Grootschalige Infrastructuur
Bestemmingsplan - Gemeente Barendrecht
Vastgesteld op 06-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplanGrootschalige Infrastructuur van de gemeente Barendrecht.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0489.BPGI20090000-VI01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
bovenkant spoorstaaf:
de hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf ten opzichte van N.A.P.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling voor de verkoop, het verkopen en leveren van goederen en diensten voor eindgebruikers.
Elektrotechnisch Systeem:
het geheel aan technische voorzieningen dat zorg draagt voor de energievoorziening van de spoorbaan, de beheersing en beveiliging van het treinverkeer en de benodigde telecommunicatie.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
kantoren:
het al dan niet commercieel verrichten van administratieve activiteiten zoals schrijf- of tekentafelactiviteiten, inclusief ondersteunende activiteiten en naar verhouden tot die schrijftafelactiviteiten ondergeschikte balieactiviteiten.
kunstwerk:
een dragende bouwconstructie in op of over een weg, spoorlijn of watergang, waaronder begrepen zijn viaducten, bruggen, tunnels alsmede hiermee vergelijkbare bouwwerken; vliesconstructies en duikers daaronder niet begrepen.
N.A.P.:
Normaal Amsterdams Peil
spoorwegwerken:
alle ten behoeve van de spoorweg noodzakelijke bouwwerken en voorzieningen, waaronder aardebanen, spoorstaven met dwarsliggers en ballastbed, bovenleidingen met draagconstructies, kunstwerken, afwateringssloten, duikers, onderhoudspaden, alsmede elektrotechnische systemen en kabels en leidingen voor energievoorziening, beveiliging en telecommunicatie.
tijdelijke werken:
alle in de aanlegfase noodzakelijke bouwwerken en voorzieningen, waaronder bouwdokken, werk- en montageterreinen, opslagruimten, bouwketen, grond-, zand-, en slibdepots, bouwwegen, persleidingen en wegomleggingen.
vliesconstructie:
een gootvormige constructie, in hoofdzaak bestaand uit een met een grondlaag afgedekte kunststoffolie, in het bijzonder ter vervanging van bouwkundige constructies, die het mogelijk maken de spoorbaan of (kruisende) weg aan te leggen beneden de plaatselijke grondwaterstand.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. oevers en tijdelijke waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
- d. speelvoorzieningen;
- e. paden en bruggen voor langzaam verkeer;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. geluidwerende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
- a. 7 m voor kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten;
- b. 6 m voor geluidwerende voorzieningen;
- c. 4 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
- d. 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegverkeer;
- 1. ter plaatse van de Rijksweg A15, ten hoogste twee maal vijf rijstroken, in- en uitvoegstroken alsmede vluchtstroken zijn toegestaan, voor zover een wegprofiel is aangegeven de inrichting van de weg dient te voldoen aan de bij dat wegprofiel aangegeven maatvoering;
- 2. ter plaatse van de Rijksweg A29, ten hoogste twee maal vier rijstroken, in- en uitvoegstroken alsmede vluchtstroken zijn toegestaan, voor zover een wegprofiel is aangegeven de inrichting van de weg dient te voldoen aan de bij dat wegprofiel aangegeven maatvoering;
- b. kruisende infrastructuur;
- c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - ongelijkvloerse kruising" tevens voor bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur;
- d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - Vaanplein" tevens voor bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur op en rond het knooppunt Vaanplein;
- e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - onderdoorgang water en langzaamverkeer" tevens voor een (gescheiden) onderdoorgang voor water en langzaamverkeer, zoals viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur;
met daaraan ondergeschikt:
- f. parkeervoorzieningen;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. luchtkwaliteitsvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. voet- en fietspaden;
- l. leidingen;
- m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- n. gebouwen;
- o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat:
- p. verkooppunten voor motorbrandstoffen niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - ongelijkvloerse kruising" mag de bouwhoogte van kunstwerken niet meer bedragen dan 9 m;
- b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - Vaanplein" mag de bouwhoogte van kunstwerken niet meer bedragen dan 15,5 m;
- c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - onderdoorgang water en langzaamverkeer" mag de bouwhoogte van kunstwerken niet meer bedragen dan 11,5 m;
- d. de maximale bouwhoogte van geluidsschermen en schermen ten behoeve van de verbetering van de luchtkwaliteit en bedraagt vanaf de bovenkant spoorstaaf gemeten 4 m; waar de sporen verdiept zijn gelegen bedraagt de maximale hoogte 4 m vanaf maaiveld;
- e. gebouwen ten behoeve van de elektrotechnische systemen zijn toegestaan mits de oppervlakte van deze bouwwerken niet groter is dan 30 m², de afstand tot de meest nabijgelegen woningen niet minder bedraagt dan 50 m en mits de afstand tot het buitenste spoor niet meer dan 25 m bedraagt; de maximale bouwhoogte van de bouwwerken bedraagt, vanaf de voet gemeten, 5m;
- f. in afwijking van het bepaalde in 4.2 onder a tot en met c mogen buiten de aanduidingen kunstwerken worden gebouwd indien dit om bijzonder grondmechanische, geo- civiel- of milieutechnische redenen noodzakelijk is;
- g. in afwijking van het bepaalde in mag de hoogte van bouwwerken ten behoeve van de geleiding of veiligheid van het verkeer met een grondoppervlakte van niet meer dan 10 m², vanaf het maaiveld gemeten, maximaal 12 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van:
- a. bebouwing, ten behoeve van:
- een samenhangend bebouwingsbeeld;
- a. een goede woonsituatie;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- a. parkeerplaatsen, waarbij de Parkeernota zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels in acht dient te worden genomen.
- een samenhangend bebouwingsbeeld;
Artikel 5 Verkeer - Railverkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Railverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- g. spoorwegen en daarbij behorende spoorwegwerken;
- h. treinverkeer, te weten:
- 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - personenvervoer" voor het gebruik van die spoorlijnen voor het personenvervoer;
- 2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - goederenvervoer" voor het gebruik van die spoorlijnen voor het goederenvervoer;
- 3. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - HSL" tevens voor het gebruik van die spoorlijnen voor de Hogesnelheidslijn (HSL);
- i. kruisende infrastructuur;
- j. ter plaatse van de aanduiding "park" tevens voor parkvoorzieningen, ontmoetingsvoorzieningen, stationsvoorzieningen, recreatief gebruik, aanleg van fietspaden, gebruik als parkeervoorzieningen, bushalte, wandelpaden, dagwinkeltjes;
- k. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - station" tevens voor een station of een halte;
- l. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van verkeer - overkapping" tevens voor een sporenoverkapping, waarop stationsvoorzieningen, verbinding voor hulpverlenende diensten en openbaar vervoer en gebruik als parkeervoorzieningen;
- m. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - ongelijkvloerse kruising" tevens voor kunstwerken, waaronder bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur;
- n. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - Vaanplein" tevens voor bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur op en rond het knooppunt Vaanplein;
- o. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - onderdoorgang water en langzaamverkeer" tevens voor een (gescheiden) onderdoorgang voor water en langzaamverkeer, zoals viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur;
Met daaraan ondergeschikt:
- p. bermen, watergangen, paden en stallings- en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- 1. een samenhangend bebouwingsbeeld;
- 2. een goede woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. de landschappelijke inpassing van het bepaalde in 5.2.2 onder g.
- c. de plaats en de afmeting van parkeerplaatsen, waarbij de Parkeernota zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels in acht dient te worden genomen.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. oevers en tijdelijke waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
- d. speelvoorzieningen;
- e. paden en bruggen voor langzaam verkeer;
- a. groenvoorzieningen;
- b. geluidwerende voorzieningen;
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
- a. 7 m voor kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten;
- b. 6 m voor geluidwerende voorzieningen;
- c. 4 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
- d. 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
Artikel 7 Leiding - Gas 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas 1 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 66 bar.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2 onder b. onder voorwaarde dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
- c. er geen sprake is van onaanvaardbare risico's in het kader van externe veiligheid;
- d. geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegestaan.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 8 Leiding - Gas 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas 2 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 30 inch en een druk van ten hoogste 66 bar.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegn op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2 onder b. onder voorwaarde dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
- c. er geen sprake is van onaanvaardbare risico's in het kader van externe veiligheid;
- d. geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegestaan;
- e. schriftelijk advies wordt gevraagd bij de leidingbeheerder.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 9 Leiding - Gas 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas 3 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 110 bar.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegn op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2 onder b. onder voorwaarde dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
- c. er geen sprake is van onaanvaardbare risico's in het kader van externe veiligheid;
- d. geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegestaan.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 10 Leiding - Gas 4
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas 4 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 18 inch en een druk van ten hoogste 80 bar.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegn op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 10.2 onder b. onder voorwaarde dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
- c. er geen sprake is van onaanvaardbare risico's in het kader van externe veiligheid;
- d. geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegestaan.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 11 Leiding - Brandstof 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Brandstof 1 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 44 bar.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegn op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 11.2 onder b. onder voorwaarde dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
- c. er geen sprake is van onaanvaardbare risico's in het kader van externe veiligheid;
- d. geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegestaan.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 12 Leiding - Brandstof 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Brandstof 2 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 24 inch en een druk van ten hoogste 62 bar.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegn op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2 onder b. onder voorwaarde dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
- c. er geen sprake is van onaanvaardbare risico's in het kader van externe veiligheid;
- d. geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegestaan.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 13 Leiding - Brandstof 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Brandstof 3 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 11 inch en een druk van ten hoogste 95 bar.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegn op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 13.2 onder b. onder voorwaarde dat:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
- c. er geen sprake is van onaanvaardbare risico's in het kader van externe veiligheid;
- d. geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegestaan.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 1
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 1 aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
14.2 Bouwregels
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 3
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
18.1 Externe veiligheid
Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - Leiding' geldt dat geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten zijn toegestaan is toegestaan.
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken overeenkomst artikel 7 Uitmeet- en flexibiliteitsbepaling uit de Besluittekst Tracebesluit A15 Maasvlakte-Vaanplein van 1 maart 2010 welke als bijlage bij deze regels is toegevoegd.
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in kader van het verbeteren van de bereikbaarheid, de doorstroming en de verkeersveiligheid:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied 1' ten behoeve van een ongelijkvloerse kruising;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied 2' ten behoeve van de verbreding van de op- en afritten van de rijksweg A29.
Artikel 21 Algemene Procedureregels
21.1 Procedureregels afwijken bij omgevingsvergunning
Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor afwijken is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
21.2 Procedureregels bij wijzigen
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
21.3 Procedureregels bij het stellen van nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eisen is de volgende procedure van toepassing.
- a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentesecretarie ter inzage.
- b. Burgemeester en wethouders maken de nederlegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
- c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
- d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
- e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
22.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplanGrootschalige Infrastructuur.
Bijlage 1 Besluittekst Tb A15 Maasvlakte-vaanplein
Bijlage 1 Besluittekst tb A15 Maasvlakte-Vaanplein