BP Achterwillenseweg 132-134
Bestemmingsplan - Gemeente Gouda
Vastgesteld op 06-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: | |||
| |||
1.1 | Aanduiding | ||
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gegeven ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; | |||
1.2 | Aanduidingsgrens | ||
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; | |||
1.3 | Aan-huis-gebonden beroep | ||
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; | |||
1.4 | Achtererf | ||
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan; | |||
1.5 | Antennedrager | ||
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne; | |||
1.6 | Antenne-installatie | ||
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie; | |||
1.7 | Archeologische waarde | ||
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden; | |||
1.8 | Bebouwing | ||
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; | |||
1.9 | Bebouwingspercentage | ||
de oppervlakte van de bebouwing binnen een bebouwingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak; | |||
1.10 | Bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning | ||
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving; | |||
1.11 | Beroepsmatige activiteiten in of bij een woning | ||
het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving; | |||
1.12 | Bestaand (in relatie tot bebouwing) | ||
bebouwing aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het (ontwerp) bestemmingsplan; | |||
1.13 | Bestaand (in relatie tot gebruik) | ||
gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan; | |||
1.14 | Bestaande afstands-, hoogte- en oppervlaktematen en aantallen | ||
afstands-, hoogte- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet tot stand zijn gekomen of komen; | |||
1.15 | Bestemmingsgrens | ||
De grens van een bestemmingsvlak. | |||
1.16 | Bestemmingsvlak | ||
een geometrisch vlak met eenzelfde bestemming. | |||
1.17 | Bijbehorend bouwwerk | ||
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak. | |||
1.18 | Bouwen | ||
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; | |||
1.19 | Bouwgrens | ||
de grens van een bouwvlak | |||
1.20 | Bouwperceel | ||
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; | |||
1.21 | Bouwperceelgrens | ||
een grens van een bouwperceel; | |||
1.22 | Bouwlaag, laag | ||
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond; hieronder wordt niet begrepen: | |||
- | een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven peil is gelegen; | ||
- | een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag; | ||
- | een zolder waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 meter, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag; | ||
1.23 | Bouwvlak | ||
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; | |||
1.24 | Bouwwerk | ||
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; | |||
1.25 | Bouwwerk, geen gebouw zijnde | ||
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde; | |||
1.26 | Dakkapel | ||
een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak; | |||
1.27 | Dakopbouw | ||
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok en/of de goot van het dak waardoor de hoogte van het gebouw toeneemt. | |||
1.28 | Gebouw | ||
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; | |||
1.29 | Geluidsgevoelig object | ||
een woning alsmede een gebouw als zodanig bedoeld in artikel 1, van de Wet geluidhinder; | |||
1.30 | Hoofdgebouw | ||
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken; | |||
1.31 | Overkapping | ||
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand; | |||
1.32 | Cultuurhistorische waarde | ||
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied. | |||
1.33 | Peil | ||
a. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; | ||
b. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; | ||
c. | indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil; | ||
1.34 | Plan | ||
het bestemmingsplan "Achterwillenseweg 132 -134" van de gemeente Gouda; | |||
1.35 | Platte afdekking | ||
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat; | |||
1.36 | Praktijkruimte | ||
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied; | |||
1.37 | Voorgevel | ||
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel waarin de voordeur is gesitueerd. | |||
1.38 | Voorgevelrooilijn: | ||
De aan de zijde van de bestemming ‘verkeer’ of ‘verkeer - verblijf’ gelegen bouwgrens (zie ook de begripsomschrijving bouwgrens) met dien verstande dan op hoeksituaties sprake kan zijn van twee of drie voorgevelrooilijnen; | |||
1.39 | Wet geluidhinder | ||
wet van 16 februari 1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, laatstelijk gewijzigd op 5 juli 2006 (Stb. 2006, 37); | |||
1.40 | Woning | ||
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. | |||
1.41 | Zijerf | ||
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel. |
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: | ||
2.1 | De inhoud van een bouwwerk | |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; | ||
2.2 | De bouwhoogte | |
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, vlaggenmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; dakopbouwen als bedoeld in artikel 1.27 worden niet als ondergeschikte bouwonderdelen aangemerkt. | ||
2.3 | De goothoogte | |
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; bij het meten van de goothoogte wordt buiten beschouwing gelaten: a. de goothoogte van dakkapellen als bedoeld in artikel 1.26; b. de goothoogte van dakopbouwen als bedoeld in artikel 1.27, behoudens indien deze als doorgetrokken gevels worden uitgevoerd. | ||
2.4 | De afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens | |
vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens; | ||
2.5 | De oppervlakte van een bouwwerk | |
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; | ||
2.6 | De grondoppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk | |
buitenwerks en boven peil; | ||
2.7 | De brutovloeroppervlakte | |
De oppervlakte gemeten op vloerniveau, langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen; |
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin -T-
3.1 | Bestemmingsomschrijving | ||
3.1.1 | De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor: | ||
a. | tuinen; | ||
b. | parkeervoorzieningen; | ||
c. | ontsluiting. | ||
3.2 | Bouwregels | ||
3.2.1 | Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een hoogte van maximaal 1 m. | ||
3.2.2 | In afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1. mogen aan voorgevels van woningen erkers worden gebouwd onder de voorwaarde dat: | ||
a. | de diepte gemeten uit de voorgevel niet meer dan 0,5 m bedraagt; | ||
b. | de breedte van de erker kleiner dient te zijn dan de helft van de breedte van de voorgevel van de woning; | ||
c. | de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning. |
Artikel 4 Verkeer -V-
4.1 | Bestemmingsomschrijving | |
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor : | ||
a. | wegen; | |
b. | pleinen ; | |
c. | voet- en fietspaden; | |
d. | parkeervoorzieningen; | |
e. | speelvoorzieningen; | |
f | groenvoorzieningen en water; | |
g. | straatmeubilair; | |
h. | nutsvoorzieningen. | |
4.2 | Bouwregels | |
4.2.1 | Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m voor lichtmasten en voor overigebouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 5 m; | |
Artikel 5 Water -Wa-
5.1 | Bestemmingsomschrijving | |
5.1.1 | De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor : | |
a. | water; | |
b. | recreatief medegebruik; | |
c. | groenvoorzieningen; | |
d. | bruggen, daar waar op de verbeelding de aanduiding ‘brug’ voorkomt | |
5.2 | Bouwregels | |
Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde (waaronder duikers en bruggen) ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 m. |
Artikel 6 Wonen -W-
6.1 | Bestemmingsomschrijving | ||
6.1.1 | De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor : | ||
a. | wonen; | ||
b. | tuinen en erven; | ||
c. | aan de functie onder a gebonden parkeervoorzieningen; | ||
d. | groenvoorzieningen en water. | ||
e. | waterberging ter plaatse van de functieaanduiding ‘Waterberging’ | ||
6.2 | Bouwregels | ||
6.2.1 | Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat: | ||
a. | hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken; | ||
b. | indien binnen een bouwvlak de aanduiding "maximale bebouwingspercentage" is opgenomen, de maximale oppervlakte aan bebouwing binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan aangegeven op de kaart; | ||
c. | de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij op de kaart binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven; | ||
d. | de hoogte van gebouwen binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 11 m, tenzij, op de kaart binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven; | ||
e. | Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd mits: | ||
- | de gronden buiten het bouwvlak voor tenminste 50% onbebouwd blijven en; | ||
- | de goothoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw en; | ||
- | de hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m en; | ||
- | de diepte niet meer bedraagt dan 3 m, gemeten uit de achter- en of zijgevelbouwgrens ; | ||
- | het gezamenlijke grondoppervlak aan bijbehorende bouwwerken bij vrijstaande of halfvrijstaande woningen niet meer bedraagt dan 100 m²; | ||
- | het gezamenlijke grondoppervlak aan bijbehorende bouwwerken bij vrijstaande of halfvrijstaande woningen niet meer bedraagt dan 200 m2, indien de perceelsoppervlakte meer dan 1000 m2 bedraagt en: | ||
- | voor zover de bestaande maatvoering van bijbehorende bouwwerken afwijkt van het bepaalde in dit lid, is de bestaande maatvoering de maximale maatvoering; | ||
- | ze zijn gesitueerd op het zij- en achtererf op een afstand van minimaal 1 m uit (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw; | ||
f. | de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m en voor de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m; | ||
g. | de hoogte van een pergola niet meer bedragen dan 2,50 m; | ||
h. | de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m. | ||
i. | er per bestemmingsvlak één woning gebouwd mag worden. | ||
j. | er per bestemmingsvlak ter plaatse van de functieaanduiding ‘Waterberging’ 30 m2 compenserend water wordt aangelegd. | ||
6.2.2 | Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende regels: | ||
- | indien op de kaart binnen een bestemmingsvlak bouwvlakken zijn aangegeven, zijn hoofdgebouwen uitsluitend toegestaan binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken; | ||
- | de inhoud van nieuw te bouwen hoofdgebouwen mag niet meer dan 700m3bedragen; | ||
- | indien op de kaart binnen een bestemmingsvlak geen bouwvlakken zijn aangegeven, dient de voorgevel van het hoofdgebouw in of ten hoogste 3 m achter en evenwijdig aan de voorgevellijn zoals aangegeven op de kaart, te worden gebouwd. | ||
6.3 | Nadere eisen | ||
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de goothoogte van bijgebouwen ten opzichte van de aangrenzende percelen, waarbij de maximaal toegestane goothoogte met 1 meter kan worden verlaagd indien dit ter voorkoming van onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy) noodzakelijk wordt geacht. | |||
6.4 | Afwijking van de bouwregels | ||
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van: | |||
a. | het bepaalde in lid 6.2.1 onder e voor het bouwen van een kap op een bijgebouw waarbij de hoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan 6 m en de bouwmogelijkheid niet leidt tot een onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy). | ||
6.5 | Specifieke gebruiksregels | ||
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo, wordt niet verstaan het medegebruik van woningen en/of bijgebouwen als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, mits: | |||
a. | de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²; | ||
b. | geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving; | ||
c. | in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt; | ||
d. | er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein; | ||
e. | de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is; | ||
f. | er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten, geen detailhandel plaatsvindt. | ||
6.6 | Afwijking van de gebruiksregels | ||
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van lid 6.5 voor het medegebruik van woningen en/of aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 2, mits: | |||
a. | de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²; | ||
b. | geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving; | ||
c. | in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt; | ||
d. | er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein; | ||
e. | de bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die op het perceel woonachtig is; | ||
f. | er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel plaatsvindt; | ||
Artikel 7 Waarde -Archeologie
7.1 | Bestemmingsomschrijving |
7.1.1 | De voor “Waarde – Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. |
7.2 | Bouwregels |
7.2.1 | Indien een omgevingsvergunning conform de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen ten dienste van de onderliggende bestemmingen uitsluitend geschieden, nadat de archeologievergunning door burgemeester en wethouders is verleend. |
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen
Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 8 m overschrijden.
9.2 Onderkeldering
9.2.1 Voor ondergrondse bouw zijn de bestemmingsplanvoorschriften ten aanzien van de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering overeenkomstig van toepassing, met inachtneming van de volgende voorwaarden dat ondergrondse bouw uitsluitend is toegestaan:
a. onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, mits gebouwd wordt tussen peil en 3,50 m onder peil;
b. voor ondergrondse funderingen en ondergrondse andere bouwwerken, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
9.3 Afdekking van gebouwen
Voor zover noch op de plankaart noch in de regels zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de op de kaart aangegeven ten hoogste toelaatbare goothoogte de ten hoogste toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak aan.
9.4 Bestaande afstanden en andere maten
a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte en oppervlaktematen en aantallen, die meer bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte- en oppervlaktematen en aantallen, die minder bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
c. In geval van herbouw is het bepaalde in de leden 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
9.5 Overschrijding bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen
De bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen mogen, in afwijking van het bepaalde op de kaart en in hoofdstuk II, uitsluitend worden overschreden door:
a. overstekende goten en overstekende daken waarbij de overschrijding ten hoogste 1,7 m bedraagt;
b. overstekende erkers, balkons, galerijen, penanten, geveldelen en dergelijke ondergeschikte bouwdelen waarbij de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
c. kozijnen, luifels
9.6 Afwijking van de bouwregels
9.6.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a. de hoogte van kelders bedraagt tenminste10 cm beneden peil;
b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelgrens mag worden gebouwd;
c. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
9.7 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking
heeft op nieuwbouw of herbouw van woningen of andere hoofdgebouwen waarbij het bouwvlak met maximaal 10 m mag worden verschoven mits de bestaande stedenbouwkundige hoofdstructuur niet wordt aangetast.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo, is in ieder geval het gebruik:
a.van onbebouwde gronden voor:
1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met
· het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
· de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
· het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
b.van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van
het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
a. een afwijking ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van gebouwen, hoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanduidingen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
b. voor het bouwen van andere bouwwerken zoals vlaggenmasten, artistieke kunstwerken, antennes e.d. tot een hoogte van 15 m mits belangen van derden niet in onevenredige mate worden aangetast;
c. voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 0,8 m, indien het betreft erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke ondergeschikte bouwdelen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
d. voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het betreft hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame en kelderingangen en kelderkoekoeken.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
a.
een afwijking ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, grens maatvoering en overige aanduidingen op de kaart in het horizontale vlak die noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 m bedraagt;
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Ontheffing vergroting bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid 1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 1.1, met maximaal 10%.
13.1.3 Uitgesloten bouwwerken
Sublid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.2.2 Verbod verandering gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.2.3 Verbod hervatting strijdig gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in sublid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.2.4 Uitgesloten gebruik
Sublid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam "Regels van het bestemmingsplan Achterwillenseweg 132 - 134".