KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Centrum - 1
Artikel 5 Centrum - 2
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Natuur - Zegersloot
Artikel 11 Recreatie
Artikel 12 Recreatie - Zegersloot
Artikel 13 Sport
Artikel 14 Sport - Zegersloot
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Verkeer - Railverkeer
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 18 Water
Artikel 19 Water - Waterweg
Artikel 20 Wonen
Artikel 21 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 22 Wonen - Zegersloot
Artikel 23 Woongebied
Artikel 24 Leiding - Gas
Artikel 25 Leiding - Hoogspanning
Artikel 26 Leiding - Riool
Artikel 27 Leiding - Water
Artikel 28 Waarde - Archeologie 2
Artikel 29 Waarde - Archeologie 3
Artikel 30 Waarde - Archeologie 3a
Artikel 31 Waarde - Archeologie 4
Artikel 32 Waarde - Archeologie 4a
Artikel 33 Waarde - Archeologie 5
Artikel 34 Waarde - Archeologie 5a
Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 36 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 37 Overige Zone - Parkeren
Artikel 38 Overige Zone - Evenementen
Artikel 39 Overige Zone - Stationsomgeving
Artikel 40 Overige Zone - Inventarisatiekaart Natuur Zegersloot
Artikel 41 Overige Zone - Inventarisatiekaart Recreatie Zegersloot
Artikel 42 Overige Zone - Inventarisatiekaart Sport Zegersloot
Artikel 43 Geluidszone - (Gezoneerd) Industrieterrein
Artikel 44 Veiligheidszone - Bedrijven
Artikel 45 Veiligheidszone - Leiding - Gas
Artikel 46 Veiligheidszone - Lpg - 1
Artikel 47 Veiligheidszone - Lpg - 2
Artikel 48 Veiligheidszone - Vervoer Gevaarlijke Stoffen
Artikel 49 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
Artikel 50 Vrijwaringszone - Straalpad
Artikel 51 Vrijwaringszone - Vaarweg
Hoofdstuk 4 Algemene Regels
Artikel 52 Anti-dubbeltelregel
Artikel 53 Algemene Bouwregels
Artikel 54 Algemene Gebruiksregels
Artikel 55 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 56 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 57 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 58 Hardheidsclausule
Artikel 59 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Aanwezige Horecavestigingen Centrumgebied
Bijlage 4 Algeheel Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Inventarisatiekaart Natuur-zegersloot
Bijlage 6 Inventarisatiekaart Recreatie-zegersloot
Bijlage 7 Inventarisatiekaart Sport-zegersloot
Bijlage 8 Kwaliteitsgids Park Zegersloot
Bijlage 9 Ontwerpschema, Woongebied Burggooi Zuid
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Opzet Van Het Plan
Hoofdstuk 2 Ruimtelijke Onderbouwing
2.1 Algemene Uitgangspunten
2.2 Aanpassing Bouwhoogtes
2.3 Planregels
2.4 Wijzigingen
Hoofdstuk 3 Juridische En Bestuurlijke Aspecten
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Financiele Uitvoerbaarheid
4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Alphen Stad - eerste herziening

Bestemmingsplan - Gemeente Alphen aan den Rijn

Vastgesteld op 28-03-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 aan-huis-verbonden beroep:

Het in een woning of bijbehorend bouwwerk uitoefenen van een dienstverlenend beroep die ondergeschikt is aan de woonfunctie.

1.2 aanbouw:

Een bijbehorend bouwwerk welke door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruizen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. De oppervlakte van bestaande hoofdgebouw is geen onderdeel van het achtererfgebied.

1.6 ambachtelijk en/of verzorgend bedrijf:

een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar - voor een belangrijk deel in handwerk - goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker;

1.7 antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 antennedrager:

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.10 archeologisch rapport:

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.11 archeologisch themapark:

Een park waar bezoekers worden geïnformeerd en inzicht wordt verschaft in de geschiedenis van de menselijke cultuur en de relatie tussen historische/antieke beschavingen en hun natuurlijke omgeving.

1.12 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten.

1.13 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten.

1.14 bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingspercentage:

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwvlak c.q. bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.16 bedrijf:

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.17 bedrijfswoning:

Een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die slechts bestemd is voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.18 beperkt kwetsbaar gebouw:

1. Gebouwen met een woonfunctie:

  1. a. met een dichtheid van ten hoogste 2 woonfuncties per ha,
  2. b. om te worden gebruikt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf, of
  3. c. die onderdeel zijn van een lintbebouwing die loodrecht of nagenoeg loodrecht is gelegen op een buisleiding, voor zover het betreft het risico op een ongewoon voorval waarbij die buisleiding is betrokken.

2. Gebouwen met een logiesfunctie:

  1. a. behalve in logiesgebouwen, met een dichtheid van ten hoogste 2 logiesfuncties per ha, of
  2. b. met een vloeroppervlakte van ten hoogste 1500 m².

3. Gebouwen met een onderwijsfunctie voor volwassenenonderwijs, voor ten hoogste 50 personen.

4. Gebouwen met een kantoorfunctie met een vloeroppervlakte van ten hoogste 1500 m².

5. Gebouwenmet een winkelfunctie:

  1. a. met een vloeroppervlakte van ten hoogste 2000 m², maar niet een supermarkt of grootschalige, of
  2. b. met ten hoogste vijf winkelfuncties en een gezamenlijk vloeroppervlakte van ten hoogste 1000 m².

6. Gebouwen met een bijeenkomstfunctie, met uitzondering van een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang:

  1. a. voor kunst, cultuur of communicatie, voor zover op enig moment ten hoogste 50 personen tegelijkertijd aanwezig zijn gedurende tenminste een uur en ten hoogste acht uur binnen een willekeurige aaneengesloten periode van 24 uur.
  2. b. voor godsdienst voor zover ten hoogste 50 personen tegelijkertijd aanwqezig zijn op ten hoogste drie dagen per week,
  3. c. voor het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse, voor ten hoogste 50 personen,
  4. d. voor het aanschouwen van sport, met ten hoogste 500 zitplaatsen of staplaatsen, of
  5. e. voor ontspanning, voor ten hoogste 200 personen.

7. Gebouwen met een sportfunctie.

8. Gebouwen met een industriefunctie, maar niet een lichte industriefunctie, voor ten hoogste 50 personen.

1.19 bestaand gebruik:

Het gebruik zoals dit bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding het bestemmingsplan en rechtens mag bestaan.

1.20 bestaand hoofdgebouw:

het hoofdgebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is of mag worden gebouwd op grond van een omgevingsvergunning.

1.21 bestaande bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of mogen worden gebouwd op grond van een omgevingsvergunning.

1.22 bestaande voorzieningen

voorzieningen die reeds aanwezig zijn ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.23 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.24 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.25 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 bevi inrichting:

Een inrichting zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.27 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.28 bijgebouw:

Een al dan niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.29 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.30 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.31 bouwlaag:

Een verdieping van zodanige afmetingen en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor gebruiksfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden geeft als de daaronder gelegen bouwlagen, uitgezonderd, een kap, zolder en kelder.

1.32 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.34 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.35 bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang welke op de plaats van bestemming hetzij direct danwel indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 bruto vloeroppervlak:

oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

1.37 casino:

Een uitgaansgelegenheid waar de bezoekers kunnen gokken door hun geld in te zetten op roulette, blackjack, fruitautomaten en andere spelletjes in een poging om hun inzet te vergroten.

1.38 centrumdoeleinden:

Gemengde functies die doorgaans in het centrum van een gemeente uitgevoerd worden, zoals daar zijn kantoorfunctie, zakelijke dienstverlening, maatschappelijke doeleinden en wonen.

1.39 clubgebouw:

Een niet voor bewoning bestemd gebouw bedoeld voor bijeenkomsten en opslagruimten in het kader van hobby en sport en daar aan ondergeschikte nevenactiviteiten.

1.40 collectief evenement:

Een evenement dat wordt georganiseerd vanuit het collectief belang en waar maatschappelijk draagvlak voor is, dus voor iedereen toegankelijk, zoals Koningsdag, de Sinterklaasintocht, sportwedstrijden op grootscherm, schaatstochten, dodenherdenking en 5 mei-vieringen.

1.41 cultuur en ontspanning:

culturele en ontspannende vrijetijdsbesteding zoals een attractiepark, bioscoop, bowlingbaan, museum, muziekschool en congrescentrum.

1.42 cultuurhistorische waarde:

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.43 dagrecreatie:

Vorm van recreatie die niet langer duurt dan een dag. Er is dus geen sprake van overnachting.

1.44 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlakvan het dak is geplaatst.

1.45 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in een of beide dakvlak(ken) is (of zijn) geplaatst.

1.46 dakvlak:

een (hellend) vlak in een dak samen met andere vlakken bepalend voor de dakvorm

1.47 deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of

commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline.

1.48 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel waarbij het hoofdassortiment bestaat uit omvangrijke goederen waarvoor een grote uitstallingsruimte nodig is, zoals auto's, boten en caravans.

1.49 detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, uitstallen ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.50 dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.51 erf:

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.52 evenementen:

een georganiseerde, publieke en bijzondere gebeurtenis, in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waarbij onderscheid gemaakt kan worden in vormen van risicocategorieën:

  • A. waarbij het (zeer) onwaarschijnlijk is dat die gebeurtenis leidt tot risico's voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu en maatregelen of voorzieningen vergen van het daartoe bevoegd gezag om die dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken;
  • B. waarbij het waarschijnlijk is dat die gebeurtenis leidt tot risico's voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu en maatregelen of voorzieningen vergen van het daartoe bevoegd gezag om die dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken;
  • C. waarbij het zeker or de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu en maatregelen of voorzieningen vergen van het daartoe bevoegd gezag om die dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.

1.53 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.54 geluidsbelasting vanwege industrieterrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.55 geluidszone - industrie:

geluidszone rondom industrieterrein waar geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegelaten en welke op de verbeelding is weergegeven en deel uitmaakt van dit plan.

1.56 geluidszone:

Een krachtens de Wet geluidhinder vastgestelde zone rondom het bedrijventerrein waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.57 groenvoorzieningen:

Het geheel van aanplant in een gebied - veelal in openbaar gebied - danwel het aanbrengen of voorzien van groen.

1.58 groepsrisico:

Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste, 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.59 hoekwoning:

een woning gelegen op de hoek van een aaneengesloten rij woningen

1.60 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder.

1.61 hoofdgebouw:

Een bouwwerk of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.62 horeca I:

Horeca zoals omschreven in de Staat van Horeca-activiteiten

1.63 horeca II:

Horeca zoals omschreven in de Staat van Horeca-activiteiten

1.64 horeca III:

Horeca zoals omschreven in de Staat van Horeca-activiteiten

1.65 huishouden:

Persoon of groep personen die onderling een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.66 inventarisatiekaart:

De kaart die aangeeft welke functies er in het gebied zitten op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

1.67 invloedsgebied:

Gebied waarin volgens door Onze Minister bij ministeriele regeling op grond van artikel 15, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

1.68 kamerverhuur:

Een woonfunctie voor het verschaffen van een (tijdelijk) nachtverblijf aan meer dan één huishouden, waarbij de bewoners samen één voordeur delen. Inwoning van één huishouden (bestaande uit één persoon) bij een hoofdhuishouden (hospes/hospita) valt niet binnen de reikwijdte van het begrip kamerverhuur.

1.69 kampeermiddelen:

Tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht, dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf voor personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens zijn geplaatst.

1.70 kampeerterrein:

Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.71 kantoor:

Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten, al dan niet met ondergeschikte baliefunctie, op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.72 kap:

Een geheel of gedeeltelijke niet-horizontale dakconstructie gevormd door tenminste twee schuin hellende dakschilden ter afdekking van een gebouw waarvoor geldt dat:

  1. a. de aaneengesloten vloeroppervlakte met een voor personen normale stahoogte van ten minste 2,1 meter wezenlijk kleiner is dan die van de direct eronder gelegen bouwlaag, en;
  2. b. de afdekking bestaat uit een of meer niet-horizontale dak- en/of gevelvlakken, aan de voorzijde van het gebouw, die wezenlijk terugwijken ten opzichte van de voorgevel van het gebouw, dan wel de vorm van een puntgevel hebben.

1.73 kas:

Gebouw, geheel of grotendeels van glas of ander doorschijnend materiaal.

1.74 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

Het in een woning of bijbehorend bouwwerk op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten die ondergeschikt zijn aan de woonfunctie.

1.75 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van onder meer wandelen, fietsen, vissen, kanoën en natuurobservatie.

1.76 kwaliteitsgids:

Een gids, onderdeel uitmakend van het bestemmingsplan, die in woord, in kaarten en in (referentie)beelden richtlijnen geeft voor de invulling van het plangebied.

1.77 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie:

geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek.

1.78 kwetsbaar gebouw:

  1. 1. Gebouwen met een woonfunctie met een dichtheid van meer dan 2 woonfuncties per ha.
  2. 2. Gebouwen met een logiesfunctie:
    1. a. behalve in logiesgebouwen, met een dichtheid van meer dan 2 logiesfuncties per ha, of
    2. b. met een vloeroppervlakte van meer dan 1.500 m².
  3. 3. Gebouwen met een onderwijsfunctie:
    1. a. voor volwassenenonderwijs, voor meer dan 50 personen

4. Gebouwen met een kantoorfunctie met een vloeroppervlakte van meer dan 1500 m².

5. Gebouwen met een winkelfunctie:

  1. a. voor zover sprake is van een supermarkt of grootschalige detailhandel,
  2. b. met een vloeroppervlakte van meer dan 2000 m², of
  3. c. met meer dan vijf winkelfuncties en een gezamenlijk vloeroppervlakte van meer dan 1000 m².

6. gebouwen met een bijeenkomstfunctie, met uitzondering van een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang:

  1. a. voor kunst, cultuur of communicatie voor zover op enig moment meer dan 50 personen tegelijkertijd aanwezig zijn gedurende ten minste een uur en ten hoogste acht uur binnen een willekeurige aaneengesloten periode van 24 uur,
  2. b. voor godsdienst, voor zover meer dan 50 personen tegelijkertijd aanwezig zijn op meer dan drie dagen per week,
  3. c. voor het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse, voor meer dan 50 personen,
  4. d. voor het aanschouwen van sport, voor meer dan 500 zitplaatsen of staplaatsen, of
  5. e. voor ontspanning, voor meer dan 200 personen.

7. Gebouwen met een gezondheidszorgfunctie, zonder een bedgebied.

8. Gebouwen met een industriefunctie voor meer dan 50 personen.

1.79 langzaam verkeer:

De voetganger, de fiets, fiets met trapondersteuning, snorfiets, bromfiets, inclusief bredere varianten zoals een bakfiets, het gehandicaptenvoertuig, en de geleider/berijder van bijvoorbeeld een paard. Ook bestemmingsverkeer en een motorvoertuig met een snelheidsbeperking zoals een landbouwvoertuig valt onder het begrip langzaam verkeer.

1.80 leisure:

vrijtijdsbesteding.

1.81 longeercirkel:

een ruimte in de vorm van een cirkel waar paarden onder begeleiding getraind worden (al dan niet overdekt).

1.82 maaiveld:

Het niveau van de straat of omliggende grond.

1.83 maatschappelijke voorzieningen:

Voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport en ontspanning, onderwijs en opvoeding, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.84 manege:

een bedrijf dat is gericht op het verzorgen, dresseren en trainen van paarden (voor de ruitersport).

1.85 NEN:

Nederlandse norm van het Nederlands Normalisatie-instituut.

1.86 nok:

horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak.

1.87 nokverhoging:

vergroting van de ruimte onder een dak, waarbij het voordakvlak wordt verlengd en de nok hoger en verder naar achter komt te liggen en aan de achterkant een nieuwe goot wordt gecreëerd.

1.88 nutsvoorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.89 onderdoorgang:

een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.90 ondergeschikte bouwdelen:

Bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en toegangstrappetjes naar de appartementen.

1.91 ondersteunende detailhandel:

kleinschalige detailhandel waarbij dit een functionele relatie en een ondersteunende functie heeft met de hoofdactiviteit

1.92 ondersteunende horeca:

verstrekken van eten en drinken waarbij dit een functionele relatie en een ondersteunende functie heeft met de hoofdactiviteit.

1.93 openbaar toegankelijk gebied:

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.94 overig bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.95 overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.96 paardenbak:

een (omheinde) niet overdekte piste, waar paarden een vrije uitloop kunnen hebben en waar paarden kunnen worden getraind.

1.97 pand:

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.98 parkeervoorziening

voorziening ten behoeve van het parkeren van voertuigen

1.99 peil:

het niveau gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.100 penthouse:

Een bijzondere, op de top van een gebouw gesitueerde bouwlaag, geen kap of kapverdieping zijnde, waarvan de gevels ten opzichte van de gevels van de onderliggende bouwlagen terugliggen.

1.101 plaatsgebonden risico:

Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.102 plan:

Het bestemmingsplan Alphen Stad - eerste herziening met identificatienummer NL.IMRO.0484.alphenstad1her-VA01 van de gemeente Alphen aan den Rijn.

1.103 plattelandswoning:

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het (voorheen) bijbehorende bedrijf;

1.104 Programma van Eisen:

document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

1.105 prostitutiebedrijf:

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie.

1.106 recreatieve voorzieningen:

voorzieningen in brede zin voor recreatie en toerisme, waaronder zowel dag- als verblijfsrecreatie onder valt.

1.107 risicovolle activiteit:

Een activiteit die, in geval van een incident of calamiteit, een gevaar voor de omgeving kan zijn.

1.108 risicovolle inrichting:

Een bedrijf dat, in geval van een incident of calamiteit, een gevaar voor de omgeving kan zijn. Het gaat om bedrijven die meer risico's veroorzaken dan andere bedrijven, omdat ze met veel gevaarlijke stoffen werken.

1.109 scheidingslijn maatvoering:

Een zodanig aangegeven lijn, die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bouwvlak of bestemmingsvlak, waarbinnen verschillende maatvoeringen zijn toegestaan.

1.110 seksbedrijf:

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling.

1.111 seksinrichting:

voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf

1.112 slopen:

Het afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan.

1.113 speelvoorziening:

Voorziening die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt.

1.114 sportvoorzieningen:

een overdekte danwel onoverdekte voorziening ten behoeve van sportactiviteiten zoals een zwembad, sportvelden, ijsbaan of tennisbaan

1.115 staat van Bedrijfsactiviteiten:

De Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan.

1.116 staat van Horeca-activiteiten:

De Staat van Horeca-activiteiten behorende bij dit bestemmingsplan.

1.117 stap- en trainingsmolen:

Een ruimte in de vorm van een cirkel waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen zonder toezicht en waar aansturing plaatsvindt door een elektrische bedieningskast.

1.118 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel – en huishoudelijke artikelen worden verkocht.

1.119 ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan

Het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan Alphen Stad (NL.IMRO.0484.01alphenstad-VA01).

1.120 uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.121 verblijfsrecreatie:

vormen van recreatie waarbij minimaal één overnachting plaatsvindt, zoals bed & breakfast of met gebruikmaking van toeristische kampeermiddelen.

1.122 verblijfsvoorziening

voorziening behorend bij de naastgelegen bestemming gericht op het verblijf van personen, zoals brandgangen en voetgangerspaden.

1.123 verkeersvoorzieningen:

verzameling van objecten in het beheer van de infrastructuur voor de geleiding van het verkeer.

1.124 vogelpark:

Dierenpark met de nadruk op vogels.

1.125 voldoende parkeergelegenheid:

Parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de Beleidsregels over parkeren en laden en lossen, die zijn vastgesteld door het bevoegd gezag.

1.126 volière:

Een in de open lucht geplaatste vogelkooi.

1.127 volkstuin:

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker voedings- en/of siergewassen teelt voor (hoofdzakelijk) eigen gebruik.

1.128 voorgevel:

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, ligging, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.129 voorgevelrooilijn:

De denkbeeldige lijn gevormd door het verlengde van de voorgevel.

1.130 watervoorzieningen:

voorzieningen die verband houden met de waterhuishouding, de aanvoer en afvoer van water en de doorstroming van water.

1.131 waterzuiveringsinstallatie:

Een (riool)waterzuiveringsinstallatie (rwzi), ook wel afvalwaterzuiveringsinstallatie (awzi) genoemd, zuivert het afvalwater van huishoudens, bedrijven en veelal ook van wegverhardingen dat via het riool wordt aangevoerd.

1.132 Wgh-inrichtingen:

bedrijven, zoals bedoeld in onderdeel D van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.133 wonen:

het houden van een verblijf of het gehuisvest zijn in een woning

1.134 woning:

Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.135 woonwagen:

Voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemde standplaats is geplaatst.

1.136 woonwagenstandplaats:

Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.137 zeer kwetsbaar gebouw:

  1. a. Gebouwen met een gezondheidszorgfunctie met een bedgebied;
  2. b. gebouwen met een woonfunctie voor zorg;
  3. c. gebouwen met een onderwijsfunctie voor basisschoolonderwijs aan minderjarigen en voor onderwijs aan minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
  4. d. gebouwenmet een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang;
  5. e. gebouwen met een celfunctie.

1.138 zendmast:

Zendmast ten behoeve van mobiele communicatie.

1.139 zone:

een als zodanig aangeduid gebied op de verbeelding waarvoor specifieke regels gelden.

1.140 zonegrens:

De begrenzing van een zone.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

De hoek tussen een hellend dakvlak en het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkappelen. In het geval een dakkapel in horizontale richting meer dan 50% van het dakvlak beslaat, wordt de bovenkant van de dakkapel als goothoogte beschouwd.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overigbouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het peil ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de breedte en diepte van een gebouw:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, op 1 meter boven peil.

2.7 bruto vloeroppervlakte:

oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen, bepaald volgens NEN 2580.

2.8 gebruiksoppervlakte woonfunctie:

de vloeroppervlakte binnen de bouwmuren van het bestaandoorspronkelijkhoofdgebouw, bepaald volgens NEN 2580.

2.9 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.

2.10 bouwlaag

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.alphenstad1her-VA01_0001.jpg"

Afbeelding: principeprofiel standaard bebouwing in relatie tot de begrippen 'bouwlaag', 'begane grond' en 'dak'

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is verkoop voor motorbrandstoffen zonder lpg met ondersteunende detailhandel toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie', locatie President Kennedylaan 10, is een waterzuiveringsinstallatie toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', locatie Concertweg 51, is een zend-/ontvangstinstallatie toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', locatie Watertorenpark 29, Concertweg 51 en Prins Bernhardlaan 1a-d, is een grootschalige nutsvoorziening toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'Gasdrukmeet- en regelstation' is een gasdrukmeet- en regelstation met ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren toegestaan;
  6. f. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

3.2 Algemene bouwregels

  1. a. Bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. De oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan de oppervlakte van het bestaandhoofdgebouw;
  3. c. De goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan in het bouwvlak is aangegeven;
  4. d. Aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  5. e. Bijgebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  6. f. De gezamenlijke oppervlakte van bij het bestaand hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 50% van het achtererfgebied;
  7. g. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt.

3.3 Specifieke bouwregels

  1. a. In uitzondering op artikel 3.2 sub a mogen bestaande bouwwerken buiten het bouwvlak, in stand blijven danwel worden vervangen ;
  2. b. In uitzondering op artikel 3.2 sub g mogen bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een afwijkende hoogte in stand blijven;
  3. c. In uitzondering op artikel 3.2 sub b tot en met f zijn ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' gebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. degoothoogtebouwhoogte niet meer bedraagt dan in het bouwvlak is aangegeven;
    2. 2. de maximale bruto vloeroppervlakte voor het totaal aantal gebouwen in het bouwvlak is aangegeven;
  4. d. In uitzondering op artikel 3.2 sub g bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 16 meter;
  5. e. In uitzondering op artikel 3.2 sub g is ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' een installatie van maximaal 35 meter toegestaan;
  6. f. In uitzondering op artikel 3.2 sub a en g bedraagt de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg':
    1. 1. voor lichtmasten, verkeerstekens, andere palen en masten maximaal 12 meter;
    2. 2. voor overkappingen maximaal 6 meter.
  7. g. In uitzondering op artikel 3.2 sub a en g mogen erf- en terreinafscheidingen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
  8. h. In uitzondering op artikel 3.2 sub a mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van (kleinschalige) nutsvoorzieningen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 4 Centrum - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandelop de begane grond;
  2. b. horeca I en II van de Staat van Horeca-activiteiten op de begane grond;
  3. c. horeca III van de Staat van Horeca-activiteiten op de begane grond, met inachtneming van artikel 4.6Specifieke gebruiksregels - Horeca III;
  4. d. cultuur en ontspanning op de begane grond;
  5. e. dienstverlening op de begane grond;
  6. f. ambachtelijke bedrijvigheid op de begane grond;
  7. g. maatschappelijke voorzieningen op de begane grond;
  8. h. wonen op de bouwlagen boven de begane grond;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen begane grond' is wonen toegestaan op de begane grond;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - op de verdieping' zijn kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen toegestaan op alle verdiepingen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan;
  12. l. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

4.2 Algemene bouwregels

  1. a. Bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. De oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan de oppervlakte van het bestaandhoofdgebouw;
  3. c. De goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan in het bouwvlak is aangegeven;
  4. d. De voorgevel van een hoofdgebouw bevindt zich in danwel binnen 2 meter van de voorgevelrooilijn;
  5. e. Aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte aansluit op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een afwijking is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  6. f. Bijgebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
  7. g. De gezamenlijke oppervlakte van bij het bestaand hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 50% van het achtererfgebied;
  8. h. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. voor overkappingen de bouwhoogte maximaal 4,5 meter bedraagt;
    2. 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - breedte voorgevel' bedraagt de breedte van de voorgevel van een hoofdgebouw maximaal 10 meter.

4.3 Specifieke bouwregels

  1. a. In uitzondering op artikel 4.2 sub a mogen bestaande bouwwerken buiten het bouwvlak, in stand blijven danwel worden vervangen;
  2. b. In uitzondering op artikel 4.2 sub a en h mogen erf- en terreinafscheidingen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte gelegen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedraagt.
  3. c. In uitzondering op artikel 4.2 mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van (kleinschalige) nutsvoorzieningen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.

4.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. de breedte en situering van vanuit het openbaar toegankelijk gebied zichtbare gevels van gebouwen, voorzover deze zijn gelegen aan en zijn gericht op de dijkstraten en de Oude Rijn;
  2. b. de situering, de uiterlijke verschijningsvorm en inrichting van:
    1. 1. verblijfs- en voetgangersgebieden;
    2. 2. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen.

4.5 Afwijken van de bouwregels

4.6 Specifieke gebruiksregels - Horeca III

Horeca III vestigingen zijn toegestaan met dien verstande dat:

  1. a. de bruto vloeroppervlakte per vestiging maximaal 250 m² mag bedragen;
  2. b. de horeca III vestiging ook overdag geopend is en vergelijkbare horeca bedrijft zoals genoemd onder horeca I uit de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. binnen deze bestemming zijn maximaal 5 Horeca III vestigingen toegestaan. In Bijlage 3 bij de regels zijn de horeca III vestigingen opgenomen die zich ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan binnen deze bestemming reeds gevestigd hebben.

4.7 Specifieke gebruiksregels - bouwlaag boven de begane grond

Het in artikel 4.1, lid a tot en met g genoemde gebruik is op de eerste bouwlaag boven de begane grond toegestaan indien sprake is van bestaand legaal gebruik.

4.8 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Centrum - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel op de begane grond;
  2. b. horeca I en II van de Staat van Horeca-activiteiten op de begane grond, met inachtneming van artikel 5.6Specifieke gebruiksregels;
  3. c. dienstverlening op de begane grond;
  4. d. ambachtelijke bedrijvigheid op de begane grond;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen op de begane grond;
  6. f. wonen, waaronder begrepen het uitoefenen van een 'aan-huis-verbonden beroep' en 'kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten' mits de woonfunctie duidelijk wordt gehandhaafd en het woonmilieu niet onevenredig wordt verstoord;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' is de functie cultuur en ontspanning toegestaan;
  8. h. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

5.2 Algemene bouwregels

  1. a. Bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. De oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan de oppervlakte van het bestaandhoofdgebouw;
  3. c. De goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan in het bouwvlak is aangegeven;
  4. d. De voorgevel van een hoofdgebouw bevindt zich in danwel binnen 2 meter van de voorgevelrooilijn;
  5. e. Aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte aansluit op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een afwijking is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw ;
  6. f. Bijgebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
  7. g. De gezamenlijke oppervlakte van bij het bestaand hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 50% van het achtererfgebied;
  8. h. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. voor overkappingen de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwenzijnde de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt.
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-breedte voorgevel' bedraagt de breedte van de voorgevel van een hoofdgebouw maximaal 10 meter.

5.3 Specifieke bouwregels

  1. a. In uitzondering op artikel 5.2 sub a mogen bestaande bouwwerken buiten het bouwvlak, in stand blijven danwel worden vervangen;
  2. b. In uitzondering op artikel 5.2 sub a mogen uitbouwen aan de voorgevel van de woning buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte van de uitbouw vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1,5 meter bedraagt, waarbij geldt dat de afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 meter bedraagt;
    2. 2. de breedte van de uitbouw maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte van de uitbouw aansluit op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een afwijking daarvan is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  3. c. In uitzondering op artikel 5.2 sub a en h mogen erf- en terreinafscheidingen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte gelegen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedraagt.
  4. d. In uitzondering op artikel 5.2 mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.

5.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. de breedte en situering van vanuit het openbaar toegankelijk gebied zichtbare gevels van gebouwen, voorzover deze zijn gelegen aan en zijn gericht op de dijkstraten en de Oude Rijn;
  2. b. de situering, de uiterlijke verschijningsvorm en inrichting van:
    1. 1. verblijfs- en voetgangersgebieden;
    2. 2. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen.

5.5 Afwijken van de bouwregels

5.6 Specifieke gebruiksregels

  1. a. De bruto vloeroppervlakte mag op de begane grond per Horeca I of Horeca II vestiging maximaal 250 m² bedragen;
  2. b. Binnen deze bestemming zijn in totaal maximaal 25 Horeca I vestigingen en 15 Horeca II vestigingen toegestaan. In Bijlage 3 Aanwezige horecavestigingen Centrumgebied bij de regels zijn de horecavestigingen opgenomen die zich ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan binnen deze bestemming reeds gevestigd hebben.

5.7 Specifieke gebruiksregels - bouwlaag boven de begane grond

Het in artikel 5.1, lid a tot en met e genoemde gebruik is op de eerste bouwlaag boven de begane grond toegestaan indien sprake is van bestaand legaal gebruik.

5.8 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Cultuur En Ontspanning

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van culturele en ontspannende vrijetijdsbesteding met ondersteunendedetailhandel;
  2. b. horeca I en II van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is horeca I-III van de Staat van toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'casino' is een casino op de bouwlaag onder de begane grond (kelder) toegestaan;
  5. e. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van artikel 6.5 Specifiekegebruiksregels en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de aard en omvang van de horecavoorzieningen en milieugerelateerde activiteiten die uitgevoerd worden binnen de bestemming, indien en voor zover het stellen van deze eisen bepalend is voor het voorkomen van overlast in de aangrenzende woonwijk.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waaronder begrepen het uitoefenen van een 'aan-huis-verbonden beroep' en 'kleinschalige, met in achtneming van de specifieke gebruiksregels genoemd in artikel 20.6, behalve ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', met inachtneming van artikel 7.5 Specifieke gebruiksregels;
  2. b. dienstverlening op de begane grond;
  3. c. ambachtelijke bedrijvigheid op de begane grond;
  4. d. maatschappelijke voorzieningen op de begane grond, behalve ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk uitgesloten', met inachtneming van artikel 7.5 Specifieke gebruiksregels;
  5. e. sportvoorzieningen binnen gebouwen op de begane grond;
  6. f. horeca 1.1 en 1.4 van de Staat van Horeca-activiteiten op de locaties Winkelcentrum Herenhof, Ridderhof en de Atlas;
  7. g. detailhandel op de locaties Winkelcentrum Herenhof (inclusief detailhandel blok Ouvertureweg, Concertweg, Eisenhowerlaan) , Ridderhof en de Atlas;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ondersteunende horeca' is ondersteunende horeca toegestaan;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-ondersteunend' is ondersteunendedetailhandel toegestaan;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'kantoren' zijn kantoren toegestaan;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is op de begane grond detailhandel toegestaan;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'volumineuze detailhandel' is detailhandel in volumineuze goederen toegestaan;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding'supermarkt' is een supermarkt toegestaan;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1' is op de begane grond horeca I van de Staat toegestaan;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is op de begane grond horeca I en II van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' is horeca III van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'dansschool' is een dansschool toegestaan met ondersteunende horeca;
  19. s. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van detailhandel-euromarkt' geldt dat detailhandel is toegestaan, voor zover dat legaal aanwezig is ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  21. u. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan;
  22. v. bestaande bedrijfswoningen.

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.f

7.2 Algemene bouwregels

  1. a. Bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaand aantal per bouwvlak, zoals legaal aanwezig is dan wel mag zijn;
  3. c. De oppervlakte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan de oppervlakte van het bestaandhoofdgebouw;
  4. d. De goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan in het bouwvlak is aangegeven;
  5. e. De voorgevel van een hoofdgebouw bevindt zich in danwel binnen 2 meter van de voorgevelrooilijn;
  6. f. Aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte aansluit op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een afwijking is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw ;
  7. g. Bijgebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
  8. h. De gezamenlijke oppervlakte van bij het bestaande hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 50% van het achtererfgebied;
  9. i. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. voor overkappingen de bouwhoogtemaximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' wordt niet op en boven maaiveld gebouwd voor zover de onderdoorgang daardoor onbruikbaar wordt voor het bestemmingsverkeer.

7.3 Specifieke bouwregels

  1. a. In uitzondering op artikel 7.2 sub a mogen bestaande bouwwerken buiten het bouwvlak in stand blijven dan wel worden vervangen;
  2. b. In uitzondering op artikel 7.2 sub a mogen uitbouwen aan de voorgevel van de woning buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte van de uitbouw vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1,5 meter bedraagt, waarbij geldt dat de afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 meter bedraagt;
    2. 2. de breedte van de uitbouw maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte van de uitbouw aansluit op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een afwijking daarvan is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  3. c. In uitzondering op artikel 7.2 sub a en i mogen erf- en terreinafscheidingen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte gelegen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte ten behoeve van de functie kantoren zoals genoemd in artikel 7.1 onder j en de bouwhoogte ten behoeve van de functie 'bedrijven tot en met categorie 2' zoals genoemd in artikel 7.1 onder k maximaal 2,5 meter bedraagt;
  4. d. In uitzondering op artikel 7.2 mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de gronden bedoeld in artikel 7.1 sub a en d gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

  1. a. De functies zijn slechts mogelijk indien rekening wordt gehouden met de van toepassing zijnde hogere waarde;
  2. b. In een gebouw waarop een hogere waarde van toepassing is, is het geluidniveau in verblijfruimtes maximaal 33 dB vanwege spoor- en/of wegverkeerslawaai;
  3. c. Ter bepaling van de gevelisolatie (GA,k ) wordt rekening gehouden met de in tabel 7.1 van Bijlage 4 Algeheelakoestisch onderzoek weergegeven benodigde gevelisolatie vanwege het geluid afkomstig van spoor- en/of wegverkeer.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. watervoorzieningen;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van langzaam verkeer;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' is een kinderboerderij toegestaan;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' zijn speeltuinen toegestaan;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is een nutsvoorziening toegestaan;
  10. j. bestaande verkeers- en parkeervoorzieningen binnen Park Rijnstroom.

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

8.2 Algemene bouwregels

  1. a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. voor lichtmasten de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
    2. 2. voor bruggen de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    3. 3. voor speelvoorzieningen de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
    4. 4. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;

8.3 Specifieke bouwregels

  1. a. In uitzondering op artikel 8.2 zijn ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte van hoofdgebouwen niet meer dan de oppervlakte van het bestaand hoofdgebouw bedraagt;
    2. 2. de goothoogte van hoofdgebouwen niet meer dan 3 meter bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer dan 7 meter bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen aansluit op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een afwijking is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    5. 5. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3 meter bedraagt;
    6. 6. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 5 meter bedraagt;
    7. 7. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte voor gebouwen in het bouwvlak aangegeven is;
  2. b. In uitzondering op artikel 8.2 zijn ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' speelvoorzieningen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 8 meter;
  3. c. In uitzondering op artikel 8.2 sub a, onder 4, bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2,5 meter;
  4. d. In uitzondering op artikel 8.2 mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen met ondersteunende horeca en bestaande (bedrijfs)woningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding'specifieke vorm van detailhandel-ondersteunend' is ondersteunendedetailhandel toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding'begraafplaats' is een begraafplaats en een crematorium toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is een nutsvoorziening toegestaan;
  6. f. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

9.2 Algemene bouwregels

  1. a. Bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. De goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan in het bouwvlak is aangegeven;
  3. c. Aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. een afstand van minimaal 1 meter ten opzichte van de erfperceelsgrens wordt aangehouden;
    2. 2. de bouwhoogte aansluit op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een afwijking is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  4. d. Bijgebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. een afstand van minimaal 1 meter ten opzichte van de erfperceelsgrens wordt aangehouden;
    2. 2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
  5. e. De gezamenlijke oppervlakte van bij het bestaande hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 50% van het achtererfgebied;
  6. f. Bouwwerken, geen gebouwenzijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt;
    2. 2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    3. 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' wordt niet op en boven maaiveld gebouwd voor zover de onderdoorgang daardoor onbruikbaar wordt voor het bestemmingsverkeer.

9.3 Specifieke bouwregels

  1. a. In uitzondering op artikel 9.2 sub a mogen bestaande bouwwerken buiten het bouwvlak in stand blijven;
  2. b. In uitzondering op artikel 9.2 sub b tot en met f zijn ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' gebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan in het bouwvlak is aangegeven;
    2. 2. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte voor het totaal aantal gebouwen dat in het bouwvlak is aangegeven niet wordt overschreden;
  3. c. In uitzondering op artikel 9.2 sub g, onder 3, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' de bouwhoogte van een urnenmuur maximaal 4,5 meter;
  4. d. In uitzondering op artikel 9.2 mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 10 Natuur - Zegersloot

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Zegersloot' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bloemrijke graslanden, ruigten en struwelen;
  3. c. water;
  4. d. recreatief medegebruik, niet zijnde verblijfsrecreatie;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van langzaam verkeer;
  6. f. behoud en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden;
  7. g. bestaande verkeers-, water-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

10.2 Nadere bestemmingsomschrijving

De voor Natuur - Zegersloot aangewezen gronden zijn, naast de functies genoemd in artikel 10.1 conform het bestaande gebruik zoals aangegeven op de inventarisatiekaart bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. recreatieve sportvoorzieningen.

10.3 Algemene bouwregels

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. voor lichtmasten de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  2. b. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;

10.4 Specifieke bouwregels

Ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen gelden de volgende regels:

  1. a. Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. De goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan in het bouwvlak is aangegeven;

10.5 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken bedoeld in artikel 10.2 dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, zoals aangegeven op de inventarisatiekaart, mag niet worden gewijzigd in een ander gebruik.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bestaand gebruik zoals genoemd in artikel 10.2 en het gebruik te veranderen naar gebruik zoals genoemd in artikel 10.1 en 10.2 mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. de wijziging in gebruik mag de kwaliteiten van het gebied zoals genoemd in artikel 10.1 niet aantasten en moet voldoen aan de Kwaliteitsgids Park Zegersloot behorende bij dit bestemmingsplan;
  2. b. het voorgenomen gebruik levert geen milieuhygienische belemmeringen op voor de belendende percelen.

10.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. b. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  3. c. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  4. d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. e. het verlagen van het waterpeil;
  6. f. het aanleggen of aanbrengen van kaden of aanlegplaatsen;

10.8 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod als bedoeld in artikel 10.7 is niet van toepassing indien:

  1. a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting;
  2. b. het gaat om het verharden van bestaande toegangspaden vanaf een weg tot een bouwvlak;
  3. c. het gaat om het verharden van gronden binnen het bouwvlak;
  4. d. de werken of werkzaamheden:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    2. 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

10.9 Verlenen omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.7 wordt verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de waarden als bedoeld in artikel 10.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

10.10 Voorwaarden omgevingsvergunning

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 10.7, wint het bevoegd gezag advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige inzake landschap omtrent de gevolgen van voorgenomen werken en werkzaamheden voor het behoud en/of herstel van de waarden van het gebied en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn volkstuinen toegestaan;
  3. c. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Recreatie - Zegersloot

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Zegersloot aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie;
  2. b. behoud en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden;
  3. c. verkeers-, water-, groen-, parkeer-, geluidwerende-, speel- en nutsvoorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie' is een zendmast toegestaan.

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

12.2 Nadere bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie -Zegersloot aangewezen gronden zijn, naast de functies genoemd in artikel 12.1 conform het bestaande gebruik zoals aangegeven op de inventarisatiekaart bestemd voor:

  1. a. agrarisch;
  2. b. bowlingbaan;
  3. c. verblijfsrecreatie in de vorm van een camping;
  4. d. golfbaan;
  5. e. Horeca I en II van de Staat van Horeca-activiteiten;
  6. f. houtopstanden;
  7. g. loods;
  8. h. manege;
  9. i. scouting;
  10. j. informatiecentrum en buitenschoolse opvang;
  11. k. waterskibaan;
  12. l. onderwater natuurgebied;
  13. m. windsurfvereniging;
  14. n. kinderboerderij;

12.3 Algemene bouwregels

  1. a. Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. De oppervlakte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan de oppervlakte van het bestaandhoofdgebouw;
  3. c. De goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan in het bouwvlak is aangegeven;
  4. d. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. voor overkappingen de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt.
    3. 3. voor een zendmast de bouwhoogte maximaal 15 meter bedraagt.

12.4 Specifieke bouwregels

  1. a. In uitzondering op artikel 12.3 sub a mogen bestaande bouwwerken buiten het bouwvlak in stand blijven;
  2. b. In uitzondering op artikel 12.3 sub a mogen erf- en terreinafscheidingen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte gelegen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedraagt.
  3. c. In uitzondering op artikel 12.3 sub a mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.

12.5 Afwijken van de bouwregels

12.6 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het gebruik van de gronden en bouwwerken bedoeld in artikel 12.2 dat bestond ten tijde van, zoals aangegeven op de inventarisatiekaart, mag niet worden gewijzigd in een ander gebruik.
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal paarden' is het maximale aantal paarden toegestaan dat is aangeduid op de verbeelding.

12.7 Afwijken van de gebruiksregels

12.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. b. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  3. c. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  4. d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. e. het verlagen van het waterpeil;
  6. f. het aanleggen of aanbrengen van kaden of aanlegplaatsen;

12.9 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod als bedoeld in artikel 12.8 is niet van toepassing indien:

  1. a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting;
  2. b. het gaat om het verharden van bestaande toegangspaden vanaf een weg tot een bouwvlak;
  3. c. het gaat om het verharden van gronden binnen het bouwvlak;
  4. d. de werken of werkzaamheden:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    2. 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

12.10 Verlenen omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.8 wordt verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de waarden als bedoeld in artikel 12.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

12.11 Voorwaarden omgevingsvergunning

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 12.8, wint het bevoegd gezag advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige inzake landschap omtrent de gevolgen van voorgenomen werken en werkzaamheden voor het behoud en/of herstel van de waarden van het gebied en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen met ondersteunende horeca en ondersteunende detailhandel;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer-, geluidwerende- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

13.2 Algemene bouwregels

  1. a. Bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. Gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte en bouwhoogte niet meer bedraagt dan in het bouwvlak is aangegeven;
    2. 2. de bruto vloeroppervlakte voor het totaal aantal gebouwen in het bouwvlak aangegeven is;
  3. c. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. voor lichtmasten ten behoeve van de sportbeoefening de bouwhoogte maximaal 27 meter bedraagt;
    2. 2. voor overige masten de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
    3. 3. voor speelvoorzieningen en ballenvangers de bouwhoogte maximaal 7 meter bedraagt;
    4. 4. voor overkappingen en overdekte rustgelegenheden de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    5. 5. voor tribunes de bouwhoogte maximaal 8,5 meter bedraagt;
    6. 6. voor erf- en terreinafscheidingen maximaal 2,5 meter bedraagt;
    7. 7. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt.

13.3 Specifieke bouwregels

  1. a. In uitzondering op artikel 13.2 sub a mogen bouwwerken buiten het bouwvak, zoals deze ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn, in stand blijven;
  2. b. In uitzondering op artikel 13.2 mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.

13.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:

  1. a. de situering, de uiterlijke verschijningsvorm en inrichting van:
    1. 1. gebouwen en
    2. 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  2. b. het streven om door concentratie en bundeling van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, een evenwichtig landschapsbeeld te behouden en waar mogelijk te versterken.

Deze nadere eisen kunnen alleen gesteld worden met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu en de stedenbouwkundige structuur en het straatbeeld.

Artikel 14 Sport - Zegersloot

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport - Zegersloot aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen met ondersteunende horeca en ondersteunende detailhandel;
  2. b. behoud en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden;
  3. c. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer-, geluidwerende- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

14.2 Nadere bestemmingsomschrijving

De voor Sport -Zegersloot aangewezen gronden zijn, naast de functies genoemd in artikel 14.1 conform het bestaande gebruik zoals aangegeven op de inventarisatiekaart bestemd voor:

  1. a. jongerencentrum;
  2. b. scouting;
  3. c. buitenschoolse opvang.

14.3 Algemene bouwregels

  1. a. Bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. Gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte en bouwhoogte niet meer bedraagt dan in het bouwvlak is aangegeven;
    2. 2. de bruto vloeroppervlakte voor het totaal aantal gebouwen in het bouwvlak aangegeven is;
    3. 3. de onder lid 2 genoemde bruto vloeroppervlakte in totaal met 10% mag worden vergroot;
  3. c. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. voor lichtmasten ten behoeve van de sportbeoefening de bouwhoogte maximaal 27 meter bedraagt;
    2. 2. voor overige masten de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
    3. 3. voor speelvoorzieningen en ballenvangers de bouwhoogte maximaal 7 meter bedraagt;
    4. 4. voor overkappingen en overdekte rustgelegenheden de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    5. 5. voor tribunes de bouwhoogte maximaal 8,5 meter bedraagt;
    6. 6. voor erf- en terreinafscheidingen maximaal 2,5 meter bedraagt;
    7. 7. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt.

14.4 Specifieke bouwregels

  1. a. In uitzondering op artikel 14.3 sub a mogen bouwwerken buiten het bouwvlak, zoals deze ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn, in stand blijven;
  2. b. In uitzondering op artikel 14.3 mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.
  3. c. In aanvulling op het bepaalde in artikel 14.3 onder b ten tweede geldt dat daar waar er op de verbeelding sprake is van de figuur 'verbinding' voor de berekening van het totale bruto vloeroppervlakte voor gebouwen, alle verbonden vlakken tezamen dienen te worden berekend.

14.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:

  1. a. de situering, de uiterlijke verschijningsvorm en inrichting van:
    1. 1. gebouwen en
    2. 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  2. b. het streven om door concentratie en bundeling van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, een evenwichtig landschapsbeeld te behouden en waar mogelijk te versterken.

Deze nadere eisen kunnen alleen gesteld worden met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu en de stedenbouwkundige structuur en het straatbeeld.

14.6 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken bedoeld in artikel 14.2 dat bestond ten tijde van inwerkingtreding, zoals aangegeven op de inventarisatiekaart, mag niet worden gewijzigd in een ander gebruik.

14.7 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen hoofdzakelijk gericht op de doorstroomfunctie van het verkeer;
  2. b. voorzieningen gericht op de verblijfs- en bestemmingsfunctie van het verkeer;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van langzaam verkeer;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is een nutsvoorziening toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - maatschappelijk en sport' zijn sportactiviteiten en maatschappelijke activiteiten toegestaan;
  6. f. water-, groen-, geluidwerende- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met uitsluiting van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

15.2 Bouwregels

  1. a. Gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 15 m² per gebouw bedraagt;
  2. b. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. voor lichtmasten, verkeerstekens en overige masten de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt;
    2. 2. voor de overkapping van het busstation de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
    3. 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  3. c. In uitzondering op het bepaalde in sub a en b mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de uiterlijke verschijningsvorm en inrichting van:

  1. a. verkeersvoorzieningen,
  2. b. groenvoorzieningen, en
  3. c. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

Deze nadere eisen kunnen alleen gesteld worden met het oog op de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de beeldkwaliteit.

Artikel 16 Verkeer - Railverkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegvoorzieningen;
  2. b. het verkeer en vervoer per rail met inbegrip van kruisingen -zowel gelijkvloers als ongelijkvloers- met wegen en waterwegen;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van langzaam verkeer;
  4. d. water-, groen-, geluidwerende- en nutsvoorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' is een tunnel toegestaan;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

16.2 Bouwregels

  1. a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, rechtstreeks dienend ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer de bouwhoogte maximaal 15 meter bedraagt;
    2. 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  2. b. In uitzondering op het bepaalde in sub a mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen gericht op de verblijfs- en bestemmingsfunctie van het verkeer;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van langzaam verkeer;
  3. c. groenvoorzieningen, met inachtneming van artikel 17.6 Specifieke gebruiksregels;
  4. d. water-, speel- en nutsvoorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is een nutsvoorziening toegestaan;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - maatschappelijk en sport' zijn sportactiviteiten en maatschappelijke activiteiten toegestaan;
  8. h. terrassen, behorende bij direct bij de betrokken gronden gelegen horecavoorzieningen, voorzover deze horecavoorzieningen aldaar zijn toegestaan volgens dit bestemmingsplan;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

17.2 Algemene bouwregels

  1. a. Gebouwen zijn toegestaan, met uitsluiting van gebouwen ten behoeve van terassen, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 15 m² per gebouw bedraagt;
  2. b. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met uitsluiting van bouwwerken ten behoeve van terassen, met dien verstande dat:
    1. 1. voor lichtmasten, verkeerstekens en overige masten de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt;
    2. 2. voor speelvoorzieningen de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
    3. 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' wordt niet op en boven maaiveld gebouwd voor zover de onderdoorgang daardoor onbruikbaar wordt voor het bestemmingsverkeer.

17.3 Specifieke bouwregels

  1. a. In uitzondering op artikel 17.2 sub b onder 3 mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van geluidwerende voorzieningen worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 6 meter;
  2. b. In uitzondering op artikel 17.2 mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.

17.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de uiterlijke verschijningsvorm en inrichting van:

  1. a. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en verhardingen;
  3. c. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

Deze nadere eisen kunnen allen gesteld worden met het oog op de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de beeldkwaliteit.

17.5 Afwijken van de bouwregels

17.6 Specifieke gebruiksregels

Bestaande groenvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 17.1 sub c, zoals deze op het tijdstip van aanwezig zijn, mogen niet worden gewijzigd in een ander gebruik zoals bedoeld in artikel 17.1.

17.7 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watervoorzieningen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de watersport;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van de recreatievaart;
  4. d. kunstwerken;
  5. e. bruggen, tevens bestemd voor verkeersvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

18.2 Bouwregels

  1. a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. voor aanlegsteigers de bouwhoogte maximaal 1 meter boven waterpeil bedraagt;
    2. 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  2. b. In uitzondering op het bepaalde in sub a mogen gebouwen en bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd met een maximale hoogte van 4 meter en een maximale oppervlakte van 20 m2.

Artikel 19 Water - Waterweg

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water -Waterweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watervoorzieningen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van scheepvaart;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van de watersport;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van de recreatievaart;
  5. e. kunstwerken;
  6. f. bruggen, tevens bestemd voor verkeersvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

19.2 Bouwregels

  1. a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. voor bruggen de bouwhoogte maximaal 10 meter boven waterpeil bedraagt;
    2. 2. voor aanlegsteigers de bouwhoogte maximaal 1 meter boven waterpeil bedraagt;
    3. 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  2. b. in uitzondering op het bepaalde in sub a mogen gebouwen en bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd met een maximale hoogte van 4 meter en een maximale oppervlakte van 20 m2.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Wonen, waaronder begrepen het uitoefenen van een 'aan-huis-verbonden beroep' en 'kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met in achtneming van de specifieke gebruiksregels genoemd in artikel 20.6;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is de functie detailhandel op de begane grond toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1' is op de begane grond horeca I van de Staat toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding'kantoren; is de functie kantoren op de begane grond toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoren' ter plaatse van de percelen Raadhuisstraat 62-64 en Vijverstraat 7-9 is de functie kantoren toegestaan op zowel de begane grond als op de bouwlagen boven de begane grond;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is een nutsvoorziening toegestaan;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'Wonen - Rode dorp' gelden de specifieke bouwregels uit artikel 20.4;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is een onderdoorgang toegestaan;
  10. j. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer-, verblijfs- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

20.2 Algemene bouwregels

  1. a. Bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaand aantal per bouwvlak, zoals dat legaal aanwezig is dan wel mag zijn;
  3. c. De oppervlakte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan de oppervlakte van het bestaandhoofdgebouw;
  4. d. De goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan in het bouwvlak is aangegeven;
  5. e. De voorgevel van een hoofdgebouw bevindt zich in danwel binnen 2 meter van de voorgevelrooilijn;
  6. f. Aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte aansluit op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een afwijking is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  7. g. Bijgebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
  8. h. op bijgebouwen en aan- en uitbouwen is een kap toegestaan, mits de dakvorm van de kap een afgeleide is van de kap van het hoofdgebouw;
  9. i. Indien sprake is van een kap op een bijgebouw of aan- en uitbouw, mag de maximale bouwhoogte - in afwijking van het bepaalde onder f en g - niet hoger zijn dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  10. j. De gezamenlijke oppervlakte van bij het bestaande hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 50% van het achtererfgebied;
  11. k. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. voor overkappingen de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' wordt niet op en boven maaiveld gebouwd voor zover de onderdoorgang daardoor onbruikbaar wordt voor het bestemmingsverkeer.

20.3 Specifieke bouwregels

  1. a. In uitzondering op artikel 20.2 sub a mogen bouwwerken buiten het bouwvlak, zoals deze ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn, in stand blijven danwel worden vervangen;
  2. b. In uitzondering op artikel 20.2 sub a mogen uitbouwen aan de voorgevel van de woning buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte van de uitbouw vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1,5 meter bedraagt, waarbij geldt dat de afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 meter bedraagt;
    2. 2. de breedte van de uitbouw maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte van de uitbouw aansluit op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een afwijking daarvan is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  3. c. In uitzondering op artikel 20.2 sub a en i mogen erf- en terreinafscheidingen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte gelegen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedraagt.
  4. d. In uitzondering op artikel 20.2 sub i zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een longeercirkel of stap-/trainingsmolen niet toegestaan en is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-paardenbak' een paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. geen lichtmasten worden opgericht;
    2. 2. een open omheining wordt toegepast met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter;
  5. e. In uitzondering op artikel 20.2 mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.

20.4 Specifieke bouwregel - Rode Dorp

In aanvulling op c.q.afwijking van de andere artikelen geldt ter plaatse van de aanduiding Wonen-Rode Dorp bij sloop en nieuwbouw het volgende:

  1. a. Binnen alle vlakken met de aanduiding Wonen- Rode Dorp tezamen, zijn in totaal 172 woningen toegestaan;
  2. b. De woningen hebben een maximale diepte van 10 meter;
  3. c. De voor- en achtergevel van de woningen mag binnen het bouwvlak worden verschoven ten opzichte van de oorspronkelijk situatie;
  4. d. Ter hoogte van Jan Nieuwenhuizenstraat wordt de bestaande verspringing op een vergelijkbare wijze teruggebracht.

20.5 Afwijken van de bouwregels

20.6 Specifieke gebruiksregels

Ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

  1. a. de bedrijfsactiviteiten mogen geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- en leefmilieu van de woonomgeving;
  2. b. de bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
  3. c. het betreft niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken. Onevenredige hinder door klantenbezoek en leveranciers moet worden voorkomen;
  4. d. de bedrijfsactiviteiten zijn ondergeschikt aan de woonfunctie;
  5. e. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en direct in verband met het beroep;
  6. f. buitenopslag ten behoeve het bedrijf op het perceel is niet toegestaan, stalling van bedrijfsvoertuigen daarvan uitgezonderd;

20.7 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 21 Wonen - Woonwagenstandplaats

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Wonen, waaronder begrepen het uitoefenen van een 'aan-huis-gebonden beroep' en 'kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten' met in achtneming van de specifieke gebruiksregels genoemd in artikel 20.6 ;
  2. b. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

21.2 Bouwregels

  1. a. Het maximum aantal woonwagenstandplaatsen per locatie is op de verbeelding aangegeven;
  2. b. Een woonwagenstandplaats bedraagt minimaal 160 m² en maximaal 260 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage per woonwagenstandplaats maximaal 60% bedraagt;
  3. c. Per woonwagenstandplaats wordt maximaal 1 woonwagen geplaatst, waarbij de bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan is aangegeven in het bouwvlak. met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte maximaal 7,5 meter bedraagt;
  4. d. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  5. e. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
    1. 1. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter;
    2. 2. voor erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter;
    3. 3. voor vlaggenmasten maximaal 6 meter;
    4. 4. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 meter.
  6. f. In uitzondering op het bepaalde in sub a tot e mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt.
  7. g. In aanvulling op het bepaalde in sub c geldt dat daar waar er op de verbeelding sprake is van de figuur 'verbinding' het totaal aantal woonwagenstandplaatsen zoals aangeduid op de verbeelding geldt voor de beide bestemmingsvlakken tezamen.

Artikel 22 Wonen - Zegersloot

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Zegersloot' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waaronder begrepen het uitoefenen van een 'aan-huis-gebonden beroep' en 'kleinschaligebedrijfsmatige sactiviteiten met in achtneming van de specifieke gebruiksregels genoemd in artikel 20.6 ;
  2. b. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

22.2 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende algemene bepalingen:

  1. a. De oppervlakte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan de oppervlakte van het bestaandhoofdgebouw;
  2. b. Het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaand aantal per bouwvlak, zoals deze ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is;
  3. c. Bestaande zichtlijnen op het perceel dienen gehandhaafd te blijven danwel te worden versterkt;
  4. d. De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan in het bouwvlak is aangegeven;
  5. e. De dakhelling van de woning ligt tussen de 35 - 65°;
  6. f. De inhoud van de woning mag inclusief aan- en uitbouwen en exclusief vrijstaande bijgebouwen en ondergrondse bebouwing niet meer dan 750 m³ bedragen;

22.3 Bijgebouwen- en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan en uitbouwen binnen het bestemmingsvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. a. aan-, uit- en bijgebouwen zijn slechts toegestaan achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw:
  2. b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 1 bouwlaag, aansluitend op het hoofdgebouw;
  3. c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  4. d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  5. e. op bijgebouwen en aan- en uitbouwen is een kap toegestaan;
  6. f. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op tenminste 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn van de woning binnen het erf te worden gepositioneerd;
  7. g. de gezamenlijke oppervlakte van bij een zelfde woning behorende vrijstaande bijgebouwen mag binnen het erf niet meer dan 40% van het oppervlakte van dat erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  8. h. indien de oppervlakte van de gronden binnen het erf meer bedraagt dan 250 m², mag de gezamenlijke oppervlakte van bij een zelfde woning behorend vrijstaand bijgebouw binnen het erf niet meer dan 20% van het oppervlakte van dat erf bedragen met een maximum van 100 m²;
  9. i. indien de oppervlakte van bijgebouwen meer bedraagt dan het bepaalde in lid f. en g. dan kan de oppervlakte van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  10. j. in uitzondering op het bepaalde in artikel 22.2 sub a mogen uitbouwen aan de voorgevel van de woning voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte van de uitbouw vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1,5 meter bedraagt, waarbij geldt dat de afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 meter bedraagt;
    2. 2. de breedte van de uitbouw maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte van de uitbouw aansluit op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een afwijking daarvan is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;

22.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bestemmingsvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. a. de bouwhoogte voor vlaggemasten bedraagt maximaal 6 meter;
  2. b. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,5 meter;
  3. c. de bouwhoogte voor bruggen bedraagt maximaal 3,5 meter;
  4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van mestopslag, silo's, longeercirkel of stap-/trainingsmolen en paardenbakken zijn niet toegestaan;
  5. e. Voor het bouwen van erf- of terreinafscheidingen gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de woning bedraagt maximaal 1 meter;
    2. 2. de bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter.

22.5 Specifieke bouwregels

In uitzondering op artikel 22.4 sub e is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-paardenbak' een paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. geen lichtmasten worden opgericht;
  2. b. een open omheining wordt toegepast met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter;

22.6 Afwijken van de bouwregels

Artikel 23 Woongebied

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Wonen, waaronder begrepen het uitoefenen van een 'aan-huis-verbonden beroep' en 'kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten, met in achtneming van de specifieke gebruiksregels genoemd in artikel 20.6
  2. b. maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. verkeers-, water-, groen-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

23.2 Algemene bouwregels

  1. a. Gebouwen en bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

23.3 Specifieke bouwregels

Naast artikel 23.1 en 23.2 gelden per gebied de volgende specifieke bouwregels:

23.4 Nadere eisen

23.5 Afwijken van de bouwregels

Artikel 24 Leiding - Gas

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van (ondergrondse) gasleidingen, met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

24.2 Voorrangsbepaling

Ingeval van strijdigheid van regels, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

24.3 Bouwregels

  1. a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de functie 'Leiding - Gas' zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 4 meter.
  2. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen zijn, in afwijking van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, niet toegestaan.

24.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.3 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. a. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;
  2. b. vooraf door het bevoegde gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  3. c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  2. b. het aanleggen van watergangen en -partijen;
  3. c. het wijzigen van het maaiveldniveau;
  4. d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. e. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  6. f. het leggen van kabels en leidingen;
  7. g. het indrijven van voorwerpen.

24.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.5 kan worden verleend indien:

  1. a. het belang van de gasleidingen en de veiligheid van personen en goederen ter zake hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. vooraf advies ingewonnen is bij de beheerder van de gasleiding.

24.7 Specifieke gebruiksregel

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding is niet toegestaan.

Artikel 25 Leiding - Hoogspanning

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoogspanningsverbindingen, met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

25.2 Bouwregels

  1. a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de functie 'Leiding - Hoogspanning' zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 4 meter.
  2. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen zijn, in afwijking van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, niet toegestaan.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. a. het belang van de ondergrondse hoogspanningsverbindingen en de veiligheid van personen en goederen ter zake hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. vooraf advies ingewonnen is bij de beheerder van de ondergrondse hoogspanningsverbinding.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. c. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  2. d. het aanleggen van watergangen en -partijen;
  3. e. het wijzigen van het maaiveldniveau;
  4. f. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. g. het leggen van kabels en leidingen;
  6. h. het indrijven van voorwerpen.

25.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.4 kan worden verleend indien:

  1. a. het belang van de ondergrondse hoogspanningsverbindingen en de veiligheid van personen en goederen ter zake hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. vooraf advies ingewonnen is bij de beheerder van de ondergrondse hoogspanningsverbinding.

Artikel 26 Leiding - Riool

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor een rioolpersleiding, met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

26.2 Bouwregels

  1. a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de functie 'Leiding - Riool' zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 4 meter.
  2. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen zijn, in afwijking van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, niet toegestaan.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. a. het belang van de rioolpersleiding hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. vooraf advies ingewonnen is bij de beheerder van de rioolpersleiding.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  2. b. het aanleggen van watergangen en -partijen;
  3. c. het wijzigen van het maaiveldniveau;
  4. d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. e. het leggen van kabels en leidingen;
  6. f. het indrijven van voorwerpen.

26.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.4 kan worden verleend indien:

  1. a. het belang van de rioolpersleidingen hierdoor niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. vooraf advies ingewonnen is bij de beheerder van de rioolpersleiding.

Artikel 27 Leiding - Water

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:

  1. a. binnen een afstand van 5 meter van de watertransportleiding, een watertransportleiding;

één en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

27.2 Bouwregels

  1. a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de functie 'Leiding - Water' zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter.
  2. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen zijn, in afwijking van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, niet toegestaan.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. a. het belang van de waterleiding hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. vooraf advies ingewonnen is bij de beheerder van de waterleiding.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  2. b. het aanleggen van watergangen en -partijen;
  3. c. het wijzigen van het maaiveldniveau;
  4. d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. e. het leggen van kabels en leidingen;
  6. f. het indrijven van voorwerpen.

27.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.4 kan worden verleend indien:

  1. a. het belang van de waterleidingen hierdoor niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. vooraf advies ingewonnen is bij de beheerder van de waterleiding.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 2

28.1 Bestemmingsbeschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

28.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden worden bouwwerken ten behoeve van de in artikel 28.1 bedoelde bestemming gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek(opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 28.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens worden op deze gronden bouwwerken gebouwd ten behoeve van de primaire bestemming(en) als bedoeld in dit bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 28.3 vooraf in acht zijn genomen.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    3. 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
    6. 6. het heien van palen en slaan van damwanden.
  2. b. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, overlegt bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport waarin de archeologische waardevan het terrein, dat blijkens de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.

28.4 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod zoals bedoeld in artikel 28.3 is niet van toepassing indien:

  1. a. de werken of werkzaamheden niet dieper dan 0,3 meter onder het maaiveldof/en over een totale oppervlakte kleiner dan 0 m² worden uitgevoerd;
  2. b. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande traces van kabels en leidingen;
  3. c. de werken of werkzaamheden:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    2. 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

28.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  2. b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
  3. c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  4. d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  5. e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

28.6 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 28.5 wordt uitgevoerd op basis van een programma vaneisen. Het programma van eisen wordt opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

28.7 Afwijken van de onderzoeksplicht

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de archeologische onderzoeksplicht, indien uit informatie (afkomstig van de gemeente, aanvrager of anderszins) blijkt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, de archeologisch waarde naar beneden kan worden bijgesteld, of dat de archeologie niet evenredig wordt bedreigd door de voorgenomen plannen.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 3

29.1 Bestemmingsbeschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

29.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden worden bouwwerken ten behoeve van de in artikel 29.1 bedoelde bestemming gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 29.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens worden op deze gronden bouwwerken gebouwd ten behoeve van de primaire bestemming(en) als bedoeld in dit bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 29.3 vooraf in acht zijn genomen.

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    3. 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
    6. 6. het heien van palen en slaan van damwanden.
  2. b. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, overlegt bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport waarin de archeologische waardevan het terrein, dat blijkens de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.

29.4 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod zoals bedoeld in artikel 29.3 is niet van toepassing indien:

  1. a. de werken of werkzaamheden niet dieper dan 0,3 meter onder het maaiveldof/en over een totale oppervlakte kleiner dan 100 m² worden uitgevoerd;
  2. b. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande traces van kabels en leidingen;
  3. c. de werken of werkzaamheden:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    2. 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

29.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  2. b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
  3. c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  4. d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek(opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  5. e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

29.6 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 29.5 wordt uitgevoerd op basis van een programma vaneisen. Het programma van eisen wordt opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en wordt goedgekeurd door het het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

29.7 Afwijken van de onderzoeksplicht

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de archeologische onderzoeksplicht, indien uit informatie (afkomstig van de gemeente, aanvrager of anderszins) blijkt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, de archeologisch waarde naar beneden kan worden bijgesteld, of dat de archeologie niet evenredig wordt bedreigd door de voorgenomen plannen.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 3a

30.1 Bestemmingsbeschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3a' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

30.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden worden bouwwerken ten behoeve van de in artikel 30.1 bedoelde bestemming gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 30.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens wordden op deze gronden bouwwerken gebouwd ten behoeve van de primaire bestemming(en) als bedoeld in dit bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 30.3 vooraf in acht zijn genomen.

30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3a' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    3. 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
    6. 6. het heien van palen en slaan van damwanden.
  2. b. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, overlegt bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.

30.4 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod zoals bedoeld in artikel 30.3 is niet van toepassing indien:

  1. a. de werken of werkzaamheden niet dieper dan 0,5 meter onder het maaiveldof/en over een totale oppervlakte kleiner dan 100 m² worden uitgevoerd;
  2. b. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande traces van kabels en leidingen;
  3. c. de werken of werkzaamheden:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    2. 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

30.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  2. b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
  3. c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  4. d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  5. e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

30.6 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 30.5 wordt uitgevoerd op basis van een programma vaneisen. Het programma van eisen wordt opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

30.7 Afwijken van de onderzoeksplicht

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de archeologische onderzoeksplicht, indien uit informatie (afkomstig van de gemeente, aanvrager of anderszins) blijkt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, de archeologisch waarde naar beneden kan worden bijgesteld, of dat de archeologie niet evenredig wordt bedreigd door de voorgenomen plannen.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 4

31.1 Bestemmingsbeschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

31.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden worden bouwwerken ten behoeve van de in artikel 31.1 bedoelde bestemming gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 31.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens worden op deze gronden bouwwerken gebouwd ten behoeve van de primaire bestemming(en) als bedoeld in dit bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 31.3 vooraf in acht zijn genomen.

31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    3. 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
    6. 6. het heien van palen en slaan van damwanden.
  2. b. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, overlegt bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.

31.4 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod zoals bedoeld in artikel 31.3 is niet van toepassing indien:

  1. a. de werken of werkzaamheden niet dieper dan 0,3 meter onder het maaiveldof/en over een totale oppervlakte kleiner dan 1.000 m² worden uitgevoerd;
  2. b. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande traces van kabels en leidingen;
  3. c. de werken of werkzaamheden:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    2. 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

31.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  2. b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
  3. c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  4. d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  5. e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

31.6 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 31.5 wordt uitgevoerd op basis van een programma vaneisen. Het programma van eisen wordt opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

31.7 Afwijken van de onderzoeksplicht

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de archeologische onderzoeksplicht, indien uit informatie (afkomstig van de gemeente, aanvrager of anderszins) blijkt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, de archeologisch waarde naar beneden kan worden bijgesteld, of dat de archeologie niet evenredig wordt bedreigd door de voorgenomen plannen.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 4a

32.1 Bestemmingsbeschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4a' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

32.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden worden bouwwerken ten behoeve van de in artikel 32.1 bedoelde bestemming gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 32.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens worden op deze gronden bouwwerken gebouwd ten behoeve van de primaire bestemming(en) als bedoeld in dit bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 32.3 vooraf in acht zijn genomen.

32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4a' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    3. 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
    6. 6. het heien van palen en slaan van damwanden.
  2. b. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, overlegt bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.

32.4 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod zoals bedoeld in artikel 32.3 is niet van toepassing indien:

  1. a. de werken of werkzaamheden niet dieper dan 0,5 meter onder het maaiveldof/en over een totale oppervlakte kleiner dan 1.000 m² worden uitgevoerd;
  2. b. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande traces van kabels en leidingen;
  3. c. de werken of werkzaamheden:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    2. 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

32.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  2. b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
  3. c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  4. d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  5. e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

32.6 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 32.5 wordt uitgevoerd op basis van een programma vaneisen. Het programma van eisen wordt opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

32.7 Afwijken van de onderzoeksplicht

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de archeologische onderzoeksplicht, indien uit informatie (afkomstig van de gemeente, aanvrager of anderszins) blijkt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, de archeologisch waarde naar beneden kan worden bijgesteld, of dat de archeologie niet evenredig wordt bedreigd door de voorgenomen plannen.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 5

33.1 Bestemmingsbeschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

33.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden worden bouwwerken ten behoeve van de in artikel 33.1 bedoelde bestemming gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 33.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens worden op deze gronden bouwwerken gebouwd ten behoeve van de primaire bestemming(en) als bedoeld in dit bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 33.3 vooraf in acht zijn genomen.

33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    3. 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
    6. 6. het heien van palen en slaan van damwanden.
  2. b. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, overlegt bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.

33.4 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod zoals bedoeld in artikel 33.3 is niet van toepassing indien:

  1. a. de werken of werkzaamheden niet dieper dan 0,3 meter onder het maaiveldof/en over een totale oppervlakte kleiner dan 10.000 m² worden uitgevoerd;
  2. b. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande traces van kabels en leidingen;
  3. c. de werken of werkzaamheden:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    2. 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

33.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  2. b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
  3. c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  4. d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  5. e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

33.6 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 33.5 wordt uitgevoerd op basis van een programma vaneisen. Het programma van eisen wordt opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en wordt goedgekeurd door het het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

33.7 Afwijken van de onderzoeksplicht

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de archeologische onderzoeksplicht, indien uit informatie (afkomstig van de gemeente, aanvrager of anderszins) blijkt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, de archeologisch waarde naar beneden kan worden bijgesteld, of dat de archeologie niet evenredig wordt bedreigd door de voorgenomen plannen.

Artikel 34 Waarde - Archeologie 5a

34.1 Bestemmingsbeschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5a' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

34.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden worden bouwwerken ten behoeve van de in artikel 34.1 bedoelde bestemming gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 34.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens worden op deze gronden bouwwerken gebouwd ten behoeve van de primaire bestemming(en) als bedoeld in dit bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 34.3 vooraf in acht zijn genomen.

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5a' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
    3. 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het verlagen van het waterpeil;
    5. 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
    6. 6. het heien van palen en slaan van damwanden.
  2. b. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, overlegt bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
  3. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.

34.4 Omgevingsvergunning niet vereist

Het verbod zoals bedoeld in artikel 34.3 is niet van toepassing indien:

  1. a. de werken of werkzaamheden niet dieper dan 0,5 meter onder het maaiveldof/en over een totale oppervlakte kleiner dan 10.000 m² worden uitgevoerd;
  2. b. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande traces van kabels en leidingen;
  3. c. de werken of werkzaamheden:
    1. 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    2. 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

34.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  2. b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
  3. c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  4. d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  5. e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

34.6 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 34.5 wordt uitgevoerd op basis van een programma vaneisen. Het programma van eisen wordt opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

34.7 Afwijken van de onderzoeksplicht

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de archeologische onderzoeksplicht, indien uit informatie (afkomstig van de gemeente, aanvrager of anderszins) blijkt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, de archeologisch waarde naar beneden kan worden bijgesteld, of dat de archeologie niet evenredig wordt bedreigd door de voorgenomen plannen.

Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van cultuurhistorische waardevollebouwwerken en andere cultuurhistorische objecten, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

35.2 Monumentale en karakteristieke bouwwerken

35.3 Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en patronen

Gereserveerd

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de tot 'Waarde-Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het doorvoeren van veranderingen in de verkaveling of percelering van terreinen voor zover het geen gronden betreft die agrarisch in gebruik zijn;
  2. b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen en paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. c. het aanleggen, verleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  4. d. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder begrepen het vergraven of ontgraven van bestaande kaden, dijken of taluds;
  5. e. het aanleggen of aanbrengen van kaden of aanlegplaatsen; het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  6. f. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;
  7. g. werken en werkzaamheden ten behoeve van omzetting van grasland in bouwland (scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van voedergewassen);
  8. h. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

35.5 Omgevingvergunning niet vereist

Het in artikel 35.4 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud van de gronden;
  1. a. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan;
  2. b. welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning;
  3. c. het verharden van bestaande toegangspaden vanaf een weg tot een bouwvlak.

35.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 35.4 kan worden verleend indien:

  1. a. uit een cultuur-/bouwhistorisch projectonderzoek blijkt, dat de cultuurhistorische waarden behouden blijven en door die werkzaamheden dan wel door de daarvan directe of indirecte te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waardenen doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  2. b. uit een onderzoek als genoemd onder a blijkt dat de aanwezige waarden worden verstoord dan wel vernietigd, maar:
    1. 1. wordt gemotiveerd hoe men vanuit die waarden nieuwe ontwikkelingen realiseert die binnen de karakteristiek als gebleken uit het cultuurhistorische basisonderzoek passen;
    2. 2. documentatie plaatsvindt van de te slopen waarden;
    3. 3. voor bijzondere materiële relicten een duurzaam toekomstperspectief ex situ wordt gewaarborgd.

Artikel 36 Waterstaat - Waterkering

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:

  1. a. watervoorzieningen;
  2. b. instandhouding van waterkeringen en bijbehorende beschermingszone(s);

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de planregels.

36.2 Bouwregels

  1. a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de functie 'Waterstaat-Waterkering' zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 6 meter.
  2. b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen mogen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, gebouwd worden, met dien verstande dat het bouwplan uitsluitend betrekking heeft op vervanging, vernieuwing en/of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij geldt dat:
    1. 1. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en
    2. 2. gebruikt wordt gemaakt van de bestaande fundering.

36.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. a. het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. vooraf advies ingewonnen is bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Aanduidingsregels

Artikel 37 Overige Zone - Parkeren

37.1 Algemeen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - parkeren' geldt dat het bevoegd gezag pas een omgevingsvergunning kan verlenen voor de activiteit bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in regels strijd met ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:

  1. a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
  2. b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
    1. 1. voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
    2. 2. de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.

37.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 37.1, indien:

  1. a. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd en
  2. b. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.

37.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 37.1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

Artikel 38 Overige Zone - Evenementen

38.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenementen' zijn de gronden mede aangewezen voor het structureel organiseren van (middel)grote evenementen met ondersteunende horeca.

38.2 Voorwaarden evenementen

Maximum aantal dagen en personen

  1. a. Per locatie met de aanduiding 'overige zone - evenementen' is het maximum aantal evenementdagen, het maximum aantal op- en afbouwdagen per risicocategorie en voor de kermis, met daaraan gekoppeld het maximum aantal personen, als volgt:

A Op- en afbouw B Op- en afbouw C Op- en afbouw Kermis Op- en afbouw Maximaal aantal personen
Aarkade, t.h.v. Nutsgebouw 10 15 10 30 0 0 0 0 pm
Aarplein Oost 5 8 8 24 0 0 14 10 1500
Aarplein West 5 8 4 12 0 0 pm pm 500
Bospark, rond kinderboerderij 5 8 0 0 0 0 0 0 pm
Burgemeester Visserpark 5 5 8 24 0 0 0 0 750
Centrum 15 22 15 45 4 20 0 0 10.000
Dagcampingterrein en T-steiger, Zegersloot 12 18 12 36 12 60 0 0 12.500
Europapark 5 8 4 12 0 0 0 0 1500
Evenenemententerrein naast Zegerplaza, Zegersloot 4 6 10 30 0 0 0 0 1200
Grasveld naast Bonifaciusschool 3 5 4 12 0 0 0 0 500
Hooftstraat en parkeerterrein naast Julianabrug 4 6 5 15 0 0 0 0 pm
Julianastraat en plein voor Adventskerk 10 15 6 18 0 0 0 0 1500
Lauraplein 5 8 6 18 0 0 0 0 750
Oudshoornseweg, t.h.v. Oudshoornseweg 19 e.o. 2 4 4 12 0 0 0 0 400
Parkeerterrein Paradijslaan 4 6 5 15 0 0 0 0 pm
Parkeerterrein ARC 6 10 4 12 0 0 0 0 pm
Parkeerterrein De Bijlen, Zegersloot 6 10 4 12 0 0 0 0 pm
Parkeerterrein Chinese Palace, Zegersloot 3 5 0 0 0 0 0 0 ntb
Parkeerterrein Dwarsligger 3 5 4 12 0 0 0 0 1.750
Park Rijnstroom 5 8 12 25 0 0 0 0 pm
Raadhuisstraat, tussen Pieter Doelmanstraat 20 en Raadhuisstraat 104 5 8 0 0 0 0 0 0 pm
Rijnplein 15 23 15 45 0 0 0 0 1.500
Stadhuisplein 5 8 5 15 0 0 0 0 800
Thorbeckeplein pm pm pm pm 0 0 0 0 pm
Van Mandersloostraat 5 8 0 0 0 0 0 0 pm
Weteringpark 5 8 8 24 0 0 0 0 pm
Winkelcentrum De Aarhof pm pm pm pm pm pm pm pm 600
Winkelcentrum De Atlas pm pm pm pm pm pm pm pm 750
Winkelcentrum De Herenhof, binnenplein pm pm pm pm pm pm pm pm 750
Winkelcentrum De Ridderhof pm pm pm pm pm pm pm pm 500
Zegerstrand, bij Wet 'n Wild 5 8 4 12 0 0 0 0 1.250
Zegerplas pm pm pm pm pm pm pm pm pm
  1. b. Wanneer op een locatie met de aanduiding 'overige zone - evenementen' meerdere evenementdagen in één week plaatsvinden, vindt er in de navolgende week geen (middel)groot evenement plaats, met uitzondering van de Jaarmarkt en collectieve evenementen;

Tijden evenement

  1. c. Het evenement start vanaf 9.00 uur;
  2. d. Het evenement eindigt op zondag tot en met donderdag uiterlijk om 00.00 uur, mits dit geen dag voorafgaand aan een officiële feestdag is, waarbij muziek en drankverstrekking een uur voor deze eindtijd stopt;
  3. e. Het evenement eindigt op vrijdag, zaterdag en dagen voorafgaand aan officiële feestdagen uiterlijk om 01.00 uur, waarbij muziek en drankverstrekking een uur voor deze eindtijd stopt;

Tijden en gebruik muziek, op- en afbouwdagen evenementen

  1. f. Op- en afbouwactiviteiten vinden plaats in de periode tussen 7.00 en 23.00 uur, bij voorkeur niet op zondagen;
  2. g. In afwijking van sub f is afbouw van elektronische apparatuur toegestaan tot maximaal een half uur na de eindtijd zoals genoemd in artikel 38.2 onder d en e.
  3. h. Tijdens op- en afbouwactiviteiten wordt geen gebruik gemaakt van onversterkte of versterkte muziek, met uitzondering van onversterkte of versterkte muziek voor het instellen/inregelen van apparatuur gedurende een periode van maximaal 60 minuten in de periode tussen 8.00 en 19.00 uur, mits dat noodzakelijk is in verband met het te organiseren evenement.

Geluid en overige aspecten

  1. i. De maximale geluidbelasting op gevels van woningen van derden bedraagt niet meer dan is aangegeven in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot evenementen, zoals die gelden ten tijde van het evenement;
  2. j. De geluidsbelasting vanwege evenementen wordt nabij woningen vastgesteld, met dien verstande dat de beoordelingshoogte hierbij minimaal 1,5 meter bedraagt;
  3. k. Geluidsmetingen en berekeningen bij evenementen worden uitgevoerd overeenkomstig de richtlijnen aangegeven in de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai (1999)', met dien verstande dat de toeslag van muziekgeluid, de bedrijfsduurcorrectie, de gevelcorrectie alsmede de meteocorrectie buiten beschouwing wordt gelaten;
  4. l. Er wordt rekening gehouden met de aspecten milieu, gebruik openbare ruimte, verkeer en parkeren zoals is aangegeven in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot evenementen, zoals die gelden ten tijde van het evenement.

Artikel 39 Overige Zone - Stationsomgeving

De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - stationsomgeving' met de bestemming 'Gemengd' zijn mede bestemd voor:

  1. a. detailhandel en horeca I van de Staat van Horeca-activiteiten met een maximum bruto vloeroppervlakte van in totaal 4500 m², met dien verstande dat:
    1. 1. deze functies langs de Prins Bernhardlaan en Stationsplein zijn toegestaan;
    2. 2. deze functies op de begane grond zijn toegestaan;
    3. 3. detailhandel kleinschalig is, waarvoor geldt dat;
      • per unit 250 m² is toegestaan;
      • het voorzieningen betreft die inspelen op de specifieke behoeften van reizigers, forenzen en werkenden op dat moment;
  2. b. kantoren met een uitbreidingsmogelijkheid (voor zowel bestaande als nieuwe te vestigen kantoren) van in totaal 13.230m² bvo.

Artikel 40 Overige Zone - Inventarisatiekaart Natuur Zegersloot

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-inventarisatiekaart Natuur-Zegersloot' zijn de functies genoemd in artikel 10.2 , en aangeduid op de 'Inventarisatiekaart Natuur-Zegersloot' toegestaan, naast de functies zoals genoemd in artikel 10.1.

Artikel 41 Overige Zone - Inventarisatiekaart Recreatie Zegersloot

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-inventarisatiekaart Natuur-Zegersloot' zijn de functies genoemd in artikel 12.2, en aangeduid op de 'Inventarisatiekaart Recreatie-Zegersloot' toegestaan, naast de functies zoals genoemd in artikel 12.1.

Artikel 42 Overige Zone - Inventarisatiekaart Sport Zegersloot

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-inventarisatiekaart Natuur-Zegersloot' zijn de functies genoemd in artikel 14.2, en aangeduid op de 'Inventarisatiekaart Sport-Zegersloot' toegestaan, naast de functies zoals genoemd in artikel 14.1.

Artikel 43 Geluidszone - (Gezoneerd) Industrieterrein

43.1 Aanduidingsomschrijving

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' zijn de gronden mede aangewezen voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van gronden en gebouwen, welke deel uitmaken van een industrieterrein, waar geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegelaten.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - gezoneerd industrieterrein' is een gezoneerd industrieterrein gelegen.

43.2 Bouwregels

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' is het realiseren van woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 Wet geluidhinder binnen de aanduiding 'Geluidszone - industrie', maar buiten de grens van het gezoneerd industrieterrein niet toegestaan, zonder dat is aangetoond dat voor wat betreft de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein kan worden voldaan aan de bij de geluidzone vastgestelde hogere grenswaarden dan wel de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
  2. b. In afwijking van het bepaalde in de voor deze gronden geldende bestemming(en), mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - gezoneerd industrieterrein' geen geluidsgevoelige bestemmingen worden opgericht, tenzij voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder.

Artikel 44 Veiligheidszone - Bedrijven

44.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' zijn de gronden mede aangewezen voor het tegengaan van vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten.

44.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-bedrijven' het volgende:

  1. a. er mogen ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone-bedrijven 1' geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten worden gebouwd;
  2. b. er mogen ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone-bedrijven 2' geen kwetsbare objecten worden gebouwd.

44.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken binnen 'Veiligheidszone-bedrijven 1' voor beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken binnen 'Veiligheidszone-bedrijven 2' voor kwetsbare objecten.

Artikel 45 Veiligheidszone - Leiding - Gas

45.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding - gas' zijn de gronden mede aangewezen voor het tegengaan van vestiging van zeer kwetsbare gebouwen welke voorzien in een regelmatig verblijf van personen.

45.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de voor deze gronden geldende bestemming(en), zijn ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding - gas' nieuwe zeer kwetsbare gebouwen uitgesloten.

45.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 45.2, indien:

  1. a. ten aanzien van zeer kwetsbare gebouwen, is aangetoond dat het plaatsgebonden risico kleiner is dan de daarvoor geldende grenswaarde per jaar;
  2. b. het groepsrisico volwaardig wordt afgewogen, en
  3. c. de belangen van externe veiligheid ook voor het overige niet onevenredig worden benadeeld;
  4. d. vooraf advies ingewonnen is bij de Veiligheidsregio Hollands Midden of diens rechtsopvolger.

Artikel 46 Veiligheidszone - Lpg - 1

46.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-lpg-1' zijn de gronden mede aangewezen om voor nieuwe (beperkt)kwetsbare gebouwen rekening te houden met de effecten van een mogelijk incident bij een LPG-station.

46.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de voor deze gronden geldende bestemming(en), zijn ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-lpg-1' nieuwe (beperkt) kwetsbare gebouwen uitgesloten.

46.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 46.2 indien:

  1. a. uit onderzoek blijkt dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het LPG-tankstation niet hoger zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde of uit onderzoek blijkt dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het LPG-tankstation aanvaardbaar worden geacht;
  2. b. maatregelen worden uitgevoerd in de gebouwen dan wel in de omgeving om de effecten als gevolg van een incident met het LPG-tankstation terug te dringen;
  3. c. vooraf advies ingewonnen is bij de Veiligheidsregio Hollands Midden of diens rechtsopvolger.

Artikel 47 Veiligheidszone - Lpg - 2

47.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg - 2' zijn de gronden mede aangewezen om voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen rekening te houden met de effecten van een mogelijk incident bij een LPG-station.

47.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de voor deze gronden geldende bestemming(en), zijn ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg - 2' nieuwe zeer kwetsbare gebouwen uitgesloten.

47.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 47.2 indien:

  1. a. uit onderzoek blijkt dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het LPG-tankstation niet hoger zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde of uit onderzoek blijkt dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het LPG-tankstation aanvaardbaar worden geacht;
  2. b. maatregelen worden uitgevoerd in de gebouwen dan wel in de omgeving om de effecten als gevolg van een incident met het LPG-tankstation terug te dringen;
  3. c. vooraf advies ingewonnen is bij de Veiligheidsregio Hollands Midden of diens rechtsopvolger.

Artikel 48 Veiligheidszone - Vervoer Gevaarlijke Stoffen

48.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' zijn de gronden mede aangewezen voor het tegengaan van vestiging van zeer kwetsbare gebouwen welke voorzien in een regelmatig verblijf van personen.

48.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de voor deze gronden geldende bestemming(en), zijn ter plaatse van de aanduiding'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' nieuwe zeer kwetsbare gebouwen uitgesloten.

48.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 48.2 indien:

  1. a. ten aanzien van zeer kwetsbare gebouwen, is aangetoond dat het plaatsgebonden risico kleiner is dan de daarvoor geldende grenswaarde per jaar;
  2. b. het groepsrisico volwaardig wordt afgewogen, en
  3. c. de belangen van externe veiligheid ook voor het overige niet onevenredig worden benadeeld;
  4. d. vooraf advies ingewonnen is bij de Veiligheidsregio Hollands Midden of diens rechtsopvolger.

Artikel 49 Vrijwaringszone - Molenbiotoop

49.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduidingen 'vrijwaringszone - molenbiotoop 100 m' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m' zijn de gronden mede aangewezen voor doeleinden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.

49.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 100m' mag geen bebouwing aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van die molen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m' mag de maximale hoogte niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk en het middelpunt van die molen, gerkend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

49.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 49.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. a. de windvang en het zicht op de molen al zijn beperkt door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
  2. b. vooraf schriftelijke ontheffing van Gedeputeerde Staten is ontvangen, gehoord de eigenaar en de eventuele beheerder van de molen .

49.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding"vrijwaringszone-molenbiotoop 100 m" opgaande beplanting aan te brengen met een grotere groeihoogte hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van die molen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop 400 m' opgaande beplanting aan te brengen met een grotere groeihoogte dan 1/30 van de afstand tussen beplanting en het middelpunt van die molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

Artikel 50 Vrijwaringszone - Straalpad

50.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' zijn de gronden mede aangewezen voor een straalverbinding.

50.2 Bouwregels

  1. a. De bouwhoogte van bouwwerken, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in de binnen deze gebiedsaanduiding voorkomende bestemmingen bedraagt maximaal 50 meter voor zover bouwwerken met een hogere bouwhoogte ter plaatse toegestaan zijn.
  2. b. Op of in deze gronden worden geen bouwwerken ten behoeve van het straalpad gebouwd.

50.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 50.2 voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  1. a. deze bouwhoogte toelaatbaar is op grond van het bepaalde in de binnen deze aanduiding voorkomende bestemmingen;
  2. b. het doelmatig en veilig functioneren van de straalverbinding niet in gevaar wordt gebracht;
  3. c. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken straalpadbeheerder.

Artikel 51 Vrijwaringszone - Vaarweg

51.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het voorkomen van belemmeringen voor:

  1. a. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  2. b. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  3. c. de toegankelijkheid van de provinciale vaarweg voor hulpdiensten vanaf de wal;
  4. d. het uitvoeren van beheer en onderhoud aan de provinciale vaarweg.

51.2 Bouwregels

Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen zijn, in afwijking van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, niet toegestaan.

51.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 51.2 voor bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. a. rekening wordt gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor de in artikel 51.1 genoemde belangen;
  2. b. vooraf advies ingewonnen is bij de beheerder van de vaarweg.

Hoofdstuk 4 Algemene Regels

Artikel 52 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 53 Algemene Bouwregels

53.1 Sloop- en nieuwbouw

Indien op een perceel sprake is van sloop en nieuwbouw van (een gedeelte van) een hoofdgebouw geldt het volgende:

  • bij gehele nieuwbouw dient als maximale oppervlakte de oppervlakte van het te slopen dan wel reeds gesloopte legaal gerealiseerde hoofdgebouw (exclusief vergunningvrij gerealiseerde bouwwerken) te worden aangehouden;
  • bij gedeeltelijke nieuwbouw geldt dat na nieuwbouw de oppervlakte van het bestaande hoofdgebouw niet mag worden overschreden;
  • het nieuwe bouwwerk dient binnen het bouwvlak te worden opgericht.

53.2 Bebouwingsgrenzen geluidsgevoelige objecten

Onverminderd het bepaalde in het plan mogen geluidgevoelige objecten slechts worden gebouwd indien voldaan kan worden aan de in de of krachtens de Wet geluidhinder gestelde grenswaarden.

53.3 Toevoegen Bevi-inrichting of risicovol bedrijf

Het is, onverminderd het bepaalde in de voor deze gronden geldende bestemming(en), niet toegestaan om in het plangebied een nieuwe Bevi inrichting of een risicovol bedrijf op te richten.

Artikel 54 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van een seksbedrijf of een prostitutiebedrijf;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van een bedrijfswoning, tenzij de bedrijfswoning expliciet is toegestaan binnen de regels;
  3. c. het gebruiken of laten gebruiken van (delen) van daken ten behoeve van een dakterras, tenzij sprake is van bestaand gebruik;
  4. d. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van:
    1. 1. staan- of ligplaats van onderkomens;
    2. 2. staanplaats van voertuigen waarin detailhandel plaatsvindt;
    3. 3. kampeer- of caravanterrein;
    4. 4. opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
    5. 5. lawaaisporten.
  5. e. een gebruik van gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken ten behoeve van een geluidszoneringsplichtige inrichting;
  6. f. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen voor meer woningen dan op grond van de regels of verleende omgevingsvergunning is toegestaan;
  7. g. het gebruiken dan wel laten gebruik van bijgebouwen bij woningen en bedrijfsgebouwen voor (on) zelfstandige bewoning/kamerverhuur;
  8. h. het gebruiken dan wel laten gebruiken van een woning voor onzelfstandige bewoning/ kamerverhuur.

Artikel 55 Algemene Afwijkingsregels

55.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten aanzien van:

  1. a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een hoogte van ten hoogste 3.50 meter en met een inhoud van ten hoogste 50 m3 ten dienste van het openbaar nut, zoals:
    1. 1. wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes en standbeelden;
    2. 2. transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes, zulks met uitzondering van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations;
  2. b. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens of een weg nader te bepalen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst en/of noodzakelijk is;
  3. c. het veranderen van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken met ten hoogste 15%, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze veranderingen noodzakelijk zijn.

55.2 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning zoals genoemd in artikel 55.1 wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 56 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 57 Overgangsrecht Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 58 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht bij omgevingsvergunningafwijken van het bepaalde in artikel 57.

Artikel 59 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Alphen Stad - eerste herziening.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Voor de begrippen wordt aangesloten op hetgeen in normaal /taalspraakgebruik onder deze begrippen wordt verstaan.

Hoofdstuk 1 Horeca 1 (lichte horeca)

Deze categorie kent een aantal subcategorieën met specifieke planologische kenmerken.

Hoofdstuk 2 Horeca 2 (middelzware horeca)

Planologische kenmerken: overdag en in de avond geopend (latere openingstijden), zelfstandige functie met relatief gering volume, relatief hoge verkeersdruk, beperkte parkeerdruk omdat veel bezoekers niet met eigen auto komen, kans op geurhinder is beperkt, aanzienlijke kans op (geluids)hinder voor omgeving vanwege piekmomenten in het bezoek doorgaans 's avonds in combinatie met het nuttigen van alcoholische dranken. Achtergrondmuziek in het gebouw van de inrichting is mogelijk.

Voorbeelden:

  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • pub;
  • grand café;
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Hoofdstuk 3 Horeca 3 (zware horeca)

Planologische kenmerken: doorgaans in de avond en/of in de nacht geopend (latere openingstijden), zelfstandige functie met een fors volume, hoge verkeersdruk en variabele parkeerdruk, kans op geurhinder is beperkt, aanzienlijke kans op (geluids)hinder voor omgeving vanwege piekmomenten in het bezoek 's avonds of 's nachts in combinatie met het nuttigen van alcoholische dranken en het ten gehore brengen van muziek.

Voorbeelden:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Bijlage 3 Aanwezige Horecavestigingen Centrumgebied

Hoofdstuk 1 Aanwezige horeca III vestigingen binnen bestemming Centrum-1


Centrum-1

Aanwezig (aantal)

Maximum (aantal)

Uitbreiding (aantal)
Horeca III 3 5 3
1. Bar 32, Julianastraat 32
2. Trots / Bar Amsterdam, Julianastraat 48
3. M'n Schatje, Julianastraat 50

Hoofdstuk 2 Aanwezige horeca I en II vestigingen binnen bestemming Centrum-2


Centrum-2

Aanwezig (aantal)

Maximum (aantal)

Uitbreiding (aantal)
Horeca I 15 25 10
1.2
1. Akropolis, Grieks restaurant, Prins Hendrikstraat 159-161
2. Delicato, Italiaans restaurant, Swaenswijkplaats 29
3. Restaurant de Meiden, Hooftstraat 169
4. Brasserie Buuren, Hooftstraat 161-163
5. Argentijns Grillrestaurant, El Caballo, Rhenanialaan 1
6. Restaurant Griekenland, Hooftstraat 88
7. Restaurant Gewoon Lex, Hooftstraat 95
8. Olympia, Grieks Restaurant, Raadhuisstraat 273
9. Tommy Kitchen, Raadhuisstraat 104-106
10. Bobs Burrito's en Burgers, Hooftstraat 94
11. Carla's Lunch en Diner, Raadhuisstraat 285
12. Restaurant Sofra, Hooftstraat 122
1.4
13. Ni Hao, Hooftstraat 167
14. Afhaalrestaurant Rasa Baru, Hooftstraat 112
15. Italy Express, Prins Hendrikstraat 236

Centrum-2

Aanwezig (aantal)

Maximum (aantal)

Uitbreiding (aantal)
Horeca II 10 15 5
1. Blues/Rockcafé Under the bridge, Hooftstraat 165
2. Bar La Caleche, Hooftstraat 157
3. Café Ciao, Hooftstraat 126
4. Coffeeshop Pitstop, Hooftstraat 102
5. Dutch Coffeeshop, Hooftstraat 96
6. Grillroom Sphinx, Hooftstraat 86
7. The Square, Hooftstraat 76
8. Ak Al, Hooftstraat 78
9. Bob’s Burrito’s en Burgers, Hooftstraat 151
10. Café, Hooftstraat 169

Bijlage 4 Algeheel Akoestisch Onderzoek

Bijlage 5 Inventarisatiekaart Natuur-zegersloot

Bijlage 6 Inventarisatiekaart Recreatie-zegersloot

Bijlage 7 Inventarisatiekaart Sport-zegersloot

Bijlage 8 Kwaliteitsgids Park Zegersloot

Bijlage 9 Ontwerpschema, Woongebied Burggooi Zuid

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Op 22 februari 2018 heeft de gemeenteraad het Bestemmingsplan Alphen Stad vastgesteld. In het bijbehorende raadsvoorstel is aangegeven dat met de vaststelling van het bestemmingsplan Alphen Stad ca. 40 ruimtelijke plannen (bestemmingsplannen en uitgebreide Wabo-procedures) worden vertaald naar één bestemmingsplan voor de kern Alphen aan den Rijn. Dit betekent één uniform en actueel planologisch kader. Hierbij is zo veel als mogelijk rekening gehouden met de bestaande rechten. Op voorhand kan echter niet worden uitgesloten dat het plan toch omissies bevat. lndien dit het geval is, zal dit in een opvolgende herziening worden hersteld.

Direct na de vaststelling is inderdaad geconstateerd dat het plan omissies bevat. Om als gevolg van deze omissies ongewenste situaties te voorkomen, heeft de raad op 26 april 2018 een voorbereidingsbesluit genomen dat op 17 mei 2018, gelijktijdig met het bestemmingsplan Alphen Stad, in werking is getreden.

1.2 Plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het plangebied van het bestemmingsplan Alphen Stad.

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Alphen Stad, vastgesteld op 22 februari 2018 en in werking getreden op 17 mei 2018. Tegen het bestemmingsplan is beroep ingesteld. Dit betekent dat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is.

1.4 Opzet Van Het Plan

De opzet van het bestemmingsplan is anders dan van het oorspronkelijke bestemmingsplan Alphen Stad. De plantoelichting bevat geen aparate hoofdstukken over beleid, milieuaspecten en waterparagraaf. Dit vanwege het feit dat deze aspecten uitgebreid zijn beschreven in het bestemmingsplan Alphen Stad en nog onverkort van toepassing zijn.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke Onderbouwing

2.1 Algemene Uitgangspunten

Wat betreft de inhoud van het bestemmingsplan gelden de volgende uitgangspunten:

  • De herziening van bestemmingsplan Alphen Stad maakt geen nieuwe zelfstandige ontwikkelingen mogelijk. Waar nodig zijn aanpassingen doorgevoerd voor eerder afgeronde ruimtelijke procedures die niet (correct) waren overgenomen in het bestemmingsplan.
  • Aanpassen van de (ontbrekende) hoogtes in het plangebied, zie toelichting hierna.
  • In enkele gevallen zijn zaken geconstateerd die ook al in het vorige bestemmingsplan onjuist zijn weergegeven op de verbeelding, zoals het ontbreken van een bouwhoogte of een verkeerde bouwhoogte. Deze zaken zijn nu aangepast.
  • Tenslotte: Bij elke geconstateerde omissie in het plan is de afweging gemaakt of er (planologische) schade, ongewenste situaties danwel planologische onmogelijkheden ontstaan voor de belanghebbenden. Indien deze afweging niet negatief uitpakt, is de omissie niet hersteld.

2.2 Aanpassing Bouwhoogtes

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan is de verbeelding grondig doorgenomen en vergeleken met de voorheen geldende bestemmingsplannen. In eerste instantie is gekeken of de juiste goot- en bouwhoogtes zijn opgenomen. Daarnaast is gekeken naar overige elementen op de verbeelding teneinde eventuele andere onvolkomenheden op te sporen. Geconstateerd is dat op een aantal locaties bij met name woningen een verkeerde bouwhoogte is opgenomen. Veelal is dit het geval als woningen met verschillende bouwhoogtes (hoog- en laagbouw) dichtbij elkaar staan en ten onrechte in één bouwvlak met dezelfde bouwhoogte zijn opgenomen. De verkeerde bouwhoogte is dan aangepast naar:

  • De bestaande bouwhoogte en/of;
  • De bouwhoogte uit het voorheen geldende bestemmingsplan en/of;
  • De bouwhoogte van de omliggende gebouwen. Dit is aan de orde als in het voorheen geldende bestemmingsplan ook een verkeerde bouwhoogte is opgenomen.

2.3 Planregels

Naast aanpassing van de verbeelding zijn ook in de planregels diverse wijzigingen doorgevoerd. Hierbij gaat het overwegend om:

  • aanpassingen van onjuiste formuleringen van planregels;
  • aanpassingen van begripsbepalingen;
  • correcties van verkeerde verwijzingen tussen planregels;
  • het toevoegen van ontbrekende regels.

Alle wijzigingen zijn in de planregels geel gemarkeerd of doorgehaald weergegeven. Het bestemmingsplan bevat geen nieuwe planregels die afwijken van bestaand beleid dan wel beleidsmatige consequenties hebben.

2.4 Wijzigingen

Vanwege de omvangrijkheid van het aantal wijzigingen is in deze plantoelichting niet een volledig overzicht opgenomen. Op de verbeelding en in de regels is duidelijk zichtbaar om welke wijzigingen het gaat. Dit kan worden vergeleken met het bestemmingsplan Alphen Stad.

Hoofdstuk 3 Juridische En Bestuurlijke Aspecten

Uitgangspunt

Als basis voor dit bestemmingsplan gelden de planregels en verbeelding van het bestemmingsplan Alphen Stad. Deze blijven onverkort van toepassing, tenzij een wijziging is doorgevoerd op de verbeelding of in de planregels.

Verbeelding

Op de verbeelding is zichtbaar van welke percelen de bestemming en/of bouwhoogte is gewijzigd. Waar dit niet het geval is, is geen wijziging doorgevoerd. Ongewijzigde percelen zijn geen onderdeel van deze eerste herziening.

Planregels

In de planregels zijn alle wijzigingen geel of doorgehaald gemarkeerd. Deze wijzigingen gelden voor het totale plangebied van het bestemmingsplan Alphen Stad. Planregels die niet zijn gewijzigd, zijn geen onderdeel van deze eerste herziening. Dit geldt ook voor bijlagen bij de planregels.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Financiele Uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening geldt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Aangezien hiervan geen sprake is binnen het bestemmingsplan, geldt deze plicht hier niet.

4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft geen aparte inspraakprocedure plaatsgevonden. Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon een ieder een zienswijze indienen. Er zijn vijf zienswijzen ingediend. Deze zijn in een Nota van zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien. Deze Nota is onderdeel van het raadsbesluit.