KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Planvorming
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Opbouw Plan
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Verantwoording Planvorm
3.2 Systematiek Bestemmingen
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Opzet
4.1 Bestaande Situatie
4.2 Beleid En Onderzoek
4.3 Gewenste Ontwikkelingen
4.4 Conclusie
Hoofdstuk 5 Functies
5.1 Wonen
5.2 Openbare Ruimte
Hoofdstuk 6 Milieu
6.1 Milieueffectrapport (Mer)
6.2 Water
6.3 Ecologie
6.4 Bodem
6.5 Geluid
6.6 Luchtkwaliteit
6.7 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 7 Infrastructuur
7.1 Bovengronds (Verkeer En Vervoer)
7.2 Ondergronds (Kabels En Leidingen)
Hoofdstuk 8 Cultuurhistorie
8.1 Archeologie
8.2 Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing
Hoofdstuk 9 Handhaving
9.1 Bestaande Situatie
9.2 Beleid Onderzoek
9.3 Gewenste Ontwikkeling
9.4 Conclusie
Hoofdstuk 10 Maatschappelijke En Financiële Uitvoerbaarheid
10.1 Inspraak En Overleg
10.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Figuur 1
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfstypen
Bijlage 1 Naam

Simonsstraat 103

Bestemmingsplan - gemeente Delft

Onherroepelijk op 19-07-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Simonsstraat 103 van de gemeente Delft;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0503.BP0010 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw op de begane grond dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.8 balkon

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen en/of opslaan van producten zoals genoemd in de LvB, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, hotel en horeca;

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevnigsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 bijbehorende voorzieningen

voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, groen, water en ontsluitingswegen;

1.22 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ten dienste staat van de in het bijbehorende hoofdgebouw toegelaten functies;

1.23 dakopbouw

een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw boven goothoogte;

1.24 dakterras

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een aan- of uitbouw voorzien van een afscheiding;

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met rechtstreeks contact met het publiek, zoals kapsalons en reisbureaus;

1.27 erker

een uitbouw aan de voorgevel van een hoofdgebouw;

1.28 figuur 1

de figuur, die onderdeel uitmaakt van de regels;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 hoofdgebouw

een gebouw, op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.31 hoogtescheidingslijn

een op de verbeelding binnen een bouwvlak aangegeven lijn waarmee de scheiding tussen twee binnen dat bouwvlak aangegeven hoogteaanduidingen wordt weergegeven;

1.32 kantoor

een bedrijf dat niet of slechts in ondergeschikte mate op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

1.33 kap

een gesloten, voornamelijk hellende bovenbeëindiging van een gebouw bestaande uit tenminste twee niet-horizontale vlakken;

1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of omgevingsvergunningplicht op grond van art. 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsvergunning geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.35 kunstwerken

voortbrengsels van de beeldende kunsten en bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals sluizen, viaducten enz;

1.36 LvB

de Lijst van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze regels;

1.37 maatschappelijke voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening en verenigingsleven met uitsluiting van uitvaart/begraafplaatsen, gevangeniswezen en defensie/militaire zaken.

1.38 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.39 parkeervoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten;

1.40 peil

  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.41 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.42 woning, wooneenheid

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.43 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de hoogte van balkon- en terrasafscheidingen:

de hoogte van balkon- en terrasafscheidingen wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de afscheiding is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de bestemming 'Wonen', mede bestemd voor de bescherming van en het onderzoek naar archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

  1. a. Bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen dienen te voldoen aan de bouwregels, zoals opgenomen in de regels behorend bij de andere daar voorkomende bestemmingen.
  2. b. Bouwwerken zijn niet toegestaan, tenzij met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken.
  3. c. In afwijking van het bepaalde in lid 4.2 onder b hoeft niet met een omgevingsvergunning te worden afgeweken als het project een oppervlakte heeft kleiner dan/of gelijk aan 100 m².

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. b. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag -tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', in hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:
Bouwhoogte
Van voorzieningen voor de betreding van een dakterras 1,5 m
Van vrijstaande antenne-installaties t.b.v. telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast 15 m
Van vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast 5 m
Van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes 5 m
Van schotelantennes 3 m
Van tuinmeubilair 2 m
Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

  1. a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  2. b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, met uitzondering van het bepaalde in lid 7.2, sub a;
  3. c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

7.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  1. a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 7.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  2. b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 m mogen worden verhoogd;
  2. b. afwijking van de maximale hellingshoek van daken van 55° tot maximaal 70°;
  3. c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. d. overschrijding van de bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlaken/of bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  5. e. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  6. f. overschrijding van aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken, door luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
  7. g. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  8. h. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 6 m mag bedragen;
  9. i. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m.

8.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

De in lid 8.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
  3. c. en de verkeersafwikkeling ter plaatse.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

9.2 Bevoegdheid vaststelling exploitatieplan

De gemeenteraad is bevoegd om bij het wijzigen van een bestemming, zoals bedoeld in lid 9.1, een exploitatieplan vast te stellen, danwel te besluiten om in afwijking hiervan bij een besluit tot vaststelling van een wijziging geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Simonsstraat 103

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel Planvorming

Het voorliggende plan betreft het toestaan van woningbouw ter plaatse van Simonsstraat 103. Bij indiening van een bouwplan voor de woningen is strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan gebleken en in overleg met aanvrager is besloten om de woningen door middel van een bestemmingsplan planologisch mogelijk te maken.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied beslaat het perceel aan de Simonsstraat 103. Dit perceel grenst aan de noordzijde aan de Simonsstraat, aan de oostzijde aan de Prins Mauritsstraat, aan de zuidzijde aan Prins Mauritsstraat 35A en aan de westzijde aan Simonsstraat 105.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Op het perceel is het bestemmingsplan 'TU-Noord (De noordelijke Wippolder)' van toepassing en het heeft hierin de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden'. Deze gronden zijn bestemd voor maatschappelijke doeleinden en ondersteunende horeca uit categorie 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfstypen met de bijbehorende voorzieningen.

1.4 Opbouw Plan

Hoofdstuk 2 van het bestemmingsplan, de gebiedsvisie, bevat een samenvatting van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling. In de hoofdstukken 4 tot en met 8 komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan de orde: ruimtelijk opzet, functies, milieu, infrastructuur en cultuurhistorie. Hoofdstuk 9 beschrijft de bestaande situatie, de regelgeving en onderzoek en de gewenste ontwikkeling ten aanzien van handhaving in dit plangebied. Tot slot wordt in hoofdstuk 10 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

Het plangebied betreft de Simonsstraat 103, de hoekbebouwing van de Simonsstraat met de Prins Mauritsstraat. Het gebouw maakt onderdeel uit van een blok met de bestemming maatschappelijke voorzieningen. De oorspronkelijke functie van het gebouw was een basisschool, daarna had het gebouw de functie sportschool. Direct naast het gebouw is een basisschool gevestigd. Op de andere hoek van het blok staat een kerk. De gebouwen aan de overkant van het plangebied zijn woningen.

In het (sport)schoolgebouw zijn 7 appartementen beoogd. Dit sluit aan op de woonfunctie die grotendeels in de buurt voorkomt.

Door dit bestemmingsplan, dat voorziet in een functiewijziging van 'maatschappelijke doeleinden' naar 'wonen', wordt het planologisch mogelijk woningen te realiseren in het bestaande gebouw.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

3.1 Verantwoording Planvorm

Het bestemmingsplan heeft tot doel woningen toe te staan. Er is gekozen voor een gedetailleerd bestemmingsplan. Voor de wijze van bestemmen is het handboek bestemmingsplannen van de gemeente Delft als uitgangspunt genomen.

3.2 Systematiek Bestemmingen

3.2.1 Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de betekenis die in dit artikel aan de betreffende begrippen is toegekend.

In de begrippen is 'bevoegd gezag' opgenomen (als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht). Als hoofdregel geldt dat het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is, tenzij een ander orgaan is aangewezen zoals gedeputeerde staten van de provincie indien het een project van provinciaal belang betreft, of een minister voor projecten van nationaal belang.

Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten dienen te worden.

3.2.2 Bestemmingsregels

Bestemmingen

Wonen

Het gehele plangebied heeft de bestemming 'Wonen' gekregen, dus zowel het hoofdgebouw als de bijbehorende gronden. Het hoofdgebouw is toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak. Binnen dit hoofdgebouw zijn maximaal 7 wooneenheden toegestaan, dit betekent dat er maximaal 7 woningen/appartementen zijn toegestaan. Op de verbeelding is de maximale bouw- en goothoogte aangegeven in meters. Binnen de bestemming 'Wonen' is bedrijvigheid aan huis toegestaan met een maximum van 40% van het totale vloeroppervlak.

Overige bestemmingen

Waarde - Archeologie

De bestemming 'Waarde - Archeologie' geldt voor het gehele plangebied. Als er wordt gebouwd ten behoeve van de bestemming 'Wonen' dan moet ook voldaan worden aan de voorwaarden die gesteld worden in de planregels van de bestemming 'Waarde - Archeologie'.

3.2.3 Algemene regels

Antidubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn indien (onderdelen van) bebouwingsstroken van verschillende eigenaren zijn.

Algemene bouwregels

Dit artikel bepaalt dat de algemene bouwregels van toepassing zijn op alle bestemmingen. In dit artikel is ondermeer geregeld dat gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak zijn toegestaan en dat voor gebouwen de maximale bouwhoogte van toepassing is zoals aangegeven op de verbeelding. Tevens zijn in dit artikel de maximale bouwhoogten van bouwwerken geen gebouw zijnde opgenomen.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. In lid 1 is aangegeven welk gebruik in ieder geval verboden is en in lid 2 welk gebruik hier niet onder valt.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen het bevoegd gezag kan afwijken van de bouwregels bij geringe afwijkingen.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen.

3.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Dit artikel bevat de overgangsbepalingen met betrekking tot het bouwen en het gebruik van gronden. In afwijking van de bouwregels blijven enige bouwmogelijkheden bestaan voor de gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen. Bestaande afwijkingen mogen in principe niet worden vergroot.

Het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat het in werking treedt, mag worden voortgezet. Het overgangsrecht is echter niet van toepassing op gebruik dat al in strijd was met het voorgaande plan. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan, indien de afwijking hierdoor in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert.

Slotregel

Hierin is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Opzet

4.1 Bestaande Situatie

Het plangebied maakt onderdeel uit van de wijk Wippolder-Noord aan de oostzijde van de stad. De Simonsstraat en de Prins Mauritsstraat zijn rustige straten met enerzijds woningen en anderzijds maatschappelijke voorzieningen.

Het plangebied heeft in het bestemmingsplan TU-Noord de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' met ondersteunende horeca uit categorie 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfstypen. Het gebouw wordt gebruikt als (sport)school. Het gebouw bestaat uit twee bouwlagen met een kap.

4.2 Beleid En Onderzoek

Door de zeer geringe omvang en de geringe ruimtelijke impact leveren het regionaal en gemeentelijk beleid geen belemmeringen op voor het bouwplan.

4.3 Gewenste Ontwikkelingen

Het plan betreft het wijzigen van de bestemming 'maatschappelijke voorzieningen' naar de bestemming 'wonen'. Het plan betreft het verbouwen van het bestaande pand met vergaande interne aanpassingen teneinde 7 zelfstandige woningen te realiseren in de vorm van appartementen.

Het bouwplan, waarop dit bestemmingsplan is gebaseerd, gaat uit van behoud van het pand. De bouwhoogte, zoals vermeld in het vigerende bestemmingsplan TU-Noord, wijzigt niet. Daarmee blijft het bestaande dak-kap-landschap van het hele blok behouden. De enige verandering daarin bestaat uit het toevoegen van een dakkapel en extra dakramen. Deze veranderingen sluiten aan bij de omringende bebouwing die ook voorzien is van dakkapellen.

De aanpassingen aan de buitenzijde van de gevel bevinden zich voornamelijk aan de achterzijde van het pand. De bestaande uitbouw met kunststofbeplating wordt gesloopt en ingericht als buitenruimte met een berging voor de benedenwoningen. De gevel aan de achterzijde wordt hersteld en voorzien van balkons op de verdieping voor twee bovenwoningen. Aan de voorzijde wordt het lager gelegen dakvlak aan de Simonsstraat voorzien van een hekwerk om te dienen als buitenruimte voor twee bovenwoningen.

4.4 Conclusie

De ruimtelijke impact van deze functiewijziging op de omgeving is nihil.

Hoofdstuk 5 Functies

5.1 Wonen

Het bouwplan bestaat uit maximaal 7 appartementen. In de wijk Wippolder-Noord is de verhouding tussen huur- en koopwoningen 59% : 41%. De verhouding tussen eengezinswoningen en meergezinswoningen komt neer op 52% : 48%. Het toevoegen van 7 woningen zal deze verhoudingen niet verstoren.

Het bouwplan levert een bijdrage aan de huisvesting van jongeren en studenten in Delft. In de Woonvisie 2008-2020 wordt onder meer als bestuurlijke ambitie uitgesproken dat deze doelgroep voldoende moet worden gefaciliteerd, om daarmee de jongeren en studenten te kunnen binden aan de stad.

De ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid.

5.2 Openbare Ruimte

Het plangebied grenst aan twee zijden aan de openbare ruimte. Aan de noordkant de Simonsstraat en aan de oostkant de Prins Mauritsstraat. Deze ontwikkeling leidt niet tot veranderingen aan de straten of de openbare ruimte.

Hoofdstuk 6 Milieu

6.1 Milieueffectrapport (Mer)

Het plangebied Simonsstraat 103 ligt in een gedeelte van Delft dat veel in het nieuws is geweest: Delft Zuidoost. Dat is het gebied tussen de Schie, de Oostpoortweg, de A13 en de Kruithuisweg. In dit gedeelte van Delft zijn de komende jaren veel grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen te verwachten. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van meer dan 4.000 (studenten)woningen, om de uitbreiding van toeristische trekkers (Museumfabriek en Techniekmuseum) en om uitbreiding van de activiteiten op het evenemententerrein van Lijm & Cultuur.

Om de gevolgen voor het milieu op een goede manier bij de besluitvorming over deze grootschalige ontwikkelingen in Delft Zuidoost te kunnen betrekken, is besloten om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. In het MER zijn de milieueffecten van de diverse grootschalige ontwikkelingen in hun onderlinge samenhang beschreven. Het MER is de milieukundige onderbouwing van de meeste nieuwe bestemmingsplannen voor Delft Zuidoost. In het MER zijn de milieugevolgen van de samenhangende ontwikkelingen in Delft Zuidoost op hoofdlijnen beoordeeld. Ook zijn er alternatieven bedacht en deze zijn eveneens op hoofdlijnen beoordeeld. Deze beoordeling gaat alleen over grootschalige ontwikkelingen en bovendien zijn die alleen op hoofdlijnen beoordeeld. Daardoor bevat het MER geen gedetailleerde effectbeschrijving van een afzonderlijke ontwikkeling, zoals de functiewijziging van het pand aan de Simonsstraat. Simonsstraat is namelijk een van de kleine ontwikkelingen (zoals genoemd in paragraaf 3 van het MER) die niet als zodanig in het MER hoeven te worden onderzocht. In het MER zijn alleen initiatieven die mogelijk milieubelastend zijn onderzocht. De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan Simonsstraat 103 plaatsvindt, is een ontwikkeling waarbij geen negatieve gevolgen voor het milieu verwacht worden. Er worden minder auto's aangetrokken dan in het huidige bestemmingsplan dat maatschappelijke voorzieningen (een sportschool) mogelijk maakte, dus er zijn met deze nieuwe ontwikkeling minder milieubelastende effecten te verwachten.

Voor een goede ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan Simonsstraat 103 is een gedetailleerde effectbeschrijving noodzakelijk. Daarom zijn er voor de locatie aan de Simonsstraat 103 enkele specifieke onderzoeken uitgevoerd. In de volgende paragrafen wordt op de uitkomsten van deze onderzoeken ingegaan.

6.2 Water

6.2.1 Bestaande situatie

Het plangebied is gelegen in de Zuidpolder van Delfgauw. In de wijk is beperkt oppervlaktewater aanwezig en dit oppervlaktewater ligt niet in de directe omgeving van het plangebied. De riolering is gescheiden.

6.2.2 Beleid en onderzoek

Het waterbeleid is terug te vinden in het waterplan Delft met als onderdeel daarvan de Waterstructuurvisie en het gemeentelijk rioleringsplan.
De concept waterparagraaf voor dit plan is op 5 januari 2011 in het kader van de watertoets met het Hoogheemraadschap van Delfland besproken. Aangezien het slechts een inpandige verbouwing betreft, verwacht het hoogheemraadschap geen bijzonderheden ten aanzien van de waterhuishouding.

6.2.3 Gewenste ontwikkeling

Het plangebied ligt niet in de buurt van oppervlaktewater, is van zeer beperkte omvang en grotendeels bebouwd. De ontwikkeling betreft een functiewijziging van het pand en een interne verbouwing. Realisatie van water op deze locatie is geen wens vanuit de waterstructuurvisie. Realisatie van water wordt derhalve niet vereist.
Riolering dient, indien dit nog niet het geval is, volgens het gemeentelijk rioleringsplan gescheiden te worden aangelegd en aangesloten te worden op de bestaande schoonwaterafvoer.

6.2.4 Conclusie

De ontwikkeling heeft geen effecten op het waterplan en voldoet aan beleid en regelgeving.

6.3 Ecologie

6.3.1 Bestaande situatie

In de wijk komen vaste verblijfplaatsen voor van gierzwaluwen en in of nabij het plangebied komen ook verblijfplaatsen van mussen voor. Een quick scan in het kader van de Flora- en faunawet voor soorten waaronder vleermuizen, is niet noodzakelijk.

6.3.2 Gewenste ontwikkeling

Indien aanpassingen aan de buitenzijde van het pand worden aangebracht, dient volgens de Flora- en faunawet rekening te worden gehouden met de broedperiode van vogels. Gezien het voorkomen van vaste verblijfplaatsen is het vanuit het ecologiebeleid wenselijk om nestvoorzieningen aan te brengen voor zowel mussen aan de achterzijde van het pand als voor gierzwaluwen (minimaal 5 voorzieningen) onder de dakrand.

6.3.3 Conclusie

De locatie wordt op basis van de verstrekte informatie geschikt geacht voor de bestemming wonen.

6.4 Bodem

6.4.1 Bestaande situatie

Er is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd door Van der Helm Milieubeheer (kenmerk GADE101152/ dd. 24 september 2010). Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat zowel op de onderzoekslocatie zelf als in de directe omgeving (binnen een straal van 50 meter) geen potentieel bodembedreigende activiteiten plaatsvinden en/of hebben plaatsgevonden. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Opgemerkt moet worden dat de parameter asbest niet is meegenomen in het historisch onderzoek. Er wordt beperkt uitgebouwd, derhalve wordt een aanvullend bodemonderzoek voor asbest niet noodzakelijk geacht voor de bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen.

6.4.2 Conclusie

De locatie wordt op basis van het bodemonderzoek geschikt geacht voor de bestemming wonen.

6.5 Geluid

6.5.1 Bestaande situatie

Het plan beoogt een functiewijziging van een schoolgebouw naar woningen. Beide functies zijn gevoelige bestemmingen in het kader van de Wet geluidhinder.

6.5.2 Beleid en onderzoek

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidzones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor de maximumsnelheid van 30 km/u geldt. De geluidzones variëren in breedte, afhankelijk van bijvoorbeeld het aantal rijstroken en de toegestane maximum snelheid van de betreffende weg. Voor spoorwegen geldt een vergelijkbaar verhaal.

Binnen deze geluidzones is het verplicht om de geluidbelasting van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen te berekenen. Hierbij dient te worden uitgegaan van de huidige situatie en de situatie 10 jaar na vaststelling van het plan. Geluidsgevoelige bestemmingen kunnen gerealiseerd worden als de berekende geluidbelasting vanwege wegverkeer lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor railverkeerslawaai is de voorkeursgrenswaarde 55 dB.

Voor de locatie Simonsstraat 103 zijn de volgende (spoor)wegen interessant:

  • de Simonsstraat; dit is een 30 km/u weg, waardoor er geen geluidzone aanwezig is en de geluideffecten van deze straat dus niet onderzocht hoeven te worden;
  • de Mauritsweg; dit is ook een 30 km/u weg, die dus niet onderzocht hoeft te worden;
  • de A13, vanwege de 6 aanwezige rijstroken is de zonebreedte 600 meter aan weerszijden van de weg, gemeten vanaf de as van de buitenste rijbaan (artikel 73 Wgh). Het plangebied ligt op circa 430 meter van de A13. Het plangebied ligt dus binnen de geluidzone van de A13 en de geluideffecten van de A13 op het plangebied moeten met een akoestisch onderzoek in beeld worden gebracht;
  • de Nassaulaan: deze straat heeft een zone van 200 meter. Het plangebied ligt op circa 80 meter en daardoor in de geluidzone van deze weg;
  • de Julianalaan: deze straat heeft een zone van 200 meter aan weerszijden van de weg. Het plangebied ligt op circa 120 meter en daardoor in de geluidzone van deze weg;
  • de spoorweg Delft - Rotterdam: deze spoorweg heeft een zone van 600 meter aan weerszijden van de spoorweg (op basis van ASWIN: het naslagwerk met de gegevens over het huidige en toekomstige gebruik van het spoor, over de spoorconstructie, de snelheden en de geluidsschermen). Het plangebied ligt op 2.000 meter van deze spoorweg. Het plangebied ligt dus niet binnen deze geluidzone en de geluideffecten van deze spoorweg op het plangebied hoeven niet met een akoestisch onderzoek in beeld te worden gebracht.

Voor het plan heeft de initiatiefnemer akoestisch onderzoek laten uitvoeren: 'Herbestemming pand Simonsstraat 103 te Delft, Akoestisch onderzoek, LBP Sight, R070976aaA0.rsa, d.d. 8-10-2010'.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelastingen op de gevel van de Simonsstraat 103 als gevolg van wegverkeer niet boven de voorkeursgrenswaarde (48 dB) uitkomen.

6.5.3 Conclusie

Het plan voldoet aan de Wet geluidhinder.

6.6 Luchtkwaliteit

6.6.1 Bestaande situatie

Het plan beoogt een functiewijziging van een schoolgebouw naar woningen. In totaal worden 7 woningen gerealiseerd. De luchtkwaliteit ter plekke overschrijdt de normen niet.

6.6.2 Beleid en onderzoek

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit is vastgelegd in afdeling 5.2 van de Wet milieubeheer, luchtkwaliteitseisen. Van alle luchtverontreinigende stoffen die in de wet zijn opgenomen, zijn voor verkeer alleen NO2 en fijn stof (PM10) van belang. De normen voor de overige stoffen worden tegenwoordig nergens meer overschreden.

Indien een ontwikkeling naar verwachting 'in betekenende mate' zal bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, dient te worden getoetst aan de grenswaarden zoals is vastgelegd in afdeling 5.2 van de Wet milieubeheer, luchtkwaliteitseisen. Als er sprake is van overschrijdingen kunnen bestemmingen niet zondermeer worden gerealiseerd. De wet stelt namelijk dat bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, waaronder het vaststellen van ruimtelijke plannen, de grenswaarden in acht moeten nemen.

6.6.3 Gewenste ontwikkeling

Het plan omvat de realisatie van 7 woningen op een locatie waar de luchtkwaliteitsnormen niet worden overschreden. Een dergelijk klein project zal niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Derhalve vormt de Wet milieubeheer geen belemmering.

6.6.4 Conclusie

Het plan voldoet aan afdeling 5.2 van de Wet milieubeheer, luchtkwaliteitseisen.

6.7 Externe Veiligheid

6.7.1 Bestaande situatie

De planlocatie ligt buiten de invloedssfeer van de A13. Ook zijn er geen externe veiligheid relevante bedrijven in de directe omgeving gevestigd. Derhalve is externe veiligheid op deze planlocatie niet ter zake en voldoet het plan aan de wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 7 Infrastructuur

7.1 Bovengronds (Verkeer En Vervoer)

7.1.1 Autoverkeer

7.1.2 Langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)

7.1.3 Parkeren

7.2 Ondergronds (Kabels En Leidingen)

Er vinden geen aanpassingen plaats in het openbare gebied. Er vinden alleen aanpassingen plaats binnen het plangebied en daar liggen geen openbare nutsvoorzieningen. In het openbaar gebied naast Simonsstraat 103 liggen reeds alle noodzakelijke nutsvoorzieningen zoals een riolering, water, gas, elektriciteit enz. Het plan heeft geen gevolgen voor de ondergrondse infrastructuur.

Hoofdstuk 8 Cultuurhistorie

8.1 Archeologie

8.1.1 Bestaande situatie

De locatiekeuze van vroegere bewoning hangt sterk samen met de geologische opbouw van de ondergrond. Aanvankelijk bestond deze ondergrond in het plangebied uit veen, het zogenaamde Hollandveen. Rond 300 voor Chr. werden er in dit veen geulen uitgeschuurd, waarin zandige sedimenten werden afgezet: de geulafzettingen de Gantellaag, onderdeel van het Laagpakket van Walcheren. Deze geulafzettingen komen in het gehele onderzoeksgebied voor (afb. 1). Buiten deze geulen werd een dik kleipakket afgezet dat ook behoord tot de Gantellaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0010-2007_0003.jpg"

Afbeelding 1: het plangebied geprojecteerd op de archeologisch - geologische kaart van Delft.


Als gevolg van oxidatie en klink is er in het verleden reliëfinversie opgetreden in het landschap. De zandige geulafzettingen zijn als hogere ruggen in het kleiige landschap rondom komen te liggen. Deze geulafzettingen vormden dan ook ideale vestigingsplaatsen in zowel de Romeinse tijd als de Late Middeleeuwen. Tijdens de Romeinse tijd werden deze afzettingen intensief bewoond. In de gebieden tussen de nederzettingen werden uitgebreide verkavelingsystemen uitgezet. Sporen van zulke systemen zijn in de omgeving van het plangebied aangetroffen.


De aanwezigheid van geulafzettingen in het plangebied betekent dat er een redelijke tot grote kans geldt voor het aantreffen van vindplaatsen uit de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen. Deze zelfde geulafzettingen hebben oudere sporen van bewoning opgeruimd, zo die al aanwezig waren. Er geldt dan ook geen verwachting voor sporen ouder dan de Romeinse Tijd. Bestudering van historisch kaartmateriaal wijst uit dat archeologische sporen uit jonger dan de Middeleeuwen niet verwacht worden. Het gebied is vanaf in ieder geval 1712 als weiland in gebruik geweest tot de bouw van de huidige woonwijk in de 20ste eeuw (afb. 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0010-2007_0004.jpg"
Afbeelding 2: het plangebied geprojecteerd op het minuutplan van 1832.

8.1.2 Beleid en onderzoek

In 1998 is door het Nederlandse parlement het Verdrag van Valetta goedgekeurd. In 2007 heeft dit zijn beslag gekregen in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Hierin stelt het rijk zich op het standpunt dat op gemeentelijk niveau in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Het uitgangspunt van zowel het nationaal als gemeentelijk beleid is om waardevol archeologisch erfgoed zoveel mogelijk te beschermen en in situ te behouden. Ook in de wet op de Archeologische Monumentenzorg is vastgelegd dat zorgvuldig met archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan voor archeologische waarden ter plaatse, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Eén van de uitgangspunten van de wet is het veroorzakersprincipe. Dit houdt in dat de initiatiefnemer of vergunningaanvrager zelf verantwoordelijk is voor de bekostiging van het archeologisch onderzoek.

De bescherming van het archeologisch erfgoed dient in het bestemmingsplan te worden geregeld, net als andere in het bestemmingsplan op te nemen en te beschermen belangen. Voor het bestemmingsplan geldt als norm de eis van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat het belang van het archeologisch erfgoed mee dient te tellen bij de beoordeling en afweging van alle bij die goede ruimtelijke ordening spelende belangen. Dit wordt geregeld via een omgevingsvergunningstelsel dat betrekking heeft op grondroerende werkzaamheden voor zover deze worden uitgevoerd in gebieden die op de verbeelding staan aangegeven met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie' (WR-A).

In de regels staat opgenomen welke werken of werkzaamheden schadelijk kunnen zijn voor (verwachte) archeologische waarden en daarom omgevingsvergunningplichtig zijn. Hierin staan ook voorwaarden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Zo’n voorwaarde kan zijn dat een rapport moet zijn overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld. Het verlenen van een omgevingsvergunning is afhankelijk van de uitkomsten van dit archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

8.1.3 Gewenste ontwikkeling

Het plangebied ligt buiten de oude stadskern van Delft en heeft als gevolg van de geologische ondergrond een hoge archeologische verwachting. Deze verwachting geldt voor sporen uit de Romeinse tijd of (Late) Middeleeuwen. Ten aanzien van jongere en oudere periodes geldt een lage verwachting. Om de zorgvuldigheid van de omgang met archeologische waarden te waarborgen, wordt op het gehele plangebied de medebestemming archeologisch waardevol gebied gelegd.

Binnen het plangebied bestaan onvoldoende mogelijkheden om vooruitlopend op de realisatie van het nieuwe bestemmingsplan de eventueel aanwezige archeologische waarden te karteren en te waarderen. Op korte termijn worden weinig tot geen bodemingrepen verwacht die eventuele archeologische waarden zullen aantasten. Om in de toekomst eventueel aanwezige archeologische waarden in de bodem te beschermen wordt een omgevingsvergunning voor grondroerende activiteiten verlangd. Hierbij wordt een ondergrens van 50 cm diepte ten opzichte van het maaiveld gehanteerd. Bodemverstorende ingrepen in de ondergrond dieper dan de voorgeschreven ondergrens van 50 cm zijn omgevingsvergunningplichtig.

8.1.4 Conclusie

Voor het plangebied geldt een hoge verwachting voor archeologische waarden uit de Romeinse tijd en (Late) Middeleeuwen. Om te voorkomen dat deze mogelijk aanwezige waarden worden verstoord, zijn nieuwe ontwikkelingen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan gebonden aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

De verwachte archeologische waarden in het plangebied bevinden zich vanaf ca. 50 cm onder maaiveld. De omgevingsvergunning is derhalve pas noodzakelijk bij bodemingrepen dieper dan 50 cm.

8.2 Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing

8.2.1 Bestaande situatie

Simonsstraat 103 betreft een voormalige school, en is onderdeel van een Roomskatholieke 'enclave', begonnen met de hulpkerk Simonsstraat 109 uit 1921 en gecompleteerd met de in 1939 gebouwde huidige Vredekerk aan het Poortlandplein. Het complex is voor 1940 tot stand gekomen, met onder andere het parochiehuis, het patronaatsgebouw en diverse scholen aan de Nassaulaan en Prins Mauritsstraat. De kerk, het parochiehuis en het patronaatsgebouw zijn rijksmonument.

Het plangebied ligt buiten het aanstaande beschermd Rijksstadsgezicht TU-Noord. Vanwege de stedenbouwkundige betekenis voor het noordelijk TU-gebied is de grens daarvan exact om de Rijksmonumenten getrokken.

8.2.2 Beleid en onderzoek

Het plangebied is begin jaren '90 onderzocht in het kader van het landelijke Monumenten Inventarisatieproject (MIP). Het pand Simonsstraat 103 is niet opgenomen in de inventarisatie, en daarom in het bestemmingsplan TU-Noord niet aangegeven als cultuurhistorisch waardevol.

8.2.3 Gewenste ontwikkeling

Het gebouw heeft op zichzelf geen cultuurhistorische waarde, maar het heeft echter wel een cultuurhistorische waarde als onderdeel van een geheel voor het katholieke volksdeel gebouwd vooroorlogs voorzieningencluster. Het behoud van het gebouw door deze herbestemming heeft daarom beslist de voorkeur.

8.2.4 Conclusie

De aanwezige cultuurhistorische waarden worden met het plan behouden.

Hoofdstuk 9 Handhaving

9.1 Bestaande Situatie

In de bestaande situatie zijn geen noemenswaardige afwijkingen geconstateerd.

9.2 Beleid Onderzoek

In juni 2004 heeft de gemeenteraad van Delft de beleidsnota 'Handhaving bestemmingsplannen, beleid en uitvoering' vastgesteld. Dit beleid beperkt zich tot het handhaven van die bestemmingsplanregels die niet op grond van andere regimes (bijvoorbeeld milieuwetgeving) kunnen worden gehandhaafd. Prioriteit en handhaving hebben die regels, die bij overtreding tot onwenselijke schade leiden op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening en economie en waarbij tevens geldt dat de kans dat die overtredingen zich voordoen, groot wordt geacht. Om de schade en de kans op overtredingen te kunnen beoordelen wordt in de nota gewerkt met type plangebieden. Prioriteit wordt aangegeven met de cijfers 1 (intensieve handhaving), 2 (reguliere handhaving) en 3 (incidentele handhaving).

9.3 Gewenste Ontwikkeling

Prioriteit in handhaving voor dit bestemmingsplan richt zich op de onderstaande items:

Handhavingsprioriteit

Milieu: water (g/b) 3

ecologie (g/b) 3

Ruimtelijke Ordening: zichtkant (b) 2

bezonning, zicht en privacy (g) 3

stank, geluid en stofoverlast (g) 3

Economie: algemeen (g) 3

(g= gebruik, b= bebouwing)

De uitvoering van handhaving bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste het houden van toezicht en dus opsporen van illegale situaties en ten tweede het feitelijk toepassen van sanctiemiddelen. Het opsporen van illegale situaties kan op meerdere manieren plaatsvinden. Het periodiek houden van luchtfotovergelijkingen is een goede methode om illegale bouwwerken op te sporen. Voor het opsporen van illegaal gebruik is het raadplegen van open bronnen, zoals het register van de Kamer van Koophandel, het internet en gemeentelijke dossiers een betere methode. Steeds zal de overtreding ook feitelijk (= ter plaatse) moeten worden geconstateerd. In een aantal gevallen kan een overtreding slechts worden opgespoord door controles op straat.

9.4 Conclusie

Prioriteit van de handhaving is laag, omdat het bestemmingsplan alleen een verbouwing met wijziging van gebruik betreft.

Hoofdstuk 10 Maatschappelijke En Financiële Uitvoerbaarheid

10.1 Inspraak En Overleg

10.1.1 Watertoetsoverleg

Het bestemmingsplan is op 5 januari 2011 besproken met het Hoogheemraadschap Delfland (de waterbeheerder). Het Hoogheemraadschap heeft geen bezwaar tegen het bestemmingsplan. Het watertoetsoverleg heeft derhalve niet tot aanpassing van het bestemmingsplan geleid.

10.1.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het conceptbestemmingsplan toegezonden aan de volgende overlegpartners:

  1. 1. Vrom-inspectie;
  2. 2. Provincie Zuid-Holland;
  3. 3. Kamer van Koophandel;
  4. 4. Brandweer Veligheidsregio Haaglanden;
  5. 5. Hoogheemraadschap Delfland;
  6. 6. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Evides
  7. 7. Stadsgewest Haaglanden
  8. 8. Tennet Zuid-Holland
  9. 9. Nederlandse Gasunie
  10. 10. Evides
  11. 11. VWS Pipeline Control b.v.

De onder 1, 2, 5, 8, 10 en 11 genoemde instanties hebben gereageerd en aangegeven geen opmerkingen over het plan te hebben. De onder 4 en 7 genoemde instanties hebben een inhoudelijke reactie ingediend. Deze reacties worden hieronder besproken. Van de overige overlegpartners is geen reactie ontvangen.

Reactie Brandweer Veiligheidsregio Haaglanden

Reactie

De Veiligheidsregio constateert dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Tevens concludeert ze dat de uitvoering van het bestemmingsplan niet leidt tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's. Voor wat betreft de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten zijn de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorziening(en) voldoende.

Antwoord

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Reactie Stadsgewest Haaglanden

Reactie

Het Stadsgewest is van mening dat de woonfunctie beter past in een woonwijk en dat het plan een minimale ruimtelijke impact tot gevolg heeft. Wat dat betreft is het plan in overeenstemming met het RSP. Aan de andere kant beoogt het RSP de handhaving van de bestaande sportcentra (leisurebedrijven) om te kunnen voldoen aan de groeiende vraag. Het Stadsgewest hoopt dat het verdwijnen van een sportschool door een andere elders in de stad gecompenseerd zal worden.

Antwoord

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. Het gaat hier niet om een bestaande sportschool, de sportschool is namelijk reeds uit het pand vertrokken. Het project leidt er dus niet toe dat de sportfunctie verdwijnt, omdat deze er al niet meer is.

10.1.3 Zienswijzen

Voor het bestemmingsplan is de wettelijke procedure conform de Wet ruimtelijke ordening gevolgd. Het ontwerpbestemmingsplan is ter inzage gelegd voor de duur van zes weken. Gedurende deze periode kon door een ieder een zienswijze worden ingediend. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen. Het plan is daarna ongewijzigd ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden.

10.2 Financiële Uitvoerbaarheid

10.2.1 Kostenverhaal

De ontwikkeling die op grond van het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt betreft een ontwikkeling geheel op privaat eigendom en geheel voor rekening en risico van de ontwikkelaar. Vanuit de gemeente worden geen acties en werkzaamheden ontplooid in het plangebied, waaronder de aanleg van voorzieningen van openbaar nut of het bouw- en woonrijp maken van gronden. De gemeentelijke kosten bestaan dan alleen uit de proces- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen en in procedure brengen van het onderhavige bestemmingsplan. Deze kosten zullen voor rekening komen van de ontwikkelende partij. Hiervoor hebben de gemeente en de ontwikkelende partij een anterieure overeenkomst gesloten.

Bijlage 1 Figuur 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0010-2007_0005.jpg"

Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfstypen

Bijlage 2 Lijst van bedrijfstypen

Bijlage 1 Naam