Bestemmingsplan Sluiseiland
Bestemmingsplan - Gemeente Gouda
Onherroepelijk op 26-08-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Sluiseiland' van de gemeente Gouda;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0513.2000BPSluiseiland-DF01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.11 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.12 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.14 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.16 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.17 dagrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting (elders) mee gepaard gaat;
1.18 dakkapel:
een uitspringend dakvenster, aangebracht op het dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;
1.19 dakopbouw:
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok en/of de dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;
1.20 dakvlak:
een hellend vlak in een dak;
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 horecabedrijf:
een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
In dit plan worden de volgende categorieën van horecabedrijven onderscheiden:
horeca, categorie I:
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen (winkelondersteunende horeca). In het bedrijf worden overwegend niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank verstrekt; hieronder worden in ieder geval begrepen lunchrooms, konditoreien, koffie- en theehuizen en ijssalons.
horeca, categorie II:
- a. een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (maaltijdverstrekkers). De nadruk ligt op de dag- en (vroege) avondfunctie (keuken open van ca. 17:00 tot 22:00 uur). Hieronder worden in ieder geval begrepen: restaurants, bistro's en crêperies.
- b. een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide (kleine) etenswaren (spijsverstrekkers). Hieronder worden in ieder geval begrepen: snackbars, cafetaria's, fastfoodketens, grillrooms, automatieken en snelbuffetten.
horeca, categorie III:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse (drankverstrekkers). De nadruk ligt vooral op de avond en nacht. Hieronder worden in ieder geval begrepen: cafés, bars en brasseriën.
horeca, categorie IV:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Hieronder worden in ieder geval begrepen: discotheken, bardancings, zaalverhuurlocaties en partycentra.
horeca, categorie V:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf al dan niet gecombineerd met een café en/of restaurant. Hieronder worden in ieder geval begrepen: hotels, pensions en overige logiesverstrekkers.
1.25 kiosk:
een bedrijf ter ondersteuning van recreatie, dat in zijn algemeenheid is gericht op de uitgifte van snacks en dranken, inclusief toilet;
1.26 onderkomen:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken ;
1.27 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil ten opzichte van het winterpeil (NAP -0,64 meter).
1.28 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.29 recreatie:
het uitoefenen van activiteiten gericht op verblijfs- en dagrecreatie en/of jacht- c.q. passantenhaven;
1.30 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
- b. een seksbioscoop of sekstheater;
- c. een seksautomatenhal;
- d. een seksclub of parenclub;
al dan niet in combinatie met elkaar. Onder een seksinrichting wordt niet verstaan een escortbedrijf of een sekswinkel;
1.31 seksbioscoop/-theater:
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
1.32 seksautomatenhal:
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
1.33 sekswinkel:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen hoofdzakelijk (minimaal 70% van de vloeroppervlakte) goederen van erotisch-pornografische aard worden verkocht of verhuurd;
1.34 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel waarin de voordeur is gesitueerd;
1.35 Wet geluidhinder:
wet van 16 februari 1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, laatstelijk gewijzigd op 5 juli 2006 (Stb. 2006, 37);
1.36 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:
vanaf het dichtst bij de bouwperceelgrens gelegen punt van het gebouw tot die bouwperceelgrens op 1 meter boven peil en haaks op de bouwperceelgrens;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, vlaggenmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de brutovloeroppervlak:
de oppervlakte gemeten op vloerniveau, langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 de verkoopvloeroppervlakte:
binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'sluis': een sluis met bijbehorende voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': een gemaal met bijbehorende voorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': reserveonderdelen en reservedeuren voor de sluis;
- d. groenvoorzieningen en water;
- e. duikers en bruggen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. voet- en fietspaden;
- h. vlonders ten behoeve van voet- en fietspaden;
- i. paden/wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;
- j. straatmeubilair;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en/of waterkering, zoals steigers.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangeduid;
- c. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangeduid;
- d. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
- e. de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter;
- f. de hoogte van palen ten behoeve van het toezicht op het scheepsverkeer niet meer mag bedragen dan 10 meter;
- g. de hoogte van de sluisdeuren en daarbij behorende draagconstructie ter plaatse van de aanduiding 'opslag': niet meer bedragen dan 10 meter;
- h. de hoogte van bruggen niet meer mag bedragen dan 15 meter.
Artikel 4 Recreatie - Dagrecreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie;
- b. één kiosk;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. voet- en fietspaden;
- e. vlonders ten behoeve van voet- en fietspaden;
- f. paden en/of wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;
- g. erven, groenvoorzieningen en water;
- h. speelvoorzieningen, zoals een skatebaan en/of trapveldje;
- i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en/of waterkering;
- j. voorzieningen ten behoeve van een reddingsbrigade;
- k. aanlegvoorzieningen ten behoeve van de scheepvaart;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin': een speeltuinvereniging met bijbehorende voorzieningen en ondergeschikte horeca;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - modelauto racebaan': een modelauto racebaan.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- b. de goot- en bouwhoogte en het maximale gezamenlijk oppervlak aan bebouwing niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage' is aangeduid;
- c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
- d. de hoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 meter;
- e. de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van recreatieve festiviteiten, met dien verstande dat:
- a. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- b. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;
- c. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de recreatieve festiviteiten.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen af te wijken van het bepaalde in lid:
- a. 4.2 onder a. ten behoeve van het bouwen van gebouwen buiten de bouwvlakken:
- 1. tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m2;
- 2. een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 5 meter;
- 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het bebouwingsbeeld;
- 4. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- 5. de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
- 6. de bebouwing zorgvuldig landschappelijk wordt ingepast.
- b. 4.2 onder c. ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden vóór de voorgevelrooilijn tot 3 meter.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen met dien verstande dat:
- a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak binnen de bestemming 'Recreatie – Dagrecreatie' maximaal 1.000 m2 mag bedragen;
- b. de goothoogte van deze gebouwen maximaal 4,5 m mag bedragen;
- c. de bouwhoogte van deze gebouwen maximaal 10 m mag bedragen;
- d. de vestiging van maximaal één horecabedrijf, categorie 1 of 2 is toegestaan;
- e. bevoegd gezag schriftelijk advies inwinnen bij gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland, alvorens omtrent de wijziging te besluiten;
- f. onder 'oppervlakte aan gebouwen buiten het bouwvlak' zoals bedoeld onder a., wordt tevens begrepen de verharding die wordt aangelegd ten behoeve van parkeren en voor parkeren bestemd is, doch uitsluitend voorzover die verharding een zelfstandig beslag legt op de beschikbare ruimte en als een voortzetting van de bebouwing op peil kan worden beschouwd.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De als 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, met niet meer dan 2 x 1 doorgaande rijstroken, alsmede parallelrijbanen, opstelstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten en de daarbij behorende bermen en taluds;
- b. voet- en fietspaden;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. tunnels voor langzaam verkeer met een minimale doorrijhoogte van 3 meter;
- e. faunapassages;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen;
alsmede voor:
- g. bruggen ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
5.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, onder de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
- b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
- 1. de bouwhoogte van bruggen maximaal 15 meter mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte van bestaande bruggen en viaducten die niet aan de gestelde maatvoering voldoen, mogen worden gehandhaafd, maar niet worden vergroot;
- 3. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
- 4. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 10 meter;
- 5. de oppervlakte van nutsvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 15 m² met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter;
- 6. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water:
- b. recreatief medegebruik;
- c. duikers en bruggen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. vlonders ten behoeve van voet- en fietspaden;
- f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en/of waterkering;
- g. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'sluis': een sluis met bijbehorende voorzieningen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger'': wacht- en opstelruimte met bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
- b. de hoogte van verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer niet meer mag bedragen dan 8 meter;
- c. de hoogte van bruggen niet meer mag bedragen dan 15 meter;
- d. de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter.
Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.
7.2 Bouwregels
Indien een monumentenvergunning conform de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen op de in lid 7.1 bedoelde gronden ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen uitsluitend geschieden nadat het bevoegd gezag een vergunning heeft verleend.
Artikel 8 Waarde - Rivierzone
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Rivierzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. behoud en ontwikkeling van de aan de rivier gebonden landschappelijke waarden in de vorm van:
- 1. de identiteit van de rivier als samenhangend gebied met bijzondere kwaliteiten;
- 2. de landschappelijke herkenbaarheid van de zoetwatergetijderivier;
- 3. de visueel-ruimtelijke belevingswaarde (beeldkwaliteit) van de rivier vanaf het water en de dijken;
- 4. het realiseren van een met de zoetwatergetijderivier samenhangende inrichting van oevers;
- b. gebruik ten behoeve van de bescherming van de oevers.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Bevoegd gezag is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels voor de bouw bouwwerken, waaronder damwanden, mits:
- a. de landschapswaarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
- b. het bevoegd gezag alvorens bij omgevingsvergunning af te wijken schriftelijk advies inwint bij de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de onbebouwde gronden binnen 3 meter vanaf de bestemmingsgrens met de bestemming 'Water' te gebruiken voor opslag en stort van goederen.
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen:
- a. uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
- b. geen andere bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen af te wijken van het bepaalde in lid 9.2 onder b ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits
- a. de waterstaatsbelangen dit toelaten;
- b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen
Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 8 meter overschrijden.
11.2 Dakopbouwen ten behoeve van bewassings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties
Dakopbouwen ten behoeve van bewassings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 meter en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
11.3 Onderkeldering
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval het gebruik:
- a. van onbebouwde gronden voor:
- 1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- 3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met:
- 1. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
- 2. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
- 3. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
- b. van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, horeca of detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels.
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
13.1 wro-zone - wijzigingsgebied 1
Bevoegd gezag is, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1 ' te wijzigen in de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering ', met dien verstande dat:
- a. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering alvorens omtrent de wijziging te besluiten;
- b. de op grond van de bestemming reeds toegelaten functies blijven behouden, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering.
13.2 wro-zone - wijzigingsgebied 2
Bevoegd gezag is, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering ' van gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2 ' te verwijderen, met dien verstande dat:
- a. dit uitsluitend is toegestaan indien toepassing is gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel en burgemeester en wethouders het betreffende wijzigingsplan hebben vastgesteld;
- b. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering alvorens omtrent de wijziging te besluiten.
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
- a. een afwijking ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van gebouwen, hoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, eventueel met een overschrijding van de bouwgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- b. het bouwen van andere bouwwerken, zoals vlaggenmasten, artistieke kunstwerken, antennes, camera toezicht e.d. tot een hoogte van 15 meter, mits belangen van derden niet in onevenredige mate worden aangetast;
- c. het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 0,8 meter, indien het erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke ondergeschikte bouwdelen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken betreft;
- d. het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 meter, indien het hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame en kelderingangen en kelderkoekoeken betreft.
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op een afwijking ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak die noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 15 meter bedraagt.
Artikel 16 Algemene Procedureregels
Voor zover toepassing wordt gegeven aan de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden van bevoegd gezag, dienen de procedureregels in acht te worden genomen zoals opgenomen in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.2 Afwijking
Bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 17.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.
17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
17.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
17.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplanSluiseiland'.
Bijlage 1 Lijst Met Wijzigingen
Bijlage 1 Lijst met wijzigingen
Bijlage 2 Separate Onderzoeksrapporten En Overige Documenten
Bijlage 2 Separate onderzoeksrapporten en overige documenten