Koolwitjes- en Meivlinderstraat
Bestemmingsplan - Gemeente Gouda
Onherroepelijk op 17-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Koolwitjes- en Meivlinderstraat' van de gemeente Gouda.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0513.1803BPKoolwitMeivl-DF01 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan.
1.7 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.
1.11 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.12 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning
het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.13 bestaand (in relatie tot bebouwing)
bebouwing aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het (ontwerp) bestemmingsplan.
1.14 bestaand (in relatie tot gebruik)
gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.18 bijzondere woonvormen
met woningen vergelijkbare huisvesting, zoals gezinsvervangende tehuizen en wooneenheden, al dan niet met gemeenschappelijke voorzieningen.
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag, laag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond; hieronder wordt niet begrepen:
- a. een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
- b. een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
- c. een zolder, waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,5 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.26 dakkapel
een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak.
1.27 dakopbouw
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok en/of de dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.
1.28 dakvlak
een hellend vlak in een dak.
1.29 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijken 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1b van de Wet geluidhinder.
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.32 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatruur voor telecommunicatie.
1.33 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
1.34 peil
- a. voor gebouwen die onmiddelijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.35 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen gebied.
1.36 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.37 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals:
- a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
- b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
- c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
- d. afvalinzamelsystemen.
1.38 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel waarin de voordeur is gesitueerd.
1.39 voorgevelrooilijn
de aan de zijde van de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijf' gelegen bouwgrens, met dien verstande dat op hoeksituaties sprake kan zijn van twee of drie voorgevelrooilijnen.
1.40 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.41 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de breedte en lengte of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.4 de bruto vloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 de grondoppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk
buitenwerks en boven peil.
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. water;
- c. voet- en fietspaden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. straatmeubilair;
- f. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
- 1. 1 m op de gronden voor de voorgevel of voorgevelrooilijn ;
- 2. 2 m voor het overige.
- b. de hoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
- c. de hoogte van luifels en overkappingen niet meer mag bedragen dan 4 m;
- d. de hoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
Artikel 5 Verkeer - Verblijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. pleinen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen en water;
- g. straatmeubilair;
- h. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. de hoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 10 m;
- b. de hoogte van overige andere bouwwerken niet meer dan 5 m.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de wateraanvoer- en afvoer en de waterberging;
- b. taluds en oevers;
- c. verkeer te water;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn de gronden tevens bestemd voor gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. de diepte van een vlonder mag niet meer bedragen dan 1 m;
- b. de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. tuinen en erven;
- c. aan de functie onder a gebonden parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de maximale goothoogte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' wordt de zuidelijke gevel of het zuidelijke dakvlak van gebouwen vanaf de 2 verdieping met een dove gevel gebouwd;
- d. bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning uitsluitend op het zij- en achtererf mogen worden gebouwd mits:
- 1. de goot- en bouwhoogte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan respectievelijk 3,5 m en 6 m;
- 2. het gezamenlijke grondoppervlak aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen en uitbreidingen van de woning niet meer bedraagt dan 50 m²;
- e. dakkapellen zijn toegestaan met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de bovenzijde van de verdiepingsvloer, niet meer bedraagt dan 3,5 m;
- 2. de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 50% van de woningbreedte aan de voorzijde van de woning en niet meer dan 75% van de woningbreedte aan de achterzijde van de woning;
- 3. de dakkapel tenminste 0,6 m boven de goot van de woning en tenminste 0,6 m onder de nok van de woning wordt geplaatst;
- 4. de zijkanten van de dakkapel op tenminste 0,5 m van de zijkanten van de bouwmuren afliggen;
- 5. de onderlinge afstand tussen twee dakkapellen geplaatst in hetzelfde dakvlak tenminste 0,5 m bedraagt;
- f. dakopbouwen zijn niet toegestaan;
- g. in afwijking van het bepaalde onder a en c mogen aan voorgevels van woningen erkers worden gebouwd met dien verstande dat:
- 1. de breedte van de erker kleiner dient te zijn dan 70% van de breedte van de voorgevel van de woning;
- 2. de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
- h. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
- 1. 1 m op de gronden voor de voorgevel of voorgevelrooilijn;
- 2. 2 m voor het overige;
- i. de hoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
- j. de hoogte van luifels en overkappingen niet meer mag bedragen dan 4 m;
- k. de hoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de goothoogte van bijgebouwen ten opzichte van de aangrenzende percelen, waarbij de maximaal toegestane goothoogte met 1 m kan worden verlaagd indien dit ter voorkoming van onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy) noodzakelijk wordt geacht.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder c ten behoeve van het bouwen van erfbebouwing tot een grondoppervlakte van 100 m², mits de woonkavel groter is dan 300 m2 en de bouwmogelijkheid niet leidt tot een onevenredige hinder voor omwonenden.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het medegebruik van woningen en/of bijgebouwen als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, mits:
- a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
- b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;
- d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
- e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
- f. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5 ten behoeve van het medegebruik van woningen en/of bijgebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 2, mits:
- a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
- b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;er wordt voorzien in de voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
- d. de bedrijfsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
- e. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten;
- f. geen vergunningsplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer plaatsvinden.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Indien op grond van de Verordening inzake monumenten en archeologie een omgevingsvergunning voor archeologie nodig is, mag het bouwen op de in lid 8.1 bedoelde gronden ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming uitsluitend geschieden nadat Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning voor archeologie hebben verleend.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Antennemasten en schoorstenen
Antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.
10.2 Overschrijding bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen
De bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen mogen, in afwijking van het bepaalde op de verbeelding en in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door:
- a. overstekende goten en overstekende daken waarbij de overschrijding ten hoogste 1,7 m bedraagt;
- b. overstekende erkers, balkons, galerijen, penanten, geveldelen en dergelijke ondergeschikte bouwdelen waarbij de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. kozijnen, luifels, gevel- en kroonlijsten waarbij de overschrijding ten hoogste 0,8 m bedraagt.
10.3 Onderkeldering
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Verboden gebruik
Een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is in ieder geval het gebruik:
- a. van onbebouwde gronden voor:
- 1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- 3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met:- het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
- de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
- het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
- b. van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
- a. een afwijking ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van gebouwen, hoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanduidingen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- b. het bouwen van andere bouwwerken, zoals vlaggenmasten, artistieke kunstwerken, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m, mits belangen van derden niet in onevenredige mate worden aangetast;
- c. het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame en kelderingangen en kelderkoekoeken betreft.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. een afwijking ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak die noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 15 m bedraagt;
- b. nieuwbouw of herbouw van woningen of andere hoofdgebouwen waarbij het bouwvlak met maximaal 10 m mag worden verschoven mits de bestaande stedenbouwkundige hoofdstructuur niet wordt aangetast.
13.2 Wijziging bestemming 'Groen' en 'Verkeer - Verblijf'
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de bestemmingen Groen en Verkeer- Verblijf te wijzigen in de bestemmingen Wonen en Tuin, mits:
- a. de wijziging verband houdt met de verkoop van openbare gronden;
- b. de bestemmingen direct grenzen aan een bestaande bestemming 'Wonen' en 'Tuin';
- c. hierdoor de bouw van een nieuwe woning niet mogelijk wordt gemaakt.
13.3 Procedureregels bij wijzigingen
Voor zover toepassing wordt gegeven aan de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden van Burgemeester en wethouders, dienen de procedureregels in acht te worden genomen zoals opgenomen in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Koolwitjes- en Meivlinderstraat'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voor de ontwikkeling van het nieuwe woongebied Land van Steyn is in 2009 het bestemmingsplan 'Middenwillens e.o.' vastgesteld.
De verkoop van de woningen is minder voorspoedig gelopen dan gewenst. Gelet op de onzekere marktomstandigheden is het nodig om flexibeler te kunnen inspelen op ontwikkelingen in de vraag naar woningen. Het geldende bestemmingsplan biedt die ruimte op onderdelen onvoldoende. Ter plaatse van de twee meest westelijk gelegen wooneilanden, het woonblok tussen de Goudvlinderstraat en de Distelvlinderstraat en het woongebouw ten zuiden van de Meivlinderstraat (zie figuur 1.1), is daarom een andere bestemmingsregeling gewenst, die meer ruimte geeft voor verschillende bebouwingtypologieën, zodat optimaal kan worden ingespeeld op actuele marktontwikkelingen. Basis voor het nieuwe bestemmingsplan zijn de stedenbouwkundige uitgangspunten, zoals genoemd in paragraaf 2.4.
1.2 Ligging Plangebied
Land van Steyn ligt tussen het Goudse woongebied Goverwelle en de recreatiegebieden 't Goudse Hout en de Reeuwijkse Plassen. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan bestaat uit vier deelgebieden. De begrenzing is weergegeven in figuur 1.1. In tegenstelling tot de luchtfoto, is het plangebied onbebouwd en reeds bouwrijp gemaakt.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (verouderde luchtfoto)
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Voor het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan Middenwillens, vastgesteld op 22 april 2009. In figuur 1.2 is een uitsnede van het bestemmingsplan 'Middenwillens e.o.' opgenomen.
Figuur 1.2 Uitsnede van bestemmingsplan Middenwillens e.o. (2009)
Voor het bestemmingsplan Middenwillens e.o. is destijds gekozen voor directe bestemmingen. Binnen het te ontwikkelen gebied is gebruikgemaakt van diverse flexibele regelingen, waaronder een algemene wijzigingsbevoegdheid (artikel 20), waardoor de inrichting van de eilanden in een later stadium nog aangepast kan worden. Deze wijzigingsbevoegdheid biedt voor de beoogde inrichting niet voldoende flexibiliteit.
Ook is een partiële herziening van het bestemmingsplan geen optie omdat de gewenste aanpassing voor de drie deelgebieden een bestemmingswijziging inhoudt. Conform (de nota van toelichting van) artikel 8.1.2 Bro kan voor een bestemmingsplan dat nog niet aan de digitaliseringsvereisten voldoet, geen partiële herziening worden opgesteld.
Gezien de bovenstaande overwegingen is voor de beoogde ontwikkeling een nieuw (postzegel)bestemmingsplan benodigd.
1.4 Planvorm
Voor wat betreft de planvorm van het voorliggend bestemmingsplan, wordt (zoveel mogelijk) aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan 'Middenwillens e.o.', zodat de bestemmingsregeling straks aansluit op het direct omliggende gebied.
1.5 Leeswijzer
In de toelichting wordt, na de inleidende paragrafen van hoofdstuk 1, in hoofdstuk 2 een globale beschrijving van het gehele plangebied gegeven. Het hoofdstuk start met een overzicht van de bestaande situatie, gevolgd door een beschrijving van de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 bevat een beknopte beschrijving van het relevante beleidskader. In hoofdstuk 4 wordt aangegeven hoe de relevante (milieu)randvoorwaarden en het beleid voor de verschillende facetten in het bestemmingsplan is vastgelegd. De juridische opzet van het plan is uiteengezet in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 bevat een verantwoording van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. De resultaten van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn eveneens weergegeven in hoofdstuk 6.
Na de toelichting volgen de regels. Deze zijn als volgt opgebouwd. De regels bestaan uit 4 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels, de regels over de verschillende bestemmingen zijn in hoofdstuk 2 weergegeven. In hoofdstuk 3 zijn de algemene regels vastgelegd en in hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
Het plangebied wordt gekenmerkt door drie structuurbepalende elementen. De eerste structuur is de oorspronkelijke slagenstructuur, die onder een hoek van circa 75 graden op de spoorlijn staat. De spoorlijn is het tweede structuurbepalende element. De spoorlijn snijdt Gouda als het ware doormidden. Het derde structuurbepalende element is de open bebouwing langs de Achterwillenseweg, waardoor de spoorlijn duidelijk zichtbaar is vanaf de Goudse Houtsingel.
Land van Steyn is gelegen tussen de nieuwbouwbuurt Willenslande, de Achterwillenseweg en de spoorbaan Utrecht-Rotterdam/Den Haag. Het NS-station Goverwelle bevindt zich ten zuidoosten van Land van Steyn.
Het plangebied bestaat momenteel uit reeds bouwrijp gemaakte (voormalig agrarische) gronden. Het plangebied wordt omgeven door de landelijke woningen aan de Achterwillenseweg, een fietsenwinkel en de reeds gerealiseerde nieuwbouw in de buurt Willenslande.
2.2 Cultuurhistorie
In de literatuur en de bronnen is er weinig over de cultuurhistorie van het plangebied terug te vinden. Na de ontvening heeft het lange tijd een agrarisch karakter gekend. Midden 19e eeuw vond er een grote ingreep plaats met de aanleg van de spoorlijn Utrecht-Gouda. De oude verkaveling werd doorsneden waarmee gebieden van elkaar geïsoleerd raakten. In de 20e eeuw kwamen er nieuwe ontwikkelingen tot stand. Het begon met de bouw van kassen in dit gebied, later gevolgd door woningbouw, zij het dat dit laatste op bescheiden schaal plaatsvond.
Opvallend hierbij is dat deze bebouwing op het achtereind van de oude ontginningen kwam te liggen, ten zuiden van de Achterkade, thans de Achterwillenseweg geheten. Hierdoor vond een omdraaiing in de structuur en beleving van het gebied plaats: wat eertijds een achtereind vormde, veranderde nu in de voorzijde van de kavels. Nog wat later, eind 20e eeuw, werd het deelgebied Willenslande opnieuw ingericht en van woningen voorzien, zonder daarbij vast te houden aan de oude verkavelingsstructuur. In het ontwikkelingsgebied Land van Steyn zal de oude verkaveling zichtbaar worden gemaakt.
2.3 Visie
Grondgedachte en thema
De grondgedachte is een woonbuurt met aansluiting en aanhechting aan de bestaande stedelijke structuur van Gouda en een hoogwaardige plankwaliteit in gebouwen en gebouwde omgeving. Deze nieuwe woonbuurt zal enerzijds in de bestaande structuur (verkavelingpatroon en slotenpatroon) worden ingepast en anderzijds een nieuw elan en uitstraling omvatten.
Woningen
Binnen het plangebied zal een goede afstemming van gebouwde en ongebouwde omgeving moeten plaatsvinden. Ook meerdere oriëntatiepunten vanaf de spoorlijn en vanaf de (entrees van de) Achterwillenseweg/Goudse Houtsingel zijn gewenst. De filosofie van de buurt is een buurt waar het prettig wonen is, zowel binnen- als buitenshuis.
Het hierop aansluitende thema van de woonbuurt is groenstedelijk duurzaam en veilig wonen. Bij de typologie groenstedelijk hoort een dichtheid van 20 tot 35 woningen per hectare. Binnen Land van Steyn zal sprake zijn van variatie en differentiatie.
Speelplekken
De te realiseren speelplekken dienen breed georiënteerd te zijn: zowel voor spelen onder toezicht (tot 4 jaar) als voor spelen voor kinderen tot 12 jaar. Uitgangspunt is de speelplekken zo multifunctioneel mogelijk in te richten en dubbelgebruik te bevorderen. Zo is de speelplek ook een ontmoetingsplek voor de ouders.
Het is van belang dat de speelplekken sociaal veilig zijn en dat er kindvriendelijke materialen worden toegepast. De vormgeving van de speelplek dient te voldoen aan de veiligheidseisen zoals beschreven in het Attractiebesluit.
Duurzaamheid
De gemeente streeft naar toepassing van maatregelen als duurzaam bouwen, energiebesparing, veilig wonen, toegankelijk wonen en betaalbaar bouwen.
2.4 Stedenbouwkundige Uitgangspunten
Ligging in de omgeving
Op stadsniveau is Land van Steyn een gebied dat ligt tussen het Goudse woongebied Goverwelle en het recreatiegebied Goudse Hout en de Reeuwijkse Plassen. Op een lager schaalniveau vormt het gebied een overgang tussen de fijnmazige en open structuur van de oude woningen langs de Achterwillenseweg en de grovere en dichtere structuur van de bebouwing in Goverwelle en de gestrekte spoordijk.
Land van Steyn vormt het overgangsgebied tussen enerzijds de dynamische, drukke wereld van het spoor en nieuwbouw en anderzijds de landelijke, rustieke en verstilde wereld van het slagenlandschap. De nieuwe buurt Land van Steyn zal zorgen voor een soepele overgang tussen deze twee werelden en zal hierbij profiteren van de kwaliteiten van deze karakteristieke omgeving.
Stedenbouwkundig plan
Voor het westelijk deel van de nieuwe woonbuurt is in opdracht van Slokker Vastgoed in samenwerking met de gemeente Gouda een stedenbouwkundig plan (zie figuur 3.1) opgesteld. De stedenbouwkundige hoofdstructuur is gelijk aan het oorspronkelijke plan zoals opgesteld in 2006. Enkele elementen zijn aangepast, waaronder:
- de woongebouwen langs de spoorzone zijn vervangen door laagbouw;
- het slagenlandschap behoeft niet strikt te worden doorgevoerd, maar blijft een inspiratie;
- grondgebonden woningen is uitgangspunt, maar kan qua type vrij ingevuld worden (zoals rijwoningen, 2-onder-een-kapwoningen, patiowoningen en vrijstaande woningen).
Het geldende bestemmingsplan Middenwillens voorziet niet in de mogelijkheid om de woongebouwen langs het spoor te vervangen door de nu gedachte laagbouw. Daarom is deze strook in deze herziening van het bestemmingsplan opgenomen.
Verder voorziet het geldende bestemmingsplan niet in de mogelijkheid om op de wooneilanden rijwoningen te realiseren. Daarom zijn de wooneilanden opnieuw in deze bestemmingsplanherziening opgenomen, maar nu met langere bouwvlakken waardoor naast twee onder één kappers en vrijstaande woningen ook rijwoningen kunnen worden gebouwd.
Tenslotte is het noor-zuid geörienteerde bouwvlak tussen de (geprojecteerde) Distelvlinderstraat en de Goudvlinderstraat opnieuw opgenomen, omdat de maatvoering uit het geldende bestemmingsplan niet past bij de nu gedachte vormgeving van dit bouwvlak.
Figuur 3.1 Stedenbouwkundig ontwerp, studievariant IV (11 april 2011)
Hoofdstructuur
De slagenstructuur is het duidelijkst te ervaren aan de noordzijde van de Goudse Houtsingel en op de koppen langs de Achterwillenseweg. Hier blijft de slagenstructuur gehandhaafd. Ter versterking van de slagenstructuur worden zes sloten gehandhaafd c.q. teruggebracht in het plangebied. De hoofdontsluiting wordt in dezelfde noord-zuidrichting gelegd. Deze wordt begeleid door bouwblokken.
De bebouwing langs het spoor zal het spoor begeleiden. De voorkant van de woningen is georiënteerd op het spoor om zodoende een scherm te vormen tegen de geluidsinstraling en voor de sociale controle. De huidige open bebouwingsstructuur, gevormd door de solitaire woningbouw langs de Achterwillenseweg, omgeven door water, wordt cultuurhistorisch waardevol geacht. Deze structuur zal dan ook als stedenbouwkundig uitgangspunt worden voortgezet in Land van Steyn door het maken van wooneilanden.
Bebouwing
De bebouwing bestond in het oorspronkelijke plan voornamelijk uit twee-onder-een-kap-woningen op de wooneilanden en rijwoningen met twee lagen elders. In verband met de marktomstandigheden is besloten om de mogelijkheid open te laten om overal verschillende woningtypen mogelijk te maken. Door de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken, waarbinnen de woningen mogen worden gebouwd, wordt het plan op structuurniveau niet anders.
De richting van de bouwblokken langs de hoofdontsluiting van het gebied was en blijft gerelateerd aan de slotenstructuur ten noorden van Land van Steyn.
Op de wooneilanden bevinden zich woningen, die direct aan het water grenzen en hier optimaal van profiteren. In het bestemmingsplan Middenwillens was een kaprichting voorgeschreven en konden woningen niet aaneen worden gebouwd. Dat uitgangspunt is verlaten om zodoende beter te kunnen inspelen op de marktomstandigheden. Wel wordt vastgehouden aan de richting van de bouwblokken en het uitgangspunt dat rondom de woningen een groene rand gehandhaafd dient te blijven.
De eilanden sluiten op deze manier aan bij informele sfeer van de bebouwing aan de Achterwillenseweg.
De bebouwing langs het spoor krijgt een afwijkende structuur. Deze bebouwing zal evenwijdig lopen aan de spoorlijn, waardoor de bebouwing een wandwerking krijgt, welke de geluidshinder van het treinverkeer voor de daarachter gelegen woningen zal verminderen.
In het oorspronkelijke plan waren hier wat hogere woonelementen gedacht met ten hoogste zes bouwlagen. De verkoopbaarheid van deze woningen is op dit moment problematisch. Deze worden nu in deze planherziening vervangen door laagbouw. Op structuurniveau verandert het stedenbouwkundig plan daardoor niet. De gedachte laagbouw blijft aaneengesloten gebouwd om zodoende de geluidsafscherming naar het spoor te waarborgen.
Uitgangspunten ruimtelijke kwaliteit
Voortbouwend op de hoofdlijnen zoals boven beschreven is een ruimtelijk kwaliteitskader vastgesteld dat hieronder wordt weergegeven.
- 1. Stedenbouw/algemeen
- a. Hoofdstructuur uit het stedenbouwkundig-/beeldkwaliteitsplan van mei 2006 blijft in essentie gehandhaafd, voor wat betreft wegenpatronen, groenstructuren, waterstructuren en eilanden.
- b. Woongebouwen langs spoorzone worden in principe vervangen door laagbouw.
- c. Parkeerbalans conform de uitgangspunten van het oorspronkelijk plan (mei 2006).
- d. Slagenlandschap behoeft niet strikt worden doorgevoerd maar blijft een inspiratie.
- e. Alle typen grondgebonden woningen zijn toegestaan, zoals rijwoningen (in lange blokken of korte blokken), beneden-bovenwoningen, twee-onder-een-kapwoningen, bungalows, patiowoningen en vrijstaand.
- f. Erkers, maximaal 70% van de breedte van de voorgevel, voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw zijn toegestaan.
- g. Aanbouwen / garages dienen voldoende plastiek te vormen in relatie tot de voorgevel van de hoofdmassa.
- h. Vaste en optionele dakkapellen zijn toegestaan aan voor- en achterzijde, rekening houdend met de Welstandsnota.
- i. Aandacht voor erfafscheidingen tussen woningen gesitueerd aan een waterzijde en bij de overgang naar openbaar gebied, indien deze tijdens de bouw worden gerealiseerd.
- j. Tijdens de bouw aangebrachte erfscheidingen zoveel mogelijk met groene hagen uitvoeren.
- k. Optionele elementen voorbereiden in een ontwerp (steigers, aanbouwopties en erfscheidingen) welke aan kopers wordt meegegeven en welke voor gemeente in de toekomst als beoordelingscriterium voor wijzigingen wordt gehanteerd. Doel is zoveel mogelijk vermijden van schuttingen die doorlopen tot aan het water, schuttingen op erfgrenzen met het openbaar gebied, te grote diversiteit aan toekomstige eigenbouw op/aan de woning, rommelige oevers, vervallen van groene randen.
- 2. Eilanden
- a. Bebouwing mag bestaan uit vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen (voorkeur) of uit rijenwoningen.
- b. Bij rijenwoningen aandacht voor individueel karakter, geleding en zo mogelijk korte blokken;
- c. Rondom dient een groene rand gehandhaafd te blijven:
- op de koppen: minimaal 1,5 m tussen watergrens en aanbouw;
- op de koppen: minimaal 3,8 m tussen watergrens en hoofdgebouw;
- achtertuinen: minimaal 4 m tussen watergrens aan achterzijde en aanbouwen;
- achtertuinen: minimaal 5,5 m tussen watergrens aan achterzijde en hoofdgebouw.
- d. Bergingen in de voortuin zijn toegestaan (voorkomen van bergingen aan de randen).
- e. Geen regel voor de kaprichting.
- 3. Vaste land
- a. Langskappen spelen in op het oorspronkelijk slagenlandschap.
- b. Kopgevels: Rekening houden met geluidsbelasting en de te stellen eisen met betrekking tot geluidswerendheid en geluidsluwheid, maar blinde/ eenvormige gevels voorkomen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
Nota Ruimte (2006)
In de nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.
Het Rijk wil verstedelijking zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken waar Gouda deel van uitmaakt. Het ontwikkelingsperspectief is erop gericht de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit van de Randstad te behouden en te versterken en de eigen ruimtevraag binnen de Randstad op te vangen. In de Randstad moet tussen 2010 en 2030 rekening worden gehouden met een vraag naar circa 440.000 woningen. Een deel van de woningen kan worden gebouwd door 'verdichting' in bestaand stedelijk gebied. Het streefgetal voor de realisatie van woningen en arbeidsplaatsen in het bestaand bebouwd gebied van stedelijke netwerken is 40% van het totale uitbreidingsprogramma, hoewel het Rijk rekening houdt met 25% op basis van de tegenvallende praktijk. Een optimale benutting van het bebouwde gebied blijft van groot belang.
Ontwerp structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011)
Het doel van de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker vooropstaat;
- 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd.
3.2 Provinciaal Beleid
Provinciale Structuurvisie (2010)
De provincie kiest voor concentreren van verstedelijking binnen bestaand bebouwd gebied. Hiermee worden investeringen in de gebouwde omgeving gebundeld, waardoor de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt. Alle kernen in de provincie zijn omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer.
Zuid-Holland richt zich op een betere relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied, vooral in de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer.
De nieuwbouwlocatie Land van Steyn ligt binnen de door de provincie Zuid-Holland aangegeven bebouwingscontouren en past daarmee binnen het 'bundelingsbeleid' van de provincie Zuid-Holland.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Gouda (2006)
Binnen de gemeente Gouda en haar directe omgeving vinden de komende jaren een aantal grootschalige, ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Ruimtelijk gezien moeten al deze activiteiten goed in elkaar passen, om Gouda op een verantwoorde manier te laten groeien. De gemeente brengt dit in beeld met de ruimtelijke structuurvisie.
De ruimtelijke structuurvisie geeft op hoofdlijnen, voor de (middel)lange termijn, de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Gouda aan. De ruimtelijke structuurvisie bevat een plankaart voor 2020 en een visiekaart voor 2030.
Feitelijk wil Gouda wat elke stad wil, namelijk een vitale stad zijn, nu én in de toekomst. Aan het realiseren van deze wens is voor de periode tot 2030 een aantal specifiek Goudse opgaven gekoppeld:
- 1. de binnenstad vitaal houden;
- 2. versterken van de regiofunctie;
- 3. verbeteren van de bereikbaarheid;
- 4. realiseren van voldoende, gedifferentieerde én aantrekkelijke woonmilieus;
- 5. ontwikkelen van stedelijke knooppunten;
- 6. voldoende werkgelegenheid/economisch perspectief;
- 7. benutten van de groene omgeving;
- 8. realiseren van een duurzaam watersysteem;
- 9. versterken van het leefklimaat in de wijken;
- 10. optimaliseren van de milieukwaliteit.
Met behulp van de structuurvisie Gouda zal meer samenhang plaatsvinden tussen de lopende projecten. Een van deze projecten is het ontwikkelen van de woonbuurt Land van Steyn op het braakliggende terrein tussen de spoorlijn Gouda-Utrecht en de Goudse Houtsingel, vlakbij het station Goverwelle.
Woonvisie Gouda, centrum in de Deltametropool (2003)
De woonvisie vormt het kader voor het woonbeleid in Gouda. De hoofdopgave van het Goudse woonbeleid is het zo goed mogelijk benutten en uitbreiden van de woningvoorraad. Gouda wil zich daarbij ontwikkelen als een van de centra in de Deltametropool. De nadruk in het woonbeleid ligt bij het op gang brengen van de doorstroming om te komen tot een efficiënter gebruik van de woningvoorraad. Het toevoegen van woningen is prioriteit één. Het realiseren van woningen met name in het middeldure en dure prijssegment biedt mogelijkheden om de doorstroming op gang te brengen.
Monitor Woonvisie (2010)
In de meest recente monitor van de woonvisie (Monitor Woonvisie 2010) wordt gesteld dat het van belang is de woningproductie niet (verder) te laten terugzakken. Daarvoor zou de gemeente elke kans moeten grijpen die ervoor zorgt dat het 'realistische' bouwprogramma in kwantitatieve en kwalitatieve zin beter kan aansluiten bij de vraag. De monitor maakt een onderscheid tussen het 'realistische' bouwprogramma en het 'consumentgerichte' bouwprogramma. Het 'realistische' bouwprogramma bestaat in veel gevallen uit plannen waarvoor de gemeente een overeenkomst met een ontwikkelende partij, marktpartij of woningcorporatie, heeft gesloten. Als een ontwikkelende partij een overeenkomst wil herzien of een nieuw initiatief indient, zou de gemeente met deze partij moeten bekijken in hoeverre en op welke wijze het bestaande plan gewijzigd kan worden zodat het (beter) aansluit op de vraag. In het geval van Land van Steyn is er daarop aansluitend voor gekozen om geen afspraken te maken over huur of koop, dan wel sociale sector of vrije sector. Op die manier kan optimaal worden ingespeeld op de actuele marktomstandigheden.
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plangebied relevante milieuaspecten. In een aantal paragrafen wordt verwezen naar her milieuonderzoek dat in het kader van bestemmingsplan Middenwillens e.o. is uitgevoerd. Ter volledigheid is dit hoofdstuk 'milieu' opgenomen als bijlage 1.
4.2 Geluid
4.2.1 Wegverkeerslawaai
Beleidskader
Het beleidskader voor wegverkeerslawaai is sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Middenwillens e.o. niet aangepast, kortheidshalve wordt naar het bestemmingsplan Middenwillens e.o. verwezen.
Onderzoek en conclusie
De geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai is ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan opnieuw berekend. Het akoestisch onderzoek, uitgevoerd door DHV, 'woningbouw Land van Steyn te Gouda', dossier BA6812, nummer MD-AF20111991/MVI, versie 3, december 2011, is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Uit dit akoestisch onderzoek blijkt dat de eerder, in het kader van het bestemmingsplan Middenwillens e.o., verleende hogere waarden voor wegverkeerslawaai ,niet behoeven te worden aangepast als gevolg van de aanpassing van het bestemmingsplan.
4.2.2 Railverkeerslawaai
Beleidskader
Het beleidskader voor railverkeerslawaai is sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Middenwillens e.o. niet aangepast, kortheidshalve wordt naar het bestemmingsplan Middenwillens e.o. verwezen.
Onderzoek en conclusie
De geluidsbelasting als gevolg van het railverkeerslawaai is ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan opnieuw berekend. Het akoestisch onderzoek, uitgevoerd door DHV, 'woningbouw Land van Steyn te Gouda', dossier BA6812, nummer MD-AF20111991/MVI, versie 3, december 2011, is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Hieruit is af te leiden dat de geluidsbelasting van de geprojecteerde woningen als zeer hoog is te kwalificeren. Voor een aantal gevels wordt de maximale ontheffingswaarde van 68 dB overschreden. Deze gevels dienen doof uitgevoerd te worden. Voor de meeste woningen wordt voldaan aan de eis van een geluidsluwe buitenruimte en een geluidsluwe gevel uit het hogere waardebeleid.
Uit dit akoestisch onderzoek blijkt dat de eerder, in het kader van het bestemmingsplan Middenwillens e.o., verleende hogere waarden voor railverkeerslawaai dienen te worden gewijzigd.
4.3 Luchtkwaliteit
Beleidskader
Het wettelijk kader voor luchtkwaliteit is sinds het vaststellen van het bestemmingsplan Middenwillens e.o. enigszins aangepast. Een project mag nu maximaal 3% in plaats van 1% bijdragen aan de jaargemiddelde grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof.
Onderzoek en conclusie
Voor het bestemmingsplan Middenwillens e.o. werd al vastgesteld dat het vrijgesteld was van toetsing aan de grenswaarden. De wijzigingen in het plan die middels dit bestemmingsplan worden vastgelegd zijn van dien aard dat deze conclusie gestand blijft.
4.4 Externe Veiligheid
Beleidskader
Het Basisnet Spoor is nog niet vastgesteld, derhalve is het beleidskader voor externe veiligheid sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Middenwillens e.o. niet aangepast, kortheidshalve wordt naar het bestemmingsplan Middenwillens e.o. verwezen.
Onderzoek en conclusie
Het totaal aantal woningen in het plangebied Middenwillens e.o. zal als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan Koolwitjes- en Meivlinderstraat niet significant wijzigen. Derhalve heeft onderhavig plan geen invloed op de in het kader van het bestemmingsplan Middenwillens e.o. opgestelde verantwoording groepsrisico, deze verantwoording blijft derhalve gestand voor het gehele plangebied Middenwillens e.o.
4.5 Bodem
Beleidskader
Het beleidskader voor bodem is sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Middenwillens e.o. niet aangepast, kortheidshalve wordt naar het bestemmingsplan Middenwillens e.o. verwezen.
Onderzoek en conclusie
Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Middenwillens e.o. is geen nieuw bodemonderzoek uitgevoerd, er zijn wel monitoringsrapportages opgesteld op basis van genomen evaluatiemonsters. Hierbij zijn geen bijzonderheden geconstateerd. De conclusies uit het bestemmingsplan Middenwillens e.o. blijven derhalve ongewijzigd.
4.6 Energie En Duurzaam Bouwen
De woningen worden tenminste gebouwd volgens de EPC-normering uit het Bouwbesluit. De ontwikkelaar streeft wel naar de structurele toepassing van zonnepanelen indien dit stedenbouwkundig haalbaar is (geen schaduwbelemmeringen e.d.) en kopers dit ook wensen.
4.7 Bedrijfsactiviteiten Binnen Het Plangebied En In De Omgeving
Het hierover gestelde in de toelichting op het bestemmingsplan Middenwillens e.o. blijft van toepassing.
4.8 Waterhuishouding
Beleidskader
Het beleidskader voor water is sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Middenwillens e.o. veranderd.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Nota Regels voor Ruimte;
- Provinciale Structuurvisie.
Waterschapsbeleid
Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen het accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: www.rijnland.net/wat_doet_rijnland/waterbeheerplan.
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
- waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
- watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
- andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net/beleid/keur_2009 enhttp://www.rijnland.net/beleid/beleidsregels_en
Gemeentelijk beleid
In 2002/2003 stelden de gemeente Gouda en meerdere hoogheemraadschappen het eerste waterplan voor Gouda vast. In 2008 hebben gemeente Gouda en het Hoogheemraadschap van Rijnland de uitvoering van dat waterplan geëvalueerd. Die evaluatie in combinatie met allerlei ontwikkelingen in de afgelopen jaren leidden tot de conclusie dat een actualisatie van het vigerende waterplan wenselijk was. In de Actualisatie Waterplan Gouda, periode 2011-2015 spelen de gemeente Gouda en de Hoogheemraadschappen van Rijnland en van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) in op actuele beleidsontwikkelingen in het (stedelijk) waterbeheer.
De actualisatie geeft een beeld van de opgaven met een overzicht van de acties, die nodig zijn om de visie te realiseren. Belangrijke elementen van de visie zijn het houden van droge voeten, gezond water met een goede kwaliteit voor mens en natuur, en water om naar te kijken en van te genieten. Jaarlijks wordt een uitvoeringsprogramma met maatregelen opgesteld voor het volgende jaar.
Onderzoek en conclusie
Het nieuwe (geactualiseerde) waterbeleid leidt niet tot andere aandachtspunten voor dit plan. De conclusies uit het bestemmingsplan Middenwillens e.o. blijven derhalve ongewijzigd.
4.9 Ecologie
Beleidskader
Het beleidskader voor ecologie is sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Middenwillens e.o. niet aangepast, kortheidshalve wordt naar het bestemmingsplan Middenwillens e.o. verwezen.
Onderzoek en conclusie
Naar het voorkomen van beschermde flora en fauna is voor het vaststellen van het bestemmingsplan Middenwillens e.o. ecologisch onderzoek uitgevoerd. Inmiddels hebben de voorbereidingen voor de bouwwerkzaamheden plaatsgevonden. De voormalige bouwwerken zijn gesloopt en het terrein wordt inmiddels voorbelast.
In verband met het voorkomen van de rugstreeppad, is in het verleden ontheffing aangevraagd op grond van de Flora- en faunawet. In verband met het overschrijden van de termijn van de houdbaarheid van deze ontheffing is een verlenging hiervan aangevraagd bij het Ministerie van EL&I. Het Ministerie van EL&I heeft deze verlening afgewezen middels brief van 31/8/2011 (als bijlage bijgevoegd bij deze toelichting) omdat er geen ontheffing nodig is. Aan deze afwijzing zijn maatregelen verbonden die genomen dienen te worden ter voorkoming van een overtreding op grond van de Flora- en faunawet. Op basis hiervan wordt gewerkt bij de realisatie van het plan.
4.10 Archeologie
Conform de Archeologische beleidskaart van de gemeente Gouda (zie figuur 4.2) kent het plangebied grotendeels een 'lage verwachting'. De noordoosthoeken van de twee wooneilanden en de zuidoosthoek van het deelgebied tussen de Goudvlinderstraat en de Distelvlinderstraat vallen in de gebiedsaanduiding 'hoge verwachting' (vanaf 0,5 m beneden maaiveld). Ter plaatse zijn ontginningsboerderijen aangetroffen. Voor deze drie deelgebieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen.
Figuur 4.2 Uitsnede Archeologische beleidskaart (gemeente Gouda, juni 2011)
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
5.2 Opzet Van Het Bestemmingsplan
Voor wat betreft de planvorm van het voorliggend bestemmingsplan, wordt aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan 'Middenwillens e.o.', zodat de bestemmingsregeling straks aansluit op het direct omliggende gebied. Voor wat betreft de vormgeving en de terminologie sluit het voorliggend bestemmingsplan aan bij de richtlijnen van de SVBP en de Wro.
Daar waar het nieuwe ontwerp niet past binnen de oorspronkelijke bestemmingsregeling zijn de regels verruimd (zie paragraaf 2.4).
5.3 Toelichting Per Artikel
Ter verduidelijking zal in deze paragraaf de belangrijkste regels die het plan bevat, nader worden toegelicht. De regels vallen in 4 hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels, hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen, hoofdstuk 3 bevat de algemene regels en hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels.
5.3.1 Inleidende regels
Begrippen
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
5.3.2 Bestemmingsregels
Groen
Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, water, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, straatmeubilair en nutsvoorzieningen. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsgebouwen met een hoogte van ten hoogste 3 m zijn toegestaan.
Tuin
Een gedeelte van het plangebied is bestemd voor 'Tuin'. Binnen de bestemming zijn ook parkeervoorzieningen toegestaan. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden maximum hoogten zoals terug te vinden is in artikel 4 lid 4.2. Verder zijn er ten behoeve van erkers enkele regels opgenomen.
Verkeer - Verblijf
De gronden op de verbeelding aangewezen voor 'Verkeer - Verblijf' zijn bestemd voor wegen, pleinen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, water, straatmeubilair en nutsvoorzieningen.
Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 5 m zijn toegestaan. De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m zoals terug te vinden is in artikel 5 lid 5.2.
Water
De gronden met de bestemming 'Water' zijn bestemd voor water, taluds, oevers en verkeer te water. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn de gronden tevens bestemd voor gebruik ten diensten van de aangrenzende bestemmingen. De diepte van de vlonders, behorende bij de woningen op de eilanden, mag maximaal 1 m bedragen. De hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
Wonen
Op de gronden met de bestemming 'Wonen' zijn woningen, bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en parkeervoorzieningen ten behoeve van het wonen toegestaan.
De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Voor de hoofdgebouwen geldt een maximum goot- en bouwhoogte, zoals aangegeven op de verbeelding. Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen geldt een maximum goothoogte van 3,5 m en een maximum bouwhoogte van 6 m (één bouwlaag met een kap). Dakkapellen, met in achtneming van de voorwaarden zoals genoemd in de planregels, zijn onder voorwaarden toegestaan.
In artikel 7.5 is aangegeven wat niet onder strijdig gebruik wordt verstaan. Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van bouwregels en specifieke gebruiksregels.
Waarde - archeologie
De op de verbeelding voor 'Waarde - archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. De bescherming van de aanwezige archeologische sporen staat hier voorop. Geregeld is dat indien een archeologievergunning conform de verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, het bouwen uitsluitend mag geschieden, nadat de archeologievergunning door burgemeester en wethouders is verleend.
In de praktijk zal de archeologievergunning via de Wabo-koppeling meelopen met de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen. Omdat het gebied met zand is opgehoogd en met het bouwen naar verwachting geen schade wordt toegebracht aan de archeologische vindplaats (ontginningsboerderij) zal de archeologievergunning tegelijk met de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend.
5.3.3 Algemene regels
Antidubbeltelregel
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels geregeld die voor alle bestemmingen kunnen gelden.
Algemene gebruiksregels
Deze regel regelt het verbod om gronden te bebouwen of te gebruiken in strijd met de bestemming.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Dit betreft bijvoorbeeld de vrijstelling ten behoeve van afwijking van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijken is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen.
Overige regels
In dit artikel wordt is aangegeven dat wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regeling (bijvoorbeeld Wet geluidhinder) dat wordt uitgegaan van de regeling zoals die geldt bij de vaststelling van dit bestemmingsplan.
5.3.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het overgangsrecht heeft tot doel de rechtszekerheid te verzekeren ten aanzien van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan gebouwd zijn of op grond van een reeds verleende of een nog te moeten afgeven bouwvergunning, gebouwd mogen worden en afwijken van de bebouwingsregels in dit plan. Zij mogen blijven staan of, als een bouwvergunning is verleend, worden gebouwd zolang de afwijking maar niet wordt vergroot en het bouwwerk niet (grotendeels) wordt vernieuwd of veranderd. Ook het gebruik van gronden en de daarop staande opstellen dat - op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtsgeldig wordt - afwijkt van de gegeven bestemming, is in het overgangsrecht geregeld. Het afwijkende gebruik mag worden voorgezet of gewijzigd in een ander gebruik, zolang de afwijking van het bestemmingsplan niet vergroot wordt.
Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Slokker Vastgoed is eigenaar van de betreffende gronden. Na vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan zal Slokker Vastgoed tot ontwikkeling overgaan. De gemeente legt het openbaar gebied aan. Een en ander is vastgelegd in een overeenkomst tussen gemeente en Slokker Vastgoed.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Over het voorontwerp is overleg gevoerd met de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Rijnland, krachtens het bepaalde in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Beide instanties hebben laten weten dat het plan hun geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
6.2.2 Zienswijzenprocedure
Het ontwerp heeft van 15 maart 2012 tot en met 25 april 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijze ingediend.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Milieu-onderzoek, Bestemmingsplan Middenwillens E.o.
Bijlage 1 Milieu-onderzoek, bestemmingsplan Middenwillens e.o.
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek