Begraafplaats Zuiderdracht
Bestemmingsplan - gemeente Drechterland
Onherroepelijk op 25-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplanBegraafplaats Zuiderdracht van de gemeente Drechterland.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0498.BPZuiderdracht-OH01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarmee regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.6 bestaand(e) bouwwerken/gebruik:
- a. ten aanzien van aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van het in werking treden van dit plan bestaat of wordt gebouwd of uitgevoerd, dan wel kan worden gebouwd of uitgevoerd, dan wel nadien kan worden uitgevoerd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is verleend;
- b. ten aanzien van het (overige) gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan.
1.7 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.8 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.9 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.10 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.11 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.12 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.13 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.14 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.16 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.17 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.18 peil:
het Normaal Amsterdams Peil (NAP), zoals dat is bepaald door Rijkswaterstaat.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Meetwijze
bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:
van de aangegeven hoogte ten opzichte van het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken, erkers en dakkapellen.
2.7 lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren).
2.8 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenstroken, parken, plantsoenen, bermen en naar de aard daarmee gelijk te stellen groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. water;
- c. fiets- en/of voetpaden;
- d. parkeervoorzieningen in de vorm van halfverharding ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - reserve parkeerterrein';
- e. een ontsluitingsweg ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting';
- f. een ontsluitingsweg voor langzaam verkeer ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm
van verkeer – langzaam verkeersontsluiting';
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder speelvoorzieningen en kunstobjecten.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:
Artikel 4 Maatschappelijk - Begraafplaats
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. parkeervoorzieningen ter plaatse van het bouwvlak;
- c. paden en verhardingen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. water;
met de daarbij horende:
- f. gebouwen, waaronder overkappingen;
- g. terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellenwaterlopen en waterpartijen;
met daarbij behorende:
- b. een fiets- en/of voetpaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. dijken en oeverstroken;
- e. bruggen, dammen en duikers;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde waaronder steigers, beschoeiingen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
5.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- b. het storten van puin en/of het lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. de stalling en/of de opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- e. het gebruik van de gronden en gebouwen voor horecadoeleinden;
- f. het gebruik van de gronden en gebouwen alsvoor een crematorium, aula of uitvaartcentrum.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a met maximaal 10 %;
- c. sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in sublid a na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplanBegraafplaats Zuiderdracht.
Bijlage 1 Notitie Quickscan Locaties Nieuwe Begraafplaats
Bijlage 1 Notitie quickscan locaties nieuwe begraafplaats
Bijlage 2 Notitie Begraafplaats Zuiderdracht
Bijlage 2 Notitie begraafplaats Zuiderdracht
Bijlage 3 Verkeersonderzoek
Bijlage 4 Ontsluiting Begraafplaats Zuiderdracht
Bijlage 4 Ontsluiting begraafplaats Zuiderdracht
Bijlage 5 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 5 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 6 Externe Veiligheid
Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 8 Bodemonderzoek Partijonderzoek
Bijlage 8 Bodemonderzoek partijonderzoek
Bijlage 9 Beoordeling Bodemonderzoek
Bijlage 9 Beoordeling bodemonderzoek
Bijlage 10 Waterpargraaf Hollands Noorderkwartier
Bijlage 10 Waterpargraaf Hollands Noorderkwartier
Bijlage 11 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 11 Ecologisch onderzoek
Bijlage 12 Aanvullende Advisering Ecologie
Bijlage 12 Aanvullende advisering ecologie