9. i. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  10. j. verbrede landbouw, kleinschalige recreatieve voorzieningen, ondersteunende horeca en voor welzijn, zorg en gezondheid binnen bestaande gebouwen en bijbehorende gronden, met een maximum oppervlakte van 100 m² per bouwvlak en in nevengeschikte omvang;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde', is de bebouwing tevens bestemd voor behoud van de aan de bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische waarde die karakteristiek is voor het gebied;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde-monument' is een monument aanwezig, waarvoor geldt dat er sprake is van behoud of versterking van de karakteristieke waarden;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-schuilstal' is een schuilgelegenheid voor dieren toegestaan.

3.3 Bouwregels

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het gebruik van de gronden en bouwwerken bedoeld in artikel 3.1 en 3.2 dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, zoals aangegeven op Bijlage 4 Inventarisatiekaart behorende bij dit bestemmingsplan, mag niet worden gewijzigd in een ander gebruik;
  2. b. In uitzondering op het bepaalde in het eerste lid is het gebruik onder artikel 3.2 onder h, i, en j toegestaan.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Omgevingsvergunning voor het bouwen van agrarische bebouwing, perceel Westgouweweg 7a

Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van agrarische bebouwing, toegestaan binnen het bouwvlak, op het perceel Westgouweweg 7a kan worden verleend, moeten de volgende aanvullende maatregelen, zoals benoemd onder a. en b., getroffen zijn:

  1. a. watercompensatie (15%) vanwege het dempen van een watergang en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, waarvoor op grond van artikel 3.8 een aanvullende omgevingsvergunning is vereist. Deze compensatie dient op de bestemming Agrarisch met waarden - landschap 2 gerealiseerd te worden. De compensatietekening moet zijn ingediend, goedgekeurd door het bevoegde gezag en de compensatie vervolgens zijn uitgevoerd;
  2. b. een erfbeplantingsplan voor de aanleg van de nieuwe erfrandbeplantingen met gebiedseigen soorten moet zijn ingediend en goedgekeurd door het bevoegde gezag waarbij getoetst wordt aan de kwaliteitsgids behorende bij dit bestemmingsplan;
  3. c. de aanleg van de nieuwe erfrandbeplantingen dient binnen 12 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning te zijn uitgevoerd binnen de strook groen, aangegeven op Bijlage 4Inventarisatiekaart.

Als aanvullende voorwaarde geldt dat bij elke fase van de bouw een gedeelte van het terrein moet worden opgeschoond, zodat de buitenopslag is en blijft beëindigd na afloop van de bouwwerkzaamheden. Dit wordt in een aanvullende tekening verwerkt. Deze tekening wordt ingediend met de aanvraag voor een omgevingsvergunning en goedgekeurd door het bevoegde gezag. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning is dit een aanvullende voorwaarde.

3.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Waarde - Archeologie 4

4.1 Bestemmingsbeschrijving

De gronden die zijn aangewezen met 'Waarde - Archeologie 4' zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van de planregels.

4.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden worden bouwwerken ten behoeve van de in artikel 4.1 bedoelde bestemming gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 4.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens worden op deze gronden bouwwerken gebouwd ten behoeve van de primaire bestemming(en) als bedoeld in dit bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 4.3 vooraf in acht zijn genomen.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    3. 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
    6. 6. het heien van palen en slaan van damwanden.
  2. b. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, overlegt bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapportwaarin de archeologische waardevan het terrein, dat blijkens de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waardenin de desbetreffende gronden.

4.4 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod zoals bedoeld in artikel 4.3 is niet van toepassing indien:

  1. a. de werken of werkzaamheden niet dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld en over een totale oppervlakte kleiner dan 1.000 m2 worden uitgevoerd;
  2. b. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande traces van kabels en leidingen;
  3. c. de werken of werkzaamheden:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    2. 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Bouwen langs water

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Algemene gebruiksregels

  1. a. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van:
    1. 1. staan- of ligplaats van onderkomens;
    2. 2. staanplaats van voertuigen, waarin detailhandel plaatsvindt;
    3. 3. kampeer- of caravanterrein;
    4. 4. opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
    5. 5. ten behoeve van lawaaisporten;

tenzij het gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik en beheer van de gronden.

  1. b. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van:
    1. 1. een seksinrichting;
    2. 2. horeca in de vorm van discotheken en bar-dancings;
    3. 3. bedrijfsmatige opslag van vuurwerk;
  2. c. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval tevens het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning verstaan;
  3. d. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht valt in ieder geval eveneens het gebruik van gronden en opstallen van de functie 'Woningen' ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tenzij wordt voldaan aan de specifieke gebruiksregels genoemd in artikel 7.2.
  4. e. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval eveneens het gebruik van gronden (bouwvlak en/of bijbehorend erf) binnen de functies niet-agrarische bedrijven en woningen ten behoeve van een een paardenbak, longeercirkel of stap-/trainingsmolen verstaan.

7.2 Specifieke gebruiksregels

Ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, hierna aangeduid als activiteiten, gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

  1. a. de vloeroppervlakte van de activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, en niet meer dan 60 m²;
  2. b. de activiteiten leveren geen milieuhygiënische belemmeringen op voor de belendende percelen;
  3. c. de activiteiten zijn aanvaardbaar gelet op de verkeerskundige situatie ter plaatse en op de aan- en afvoerroutes naar het perceel;
  4. d. ten behoeve van de activiteiten zijn voldoende parkeerplaatsen binnen het eigen bouwvlak aanwezig;
  5. e. de activiteiten tasten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen, het karakter van de omgeving niet onevenredig aan;
  6. f. de activiteiten betreffen geen horeca of detailhandel; en
  7. g. de activiteiten doen geen afbreuk aan de woonfunctie in die zin dat de relatie tussen de bewoner(s) van de woning en de uitoefening daarin van de activiteiten wordt verbroken.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten aanzien van:

  1. a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een hoogte van ten hoogste 3.50 meter en met een inhoud van ten hoogste 50 m3 ten dienste van het openbaar nut, zoals:
    1. 1. wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes en standbeelden;
    2. 2. transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes, zulks met uitzondering van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations;
  2. b. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens of een weg nader te bepalen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst en/of noodzakelijk is;
  3. c. het veranderen van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken met ten hoogste 15%, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze veranderingen noodzakelijk zijn.

8.2 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene Procedureregels

Bij toepassing van een bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen nadere eis naar voren te brengen.

Artikel 10 Voorwaarden Omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning zoals boedoeld in de artikel 4.3 kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  2. b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
  3. c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  4. d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  5. e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

Artikel 11 Programma Van Eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 10 wordt uitgevoerd op basis van een programma van eisen. Het programma van eisen wordt opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

Artikel 12 Afwijken Van Onderzoeksplicht

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de archeologische onderzoeksplicht, indien uit schriftelijke informatie (afkomstig van de gemeente, aanvrager of anderszins) blijkt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, de archeologisch waarde naar beneden kan worden bijgesteld, of dat de archeologie niet evenredig wordt bedreigd door de voorgenomen plannen.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Nadere eisen

13.2 Werking wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet gegaan.
  2. 2. Eénmalig kan omgevingsvergunning worden verleend voor afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Rietveldsepad 6L, Alphen aan den Rijn.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Lijst Specifieke Bouwregels Voor Bestaande Niet-agrarische Functies Binnen Plangebied

Locatie Max. aantal bedrijfs-
woningen
huidige oppervlakte gebouwen (inclusief bedrijfswoningen) max. oppervlakte gebouwen (inclusief bedrijfswoningen) max. goothoogte gebouwen * max. hoogte gebouwen *
Recreatiewoning, Rietveldsepad 6L - 70m2 70m2 - 5m

* uitgezonderd niet-inpandige bedrijfswoningen en bijgebouwen ten behoeve van woning

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Kwaliteitsgids Zaanse Rietveld

Bijlage 4 Inventarisatiekaart

Bijlage 5 Verklaring Inventarisatiekaart

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Op het perceel Rietveldsepad 6L te Alphen aan den Rijn is op grond van het geldende bestemmingsplan een recreatiewoning toegestaan. Deze is ter plaatse ook aanwezig echter buiten het bouwvlak geplaatst en hiermee in strijd met het bestemmingsplan. De eigenaar was zich hiervan niet bewust en heeft verzocht de bestaande situatie te legaliseren. Dit op een zodaninge wijze dat ter plaatse maximaal één recreatiewoning is toegestaan en dat sprake is van een kwaliteitsverbetering, zowel ter plaatse van de recreatiewoning als de directe omgeving.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft het perceel Rietveldsepad 6L te Alphen aan den Rijn, zie afbeelding 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Arietveldsepad6L-VA01_0001.png"

Afbeelding 1.1 Planlocatie Rietveldsepad 6L

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Ter plaatse van het perceel geldt het bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid en heeft perceel een agrarische bestemming, zie linker afbeelding 1.2. Op de rechterafbeelding (1.3 inventarisatiekaart) is de recreatiebestemming met bouwvlak zichtbaar. Hier is volgens het bestemmingsplan een recreatiewoning vergunningvrij toegestaan, mits niet groter dan 70m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Arietveldsepad6L-VA01_0002.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Arietveldsepad6L-VA01_0003.png"

Afbeelding 1.2 Bestemmingsplan Afbeelding 1.3 inventarisatiekaart

1.4 Bestaande Situatie

De recreatiewoning is buiten het bouwvlak op de agrarische bestemming geplaatst, zie afbeelding 1.4 en hiermee in strijd met het bestemmingsplan. Op afbeelding 1.5 is de directe omgeving van de recreatiewoning zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Arietveldsepad6L-VA01_0004.png"

Afbeelding 1.4 bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Arietveldsepad6L-VA01_0005.png"

Afbeelding 1.5 foto's bestaande situatie in relatie tot omgeving

1.5 Opzet Van Het Plan

In dit bestemmingsplan wordt, na dit inleidende hoofdstuk, in hoofdstuk 2 de planbeschijving gegeven, waarbij ingegaan wordt op het verzoek om legalisatie van de bestaande situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader beschreven en in hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan de milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving en in het laatste hoofdstuk bevat de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planontwikkeling

Voorgeschiedenis

Eind 2015 heeft de eigenaar een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het plaatsen van een blokhut van 73m2 als recreatieverblijf op het eilandje naast Rietveldsepad 6. In reactie hierop is aangegeven dat als de recreatiewoning wordt verkleind naar 70m2 en niet hoger is dan 5 meter deze op grond van het Besluit omgevingsrecht vergunningvrij kan worden geplaatst. In reactie op deze brief heeft de eigenaar aangegeven dat de aanvraag wordt ingetrokken en dat de blokhut vergunningvrij wordt geplaatst.

In mei 2018 is echter geconstateerd dat op het perceel Rietveldsepad 6L te Alphen aan den Rijn zonder omgevingsvergunning een recreatiewoning is geplaatst. Dit is besproken met de eigenaar, waarop deze heeft aangegeven dat hij abusievelijk de recreatiewoning buiten het bouwvlak geplaatst. Om de recreatieowning te kunnen legaliseren, heeft de eigenaar een verzoek om legalisatie ingediend.

Nieuwe situatie

De eigenaar heeft dat hij de recreatiewoning op de huidige locatie heeft geplaatst, om een zo optimaal mogelijke inpassing in de omgeving te verkrijgen. Met aan de voorzijde voldoende ruimte voor een mooie boomgaard en voldoende afstand van buren en de openbare weg. Aan de achterzijde hebben ze een natuurlijke grondwal geplaatst met vogellokkend struweel, zodat de woning vanaf die kant uit het zicht is. Aan de noordkant van het perceel hebben ze een stuk natuur aangelegd met water, natuurvriendelijke oevers en een eilandje met houtopstand. Dit hebben ze zo gedaan om een mooie aansluiting te hebben met het (destijds nog in ontwikkeling zijnde) natuurgebied IJsvogel.

Vanuit ruimtelijk oogpunt zijn er geen bezwaren om het bestemmingsplan aan te passen en de recreatiewoning op de betreffende locatie te legaliseren. Door middel van de inventarisatiekaart die als bijlage is opgenomen in het bestemmingsplan is geborgd dat het gebied rondom de recreatiewoning onbebouwd blijft en de omgeving een groene invulling heeft met een boomgaard, houtopstand en bermgroen, zie afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Arietveldsepad6L-VA01_0006.png"

Afbeelding 2.1 Inrichtingstekening

Legenda:

1 = boomgaard met fruitbomen
2 = recreatiewoning op huidige locatie, op afstand van omliggende woningen (Rietveldsepad 4b +Rietveldsepad 6b) waardoor privacy gewaarborgd blijft
3 = eilandje met houtopstand en natuurvriendelijke oevers
4 = vergraven water, aansluitend op de Vliet en op het nieuwe natuurgebied Ijsvogel
5 = grondwal met vogellokkend struweel. Hierdoor ligt de woning buiten het zicht vanaf westelijke richting
6 = dam, parkeerplaats en vlonder voor woning. Deze dam ligt hier al zo’n dertig jaar.
7 = natuurgebied Ijsvogel
8 = Rietveldsepad 4b en Rietveldsepad 6

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Zoals hiervoor aangegeven gaat het om een verplaatsing van een bouwvlak voor een recreatiewoning. Dit tast de agrarische functie en landelijke omgeving van het gebied niet aan. Het bouwplan is niet in strijd met enig relevant Rijksbeleid, provinciaal of gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Andere Planologische Aspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen in ieder geval de volgende onderdelen aan de orde te komen:

4.1 Bedrijvigheid

De VNG-brochure gaat in een rustige woonwijk uit van een aan te houden afstand van 50 meter tussen een recreatiewoning en een gevoelige bestemming. Nu het om een locatie in het buitengebied gaat, waar verschillende functies voorkomen, kan worden gesteld dat sprake is van een gemengd gebied. In dat geval mag een afstand van 30 meter worden aangehouden. Hier wordt ruimschoots aan voldaan, de recreatiewoning ligt op ca. 45 meter van Rietveldsepad 4-6. Daarbij geldt dat het om één recreatiewoning gaat. Vanuit het oogpunt van bedrijven- en milieuzonering kan worden gesteld dat de situatie verbetert. De recreatiewoning is op een grotere afstand gelegen van Rietveldsepad 4-6 dan binnen het geldende bestemmingsplan is toegestaan. Per saldo betekent dit dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.2 Bodem

Het gaat hier om een recreatiewoning waar geen permanent verblijf is toegestaan. Een bodemonderzoek is dan niet nodig.

4.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Uitgangspunt daarbij is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidsgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder. Vanuit de Wet geluidhinder zijn er dus geen belemmeringen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening en een aanvaardbaar leefklimaat is de situatie wat betreft wegverkeerslawaai nader beoordeeld. De recreatiewoning ligt aan de Rietveldsepad. Zoals aangegeven, geldt dat er al een recreatiewoning is toegestaan, dus de suituatie verandert in deze niet. Verder geldt dat het verwachte geluidsniveau vanwege wegverkeerslawaai (N11) rond de 50 dB bedraagt, zie afbeelding 4.1. Dit betekent de nabijheid van de N11 geen belemmering vormt voor de realisatie van de recreatiewoning. Voor het overige zijn er van geluid geen belemmeringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Arietveldsepad6L-VA01_0007.jpg"

Afbeelding 4.1 Wegverkeerslawaai van N11

4.4 Externe Veiligheid

Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden, kan voldaan worden aan de normen. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:

  • risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Beoordeling

Het plangebied ligt niet ligt binnen een plaatsgebonden risicocontour PR 10-6. Daarnaast geldt dat het gaat om het verplaatsen van een bouwvlak. Het plan heeft dan ook geen invloed op het groepsrisico. Per saldo is sprake van een ontwikkeling die niet in strijd is met het beleid ten aanzien van externe veiligheid.

4.5 Luchtkwaliteit

In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. Deze wet maakt onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

In onderhavig bestemmingsplan gaat het om het verplaatsen van een bouwvlak voor een recreatiewoning. Hiermee is sprake van een NIBM-project en hoeft geen nader onderzoek naar luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.

4.6 Geur

Op grond van jurisprudentie geldt dat een recreatiewoning een geurgevoelig object is in de zin van artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij. Dit betekent dat het aspect geur moet worden afgewogen. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid is gesteld dat er vanuit geur geen knelpunten zijn. Nu het gaat om een verplaatsing van een bouwvlak met een aantal meters kan worden gesteld dat de situatie niet of nauwelijks wijzigt. Daarbij geldt dat de recreatiewoning op ca. 35 meter ligt van het dichtbij gelegen agrarisch bouwvlak en hiermee ruimschoots wordt voldaan aan de aan te houden afstandsnorm van 25 meter die is opgenomen in de Geurverordening.

4.7 Archeologie

Ter plaatse van de planlocatie geldt vanuit het Parapluplan Archeologie (vastgesteld 28 maart 2019) de dubbelbestemming Waarde-archeologie 4. Gronden met deze bestemming zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende (dubbel)bestemmingen. Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van onder andere een bouwwerk buiten het bestaande grondvlak dat zonder bodemingrepen niet dieper dan 30 cm onder het maaiveld en met een oppervlakte kleiner dan 1000 m2 kan worden geplaatst.

Binnen het bestemming Buitengebied Alphen Zuid gold ter plaatse de dubbelbestemming Waarde-archeolgie 2. Hierbij gold dat bij bodemingrepen niet dieper dan 50 cm onder het maaiveld en/of met een oppervlakte kleiner dan 1000 m2 geen nader onderzoek nodig is. Aangezien de recreatiewoning kleiner is dan 1000m2 gold het genoemde bouwverbod niet en hoefde geen nader archeologisch te worden uitgevoerd. Vanuit het nu geldende parapluplan geldt geen onderzoeksplicht voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. Aangezien de recreatiewoning reeds is geplaatst, hoeft geen onderzoek te worden uitgevoerd.

4.8 Flora En Fauna

Het gaat om het legaliseren van een reeds geplaatste recreatiewoning. Het uitvoeren van een quickscan ecologie is dan ook niet meer mogelijk. Gelet op het feit dat reeds een recreatiewoning is toegestaan, zullen de effecten minimaal zijn. Daarbij geldt dat met de ontwikkeling reeds rekening is gehouden met de ligging in een natuurlijke omgeving, zie hiervoor hoofdstuk 2.

4.9 Water

Op basis van het voorliggende bouwplan neemt per saldo het toegestane verharde oppervlak niet toe. Daarnaast heeft het plan geen invloed op de waterkwantiteit, veiligheid, waterkeringen, watersysteemkwaliteit, en de waterkwaliteit. Geconcludeerd kan worden dat er geen watercompensatie benodigd is. Omdat het verharde oppervlak niet wordt vergroot. Deze waterparagraaf wordt voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland. Eventuele opmerkingen van het Hoogheemraadschap worden gedurede de bestemmingsprocedure in deze paragraaf verwerkt.

Hoofdstuk 5 Juridische En Bestuurlijke Aspecten

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidigen, bouwvlakken enzovoorts. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaarten en/of kadastrale kaart).

Naast de verbeelding bevat het bestemmingsplan een inventarisatiekaart. Beide worden met onderhavig bestemmingsplan aangepast.

5.3 Opbouw Van De Regels

De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken met een of meer artikelen:

Hoofdstuk 1: 'Inleidende regels' bevat de begripsbepalingen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2). De begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde opgesomd en dienen als referentiekader voor de overige regels.

Hoofdstuk 2: 'Bestemmingsregels' bevat de bestemmingen. Elk artikel heeft een vaste opbouw. Eerst wordt een bestemmingsomschrijving gegeven, vervolgens de bouwregels, eventuele nadere eisen en eventuele mogelijkheden voor ontheffing van de bouwregels danwel gebruiksregels.

Hoofdstuk 3: 'Algemene regels' bevat regels die algemeen gelden en die vanwege de algemeenheid gegroepeerd zijn.

Hoofdstuk 4: 'Overgangs- en slotregels' omvat de overgangsbepalingen van het bestemmingsplan. Deze zijn opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening 2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' en de 'Overgangs- en slotregels'.

In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen in alfabetische volgorde. Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd (afhankelijk van het bestemmingsplan):

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een (ontwerp)bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.1 van Besluit ruimtelijke ordening vooroverleg plaats te vinden met relevante instanties. Dit is reeds gebeurd bij de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid. Het gaat hier om een, vanuit stedebouwkundig oogpunt gezien, zodanig kleine aanpassing dat geen uitgebreid vooroverleg heeft plaatsgevonden. Daarnaast wordt het ontwerpbestemmingsplan conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd en in dat kader ook voorgelegd aan onder andere provincie en Hoogheemraadschap. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan.

Naar aanleiding van de toezending en ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan zijn geen reacties/zienswijzen ontvangen.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ruimtelijke plan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van een ruimtelijk plan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen onder andere indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is.Hiervan is sprake als een anterieure overeenkomst is gesloten. Dit is hier het geval. Hierin worden onder andere afspraken gemaakt over het kostenverhaal. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid geborgd.