Correctieve herziening Schielands Hoge Zeedijk
Bestemmingsplan - Gemeente Gouda
Vastgesteld op 09-03-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Correctieve herziening Schielands Hoge Zeedijk' van de gemeente Gouda.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0513.1607BPcorshzeedijk-DF01 met bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 moederplan
het bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk met identificatienummer
NL.IMRO.0513.1600BPshzeedijk-DF01 van de gemeente Gouda.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.7 bebouwingspercentage
de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.
1.8 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van
diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.9 bedrijfsgebouw
een gebouw of een samenstel van gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.
1.10 bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één of meerdere personen van wie de huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein daar noodzakelijk is.
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwlaag, laag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond; hieronder wordt niet begrepen:
- a. een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
- b. een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
- c. een zolder, waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,5 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.24 geluidszone - industrie
geluidszone rondom een industrieterrein waar geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegelaten.
1.25 historisch bedrijfsvaartuig
voormalig varend bedrijfsvaartuig dat tijdelijk bewoond of onbewoond en volgens het bestuur Binnenhavenmuseum Turfsingel van museale waarde is.
1.26 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder.
1.27 hoofdgebouw
een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of situering, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken
1.28 horeca
- a. een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (maaltijdverstrekkers). De nadruk ligt op de dag- en (vroege) avondfunctie (keuken open van ca. 17:00 tot 22:00 uur). Hieronder worden in ieder geval begrepen: restaurants, bistro's en crêperies.
- b. een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide (kleine) etenswaren (spijsverstrekkers). Hieronder worden in ieder geval begrepen: snackbars, cafetaria's, fastfoodketens, grillrooms, automatieken en snelbuffetten.
1.29 industrieterrein
terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven van de vestiging van inrichtingen, en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.30 invloedsgebied
het gebied dat wordt begrensd door de contour waarbinnen de letaliteit (de kans om te overlijden) van personen 1 % is.
1.31 ligplaats
een gedeelte van het water, al dan niet bestemd of geschikt om door een woonschip/bedrijfsvaartuig met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen.
1.32 maaiveld
de bovenkant van een afgewerkt terrein dat een gebouw c.q. bouwwerk omgeeft.
1.33 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.34 peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.35 risicovolle activiteiten
activiteiten die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.36 technische- en procesinstallaties
- technische installaties: installaties, niet zijnde procesinstallaties, maar vereist om de processen te kunnen uitvoeren, waaronder bijvoorbeeld stroomvoorziening, sproeitoren, afvalwaterzuivering;
- procesinstallaties: apparatuur voor het vervaardigen van oleochemische producten.
1.37 voorgevel
de gevel van een gebouw die gelegen is aan de zijde van een weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van een gebouw vormt.
1.38 voorgevelrooilijn
(denkbeeldige) lijn waarin of waarachter de voorgevel van een gebouw is geplaatst en die is doorgetrokken naar de zijdelingse perceelsgrenzen.
1.39 voorziening van openbaar nut
voorzieningen, zoals straatvoorzieningen voor afvalstoffen, transformatorhuisjes, schakelkasten, telefooncellen en wachthuisjes, met een inhoud van maximaal 50 m3 per op te richten bouwwerk en een hoogte van maximaal 3,00 meter.
1.40 weg
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.41 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in onderdeel D van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.42 woning
(een gedeelte van) een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouding.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 aanvullende bepalingen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1, 2, 3.1 en 3.2 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1, 2 en 3.1 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1 en 2 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - oleochemisch bedrijf': tevens een inrichting bestemd voor het splitsen van dierlijke vetten en plantaardige oliën in vetzuren en glycerine, tevens inrichting voor de bereiding van verbindingen verkregen uit deze of andere zuren, glycerine, alcoholen, amides en dergelijke, tevens inrichting voor het vervaardigen van zeep, SBI-2008 20149 nr 2, als genoemd in de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - oleochemisch bedrijf - beperkt' uitsluitend de volgende onderdelen van de op grond van artikel 3.1 sub e toegestane bedrijfsactiviteiten:
- kantoren;
- parkeerplaatsen;
- onderhoudswerkplaatsen;
- stalling materieel;
- verladingsactiviteiten, m.u.v. bulkverlading van (licht) ontvlambare vloeistoffen (K1 en K2);
- opslagen grondstoffen, hulpstoffen en producten in bulk en emballage, m.u.v. ammoniak, waterstofgas, LPG, waarbij opslag van maximaal 500 kg LPG in gasflessen voor heftrucks wel is toegestaan, opslagplaatsen gevaarlijke stoffen in emballage met een capaciteit van > 10 ton per opslagplaats.
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - laad- en loskade': tevens voor een laad- en loskade.
alsmede voor:
- h. aan de functies onder a. tot en met f. gebonden kantoren;
- i. aan de functies onder a. tot en met f. gebonden parkeervoorzieningen;
- j. erven, groenvoorzieningen en water;
- k. nutsvoorzieningen.
met dien verstande dat:
- l. de volgende bedrijfsactiviteiten zijn uitgesloten:
- 1. mer(beoordelings)plichtige activiteiten in de zin van het Besluit milieueffectrapportage, met uitzondering van mer(beoordelings)plichtige activiteiten binnen de in artikel 3.1 onder e bedoelde inrichting;
- 2. risicovolle activiteiten, met uitzondering van bestaande risicovolle activiteiten;
- 3. detailhandel;
- 4. horecabedrijven;
- 5. zelfstandige kantoren.
3.2 Bouwregels
Op voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 3.1 genoemde omschrijving en waarbij de onderstaande bouwregels in acht dienen te worden genomen, onverminderd het bepaalde in artikel 11.2 (vrijwaringszone - molenbiotoop).
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsregels
Artikel 4 Bedrijventerrein - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1, 2 en 3.1 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vleesverwerkend bedrijf ': tevens een vleesverwerkend bedrijf, SBI-2008 101 nr. 4, als genoemd in de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek' tevens een machinefabriek, SBI-2008 27, 28, 33 nr. 1, als genoemd in de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten;
alsmede voor:
- d. aan de functies onder a. tot en met c. gebonden kantoren;
- e. aan de functies onder a. tot en met c. gebonden parkeervoorzieningen;
- f. erven, groenvoorzieningen en water;
- g. nutsvoorzieningen.
met dien verstande dat:
- h. de volgende bedrijfsactiviteiten zijn uitgesloten:
- i. mer(beoordelings)plichtige activiteiten in de zin van het Besluit milieueffectrapportage;geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- j. risicovolle activiteiten;
- k. detailhandel;
- l. horecabedrijven;
- m. zelfstandige kantoren.
4.2 Bouwregels
Op voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 1 genoemde omschrijving en waarbij de onderstaande bouwregels in acht dienen te worden genomen:
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Indien een omgevingsvergunning activiteit archeologie als bedoeld in de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen op de in lid 5.1 bedoelde gronden ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming uitsluitend geschieden nadat het bevoegd gezag omgevingsvergunning heeft verleend.
Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische waarde in haar gelaagdheid in de vorm van:
- a. historische geografie (landschap en ruimtelijke patronen);
- b. historische (steden)bouwkunde (stedenbouw, architectuur, constructie en techniek);
waarbij steeds de volgende kwaliteiten in het geding zijn:
- de beleefde kwaliteit (zichtbaarheid, herkenbaarheid en herinnerbaarheid);
- de fysieke kwaliteit (gaafheid, authenticiteit en geconserveerdheid);
- de inhoudelijke kwaliteit (zeldzaamheid, informatiewaarde, samenhang, representativiteit).
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – bleekerskade: behoud van de openheid, verwijzend naar de voormalige Bleekerskade;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – karakteristieke bebouwing: de gaafheid van de bebouwing als uitdrukking van de ontwikkelingsgeschiedenis van Croda;
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden, in afwijking van de bouwregels bij de andere daar voorkomende bestemmingen, de volgende bouwregels:
- a. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte;
- b. de hoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte;
- c. de bestaande dakhelling van de kap mag niet meer en niet minder bedragen dan de bestaande dakhelling.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, na advies te hebben ingewonnen bij de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van een andere hoogte of kapvorm. De afwijking mag ten hoogste 20% van de bestaande maatvoering bedragen.
Artikel 7 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de afvoer van oppervlaktewater, sediment en ijs.
7.2 Bouwregels
- a. ten behoeve van de bestemming mogen andere bouwwerken worden gebouwd.
- b. een omgevingsvergunning voor het bouwen krachtens de onderliggende bestemmingen wordt slechts verleend, nadat advies is ingewonnen bij de rivierbeheerder omtrent de vraag of vergunningverlening op bezwaren stuit in verband met de vergunningplicht op grond van de Waterwet.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Een verboden gebruik is in ieder geval het gebruik:
- a. van onbebouwde gronden voor:
- 1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- 3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met:
- 1. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
- 2. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
- 3. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
- b. van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 geluidzone - industrie
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van gronden en gebouwen, welke deel uitmaken van een industrieterrein, waar geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegelaten.
11.2 vrijwaringszone - molenbiotoop
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden voor het oprichten van bouwwerken en beplantingen de volgende regels:
- a. binnen 100 meter van de molen zijn geen bouwwerken en/of beplanting hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek (maat + NAP) toegestaan;
- b. binnen het gebied tussen de 100 en 400 meter van de molen mag de bouwhoogte van bouwwerken en/of beplanting niet meer bedragen dan:
- 1. tussen de molen en de grens tussen buitengebied en stedelijk gebied: 1/30 van de afstand tussen bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek (maat + NAP);
- 2. Vanaf de grens tussen stedelijk gebied en het buitengebied tot in het buitengebied: 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en de grens van stedelijk gebied, gerekend vanaf de maximaal toegestane bebouwings- en/of beplantingshoogte op deze grens.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
- a. een afwijking ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van gebouwen, hoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanduidingen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- b. het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 0,8 meter, indien het betreft erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke ondergeschikte bouwdelen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- c. het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 meter, indien het betreft hijsinrichtingen, bewassingsinstallaties, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame en kelderingangen en kelderkoekoeken betreft.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op een afwijking ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen in dit plan in het horizontale vlak die noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen in dit plan is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Lid 14.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 14.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 14.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
15.1 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Correctieve herziening Schielands Hoge Zeedijk.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Voorliggend bestemmingsplan is een correctieve herziening van het op 16 oktober 2013 door de raad van de Gouda vastgestelde bestemmingsplan 'Schielands Hoge Zeedijk'.
Aanleiding voor deze correctieve herziening zijn de uitspraken van de Raad van State op 29 juli 2015 (201311618/1/R4) en op 23 december 2015 (201311618/3/R4), waardoor een aantal gebreken uit het vastgestelde bestemmingsplan moet worden hersteld. Door middel van deze correctieve herziening worden een viertal punten hersteld. De uitspraken zijn is als Bijlage 1 en Bijlage 2 van deze toelichting opgenomen.
Ten behoeve van een gebruiksvriendelijke weergave van de twee plannen wordt nadat de Raad van State een uitspraak heeft gedaan over deze correctieve herziening een geconsolideerd bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Plangebied
Het plangebied beslaat het hele plangebied van het vastgestelde bestemmingsplan 'Schielands Hoge Zeedijk'. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1.1 Plangebied
1.3 Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk komen de verschillende aanpassingen aan bod, met een motivering waarom de aanpassingen zijn verricht. In hoofdstuk 3 staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan beschreven.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Systematiek
Dit bestemmingsplan voorziet in een correctieve herziening van een aantal gebreken uit het bestemmingsplan 'Schielands Hoge Zeedijk'. Voor de overige onderdelen in het plangebied blijft het bestemmingsplan 'Schielands Hoge Zeedijk ' van kracht. Deze correctieve herziening is opgesteld volgens de geldende RO-Standaarden 2012 en bestaat uit juridisch bindende regels inclusief verbeelding met een daarbij horende toelichting. Alleen de relevante herstelde onderdelen zijn opgenomen in de regels (vetgedrukt) en weergegeven op de verbeelding. De toelichting is beknopt gehouden en dient ter motivering van de herziene onderdelen.
2.2 Herstelde Planonderdelen
In deze paragraaf staan de vier planonderdelen beschreven die zijn hersteld naar aanleiding van uitspraak van de Raad van State.
Bedrijven en Milieuzonering
Voor de woningen aan de Bosweg en de P.C. Hooftstraat gelegen in de wijk Korte Akkeren wordt niet voldaan aan de richtafstanden voor bedrijven in de milieucategorieën 3.1, 3.2 en 4.1 die volgens de VNG-brochure gelden voor een 'gemengd' gebied.
Millieucategorie | Richtafstand tot 'gemengd gebied' |
2 | 10 m |
3.1 | 30 m |
3.2 | 50 m |
4.1 | 100 m |
4.2 | 200 m |
5.1 | 300 m |
De planregeling voor dit deel van het plangebied is aangepast waarbij is aangesloten bij de VNG-zoneringssystematiek. De verbeelding direct ten oosten van de Bosweg is op dit punt aangepast. Zie ook afbeelding 2.1. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' is de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' toegevoegd. Hier mogen bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1 en 2 die deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden. Ook het bestaande oleochemische bedrijf is binnen deze bestemming en aanduiding toegestaan.
Afbeelding 2.1 Milieuzonering
Specifieke bouwaanduidingen op digitale verbeelding
Op de digitale verbeelding van het vastgestelde plan ontbreken ten onrechte de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 13 ' en 'specifieke bouwaanduiding - 14'. Op de analoge verbeelding waren de aanduidingen wel opgenomen. Middels deze correctieve herziening wordt de digitale verbeelding in overeenstemming gebracht met de analoge verbeelding van het vastgestelde plan. De bouwaanduidingen - 13 en -14 bevinden zich direct ten oosten van de watertoren.
Perceel machinefabriek Broere-Lether
Het perceel van Machinefabriek Broere-Lether is in het vastgestelde bestemmingsplan bestemd met een maatbestemming. Dit bedrijf was echter al failliet ten tijde van de planvaststelling en is ingedeeld in een hogere milieucategorie dan volgens de systematiek van de VNG zou zijn toegestaan.
De machinefabriek Broere is in 1983 gesplitst in een deel Broere-Lether en een deel Broere. Het terrein en de opstallen waar Broere-Lether tot in 2011 functioneerde zijn wel in eigendom gebleven van Broere. Na het faillisement van Broere-Letherin in 2011 heeft Broere op beperkte schaal activiteiten op de locatie Broere-Lether voortgezet. Daarbij worden kleine onderdelen gemaakt, geassembleerd en getest.
Het huidige functioneren van Broere levert geen milieubelemmeringen op voor de omgeving. Van het bedrijf zijn geen klachten bekend. Er is dan ook geen aanleiding om de bestaande legale situatie weg te bestemmen.
De specifieke maatbestemming machinefabriek kan daarom worden voorgezet conform het geldende bestemmingsplan. Wel is in de planregels de milieucategorie voor beide aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek' (sb-mf) verlaagd naar categorie 3.2 in plaats van 4.1. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden machinefabrieken ingedeeld in categorie 4.1 of 3.2, afhankelijk van de omvang. Omdat het hier gaat om bedrijven met een oppervlakte kleiner dan 2.000 m2 volstaat milieucategorie 3.2.
Regeling damwanden
De bepaling uit het voorbeeldbestemmingsplan 'Hollandsche IJsseloevers' die betrekking heeft op de maximaal zichtbare damwandhoogte is niet overgenomen in het vastgestelde bestemmingsplan. Nu de dijkversterking in het deel van het dijktraject dat in onderhavig plangebied is gelegen voorlopig niet urgent wordt geacht, is er geen reden meer om geen regeling over damwanden op te nemen. De regeling voor damwanden is werkbaar en levert geen onaanvaardbare beperkingen op voor de bedrijven in het plangebied. Een uitzondering is gemaakt voor de laad- en loskade ter plaatse van het bedrijf Croda binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1'.
In de regels van de bestemmingen 'Bedrijventerrein - 1' en 'Bedrijventerrein - 2' is opgenomen dat damwanden maximaal 2 meter boven de gemiddelde ebniveaulijn (0,3 m -NAP) mogen uitsteken. Uitgezonderd ter plaatse van laad- en loskade binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1'. De laad- en loskade is middels een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - laad- en loskade' opgenomen.
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1 Economische Uitvoerbaarheid
Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht te worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Een exploitatieplan is niet vereist wanneer het kostenverhaal anderszins is geregeld of wanneer er geen ontwikkelingen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening mogelijk worden gemaakt.
Het onderhavige bestemmingsplan is een correctieve herziening van bestemmingsplan 'Schielands Hoge Zeedijk'. De inhoud van deze herziening noodzaakt niet tot onderzoek inzake de economische uitvoerbaarheid of het opstellen van een exploitatieplan.
3.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Een door de raad te nemen nieuw besluit hoeft overeenkomstig de uitspraken van de afdeling bestuursrechtspraak Raad van State niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid. Wel wordt het besluit op de wettelijke voorgeschreven wijze bekend gemaakt en voor appellanten en de Raad van State toegezonden.
Dit bestemmingsplan Correctieve herziening Schielands Hoge Zeedijk is ter vaststelling aangeboden aan de raad van de gemeente Gouda. Op 9 maart 2016 heeft de gemeenteraad deze correctieve herziening vastgesteld.