Scheepmakerij 11-12
Bestemmingsplan - gemeente Delft
Vastgesteld op 30-06-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Scheepmakerij van de gemeente Delft;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0503.BP0008 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw op de begane grond dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
1.8 balkon
open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage
de oppervlakte van de bebouwing, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van het bouwvlak;
1.11 bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen en/of opslaan van producten zoals genoemd in de LvB, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, hotel en horeca;
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.15 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwlaag
een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap;
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 bvo (brutovloeroppervlak)
het totale gebouwde vloeroppervlak;
1.24 bijbehorende voorzieningen
voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, groen, water en ontsluitingswegen;
1.25 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ten dienste staat van de in het bijbehorende hoofdgebouw toegelaten functies;
1.26 consumentenvuurwerk
vuurwerk voor particulier gebruik;
1.27 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk, gebied of element toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid of herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;
1.28 dakopbouw
een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw boven goothoogte;
1.29 dakterras
een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een aan- of uitbouw voorzien van een afscheiding;
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 dienstverlening
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met rechtstreeks contact met het publiek, zoals kapsalons en reisbureaus;
1.32 erker
een uitbouw aan de voorgevel van een hoofdgebouw;
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.34 hoofdgebouw
een gebouw, op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.35 horeca
een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café's, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels en discotheken;
1.36 hotel
een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van overnachtingsgelegenheid waarbij het verstrekken van drank en etenswaren hoofdzakelijk functieondersteunend is;
1.37 kantoor
een bedrijf dat niet of slechts in ondergeschikte mate op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;
1.38 kap
een gesloten, voornamelijk hellende bovenbeëindiging van een gebouw bestaande uit tenminste twee niet-horizontale vlakken;
1.39 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of omgevingsvergunningplicht op grond van art. 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsvergunning geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.40 kunstwerken
voortbrengsels van de beeldende kunsten en bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals sluizen, viaducten enz;
1.41 LvB
de Lijst van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze regels;
1.42 maatschappelijke voorzieningen
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening en verenigingsleven met uitsluiting van uitvaart/begraafplaatsen, gevangeniswezen en defensie/militaire zaken.
1.43 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.44 parkeervoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten;
1.45 peil
- voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.46 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
1.47 slootbodem
bodem watergang, zoals opgenomen in de legger van het Hoogheemraadschap Delfland;
1.48 woning, wooneenheid
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
1.49 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden:
afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 de hoogte van een voorziening voor de betreding van een dakterras
de hoogte van een voorziening voor de betreding van een dakterras wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de voorziening is geplaatst.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen en aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- b. bedrijven;
- c. kantoren;
- d. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- e. dienstverlening;
- f. maatschappelijke voorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren';
- i. voorziening voor de betreding van een dakterras ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorziening voor de betreding van een dakterras';
- j. bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. recreatieve voorzieningen;
- c. water;
- d. langzaam verkeersroutes;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. kunstwerken.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfs- en verkeersvoorzieningen;
- b. groenvoorzieningen;
- c. water;
- d. kunstwerken;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. voorzieningen voor het stallen van fietsen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen deze bestemming dienen ten minste 10 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van en het onderzoek naar archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
- a. Bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen dienen te voldoen aan de bouwregels, zoals opgenomen in de regels behorend bij de andere daar voorkomende bestemmingen.
- b. Bouwwerken zijn niet toegestaan, tenzij met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken.
- c. In afwijking van het bepaalde in lid 7.2 onder b hoeft niet met een omgevingsvergunning te worden afgeweken als het project een oppervlakte heeft kleiner dan/of gelijk aan 100 m².
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. waterkering;
- b. beschermingszone waterkering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - beschermingszone';
- c. bijbehorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- a. ten behoeve van de primaire bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan met een maximum bouwhoogte van 4 m;
- b. bouwwerken ten behoeve van secundaire bestemmingen dienen te voldoen aan de bouwregels, zoals opgenomen in de regels behorend bij de secundaire bestemming en zijn slechts toelaatbaar, indien daarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is verleend;
- c. in afwijking van het bepaalde in lid 8.2 onder a en b geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - beschermingszone' bouwwerken ten behoeve van secundaire bestemmingen dienen te voldoen aan de bouwregels, zoals opgenomen in de regels bij de bijbehorende secundaire bestemming.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- b. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag -tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', in hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:
Bouwhoogte | |||
Van voorzieningen voor de betreding van een dakterras | 1,5 m | ||
Van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbare weg en/of openbaar groen | 2 m | ||
Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 3 m |
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Gebruiksverbod
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:
- a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, met uitzondering van het bepaalde in lid 11.2, sub a;
- c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.
11.2 Uitzonderingen gebruiksverbod
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 11.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
- b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
- c. het uitoefenen van ondergeschikte detailhandel en horeca, waaronder wordt verstaan dat het bvo gebruikt ten behoeve van die functie nooit meer mag bedragen dan 15% van het totale bvo van de hoofdbestemming met een maximum bvo van 250 m².
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 m mogen worden verhoogd;
- b. afwijking van de maximale hellingshoek van daken van 55° tot maximaal 70°;
- c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- d. overschrijding van de bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlaken/of bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- e. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- f. overschrijding van aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken, door luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
- g. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
- h. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 6 m mag bedragen;
- i. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m,
12.2 Voorwaarden afwijken
Van de in lid 12.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
- c. en de verkeersafwikkeling ter plaatse.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
13.2 Bevoegdheid vaststelling exploitatieplan
De gemeenteraad is bevoegd om bij het wijzigen van een bestemming, zoals bedoeld in lid 13.1, een exploitatieplan vast te stellen, danwel te besluiten om in afwijking hiervan bij een besluit tot vaststelling van een wijziging geen exploitatieplan vast te stellen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Scheepmakerij 11-12
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Planvorming
In november 2009 is een principeverzoek ingediend door de eigenaar van pakhuis 'de Liefde' aan de Scheepmakerij 11 voor de bouw van een pand aan de achterzijde van 'de Liefde'. Dit als uitbreiding van zijn huidige kantoor dat gevestigd is in het pakhuis. Tevens wil de eigenaar op de kavel een paviljoen bouwen dat gebruikt gaat worden als kantoor en/of woning.
Voor deze locatie gelden twee bestemmingsplannen: hoofdzakelijk het bestemmingsplan TU-Noord uit 2007, maar voor twee onderdelen daarvan in het plangebied is goedkeuring onthouden door Gedeputeerde Staten (GS). Voor die delen geldt het Uitbreidingsplan Zuidwal-Mijnbouwstraat uit 1958 met de bestemmingen 'openbaar groen' en 'wegen, voetpaden en vluchtheuvels'.
Voor dit bouwplan is een herziening van het bestemmingsplan benodigd.
1.2 Begrenzing Plangebied
Dit plangebied ligt in de noordelijke Wippolder. Het plangebied is gelegen tussen de Scheepmakerij, Hertog Govertkade en Rotterdamseweg en grenzend aan tuinen. Het plangebied betreft het binnenterrein met inbegrip van tuinen gelegen achter Scheepmakerij 8, 9 en 10, een deel van de woning aan Scheepmakerij 9 en het groene terrein grenzend aan de oostkant van het binnenterrein (bestaat uit een deel van kadastraal perceel 7516). Daarnaast betreft het plangebied het kadastrale perceel A9330 achter pakhuis 'de Liefde' en de aangrenzende panden Rotterdamseweg 60 en 64 en 66 (bestaat uit een deel van het kadastrale perceel A9040).
afbeelding 1 luchtfoto met plangrens
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Op deze gronden is het bestemmingsplan TU-Noord (De noordelijke Wippolder) van toepassing. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 19-4-2007 en door gedeputeerde staten is goedkeuring verleend op 18-12-2007. Aan enkele onderdelen van het bestemmingsplan TU-Noord is goedkeuring onthouden. Voor deze onderdelen geldt het Uitbreidingsplan Zuidwal-Mijnbouwstraat, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 24-4-1957 en waaraan goedkeuring is verleend door Gedeputeerde Staten op 21-5-1958. Op deze gronden ligt de bestemming 'wegen, voetpaden en vluchtheuvels' en 'openbaar groen', hier is geen bebouwing toegestaan.
Op de volgende punten wordt afgeweken van de geldende bestemmingsplannen om de nieuwe ontwikkeling mogelijk te maken (juridisch/planologische toets):
- In het bestemmingsplan TU-Noord uit 2007 is de locatie aangeduid als woningbouwlocatie aansluitend op de doorgang vanuit de Rotterdamseweg.
- In het Uitbreidingsplan Zuidwal-Mijnbouwstraat uit 1958 geldt voor de delen waar Gedeputeerde Staten goedkeuring hebben onthouden de bestemmingen 'openbaar groen' en 'wegen, voetpaden en vluchtheuvels'. In dit uitbreidingsplan is het gebied aangeduid als doorgaande weg met openbaar groen erlangs, aansluitend op een brug over de Schie vanaf de Westvest.
Van beide voorgenomen ontwikkelingen is geen sprake meer.
1.4 Opbouw Plan
Hoofdstuk 2 van het bestemmingsplan, de gebiedsvisie, bevat een samenvatting van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling. In de hoofdstukken 4 tot en met 8 komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan de orde: ruimtelijk opzet, functies, milieu, infrastructuur en cultuurhistorie. Hoofdstuk 9 beschrijft de bestaande situatie, de regelgeving en onderzoek en de gewenste ontwikkeling ten aanzien van handhaving in dit plangebied. Tot slot wordt in hoofdstuk 10 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
De gronden waar de ontwikkeling gaat plaatsvinden, waren oorspronkelijk bedrijfsterrein. Sinds geruime tijd stonden de panden leeg in afwachting van ontwikkelingen. Inmiddels zijn deze gebouwen gesloopt en ligt het terrein braak.
2.2 Toekomstige Situatie
Op de locatie zal een kantoorgebouw van maximaal 11 m hoog worden gebouwd achter Pakhuis de Liefde. Dit voormalige pakhuis is in gebruik als kantoorgebouw. Het nieuwe kantoor sluit daar op aan. Op het binnenterrein komt een paviljoen van één bouwlaag met daarin kantoor en/of een woning. Het dak van het paviljoen kan worden benut voor dakterras en sedumdak. De buitenruimte wordt grotendeels geasfalteerd ten behoeve van het afdekken van de vervuilde grond. Dit terrein zal worden benut als parkeerterrein. Achter Scheepmakerij 8, 9 en 10 worden tuinen mogelijk gemaakt. De vervuilde grond zal daar worden afgegraven en afgevoerd.
Tezamen met het bestemmen van de ontwikkeling op het terrein van Scheepmakerij 11-12, worden in dit bestemmingsplan een tweetal locaties gerepareerd die in het bestemmingsplan TU-Noord 2007 van goedkeuring zijn onthouden door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland: een stuk gemeentegrond langs het binnenterrein bereikbaar vanaf de Rotterdamseweg en Rotterdamseweg 60 en 64-66.
Aan de binnentuin van de Rotterdamseweg, direct naast nummer 28 heeft de gemeente een stukje grond. Dat ligt op dit moment braak. Het is niet de verwachting dat hier binnen de planperiode een ontwikkeling gaat plaatsvinden. Aansluitend op de groene functie van het binnenterrein wordt dit terrein groen bestemd.
Rotterdamseweg 60 en 64-66 en de toenmalig geprojecteerde bebouwing achter Pakhuis de Liefde zijn van goedkeuring onthouden om twee redenen. De eerste was dat de hoogtematen in lagen waren aangegeven. De tweede reden was dat door de ontwikkeling de lichttoevoer van de daklichten van Rotterdamseweg 64-66 zou worden belemmerd. Inmiddels ligt er een bouwplan dat wel rekening houdt met de lichttoevoer en zijn de maten in dit bestemmingsplan in meters opgenomen.
2.2.1 Bezonningsstudie
Voor het bestemmingsplan is een bezonningsstudie uitgevoerd. Deze studie is als bijlage bij de toelichting opgenomen. De studie maakt inzichtelijk wat de gevolgen van het project voor de bezonning van de omringende percelen zijn. Uit de studie blijkt dat de gevolgen aanvaardbaar zijn.
De studie is uitgevoerd voor drie maatgevende data: 21 maart, 21 april en 21 juni. De resultaten voor maart gelden tevens voor september (de bezonningssituatie in maart en september is vergelijkbaar). Hetzelfde geldt voor april en oktober. In de studie is de situatie weergegeven voor de tijdstippen 10.00, 13.00 en 16.00 uur. Uit de studie blijkt dat de bezonningssituatie voor de woningen in de omgeving niet veranderd. Het onderzoek laat ook zien dat de nieuwbouw een klein deel van het openbare binnenterrein aan de Rotterdamseweg schaduw geeft. De verandering voor genoemde binnenterrein is zeer beperkt en geeft geen reden om het project niet toe te staan.
In de situatie voor de sloop van de bedrijfspanden op het te ontwikkelen terrein ondervond het binnenterrein in bescheiden mate schaduw van de bebouwing. De panden aan de grens van het binnenterrein waren 1 laag met een kap (ca 3-4 m). De voorgestelde nieuwbouw heeft een maximale hoogte van 11 m (de kopse kant van de kantoorgebouw) en 5 m (het paviljoen). In de bezonningstudie (Gemeente Delft 4 januari 2011) is onderzocht in welke mate de gebouwen schaduw werpen op de omgeving.
In onderstaande tabel is aangegeven op welk moment het binnenterrein schaduw zal krijgen van het kantoor en/of het paviljoen van Scheepmakerij 11-12.
21 maart | 21 april | 21 juni | |
Binnenterrein Rotterdamseweg | Vanaf 13 uur trekt de slagschaduw van het kantoor over de zijkant van het binnenterrein. Dit bestrijkt max 1/10 deel van het binnenterrein | Vanaf 13 uur trekt de slagschaduw van het kantoor over de zijkant van het binnenterrein. Dit bestrijkt max 1/17 deel van het binnenterrein | Vanaf 13 uur trekt de slagschaduw van het kantoor over de zijkant van het binnenterrein. Dit bestrijkt max 1/25 deel van het binnenterrein |
Tabel 1 momenten van schaduw op de woningen in de omgeving
Uit de bezonningstudie blijkt dat het overgrote deel van het binnenterrein de gehele dag in de zon blijft. Het paviljoen geeft geen noemenswaardige schaduw op de omgeving. De meeste schaduw van het kantoor valt bovendien op het verharde deel van het binnenterrein direct naast het terrein van Scheepmakerij 11-12.
2.3 Conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt het bouwplan van Scheepmakerij 11-12 mogelijk gemaakt en wordt een deel van de gebieden waar goedkeuring aan is onthouden in het bestemmingsplan TU-Noord 2007 gerepareerd. En voor het overige wordt de bestaande situatie bestemd conform huidig gebruik.
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Verantwoording Planvorm
Er is gekozen voor een gedetailleerd bestemmingsplan, gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling.
3.2 Systematiek Bestemmingen
3.2.1 Inleidende regels
Begrippen
In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
In de begrippen is 'bevoegd gezag' opgenomen (als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht). Als hoofdregel geldt dat het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is, tenzij een ander orgaan is aangewezen zoals gedeputeerde staten van de provincie indien het een project van provinciaal belang betreft, of een minister voor projecten van nationaal belang.
Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten moeten worden.
3.2.2 Bestemmingsregels
Bestemmingen
Gemengd
Het nieuwe pand/paviljoen op het binnenterrein en het bestaande pand aan de Rotterdamseweg 64-66 hebben de bestemming Gemengd gekregen. Binnen deze bestemming zijn bedrijven, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, parkeervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen toegestaan. In het paviljoen mag gewoond worden, er is maximaal één woning toegestaan. In het pand Rotterdamseweg 60 is wonen ook toegestaan. In de panden aan de Rotterdamseweg 60 en 64-66 is ook detailhandel toegestaan. In het pand Scheepmakerij 11 (het nieuwe pand achter pakhuis 'de Liefde') en het pand Rotterdamseweg 64-66 is de functie wonen niet toegestaan. Binnen het pand Scheepmakerij 11 (achter pakhuis 'de Liefde') dienen ten minste twee parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. De op de verbeelding aangegeven maximale bouwhoogte dient in acht te worden genomen.
Groen
In het plangebied voorkomend groen heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Binnen deze bestemming zijn gebouwen niet toegestaan.
Verkeer
De verkeers- en verblijfsruimten hebben de bestemming Verkeer gekregen. Binnen deze bestemming dienen ten minste 10 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.
Wonen
De woninguitbreiding van Scheepmakerij 9 en de achtertuinen bij de woningen aan de Scheepmakerij 8, 9 en 10 hebben de bestemming Wonen gekregen.
Waarde - Archeologie
De bestemming 'Waarde - Archeologie' is gehanteerd voor een groot deel van het plangebied. Gebieden die op basis van de archeologische verwachtingskaart mogelijk archeologische waarde hebben, hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen. Naast deze bestemming gelden de secundaire bestemmingen. Bouwwerken ten behoeve van secundaire bestemmingen zijn slechts toegestaan indien ze voldoen aan de bouwregels voor deze secundaire bestemmingen.
Waterstaat - Waterkering
In het plangebied komt een beschermingszone van de waterkering voor. Hiervoor is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. De gronden hebben nog een andere secundaire bestemming gekregen, namelijk 'Verkeer'. Het bevoegd gezag wint advies in bij de beheerder van de waterkering, voordat zij beslist op het verzoek om een omgevingsvergunning ter plaatse van de beschermingszone.
3.2.3 Algemene regels
Antidubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn ingeval (onderdelen van) bebouwingsstroken van verschillende eigenaars zijn.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat algemene bouwregels die van toepassing zijn op alle bestemmingen. In dit artikel is ondermeer geregeld dat gebouwen uitsluitend binnen de bouwgrenzen zijn toegestaan en dat voor gebouwen de maximale bouwhoogte van toepassing is, zoals aangegeven op de verbeelding. Tevens zijn in dit artikel de maximale bouwhoogten van bouwwerken geen gebouw zijnde opgenomen.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. In lid 1 is aangegeven welk gebruik in ieder geval verboden is en in lid 2 welk gebruik hieronder niet wordt verstaan.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen het bevoegd gezag kan afwijken van de bouwregels bij geringe afwijkingen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen.
3.2.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Dit artikel bevat de overgangsbepalingen met betrekking tot het bouwen en het gebruik van gronden. In afwijking van de bouwregels blijven enige bouwmogelijkheden bestaan voor de gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk. Bestaande afwijkingen mogen in principe niet worden vergroot.
Het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat het in werking treedt, mag worden voortgezet. Het overgangsrecht is echter niet van toepassing op gebruik dat al in strijd was met het voorgaande plan. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan, indien de afwijking hierdoor in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert.
Slotregel
Hierin is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.
3.3 Specifieke Elementen
Lijst van Bedrijfstypen
Met behulp van de Lijst van Bedrijfstypen wordt aangegeven welke milieubelastende activiteiten in een gebied wel of niet toelaatbaar zijn. De Lijst van Bedrijfstypen, die de gemeente Delft hanteert bij het bepalen van de milieucategorie, is de lijst afkomstig uit de Nota Bedrijven en bestemmingsplannen. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad in oktober 2003. Deze lijst is gebaseerd op de Lijst van Bedrijfstypen uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. In het Delftse beleid worden echter andere afstanden gehanteerd dan de VNG richtlijnen. Deze afstanden zijn opgenomen in de bijlage bij de regels van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Opzet
4.1 Bestaande Situatie
Het plangebied maakt onderdeel uit van de wijk Wippolder-Noord aan de oostzijde van de stad. De Scheepmakerij en de Hertog Govertkade zijn rustige straten met woningen, kantoren en kleine bedrijven. De gronden waar de ontwikkeling gaat plaatsvinden, waren oorspronkelijk bedrijfsterrein. Sinds geruime tijd stonden de panden leeg in afwachting van ontwikkelingen. Inmiddels zijn deze gebouwen gesloopt en ligt het terrein braak.
4.2 Beleid En Onderzoek
De beleidsnota's van rijk, provincie en gemeente richten zich op een hoger schaalniveau. Deze doen geen uitspraken over de ruimtelijke mogelijkheden die ten opzichte van dit bestemmingsplan worden gehandhaafd.
4.3 Gewenste Ontwikkelingen
Het plan betreft het wijzigen van de bestemming naar de gewenste bestemmingen 'Gemengd', 'Groen', 'Verkeer' en 'Wonen'. Het (postzegel)bestemmingsplan betreft het planologisch toelaten van de bouw van een kantooruitbreiding achter pakhuis 'de Liefde', een paviljoen met de functie kantoor/wonen en parkeren op eigen terrein op de percelen aan Scheepmakerij 11-12. Daarnaast krijgen Scheepmakerij 8, 9 en 10 een woonbestemming, waarbij Scheepmakerij 9 ook voor een deel een bouwvlak krijgt. Ter plaatse van Rotterdamseweg 60 wordt wonen toegestaan. Ontwikkelingen in de openbare ruimte zijn niet van toepassing. De gehele ontwikkeling vindt plaats op eigen terrein.
Het plangebied betreft het bouwplanterrein, met daarbij de naastgelegen gronden waaraan goedkeuring is onthouden in het bestemmingsplan TU-Noord. Deze laatstgenoemde gronden en overige gronden worden conserverend bestemd.
4.4 Conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt het bouwplan van Scheepmakerij 11-12 mogelijk gemaakt en wordt een deel van de gebieden waar goedkeuring aan is onthouden in het bestemmingsplan TU-Noord 2007 gerepareerd. En voor het overige wordt de bestaande situatie bestemd conform huidig gebruik.
Hoofdstuk 5 Functies
5.1 Wonen
5.1.1 Bestaande situatie
Er bestaat behoefte aan woningen met ruimte voor werken aan huis. Voor mensen die een eigen bedrijf willen starten kan werkruimte aan huis al voldoende zijn. Van dergelijke woon-werk woningen heeft Delft te weinig beschikbaar.
5.1.2 Beleid en onderzoek
In de door de gemeenteraad op 21 februari 2008 vastgestelde Woonvisie 2008-2020 wordt ondermeer gesteld, dat kenniswerkers, studenten en startende ondernemers tot specifieke doelgroepen voor het Delftse woonbeleid behoren en voldoende moeten worden gefaciliteerd. Voor meer verwevenheid van de kennis-economie in de stad wordt ingezet op het realiseren van voldoende mogelijkheden op de wonen-leren-werkenladder en het meer mengen van functies. Startende ondernemers, jongeren en kenniswerkers moeten worden gebonden aan de stad. Hiertoe moeten dynamische centrumstedelijke woonmilieus als broedplaats voor deze doelgroepen worden ontwikkeld met daarin woonwerk combinaties met ruimte voor ontwikkeling en groei.
5.1.3 Gewenste ontwikkeling
Het streven is er op gericht om in Delft 2.500 woningen en woonwerk combinaties voor startende ondernemers en kenniswerkers te realiseren.
5.1.4 Conclusie
De realisatie van een kantooruitbreiding achter pakhuis 'de Liefde', een paviljoen met de functie kantoor/wonen met parkeren op eigen terrein op de percelen Scheepmakerij 11-12 draagt bij aan het inlopen van het tekort aan woonwerk combinaties in de stad.
5.2 Bedrijven, Kantoren
5.2.1 Gewenste ontwikkeling
Delft wenst goede randvoorwaarden te scheppen voor het behoud, de uitbreiding of werving van bedrijvigheid in de stad. Het voorzien in de mogelijkheden tot het vinden van passende bedrijfshuisvesting is daarin een belangrijk element.
Voor wat betreft kantoorhoudende bedrijvigheid heeft Delft locaties rondom de openbaar vervoerknooppunten beschikbaar (Spoorzone en station Delft Zuid). Voor die locaties gaat het om substantiële kantoorvolumes. Het beleid is er op gericht om op die locaties tot concentratie te komen van nieuwe kantoorhoudende bedrijvigheid.
Voor kantoorhoudende bedrijvigheid die reeds in Delft is gevestigd en door groei geconfronteerd wordt met meer ruimtebehoefte op de bestaande locatie, wenst Delft de mogelijkheid te bieden om in deze groeiende ruimtebehoefte te voorzien. De uitbreiding van het kantoorvolume op de locatie Scheepmakerij 11-12 past hierin. Door een uitbreiding van circa 900 m2 kantoorvloeroppervlak kan het hier reeds gevestigde bedrijf de groei op de huidige locatie opvangen. Door te kiezen voor de bestemming 'Gemengd' zijn ook mogelijk toekomstige andere vormen van bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. De beperking van de toegestane milieucategorie verzekert dat dit voor het omliggende gebied geen problemen met zich meebrengt en creëert tegelijkertijd een grote mate van flexibiliteit voor toekomstig gebruik.
5.2.2 Conclusie
Door te voorzien in de op de Scheepmakerij 11-12 bestaande uitbreidingsbehoefte wordt het mogelijk dat de aldaar gevestigde kantoorhoudende bedrijvigheid niet hoeft te verplaatsen. Weliswaar worden er - in een markt waarin sprake is van toenemende kantorenleegstand - vierkante meters kantooroppervlak aan de totale voorraad in Delft toegevoegd, doordat sprake is van een uitbreidingsbehoefte resulteert dit niet in een verplaatsing en daaraan gekoppelde mogelijke leegstand. Tegen die achtergrond wordt de toevoeging van een beperkt aantal vierkante meters kantoorvloeroppervlak aan de bestaande voorraad als passend gezien. Door het toekennen van de bestemming Gemengd wordt flexibiliteit gecreëerd voor eventueel wijzigend toekomstig gebruik.
5.3 Openbare Ruimte
5.3.1 Bestaande situatie
Het bestemmingsplan bevindt zich grotendeels op particulier terrein. Enige uitzondering is het groene terrein op het binnenterrein aan de Rotterdamseweg. Dit was braakliggend terrein van de gemeente in afwachting van ontwikkeling van deze gronden. Inmiddels is duidelijk dat op deze gronden geen ontwikkelingen zullen gaan plaatsvinden.
5.3.2 Beleid en onderzoek
Het beleid voor de openbare ruimte van de gemeente Delft is vastgelegd in de Visie Openbare Ruimte, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 15 september 2009. Hierin is de Scheepmakerij en dit deel van de Rotterdamseweg opgenomen in het stedelijk woonmilieu 'periode voor de jaren 30, rooilijn stedenbouw'. Benoemd is dat de openbare ruimte schaars is en intensief wordt gebruikt. In de visie zijn leidende principes benoemd waar bij herinrichting en herbestemming vanuit moet worden gegaan. De belangrijkste voor dit bestemmingsplan, en met name de keus om het braakliggend terrein groen te bestemmen, zijn:
- verblijfsgebied, zo veel als mogelijk toegankelijke ruimte voor voetgangers;
- als woongebied aantrekkelijk houden (verblijfsgebied, speelvoorzieningen);
- inrichten van de pleintjes voor ontmoeten en verblijven.
5.3.3 Gewenste ontwikkeling
In dit bestemmingsplan wordt de gemeentelijke braakliggende grond bestemd als groen.
5.3.4 Conclusie
De enige en voorname verandering in de openbare ruimte vindt plaats op het binnenterrein langs de Rotterdamseweg. Zowel qua bestemming als qua inrichting verandert dit terrein naar groen.
Hoofdstuk 6 Milieu
6.1 Water
6.1.1 Bestaande situatie
Het plangebied is gelegen in het boezemgebied van de Schie grenzend aan de Zuidpolder van Delfgauw. In het gebied ligt een gescheiden rioleringssysteem.
6.1.2 Beleid en onderzoek
Het waterbeleid is terug te vinden in o.m. het waterplan Delft met als onderdeel daarvan de Waterstructuurvisie en het gemeentelijk rioleringsplan.
6.1.3 Gewenste ontwikkeling
Het plangebied ligt in het boezemgebied. Voor het boezemsysteem geldt bij ontwikkelingen geen wateropgave. Realisatie van water op deze locatie is daarom geen wens vanuit de waterstructuurvisie. Wel is het wenselijk om mogelijkheden voor alternatieve waterberging in de vorm van groene daken, waterdoorlatende verharding e.d. mee te nemen om wateroverlast bij piekbuien te beperken.
Riolering dient, indien dit nog niet het geval is, volgens het gemeentelijk rioleringsplan gescheiden te worden aangelegd en aangesloten te worden op de bestaande schoonwaterafvoer.
6.1.4 Conclusie
De ontwikkeling heeft geen effecten op het waterplan en voldoet aan beleid en regelgeving.
6.2 Ecologie
6.2.1 Bestaande situatie
In de wijk en in of nabij het plangebied komen vaste verblijfplaatsen van gierzwaluwen, mussen en vleermuizen voor. Een deel van het plangebied bestaat uit openbaar groen (het groene terrein aan de oostkant van het plangebied). De gebouwen in het plangebied zijn inmiddels gesloopt.
6.2.2 Gewenste ontwikkeling
Binnen het plangebied vinden ruimtelijke ontwikkelingen plaats in de vorm van bouwwerken. Voorafgaand aan ruimtelijke ontwikkelingen moet in alle fasen van het bouwrijp maken tot aan de realisatie volgens de Flora- en faunawet rekening worden gehouden met het voorkomen van beschermde soorten. Dit betekent dat rekening moet worden gehouden met de broedperiode van vogels en verblijven van vleermuizen. Vanuit het ecologiebeleid is het wenselijk om vleermuisstenen (minimaal 10 stenen), een koloniekast en gierzwaluwkasten (minimaal 15 voorzieningen) te integreren in het plan.
Het bestaande groen blijft als groen gehandhaafd.
6.2.3 Conclusie
De locatie wordt op basis van de verstrekte informatie geschikt geacht voor de genoemde bestemmingen.
6.3 Bodem
6.3.1 Bestaande situatie
Voor Delft is op basis van historische informatie en in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken een bodembeheernota opgesteld. Hierin is aangegeven wat de gemiddelde bodemkwaliteit in de bovenste twee meter in verschillende deelgebieden van Delft is. De bodembeheernota is op 17 december 2009 door de Raad vastgesteld. Het plangebied bevindt zich in de zone “7. Wonen, 1600-1880, 1,0 - 1,5 meter opgehoogd, puinhoudend”. Dit betekent dat, naar verwachting, de grond van 0 tot 2 meter beneden maaiveld matig verontreinigd is met zware metalen en PAK (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen).
6.3.2 Beleid en onderzoek
Voor bodem is de volgende regelgeving van belang: Wet Bodembescherming, Besluit Bodemkwaliteit, Nota bodemsaneringsbeleid Zuid-Holland, Provinciale milieuverordening 2007, Nota Bodembeheer gemeente Delft, Periode 2010-2015 en het Handboek bodem.
Uitgevoerde bodemonderzoeken
In het plangebied zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd:
- 1. Oriënterend bodemonderzoek Scheepmakerij 5-12 te Delft Grontmij kenmerk WO 55657, d.d. 1 augustus 1988.
- 2. Nader onderzoek Scheepmakerij 5-12 te Delft, Krachtwerktuigen, kenmerk 92.3452-IW/HOF/kl d.d. 1 maart 1994.
- 3. Nader bodemonderzoek Scheepmakerij 5-12, Krachtwerktuigen, kenmerk 9619160D.B14/HOF/kl, d.d. 9 juni 1997.
- 4. Nader bodemonderzoek Scheepmakerij 5-12, Grontmij, kenmerk 99023051-SF/RC,rev, d.d. 24 juli 2001.
- 5. Saneringsplan Scheepmakerij 5-12, Hofstede CS, kenmerk dgg.del.01083.r01, d.d. 25 maart 2002.
- 6. Verkennend bodemonderzoek Scheepmakerij 5-12, Hofstede CS, kenmerk dgg.del.01083.r02, d.d. 7 december 2002.
Voor de locatie is op 2 september 1999 door het bevoegde gezag Wet bodembescherming (destijds de provincie Zuid-Holland) een beschikking genomen. Hieruit blijkt dat sprake is van een geval van bodemverontreiniging waarvan de sanering voor 2015 dient te zijn aangevangen.
Verder is voor de locatie Scheepmakerij 5-12 in opdracht van de Groene Groep een saneringsplan opgesteld, gerelateerd aan de door hen voorgenomen nieuwbouw van woningen inclusief half verdiept parkeren waarop op 9 december 2005 een beschikking is genomen door het bevoegd gezag Wet bodembescherming (destijds de provincie Zuid-Holland).
Op grond van de bouwverordening dient de aanvrager bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen een bodemonderzoek te overleggen waaruit de geschiktheid van de bodem blijkt. Er dient een actualiserend bodemonderzoek te worden uitgevoerd van het plangebied dat inzicht geeft in de huidige kwaliteit van grond en grondwater (conform NEN 5740 en NEN 5707). Indien uit het onderzoek, dat momenteel wordt uitgevoerd, blijkt dat er sprake is van een verontreiniging die humane, ecologische of verspreidingsrisico's opleveren, ofwel als er handelingen in verontreinigde grond plaatsvinden, dienen deze risico's te worden weggenomen volgens de regels van de Wet bodembescherming. Als er geen risico's aanwezig zijn is de locatie geschikt voor de bestemming, mits de werkzaamheden onder het regime van de Wet bodembescherming worden uitgevoerd.
6.3.3 Conclusie
Binnen het plangebied is op basis van de huidige gegevens sprake van bodemverontreiniging. De sanering dient vóór 2015 te worden aangevangen.
Op grond van de bouwverordening dient de aanvrager bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen een actueel bodemonderzoek te overleggen waaruit de geschiktheid van de bodem blijkt. Op basis hiervan kan een herbeschikking worden aangevraagd. Indien uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van een verontreiniging die humane, ecologische of verspreidingsrisico's opleveren, dient er te worden gesaneerd volgens de regels van de Wet bodembescherming. Indien er geen risico's zijn, is er geen termijn waarbinnen verplicht gestart dient te worden met de bodemsanering. De bodemsanering vindt dan plaats als dit vanuit herontwikkelingsoogpunt nodig is.
Als er geen risico's aanwezig zijn is de locatie geschikt voor de bestemming, mits de werkzaamheden onder het regime van de Wet bodembescherming worden uitgevoerd.
6.4 Geluid
6.4.1 Bestaande situatie
Het plangebied betreft het binnenterrein van het perceel dat bekend staat als de Scheepmakerij. In de bestaande situatie is het binnenterrein onbebouwd en ligt het geheel afgeschermd van doorgaande wegen en andere significante geluidsbronnen. De geluidskwaliteit op het binnenterrein is zeer goed. De optredende geluidniveaus liggen onder de voorkeursgrenswaarde.
6.4.2 Beleid en onderzoek
Onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (50 dB(A) voor industrie) is elke ontwikkeling volgens de Wet geluidhinder toegestaan. Boven de voorkeursgrenswaarde dient middels onderzoek te worden aangetoond dat een zogenaamde hogere waarde benodigd is voor de realisatie van het plan. In dit geval is beleid hogere waarden Wet geluidhinder van de gemeente Delft bepalend voor het al dan niet verlenen van die hogere waarde.
6.4.3 Gewenste ontwikkeling
Het plan voorziet in de realisatie van een gebouw voor gemengde doeleinden op het binnenterrein van de Scheepmakerij. Vanwege de functie gemengde doeleinden is de bestemming geluidgevoelig.
6.4.4 Conclusie
Hoewel de ontwikkeling op het binnenterrein van de Scheepmakerij aangeduid kan worden als geluidgevoelig is door de ligging van het plan geluidonderzoek niet noodzakelijk. Het is aannemelijk dat de optredende geluidniveaus de voorkeursgrenswaarde niet zullen overschrijden. Volgens de Wet geluidhinder kan de ontwikkeling doorgang vinden.
6.5 Luchtkwaliteit
6.5.1 Bestaande situatie
Het plan is niet gelegen in een gebied waar de normen voor de luchtkwaliteit worden overschreden.
6.5.2 Beleid en onderzoek
Er dient voldaan te worden aan de eisen ten aanzien van de luchtkwaliteit uit de hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer. De ontwikkeling kan alleen doorgang vinden als er voldaan wordt aan artikel 5.16 van de Wet milieubeheer.
6.5.3 Gewenste ontwikkeling
Het plan voorziet in de realisatie van een kleine kantoorruimte die deels of geheel gebruikt kan worden als woonruimte voor één woning. Gezien de geringe omvang van het plan draagt het niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
6.5.4 Conclusie
De Wet milieubeheer, luchtkwaliteitseisen, staat de uitvoering van de plannen niet in de weg.
6.6 Externe Veiligheid
6.6.1 Bestaande situatie
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een inrichting waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen of van een transportroute waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Ook ligt er geen buisleiding in de omgeving van het plangebied die relevant is voor externe veiligheid.
6.6.2 Beleid en onderzoek
Wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid zijn o.a. vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS).
6.6.3 Conclusie
Dit bestemmingsplan voldoet aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid.
Hoofdstuk 7 Infrastructuur
7.1 Bovengronds (Verkeer En Vervoer)
7.1.1 Bestaande situatie
Openbaar vervoer
In de directe nabijheid van het plan zijn geen OV haltes aanwezig. Op ongeveer 500 meter loopafstand ligt het busstation Zuidpoort. Hier stoppen naast enkele stadsbussen ook streekbussen die de gehele regio aan doen.
Autoverkeer
Het plangebied wordt omsloten en ontsloten door erftoegangwegen. Qua ontsluiting gaat het om de Rotterdamseweg (ten oosten), de Hertog Govertkade (ten noorden) en de Scheepmakerij (ten westen van het plan). Aan de zuidzijde grenst het plangebied deels aan een zijtak van de Rotterdamseweg.
Wegen van een hogere orde zijn op enige afstand gesitueerd: Rotterdamseweg en de Jaffalaan. Het gaat hierbij om zogenaamde wijkontsluitingswegen. Deze wegen bundelen het verkeer uit de omliggende woonwijken en verwerken dus meer verkeer dan erftoegangswegen.
Voorts zijn rijroutes van de brandweer belangrijk. Deze routes zijn opgedeeld in hoofdroutes en secundaire routes. De dichtstbijzijnde hoofdroutes lopen via de St. Sebastiaansbrug en de Michiel de Ruyterweg naar de Julianalaan en de Rotterdamseweg.
Langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)
Direct ten westen van het plangebied ligt de Scheepmakerij. Voor fietsverkeer vanaf de Abtswoudsebrug naar het noorden en noordwesten van Delft is de Scheepmakerij een aantrekkelijke route. Per etmaal passeren hier 2.700 fietsers.
Parkeren
De huidige loodsen en stallen zijn gesloopt. Het terrein is momenteel ten dele geschikt om auto's op eigen terrein te parkeren.
7.1.2 Beleid en onderzoek
Openbaar vervoer
Haaglanden is de autoriteit van het openbaarvervoer in de regio. De gemeente Delft geeft bij het stadsgewest aan wat de eigen openbaar vervoersprioriteiten zijn. Het gebruik en de gewenste ontwikkelingen van stad- en streekvervoer zijn beschreven in het lokaal Verkeer- en Vervoerplan (LVVP, 30 juni 2005).
Autoverkeer
Leidend is het in juni 2005 vastgestelde LVVP. Hierin is het verkeersbeleid voor de middellange termijn vastgelegd. Een belangrijk onderdeel van het LVVP is de categorisering van wegtypen in het Delftse wegennet. Wegcategorisering is namelijk een essentieel onderdeel van de Duurzaam Veilig-ontwerpprincipes: bij elke categorie horen eigen vormgevingskenmerken. Delft onderscheidt de volgende wegtypen:
- stroomwegen
- gebiedsontsluitingswegen
- wijkontsluitingswegen
- erftoegangswegen
Onderdeel van het LVVP is het toevoegen van een nieuwe categorie aan de bestaande ontsluitingswegen: wijkontsluitingswegen. Deze nieuwe categorie biedt de mogelijkheid het wegprofiel anders in te richten dan in 'Duurzaam Veilig' is voorzien. De voorgestelde maatregelen voor wijkontsluitingswegen zorgen ervoor dat auto's in het algemeen niet harder zullen rijden dan 40 km/h.
Langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)
Het beleid voor langzaam verkeer is vastgelegd in het Fietsactieplan II (2005-2010), vastgesteld in juni 2005. Er wordt gestreefd het fietsgebruik te stimuleren, de fiets een serieus alternatief te maken voor de auto en zo ook een bijdrage te leveren aan de bereikbaarheid van de stad, zodat Delft kan behoren tot de beste fietssteden van Nederland.
Tot de gebruikte richtlijnen voor het ontwerpen van voorzieningen voor langzaam verkeer behoren onder andere de ontwerprichtlijnen voor de toegankelijkheid van gehandicapten en minder validen.
Ten aanzien van het stallen van fietsen zijn voor de nieuwbouw van woningen normen vastgesteld in de Nota Parkeren en Stallen:
- 1. per woning moet tenminste één, vanaf de straat toegankelijke afsluitbare bergruimte aanwezig zijn, waarvan de vloeroppervlakte ten minste 3,5 m² is en waarvan de breedte ten minste 1,5 meter is. De hoogte boven het vloeroppervlak moet ten minste 2,1 meter zijn. De drempelhoogte is maximaal 20 mm; óf,
- 2. per woning moet ten minste één stallingsmogelijkheid voor 2 fietsen aanwezig zijn in een gemeenschappelijk overdekte stallingsvoorziening maximaal 50 meter van de woning, die in ieder geval vanaf de straat bereikbaar is.
Parkeren
Het beleid over parkeren en stallen van Delft is in 2003 vastgesteld in de Nota 'Parkeren en Stallen'. Deze is in 2006 en 2009 geactualiseerd. De essentie van het beleid is dat voor nieuwe ontwikkelingen (zoals nieuwbouw en herontwikkeling) voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden om parkeerproblemen in de omgeving te voorkomen. De Nota Parkeren en Stallen is een uitwerking van artikel 2.5.30 van de bouwverordening, die stelt dat voldoende parkeerruimte aangelegd moet worden in, op of onder een gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
7.1.3 Gewenste ontwikkelingen
OV
Met betrekking tot het plangebied zijn er geen gewenste ontwikkelingen op het gebied van openbaar vervoer.
Autoverkeer
Het plangebied zal zowel op de Hertog Govertkade als op de Scheepmakerij worden ontsloten. Beide ontsluitingen dienen verkeersveilig ontworpen te worden.
Langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)
Het plangebied zal zowel op de Hertog Govertkade als op de Scheepmakerij worden ontsloten. Beide ontsluitingen dienen verkeersveilig ontworpen te worden.
Parkeren
Het plan behelst kantoor en woonruimte. Het ene kantoor is 701 m2. Daarnaast is er een paviljoen welke door de ontwikkelaar naar eigen wens kan worden ingedeeld in deels kantoorruimte en deels woonruimte. De totale oppervlakte is 240 m2. Rekening houdend met de parkeerbehoefte is in het worst-case scenario sprake van 21,3% woning en 78,7% kantoor.
De parkeereis voor deze beide functies is 12,4 is 12 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte zal conform de nota parkeren en stallen op eigen terrein worden opgelost.
In de regels en op de verbeelding worden de parkeerfaciliteiten op eigen terrein beschreven cq aangeduid. Dit gebeurt om te zorgen dat deze parkeergelegenheden daadwerkelijk behouden blijven voor parkeerdoeleinden. Parkeergelegenheid die is vastgelegd in de regels en/of op de verbeelding, moet in stand gehouden worden. Verbouwing of bebouwing van parkeergelegenheid is niet toegestaan. Dit draagt bij aan het beperken van de parkeerdruk op straat. Het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein wordt in mindering gebracht op het aantal te verkrijgen parkeervergunningen in gereguleerd gebied, bepaald middels vastgestelde voorwaarden en rekenfactoren.
7.1.4 Conclusie
Algemeen
De geplande ontwikkeling trekt relatief weinig autoverkeer aan. Het plangebied is voldoende ontsloten voor zowel auto, fiets als OV. De in- en uitritten dienen voldoende verkeersveilig te worden vormgegeven. Voorts moet voldaan worden aan de stallingsnorm voor fietsen: voor elke woning dient stallingsruimte voor minimaal twee fietsen gerealiseerd te worden.
7.2 Ondergronds (Kabels En Leidingen)
In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Er is ook geen sprake van ondergrondse voorzieningen zoals afvalinzameling.
In de Scheepmakerij en in de Rotterdamseweg liggen (gescheiden) hoofdrioleringsstelsels waarop aangesloten kan worden. De huisaansluitingen voor afvoer van regenwater en afvoer van vuilwater dienen gescheiden te worden aangeleverd naar de hoofdriolering. Bij het rioleringstype van een gescheiden stelsel zal zoveel mogelijk regenwater worden afgevoerd via het bermoppervlak of via bodempassage (door de berm of via een systeem dat in de bodem wordt aangebracht).
Hoofdstuk 8 Cultuurhistorie
8.1 Archeologie
8.1.1 Bestaande situatie
Het plangebied ligt nabij een geulafzetting die behoort tot de Gantel Laag van het Laagpakket van Walcheren. Dergelijke afzettingen vormden in de Romeinse tijd in de omgeving van Delft een ideale plek om een nederzetting te stichten. Er zijn bovendien aanwijzingen uit de directe omgeving dat er intensief op de oevers van deze geulsedimenten werd gewoond. Met name de geul die door de binnenstad van Delft loopt en ook op in de directe omgeving van het plangebied is waargenomen, blijkt in de Romeinse tijd nog voor een deel te hebben opengelegen. Hierdoor ontstond er een waterfront dat klaarblijkelijk extra aantrekkingskracht op de bewoners uitoefende, getuige de vele vondsten en sporen uit die tijd langs dit water. In de gebieden met dekafzettingen naast deze geulen zijn restanten te vinden van landindeling en grondgebruik, zoals verkavelingsgreppels en kuilenclusters. Dergelijke resten geven inzicht in het grondgebruik en voedselproductie in de Romeinse tijd.
Op grond van het historisch onderzoek dat naar de locatie van de Scheepmakerij is uitgevoerd, is duidelijk geworden dat er in de zestiende eeuw op deze plek sprake is van scheepswerven. Nadien vinden er allerhande industriële activiteiten plaats. Het plangebied lag immers vlak buiten de stadspoorten van Delft en langs een bevaarbaar kanaal, de Delftsche Schie. Het ligt in de lijn van de verwachting dat er nog resten van de scheepshellingen en werven in het plangebied aangetroffen kunnen worden.
Voor het gehele plangebied geldt dat de archeologische sporen vrijwel alle aan- of nabij het oppervlak liggen of verwacht kunnen worden.
Op grond van deze informatie is het terrein van de Scheepmakerij op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland aangemerkt als terrein met hoge archeologische waarde (zie afbeelding 2). Bij de actualisering van de monumentenkaart in 2044-2006 is deze status herbevestigd.
afbeelding 2 Archeologisch Monumentenkaart Zuid-Holland
8.1.2 Beleid en onderzoek
In 1998 is door het Nederlandse parlement het Verdrag van Valetta goedgekeurd. In 2007 heeft dit zijn beslag gekregen in de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Hierin stelt het rijk zich op het standpunt dat op gemeentelijk niveau in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Het uitgangspunt van zowel het nationaal als gemeentelijk beleid is om waardevol archeologisch erfgoed zoveel mogelijk te beschermen en in situ te behouden. Ook in de nieuwe wet op de Archeologische Monumentenzorg die sinds 1 september 2007 van kracht is, is vastgelegd dat zorgvuldig met archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan voor archeologische waarden ter plaatse, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Eén van de uitgangspunten van de nieuwe wet is het veroorzakersprincipe. Dit houdt in dat de initiatiefnemer of omgevingsvergunningaanvrager zelf verantwoordelijk is voor de bekostiging van het archeologisch onderzoek.
De bescherming van het archeologisch erfgoed dient in het bestemmingsplan te worden geregeld, net als andere in het bestemmingsplan op te nemen en te beschermen belangen. Voor het bestemmingsplan geldt als norm de eis van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat het belang van het archeologisch erfgoed mee dient te tellen bij de beoordeling en afweging van alle bij die goede ruimtelijke ordening spelende belangen. Dit wordt geregeld via een omgevingsvergunningstelsel dat betrekking heeft op grondroerende werkzaamheden voor zover deze worden uitgevoerd in gebieden die op de verbeelding staan aangegeven met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (WR-A).
In de regels staat opgenomen welke werken of werkzaamheden schadelijk kunnen zijn voor (verwachte) archeologische waarden en daarom vergunningplichtig zijn. Hierin staan ook voorwaarden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Zo'n voorwaarde kan zijn dat een rapport moet zijn overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld. Het verlenen van een omgevingsvergunning is afhankelijk van de uitkomsten van dit archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
8.1.3 Gewenste ontwikkeling
Voor onderhavig bestemmingsplan geldt dat het grotendeels betrekking heeft op een terrein dat op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland staat aangegeven als een terrein met hoge archeologische waarde. Daarom zal er voorafgaand aan bodemroerende activiteiten dieper dan 40 cm onder maaiveld een archeologisch onderzoek moeten plaatsvinden. Pas nadat het terrein volledig is vrijgegeven van archeologische waarden mogen er graaf- en (ondergrondse) sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd.
8.1.4 Conclusie
Voor het plangebied geldt een hoge archeologische verwachting. Daarom dient voor aanvang van bodemverstorende werkzaamheden inventariserend archeologisch onderzoek middels proefsleuven worden te verricht. Onder bodemverstorende werkzaamheden worden sloop- en graafwerkzaamheden verstaan die dieper gaan dan 40 cm onder maaiveld.
Om de zorgvuldigheid van de omgang met archeologische waarden te waarborgen, wordt in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gelegd op het gehele plangebied.
8.2 Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing
Het plangebied ligt bij de Zuidkolk, de al in de late 16e eeuw (onder andere aanleg bolwerk na 1573) tot stand gekomen verbreding van de historische waterwegen naar en om Delft. Vanwege de ligging aan de belangrijke vaarroute de Schie was er veel bedrijvigheid langs het water, hoofdzakelijk scheepswerven. Al sinds de late middeleeuwen lag hier buiten de toenmalige stadswallen een vrij dichte bebouwing, te zien op de kaart van Jacob van Deventer uit 1557 en op de Kaart Figuratief uit 1678. De historisch overgeleverde structuur is die van een perceelsgewijze bebouwing: individuele panden op diepe percelen. Deze perceelstructuur is aan de kadezijde nog steeds aanwezig en duidelijk zichtbaar aan de gevarieerde gevelwand.
Aangrenzend aan het plangebied liggen drie monumenten, Scheepmakerij 8, Scheepmakerij 9-10 en Scheepmakerij 11. De eerste twee zijn gemeentelijk monument, de laatste (pakhuis De Liefde) is Rijksmonument. Pakhuis de Liefde uit 1899 is een fraai, nog grotendeels gaaf pakhuis; het is onlangs herbestemd en gerestaureerd/verbouwd. Bij de bouwplannen is al rekening gehouden met aansluitende nieuwbouw achter het trappen-/lifthuis, waarin dit bestemmingsplan nu voorziet. Scheepmakerij 9-10 is in 1997 aangewezen vanwege de monumentale voorgevel met rondbogen van het linker bouwdeel (nr. 9). Tijdens de aanwijzing was al duidelijk dat het achterliggende bouwvolume en dat van nr. 10 konden worden gesloopt en vervangen. Daarover is met een toenmalige ontwikkelaar al overleg gevoerd. Voor nieuwbouw achter de gevel van nr. 9 is recent de monumentenvergunning verleend. Scheepmakerij 8 is in 2003 aangewezen vanwege de nog achter een jongere voorgevel aanwezige 17e eeuwse structuur en het feit dat bij voorziene sloop van nr. 9-10 de zijmuur daarvan vrij komt.
Deze panden waren uiteindelijk allemaal in eigendom van de firma Vliegenthart. Het terrein erachter maakte eveneens deel uit van het Vliegenthart-complex. Vanaf de 19e eeuw heeft hier al deels perceeloverschrijdende schaalvergroting plaatsgevonden en zijn meerdere bedrijfshallen bebouwd. Deze zijn/waren in een zeer slechte staat en worden/zijn eveneens voor herontwikkeling gesloopt.
Het is gewenst de kleinschalige perceelstructuur aan de randen van het plangebied (Scheepmakerij en Hertog Govertkade) in stand te houden. Het plan heeft hierop geen gevolgen. Het amorfe binnengebied zelf is resultante van de historisch hier gegroeide, verdwenen bedrijfsbebouwing. Een vrijere verkavelingsvorm is daarom denkbaar, en de nieuwbouw achter De Liefde betekent in ieder geval versterking van de perceelstructuur daarvan.
Hoofdstuk 9 Handhaving
9.1 Bestaande Situatie
In de bestaande situatie zijn geen afwijkingen geconstateerd.
9.2 Beleid Onderzoek
In juni 2004 heeft de gemeenteraad van Delft de beleidsnota 'Handhaving bestemmingsplannen, beleid en uitvoering' vastgesteld. Dit beleid beperkt zich tot het handhaven van die bestemmingsplanregels die niet op grond van andere regimes (bijvoorbeeld milieuwetgeving) kunnen worden gehandhaafd. Prioriteit in handhaving hebben die regels die bij overtreding tot onwenselijke schade leiden op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening en economie en waarbij tevens geldt dat de kans dat die overtredingen zich voordoen, groot wordt geacht. Om de schade en de kans op overtreding te kunnen beoordelen wordt in de nota gewerkt met type plangebieden. Eén van die type plangebieden is de Hoofdwegenstructuur. Prioriteit wordt aangegeven met de cijfers 1 (intensieve handhaving), 2 (reguliere handhaving) en 3 (incidentele handhaving).
9.3 Gewenste Ontwikkeling
Prioriteit in handhaving voor dit bestemmingsplan richt zich op de onderstaande items:
Handhavingsprioriteit
Milieu: water (g/b) 3
ecologie (g/b) 1
Ruimtelijke Ordening: zichtkant (b) 2
bezonning, zicht en privacy (g) 3
stank, geluid en stofoverlast (g) 3
Economie: algemeen (g) 3
(g=gebruik, b=bebouwing)
De uitvoering van handhaving bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste het houden van toezicht en dus opsporen van illegale situaties en ten tweede het feitelijk toepassen van sanctiemiddelen.
Het opsporen van illegale situaties kan op meerdere manieren plaatsvinden. Het periodiek houden van luchtfotovergelijkingen is een goede methode om illegale bouwwerken op te sporen. Voor het opsporen van illegaal gebruik is het raadplegen van open bronnen, zoals het register van de Kamer van Koophandel, het internet en gemeentelijke dossiers een betere methode. Steeds zal de overtreding ook feitelijk (= ter plaatse) moeten worden geconstateerd. In een aantal gevallen kan een overtreding slechts worden opgespoord door controles op straat.
9.4 Conclusie
Prioriteit van de handhaving is laag.
Hoofdstuk 10 Maatschappelijke En Financiële Uitvoerbaarheid
10.1 Inspraak En Overleg
10.1.1 Watertoetsoverleg
Het bestemmingsplan is op 21 januari 2011 besproken met het Hoogheemraadschap Delfland (de waterbeheerder). Het Hoogheemraadschap heeft geen bezwaar tegen het bestemmingsplan. Het watertoetsoverleg heeft derhalve niet tot aanpassing van het bestemmingsplan geleid.
10.1.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het conceptbestemmingsplan toegezonden aan de volgende overlegpartners:
- 1. Vrom-inspectie;
- 2. Provincie Zuid-Holland;
- 3. Kamer van Koophandel;
- 4. Brandweer Veligheidsregio Haaglanden;
- 5. Hoogheemraadschap Delfland;
- 6. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
- 7. Stadsgewest Haaglanden
- 8. Tennet Zuid-Holland
- 9. Stedin Netbeheer B.V.
- 10. Nederlandse Gasunie
- 11. Evides
- 12. VWS Pipeline Control b.v.
De onder 4, 5, 11 en 12 genoemde instanties hebben gereageerd en aangegeven geen opmerkingen over het plan te hebben. De onder 1, 2, 4 en 9 genoemde instanties hebben een inhoudelijke reactie ingediend. Deze reacties worden hieronder besproken. Van de overige overlegpartners is geen reactie ontvangen.
Reactie Vrom-inspectie
Reactie
Het plan betreft de uitbreiding van het monumentale pand pakhuid De Liefde. Een paragraaf met daarin de beschrijving van de aanwezige bovengrondse cultuurhistorische waarden ontbreekt echter. Eventuele gevolgen van het plan voor het rijksmonument en de ruimtelijke beleving zijn niet inzichtelijk gemaakt. Het advies is dan ook in het ontwerpbestemmingsplan specifiek aandacht aan deze cultuurhistorische waarden te besteden.
Antwoord
De paragraaf 'Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' is per abuis weggevallen. Deze zal in het ontwerpbestemmingsplan worden toegevoegd.
Reactie Provincie Zuid-Holland
Reactie
De Provincie Zuid-Holland geeft aan dat het plan conform de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte is.
Antwoord
Dit wordt voor kennisgeving aangenomen.
Reactie Brandweer Veiligheidsregio Haaglanden
Reactie
Het plangebied ligt niet in de invloedsfeer van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De uitvoering van dit plan leidt niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's. Er wordt daarom door de Veiligheidsregio geen specifiek advies uitgebracht voor dit bestemmingsplan. Voor wat betreft de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten blijken de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorziening(en) nu voldoende te zijn, dit dient wel geborgd te worden voor de toekomst.
Antwoord
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Reactie Stedin Netbeheer B.V.
Reactie
Voor vervolgacties is het van belang dat de 'grondroerder' volgens de wet WION (Wet Informatie uitwisseling Ondergrondse Netten) een oriëntatiemelding bij het kadaster laat uitvoeren om de mogelijke aanwezige ondergrondse infrastructuur welke onder de nieuwbouw zou kunnen komen in kaart te krijgen. Indien de huidige infrastructuur van Stedin onder de nieuwbouw komt te liggen, dan wordt de grondroerder verzocht een offerteaanvraag via www.aansluitingen.nl in te dienen voor het verplaatsen van de infrastructuur.
Antwoord
De reactie betreft uitvoeringsaspecten en wordt voor kennisgeving aangenomen.
10.1.3 Zienswijzen
Voor het bestemmingsplan zal de wettelijke procedure conform de Wet ruimtelijke ordening worden gevolgd. Het ontwerpbestemmingsplan zal ter inzage worden gelegd voor de duur van zes weken. Gedurende deze periode kan door een ieder een zienswijze worden ingediend. De zienswijzen zullen vervolgens worden samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen. Na een eventuele aanpassing van het bestemmingsplan - naar aanleiding van de ingediende zienswijzen - zal het plan ter vaststelling aan de gemeenteraad worden aangeboden.
10.2 Financiële Uitvoerbaarheid
De Wet ruimtelijke ordening voorziet in een verplichting tot het verhaal van gemeentelijke kosten. Dat kan op publiekrechtelijke grondslag, via een exploitatieplan dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dient te worden. Maar ook kan het gemeentelijke kostenverhaal geregeld worden via een zogenoemde anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer/ontwikkelaar. In dit geval is van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Er is een overeenkomst gesloten met de ontwikkelaar. Om die reden is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.
De ontwikkeling die op grond van het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt betreft een ontwikkeling geheel op privaat eigendom en geheel voor rekening en risico van de ontwikkelaar. Vanuit de gemeente worden geen acties en werkzaamheden ontplooid in het plangebied, waaronder de aanleg van voorzieningen van openbaar nut of het bouw- en woonrijp maken van gronden. De gemeentelijke kosten bestaan dan alleen uit de proces- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen en in procedure brengen van het onderhavige bestemmingsplan. Deze kosten zullen voor rekening komen van de ontwikkelende partij. Dit is als zodanig opgenomen in de anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de onwikkelende partij.