Sierteeltgebied Hazerswoude-Dorp - eerste herziening
Bestemmingsplan - Gemeente Alphen aan den Rijn
Vastgesteld op 23-11-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.0484.B153HDsierteelt1hr-VA02 met de bijbehorende regels
1.2 plan
het bestemmingsplan 'Sierteeltgebied - 1e herziening' van de gemeente Alphen aan den Rijn
1.3 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden
1.4 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
a. akker- en vollegrondstuinbouw:
de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van ruwvoederteelt, fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw;
b. grondgebonden veehouderij:
het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond, alsmede paardenfokkerij;
c. paardenfokkerij:
het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardrijdactiviteiten, paardrijschool en manege;
d. intensieve veehouderij:
het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en geheel of nagenoeg geheel zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
e. glastuinbouw:
de teelt van tuinbouwgewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
f. fruitteelt:
de teelt van fruit op open grond;
g. sierteelt:
de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten alsmede pot- en containerteelt;
h. bosbouw:
de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
i. intensieve kwekerij:
de teelt van gewassen of de kweek van vissen, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht.
1.8 agrarisch hulp- en nevenbedrijf
een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan en verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.
1.9 agrarisch deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van land- en tuinbouw.
1.10 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming.
1.11 archeologische deskundige:
een nader aan te wijzen onafhankelijke provinciaal archeologische deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
1.12 archeologisch onderzoek:
Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingvergunning beschikt.
1.13 bed & breakfast
voorzieningen gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristische recreatieve activiteit aan maximaal 8 personen; onder bed & breakfast voorzieningen wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en of arbeid.
1.14 Archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.15 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.16 bedrijf:
Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.17 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
1.18 bedrijfs- of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, behorende bij het ter plaatse gevestigde bedrijf, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon.
1.19 bedrijfsvloeroppervlak
bij een bedrijf in eigendom zijnde bouw- en teeltgronden die binnen het plangebied gelegen zijn.
1.20 Besluit externe veiligheid inrichtingen
Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals gepubliceerd in Stb. 2004, 250.
1.21 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.22 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 Bevi inrichting:
bedrijven zoals bedoeld in lid 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.25 bijgebouw:
een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig te onderscheiden gebouw.
1.26 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.33 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.35 duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat voldoet aan de geldende milieueisen en ook op lange termijn aan deze eisen kan blijven voldoen en waarvan redelijkerwijs is aan te nemen dat dit gedurende de planperiode een omvang zal hebben van:
a. hetzij ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;
b. hetzij ten minste een halve tot een volledige arbeidskracht indien sprake is van een reëel perspectief op continuïteit op langere termijn en waarbij het hoofdinkomen afkomstig is van het agrarisch bedrijf.
1.36 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.37 gastenverblijf
plaats waar de gasten onderdak kunnen verkrijgen.
1.38 gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in lid 1 van de Wet geluidhinder.
1.40 geluidshinderlijke Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in lid 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.41 gevoelige functies ten opzichte van kassen
objecten categorie I:
- aaneengesloten woonbebouwing, zijnde drie of meer woningen, die telkens op minder dan 5 m afstand van elkaar zijn gelegen;
- gevoelige objecten, zijnde gebouwen of delen van gebouwen, bestemd voor het verblijf van personen of objecten, gebouwen of terreinen bestemd voor verblijfs- of dagrecreatie, niet zijnde een kleinschalig kampeerterrein met ten hoogste 15 kampeermiddelen;
objecten categorie II:
- overige
1.42 gevoelige functies ten opzichte van landbouwbedrijven
objecten categorie I:
- bebouwde kom met stedelijk karakter;
- ziekenhuis, sanatorium, en internaat;
- objecten voor verblijfsrecreatie;
objecten categorie II:
- bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omgeving in een
overigens agrarische omgeving;
- objecten voor dagrecreatie;
objecten categorie III:
- verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een
overwegende woon- of recreatiefunctie verleent;
objecten categorie IV:
- woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer
mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn;
objecten categorie V:
- woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond
van een vergunning aanwezig mogen zijn.
1.43 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.44 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.45 kampeerboerderij
een agrarisch gebouw dat aan zijn oorspronkelijke functie onttrokken is of een nieuw gebouw op een voormalig agrarisch bouwvlak dat geschikt is gemaakt voor recreatief nachtverblijf van groepen.
1.46 kampeermiddelen:
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.47 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.48 kassen:
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.49 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.50 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.51 landhoofd
het in water uitgebouwde stuk waarop de eigenlijke brug rust.
1.52 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.53 manege:
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.54 mantelzorg:
hulp die aanvullend, niet beroepshalve, aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt.
1.55 molenbiotoop
de omgeving waarmee een molen in relatie staat; in deze omgeving/zone gelden afwijkende regels die een bijdrage leveren aan het goed functioneren van de molen.
1.56 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.57 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.58 nevenfuncties
niet-agrarische functies die minder dan de helft van het inkomen van het betreffende bedrijf
genereren.
1.59 niet-permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.
1.60 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.61 oppervlaktelijst niet-agrarische bedrijven en overige voorzieningen
de 'Oppervlaktelijst niet-agrarische bedrijven en overige voorzieningen', die als bijlage onderdeel van deze regels uitmaakt.
1.62 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.63 paardenhouderij
een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.
1.64 paardenpension
een pensionstalling is een bedrijf dat is gericht op het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden.
1.65 peil
a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst of minder dan 5 m daarvan: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
b. de hoogte van het bestaande terrein ter plaatse van de bouw, zulks gezien in relatie met de hoogte van de bestaande omliggende terreinen (maaiveld).
1.66 permanente standplaats kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehele jaar.
1.67 plattelandswoning
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het (voorheen) bijbehorende bedrijf;
1.68 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat.
1.69 polderkade
een kunstmatige of een natuurlijke hoogte, onder welke benaming ook, die dient tot kering van zee-, rivier-, polder of boezemwater.
1.70 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.71 professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk
1.72 recreatiewoning:
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
1.73 resocialisatie
het voorbereiden van personen op de terugkeer in de maatschappij.
1.74 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.75 risicovolle inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in lid 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.76 rooilijn
de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw), dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg) de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw) dat het dichtst bij de weg is gelegen.
1.77 ruwvoedergewassen
gewassen, zoals gras, maïs, voederbieten, luzerne, die in de volle grond worden geteeld en waarvan de opbrengst is bestemd als voer voor landbouwhuisdieren
1.78 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.
1.79 seksinrichting:
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.80 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.81 standplaats voor kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.
1.82 stacaravan
een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.83 tuincentrum
een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van liden die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.
1.84 verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.
1.85 verkoop streekeigen producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.
1.86 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.87 zomerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de brutovloeroppervlakte volgens NEN 2580, punt 4.2.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Sierteelt
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Sierteelt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het uitoefenen van sierteeltbedrijven, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.7 sub g;
alsmede:
- ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw': het uitoefenen van akkerbouw- en vollegrondstuinbouwbedrijven zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.7 sub a;
- ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij': het uitoefenen van grondgebonden veehouderijbedrijven zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.7 sub b;
- ter plaatse van de aanduiding 'groothandel': tevens een groothandel in planten ,bloemen, struiken en groen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-1': tevens paardenbakken en tredmolens;
met daaraan ondergeschikt:
- de volgende nevenfuncties:
- verkoop van streekeigen producten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing ingebruik mag worden genomen;
- verhuur van fietsen, kano's en roeiboten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwingin gebruik mag worden genomen;
- kleinschalig kampeerterrein (minicamping) waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing en 3.000 m² gronden in gebruik mogen worden genomen en met ten hoogste 15 kampeermiddelen;
- bed & breakfast waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- recreatief nachtverblijf, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik magworden genomen;
- kleinschalige horecagelegenheid, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen.
3.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen ten dienste van de bestemming en de daarbij behorende bedrijfswoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen mogen worden gebouwd;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Vervolgens geldt het volgende:
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van kassen, bouwwerken voor waterberging en terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- op gronden met de aanduiding 'kas uitgesloten' is de bouw van kassen niet toegestaan;
- algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
- de minimale afstand van gebouwen tot andere gebouwen dient 3 m te bedragen indien de gebouwen niet aan elkaar worden gebouwd;
- de minimale afstand van bouwwerken tot de bestemming Water dient 5 m te bedragen;
- de minimale afstand tot overig water dient 1 m te bedragen;
- de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens dient 3 m te bedragen;
- overigens geldt ook het volgende:
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van maximaal oppervlak kassen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 3.2.2 sub h opgenomen maximale oppervlak voor kassen van ten hoogste 3.000 m², met inachtneming van het volgende:
- ontheffing wordt uitsluitend verleend indien er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf en uitbreiding van het oppervlak aan kassen voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- ten hoogste 1/3 van het netto bedrijfsoppervlak – zijnde het bedrijfsoppervlak waarover het bedrijf beschikt op de locatie waar de kassen worden opgericht – mag bebouwd worden met kassen;
- de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
- voor wat betreft de bouw van de kassen dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen';
- de kassen mogen uitsluitend worden gebouwd indien is voorzien in voldoende watercompensatie; een besluit tot het verlenen van ontheffing wordt pas genomen indien de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht over de benodigde compenserende maatregelen als gevolg van eventuele demping van sloten en/of toename van verharding;
- er dient sprake te zijn van voldoende landschappelijke inpassing, waarbij een toename aan kassen binnen het sierteeltconcentratiegebied afdoende wordt gecompenseerd;
- een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch en landschapdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a, c en f van deze regel wordt voldaan;
- voor het overige dient te worden voldaan aan de regels ten aanzien van kassen zoals opgenomen in dit lid.
3.3.2 Ten behoeve van het maximale oppervlak voor bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 3.2.2 sub h opgenomen maximale oppervlak voor bedrijfsgebouwen van ten hoogte 3.000 m², met inachtneming van het volgende:
- ontheffing wordt uitsluitend verleend ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven met een groter aaneengesloten bedrijfsoppervlak dan 3 ha;
- ten hoogste 10% van het netto bedrijfsoppervlak mag bebouwd worden met bedrijfsgebouwen;
- uitbreiding van het oppervlak mag niet leiden tot een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
- er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;
- een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a, c en d van deze regel wordt voldaan;
- voor het overige dient te worden voldaan aan de regels ten aanzien van bedrijfsgebouwen zoals opgenomen in dit lid.
3.3.3 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 3.2.2 sub h opgenomen maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, namelijk 50 m², met inachtneming van het volgende:
- het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot ten hoogste 75 m² worden vergroot;
- ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de woning ten minste 250 m² bedragen.
3.3.4 Ten behoeve van afstand zijdelingse perceelsgrens
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2 sub g, teneinde gebouwen op de zijdelingse perceelsgrens te kunnen bouwen, met inachtneming van het volgende:
- de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen.
3.3.5 Ten behoeve van de herbouw van bedrijfswoningen buiten bestaande fundamenten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2 sub c teneinde algehele herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:
- de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
- de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
- de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.
3.4 Specieke gebruiksregels
Het is niet toegestaan om gronden/opstallen te gebruiken voor:
- opslag van goederen anders dan in gebouwen;
- het huisvesten van seizoensarbeiders, anders dan in een niet-permanent kampeermiddel op een minicamping;
- aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tenzij het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en in een omvang van ten hoogste 50 m²;
- het verlenen van mantelzorg en het gebruiken van een aan- of uitbouw, vrijstaand bijgebouw of hoofdgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg;
- het stallen van kampeermiddelen ter plaatse van een minicamping in het winterseizoen;
- paardenbakken buiten het bouwvlak;
- lichtmasten en lichtreclame;
- geluidsinstallatie bij een paardenbak;
- het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting.
3.4.1 Plattelandswoning
Ter plaatse van de aanduiding 'plattelandswoning' mag de (voormalige) agrarische bedrijfswoning tevens worden gebruikt voor bewoning door een huishouden zonder functionele binding met het desbetreffende agrarische bedrijf.
3.4.2 Voorwaardelijk verplichting aanleg haag
Het gebruik van de woning op het perceel Voorweg 83 overeenkomstig de bestemming (plattelandswoning) is alleen dan toegestaan indien binnen een maand na inwerkingtreding van het bestemmingsplan binnen de naastgelegen bestemming 'Groen-Haag' een, 'in de winter groenblijvende haag' wordt aangelegd en in stand wordt gehouden met een hoogte van tenminste 3 meter, met inachtneming van het burenrecht als bedoeld in artikel 5:42 van het BW.
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van niet-agrarische nevenfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1 voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:
- hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- kampeerboerderij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen.
De onder sub a tot en met c bedoelde functies zijn alleen toegestaan als de functies te allen tijde ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, de activiteiten binnen het bouwvlak plaatsvinden en met inachtneming van het volgende:
- de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
- er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
- een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van deze regel wordt voldaan.
3.6 Aanlegvergunning
3.6.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch - Sierteelt zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het dempen van sloten waardoor er een kavel van meer dan 80 m breed wordt gerealiseerd;
- aanleggen van verhardingen.
3.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
- Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
- werken of werkzaamheden in het kader van agrarische bedrijfsvoering;
- werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of ontheffing.
3.6.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
- daardoor de natuur-, cultuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
3.6.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van lid 3.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Ten behoeve van nieuwe agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van nieuwe agrarische bouwvlakken, met inachtneming van het volgende:
- planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig sierteeltbedrijf;
- van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
- wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand bouwvlak met de bestemming Agrarisch - Sierteelt;
- de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt;
- de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan bij bedrijven met een bedrijfsvloeroppervlak van ten minste 2 ha;
- voor wat betreft de bouw van de bedrijfswoning dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen' en artikel 18 lid 18.5 'Afstand van woningen tot wegen';
- een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub b onder 1 en 2;
- een besluit tot wijziging is pas toegestaan indien de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht over de benodigde compenserende maatregelen als gevolg van eventuele demping van sloten en/of toename van verharding;
- op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit lid van overeenkomstige toepassing.
3.7.2 Ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde een 1e agrarische bedrijfswoning toe te staan bij volwaardig agrarische bedrijven, met inachtneming van het volgende:
- planwijziging wordt slechts toegepast ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
- planwijziging wordt slecht toegepast indien een doelmatige bedrijfsvoering, mede gelet op de aard, inrichtingen de omvang van het betrokken bedrijf, de vestiging van ten minste één volwaardige arbeidskracht in een woning op de bedrijfsgrond duurzaam noodzakelijk maakt;
- de bedrijfswoning dient bestemd te zijn voor de huisvestiging van degene die met de dagelijkse bedrijfsvoering is belast en daadwerkelijk als volwaardige arbeidskracht als bedoeld onder 1 op het betrokken bedrijf werkzaam is;
- binnen het bedrijf mag nog geen bedrijfswoning aanwezig zijn;
- het netto aaneengesloten bedrijfsoppervlak dient minimaal 2 ha te bedragen;
- in afwijking van het bepaalde onder e is de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning tevens toegestaan bij bedrijven met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van 2 ha mits de afzonderlijke percelen elk ten minste 1 ha bedragen;
- de bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- voor wat betreft de bouw van de bedrijfswoning dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen' en artikel 18 lid 18.5 'Afstand van woningen tot wegen';
- omtrent het bepaalde in sub a, b en c dient advies te worden gevraagd bij een agrarisch deskundige;
- voor het overige zijn de bepaling ten aanzien van de bedrijfswoning uit dit lid van overeenkomstige toepassing.
3.7.3 Ten behoeve van het vergroten van bouwvlakken
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de in lid 3.1 bedoelde gronden wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch - Sierteelt en voorzien van de aanduiding 'akkerbouw' of 'grondgebonden veehouderij' met inachtneming van het volgende:
- wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven en voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
- bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
- als het bestaande bouwvlak al de maximaal uit te breiden omvang heeft bereikt, mag het bouwvlak met 15% worden vergroot;
- de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;
- een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan een agrarisch en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a, e en f van deze regel wordt voldaan.
3.7.4 Ten behoeve van omzetting voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning, met inachtneming van het volgende:
- er vindt schaalvergroting, reconstructie of in enigerlei vorm een positieve uitwerking op de sierteelt plaats, die mede door de wijziging mogelijk wordt gemaakt, aan deze voorwaarde wordt ook voldaan als in het verleden schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden;
- de agrarische functie van de bedrijfswoning is niet langer noodzakelijk, hierbij moet per (te reconstrueren) bedrijf één agrarische bedrijfswoning blijven bestaan;
- de ligging van de nieuwe woning staat toekomstige reconstructie, bestaande bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging en wegen) niet in de weg;
- de bij het voormalige agrarische bedrijf behorende bedrijfsgronden zijn verkocht, waarbij de oppervlakte van het overgebleven perceel beperkt wordt tot een maximum van 1.000 m²;
- de bijgebouwen hebben na bestemmingswijziging geen groter vloeroppervlak dan 50 m²;bij uitzondering is een ontheffing van 75 m² toegestaan;
- de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen' en artikel 18 lid 18.6 'minimale afstanden landbouwbedrijven';
- op de nieuwe woning is het bepaalde in artikel 13 van overeenkomstige toepassing.
3.7.5 Ten behoeve van de herbouw van een woning als gevolg van schaalvergroting of reconstructie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van herbouw van een burgerwoning (nieuw bouwvlak met de bestemming Wonen) op gronden met de bestemming Agrarisch - Sierteelt, met inachtneming van het volgende:
- er dient sprake te zijn van 'saldo minder of nul', dit betekent dat er voor de herbouw van de woning elders in het plangebied een voormalige agrarische bedrijfswoning gesloopt dient te worden en de huidige bestemming Wonen wordt omgezet;
- er vindt schaalvergroting, reconstructie of in enigerlei vorm een positieve uitwerking op de sierteelt plaats, die mede door de wijziging mogelijk wordt gemaakt; aan deze voorwaarde wordt ook voldaan als in het verleden schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden;
- de agrarische functie van de te slopen bedrijfswoning is niet langer noodzakelijk. Hierbij moet per (te reconstrueren) bedrijf één agrarische bedrijfswoning blijven bestaan;
- de ligging van de nieuwe woning staat toekomstige reconstructie, bestaande bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging en wegen) niet in de weg;
- de maximale oppervlakte van het perceel is zo beperkt mogelijk, met een maximum van 1.000 m²;
- de bijgebouwen hebben na bestemmingswijziging geen groter vloeroppervlak dan 50 m²; bij uitzondering is een ontheffing van 75 m² toegestaan;
- de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- er dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in lid 18 lid 18.4 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen' en lid 18 lid 18.5 'Afstand van woningen tot wegen';
- op de nieuwe woning is het bepaalde in artikel 13 van overeenkomstige toepassing.
3.7.6 Ten behoeve van omzetting voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning, met inachtneming van het volgende:
- a. Het bestemmingsvlak heeft een maximale oppervlakte van 1.000 m², met dien verstande dat de bestaande situatie aanleiding kan geven tot een grotere oppervlakte;
- b. De afstand tussen de achtergevel van de bestaande woning en de grens van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 15 meter, met dien verstande dat de bestaande situatie aanleiding kan geven tot een grotere afstand;
- c. de onder a en b genoemde bestaande situatie kan onder andere worden veroorzaakt door de situering van de woning op het perceel en/of een bestaande toegangsweg en/of de aanwezigheid van een natuurlijke perceelsgrens van water en/of groen;
- d. de woning en het bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde, hebben ieder een eigen rechtstreekse verbinding met de openbare weg;
- e. de burgerwoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- f. omliggende, bestaande agrarische bedrijven, inclusief het voorheen bijbehorende agrarisch bedrijf, mogen niet in hun belangen worden geschaad. Dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;indien niet zonder meer aan het gestelde onder e en f kan worden voldaan, dienen voorzieningen te worden getroffen, zoals de aanleg van een sloot, het realiseren van een bufferzone, het plaatsen van een scherm en/of een andere doelmatige bouwkundige voorziening.
3.7.7 Ten behoeve van het omzetten van een bedrijfswoning naar plattelandswoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:
- a. Het bestemmingsvlak met de aanduiding plattelandswoning heeft een maximale oppervlakte van 1.000 m², met dien verstande dat de bestaande situatie aanleiding kan geven tot een grotere oppervlakte;
- b. De afstand tussen de achtergevel van de bestaande woning en de grens van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 15 meter, met dien verstande dat de bestaande situatie aanleiding kan geven tot een grotere afstand;
- c. de onder a en b genoemde bestaande situatie kan onder andere worden veroorzaakt door de situering van de woning op het perceel en/of een bestaande toegangsweg en/of de aanwezigheid van een natuurlijke perceelsgrens van water en/of groen;
- d. het bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde blijft toegankelijk, hetzij door een rechtstreekse verbinding met de openbare weg, hetzij door een verbinding met een naastgelegen perceel;
- e. de bouw- en gebruiksregels die van toepassing zijn op een bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) blijven na wijziging van toepassing;
- f. het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoorde, heeft de bedrijfsactiviteiten niet beëindigd;
- g. de plattelandswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn
- h. omliggende, bestaande agrarische bedrijven, mogen niet in hun belangen worden geschaad. Dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
- i. indien niet zonder meer aan het gestelde onder g en h kan worden voldaan, dienen voorzieningen te worden getroffen, zoals de aanleg van een sloot, het realiseren van een bufferzone, het plaatsen van een scherm en/of andere doelmatige bouwkundige voorziening.
Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden Landbouw
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Grondgebonden Landbouw" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van agrarische bedrijven, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.7 sub a en b;
alsmede:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': intensieve veehouderijbedrijven zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.7 sub d;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-1': tevens paardenbakken en tredmolens;
- d. specifieke vorm van agrarisch-2: een paardenhouderij annex paardenpension met daaraan ondergeschikt activiteiten behorende bij een manege met bijbehorende paardenbakken en tredmolens;
- e. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. de volgende nevenfuncties:
- 1. verkoop van streekeigen producten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- 2. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- 3. kinderboerderij, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing en 1.000 m² gronden in gebruik mogen worden genomen;
- 4. paardenstalling/paardenpension waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing en 800 m² gronden in gebruik mogen worden genomen;
- 5. verhuur van fietsen, kano's en roeiboten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- 6. kleinschalig kampeerterrein waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing en 3.000 m² gronden in gebruik mogen worden genomen en met ten hoogste 15 kampeermiddelen;
- 7. bed & breakfast waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- 8. recreatief nachtverblijf, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- 9. kleinschalige horecagelegenheid, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- 10. sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg), waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- g. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen.
4.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. gebouwen ten dienste van de bestemming en de daarbij behorende bedrijfswoning;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Vervolgens geldt het volgende:
a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b. op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mogen geen woningen worden gebouwd;
c. algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
d. de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
overigens geldt het volgende:
4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.3.1 Ten behoeve van overschrijding agrarische bouwvlakken
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak van agrarische bedrijven met inachtneming van het volgende:
- a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuvoorschriften te kunnen voldoen;
- b. het bouwvlak mag niet meer dan 10 m worden overschreden;
- c. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.6 'Minimale afstanden landbouwbedrijven'.
4.3.2 Ten behoeve van extra woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken dat aan de woning ruimte wordt toegevoegd van maximaal 180 m³, zulks ten behoeve van de huisvesting van een tweede arbeidskracht, met inachtneming van het volgende:
d. ontheffing wordt niet verleend indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt, of geschikt te maken is;
e. indien de woning deel uitmaakt van een groter gebouw, vindt uitbreiding van de woning plaats door gebruik te maken van ruimten binnen dat gebouw; alleen indien dit niet mogelijk of doelmatig is, kan ontheffing worden verleend voor uitbreiding van de woning door middel van nieuwbouw in de vorm van een aanbouw.
4.3.3 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 4.2.2 sub e opgenomen maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, namelijk 50 m², met inachtneming van het volgende:
a. het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot ten hoogste 75 m² worden vergroot;
b. ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de woning ten minste 250 m² bedragen.
4.3.4 Ten behoeve van watersilo's buiten bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2 voor het oprichten van een watersilo buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
a. het oprichten van een watersilo noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
b. binnen het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is voor het oprichten van een watersilo;
c. de watersilo grenzend aan het bouwvlak wordt opgericht.
4.3.5 Ten behoeve van vergroting van de woning die deel uitmaakt van groter hoofdgebouw
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de ingevolge lid 4.2 geldende maximale inhoudsmaat van woningen, indien het een woning betreft die deel uitmaakt van een groter gebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.
4.3.6 Ten behoeve van afstand zijdelingse perceelsgrens
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2, teneinde gebouwen op de zijdelingse perceelsgrens te kunnen bouwen, met inachtneming van het volgende:
a. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden geschaad; b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 2,5 m te bedragen.
4.3.7 Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde een 1e agrarische bedrijfswoning toe te staan bij volwaardige agrarische bedrijven, met inachtneming van het volgende:
- a. planwijziging wordt slechts toegepast ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
- b. planwijziging wordt slecht toegepast indien een doelmatige bedrijfsvoering, mede gelet op de aard, inrichting en de omvang van het betrokken bedrijf, de vestiging van ten minste één volwaardige arbeidskracht in een woning op de bedrijfsgrond duurzaam noodzakelijk maakt;
- c. de bedrijfswoning dient bestemd te zijn voor de huisvestiging van degene die met de dagelijkse bedrijfsvoering is belast en daadwerkelijk als volwaardige arbeidskracht als bedoeld onder 1 op het betrokken bedrijf werkzaam is;
- d. binnen het bedrijf mag nog geen bedrijfswoning aanwezig zijn;
- e. het netto aaneengesloten bedrijfsoppervlak dient minimaal 2 ha te bedragen;
- f. in afwijking van het bepaalde onder e is de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning tevens toegestaan bij bedrijven met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van 2 ha mits de afzonderlijke percelen elk ten minste 1 ha bedragen;
- g. de bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- h. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- i. voor wat betreft de bouw van de bedrijfswoning dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen' en artikel 18 lid 18.5 'Afstand van woningen tot wegen';
- j. omtrent het bepaalde in sub a, b en c dient advies te worden gevraagd bij een agrarisch deskundige;
- k. voor het overige zijn de bepaling ten aanzien van de bedrijfswoning uit dit lid van overeenkomstige toepassing.
4.3.8 Ten behoeve van de herbouw van woningen buiten bestaande fundamentenBurgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2 sub c teneinde algehele herbouw van een burgerwoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:
a. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
b. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder is toegestaan, voor zover deze teelt overwegend voorziet in de behoefte van het eigen bedrijf;
- b. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;
- c. paardenbakken zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan;
- d. bij een paardenbak is een geluidsinstallatie niet toegestaan;
- e. lichtreclame is niet toegestaan;
- f. lichtmasten zijn niet toegestaan met uitzondering van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-2'
- g. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tenzij het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en in een omvang van ten hoogste 50 m², is niet toegestaan.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van niet-agrarische nevenfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van de volgende nevenfuncties:
- a. agrarische loonbedrijven in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- b. foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed, opslag agrarische producten (met uitzondering van opslag van stoffen/producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren), waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik wordt genomen;
- c. veehandelsbedrijven/africhtingsbedrijven voor paarden waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- d. veearts; hoefsmederij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- e. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- f. hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- g. opslag/stalling van niet agrarische producten in bestaande bebouwing (met uitzondering van opslag van stoffen/producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren), waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- h. kampeerboerderij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- i. museum/tentoonstellingsruimte, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- j. kunst- of antiekhandel, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- k. dierenpension/hondenfokkerij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen.
De in lid 4.5.1 bedoelde functies zijn alleen toegestaan als de functies te allen tijde ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, de activiteiten binnen het bouwvlak plaatsvinden en met inachtneming van het volgende:
a. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
b. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
c. een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van deze regel wordt voldaan.
4.6 Aanlegvergunning
4.6.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in gronden met de bestemming Agrarisch - Grondgebonden Landbouw zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. aanbrengen van opgaande beplanting;
- b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
4.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- a. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
- b. werken of werkzaamheden in het kader van agrarische bedrijfsvoering;
- c. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- d. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of ontheffing.
4.6.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning
Een aanlegvergunning zoals bedoeld in lid 4.6.1 wordt verleend indien:
a. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
b. daardoor de natuur-, cultuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast; c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen gewaarborgd wordt.
4.6.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van lid 4.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Agrarisch - Grondgebonden Landbouw zodanig wijzigen dat de volgende vervolgfuncties zijn toegestaan:
- a. wonen/hobbyboeren;
- b. agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. intensieve kwekerij;
- d. veehandelsbedrijf/africhtingbedrijven voor paarden;
- e. foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed; opslag agrarische producten;
- f. veearts, hoefsmederij;
- g. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten;
- h. hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- i. opslag/stalling van goederen in bestaande bebouwing;
- j. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- k. kinderboerderij;
- l. manege;
- m. paardenstalling/paardenpension;
- n. kampeerboerderij;
- o. restaurant;
- p. sociale nevenfuncties zoals resocialisatie, therapie en gehandicaptenzorg;
- q. museum/tentoonstellingsruimte;
- r. kunst- of antiekhandel;
- s. dierenpension/hondenfokkerij.
De in lid 4.7.1 bedoelde functies zijn alleen toegestaan als de activiteiten binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing plaatsvinden en met inachtneming van het volgende:
a. het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;
b. de vervolgfunctie mag uitsluitend binnen het bouwblok en binnen de bestaande gebouwen plaatsvinden;
c. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
d. In afwijking van het bovenstaande geldt dat nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van bedrijfsgebouwen, die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, heeft plaatsgevonden; maximaal 50% van de gesloopte gebouwen mag worden teruggebouwd tot een maximum van 150 m²; de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd;
e. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
f. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;
g. alle gronden die niet voor omzetting in aanmerking komen zijn verkocht.
4.7.2 Ten behoeve van het vergroten van bouwvlakken
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de in lid 4.1 bedoelde gronden wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch - Grondgebonden Landbouw met inachtneming van het volgende:
a. van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt, indien de vergroting van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde bouwgrenzen gelegen blijft;
c.het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 2 ha, tenzij vanwege milieuvoorschriften of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn een groter oppervlak noodzakelijk is;
d. de vergroting van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 4.1 genoemde waarden;
e. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.6 'Minimale afstanden landbouwbedrijven'.
4.7.3 Ten behoeve van samenvoegen bestaande woningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de samenvoeging van twee-aaneengebouwde woningen tot één woning, met dien verstande dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid het op de kaart aangegeven aantal woningen met één dient te worden verminderd.
4.7.4 Ten behoeve van de Ruimte-voor-Ruimteregeling
Burgemeester en wethouders zijn in het kader van 'Ruimte-voor-Ruimte' bevoegd ter compensatie van de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen of kassen, één of meer burgerwoningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:
a. voor de sloop van iedere 1.000 m² aan bedrijfsbebouwing of 5.000 m² aan kassen, mag één woning worden teruggebouwd, tot een maximum van drie woningen (exclusief de bestaande bedrijfswoning);
b. indien sprake is van sloop op meerdere percelen dient per perceel minimaal 250 m² bebouwing of 1.000 m² kassen te worden gesloopt;
c. de inhoud van de woning mag maximaal 750 m³ bedragen;
d. in aanvulling op het bepaalde in sub c en d geldt dat maximaal 10% van het gesloopte oppervlak aan bedrijfsgebouwen en maximaal 2% van het gesloopte oppervlak aan kassen mag worden teruggebouwd;
e. uitgangspunt is de sloop van alle bedrijfsbebouwing op het perceel;
f. monumenten mogen niet worden gesloopt;
g. de regeling is van toepassing op gebouwen die zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2003;
h. de bestemming van de bestaande bedrijfswoning kan gewijzigd worden in de bestemming Wonen;
i. indien er sprake is van sloop van bedrijfsgebouwen of kassen op een perceel met een andere bestemming dan Wonen, dient de bestemming van het gehele perceel te worden gewijzigd in de bestemming Wonen of in de bestemming Wonen in combinatie met de bestemming Agrarisch - Grondgebonden landbouw;
j. de nieuwbouw mag alleen plaatsvinden indien de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbetert en geen aantasting plaatsvindt van bestaande of te ontwikkelen bijzondere landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarden op het perceel of in de directe omgeving daarvan;
k. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet worden belemmerd;
l. planologisch-juridische medewerking aan de bouw van een compensatiewoning wordt alleen verleend, indien de sloop van de bedrijfsbebouwing voldoende is gewaarborgd;
m. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4, 18.5 en 18.6.
Artikel 5 Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van grondgebonden veehouderijbedrijven, zoals bedoeld in lid 1.7 sub b;
- b. behoud en ontwikkeling natuur- en landschapswaarden;
alsmede:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'akker- en vollegrondstuinbouw': akker- en vollegrondstuinbouw zoals bedoeld in lid 1.7 sub a;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt': sierteeltbedrijven zoals bedoeld in lid 1.7 sub g;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-1': tevens paardenbakken en tredmolens;
- f. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt
- g. de volgende nevenfuncties:
- 1. verkoop van streekeigen producten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- 2. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- 3. kinderboerderij, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing en 1.000 m² gronden in gebruik mogen worden genomen;
- 4. paardenstalling/paardenpension waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing en 800 m² gronden in gebruik mogen worden genomen;
- 5. verhuur van fietsen, kano's en roeiboten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- 6. kleinschalig kampeerterrein waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing en 3.000 m²gronden in gebruik mogen worden genomen en met ten hoogste 15 kampeermiddelen;
- 7. bed & breakfast waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- 8. recreatief nachtverblijf, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- 9. kleinschalige horecagelegenheid, waarvoor ten hoogste 100 m²bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- 10. sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg), waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- h. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen.
5.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. gebouwen ten dienste van de bestemming en de daarbij behorende bedrijfswoning;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Vervolgens geldt het volgende:
a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b.op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mogen geen woningen worden gebouwd;
c. algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
d. de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
e. overigens geldt het volgende:
5.3 Ontheffing van de bouwregels
5.3.1 Ten behoeve van overschrijding agrarische bouwvlakken
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak van agrarische bedrijven met inachtneming van het volgende:
- a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuvoorschriften te kunnen voldoen;
- b. het bouwvlak mag niet meer dan 10 m worden overschreden;
- c. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.6. 'Minimale afstanden landbouwbedrijven'.
5.3.2 Ten behoeve van extra woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken dat aan de woning ruimte wordt toegevoegd van maximaal 180 m³, zulks ten behoeve van de huisvesting van een tweede arbeidskracht, met inachtneming van het volgende:
a. ontheffing wordt niet verleend indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt, of geschikt te maken is;
b.indien de woning deel uitmaakt van een groter gebouw, vindt uitbreiding van de woning plaats door gebruik te maken van ruimten binnen dat gebouw; alleen indien dit niet mogelijk of doelmatig is, kan ontheffing worden verleend voor uitbreiding van de woning door middel van nieuwbouw in de vorm van een aanbouw.
5.3.3 Ten behoeve van watersilo's buiten bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het oprichten van een watersilo buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
- het oprichten van een watersilo noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- binnen het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is voor het oprichten van een watersilo;
- de watersilo grenzend aan het bouwvlak wordt opgericht.
5.3.4 Ten behoeve van vergroting van de woning die deel uitmaakt van groter hoofd gebouw
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de ingevolge lid 5.2.2 geldende maximale inhoudsmaat van woningen, indien het een woning betreft die deel uitmaakt van een groter gebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.
5.3.5 Ten behoeve van afstand zijdelingse perceelsgrens
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2, teneinde gebouwen op de zijdelingse perceelsgrens te kunnen bouwen, met inachtneming van het volgende:
- de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 2,5 m te bedragen.
5.3.6 Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven ontheffing verlenen van het maximale aantal toegestane bedrijfswoningen teneinde een eerste agrarische bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:
- ontheffing wordt verleend ten behoeve van de doorgroei naar een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf;
- ontheffing wordt verleend indien permanent toezicht noodzakelijk is;
- ontheffing wordt uitsluitend verleend indien er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
- omtrent het bepaalde in sub a, b en c dient advies te worden gevraagd bij een agrarisch deskundige.
5.3.7 Ten behoeve van de herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 sub c teneinde algehele herbouw van een burgerwoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:
- de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
- de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
- de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels
- a. met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat voor de teelt van ruwvoedergewassen anders dan gras maximaal 20% van het bedrijfsoppervlak mag worden gebruikt;
- b. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;
- c. paardenbakken zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan;
- d. bij een paardenbak is een geluidsinstallatie niet toegestaan;
- e. lichtmasten en lichtreclame zijn niet toegestaan;
- f. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tenzij het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en in een omvang van ten hoogste 50 m², is niet toegestaan.
5.5 Ontheffing van de gebruiksregels
5.5.1 Ten behoeve van niet-agrarische nevenfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van de volgende nevenfuncties:
- a. agrarische loonbedrijven in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- b. foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed, opslag agrarische producten (met uitzondering van opslag van stoffen/producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren), waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik wordt genomen;
- c. veehandelsbedrijven/africhtingsbedrijven voor paarden waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- d. veearts; hoefsmederij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- e. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- f. hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 50 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- g. opslag/stalling van niet agrarische producten in bestaande bebouwing (met uitzondering van opslag van stoffen/producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren), waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- h. kampeerboerderij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- i. museum/tentoonstellingsruimte, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
- j. kunst- of antiekhandel, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen.
De in lid 5.5.1 bedoelde functies zijn alleen toegestaan als de functies te allen tijde ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, de activiteiten binnen het bouwvlak plaatsvinden en met inachtneming van het volgende
a. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
b. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
c. een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van deze regel wordt voldaan.
5.6 Aanlegvergunning
5.6.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
- b. aanbrengen opgaande beplantingen;
- c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
- d. aanleg kavelpaden;
- e. aanleg van wandel-, fiets- en ruiterpaden en verhardingen > 100 m² (niet zijnde kavelpaden);
- f. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur.
5.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
b. werken of werkzaamheden in het kader van agrarische bedrijfsvoering;
c. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of ontheffing.
5.6.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning
Een aanlegvergunning zoals bedoeld in lid 5.6.1 wordt verleend indien:
a. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
b. daardoor de natuur-, cultuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen gewaarborgd wordt.
5.6.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van lid 5.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij zodanig wijzigen dat de volgende vervolgfuncties zijn toegestaan:
- a. wonen/hobbyboeren;
- b. agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. intensieve kwekerij;
- d. veehandelsbedrijf/africhtingbedrijven voor paarden;
- e. foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed; opslag agrarische producten;
- f. veearts, hoefsmederij;
- g. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten;
- h. hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- i. opslag/stalling van goederen in bestaande bebouwing;
- j. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- k. kinderboerderij;
- l. paardenstalling/paardenpension;
- m. kampeerboerderij;
- n. restaurant;
- o. sociale nevenfuncties zoals resocialisatie, therapie en gehandicaptenzorg;
- p. museum/tentoonstellingsruimte;
- q. kunst- of antiekhandel.
De in lid 5.7.1 bedoelde functies zijn alleen toegestaan als de activiteiten binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing plaatsvinden en met inachtneming van het volgende:
a. het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;
b. de vervolgfunctie mag uitsluitend binnen het bouwblok en binnen de bestaande gebouwen plaatsvinden;
c. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
d. In afwijking van het bovenstaande geldt dat nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van bedrijfsgebouwen, die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, heeft plaatsgevonden; maximaal 50% van de gesloopte gebouwen mag worden teruggebouwd tot een maximum van 150 m²; de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd;
e. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
f. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;
g. alle gronden die niet voor omzetting in aanmerking komen zijn verkocht.
5.7.2 Ten behoeve van het vergroten van bouwvlakken
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de in lid 5.1 bedoelde gronden wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch-Grondgebonden Veehouderij met inachtneming van het volgende:
a. van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt, indien de vergroting van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde bouwgrenzen gelegen blijft;
c. het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 2 ha, tenzij vanwege milieuvoorschriften of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn een groter oppervlak noodzakelijk is;
d. de vergroting van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 5.1 genoemde waarden;
e. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in lid 18.6 'Minimale afstanden landbouwbedrijven'.
5.7.3 Ten behoeve van samenvoegen bestaande woningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de samenvoeging van twee-aaneengebouwde woningen tot één woning, met dien verstande dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid het op de kaart aangegeven aantal woningen met één dient te worden verminderd.
5.7.4 Ten behoeve van de Ruimte-voor-Ruimteregeling
Burgemeester en wethouders zijn in het kader van 'Ruimte-voor-Ruimte' bevoegd ter compensatie van de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen of kassen, één of meer burgerwoningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:
a. voor de sloop van iedere 1.000 m² aan bedrijfsbebouwing of 5.000 m² aan kassen, mag één woning worden teruggebouwd, tot een maximum van drie woningen (exclusief de bestaande bedrijfswoning);
b. indien sprake is van sloop op meerdere percelen dient per perceel minimaal 250 m² bebouwing of 1.000 m² kassen te worden gesloopt;
c. de inhoud van de woning mag maximaal 650 m³ bedragen;
d. uitgangspunt is de sloop van alle bedrijfsbebouwing op het perceel;
e. monumenten mogen niet worden gesloopt;
f. de regeling is van toepassing op gebouwen die zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2003;
g. de bestemming van de bestaande bedrijfswoning kan gewijzigd worden in de bestemming Wonen;
h. indien er sprake is van sloop van bedrijfsgebouwen of kassen op een perceel met een andere bestemming dan Wonen, dient de bestemming van het gehele perceel te worden gewijzigd in de bestemming Wonen of in de bestemming Wonen in combinatie met de bestemming Agrarisch-Grondgebonden Veehouderij;
i. de nieuwbouw mag alleen plaatsvinden indien de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbetert en geen aantasting plaatsvindt van bestaande of te ontwikkelen bijzondere landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarden op het perceel of in de directe omgeving daarvan;
j. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet worden belemmerd;
k. planologisch-juridische medewerking aan de bouw van een compensatiewoning wordt alleen verleend, indien de sloop van de bedrijfsbebouwing voldoende is gewaarborgd;
l. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4, 18.5 en 18.6.
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn - onder verwijzing naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bestemd voor bedrijven vallende onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; alsmede voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1':tevens een sloopbedrijf met SBI-code 45.1 behorende tot categorie 3.1;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2':tevens een handelsonderneming in agrarische toelevering met SBI-code 51.21 behorende tot categorie 3.1;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-3':tevens een aannemersbedrijf; met SBI-code 45.1 behorende tot categorie 3.1;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-4':uitsluitend een afvalwaterzuiveringsinstallatie/baggerdepot met SBI-code 9001-A1 behorende tot categorie 4.1;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-5':uitsluitend een gasdrukregel- en meetstation met SBI-code 40D4;
- f. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
met dien verstande dat:
- g. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan;
- h. geluidshinderlijke en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
- i. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
- j. per bedrijf het kantoorvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 500 m².
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen.
6.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. gebouwen ten dienste van de bestemming en de daarbij behorende bedrijfswoning;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Vervolgens geldt het volgende:
- c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- d. op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mogen geen woningen worden gebouwd;
- e. algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
- f. overigens geldt het volgende:
6.3 Ontheffing van de bouwregels
6.3.1 Ten behoeve van de herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2.2 sub c teneinde algehele herbouw van een burgerwoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:
- a. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
- b. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
- c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.
6.3.2 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 6.2.2 sub d opgenomen maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, namelijk 50 m², met inachtneming van het volgende:
a. het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot ten hoogste 75 m² worden vergroot;
b. ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de woning ten minste 250 m² bedragen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m.
6.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Ten behoeve van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.1:
- a. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 6.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 6.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 6.1 genoemd;
met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
- b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 8 Groen - Haag
8.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de bestemming 'Groen - Haag' geldt dat een 'in de winter groenblijvende haag' aangelegd en in stand moet worden gehouden met een hoogte van tenminste 3 meter en met inachtneming van het burenrecht als bedoeld in artikel 5:42 van het BW.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor een café-restaurant alsmede voor:
- a. bed & breakfast;
- b. botenverhuur;
- c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen.
9.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. gebouwen ten dienste van de bestemming en de daarbij behorende bedrijfswoning;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2.2 Vervolgens geldt het volgende:
a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b. algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
c. overigens geldt het volgende:
9.3 Ontheffing van de bouwregels
9.3.1 Ten behoeve van de herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 9.2.2 sub b teneinde algehele herbouw van een burgerwoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:
- a. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
- b. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
- c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.
9.3.2 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 9.2.2 sub c opgenomen maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, namelijk 50 m², met inachtneming van het volgende:
a. het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot ten hoogste 75 m² worden vergroot;
b. ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de woning ten minste 250 m² bedragen.
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m.
10.3 Aanlegvergunning
10.3.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
- d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
- f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
- h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
10.3.2 Uitzonderingen op aanlegverbod
Het verbod van lid 10.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a.normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
d. passen binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming Natuur.
10.3.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
10.3.4 Advisering over de aanlegvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 10.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag als bedoeld in lid 10.3.3.
Artikel 11 Recreatie - Verblijfsrecreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie – Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': een recreatiewoning
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': een kampeerterrein;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm recreatie-1': een stacaravan;
- d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
11.2 Bouwregels
volgende bepalingen.
11.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. gebouwen ten dienste van de bestemming;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2.2 Vervolgens geldt het volgende:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. indien er blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn hierop bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing;
- c. overigens geldt het volgende:
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, waarbij voor het aantal rijstroken opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
- b. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 10 m.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de wateraanvoer en -afvoer en de waterberging;
- b. de ontsluiting van aangrenzende percelen;
- c. bruggen en dammen;
- d. overkluizingen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers worden gebouwd met een maximale hoogte van 2 m;
- b. voor overkluizingen gelden de volgende bepalingen:
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen met bijbehorende erven;
- b. de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen.
14.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouw:
- a. woningen;
- b. gebouwen ten dienste van de bestemming;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2.2 Vervolgens geldt het volgende:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
- c. algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op de bestaande fundering;
- d. overigens geldt het volgende:
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Ten behoeve van de herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 14.2.2 sub c teneinde algehele herbouw van een burgerwoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:
- a. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
- b. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
- c. de herbouw buiten de bestaande fundering is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.
14.3.2 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij woningen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 14.2.2 sub d opgenomen maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij woningen, namelijk 50m2, met inachtneming van het volgende:
- a. het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot ten hoogste 75m2 worden vergroot;
- b. ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronde rondom de woning ten minste 250m2 bedrage.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Het is niet toegestaan om gronden/opstallen te gebruiken voor:
- aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tenzij het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en in een omvang van ten hoogste 50m2, is niet toegestaan.
Artikel 15 Leiding - Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een watertransportleiding.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 15.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
15.4 Aanlegvergunning
15.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
15.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 15.3 bedoeld;
b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
15.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 15.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
15.4.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van lid 15.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Artikel 16 Waarde - Archeologie
16.1 Bestemmingsbeschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
16.3 Aanlegvergunning
Artikel 17 Waterstaat - Waterkering
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de waterkering.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
17.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 17.2 onder a indien:
- a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
- b. alvorens ontheffing te verlenen dienen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder omtrent de vraag of aan het gestelde onder a wordt voldaan.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene Bouwregels
19.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
19.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
- d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen op gronden met de bestemming Wonen.
19.2 Rooilijn
- a. de rooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:
- 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
- 3. terreinafscheidingen;
- b. aan- en bijgebouwen bij hoofdgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
19.3 Oeververbindingen
Buiten bouwvlakken mogen - zo nodig in afwijking van hoofdstuk 2 - oeververbindingen
uitsluitend worden gebouwd met een breedte van:
- a. ten behoeve van percelen met de bestemmingen Agrarisch - Sierteelt, Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij, Agrarisch - Grondgebonden Landbouw en Bedrijf maximaal 4 m en ter plaatse van een landhoofd maximaal 8 m;
- b. ten behoeve van percelen met de bestemming Agrarisch - Sierteelt, Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij en Agrarisch - Grondgebonden Landbouw en voorzien van een agrarisch bouwvlak, maximaal 5 m en ter plaatse van een landhoofd maximaal 10 m;
- c. overige maximaal 3 m en ter plaatse van een landhoofd maximaal 6 m; indien zulks plaatsvindt ten behoeve van:
- 1. wegen op gronden met de bestemming Verkeer;
- 2. een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van duurzame volwaardige agrarische bedrijven;
- 3. onderhoud/vervanging van reeds aanwezige oeververbindingen.
19.4 Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen
Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen kassen en gevoelige objecten:
19.5 Afstand van woningen tot wegen
ingeval van nieuwe woningen ingevolge planwijziging of ontheffing of herbouw van een woning elders op een bouwvlak, mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot de as van de weg - ter beperking van geluidshinder - in geen geval minder bedragen dan de in de tabel aangegeven afstand:
19.6 Minimale afstanden landbouwbedrijven
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
20.1 Molenbiotoop
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' de volgende regels:
- a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- c. burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in dit lid onder a en b, indien:
- d. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
- e. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
- f. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
20.2 Afwijking voor (bestaande) bouwrechten
Het bepaalde in artikel 20.1 is niet van toepassing op de bestaande (bouw)rechten in het bestemmingsplan, zoals die golden tot inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
Artikel 21 Algemene Ontheffingsregels
21.1 Ontheffingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend - ontheffing verlenen van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
21.2 Ontheffingsbevoegdheid ten behoeve van aantal woningen: herstel/behoud monumenten/objecten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten behoeve van het onderbrengen van één extra woning in monumenten, indien hierdoor daadwerkelijk wordt bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden.
21.3 Ontheffingsbevoegdheid ten behoeve van het aantal woningen in voormalig karakteristiek agrarische bebouwing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten behoeve van het onderbrengen van één extra woning in voormalig agrarische bebouwing indien hierdoor daadwerkelijk wordt bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden, met dien verstande dat de extra woning in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd.
21.4 Ontheffingsbevoegdheid mantelzorg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van het gebruik van het bestaande hoofdgebouw of de bestaande bijgebouwen als tijdelijke woonruimte bij de woning ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:
- a. het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
- b. de maximale inhoudsmaat van de woning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 750 m³ mag bedragen;
- c. in afwijking op het bepaalde in lid b geldt ter plaatse van de bestemming Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij en Wonen met de specifieke aanduiding-1 dat de maximale inhoudsmaat van de woning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 650 m³ mag bedragen;
- d. het oppervlak van het bijgebouw dat wordt gebruikt als tijdelijke woonruimte niet meer dan 80 m² mag bedragen;
- e. de woning bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling dient te hebben van één woning met eventueel bijgebouwen;
- f. er geen extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
- g. de woning maximaal één toegang mag hebben;
- h. de zorgbehoefte moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of een verklaring van de huisarts;
- i. bij beëindiging van de mantelzorg het gebruik van het bijgebouw als woonruimte wordt beëindigd.
21.5 Ontheffingsbevoegdheid gastenverblijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van het gebruik van het bestaande hoofdgebouw of de bestaande bijgebouwen als tijdelijke woonruimte bij de woning ten behoeve van een gastenverblijf met dien verstande dat:
- a. het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
- b. de maximale inhoudsmaat van de woning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 750 m³ mag bedragen;
- c. in afwijking op het bepaalde in lid b geldt ter plaatse van de bestemming Agrarisch
- Grondgebonden Veehouderij en Wonen met de specifieke aanduiding-1 dat de maximale inhoudsmaat van de woning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 650 m³ mag bedragen; - d. het oppervlak van het bijgebouw dat wordt gebruikt als tijdelijke woonruimte niet meer dan 80 m² mag bedragen;
- e. er geen extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
- f. de woning maximaal één toegang mag hebben;
- g. de gebruiker een reëel hoofdverblijf elders dient te hebben;
- h. de woning bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling dient te hebben van één woning met eventueel bijgebouwen.
21.6 Verlening ontheffing
Ontheffing zoals bedoeld in de leden 21.1 t/m 21.5 wordt verleend, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestemming(en) van de betrokken en de aangrenzende gronden en de waarden.
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
22.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
22.2 Wijzigingsbevoegdheid
a. Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
b. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
c. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 23 Algemene Procedureregels
Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:
- a. het ontwerpbesluit tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende 4 weken ter inzage;
- b. de burgemeester maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.
Artikel 24 Overige Regels
De wettelijke regelingen waarnaar in de planregels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet gegaan.
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Sierteeltgebied Hazerswoude-Dorp - eerste herziening
Bijlage Bij Regels
Bijlage 1 Maximale Oppervlakte Aan Bedrijfsgebouwen
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Op 9 juli 2015 heeft de raad het bestemmingsplan Buitengebied Boskoop, tweede actualisatie vastgesteld. Hierin is onder andere voor een aantal percelen in Boskoop de bestemming van agrarische bedrijfswoning gewijzigd naar plattelandswoning. In navolging daarvan het college van burgemeester en wethouders op 8 december 2015 besloten om voor het sierteeltgebied van Boskoop en Hazerswoude één uniforme regeling op te stellen voor omzetting van voormalige agrarische bedrijfswoningen naar plattelandswoningen.
Ter uitvoering van dit besluit is met sierteeltbranche overleg gevoerd en zijn de volgende vragen aan de orde gekomen:
- Zijn de geldende voorwaarden voor omzetting van een voormalige agrarische bedrijfswoning naar plattelandswoning nog de juiste en sluiten deze aan bij de huidige situatie?
- Is omzetting naar burgerwoning onder voorwaarden ook mogelijk?
- Is het nog wenselijk is dat er binnen het sierteeltgebied nog nieuwe eerste bedrijfswoningen bijkomen?
De uitkomsten van dit overleg zijn vertaald in onderhavig bestemmingsplan en het bestemmingsplan Buitengebied Boskoop, 3e actualisatie, dat separaat wordt opgesteld.
Tussenuitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
Op 13 oktober 2016 heeft de raad het bestemmingsplan vastgesteld. Hiertegen is beroep ingediend. Op 9 augustus 2016 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak (zaaknummer 201608957/1/R3) op dit beroep gedaan. Hierbij heeft de Afdeling geoordeeld dat de raad het laten vervallen van de wijzigingsbevoegdheid voor een eerste bedrijfswoning binnen de bestemming Agrarisch voor de gronden van reclamant niet toereikend heeft gemotiveerd. In het belang van een spoedige beëindiging van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om de raad op te dragen dit genoemde gebrek te herstellen.
In dit bestemmingsplan is in paragraaf 3.2 de toelichting aangepast en uitgebreid en het gebrek hersteld.
1.2 Plangebied
Het plangebied betreft het totale plangebied van het bestemmingsplan Sierteeltgebied en specifiek de percelen zoals aangegeven in paragraaf 4.1.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Het geldende bestemmingsplan is bestemmingsplan Sierteeltgebied.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
Het bestemmingsplan betreft in eerste instantie het verder uitvoering geven aan de wettelijke mogelijkheden voor omzetting naar plattelandswoningen. Waar mogelijk is omzetting naar burgerwoning ook mogelijk. Hierbij gaat het om ontwikkelingen op perceelsniveau die niet in strijd zijn met rijks- en provinciaal beleid. Wat betreft gemeentelijk beleid geldt dat dit na vaststelling van het bestemmingsplan op een aantal punten wijzigt. Deze wijzigingen komen in hoofdstuk 3 aan de orde.
2.2 Uitvoeringsprogramma 2016-2020 Greenport Regio Boskoop-west
Op 16 juni 2016 heeft de raad het 'Uitvoeringsprogramma 2016-2020 Greenport Regio Boskoop-West' vastgesteld. Met dit uitvoeringsprogramma, dat door het bedrijfsleven en overheid samen is opgesteld, wordt concreet invulling gegeven aan de thema's Ruimte & Bereikbaarheid én Water & Duurzaamheid die op de actieagenda van de 'Economische Strategie Greenport Boskoop 2020' staan vermeld.
Ten aanzien van dit uitvoeringsprogramma geldt dat in 2014 een onderzoek is gestart om gezamenlijk met kwekers uit het gebied Greenport-West de kansen en bedreigingen in kaart te brengen. Er is een Houtskoolschets Greenport West ontwikkeld waarin de uitdagingen staan beschreven, oplossingen worden aangedragen en op globale wijze is verbeeld hoe het gebied zou kunnen worden ingericht om beter te functioneren. Om de gewenste ambities en maatregelen in dit westelijke deel van de Greenport regio Boskoop te realiseren is een uitvoeringsagenda opgesteld. Eén van de thema's die hierin aan de orde komt is 'Wonen'. Ten aanzien hiervan wordt het volgende gesteld.
Wonen
Een gevolg van de steeds verdergaande schaalvergroting is dat er al een flink aantal agrarische bedrijfswoningen overbodig zijn geworden. Immers, een kweker die zijn buurmans kwekerijperceel koopt, heeft doorgaans geen behoefte aan nóg een agrarische bedrijfswoning. De overtollige bedrijfswoningen worden omgezet naar burgerwoningen of plattelandswoningen en kunnen daardoor belemmerend gaan werken op de bedrijfsvoering van de kwekerijen (klagers, milieuwetgeving). Daarom is een aantal maatregelen gewenst en nodig om te voorkomen dat er meer agrarische woningen bij komen en te voorzien in een verplaatsingsmogelijkheid. Concreet gelden de volgende uitgangspunten en te nemen maatregelen:
Uitgangspunten
Ten aanzien hiervan gelden de volgende uitgangspunten:
- a. In het teeltgebied is een overschot aan agrarische bedrijfswoningen. Deze woningen vormen soms een belemmering om tot schaalvergroting te komen.
- b. Het toevoegen van agrarische bedrijfswoningen in het productiegebied is niet wenselijk, alhoewel bestaande rechten uiteraard gerespecteerd dienen te worden.
Maatregelen
- a. De gemeente wijst locaties aan waar agrarische bedrijfswoningendie verplaatst moeten worden, kunnen worden herbouwd.
- b. De gemeente hanteert een saldo 0 bepaling voor agrarische bedrijfswoningen in het sierteeltgebied (behoudens bestaande rechten).
Hoofdstuk 3 Nieuwe Regels Omzetting Bedrijfswoning
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een toelichting op:
1. het schrappen van de wijzigingsbevoegdheid voor de realisatie van eerste bedrijfswoning.
2. de wijzigingsregels voor omzetting van een voormalige agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning;
3. de aanpassing van de wijzigingsregels voor omzetting naar plattelandswoning;
3.2 Nieuwe Eerste Bedrijfswoningen
Huidige situatie
Het geldende bestemmingsplan Sierteeltgebied kent een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid om een eerste bedrijfswoning mogelijk te maken. Op grond hiervan kan een ondernemer in aanmerking komen voor een eerste bedrijfswoning indien een doelmatige bedrijfsvoering, mede gelet op de aard, inrichting en de omvang van het betrokken bedrijf, de vestiging van ten minste één volwaardige arbeidskracht in een woning op de bedrijfsgrond duurzaam noodzakelijk maakt. Daarnaast moet advies worden gevraagd bij een agrarisch deskundige.
Schrappen wijzigingsbevoegdheid
De praktijk leert dat een bedrijfswoning ten goede komt aan een doelmatige bedrijfswoning maar dat noodzaak ontbreekt. Dit standpunt wordt bevestigt door diverse (agrarische) makelaars en adviseurs met wie overleg heeft plaatsgevonden. Ook blijkt dit uit adviezen van de agrarische adviescommissie.
Een voornaamste reden voor een bedrijfswoning in deze tijd is dat de grond al in eigendom is en hiermee relatief goedkoop een woning kan worden gerealiseerd. Daarnaast is het makkelijk om bij het bedrijf te wonen en zo toezicht te houden. De stand der techniek en de verdergaande professionalisering en automatisering maakt echter dat het niet noodzakelijk is dat permanent iemand aanwezig is om toezicht te houden. Daarnaast is door schaalvergroting in de sector in de loop der jaren ook een toenemend aantal agrarische bedrijfswoningen overbodig geworden.
Deze schaalvergroting is onder andere ingegeven doordat een ondernemer op meerdere locaties gronden in bezit heeft gekregen, met vaak daarbij ook een bedrijfswoning. Aangezien de ondernemer al een bedrijfswoning heeft, heeft hij de aangekochte bedrijfswoning niet nodig. Deze wordt dan omgezet naar plattelandswoning en verkocht. Dit heeft ertoe geleidt dat in het in 2015 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Boskoop, 2e actualisatie en ook in onderhavige 3e actualisatie een groot aantal woningen is/wordt omgezet naar plattelandswoning. In totaal gaat hierbij om meer dan 40 woningen. Door de verdergaande schaalvergroting is de verwachting dat dit aantal de komende jaren gaat toenemen. Dit betekent dat in feite dat permanent voormalige bedrijfswoningen vrijkomen op de markt die kunnen worden aangewend als 'bedrijfswoning' bij een agrarisch bedrijf op een andere locatie.
Deze ontwikkeling waarbij de gemeente aan ene kant nieuwe eerste bedrijfswoningen vergunt en aan de andere kant bedrijfswoningen omzet naar burger- en/of plattelandswoning kan een belemmering zijn voor de toenemende schaalvergroting. Nieuwe bedrijfswoningen zijn immers woningen van derden waarmee vanuit milieuoogpunt rekening moet worden gehouden. Om de ontwikkeling van schaalvergroting niet te frustreren, acht de gemeente eerste nieuwe bedrijfswoning niet meer gewenst. Hieraan verleent de gemeente dan ook geen medewerking meer. Er wordt een saldo 0-beleid gevoerd. Dit betekent dat de huidige wijzigingsbevoegd voor een eerste bedrijfswoning uit het bestemmingsplan Buitengebied Boskoop wordt geschrapt.
Met het schrappen van deze wijzigingsbevoegdheid wordt uitvoering gegeven aan het hiervoor in paragraaf 2.2 genoemde uitgangspunt wat betreft het saldo 0-beleid ten aanzien van agrarische bedrijfswoningen.
Standpunt Stichting Belangenbehartiging Greenport Boskoop
De Stichting Belangenbehartiging Greenport Boskoop (hierna: Stichting Greenport) heeft in deze specifiek ook aangegeven dat de schaalvergroting verder zal toenemen en verzoeken tot functiewijziging regelmatig voorkomen. Het aantal verzoeken voor nieuw te bouwen bedrijfswoningen zal beperkt zijn. Ook zijn er nog maar weinig bedrijven die voldoen aan de criteria voor een nieuwe bedrijfswoning. De Stichting kan zich dan ook voorstellen dat op termijn de bouwmogelijkheid voor nieuwe bedrijfswoningen niet meer wordt opgenomen in bestemmingsplannen. Zij adviseren om bij het opstellen van onderhavig bestemmingsplan dit punt af te wegen.
Adviezen Agrarische beoordelingscommissie
Met inachtneming van de in paragraaf 1.1 genoemde tussenuitspraak is nader advies gevraagd bij de Agrarische beoordelingscommissie. Hierbij gaat om een advies specifiek over de percelen van [Anoniem] Holding B.V. e.a. en een advies over de algeme noodzaak van bedrijfswoningen. Deze adviezen zijn als bijlage 1 en bijlage 2 opgenomen. In deze adviezen komt de commissie tot het volgende.
Het werken met een wijzigingsbevoegdheid vraagt om een lijstje met voorwaarden waaraan een bedrijf moet voldoen om een woning noodzakelijk te maken. Het woord 'noodzakelijk' impliceert dat 'het zonder woning niet kan'. De vraag of een bedrijfswoning noodzakelijk is, kan ook anders geïnterpreteerd worden: is het wonen van een teeltverantwoordelijke op korte afstand van een bedrijf(sdeel) wenselijk of noodzakelijk, met andere woorden: moet de mogelijkheid bestaan om bij calamiteiten snel in te grijpen of aanwezig te zijn en moet een woning dan per se op het bouwvlak van het bedrijf staan.
Deze vraag is gerechtvaardigd, omdat bij ingrijpen de verantwoordelijke niet overal tegelijk kan zijn. Argumenten die worden genoemd voor het nodig hebben van een bedrijfswoning zijn onder andere: diefstal, buiten 'normale' werktijden spuiten, nachtelijk laden en lossen en nachtvorstbestrijding. Echter als iemand 20 pompen moet bedienen bij nachtvorst, nog afgezien van de vraag of dat niet technisch comfortabeler opgelost kan worden door middel van afstandsbedieningen, zal degene deze pompen in volgorde moeten afwerken en sowieso 'onderweg' zijn. Of de woning dan op het (grote) bedrijf staan of op, bij wijze van spreken, 10 minuten afstand, maakt geen verschil. Het dicht in de buurt wonen is dan voldoende. Een dergelijk argument geldt ook voor het spuiten en ontvangen van vrachtauto's buiten 'normale werktijden'. De maatschappij is in een aantal jaren tijd veranderd in een 24-uurs economie, waar we zelf ook gebruik van maken. Zo sluit bijvoorbeeld de supermarkt niet meer om zes uur 's avonds en komt de pakjesbezorger ook 's avonds aan de deur. Er is (dus) geen goede reden waarom voor het uitvoeren van gewasbescherming in de avond een woning noodzakelijk zou zijn.
Diefstal is helaas ook een maatschappelijk verschijnsel, maar het is een illusie te denken dat wonen aan één kant van een groot bedrijf het stelen van planten of materialen enkele honderden meters verderop zal kunnen voorkomen. Zonder twijfel is de bouw van een bedrijfswoning goedkoper dan een woning kopen op de vrije markt. Het 'vrije' wonen is voor een agrariër aantrekkelijk en in bepaalde gevallen is er het comfort van wat sneller kunnen ingrijpen.
De genoemde argumenten zijn echter geen argumenten die het woord 'noodzakelijk' rechtvaardigen en met de toenemende technische mogelijkheden, zoals hiervoor genoemd, wordt dit ook steeds lastiger. Daarnaast geldt voor bijvoorbeeld grote boomkwekerijbedrijven, die tot de top zijn gaan behoren, dat zij dat mede geworden zijn door de best mogelijke interne organisatie en niet uitsluitend door op het bedrijf te wonen. Bovendien hebben dit type bedrijven doorgaans toch ook meerdere, verspreid liggende kwekerijpercelen. Daaraan liggen dan ook bewust genomen investeringsbeslissingen ten grondslag.
De commissie is van mening dat het vaststellen van de noodzaak van een woning op objectief beoordeelbare gronden niet langer mogelijk is. In de geschrapte wijzigingsbevoegdheid werd gesproken over een minimale bedrijfsomvang van 2 ha. Er wordt daarbij geen verschil gemaakt tussen grootschalige teelten, hectaren van één soort of geslacht of een zeer intensief stekbedrijf. Oppervlakteregels roepen volgens de commissie in grensgevallen vragen op als 'Waarom zou een woning bij een oppervlakte van 1,9 ha niet noodzakelijk zijn en bij 1000 m2 méér wel?'.
Bij plantaardige voortbrenging is voor vrijwel alle problemen een oplossing, lage kosten en sociaal comfort zijn oneigenlijke argumenten. Er is, zoals de commissie stelt, bij plantaardige voortbrenging vrijwel geen serieus te nemen argument om een bedrijfswoning, dus een woning die gebouwd moet worden op het eigen bouwvlak, noodzakelijk te noemen.
Er zal in een professioneler wordende sector dan wellicht meer aandacht moeten zijn voor de interne organisatie van bedrijven, zeker als ze groter worden, maar als de sierteelt ook in de toekomst zich wil blijven ontwikkelen, zullen de consequenties van de voortuitgang moeten worden aanvaard, ook als die bij de eerste aanblik niet aantrekkelijker worden.
De commissie spreekt uit dat het blijven beoordelen op 'noodzaak' in toenemende mate zal leiden tot gekunstelde adviezen, omdat in feite de basis voor deze term niet langer aanwezig is. De commissie stelt dat we ons dus bevinden, met regelgeving die is gebaseerd op vervlogen omstandigheden, op een speelveld dat zeer sterk is veranderd en, is de conclusie, de huidige manier van beoordelen is vrijwel onmogelijk geworden.
Concluderend is de commissie van oordeel dat bedrijfswoningen niet altijd overbodig zijn, maar het 'afturven' van een lijstje om een woning via een binnenplanse procedure mogelijk te maken is niet meer van de huidige tijd. De norm zal naar de mening van de commissie het maatwerk moeten worden, door middel van een bestemmingsplanherziening, waarbij de toenemende technische mogelijkheden ook in de toekomst medebepalend zullen zijn.
3.3 Omzetting Naar Burgerwoning
Het komt regelmatig voor dat woningen in het sierteeltgebied zijn bestemd als bedrijfswoning terwijl deze dat in de praktijk niet (meer) zijn. Dit kan verschillende redenen hebben. Meestal komt het doordat de bewoner/eigenaar is gestopt met zijn bedrijf en dit heeft verkocht en/of te koop heeft staan. Het bestemmingsplan Sierteeltgebied kent in dit geval een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te wijzigen naar burgerwoning. Het bestemmingsplan Buitengebied Boskoop kent deze bevoegdheid niet. Hierin is enkel een bevoegdheid opgenomen de woning om te zetten naar plattelandswoning. Beide bestemmingsplannen worden aangepast zodat in beide plangebieden dezelfde regeling geldt.
De omzetting naar burgerwoning is van toepassing indien de gronden die voorheen bij het agrarische bedrijf hoorde inmiddels geen agrarische gronden meer zijn. In dat geval komt de woning niet in aanmerking voor wijziging naar een plattelandswoning. Ook komt het voor dat woningen zijn bestemd als bedrijfswoning terwijl deze dat in de praktijk nooit zijn geweest.
In deze gevallen is omzetting naar plattelandswoning niet juist omdat er geen sprake is van een relatie met een voormalig agrarisch bedrijf. In die gevallen is omzetting naar burgerwoning de juiste bestemmingswijziging. Hierbij dient te worden aangetoond dat er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn tegen de omzetting. Daarnaast moet de woning een eigen toegang hebben. Daarbij geldt dat omzetting naar burgerwoning ook geen gebiedsvreemde ontwikkeling is. Aan straten zoals het Laag Boskoop, Rijneveld, Biezen en Reijerskoop komen al tientallen burgerwoningen voor.
3.4 Omzetting Naar Plattelandswoning
Zoals hiervoor aangegeven, kent het geldende bestemmingsplan Buitengebied Boskoop reeds een wijzigingsbevoegdheid om een agrarisch bedrijfswoning om te zetten naar plattelandswoning. Het bestemmingsplan Sierteeltgebied kent deze regeling niet.
Na wijziging geldt dat een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning nog steeds deel uitmaakt van de inrichting en niet wordt beschermd tegen de milieuemissie van deze inrichting. De inrichting wordt op deze manier niet in zijn bedrijfsvoering belemmerd door het gebruik van de (voormalige) agrarische bedrijfswoning als burgerwoning.
Voorwaarden wijzigingsprocedure
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied Boskoop zijn de voorwaarden voornamelijk gericht op schaalvergroting en reconstructie. In de praktijk blijkt dat dit soms tot problemen leidt omdat niet aan de voorwaarden wordt voldaan, terwijl het wel gewenst is dat de bestemming wordt gewijzigd. In dat geval wordt maatwerk geleverd door middel van een bestemmingsplanprocedure. In de aangepaste wijzigingsprocedure wordt dit ondervangen door de voorwaarden te laten aansluiten op de praktijk/huidige situatie en die aspecten die direct van belang zijn voor een omzetting. Hierbij gaat het om de toegankelijkheid van het bedrijf waartoe de woning voorheen behorende. Deze moet een rechtstreeks verbinding hebben/houden met de openbare weg. Daarnaast is het van belang dat de wijziging milieuhygienisch inpasbaar is. Indien een aan te houden afstand, in verband met bijvoorbeeld geluid en/of gebruik gewasbeschermingsmiddelen, in wordt gehaald dienen aanvullende maatregelen worden getroffen zoals de aanleg van een sloot, het realiseren van een bufferzone, het plaatsen van een scherm en/of andere doelmatige bouwkundige voorziening.
Verder blijft als uitgangspunt gelden een maximale kaveloppervlakte van 1000m2, met dien verstande dat de bestaande situatie aanleiding kan geven tot een grotere oppervlakte. Een afwijkende bestaande situatie kan onder andere worden veroorzaakt door de situering van de woning op het perceel en/of een bestaande toegangsweg en/of de aanwezigheid van een natuurlijke perceelsgrens van water en/of groen. Een nieuwe aanvullende voorwaarde is dat de afstand tussen de achtergevel van de bestaande woning en de grens van het bestemmingsvlak maximaal 15 meter mag bedragen. Net als bij de kavelgrootte geldt dat bestaande situatie aanleiding kan geven om hiervan af te wijken. Het doel van deze afstandsmaat is te voorkomen dat onnodig bruikbare sierteeltgrond als tuingrond in gebruik wordt genomen.
Door de aanpassing van de wijzigingsbevoegdheid hoeven minder bestemmingsplanprocedure te worden gevoerd. Hierdoor zijn de kosten lager voor een initiatiefnemer en de proceduretijd korter. Hierbij geldt dat één of twee keer per jaar een parapluwijzigingsplan kan worden opgesteld.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
4.1 Wijzigingen Bestemming Percelen
In onderhavig bestemmingsplan wordt de bestemming van de volgende percelen gewijzigd.
Adres | Plaats | Burger- of plattelandswoning | |
1 | Voorweg 83 | Hazerswoude-Dorp | Plattelandswoning |
2 | Loeteweg 1a | Hazerswoude-Dorp | Burgerwoning |
3 | Burg. ten Heuvelhofweg 42 | Hazerswoude-Dorp | Plattelandswoning |
4 | Burg. Smitweg 51 | Hazerswoude-Dorp | Plattelandswoning |
5 | Burg. Smitweg 99 | Hazerswoude-Dorp | Plattelandswoning |
6 | Voorweg 151 | Hazerswoude-Dorp | Plattelandswoning |
In Bijlage 1 worden de wijzigingen toegelicht.
4.2 Milieuaspecten
In het kader van de voorgenomen bestemmingswijzigingen is per locatie onderzoek gedaan naar de van toepassing zijnde milieuaspecten. In principe geldt voor alle locaties het onderstaande. Indien dit voor een locatie anders is, is dat aanvullend opgenomen in Bijlage 3.
4.2.1 M.e.r.
De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit me.r.). In de Wet milieubeheer zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is. Globaal zijn er 3 soorten m.e.r's, namelijk, een plan-m.e.r. is, een project- of besluit-m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling. De functiewijziging die men wil realiseren valt niet onder categorie D11.2 van het Besluit m.e.r.
4.2.2 Bedrijven en milieuzonering
Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.
Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Activiteitenbesluit milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.
De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen en bijbehorende aanpak, te weten:
- Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven;
- Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies;
- Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen.
De richtafstanden in de richtlijn Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de VNG gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype “gemengd gebied” kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.
In zijn algemeenheid geldt voor alle locaties dat het originele bedrijf waar de woningen (tot voor kort) bij hoorde, valt onder SBI code 011, 012, 013 Tuinbouw: bedrijfsgebouwen welke valt onder milieucategorie 2. De planlocaties betreffen bebouwing in het buitengebied van Boskoop waarin functiemenging voorkomt. In het bestemmingsplan worden de gebieden waar de locaties zich bevinden, aangeduid als 'agrarisch'. Doordat in dit agrarisch gebied wonen en bedrijvigheid naast elkaar functioneren, kan het worden beschouwd als 'gemengd gebied'. Ter plaatse wordt een richtafstand van 10 meter tussen de milieugevoelige functies en bestaande / toekomstige milieubelastende functies gehanteerd, zie tabel 1. Dit geldt voor de sierteeltbedrijven met bestemming 'agrarisch'. Indien deze afstand wordt gehaald, is een burgerwoning mogelijk. Indien dit niet het geval is, is omzetting naar plattelandswoning een optie. Dit is ook als uitgangspunt gehanteerd. Indien dit afwijkt, is dit in de bijlage specifiek opgenomen.
Milieu- categorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevings- type gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m |
Tabel 1: Richtafstanden VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering 2009 (Bron: VNG).
4.2.3 Bodem
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
Voor de omzetting van een bedrijfs- naar plattelandswoning dan wel burgerwoning is bodemkwaliteit niet relevant (geen gevoeligere bestemming) en daarom geen belemmering voor de beoogde bestemmingswijzigingen.
4.2.4 Geluid
Weg- en railverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh) en spoorwegen (art. 1 Wgh en art. 1.3 Besluit geluidhinder). Tevens stellen de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen.
Woningen zijn gevoelige bestemmingen voor de wet geluidhinder. De beoogde bestemmingswijzigingen zijn niet gelegen in de zone spoorweglawaai of industrielawaai van een spoorlijn of een industrieterrein. De verschillende woningen zijn gelegen in zones van bestaande wegen. Echter, op grond van artikel 76 lid 3 Wgh behoeft geen toetsing op grond van de Wgh plaats te vinden indien de wijziging door middel van een bestemmingsplan (of wijzigings-, uitwerkingsplan) wordt gerealiseerd. Hierdoor is het aspect geluidshinder niet relevant en vormt daarom geen belemmering voor beoogde bestemmingswijzigingen.
De beoogde bestemmingswijzigingen zijn niet gelegen in de zone spoorweglawaai of industrielawaai van een spoorlijn of een industrieterrein. De verschillende woningen zijn gelegen in zones van bestaande wegen. Echter, op grond van artikel 76 lid 3 Wgh behoeft geen toetsing op grond van de Wgh plaats te vinden indien de wijziging door middel van een bestemmingsplan (of wijzigings-, uitwerkingsplan) wordt gerealiseerd. Hierdoor is het aspect geluidshinder niet relevant en vormt daarom geen belemmering voor beoogde bestemmingswijzigingen.
4.2.5 Luchtkwaliteit
Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.
Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5).
Het gebruik van de woning blijft gelijk, in het kader van de functie wijziging van bedrijfs- naar plattelands- of burgerwoning vormt de toetsing van het aspect luchtkwaliteit geen belemmering.
De wijzigingen betreffen enkel het omzetten van een bedrijfswoning naar plattelandswoning dan wel burgerwoning. De beoogde bestemmingswijzigingen dragen 'niet in betekenende mate' bij aan de lokale luchtverontreiniging omdat er geen toevoeging van functies plaatsvindt. Derhalve zijn beoogde bestemmingswijzigingen toelaatbaar in het kader van luchtkwaliteit.
4.2.6 Externe veiligheid
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, etc.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.
Geen van de planlocaties is gelegen binnen het invloedsgebied van Bevi-inrichtingen, het invloedsgebied van relevante buisleidingen en/of het invloedsgebied voor transport van gevaarlijke stoffen over de weg. Indien van toepassing is in de bijlage bij de betreffende locatie ingegaan op andere externe veiligeheidsaspecten, zoals de aanwezig van propaantanks en/of leidingen. De conclusie is dat het aspect externe veiligheid in geen van de gevallen een belemmering vormt voor de beoogde bestemmingswijzigingen.
4.2.7 Archeologie
Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De Wamz verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevingsvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.
Voor de omzetting van een bedrijfs- naar plattelandswoning dan wel burgerwoning is archeologie niet relevant (grond wordt niet geroerd) en daarom geen belemmering voor de beoogde bestemmingswijzigingen.
4.2.8 Flora en Fauna
Om natuurwaarden in Nederland te beschermen gelden de wetten: de Flora- en Faunawet (F&fw), de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998), Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de Wro. Deze wetgeving is voor een deel verwerkt in provinciaal beleid, te weten:
Structuurvisie Zuid-Holland 2020; natuurbeheerplan 2015 en Provinciaal Compensatiebeginsel 2013. De Nbw 1998 implementeert de Europese regelgeving vastgelegd in de Vogel- en Habitatrichtlijn. De meeste beschermde gebieden betreffen Natura 2000-gebieden.
Voor de omzetting van een bedrijfs- naar plattelandswoning dan wel burgerwoning is flora en fauna niet relevant (geen bouw- en/of sloopwerkzaamheden) en daarom geen belemmering voor de beoogde bestemmingswijzigingen.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding. Aangezien het hier enkel om omzettingen in gebruik gaat, is de waterhuishouding niet in het geding.
Hoofdstuk 6 Juridische En Bestuurlijke Aspecten
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planvoorschriften. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
6.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
6.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidigen, bouwvlakken enzovoorts. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaarten en/of kadastrale kaart).
6.3 Opbouw Van De Regels
Dit bestemmingsplan is een partiële herziening van het bestemmingsplan Sierteeltgebied. Dat houdt in dat voor de in dit plan genoemde onderwerpen het bestemmingsplan Sierteeltgebied wordt aangepast.
Dit geldt ook voor de actuele en in onderhavig bestemmingsplan opgenomen regeling die moet worden gelezen inclusief het bestemmingsplan Sierteeltgebied. In de eerste herziening is de nieuwe tekst geel gemarkeerd en de vervallen tekst doorgestreept.
Naast de aanpassing van een aantal planregels wordt voor verschillende locaties ook de verbeelding aangepast of aangevuld. Voor welke locaties dat geldt wordt in paragraaf 4.1 omschreven.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Ter voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft meerdere malen overleg plaatsgevonden met betrokken partijen, zoals de Stichting Belangenbehartiging Greenport Boskoop, diverse (agrarische) makelaars en (juridische) adviseurs. Deze partijen vertegenwoordigen veel belanghebbenden binnen het plangebied. Daarnaast heeft de Stichting Greenport edurende de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een informatiemiddag georganiseerd waarbij de gemeente ook was vertegenwoordigd.
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
In het bestemmingsplan worden omzettingen naar plattelandswoningen planologisch geregeld. Dit zijn geen bouwplannen in de zin van de Wet ruimtelijke ordening. Dit betekent dat geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. Ten behoeve van alle omzetting zijn vaststellingsovereenkomsten vastgesteld waarin het verhaal van plankosten en planschade is geregeld.
Bijlage 1 Advies Agrarische Beoordelingscommissie
Bijlage 1 Advies Agrarische beoordelingscommissie
Bijlage 2 Advies Agrarische Beoordelingscommissie Wansinck Holding B.v. E.a.
Bijlage 2 Advies Agrarische beoordelingscommissie Wansinck Holding B.V. e.a.
Bijlage 3 Onderbouwing Bestemmingswijzigingen
Bijlage 3 Onderbouwing bestemmingswijzigingen