KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Spoorweg
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Planvorming
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Opbouw Plan
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijk
3.2 Provincie
3.3 Gemeente
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten En Onderzoek
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Systematiek Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Handhaving
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke En Financiële Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak En Overleg
7.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Tracebesluit

Stationskap

Bestemmingsplan - Gemeente Delft

Vastgesteld op 28-05-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Stationskap met identificatienummer NL.IMRO.0503.BP0074-2001 van de gemeente Delft;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aansluiting

daar waar twee spoorlijnen samenkomen;

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.10 bouwwerk

elke constructie van enige omvang die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, zoals gebouwen, kunstwerken en voorzieningen voor elektrotechnische systemen bijvoorbeeld schakelkasten.

1.11 bovenkant spoorstaaf (BS)

de hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf;

1.12 burgemeester en wethouders

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

1.13 bvo (brutovloeroppervlak)

het totale gebouwde vloeroppervlak;

1.14 doorgangsbreedte

ruimte die in de breedte beschikbaar is bij het passeren van een kunstwerk;

1.15 doorgangshoogte

ruimte die in de hoogte beschikbaar is bij het passeren van een kunstwerk;

1.16 duiker

ondergrondse verbinding die deel uitmaakt van de waterhuishouding of het ecologische systeem;

1.17 elektrotechnische systemen (ETS)

het geheel aan technische voorzieningen dat zorg draagt voor de energievoorziening van de spoorlijn, de beheersing en beveiliging van het treinverkeer en de benodigde telecommunicatie.

1.18 kunstwerken

constructie in weg, water of spoorlijn zoals viaducten, onderdoorgangen, bruggen (fly-overs) en tunnels ten behoeve van de kruising met infrastructuur (vliesconstructies daaronder niet begrepen). Geluidwerende constructie langs de spoorlijn.

1.19 peil

bovenkant spoorstaaf (BS);

1.20 spoorwegwerken

bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van de spoorlijn, het station en reizigers, waaronder overkappingen, aardebanen, spoorstaven, dwarsliggers, ballastbed, bovenleidingen met draagconstructies, kunstwerken, geluidsschermen, afwateringssloten, paden ten behoeve van onderhoud en bereikbaarheid voor hulpdiensten alsmede elektrotechnische systemen voor onder andere de energievoorziening, beveiliging en telecommunicatie en open terreinen zoals wegen, voet- en fietspaden, watergangen en waterkeringen, bermen en groenvoorzieningen en overige verhardingen, alsmede de spoorlijn kruisende wegen, railinzetplaatsen en waterlopen.

1.21 stijgpunt

een voorziening op een station waardoor reizigers een hoogteverschil kunnen overwinnen. Stijgpunten kunnen als roltrap, gewone trap of lift zijn uitgevoerd.

1.22 tracebesluit

het Tracébesluit Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) viersporigheid Rijswijk – Delft Zuid zoals vastgesteld op 7 december 2016.

1.23 verkanting

een helling die in dwarsrichting wordt ingebouwd om een goede afwatering te waarborgen en om bochten veiliger en comfortabeler berijdbaar te maken. Dit kan onder andere in een dakprofiel, waardoor naar de zijbermen afgewaterd wordt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. a. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de constructie van een gebouw of een bouwwerk, tenzij in artikel 3.2 anders is bepaald;
  2. b. bij het bepalen van de hoogte blijven voorzieningen zoals geluidschermen, draagconstructies voor de bovenleiding, de bovenleiding, luchtkokers, antennes, hekwerken, leuningen, vlechtwerk en daarmee vergelijkbare constructies buiten beschouwing.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Spoorweg

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen en de daarbij behorende spoorwegwerken ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - station': spoorwegwerken en tevens een spoorwegstation met bijbehorende voorzieningen zoals toegangen, perrons, sporen, stijgpunten, overkappingen, toegangspoortjes, wachtruimten, fietsenstallingen, fietsparkeerplaatsen en fietskluizen, voorzieningen voor service en verkoop en bouwwerken voor het onderbrengen van elektrotechnische systemen (ETS);
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' spoorwegwerken en tevens een fietsers- en voetgangerstunnel;
  4. d. overkappingen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - waterberging' tevens voor waterberging;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bouwzone' bij het station horende verblijfs- en verkeersruimte en bouwterreinen die benodigd zijn voor de realisatie van het tracebesluit.

3.2 Bouwregels

  1. a. het maximale oppervlak van spoorwegwerken, met uitzondering van perrons en de fietsers- en voetgangerstunnel, bedraagt voor bouwwerken per bouwwerk maximaal 25 m2;
  2. b. spoorwegwerken die niet ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van verkeer - station' en 'tunnel' zijn gelegen mogen een maximale bouwhoogte van 8 meter hebben, gemeten vanaf de voet van het bouwwerk.
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - station' bedraagt de maximale bouwhoogte 4 meter, gemeten vanaf de bovenzijde van het perron;
  4. d. de maximale hoogte van perrons bedraagt 8 meter vanaf bovenkant spoorstaaf (BS);
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' is een tunnel toegestaan met de volgende afmetingen:
    1. 1. een maximale hoogte van 8 meter vanaf bovenkant spoorstaaf (BS);
    2. 2. een minimale doorgangsbreedte van 14 meter;
    3. 3. een maximale doorgangshoogte van 2,60 meter;
  6. f. voor bouwwerken voor elektrotechnische systemen (ETS) gelden de volgende afmetingen:
    1. 1. het maximale oppervlak bedraagt 120 m2 per bouwwerk;
    2. 2. de maximale hoogte bedraagt 3 meter vanaf de voet van het bouwwerk.
  7. g. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2a tot en met f geldt voor overkappingen geen maximum oppervlak en bedraagt de maximale hoogte 10 meter, gemeten vanaf de bovenkant van het perron;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bouwzone' zijn bouwketen en andere bouwwerken en installaties toegestaan die nodig zijn voor de uitvoering van het tracebesluit.

3.3 Gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bouwzone' zijn onder andere werkterreinen toegestaan met de daarbij horende voorzieningen en activiteiten, zoals de plaatsing van bouwketen, parkeerruimte, opslag van bouwmateriaal, assemblage van constructiedelen en daarmee vergelijkbare activiteiten.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Aanduidingsregels

5.1 geluidzone - industrie

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige objecten worden opgericht, tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai in verband met een gezoneerd industrieterrein dan wel een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met inachtneming van die hogere waarde.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de in artikel 3.2 genoemde bouwhoogten mogen met maximaal 1 meter worden overschreden, met uitzondering van overkappingen.
  2. b. de grenzen van aanduidingsvlakken mogen met maximaal 2 meter worden overschreden.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. a. afwijking van aanduidingsgrenzen en bouwregels, voor zover dit vanwege een nadere technische uitwerking of een innovatieve en/of kostenbesparende uitvoeringswijze gewenst is;
  2. b. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op overkappingen.

7.2 Voorwaarden afwijken

Van de in lid 7.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. a. de maximale afwijking bedraagt - bovenop de op grond van artikel 6a toegestane afwijking - 1 meter omhoog of omlaag en 2 meter aan weerszijden.
  2. b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
  3. c. er mag geen overschrijding optreden van de geluidproductieplafonds, zoals opgenomen in het geluidregister als bedoeld in artikel 11.25 van de Wet milieubeheer.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Stationskap.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel Planvorming

De spoorcapaciteit tussen Rijswijk en Delft Zuid wordt uitgebreid van twee naar vier sporen om ruimte te bieden voor de toename van het reizigersverkeer tussen Den Haag Centraal en Rotterdam Centraal. Op 7 december 2016 is hiervoor het Tracébesluit Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) viersporigheid Rijswijk – Delft Zuid vastgesteld. In het kader van het project wordt het station Delft Campus (voorheen station Delft Zuid) aangepast. De naamgevingen "Delft Zuid" en "Delft Campus" zien op hetzelfde station. Bij het ontwerp is ervoor gekozen om een kap te realiseren boven het station. Omdat de kap hoger wordt dan het Tracebesluit mogelijk maakt - ongeveer 60 centimeter - is een nieuw bestemmingsplan nodig om het plan te kunnen uitvoeren.

Het Tracébesluit is als Bijlage 1 bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.

1.2 Begrenzing Plangebied

De plangrenzen zijn aangegeven op de afbeelding hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0074-2001_0001.png"

Afbeelding 1.1: Plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

In het plangebied gelden de bestemmingsplannen 'Station Zuid', 'Voorhof', 'Schieoevers Noord' en 'Facetherziening parkeren'. Daarnaast is het Tracébesluit Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) viersporigheid Rijswijk – Delft Zuid van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0074-2001_0002.png"

Afbeelding 1.2: geldende bestemmingsplannen

1.4 Opbouw Plan

Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan bevat een samenvatting van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 wordt bestaand beleid en regelgeving beschreven. Hoofdstuk 4 geeft een analyse van het plangebied. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling. In hoofdstuk 6 komen de van belang zijnde omgevingsaspecten en benodigd onderzoek aan bod. Hoofdstuk 7 beschrijft de situatie ten aanzien van handhaving in dit plangebied. In hoofdstuk 8 wordt tot slot de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Tussen Rijswijk en Delft Zuid wordt het spoor verdubbeld van twee naar vier sporen. De spoorverdubbeling vindt plaats in stedelijk gebied en begint in de gemeente Rijswijk waar nu al vier sporen liggen. Het spoor loopt langs het Wilhelminapark en gaat vervolgens over de Kerstanjewetering, langs het DSM-terrein en door de spoortunnel in Delft. In het gebied Mercuriusweg-Minervaweg komen de sporen boven de grond. Na station Delft Campus sluiten de sporen aan op de bestaande twee sporen richting Rotterdam. Op het tweesporige traject naar Rotterdam worden de seinen geoptimaliseerd om de capaciteit ook op dit deel van het traject te vergroten.

In de huidige situatie bestaat station Delft Campus uit twee zijperrons. Om de spoorverdubbeling mogelijk te maken worden de zijperrons vervangen door middenperrons zodat er gehalteerd kan worden op vier sporen. De nieuwe middenperrons worden bereikbaar gemaakt door middel van trappen en liften en de stationspleinen aan oost- en westzijde. Daarnaast wordt een gecombineerde fietsers- en voetgangerstunnel gerealiseerd.

Het huidige station Delft Campus wordt vernieuwd en wordt volledig energieneutraal. In dat kader wordt boven de perrons een kap gerealiseerd met een dak van zonnepanelen. Globaal heeft de kap de vorm van een vleermuis (een lijf met twee vleugels) met grote uitkragingen. De zonnepanelen wekken energie op die voor het station gebruikt wordt. Het overschot wordt teruggeleverd aan het net.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0074-2001_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0074-2001_0004.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0074-2001_0005.png"
Afbeelding 2.1: impressie stationskap en tunnel

De kap is hoger dan waarvan in het Tracébesluit is uitgegaan. Het Tracébesluit staat een hoogte van 4 meter toe. In het Tracébesluit zijn flexibiliteitsbepalingen opgenomen waarmee maximaal 6 meter kan worden toegestaan. Voor de kap is dat niet toereikend omdat de kap een hoogte van 6,60 meter heeft. Daarom is voor de realisering van de kap een nieuw bestemmingsplan gemaakt. Om enige flexibilieit te houden voor het ontwerp en de uitvoering, is in het bestemmingsplan voor de overkapping uitgegaan van een maximale hoogte van 10 meter. Voor het overige wijken de bouwregels van het bestemmingsplan niet af van het Tracébesluit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0074-2001_0006.png"

Afbeelding 2.2: omgeving plangebied

Het station ligt gedeeltelijk onder het viaduct van de Kruithuisweg (N470). De afstand tussen het station en bebouwing in de omgeving is ruim. De dichtstbijzijnde woonbebouwing staat op een afstand van ca. 120 meter (ten westen van de locatie). Aan de oostkant staan geen woningen maar bedrijfsgebouwen. De kleinste afstand tussen het station en de bedrijfspanden bedraagt ongeveer 70 meter. Gelet op de afstand en de beperkte hoogte van de kap, heeft het plan geen onevenredig nadelige gevolgen voor de omwonenden, het woon- en leefklimaat in de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de bedrijfspanden. Gelet op de schaal en omvang van het gebied is de maximale hoogte die het plan toestaat - 10 meter - passend.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijk

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Minister van Infrastructuur & Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040.

In de SVIR geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop het Rijk hiermee om zal gaan. Het Rijk richt zich in de SVIR met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de SVIR.

3.1.2 AMvB Ruimte (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt nationale ruimtelijke belangen uit onder meer de SVIR in regelgeving. Het bestemmingsplan is met dit besluit in overeenstemming.

3.1.3 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer en Tracebesluit

Het is de ambitie van het Rijk om voor het reizigersvervoer per spoor in de brede Randstad hoogfrequent spoorvervoer mogelijk te maken. Eén van de trajecten waarop deze ambitie wordt ingevuld, is tussen Den Haag Centraal en Rotterdam Centraal. Om de groei op het spoor in goede banen te leiden en er voor te zorgen dat de kwaliteit verbetert, is het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) voorbereid. Het kabinet heeft in de Voorkeursbeslissing PHS van juni 2010 aangegeven het spoor op deze corridor geschikt te willen maken voor het rijden met acht Intercity 's (inclusief IC van Amsterdam naar Brussel) en zes Sprinters per uur per richting tussen Den Haag Centraal en Rotterdam Centraal. De capaciteit van het spoor moet ten behoeve van de hierboven beschreven ambitie worden uitgebreid van twee naar vier sporen tussen Rijswijk en Delft Campus. Het gedeelte tussen Den Haag en Rijswijk is in de eerste helft van de jaren negentig al viersporig gemaakt. Dit traject dient te worden uitgebreid tot viersporigheid tot en met Delft Campus.

Voor de realisering van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer is voor het traject Rijswijk – Delft Zuid een Tracébesluit (TB) vastgesteld. Het TB is op 12 juli 2017 onherroepelijk geworden. Het tracé is te zien op de afbeelding hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0074-2001_0007.png"

Afbeelding 3.1: Tracébesluit

3.2 Provincie

3.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening

Het omgevingsbeleid van Zuid-Holland bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Met het omgevingsbeleid streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciale beleid en de omgevingsverordening.

3.3 Gemeente

3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie - Ontmoetingen met Delft 2030

In de Structuurvisie Ontmoetingen met Delft 2030 wordt de lange termijnvisie gegeven op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Delft tot 2030.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0074-2001_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0074-2001_0009.png"
Afbeelding 3.2: Kaart Structuurvisie

Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid met 'Technologisch Innovatief Centrum (TIC)' en 'Station'. In de visie wordt ingezet op de ontwikkeling en versterking van het TIC - dat onderdeel is van de kennisas - goed ontwikkelde voorzieningen en een optimale ontsluiting per openbaar vervoer. De ontwikkeling waarin het bestemmingsplan voorziet sluit aan bij de uitgangspunten van de structuurvisie.

3.3.2 Ontwikkelplan Schieoevers Noord Delft

Op 11 juli 2019 heeft de gemeenteraad het Ontwikkelplan Schieoevers Noord Delft (OP) vastgesteld. Het Ontwikkelplan voorziet in de transformatie van het gebied Schieoevers Noord tot een hoogstedelijk gemengd gebied. Het gebied is gelegen tussen Schieoevers Zuid, de TU-campus, de binnenstad en de wijken Voorhof en Tanthof. Het gebied rondom het station Delft Campus is onderdeel van de gebiedsontwikkeling.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten En Onderzoek

Het bestemmingsplan is gebaseerd op het Tracébesluit Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) viersporigheid Rijswijk – Delft Zuid. Het Tracébesluit is met dit plan 'vertaald' naar een bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is uitgegaan van de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit het Tracébesluit. Alleen de hoogte van de kap is anders dan de in het Tracébesluit toegestane hoogte. Voor het overige sluit het bestemmingsplan aan bij het besluit. Het bestemmingsplan maakt geen andere ontwikkelingen mogelijk dan het Tracébesluit. De gevolgen van deze ontwikkeling zijn bij de voorbereiding van het Tracébesluit onderzocht. In dat kader is een Milieueffectrapport (MER) opgesteld. In het MER en de onderzoeksrapporten zijn de milieu-effecten van het project in beeld gebracht. Uit het MER en het bijbehorende onderzoek blijkt dat het project uitvoerbaar is en geen onaanvaardbare effecten heeft. Omdat de gevolgen van het project in het kader van het Tracébesluit al zijn onderzocht is voor het bestemmingsplan geen onderzoek meer nodig. Verwezen wordt naar het Tracébesluit, het MER en de daarbij horende onderzoeksrapporten.

Het Tracebesluit is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Het MER en de onderzoeksrapporten zijn raadpleegbaar via de volgende links:

https://www.platformparticipatie.nl/projectenlijst/Spooruitbreiding-Rijswijk-Delft-Zuid/Tracebesluit/Documenten-tracebesluit/index.aspx

https://www.platformparticipatie.nl/projectenlijst/Spooruitbreiding-Rijswijk-Delft-Zuid/Ontwerptracebesluit/Documenten-ontwerptracebesluit/index.aspx

Water
Voor het aspect water is in het kader van het MER en het Tracébesluit onderzoek gedaan en is een watertoets doorlopen. Daarnaast heeft afstemming met het Hoogheemraadschap van Delfland plaatsgevonden. Over de waterbergingsopgave en te nemen maatregelen zijn afspraken gemaakt. In het Tracébesluit zijn deze maatregelen geborgd en zijn de locaties waar waterberging gerealiseerd wordt vastgelegd. Eén van die locaties ligt in het plangebied van dit bestemmingsplan en is in het Tracébesluit aangeduid met 'Maatregelvlak Waterhuishouding'. Op de verbeelding is deze aanduiding overgenomen (de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - waterberging').

Het bestemmingsplan leidt niet tot een toename van verhard oppervlak ten opzichte van het Tracébesluit. Voor de waterbergingsopgave van het project heeft het plan dan ook geen gevolgen. Alleen de maximale hoogte van de perronkap verschilt van het Tracébesluit.

Archeologie

In het kader van de vergunningaanvraag voor het tracébesluit is het hele tracé reeds vrijgegeven voor archeologie. Met name in het stuk bij Delft Zuid is duidelijk aangetoond dat de ondergrond hier al flink is verstoord. Er is dus geen medebestemming nodig.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Systematiek Bestemmingen

5.1.1 Systematiek bestemmingsplan

Voor de spoorverdubbeling en de aanpassing van het station Delft Campus is op 7 december 2016 het Tracébesluit Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) viersporigheid Rijswijk – Delft Zuid vastgesteld. Het bestemmingsplan is - met uitzondering van de hoogte van de kap - op dit besluit gebaseerd en daarmee in overeenstemming. De bepalingen uit het Tracébesluit zijn vertaald in de planregels.

5.1.2 Inleidende regels

Begrippen
In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. De begrippen zijn overgenomen uit het Tracébesluit.

Wijze van meten
Bij de meetvoorschriften is uitgegaan van de wijze van meten uit het Tracébesluit. Het artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten moeten worden.

5.1.3 Bestemmingsregels

Bestemmingen

Het station en de treinsporen hebben de bestemming 'Verkeer - Spoorweg' gekregen. Bij de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen deze bestemming is uitgegaan van het Tracébesluit. Op de detailkaarten in het Tracébesluit zijn voor het plangebied de aanduidingen 'Spoorzone, inclusief aanduiding nieuwe sporen', 'Station' en 'Bouwzone' opgenomen. Daarnaast is een 'Maatregelvlak Waterhuishouding' aangegeven. Tenslotte is een bebouwingsvlak aangeven voor de tunnel voor fietsers- en voetgangers en de middenperrons. In het bestemmingsplan is van deze aanduidingen en de daarbij horende bouw- en gebruiksregels uitgegaan. De namen van de aanduidingen zijn aangepast aan de systematiek van de SVBP 2012 (de landelijke standaard voor bestemmingsplannen). De aanduidingen 'Spoorzone, inclusief aanduiding nieuwe sporen' en 'Station' heten in het bestemmingsplan 'spoorweg' en 'specifieke vorm van verkeer - station'. Voor de tunnel en het maatregelvlak voor de waterberging zijn de aanduidingen 'tunnel' en 'specifieke vorm van verkeer - waterberging' gehanteerd. Voor de bouwzone die binnen het plangebied ligt is de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bouwzone' opgenomen. De gronden met deze aanduiding worden tijdelijk gebruikt voor de bouwwerkzaamheden en de daarvoor benodigde voorzieningen, zoals voor bouwketen, installaties, parkeerruimte, opslag van bouwmateriaal en de assemblage van constructiedelen.

Een deel van het plangebied ligt binnen de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Schieoevers. de zone is ook met een aanduiding op de verbeelding aangegeven.

De gebieden waarop de aanduidingen van toepassing zijn, zijn te zien op de afbeeldingen hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0074-2001_0010.png"

Afbeelding 5.1: aanduidingsvlakken

In de planregels zijn de bouwregels opgenomen die gelden binnen het plangebied. Deze regels zijn gebaseerd op het Tracébesluit. Alleen de hoogte van de overkapping is aangepast naar aanleiding van het ontwerp van het bouwplan voor de kap. In de planregels is voor de kap uitgegaan van een maximale bouwhoogte van 10 meter.

5.1.4 Algemene regels

Antidubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn ingeval (onderdelen van) bebouwingsstroken van verschillende eigenaars zijn.

Algemene bouwregels en afwijkingsregels
In het Tracébesluit zijn flexibiliteitsbepalingen opgenomen waarmee geringe afwijkingen van de bouwregels mogelijk zijn. Deze bepalingen zijn overgenomen in het bestemmingsplan.

5.1.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
Dit artikel bevat de overgangsregels van het bestemmingsplan.

Slotregel
Hierin is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Handhaving

Toezicht en handhaving is iets dat door betrokkenen als onprettig wordt ervaren. De gemeente doet het omdat we in een veilige, gezonde, aantrekkelijke en duurzame omgeving willen wonen, werken en leven. Soms kan het gedrag van individuele burgers of bedrijven dit streven bedreigen en een risico opleveren voor de leefomgeving. Deze risico's willen wij beheersbaar houden. Er is echter altijd een grens aan de middelen die de gemeente daarvan kan en wil inzetten.

De rode draad in het gemeentelijke beleid is dat de inschatting van de risico's voor de gebruikers en voor de leefomgeving doorslaggevend is voor de prioriteiten die gesteld worden bij het stimuleren en/of afdwingen van het naleefgedrag. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan onderwerpen en gevallen waarin de risico's van niet-naleving het grootst zijn. De concrete doelstellingen en speerpunten worden elk jaar vastgesteld in een jaarplan.

De gemeente heeft verschillende instrumenten om het naleefgedrag te beïnvloeden en zo nodig naleving af te dwingen. Het begint met heldere regels waar draagvlak voor is en die bekend zijn bij degenen die door de regels worden geraakt. Daarnaast wordt er risicogestuurd toezicht gehouden. Indien toezichtactiviteiten leiden tot de constatering van een illegale situatie, bijvoorbeeld omdat de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd, dan wordt beslist of en in hoeverre en met toepassing van welke sanctiemiddelen de gemeente zich zal inspannen om de overtreder te dwingen deze illegale situatie op te heffen.

De kaders hiervoor zijn vastgelegd in de (regionale) handhavingsstrategie. Uitgangspunt daarbij is de 'beginselplicht tot handhaving'. Gelet op de beperkte beschikbare capaciteit is het echter niet mogelijk - en ook wenselijk - om tegen alle overtredingen handhavend op te treden. Afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding, het gedrag van de overtreder en de overige omstandigheden van het geval zal een passende reactie en aanpak worden bepaald. Dat kan onder meer zijn een legalisatietraject, afzien van handhaving, waarschuwing of het toepassen van een bestuursrechtelijk sanctiemiddel.

Bij zeer ernstige overtredingen kan ook sprake zijn van een strafrechtelijk traject. Strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van en gebeurt door het Openbaar Ministerie.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke En Financiële Uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak En Overleg

In het kader van vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept-ontwerp

bestemmingsplan toegezonden aan de volgende overlegpartners:

1. Gedeputeerde Staten

2. Hoogheemraadschap van Delfland

3. KPN

4. Stedin

5. Gasunie

6. Evides Waterbedrijf

7. Veiligheidsregio Haaglanden

8. RWS

9. Ministerie EL&I

10.Prorail

11.Tennet

12.Pipeline-control

De volgende instanties hebben reacties gegeven op het concept-ontwerpbestemmingsplan:

1. Hoogheemraadschap van Delfland

2. Prorail

3. Tennet

4. Veiligheidsregio Haaglanden

5. Gedeputeerde Staten

6. KPN

7. RWS

1. Hoogheemraadschap van Delfland

Samenvatting

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft aangegeven dat de verandering in hoogte van de kap geen invloed heeft op de waterhuishouding. Over het aanbrengen van de stationskap zijn in een eerder stadium al afspraken gemaakt.

Beantwoording

De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

2. Prorail

Samenvatting

In het tracebesluit is de maximaal te bebouwen oppervlakte voor de perrons en de tunnel niet begrensd. In de planregels is wel een begrenzing van 25 m2 opgenomen voor bebouwing. Verzocht wordt om ten behoeve van de perrons en de tunnel een uitzonderingsregel op te nemen, zoals dat voor de kap wel is gedaan.

In artikel 3.2b staat dat er gemeten moet worden vanaf de voet van het bouwwerk. Niet duidelijk is of daarmee de hoogte van het maaiveld of de vloer van de fiets- en voetgangerstunnel bedoeld wordt. Gevraagd wordt om dit te verduidelijken.

In artikel 3 van de planregels is voor de bouwzones naar het lijkt een definitieve bestemming opgenomen. In het tracebesluit staat dat de bouwzones na uitvoering van de werkzaamheden hun oorspronkelijke bestemming terugkrijgen, zoals deze gold voor de datum van inwerkingtreding van het TB. Dit zou kunnen met een tijdelijke bestemming of een wijzigingsbevoegdheid.

In de tekst worden de naamgevingen "Delft Zuid" en "Delft Campus" door elkaar gebruikt. Verzocht wordt in de toelichting aan te geven dat het hier om hetzelfde station gaat.

Beantwoording

In de planregels (artikel 3.2a) is opgenomen dat de oppervlaktebeperking voor bouwen niet geldt voor perrons en de fiets- en voetgangerstunnel.

De inhoud van artikel 3.2b is nagenoeg een letterlijke vertaling van artikel 5 lid 3 van het Tracebesluit. De hoogte voor deze categorie bouwwerken is niet gerelateerd aan een referentiepunt maar enkel aan het bouwwerk zelf.

Ter plaatse van de geplande bouwzones gold voorheen een verkeersbestemming. In de bestemmingsomschrijving van artikel 3.1 lid f, aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bouwzone', is toegevoegd dat ter plaatse van deze aanduiding ook bij het station horende verblijfs- en verkeersruimte is toegestaan.

In de toelichting is benadrukt dat de naamgevingen "Delft Zuid" en "Delft Campus" betrekking hebben op hetzelfde station.

Conclusie

Deze reactie heeft wel geleid tot aanpassing van het plan.

3. Tennet

Samenvatting

Tennet heeft aangegeven geen opmerkingen over het plan te hebben.

Beantwoording

De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

4. Veiligheidsregio Haaglanden

Samenvatting

De Veiligheidsregio heeft aangegeven dat zij geen advies uitbrengen op het gebied van externe veiligheid. Verder wordt gewezen op de constructieve veiligheid van het dak in verband met de zonnepanelen die daarop geplaatst gaan worden.

Beantwoording

De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

5. Gedeputeerde Staten

Samenvatting

Gedeputeerde Staten hebben aangegeven dat het plan niet strijdig is met provinciaal beleid.

Beantwoording

De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

6. KPN

Samenvatting

KPN heeft aangegeven dat er geen kabels en leidingen van KPN meer in het plangebied liggen.

Beantwoording

De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

7. RWS

Samenvatting

RWS heeft aangegeven dat er, kijkend naar hun belangen, geen reden bestaat om een reactie in te dienen.

Beantwoording

De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen vanaf 21 januari t/m 2 maart 2020. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend tegen het plan.

7.2 Financiële Uitvoerbaarheid

In het kader van de aanpassing van het station, inclusief het realiseren van een kap, zijn reeds eerder financiele afspraken gemaakt tussen de verschillende partijen (gemeente Delft, Prorail, NS, ministerie I&W). Het feit dat de kap nu ongeveer 60 cm hoger wordt dan opgenomen in het Tracebesluit verandert verder niets aan de gemaakte financiele afspraken. Het project is en blijft daarmee financieel uitvoerbaar.

Bijlage 1 Tracebesluit

Bijlage 1 Tracebesluit