KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Relatie Met Onderliggende Plannen
Artikel 4 Centrum - Binnenstad Oost 1
Artikel 5 Centrum - Binnenstad Oost 2
Artikel 6 Centrum - Binnenstad West 1
Artikel 7 Gemengd - Binnenstad Oost
Artikel 8 Gemengd - Binnenstad West
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Tuin - Binnenstad Oost
Artikel 12 Tuin - Erf
Artikel 13 Tuin - Erf Binnenstad Oost
Artikel 14 Tuin - Erf Binnenstad West
Artikel 15 Verkeer - Verblijf
Artikel 16 Water - Binnenstad Oost
Artikel 17 Water - Binnenstad West
Artikel 18 Water - Nieuwe Park Wonen
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Waarde - Archeologie
Artikel 21 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
Artikel 27 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Feitelijke Planopzet
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Wijziging Van De Bestemming Tuin - Erf Naar Verkeer - Verblijf
2.2 Peperstraat 29
2.3 Evenementenlocaties
2.4 Horeca
2.5 Centrum - 1 Bestemming / Kernwinkelgebied
2.6 Begripsbepaling Woonboten/woonschepen
2.7 Bruggen
2.8 Verleende Omgevingsvergunningen
2.9 Zijlen En Stegen
2.10 Maatschappelijk
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Ruimtelijk Beleid
3.2 Cultuurhistorie
3.3 Archeologisch Beleidskader
3.4 Groenstructuur
3.5 Verkeer, Infrastructuur En Parkeren
3.6 Stedenbouw
3.7 Economisch Beleid
3.8 Woonbeleid
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Milieu
4.2 Water
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Opbouw Van De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Parkeernormen
Bijlage 2 Horecavisie
Bijlage 3 Voorschriften Markt / Achter De Waag
Bijlage 4 Voorschriften Museumhaven
Bijlage 5 Voorschriften Houtmansplantsoen
Bijlage 6 Voorschriften Raam
Bijlage 7 Voorschriften Erasmusplein
Bijlage 8 Gevelkaarten Binnenstad Oost
Bijlage 9 Gevelkaarten Binnenstad West
Bijlage 1 Horeca-locaties
Bijlage 2 Evenementennota
Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing - Markt En Achter De Waag
Bijlage 4 Ruimtelijke Onderbouwing - Museumhaven
Bijlage 5 Ruimtelijke Onderbouwing - Houtmansplantsoen
Bijlage 6 Ruimtelijke Onderbouwing - Raam
Bijlage 7 Ruimtelijke Onderbouwing - Erasmusplein
Bijlage 8 Besluit - Westhaven 46
Bijlage 9 Besluit - Lange Tiendeweg 34
Bijlage 10 Besluit - Nieuwehaven 159
Bijlage 11 Besluit - Nieuwstraat 2
Bijlage 12 Besluit - Wijdstraat 22
Bijlage 13 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Partiële herziening binnenstad

Bestemmingsplan - Gemeente Gouda

Vastgesteld op 22-05-2024 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Partiële herziening binnenstad Gouda' met identificatienummer NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01 van de gemeente Gouda;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 onderliggende bestemmingsplannen

andere bestemmingsplannen in de gemeente Gouda voor zover samenvallend met het bestemmingsplan Partiële herziening binnenstad Gouda en opgenomen in de onderstaande tabel:

Bestemmingsplan idn vastgesteld
Veegplan 2020 NL.IMRO.0513.0004BPVeegplan20-DF01 9-12-2020
Veegplan 2016 NL.IMRO.0513.0002BpVeegplan15-DF01 23-11-2016
Binnenstad West NL.IMRO.0513.1500BPBinnWest-DF01 21-1-2015
Veegplan 2013 NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01 12-2-2014
Schielands Hoge Zeedijk NL.IMRO.0513.1600BPshzeedijk-DF01 16-10-2013
Binnenstad Oost NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01 23-4-2013
Korte Akkeren NL.IMRO.0513.0700BPKortea-DF01 27-2-2013
Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost NL.IMRO.0513.1000BPKKG-DF01 29-8-2012
Nieuwe Park Wonen NL.IMRO.0513.0500BPNParkWonen-DF01 20-7-2011
Voormalig weeshuiscomplex NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01 19-06-2019
Parapluherziening Darkstores NL.IMRO.0513.BPLUDARKSTORES-DF01 12-04-2023
Parapluherziening Wonen NL.IMRO.0513.0007ParapluBPWonen-DF01 1-06-2022

tabel onderliggende bestemmingsplannen

1.4 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.5 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 Adviescommissie omgevingskwaliteit

de Adviescommissie omgevingskwaliteit van de gemeente Gouda;

1.9 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.12 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte verblijfsvoorziening, bestaande uit het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf in de woning en/of bijbehorende gebouwen; Een bed & breakfast wordt gerund door de hoofdbewoner(s) van de woning.

1.13 bestaand (in relatie tot bebouwing)

bebouwing aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het (ontwerp) bestemmingsplan;

1.14 bestaand (in relatie tot gebruik)

gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.22 dakkapel

een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;

1.23 dakopbouw

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok en/of de goot van het dak waardoor de bouwhoogte van het gebouw toeneemt;

1.24 detailhandel

onder detailhandel wordt verstaan het bedrijfsmatig te koop aanbieden - hieronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen - aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van een afhaalwinkel/-centrum;

1.25 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.26 evenement

gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning, cultuur, thematische markten en andere vertoningen, zoals opgenomen in de evenementenkalender van de gemeente Gouda;

1.27 evenemententerrein

gronden waarop evenementen plaatsvinden;

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.30 horecabedrijf

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken, en/of het exploiteren van zaalaccommodatie; onder horecabedrijf wordt mede verstaan een afhaal- of bezorgcentrum.

1.31 horecacategorie

In dit plan worden de volgende categorieën van horecabedrijven onderscheiden, waarbij tevens het bepaalde in artikel 1.32 in acht dient te worden genomen:

horeca van categorie 1:

Lichte horeca (daghoreca)

Dit betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie hoofdzakelijk gericht is op het overdag bereiden en verstrekken van (eenvoudige) etenswaren en/of licht- of niet-alcoholhoudende dranken, waarvan de exploitatie aansluit bij winkel- en centrumvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek, recreanten en toeristen, omliggende kantoren of andere bedrijven en de buurt. De openingstijden liggen tussen 06:00 uur en 22.00 uur. Het aanbieden van entertainment maakt geen onderdeel uit van de exploitatie. Horecavormen die onder deze categorie vallen zijn bijvoorbeeld: lunchroom/broodjeszaak, cafetaria/snackbar, koffieconcept, automatiek, tearoom, ijssalon, zalencentrum (gericht op organisatie van zakelijke bijeenkomsten, congressen en seminars), en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.

horeca van categorie 2:

Middelzware horeca (avondhoreca)

Dit betreft horeca-inrichtingen met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren en maaltijden waarbij alcoholische dranken ondersteunend aan de maaltijd worden geschonken, of
  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

De openingstijden liggen tussen 06:00 en 00:00 uur. De exploitatie voorziet in sommige gevallen ook in het aanbieden van vormen van lichte entertainment. Horecavormen die binnen deze categorie vallen zijn bijvoorbeeld: restaurant, bistro, (grand)café, bierhuis, proeflokaal, en/of een naar aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.

horeca van categorie 3:

Zware horeca (nachthoreca)

Dit betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, en/of;
  • het aanbieden van entertainment.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn bijvoorbeeld: dancing, club, discotheek, partycentrum (waarbij het regulier gebruik gericht is op het organiseren van feesten en muziek-/dansevenementen), speelautomatencasino.

horeca van categorie 4:

Afhaal- en bezorgzaken

Afhaalcentrum of bezorgcentrum: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waar anders dan om niet uitsluitend voor gebruik elders dan ter plaatse in hoofdzaak ter plekke bereide en voor directe consumptie geschikte eetwaren en dranken plegen te worden verstrekt. Deze horeca-inrichtingen hebben doorgaans een keuken en toonbank (straatverkoop). In sommige gevallen is er in beperkte mate een fysieke wachtruimte waar (tijdens het wachten) dranken en etenswaren genuttigd kunnen worden, maar ter plaatse nuttigen is zeer ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de inrichting. Horecavormen die binnen deze categorie vallen zijn bijvoorbeeld: afhaalpizzeria, shoarma/grillroom, afhaalrestaurant en/of een naar aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.

horeca van categorie 5:

Hotels

Dit betreft inrichtingen, die gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse. Hotels zijn feitelijk 24 uur per dag geopend en vormen daarmee een eigen categorie.

1.32 horecacategorie: transponeringstabel

de in dit plan voorkomende horecacategorieën dienen zover voorkomend in de betreffende artikelen van de onderliggende bestemmingsplannen volgens de onderstaande tabel te worden gelezen en geldt in plaats daarvan de horecacategorie, zoals aangegeven in artikel 1.31:

categorie volgens de herziene bestemmingsplannen categorie volgens deze herziening
was Artikel wordt Artikel
Binnenstad West 1.35 Partiële herziening binnenstad Gouda 1.31
Binnenstad Oost 1.41
Veegplan 2020 1.39
Veegplan 2016 1.40
Veegplan 2013 1.37
Voormalig weeshuiscomplex 1.31
horeca, categorie I, resp. 1* horeca van categorie 1
horeca, categorie II, resp. 2* horeca van categorie 2
horeca, categorie III, resp. 3* horeca van categorie 2
horeca, categorie IV, resp. 4* horeca van categorie 3
horeca, categorie V, resp. 5* horeca van categorie 5
* Voormalig weeshuiscomplex

1.33 hospitaverhuur

ondergeschikte kamerverhuur op niet professionele basis. De hoofdbewoner is de verhuurder van de kamer(s) en is woonachtig op het adres en is ingeschreven in de gemeentelijke basis administratie;

1.34 huishouden

een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is. Ook mantelzorg-relatie kan worden aangemerkt als een huishouden;

1.35 kamerverhuur

het verhuren van onzelfstandige woonruimte. Voor de toepassing van deze regels wordt het bewonen van zelfstandige woonruimte door meer dan één huishouden eveneens als kamerbewoning/kamerverhuur beschouwd;

1.36 logies/ logiesfunctie

alle vormen van logies/ verhuur met commerciële doeleinden van de gehele woning voor kortdurend, toeristisch verblijf aan derden;

1.37 ondergeschikte functie anders dan horeca

een aan de hoofdfunctie ondergeschikte functie, die ten hoogste 20% van de netto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie in beslag neemt;

1.38 ondergeschikte horeca

horeca met een ruimtebeslag van maximaal 20 % van het netto vloeroppervlak van het voor klanten toegankelijke deel van de winkel;

1.39 ondersteunende horeca

horeca die ondersteunend is aan de hoofdfunctie;

1.40 onzelfstandige woonruimte

woonruimte die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet en badkamer als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt;

1.41 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in, op of boven het water wordt gebouwd: het waterpeil;
  4. d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;

1.42 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.43 recreatieve voorzieningen

voorzieningen ter zake van recreatie binnen gebouwen, zoals fitness-, bowling, snooker- en biljartcentra, sauna's, ballet-, dans- en sportscholen en daarmee naar de aard vergelijkbare voorzieningen, onder recreatieve voorzieningen is hier geen horeca, seksinrichting of speelautomatenhal begrepen

1.44 voldoende parkeerplaatsen

voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 27.1 en 27.2;

1.45 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel waarin de voordeur is gesitueerd;

1.46 voorgevelrooilijn

de aan de zijde van de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - verblijf' gelegen bouwgrens, met dien verstande dat op hoeksituaties sprake kan zijn van twee of drie voorgevelrooilijnen;

1.47 wonen/woondoeleinden

het duurzaam gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform de onderhavige begripsbepaling;

1.48 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.49 woning/wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.50 woonark

een woonboot niet (van origine) bedoeld om te varen, niet zijnde een woonschip;

1.51 woonboot

schepen en drijvende bouwwerken, daaronder begrepen objecten te water, die hoofdzakelijk worden gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend zijn bedoeld voor het gebruik als woning; een woonschip, een woonvaartuig en een woonark worden aangemerkt als woonboot;

1.52 woonschip

een woonboot die herkenbaar is als een van origine varend schip waarbij de oorspronkelijke contouren en kenmerken van het casco-met-opbouw niet wezenlijk verloren zijn gegaan;

1.53 woonvaartuig

een woonboot bestaande uit een casco van een van origine varend schip waarop een niet-authentieke opbouw is geplaatst;

Voor het overige blijven de begrippen, voor zover van toepassing van de vastgestelde onderliggende bestemmingsplannen, zoals begrepen in deze herziening, onverminderd van kracht;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, vlaggenmasten, bewassings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de brutovloeroppervlakte

de oppervlakte gemeten op vloerniveau, langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

  1. 1. Vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  2. 2. Vanaf peil tot de hoogstgelegen horizontale snijlijn van buitenwerks gevel- en dakvlak van de dakkapel, dakkapellen of dakopbouwen, indien zich op een gebouw in een dakvlak een of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de betreffende gevelbreedte per perceel of de hoogte van een dakkapel of dakkapel meer bedraagt dan 60% van de hoogte van de feitelijke kap.

2.6 de grondoppervlakte van een bouwwerk

buitenwerks en boven peil.

2.7 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 de verkoopvloeroppervlakte

binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Relatie Met Onderliggende Plannen

3.1 Onderliggende bestemmingsplannen

De verhouding tussen dit bestemmingsplan en de op de locatie van dit plan geldende andere bestemmingsplannen, voor zover die zijn opgenomen in artikel 1.3, is als volgt:

  1. a. de in dit bestemmingsplan opgenomen regels gelden in aanvulling op en, voor zover daarvan expliciet wordt afgeweken, in afwijking van de regels van de andere bestemmingsplannen;
  2. b. de op de verbeelding van dit plan opgenomen enkelbestemmingen vervangen op de locatie waar ze zijn opgenomen de enkelbestemmingen die gelden op grond van de andere bestemmingsplannen;
  3. c. de op de verbeelding van dit plan opgenomen dubbelbestemmingen gelden in aanvulling op de gelijknamige dubbelbestemmingen in de andere bestemmingsplannen;
  4. d. de op de verbeelding van dit plan opgenomen algemene aanduidingen vervangen integraal de gelijknamige algemene aanduidingen die gelden op grond van de andere bestemmingsplannen.

Artikel 4 Centrum - Binnenstad Oost 1

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De doorgehaalde tekst is vervallen.

De niet-gemarkeerde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

Raadpleeg ook de Algemene regels!

Artikel 3 Centrum - 1 van het bestemmingsplan Binnenstad Oost wordt als volgt gewijzigd:

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op de begane grondlaag van gebouwen:
    1. 1. bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. detailhandel;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': wonen;
    4. 4. één supermarkt, waarbij het bedrijfsvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 600 m2 met dien verstande dat het gezamenlijk aantal supermarkten binnen de bestemming 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2' niet meer dan één mag bedragen;
    5. 5. publieksgerichte dienstverlening;
    6. 6. bij niet-woonfuncties behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten;
    7. 7. bij wonen behorende toegangen en bergingen;
    8. 8. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1': een horecabedrijf van categorie 1;
    9. 9. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': een horecabedrijf van categorie 2;
    10. 10. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3': een horecabedrijf van categorie 3;
    11. 11. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4': een horecabedrijf van categorie 4;
    12. 12. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5': een horecabedrijf van categorie 5;
    13. 13. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': kantoren;
    14. 14. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': maatschappelijke voorzieningen;
    15. 15. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - maatschappelijk 1': maatschappelijke voorzieningen en ondersteunende horeca;
    16. 16. ter plaatse van de aanduiding 'casino': één casino;
    17. 17. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - coffeeshop': één coffeeshop;
    18. 18. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' is in afwijking van punt 8 t/m12 een horecabedrijf niet toegestaan;
    19. 19. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - ondergeschikte horeca' ondergeschikte horeca.
  2. b. op de eerste verdieping van gebouwen en hoger:
    1. 1. wonen;
    2. 2. bij wonen behorende toegangen en bergingen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 2': horecabedrijven uit categorie 2;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 3': horecabedrijven uit categorie 3;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - detailhandel': detailhandel;
    6. 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - kantoor': kantoren;
    7. 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - maatschappelijk': maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen en water;
  4. d. toegangspaden;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen buiten hoofdgebouwen, uitsluitend ten behoeve van de toegelaten functies.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Op de 3.1 in bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd zoals hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, met dien verstande dat:

gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;

  1. a. de regels gelden zoals opgenomen in artikel 17 van het bestemmingsplan Binnenstad Oost;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een onderdoorgang op de begane grondlaag is voorgeschreven;
  3. c. woningen mogen uitsluitend een zelfstandige of een gezamenlijke hoofdingang hebben, die direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is;
  4. d. het bedrijfsvloeroppervlak van de supermarkt mag niet meer bedragen dan 600 m2;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - serre' uitsluitend een serre is toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d. ten behoeve van het vergroten van het bedrijfsvloeroppervlak met ten hoogste 20% van de aldaar gegeven maat.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Gebruiksverbod

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen en gronden voor seksinrichtingen.

3.4.2 Toegangen en bergingen

Bij wonen behorende toegangen en bergingen zijn tevens onder de begane grondlaag, in onderhuizen en kelders, toegestaan.

3.4.3 Ondergeschikte horeca

Voor ondergeschikte horeca gelden de volgende eisen:

  1. a. de horecaruimte is uitsluitend bereikbaar via de ingang van de winkel;
  2. b. de uitoefening van de ondergeschikte horeca vindt alleen plaats tijdens de openstelling van de betreffende winkel;
  3. c. het schenken van alcoholhoudende dranken of het gelegenheid bieden om een waterpijp te roken is niet toegestaan;
  4. d. de exploitatie van een terras is niet toegestaan;
  5. e. er wordt geen reclame gemaakt voor de horeca-activiteit en de aanbieder staat niet op maaltijdbezorgsites; en
  6. f. de winkel wordt niet verhuurd voor feesten, partijen of andere vergelijkbare samenkomsten.

3.4.4 Ondersteunende horeca

Voor ondersteunende horeca gelden de volgende eisen:

  1. a. de horecaruimte is uitsluitend bereikbaar via de reguliere ingang;
  2. b. het pand behoudt de uitstraling die past bij de hoofdfunctie;
  3. c. livemuziek is niet toegestaan behalve bij de hoofdfunctie 'maatschappelijk';
  4. d. andere muziek is niet toegestaan, met uitzondering van zachte achtergrondmuziek;
  5. e. het schenken van alcoholhoudende dranken of het gelegenheid bieden om een waterpijp te roken is niet toegestaan bij winkels (hoofdfunctie detailhandel);
  6. f. exploitatie van een terras is niet toegestaan;
  7. g. er wordt geen reclame gemaakt voor de horeca-activiteit en de aanbieder staat niet op maaltijdbezorgsites;
  8. h. de ruimte wordt niet verhuurd voor feesten, partijen of andere vergelijkbare samenkomsten behalve bij de hoofdfunctie 'maatschappelijk'.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Niet-woonfuncties naar hogere bouwlagen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 sub b voor zover betreft bij niet-woonfuncties behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten, ten behoeve van het vestigen daarvan op de eerste en hogere verdiepingen in het betreffende gebouw, mits ruimte voor ten minste één woning met een oppervlakte die voldoet aan het gemeentelijk woonbeleid aanwezig blijft, waarbij de kapverdieping niet wordt meegerekend, tenzij wordt aangetoond dat de realisatie van een woning op de eerste en hogere verdiepingen fysiek niet tot de mogelijkheden behoort. Hiervan is sprake als:

  1. a. een eigen toegang naar de verdiepingen niet aanwezig is noch kan worden gerealiseerd, en;
  2. b. samenvoeging met een woning van belendende panden niet tot de mogelijkheden behoort, en;
  3. c. ontsluiting van de verdieping aan de achterzijde van het pand niet mogelijk is.

In die gevallen kan omgevingsvergunning worden verleend voor het gebruik van de volledige oppervlakte van de eerste en hogere verdiepingen ten behoeve van niet-woonfuncties.

3.5.2 andere hoofdingang

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder c. ten behoeve van een hoofdingang die anders dan direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is, in gevallen dat directe bereikbaarheid binnen de betreffende bebouwing fysiek redelijkerwijs niet mogelijk is of de bruikbaarheid van andere ruimten binnen de betreffende bebouwing in wezenlijke mate zou verminderen.

3.5.3 onder begane grondlaag

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1' voor zover betreft doeleinden die blijkens die bepaling niet onder de begane grondlaag zijn toegestaan, ten behoeve van het realiseren van die per geval op de begane grondlaag zijn toegestane doeleinden in de betreffende onderhuizen en kelders.

3.5.4 Horecabedrijven

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 onder a. 8, a. 9 en/of a. 10 onder de voorwaarden dat:bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt aangetoond dat er geen onevenredige verstoring in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat en dat de ontwikkeling waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend past binnen het horecabeleid, zoals vastgelegd in de Horecavisie 2022 - 2028, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Gouda, zie Bijlage 2 Horecavisie.
  2. b. de activiteiten uitsluitend op de begane grondlaag plaatsvinden;
  3. c. er geen bezwaren vanuit milieukwaliteit, in het bijzonder geluidhinder, bestaan;
  4. d. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat

3.5.5 Recreactieve voorzieningen

Het bevoegde gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 onder a ten behoeve van het toestaan van recreatieve voorzieningen, onder de volgende voorwaarden;

  1. a. Er mag geen onevenredige verstoring ontstaan in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur;
  2. b. De activiteiten mogen uitsluitend op de begane grondlaag plaatsvinden;
  3. c. Er mag geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaan.

Artikel 5 Centrum - Binnenstad Oost 2

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De doorgehaalde tekst is vervallen.

De niet-gemarkeerde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

Raadpleeg ook de Algemene regels!

Artikel 4 Centrum - 2 van het bestemmingsplan Binnenstad Oost wordt als volgt gewijzigd:

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op de begane grondlaag van gebouwen:
    1. 1. detailhandel;
    2. 2. publieksgerichte dienstverlening;
    3. 3. één supermarkt, waarbij het bedrijfsvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 600 m2 met dien verstande dat het gezamenlijk aantal supermarkten binnen de bestemming 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2' niet meer dan één mag bedragen;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1': een horecabedrijf van categorie 1;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': een horecabedrijf van categorie 2;
    6. 6. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': maatschappelijke voorzieningen;
    7. 7. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': wonen;
    8. 8. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' is in afwijking van punt 8, 9 en 10 een horecabedrijf niet toegestaan;
    9. 9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - maatschappelijk 1': maatschappelijke voorzieningen en ondersteunende horeca;
  2. b. op de eerste verdieping van gebouwen en hoger:
    1. 1. detailhandel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - detailhandel uitgesloten' geen detailhandel is toegestaan;
    2. 2. maatschappelijke voorzieningen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen': wonen;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - publieksgerichte dienstverlening': publieksgerichte dienstverlening;
  3. c. groenvoorzieningen en water;
  4. d. toegangspaden;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen buiten hoofdgebouwen, uitsluitend ten behoeve van de toegelaten functies.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Op de in 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd zoals hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, met dien verstande dat:

gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;

  1. a. de regels gelden zoals opgenomen in artikel 17 van het bestemmingsplan Binnenstad Oost;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een onderdoorgang op de begane grondlaag is voorgeschreven;
  3. c. woningen mogen uitsluitend een zelfstandige of een gezamenlijke hoofdingang hebben, die direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is;
  4. d. het bedrijfsvloeroppervlak van de supermarkt mag niet meer bedragen dan 600 m2;

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d. ten behoeve van het vergroten van het bedrijfsvloeroppervlak met ten hoogste 20% van de aldaar gegeven maat.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Gebruiksverbod

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen en gronden voor seksinrichtingen.

4.4.2 Toegangen en bergingen

Bij wonen behorende toegangen en bergingen zijn tevens onder de begane grondlaag, in onderhuizen en kelders, toegestaan.

3.4.3 Ondersteunende horeca

Voor ondersteunende horeca gelden de volgende eisen:

  1. a. de horecaruimte is uitsluitend bereikbaar via de reguliere ingang;
  2. b. het pand behoudt de uitstraling die past bij de hoofdfunctie;
  3. c. livemuziek is niet toegestaan behalve bij de hoofdfunctie 'maatschappelijk';
  4. d. andere muziek is niet toegestaan, met uitzondering van zachte achtergrondmuziek;
  5. e. het schenken van alcoholhoudende dranken of het gelegenheid bieden om een waterpijp te roken is niet toegestaan bij winkels (hoofdfunctie detailhandel);
  6. f. exploitatie van een terras is niet toegestaan;
  7. g. er wordt geen reclame gemaakt voor de horeca-activiteit en de aanbieder staat niet op maaltijdbezorgsites;
  8. h. de ruimte wordt niet verhuurd voor feesten, partijen of andere vergelijkbare samenkomsten behalve bij de hoofdfunctie 'maatschappelijk'.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Horecabedrijven

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a. 4 en/of a. 5 onder de voorwaarden dat:bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt aangetoond dat er geen onevenredige verstoring in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat en dat de ontwikkeling waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend past binnen het horecabeleid, zoals vastgelegd in de Horecavisie 2022 - 2028, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Gouda, zie Bijlage 2 Horecavisie.
  2. b. de activiteiten uitsluitend op de begane grondlaag plaatsvinden;
  3. c. er geen bezwaren vanuit milieukwaliteit, in het bijzonder geluidhinder, bestaan;
  4. d. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat.

4.5.2 Recreatieve voorzieningen

Het bevoegde gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1. onder a ten behoeve van het toestaan van recreatieve voorzieningen, onder de volgende voorwaarden;

  1. a. Er mag geen onevenredige verstoring ontstaan in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur;
  2. b. De activiteiten mogen uitsluitend op de begane grondlaag plaatsvinden;
  3. c. Er mag geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaan.

Artikel 6 Centrum - Binnenstad West 1

Artikel 6 Centrum - Binnenstad West 1

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De doorgehaalde tekst is vervallen.

De niet-gemarkeerde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

Raadpleeg ook de Algemene regels!

Artikel 3 Centrum - 1 van het bestemmingsplan Binnenstad West wordt als volgt gewijzigd:

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op de begane grondlaag van gebouwen en buiten gebouwen:
    1. 1. bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels;
    2. 2. detailhandel;
    3. 3. publieksgerichte dienstverlening;
    4. 4. wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
    5. 5. bij wonen behorende toegangen en bergingen;
    6. 6. bij niet-woonfuncties behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten;
    7. 7. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1': teven voor horecabedrijven van categorie 1;
    8. 8. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1': tevens voor horecabedrijven uit categorie 1;
    9. 9. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 2;
    10. 10. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3': tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 3;
    11. 11. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4': teven voor horecabedrijven van categorie 4;
    12. 12. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren;
    13. 13. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens voor maatschappelijke voorzieningen;
    14. 14. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - wellness': tevens voor een wellnesscentrum (met ondergeschikte horecavoorzieningen);
    15. 15. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - coffeeshop': tevens voor een coffeeshop;
  2. b. op de eerste verdieping en hoger:
    1. 1. wonen;
    2. 2. bij wonen behorende toegangen en bergingen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'wellness': tevens voor een wellnesscentrum (met ondergeschikte horecavoorzieningen) op de begane grond (en buiten gebouwen) en de verdieping(en)
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens voor een terras;
  5. e. groenvoorzieningen en water;
  6. f. toegangspaden;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. parkeervoorzieningen buiten hoofdgebouwen, uitsluitend ten behoeve van de toegelaten functies.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de regels gelden zoals opgenomen in artikel 15 van het bestemmingsplan Binnenstad West;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een onderdoorgang op de begane grondlaag is voorgeschreven;
  3. c. woningen uitsluitend een zelfstandige of een gezamenlijke hoofdingang mogen hebben, die direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Gebruiksverbod

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen en gronden voor seksinrichtingen.

3.3.2 Toegangen en bergingen

Bij wonen behorende toegangen en bergingen zijn tevens onder de begane grondlaag in onderhuizen en kelders, toegestaan.

3.3.3 Ondergeschikte horeca

Voor ondergeschikte horeca gelden de volgende eisen:

  1. a. de horecaruimte is uitsluitend bereikbaar via de reguliere ingang;
  2. b. het pand behoudt de uitstraling die past bij de bestemming 'maatschappelijk';
  3. c. livemuziek is niet toegestaan;
  4. d. andere muziek is niet toegestaan, met uitzondering van zachte achtergrondmuziek;
  5. e. exploitatie van een terras is niet toegestaan;
  6. f. er wordt geen reclame gemaakt voor de horeca-activiteit en de aanbieder staat niet op maaltijdbezorgsites; en
    de ruimte wordt niet verhuurd voor feesten, partijen of andere vergelijkbare samenkomsten.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.4.1 Niet-woonfuncties naar hogere bouwlagen

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.3.6 van het bestemmingsplan Binnenstad West. bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder b. voor zover betreft bij niet-woonfuncties behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten, ten behoeve van het vestigen daarvan op de eerste en hogere verdiepingen in het betreffende gebouw, mits ruimte voor ten minste één woning met een oppervlakte die voldoet aan het gemeentelijk woonbeleid aanwezig blijft, waarbij de kapverdieping niet wordt meegerekend, tenzij wordt aangetoond dat de realisatie van een woning op de eerste en hogere verdiepingen fysiek niet tot de mogelijkheden behoort. Hiervan is sprake als:

  1. a. een eigen toegang naar de verdiepingen niet aanwezig is noch kan worden gerealiseerd, en;
  2. b. samenvoeging met een woning van belendende panden niet tot de mogelijkheden behoort, en;
  3. c. ontsluiting van de verdieping aan de achterzijde van het pand niet mogelijk is.

In die gevallen kan omgevingsvergunning worden verleend voor het gebruik van de volledige oppervlakte van de eerste en hogere verdiepingen ten behoeve van niet-woonfuncties.

3.4.2 Andere hoofdingang

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.3.6 van het bestemmingsplan Binnenstad West, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder c. ten behoeve van een hoofdingang die anders dan direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is, in gevallen dat directe bereikbaarheid binnen de betreffende bebouwing fysiek redelijkerwijs niet mogelijk is of de bruikbaarheid van andere ruimten binnen de betreffende bebouwing in wezenlijke mate zou verminderen.

3.4.3 Onder begane grondlaag

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.3.6 van het bestemmingsplan Binnenstad West, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van het op de begane grondlaag toegelaten gebruik in onderhuizen en kelders.

3.4.4 Horecabedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder onder a sub 7, 8 en 9 voor een hogere categorie onder de voorwaarden dat:

  1. a. bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt aangetoond dat er geen onevenredige verstoring in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat en dat de ontwikkeling waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend past binnen het horecabeleid, zoals vastgelegd in de Horecavisie 2022 - 2028, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Gouda, zie Bijlage 2 Horecavisie.
  2. b. de activiteiten uitsluitend op de begane grondlaag en buiten gebouwen plaatsvinden;
  3. c. er geen bezwaren vanuit milieukwaliteit, in het bijzonder geluidhinder, bestaan;
  4. d. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat.

3.4.5 Recreatieve voorzieningen

Het bevoegde gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder a ten behoeve van het toestaan van recreatieve voorzieningen, onder de volgende voorwaarden;

  1. a. Er mag geen onevenredige verstoring ontstaan in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur;
  2. b. De activiteiten mogen uitsluitend op de begane grondlaag plaatsvinden;
  3. c. Er mag geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaan.

Artikel 7 Gemengd - Binnenstad Oost

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De doorgehaalde tekst is vervallen.

De niet-gemarkeerde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

Raadpleeg ook de Algemene regels!

Artikel 5 Gemengd van het bestemmingsplan Binnenstad Oost wordt als volgt gewijzigd:

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.1.1 Algemeen

  1. a. op de begane grondlaag van gebouwen:
    1. 1. bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. kantoren;
    3. 3. maatschappelijke voorzieningen;
    4. 4. publieksgerichte dienstverlening;
    5. 5. wonen;
    6. 6. bij wonen behorende toegangen en bergingen;
    7. 7. bij niet-woonfuncties behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten;
    8. 8. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
    9. 9. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': tevens een horecabedrijf van categorie 2;
    10. 10. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3': tevens een horecabedrijf van categorie 3;
    11. 11. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'religie': tevens kerken en andere religieuze voorzieningen;
    12. 12. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling': tevens een fietsenstalling;
  2. b. op de eerste verdieping van gebouwen en hoger:
    1. 1. wonen;
    2. 2. bij wonen behorende toegangen en bergingen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - kantoor': kantoren;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - maatschappelijk': maatschappelijke voorzieningen;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 5': horecabedrijven van categorie 5;
  3. c. groenvoorzieningen en water;
  4. d. toegangspaden;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen buiten hoofdgebouwen, uitsluitend ten behoeve van de toegelaten functies.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. a. de regels gelden zoals opgenomen in artikel 17 van het bestemmingsplan Binnenstad Oost;
  2. b. woningen mogen uitsluitend een zelfstandige of een gezamenlijke hoofdingang hebben, die direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is.

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1 Gebruiksverbod

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen en gronden voor:

  1. a. seksinrichtingen;
  2. b. het gebruik van ruimten onder de begane grond voor niet-woonfuncties.

5.3.2 Toegangen en bergingen

Bij wonen behorende toegangen en bergingen zijn tevens onder de begane grondlaag, in onderhuizen en kelders, toegestaan.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

5.4.1 Niet-woonfuncties naar hogere bouwlagen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.3.6 van het bestemmingsplan Binnenstad Oost, afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 onder b.:

  1. a. voor zover betreft bij niet-woonfuncties behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten, ten behoeve van het vestigen daarvan op de eerste en hogere verdiepingen in het betreffende gebouw, mits ruimte voor ten minste één woning met een oppervlakte die voldoet aan het gemeentelijk woonbeleid aanwezig blijft, waarbij de kapverdieping niet wordt meegerekend, tenzij wordt aangetoond dat de realisatie van een woning op de eerste en hogere verdiepingen fysiek niet tot de mogelijkheden behoort. In die gevallen kan omgevingsvergunning worden verleend voor het gebruik van de volledige oppervlakte van de eerste en hogere verdiepingen ten behoeve van niet-woonfuncties. Hiervan is sprake als:
    1. 1. een eigen toegang naar de verdiepingen niet aanwezig is noch kan worden gerealiseerd, en;
    2. 2. samenvoeging met een woning van belendende panden niet tot de mogelijkheden behoort, en;
    3. 3. ontsluiting van de verdieping aan de achterzijde van het pand niet mogelijk is.
  2. b. om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - niet-woonfunctie op verdieping' alle in lid 5.1.1 onder a. genoemde functies, met uitzondering van detailhandel, toe te staan op de eerste verdieping van gebouwen en hoger.

5.4.2 Andere hoofdingang

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.3.6 van het bestemmingsplan Binnenstad Oost, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder b. ten behoeve van een hoofdingang die anders dan direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is, in gevallen dat directe bereikbaarheid binnen de betreffende bebouwing fysiek redelijkerwijs niet mogelijk is of de bruikbaarheid van andere ruimten binnen de betreffende bebouwing in wezenlijke mate zou verminderen.

5.4.3 Onder begane grondlaag

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.3.6 van het bestemmingsplan Binnenstad Oost, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor zover betreft doeleinden die blijkens die bepaling niet onder de begane grondlaag zijn toegestaan, ten behoeve van het realiseren van die per geval op de begane grondlaag zijn toegestane doeleinden in de betreffende onderhuizen en kelders.

5.4.4 Horecabedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a. 9 en/of a. 10 onder de voorwaarden dat:

  1. a. bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt aangetoond dat er geen onevenredige verstoring in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat en dat de ontwikkeling waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend past binnen Horecavisie 2022 - 2028, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Gouda, zie Bijlage 2 Horecavisie.
  2. b. de activiteiten uitsluitend op de begane grondlaag plaatsvinden;
  3. c. er geen bezwaren vanuit milieukwaliteit, in het bijzonder geluidhinder, bestaan;
  4. d. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat.

5.4.5 Parkeren op begane grondlaag

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.3.6 van het bestemmingsplan Binnenstad Oost afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 onder a., ten behoeve van het toestaan van parkeervoorzieningen ten behoeve van in het pand gevestigde functies op de begane grondlaag in het betreffende gebouw.

5.4.6 Recreatieve voorzieningen

Het bevoegde gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.1 onder a ten behoeve van het toestaan van recreatieve voorzieningen, onder de volgende voorwaarden;

  1. a. Er mag geen onevenredige verstoring ontstaan in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur;
  2. b. De activiteiten mogen uitsluitend op de begane grondlaag plaatsvinden;
  3. c. Er mag geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaan.

Artikel 8 Gemengd - Binnenstad West

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De doorgehaalde tekst is vervallen.

De niet-gemarkeerde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

Raadpleeg ook de Algemene regels!

Artikel 4 Gemengd van het bestemmingsplan Binnenstad West wordt als volgt gewijzigd:

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Binnenstad West' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op de begane grondlaag van gebouwen en buiten gebouwen:
    1. 1. bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels;
    2. 2. kantoren;
    3. 3. maatschappelijke voorzieningen;
    4. 4. publieksgerichte dienstverlening;
    5. 5. recreatieve voorzieningen;
    6. 6. galerie;
    7. 7. wonen;
    8. 8. bij wonen behorende toegangen en bergingen;
    9. 9. bij niet-woonfuncties behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten;
    10. 10. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel, waarbij het bepaalde in lid 4.3.5 onder a geldt;
    11. 11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel 1': tevens voor detailhandel, waarbij het bepaalde in lid 4.3.5 onder b geldt;
    12. 12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel groot': tevens voor grootschalige detailhandel, waarbij het bepaalde in lid 4.3.5 onder c geldt;
    13. 13. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1': teven voor horecabedrijven van categorie 1;
    14. 14. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 2;
    15. 15. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3': tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 3;
    16. 16. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4': tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 4;
    17. 17. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4': teven voor horecabedrijven van categorie 4;
    18. 18. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 5': tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 5;
    19. 19. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca': tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 5; met uitzondering van nachtclubs, bardancings en discotheken;
    20. 20. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5': teven voor horecabedrijven van categorie 5;
    21. 21. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aardewerkbedrijf: tevens voor een aardewerkbedrijf;
    22. 22. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autosloperij: tevens voor een autosloperij;
    23. 23. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij': tevens voor een drukkerij;
    24. 24. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - coffeeshop' tevens voor een coffeeshop;
  2. b. op de eerste verdieping en hoger:
    1. 1. wonen;
    2. 2. bij wonen behorende toegangen en bergingen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf': tevens voor bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - kantoor': tevens voor een kantoor;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - fitnesscentrum': tevens voor een fitnesscentrum;
    6. 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - gemengd': tevens voor:
      • bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels;
      • kantoren;
      • maatschappelijke voorzieningen;
      • publieksgerichte dienstverlening;
      • recreatieve voorzieningen;
    7. 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca': tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 5; met uitzondering van nachtclubs, bardancings en discotheken;
    8. 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 5': tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 5;
    9. 9. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5': teven voor horecabedrijven van categorie 5;
    10. 10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - maatschappelijk': tevens voor maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie': tevens voor een recreatieve voorzieningen op de begane grond (en buiten gebouwen) en de verdieping(en);
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting': tevens voor een seksinrichting op de begane grond en buiten gebouwen) en de verdieping(en);
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een (ondergrondse) parkeergarage met in- en uitritten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - winkel in antieke en brocante goederen': tevens voor detailhandel in antieke en brocante goederen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - museumhaven' tevens voor een gebruik ten behoeve van het aangrenzende gebruik voor ligplaatsen voor historische bedrijfsvaartuigen;
  8. h. groenvoorzieningen en water;
  9. i. toegangspaden;
  10. j. nutsvoorzieningen;
  11. k. parkeervoorzieningen buiten hoofdgebouwen, uitsluitend ten behoeve van de toegelaten functies, behalve ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de regels gelden zoals opgenomen in artikel 15 van het bestemmingsplan Binnenstad West ;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een onderdoorgang op de begane grondlaag is voorgeschreven;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een (ondergrondse) parkeergarage is toegestaan met een bouwhoogte van niet meer dan 4 m;
  4. d. woningen uitsluitend een zelfstandige of een gezamenlijke hoofdingang mogen hebben, die direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is.


4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Uitsterfregeling autosloperij

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – autosloperij' geldt dat indien het gebruik ten behoeve van een autosloperij duurzaam is beëindigd, de desbetreffende gronden en bouwwerken na de beëindiging niet meer mogen worden gebruikt ten behoeve van een autosloperij.


4.3.2 Gebruiksverbod

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen en gronden voor:

  1. a. seksinrichtingen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
  2. b. het gebruik van ruimten onder de begane grond voor niet-woonfuncties.


4.3.3 Toegangen en bergingen

Bij wonen behorende toegangen en bergingen zijn tevens onder de begane grondlaag in onderhuizen en kelders toegestaan.


4.3.4 Beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het medegebruik van woningen en/of bijgebouwen als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels, en daarin zijn aangeduid als milieucategorie 1, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  3. c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;
  4. d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  5. e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  6. f. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten.


4.3.5 Oppervlakte detailhandel

  1. a. Op gronden waar ingevolge lid 4.1 de functie 'detailhandel' is toegestaan, geldt dat de vloeroppervlakte van een detailhandelsvestiging maximaal 200 m2 mag beslaan; met inbegrip van de vloeroppervlakte op de bij het betreffende perceel behorende gronden met de bestemming 'Tuin' en/of 'Tuin - Erf'; zoals bedoeld in lid 7.2.2 en/of lid 8.2.2 van het bestemmingsplan Binnenstad West.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a, geldt op de gronden waar ingevolge lid 4.1 de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel 1' is opgenomen, dat:
    1. 1. de vloeroppervlakte van detailhandelsvestigingen in totaal maximaal 1.500 m2 mag beslaan en per detailhandelsvestiging maximaal 350 m2 mag beslaan; met inbegrip van de vloeroppervlakte op de bij het betreffende perceel behorende gronden met de bestemming 'Tuin' en/of 'Tuin - Erf'; zoals bedoeld in lid 7.2.2 en/of lid 8.2.2 van het bestemmingsplan Binnenstad West;
    2. 2. een supermarkt niet is toegestaan.
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder a, geldt op gronden waar ingevolge lid 4.1 de functie 'detailhandel groot' is toegestaan, dat de vloeroppervlakte van een detailhandelsvestiging van een detailhandelsvestiging maximaal 900 m2 mag beslaan; met inbegrip van de vloeroppervlakte op de bij het betreffende perceel behorende gronden met de bestemming 'Tuin' en/of 'Tuin - Erf'; zoals bedoeld in lid 7.2.2 en/of lid 8.2.2 van het bestemmingsplan Binnenstad West.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.4.1 Niet-woonfuncties naar hogere bouwlagen

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.3.6 van het bestemmingsplan Binnenstad West, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder b. voor zover betreft bij niet-woonfuncties behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten, ten behoeve van het vestigen daarvan op de eerste en hogere verdiepingen in het betreffende gebouw, mits ruimte voor ten minste één woning met een oppervlakte die voldoet aan het gemeentelijk woonbeleid aanwezig blijft, waarbij de kapverdieping niet wordt meegerekend, tenzij wordt aangetoond dat de realisatie van een woning op de eerste en hogere verdiepingen fysiek niet tot de mogelijkheden behoort. Hiervan is sprake als:

  1. a. een eigen toegang naar de verdiepingen niet aanwezig is noch kan worden gerealiseerd, en;
  2. b. samenvoeging met een woning van belendende panden niet tot de mogelijkheden behoort, en;
  3. c. ontsluiting van de verdieping aan de achterzijde van het pand niet mogelijk is.

In die gevallen kan omgevingsvergunning worden verleend voor het gebruik van de volledige oppervlakte van de eerste en hogere verdiepingen ten behoeve van niet-woonfuncties.


4.4.2 Andere hoofdingang

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.3.6 van het bestemmingsplan Binnenstad West, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid onder d. ten behoeve van een hoofdingang die anders dan direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is, in gevallen dat directe bereikbaarheid binnen de betreffende bebouwing fysiek redelijkerwijs niet mogelijk is of de bruikbaarheid van andere ruimten binnen de betreffende bebouwing in wezenlijke mate zou verminderen.


4.4.3 Onder begane grondlaag

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.3.6 van het bestemmingsplan Binnenstad West, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van het op de begane grondlaag toegelaten gebruik in onderhuizen en kelders.

4.4.4 Horecabedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a sub 10, 11, 12 en 13 onder de voorwaarden dat:

  1. a. bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt aangetoond dat er geen onevenredige verstoring in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat en dat de ontwikkeling waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend past binnen de Horecavisie 2022 - 2028, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Gouda, zie Bijlage 2 Horecavisie.
  2. b. de activiteiten uitsluitend op de begane grondlaag en buiten gebouwen plaatsvinden;
  3. c. er geen bezwaren vanuit milieukwaliteit, in het bijzonder geluidhinder, bestaan;
  4. d. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat.

4.4.5 Parkeren op begane grondlaag

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.3.6, afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder i, ten behoeve van het toestaan van parkeervoorzieningen ten behoeve van in het pand gevestigde functies op de begane grondlaag (en buiten gebouwen) in het betreffende gebouw.


4.4.6 Bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.4 ten behoeve van het medegebruik van woningen en/of bijgebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels, en daarin zijn aangeduid als milieucategorie 2 mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  3. c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;
  4. d. er wordt voorzien in de voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  5. e. de bedrijfsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  6. f. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten.

4.4.7 Recreatieve voorzieningen

Het bevoegde gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 onder a ten behoeve van het toestaan van recreatieve voorzieningen, onder de volgende voorwaarden;

  1. a. Er mag geen onevenredige verstoring ontstaan in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur;
  2. b. De activiteiten mogen uitsluitend op de begane grondlaag plaatsvinden;
  3. c. Er mag geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaan.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

4.5.1 Afvoeren aanduiding autosloperij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autosloperij' wordt afgevoerd, onder de voorwaarde dat de bestaande bedrijfsactiviteiten ter plaatse duurzaam zijn beëindigd.

Artikel 9 Groen

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De doorgehaalde tekst is vervallen.

De niet-gemarkeerde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

Raadpleeg ook de Algemene regels!

Tevens wordt aan Artikel 5 Groen lid 5.1 van het bestemmingsplan Binnenstad West toegevoegd:

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen en water;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. straatmeubilair;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. ontsluitingspaden voor woonboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboot';

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van speeltoestellen niet meer dan 5 m mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m mag bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als parkeerplaats.

Artikel 10 Maatschappelijk

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De niet-gemarkeerde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. aan de functies onder a gebonden parkeervoorzieningen;
  3. c. erven, groenvoorzieningen en water;
  4. d. straatmeubilair;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 2;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5': teven voor horecabedrijven van categorie 5;

10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bebouwingspercentage' de maximale oppervlakte aan bebouwing niet meer mag bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij op de verbeelding binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
  4. d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij op de verbeelding binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
  5. e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
    1. 1. 1 m op de gronden voor de voorgevelrooilijn;
    2. 2. 2 m voor het overige
  6. f. [indien van toepassing (bij meer dan 1):] de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
  7. g. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m
  8. h. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:

  1. a. 10.2 onder a ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m² en een maximale bouwhoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
  2. b. 10.2 onder e ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor de voorgevelrooilijn tot 2 m indien dit geen onevenredige gevolgen heeft voor het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.

Artikel 11 Tuin - Binnenstad Oost

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De niet-gemarkeerde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

Artikel 9 Tuin lid 9.2.2 van het bestemmingsplan Binnenstad Oost wordt als volgt gewijzigd:

9.2.2 Bestaande gedeelten van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

In afwijking van het bepaalde in lid 9.2.1 zijn tevens bestaande gedeelten van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, waaronder overkappingen met een gesloten constructie, toegestaan, waarbij in bestaande gedeelten van hoofdgebouwen zijn toegestaan de functies die in het betreffende hoofdgebouw zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de maximale oppervlakte aan bebouwing per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 10%;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt op bouwpercelen met de aanduiding 'bijgebouwen' het volgende:
    1. 1. het aanduidingsvlak 'bijgebouwen' volledig mag worden bebouwd, ook als daardoor het bebouwingspercentage zoals bedoeld onder a. wordt overschreden;
    2. 2. bij sloop en (ver)bouw van erfbebouwing het bebouwingspercentage zoals bedoeld onder a. niet mag worden overschreden;
  3. c. de goothoogte van gedeelten van hoofdgebouwen en van aan hoofdgebouwen aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende hoofdgebouw;
  4. d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  5. e. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk, dat is aangebouwd aan een ander bijbehorend bouwwerk met ten hoogste één bouwlaag en met een bestaande goothoogte van meer dan 3 m, mag ten hoogste zoveel bedragen als die bestaande goothoogte.

Artikel 12 Tuin - Erf

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erven, tuinen en parkeervoorzieningen ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. toegangspaden;
  3. c. water;
  4. d. speelvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals luifels, technische installaties, overkappingen met een open constructie en erfafscheidingen, met dien verstande dat:

  1. a. de maximale oppervlakte aan bebouwing per bouwperceel, inclusief de bebouwing genoemd in lid 12.2.1, niet meer mag bedragen dan 50%, tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven; in dat geval geldt het aangegeven bebouwingspercentage als maximum, inclusief de bebouwing genoemd in lid 12.2.1;
  2. b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, uitgezonderd erfafscheidingen, niet meer mag bedragen dan 5 m, tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangegeven; in dat geval geldt de aangegeven bouwhoogte als maximum;
  3. c. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  1. a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  2. b. het aanbrengen van oppervlakteverharding.

Artikel 13 Tuin - Erf Binnenstad Oost

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De niet-gemarkeerde/-doorgehaalde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

Artikel 10 Tuin - Erf lid 10.2.2 van het bestemmingsplan Binnenstad Oost wordt als volgt gewijzigd:

10.2.2 Bestaande gedeelten van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

In afwijking van het bepaalde in lid 10.2.1 zijn tevens bestaande gedeelten van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, waaronder overkappingen met een gesloten constructie, toegestaan, waarbij in bestaande gedeelten van hoofdgebouwen zijn toegestaan de functies die in het betreffende hoofdgebouw zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de maximale oppervlakte aan bebouwing per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 10%;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt op bouwpercelen met de aanduiding 'bijgebouwen' het volgende:
    1. 1. het aanduidingsvlak 'bijgebouwen' volledig mag worden bebouwd, ook als daardoor het bebouwingspercentage zoals bedoeld onder a. wordt overschreden;
    2. 2. bij sloop en (ver)bouw van erfbebouwing het bebouwingspercentage zoals bedoeld onder a. niet mag worden overschreden;
  3. c. de goothoogte van gedeelten van hoofdgebouwen en van aan hoofdgebouwen aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende hoofdgebouw;
  4. d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  5. e. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk, dat is aangebouwd aan een ander bijbehorend bouwwerk met ten hoogste één bouwlaag en met een bestaande goothoogte van meer dan 3 m, mag ten hoogste zoveel bedragen als die bestaande goothoogte.

tevens wordt aan Artikel 10 Tuin - Erf van het bestemmingsplan Binnenstad Oost het volgende lid toegevoegd:

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  1. a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  2. b. het aanbrengen van oppervlakteverharding.

10.4.1 Uitzondering

Het bepaalde in lid 10.4 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken en werkzaamheden:
in het kader van het onderhoud of beheer, van geringe betekenis.

10.4.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4, wordt slechts verleend indien door de werken en werkzaamheden geen schade kan ontstaan aan waardevolle beplanting.

Artikel 14 Tuin - Erf Binnenstad West

Aan Artikel 8 Tuin - Erf van het bestemmingsplan Binnenstad West het volgende lid toegevoegd:

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  1. a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  2. b. het aanbrengen van oppervlakteverharding.

8.4.1 Uitzondering

Het bepaalde in lid 8.4 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken en werkzaamheden:
in het kader van het onderhoud of beheer, van geringe betekenis.

8.4.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4, wordt slechts verleend indien door de werken en werkzaamheden geen schade kan ontstaan aan waardevolle beplanting.

Artikel 15 Verkeer - Verblijf

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De niet-gemarkeerde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

tevens wordt aan Artikel 10 Verkeer - Verblijf van het bestemmingsplan Binnenstad West toegevoegd:

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een verblijfsfunctie;
  2. b. pleinen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen en water;
  7. g. straatmeubilair;
  8. h. kermis/markt;
  9. i. terrassen;
  10. j. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;
  11. k. nutsvoorzieningen;
  12. l. ontsluitingspaden voor woonboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboot';
  13. m. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  14. n. fietsenstalling, ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling'.

alsmede voor:

  1. o. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor instandhouding van de aldaar voorkomende stoepen en voor het aanbrengen en in stand houden van stoepen;
  2. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - museumhaven' tevens voor een gebruik ten behoeve van het aangrenzende gebruik voor ligplaatsen voor historische bedrijfsvaartuigen;
  3. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - kade' tevens voor kaden met bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen groenvoorzieningen, laad- en loswal ten dienste van de en beroepsscheepvaart en verblijfsruimten;
  4. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - sluisgebouw' tevens voor een sluisgebouw;
  5. s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - sluiswachtershuisje' tevens voor een sluiswachtershuisje.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Algemeen

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug' is een loopbrug toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 10 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m;
  4. d. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

10.2.2 Gebouwen

In afwijking van het in lid 10.2.1 zijn tevens toegestaan:

  1. a. gebouwen ten behoeve van de toegestane functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - kade', waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m en de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 150 m2;
  2. b. een gebouw ten behoeve van de toegestane functie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - sluiswachtershuisje', waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  3. c. gebouwen ten behoeve van de toegestane functie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - sluisgebouw' waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

10.2.3 Stoepenzone

Ter plaatse van aanduiding 'cultuurhistorische waarden' mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van stoepen, zoals bordessen, hekwerken en trappen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.3.1 Stoepenzone

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.3.6 van het bestemmingsplan Binnenstad West, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.3 ten behoeve van het op gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' bouwen van andere bouwwerken, zoals luifels, palen en windschermen, tot een bouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane grondlaag van het betreffende hoofdgebouw.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) op gronden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  1. a. het verwijderen en aanbrengen van bestrating.

10.4.2 Uitzondering

Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  1. a. het normale onderhoud dan wel het beheer betreffen;
  2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde omgevingsvergunning.

10.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.4.1, zijn slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de waardevolle stoepenzone, welke het plan beoogt te beschermen:

  1. a. niet onevenredig aantast;
  2. b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

10.4.4 Beoordeling

De beoordeling van de toelaatbaarheid van in lid 10.4.1 bedoelde werken en werkzaamheden geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.3.6 van het bestemmingsplan Binnenstad West.

Artikel 16 Water - Binnenstad Oost

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De doorgehaalde tekst is vervallen.

De niet-gemarkeerde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

Raadpleeg ook de Algemene regels!

Artikel 13 Water van het bestemmingsplan Binnenstad Oost wordt als volgt gewijzigd:

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. recreatief medegebruik;
  3. c. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. bruggen en overkluizingen: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  6. f. aanlegsteigers: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
  7. g. woonschepen: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats'.
  8. h. woonboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboot';

13.2 Bouwregels

13.2.1 Gebouwen

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' en/of 'specifieke vorm van wonen - woonboot'; gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend gebouwen in de vorm van woonschepen en/of woonboten zijn toegestaan.

13.2.2 Andere bouwwerken

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 6 m;
  2. b. ten behoeve van water bouwwerken, zoals duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

13.2.3 Bruggen

Op de gronden met de aanduiding 'brug' geldt dat:

  1. a. de hoogte van de brug niet meer mag bedragen dan 5 m;
  2. b. bouwwerken niet zijn toegestaan indien daardoor niet meer zou kunnen worden voldaan aan de voor een goede waterhuishouding nodige vrije waterspiegel en een minimum doorvaarthoogte van 1,25 m.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' en/of 'specifieke vorm van wonen - woonboot'; geldt dat:de gronden tevens gebruikt mogen worden als woonschepenligplaats en/of woonbotenligplaats, met dien verstande dat:

  1. a. de lengte van een woonschip en/of woonboot niet meer mag bedragen dan 20 m;
  2. b. de hoogte van een woonschip en/of woonboot niet meer mag bedragen dan 3 m;
  3. c. een woonschip en/of woonboot tevens mag worden gebruikt als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, waarbij de bepalingen uit lid 14.3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  4. d. maximaal één woonschip of woonboot is toegestaan.

Artikel 17 Water - Binnenstad West

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De doorgehaalde tekst is vervallen.

De niet-gemarkeerde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

Raadpleeg ook de Algemene regels!

Artikel 11 Water van het bestemmingsplan Binnenstad West wordt als volgt gewijzigd:

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. recreatief medegebruik;
  3. c. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens voor een brug of overkluizing;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': tevens voor aanlegsteigers;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': tevens voor woonschepen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - museumhaven': tevens voor ligplaatsen voor historische bedrijfsvaartuigen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - terrasboot': tevens voor ligplaatsen voor terrasboten.
  10. j. woonboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboot';
  11. k. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  12. l. steigers ter plaatse van de aanduiding 'steiger': tevens voor steigers.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Gebouwen

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' en/of 'specifieke vorm van wonen - woonboot' gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. uitsluitend gebouwen in de vorm van woonschepen en/of woonboten zijn toegestaan;
  2. b. de lengte van een woonschip niet meer mag bedragen dan 20 m;
  3. c. de hoogte van een woonschip, vanaf waterpeil, niet meer mag bedragen dan 3 m

11.2.2 Andere bouwwerken

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  2. b. ten behoeve van water bouwwerken, zoals duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

11.2.3 Bruggen

Op de gronden met de aanduiding 'brug' geldt dat:

  1. a. de bouwhoogte van een brug en/of overkluizing niet meer mag bedragen dan 5 m;
  2. b. bouwwerken niet zijn toegestaan indien daardoor niet meer zou kunnen worden voldaan aan de voor een goede waterhuishouding nodige vrije waterspiegel en een minimum doorvaarthoogte van 1,25 m.

11.3 Specifieke gebruiksregels

11.3.1 Aanlegsteigers

Ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteigers' geldt dat alleen aanlegsteigers ten behoeve van openbaar gebruik zijn toegestaan en dat een gebruik ten behoeve van een terras niet is toegestaan.

11.3.2 Woonschepenligplaats

Ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' en/of 'specifieke vorm van wonen - woonboot' geldt dat de gronden tevens gebruikt mogen worden als woonschepenligplaats en/ofwoonbotenligplaats; met dien verstande dat:

  1. a. de grootste, uitwendig gemeten lengte van een woonschip en/of woonboot niet meer mag bedragen dan 20 m;
  2. b. de grootste, uitwendig gemeten hoogte van een woonschip en/of woonboot niet meer mag bedragen dan 1 bouwlaag, met een maximum bouwhoogte van 3 m vanaf waterpeil; ondergeschikte delen als lichtkoepels en antennes niet meegerekend;
  3. c. de diepgang van het woonschip en/of woonboot niet meer mag bedragen dan 0,9 m;
  4. d. de onderlinge afstand tussen woonschepen en/of woonboten ten minste 5 m moet bedragen;
  5. e. gangboorden, puntdaken, tweede verdiepingen en dakterrassen niet zijn toegestaan; evenmin zijn hekwerken, omheiningen, balustrades, windschermen of soortgelijke objecten op het dak toegestaan;
  6. f. een woonschip en/of woonboot tevens mag worden gebruikt als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, waarbij de bepalingen uit lid 12.3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  7. g. ten hoogste het aantal woonschepenligplaatsen of woonbotenligplaatsen is toegestaan zoals is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

11.3.1 Steigers

Ter plaatse van de aanduiding 'steigers' geldt dat alleen steigers ten behoeve van openbaar gebruik zijn toegestaan en dat een gebruik ten behoeve van een terras niet is toegestaan.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

11.4.1 Bruggen

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 15.3.6 en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 onder e., ten behoeve van het bouwen van bruggen, op gronden die niet zijn voorzien met de aanduiding 'brug', daar waar daaraan behoefte bestaat ter bewerkstelliging van een aanmerkelijke verbetering van de bereikbaarheid van delen van het plangebied voor voetgangers- en fietsverkeer.

11.4.2 Medegebruik woonschepen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.3 onder a ten behoeve van het medegebruik van een woonschip en/of woonboot voor bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 2, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van het woonschip met een maximum van 50 m².
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  3. c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;
  4. d. er wordt voorzien in de voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  5. e. de bedrijfsmatige activiteiten geschieden door degene die op het woonschip danwel woonboot woonachtig is;
  6. f. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  7. g. geen vergunningplichtige en/of meldingplichtige activiteiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht plaatsvinden.

Artikel 18 Water - Nieuwe Park Wonen

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De doorgehaalde tekst is vervallen.

De niet-gemarkeerde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

Raadpleeg ook de Algemene regels!

Artikel 14 Water van het bestemmingsplan Nieuwe Park Wonen wordt als volgt gewijzigd:

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.1.1 De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. recreatief medegebruik;
  3. c. duikers;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. bruggen;
  6. f. woonschepenligplaats ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats'; met dien verstande dat de gronden uitsluitend zijn bestemd voor de ligplaatsen van woonschepen tot het aantal dat is aangegeven; indien geen aantal is aangegeven, is maximaal één woonschip toegestaan;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'terras': een terras voor de aangrenzende woningen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'sluis': een sluis;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboot' ten hoogste 1 woonboot, met dien verstande dat:
    1. 1. de lengte van een woonboot niet meer mag bedragen dan 20 m;
    2. 2. de bouwhoogte van een woonboot niet meer mag bedragen dan 3 m;

14.2 Bouwregels

14.2.1

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

14.2.2

Op de gronden met de aanduiding 'woonschepenligplaats' en/of 'specifieke vorm van wonen - woonboot', geldt dat:

  1. a. de hoogte van het woonschip en/of woonboot niet meer dan 1 bouwlaag mag bedragen;
  2. b. de diepgang van het woonschip en/of woonboot niet meer dan 1 m mag bedragen;
  3. c. gangboorden, puntdaken, tweede verdiepingen en dakterrassen zijn niet toegestaan; evenmin zijn hekwerken, omheiningen, balustrades, windschermen of soortgelijke objecten op het dak toegestaan.

Artikel 19 Wonen

De gemarkeerde tekstdelen zijn gewijzigd en/of toegevoegd.

De niet-gemarkeerde tekst is onveranderd, maar wordt vanwege de leesbaarheid getoond.

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. tuinen en erven;
  3. c. aan de functie onder a gebonden parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen en water;
  5. e. nutsvoorzieningen.

19.2 Bouwregels

Op de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een onderdoorgang op de begane grondlaag is voorgeschreven;
  3. c. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 6 m, tenzij op de verbeelding binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
  4. d. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 10 m, tenzij op de verbeelding binnen een bouwvlak, of een gedeelte daarvan, anders is aangegeven;
  5. e. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd mits:
    1. 1. de gronden buiten het bouwvlak voor ten minste 50% onbebouwd blijven;
    2. 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
    4. 4. de diepte niet meer bedraagt dan 3 m, gemeten uit de achter- en/of zijgevelbouwgrens;
    5. 5. het gezamenlijke grondoppervlak aan bijbehorende bouwwerken bij vrijstaande of halfvrijstaande woningen niet meer bedraagt dan 55 m²;
    6. 6. het gezamenlijk grondoppervlak aan bijbehorende bouwwerken bij aaneengesloten woningen niet meer bedraagt dan 30 m²;
    7. 7. voor zover de bestaande maatvoering van bijbehorende bouwwerken afwijkt van het bepaalde in dit lid, is de bestaande maatvoering de maximale maatvoering;
  6. f. dakkapellen zijn toegestaan mits:
    1. 1. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt; en;
    2. 2. de afstand tussen de goot van het hoofdgebouw en de dakkapel tenminste 0,5 m bedraagt; en
    3. 3. de breedte van de dakkapel aan de voor- en zijkant van woning ten hoogste 60% van de woningbreedte bedraagt; en
    4. 4. de afstand tussen de zijkanten van de dakkapel en de bouwmuren tenminste 0,5 m bedraagt; en
    5. 5. de onderlinge afstand tussen twee dakkapellen geplaatst in hetzelfde dakvlak tenminste 0,5 m bedraagt.
  7. g. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
    1. 1. 1 m op de gronden voor de voorgevelrooilijn;
    2. 2. 2 m voor het overige;
  8. h. de bouwhoogte van een pergola niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
  9. i. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
  10. j. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:

  1. a. 19.2 onder d punt 4 ten behoeve van het bouwen van uitbreidingen van de woning en aangebouwde bijgebouwen tot een diepte van meer dan 3 m uit de achtergevelbouwgrens, mits het perceel groter is dan 300 m² en de bouwmogelijkheid niet leidt tot onevenredige hinder voor omwonenden;
  2. b. 19.2 onder d punt 3 ten behoeve van het bouwen van een kap op een bijgebouw waarbij de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan 6 m en de bouwmogelijkheid niet leidt tot een onevenredige hinder voor omwonenden.

19.4 Specifieke gebruiksregels

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:

  1. a. 19.4 ten behoeve van het medegebruik van woningen en/of bijgebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 2, mits:
    1. 1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 50 m²;
    2. 2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    3. 3. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;
    4. 4. er wordt voorzien in de voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
    5. 5. de bedrijfsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
    6. 6. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten;

Artikel 20 Waarde - Archeologie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Indien een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie (archeologievergunning) als bedoeld in de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen op de in lid 20.1 bedoelde gronden ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming uitsluitend geschieden nadat burgemeester en wethouders omgevingsvergunning hebben verleend.

Artikel 21 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding van het beschermd stadsgezicht.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden, naast de regels ten aanzien van de betreffende bestemmingen krachtens andere artikelen van deze regels, de volgende regels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken, tenzij krachtens deze regels anders is bepaald;
  2. b. gebouwen mogen uitsluitend zodanig worden gebouwd, dat op elk perceel de gronden gelegen binnen 8 m uit de voorgevelrooilijn voor 100% van hun oppervlakte worden bebouwd, tenzij krachtens deze regels anders is bepaald;
  3. c. de breedte van gebouwen mag ter plaatse van de voorgevelrooilijn niet minder dan 4,60 m bedragen en mag niet meer bedragen dan de maximale gevelbreedte per gevel die voor de betreffende gevel op de als Bijlage 8 en Bijlage 9 bij deze regels opgenomen gevelkaart is aangegeven, vermeerderd met maximaal 20%;
  4. d. in overeenstemming met de bestemming mogen maximaal twee naastgelegen gebouwen voor een gezamenlijk gebruik geschikt worden gemaakt, met dien verstande dat de maximale gebouwbreedte na samenvoeging niet meer mag bedragen dan 20 m voor de eerste bouwlaag en 10 m voor de overige bouwlagen;
  5. e. de goothoogte van een gebouw binnen een bouwvlak, die is opgenomen op de als Bijlage 8 en Bijlage 9 bij deze regels opgenomen gevelkaart, mag ten hoogste 0,5 m minder of meer bedragen dan op de gevelkaart is aangegeven;
  6. f. de bouwhoogte van een gebouw binnen een bouwvlak, die is opgenomen op de als bijlage … bij deze regels opgenomen gevelkaart, mag niet meer bedragen dan de op de gevelkaart aangegeven maximale bouwhoogte;
  7. g. op gronden gelegen binnen 8 m uit de voorgevellijn mogen gebouwen met een goothoogte van meer dan 5 m uitsluitend met ten minste twee bouwlagen worden gebouwd;
  8. h. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, behoudens erf- of perceelafscheidingen, waarvan de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn van een hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen en elders niet meer dan 2 m, tenzij elders in deze regels anders is bepaald;
  9. i. de voorgevel van een gebouw mag uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden gebouwd, daar waar die lijn - als bouwgrens - is aangegeven;
  10. j. in afwijking van het bepaalde onder g, mogen delen van een gebouw, zoals ingangspartijen, Ioggia's en terrassen, achter het vlak van de voorgevel worden gebouwd:
    1. 1. tot een diepte van de helft van de breedte van de betreffende gevel, en
    2. 2. tot een gezamenlijke verticale oppervlakte van 1/3 van de oppervlakte van de betreffende gevel
  11. k. in afwijking van het bepaalde onder i, mogen delen van een gebouw, zoals balkons, loggia's, erkers, gevellijsten, pilasters en luifels, vóór de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
    1. 1. een overschrijding van de bouwgrens met ten hoogste 0,7 m, en
    2. 2. met uitzondering van de eerste bouwlaag van gebouwen;
  12. l. in gebouwen is een onderdoorgang niet toegestaan;
  13. m. gebouwen moeten worden afgedekt met een kap met een dakhelling van tenminste 40° en ten hoogste 55°, doch in geval van de bestaande dakhelling daarvan afwijkt of sprake is van een platte afdekking, is die dakhelling danwel een platte afdekking toegestaan.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 overige zone - evenemententerrein Markt en Achter de Waag

De gronden met de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein Markt en Achter de Waag' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor evenemententerrein.

22.2 overige zone - evenemententerrein Museumhaven

De gronden met de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein Museumhaven' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor evenemententerrein.

22.3 overige zone - evenemententerrein Houtmansplantsoen

De gronden met de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein Houtmansplantsoen' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor evenemententerrein.

22.4 overige zone - evenemententerrein Raam

De gronden met de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein Raam' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor evenemententerrein.

22.5 overige zone - evenemententerrein Erasmusplein

De gronden met de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein Erasmusplein' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor evenemententerrein.

22.6 overige zone - kernwinkelgebied

22.7 overige zone - mixzone

22.8 overige zone - waardevolle bomen

22.9 vrijwaringszone - molenbiotoop

22.10 vrijwaringszone - zijlen

22.11 vrijwaringszone - stegen

Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:

  1. a. een afwijking ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte van gebouwen, bouwhoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanduidingen, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  2. b. het bouwen van andere bouwwerken, zoals vlaggenmasten, artistieke kunstwerken, antennes e.d. tot een bouwhoogte van 15 m, mits belangen van derden niet in onevenredige mate worden aangetast;
  3. c. het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 0,8 m, indien het erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke e bouwdelen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken betreft;
  4. d. het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het hijsinrichtingen, laadbruggen, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame en kelderingangen of kelderkoekoeken betreft.

Artikel 24 Algemene Gebruiksregels

24.1 Verboden gebruik

Een verboden gebruik is in ieder geval het gebruik:

  1. a. van onbebouwde gronden voor:
    1. 1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
    2. 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    3. 3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met:
      • het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
      • de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
      • het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
  2. b. van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, horeca of detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels.

Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels

25.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. een afwijking ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding in het horizontale vlak die noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 15 m bedraagt;

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Overige Regels

27.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

  1. a. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  2. b. Aan het bepaalde in 27.1 sub a wordt geacht te zijn voldaan indien het aantal parkeerplaatsen ten minste overeenkomt met het aantal parkeerplaatsen dat voor het betreffende gebied en de betreffende functie is genoemd in de tabel in Bijlage 1, met inachtneming van de toepassingsregels onder aan de tabel.
  3. c. De in 27.1 sub a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s, inclusief de rijwegen om deze ruimten te bereiken, moeten redelijkerwijs bereikbaar zijn per auto en onafhankelijk van andere parkeerruimten kunnen functioneren. Voorts moet deze ruimte afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. 1. indien de desbetreffende afmetingen in overeenstemming zijn met het bepaalde in NEN 2443, uitgave 2000, de Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2021 van het CROW en diens rechtsopvolgers) en de CROW publicatie 293 Ontwerpwijzer parkeergarages. wat betreft de in de bijlage opgenomen afmetingen van parkeerwegen;
    2. 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte in overeenstemming is met de Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2021 van het CROW en diens rechtsopvolgers) en de CROW-publicatie 337 Richtlijn toegankelijkheid.
  4. d. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in de behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.
  5. e. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1 sub a en het bepaalde in 27.1 sub d:
    1. 1. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien. In het geval in het openbaar gebied wordt voorzien in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte is het uitsluitend toegestaan op grond van dit onderdeel ontheffing te verlenen indien het naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijkerwijs fysiek onmogelijk of uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst is op eigen terrein in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte te voorzien, of
    2. 2. voor zover het gaat om het bezoekersdeel in de parkeernorm voor de binnenstad (zone A), of
    3. 3. in situaties waar het algemeen belang is gediend kan van de parkeernorm worden afgeweken. De gemeente kan in voorkomende gevallen maatwerk bieden.
  6. f. In het geval ontheffing wordt verleend ingevolge het bepaalde in 27.1 sub e, op grond van het feit dat in het openbaar gebied wordt voorzien in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte zijn burgemeester en wethouders bevoegd aan de ontheffing de verplichting tot betaling van een compensatiebedrag te verbinden, waarbij een bedrag van € 5.000,- per parkeerplaats dan wel laad- of losplaats wordt gehanteerd. Voor genoemde bedragen wordt het prijspeil 2010 gehanteerd en worden jaarlijks geïndexeerd op basis van het jaarlijkse prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie.

27.2 Wijziging parkeernormering

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het bepaalde in 27.1 wijzigen indien nieuw gemeentelijk beleid inzake het aspect ‘parkeren’ is vastgesteld. De wijziging van het bepaalde in 27.1 en de tabel in Bijlage 1 is dan conform het nieuw gemeentelijk beleid inzake het aspect ‘parkeren’.

27.3 Specifieke gebruiksregels wonen

Onderstaande regels hebben betrekking op de bestemmingen die de functie wonen en/of woondoeleinden en/of woningen dan wel andere bestemmingen die zien op het mogelijk maken van de functie wonen in de betreffende bestemmingsomschrijvingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

28.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Partiële herziening binnenstad Gouda'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

In de binnenstad zijn de bestemmingsplannen 'Binnenstad West' en 'Binnenstad Oost' vigerend. Deze zijn in 2015 en 2013 vastgesteld. In de loop der jaren hebben er op verschillende onderdelen veranderingen in het beleid plaatsgevonden, waardoor deze bestemmingsplannen niet meer passend zijn. Deze veranderingen worden in deze partiële herziening van de bestemmingsplannen verwerkt. Ook zijn er een aantal kleinere aanpassingen van regels of begrippen gewenst. Tot slot worden de grote buitenplanse afwijkingen die in de afgelopen jaren zijn vergund verwerkt in deze partiële herziening.

Het doel van het bestemmingsplan is het bieden van een actueel, helder, leesbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar planologisch-juridisch kader voor een aantal thema's in de binnenstad.

1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied

Het plangebied Partiële Herziening Binnenstad wordt begrensd door de buitenste kades (vanuit de binnenstad geredeneerd) van de singels. In het noordwesten is dit de Kattensingel, in het noordoosten de Blekerssingel, in het oosten de Fluwelensingel, in het zuiden de Hollandsche IJssel, in het zuidwesten de Museumhaven en in het westen de Turfsingel. Daarmee rijkt het plangebied net iets verder dan de begrenzing van de bestemmingsplannen 'Binnenstad West' en 'Binnenstad Oost'. Dit omdat de woonschepen en bruggen die aanwezig zijn in de singels onderdeel zijn van deze herziening. De begrenzing van de twee genoemde bestemmingsplannen stopt in het midden van de singels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0001.png"

Afbeelding 1: Globale ligging en begrenzing plangebied

1.2.1 Vigerende bestemmingsplannen

In de onderstaande tabel zijn de betrokken bestemmingsplannen aangegeven. De herziening betreft grotendeels de bestemmingsplannen Binnenstad Oost c.q. West, met beperkte delen van de aangrenzende bestemmingsplannen.

Bestemmingsplan idn Vastgesteld
Veegplan 2020 NL.IMRO.0513.0004BPVeegplan20-DF01 9-12-2020
Veegplan 2016 NL.IMRO.0513.0002BpVeegplan15-DF01 23-11-2016
Binnenstad West NL.IMRO.0513.1500BPBinnWest-DF01 21-1-2015
Veegplan 2013 NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01 12-2-2014
Schielands Hoge Zeedijk NL.IMRO.0513.1600BPshzeedijk-DF01 16-10-2013
Binnenstad Oost NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01 23-4-2013
Korter Akkeren NL.IMRO.0513.0700BPKortea-DF01 27-2-2013
Kadebuurt, korte Haarlem, Gouda Oost NL.IMRO.0513.1000BPKKG-DF01 29-8-2012
Nieuwe Park Wonen NL.IMRO.0513.0500BPNParkWonen-DF01 20-7-2011
Voormalig weeshuiscomplex NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01 19-6-2019

Tabel: in de herziening betrokken bestemmingsplannen

Ook de Parapluherziening Parkeren d.d. 21 november 2018 is verwerkt in de regeling van deze herziening.

De volgende parapluplannen zijn niet verwerkt en blijven daarmee geldend:

  • Parapluplan Wonen d.d. 1 juni 2022
  • Parapluplan Darkstores d.d. 21 april 2023

1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken

Voorliggend Partiële herziening binnenstad Gouda bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding) regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

1.4 Feitelijke Planopzet

Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het bestemmingsplan is opgesteld conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) versie 2012. Hierdoor is het plan geschikt voor interactieve uitwisseling via het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2012. De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Methodiek

Dit bestemmingsplan herziet delen van de geldende bestemmingsplannen, voor zover die delen zijn gelegen binnen het plangebied van deze herziening. De partiële herziening vult de onderliggende bestemmingsplannen aan en valt dan ook alleen goed te raadplegen in combinatie met het onderliggende geldende bestemmingsplan. De vigerende bestemmingsplannen vormen dus de onderlegger van dit plan en die plannen blijven dan ook gewoon gelden.

De onderliggende bestemmingsplannen worden op verschillende manieren herzien. Soms gaat het om een wijziging van een bestemming of aanduiding. In andere gevallen wordt iets toegevoegd of verwijderd, zoals een bouwvlak of andere aanduiding op een bepaalde plek of worden aanvullende regels gesteld.

In dit bestemmingsplan hebben de gronden binnen het plangebied alleen een bestemming of aanduiding toegewezen gekregen, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de herziening.

Voor enkelbestemmingen betekent dit dat deze alleen op de verbeelding van de herziening zijn opgenomen op de locaties waar sprake is van een wijziging.

Voor de dubbelbestemmingen en functie-aanduidingen waarvan de begrenzingen zijn gewijzigd ten opzichte van de onderliggende plannen geldt dat ze integraal zijn opgenomen in dit plan. Met andere woorden: voor zover een bepaalde functie-aanduiding op de plankaart van deze herziening is opgenomen, treedt deze in de plaats van gelijknamige functie-aanduidingen die voorkomen in de onderliggende plannen. Als een functie-aanduiding is opgenomen in dit plan, maar hij komt op een bepaalde locatie niet meer terug waar hij in het onderliggende plan wel gold, geldt de betreffende aanduiding op die locatie dus niet meer.

Verder hebben specifieke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld veranderende wetgeving en beleid, ook hun plaats gekregen in de herziening. De mogelijkheden van de vigerende bestemmingsplannen blijven, voor zover de herziening dit toelaat, gewoon bestaan.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, met dien verstande dat verleende omgevingsvergunningen in dit bestemmingsplan vertaald worden vastgelegd. De huidige situatie is het uitgangspunt en de vigerende bestemmingsplannen vormen de onderlegger en blijven ook gewoon gelden. Alleen de betrokken herzieningen/wijzigingen zijn vertaald in een verbeelding en regels waarin de huidige, legale situatie is bestemd. Specifieke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld veranderende wetgeving en beleid hebben ook hun plaats gekregen in de herziening. De mogelijkheden van de vigerende bestemmingsplannen blijven, voor zover de herziening dit toelaat, gewoon bestaan. Daarnaast geldt een klein gebiedje op de Peperstraat 29, waarvoor geen geldend ruimtelijk regime is vastgesteld, een zgn. 'witte vlek'. Hiervoor is destijds wel een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van appartementen. Aan deze 'witte vlek' is wel een geheel zelfstandige regeling toegekend, waarbij is aangesloten bij de regeling voor de bestemmingsplannen Binnenstad - Oost en West. Voor de opzet van het bestemmingsplan is het Handboek Digitale Bestemmingsplannen van de Gemeente Gouda aangehouden. Zowel de verbeelding, de regels als de toelichting zijn opgezet aan de hand van dit handboek. Voor de regels is daarnaast gebruik gemaakt van de Standaardregeling van de gemeente.

In het bestemmingsplan hebben alleen de gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de herziening. Daarnaast komen op sommige gronden aanduidingen voor. De partiële herziening geeft zo als het ware een aanvulling c.q. verandering van de onderhavige geldig blijvende bestemmingsplannen en valt dan ook alleen goed te raadplegen in combinatie met het onderliggende geldende bestemmingsplan. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis, die in de regels wordt gegeven.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een aantal hoofdstukken die diverse thema's behandelen waaruit de onderbouwing volgt door het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad Gouda.

In hoofdstuk 2 worden de verschillende thema's toegelicht. Het betreft een negental thema's:

  1. 1. Wijziging van de bestemming Tuin - Erf naar Verkeer - Verblijf;
  2. 2. Aanlegstelsel kappen bomen;
  3. 3. Evenementenlocaties;
  4. 4. Horeca;
  5. 5. Centrum-1 bestemming / Kernwinkelgebied;
  6. 6. Begripsbepaling woonboten/schepen;
  7. 7. Bruggen;
  8. 8. Verleende omgevingsvergunningen;
  9. 9. Zijlen;
  10. 10. Maatschappelijk.

In hoofdstuk 3 wordt de opzet van het bestemmingsplan uiteengezet. Het betreft dan de juridische regeling die in het plan is opgenomen, waarbij een beschrijving wordt gegeven wat met de diverse bestemmingsregels wordt bedoeld.

Het laatste hoofdstuk in de toelichting behandelt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Hierin wordt beschreven op welke wijze de economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd, waarin is aangegeven op welke wijze de benodigde financiële middelen verzekerd zijn. Daarnaast dient de regeling van het bestemmingsplan wel te worden nageleefd. Het onderwerp handhaving komt derhalve ook in dit hoofdstuk aan bod. Tot slot is het van groot belang dat er maatschappelijk draagvlak is voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt beschreven aan de hand van de ingediende vooroverlegreacties en de zienswijzen, waarbij de beantwoording op al deze reacties door het college van burgemeester en wethouders eveneens staat verwoord.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Wijziging Van De Bestemming Tuin - Erf Naar Verkeer - Verblijf

In de bestemming Tuin-Erf is het onder het huidige regime toegestaan te parkeren ten dienste van de aangrenzende bestemming. Sommige percelen met deze bestemming zijn echter in gebruik als parkeerplaats. Ook ten behoeve van niet aangrenzende bestemmingen. Op deze locaties doet de bestemming Verkeer - Verblijf beter recht aan het huidige gebruik. Op deze locaties zal de enkelbestemming daarom worden gewijzigd.

2.1.1 Locaties wijziging

Het gaat om twee locaties waar de bestemming gewijzigd wordt.

Locatie BP Kavel Afbeelding
Nieuwehaven Oost B 3817
B 3816
afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0002.png"
Lange Noodgodstraat Oost C 2623
C 324
C 4129
afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0003.png"

2.2 Peperstraat 29

De locatie Peperstraat 29 is in het vigerende bestemmingsplan Binnenstad Oost niet opgenomen. Dit gat in het bestemmingsplan is met deze partiële herziening hersteld. Op de locatie zijn de bestemmingen Wonen en Tuin - Erf opgenomen. Daarnaast zijn de volgende dubbelbestemmingen en aanduidingen op deze locatie gelegen:

  • Waarde - Archeologie
  • Waarde - Beschermd Stadsgezicht
  • overige zone - waardevolle bomen
  • vrijwaringszone - molenbiotoop

Deze dubbelbestemmingen en aanduidingen gelden via deze herziening alleen voor deze locatie Peperstraat 29.

2.3 Evenementenlocaties

2.3.1 Inleiding

De gemeente Gouda vindt het belangrijk dat er evenementen zijn in de stad. Het gaat daarbij om verschillende evenementen, groot en klein, voor jong en oud en op meerdere plekken in de stad. Ze dragen bij aan een levendige en aantrekkelijke stad, voor Gouwenaars en bezoekers van buiten de stad. Gouda als bruisende, vitale en authentieke stad, waar de historie volop wordt beleefd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om Gouda bij Kaarslicht, de Kaasmarkten, Koningsnacht en de concerten in het Houtmansplantsoen. Dat maakt Gouda sterk als woonstad en als stad waar bezoekers uit de regio en daarbuiten graag komen. Daarom is het van belang om goede (culturele) voorzieningen, voldoende uitgaansmogelijkheden en toonaangevende activiteiten en evenementen te bieden.

Met het Stadhuis als stralend middelpunt, de Waag en de Sint-Janskerk op de achtergrond biedt de Markt een schitterend plaatje en een geweldige locatie voor grotere evenementen. Voor middelgrote en kleinschalige evenementen biedt GOUDasfalt mogelijkheden. Met zijn industriële blikvangers zorgt dit terrein voor een unieke sfeer. Voor kleinschalige activiteiten zijn meerdere plekken in de stad denkbaar, waaronder locaties in de verschillende wijken.

In de Goudse binnenstad en haar randen worden verschillende evenementen georganiseerd. Een groot deel daarvan is een terugkerend evenement, dat jaarlijks is terug te vinden op de evenementenkalender. De kermis en de markten zijn al geregeld in de twee bestemmingsplannen voor de binnenstad van Gouda. Maar de regels uit deze bestemmingsplannen en het bestemmingsplan Korte Akkeren zien nog niet toe op andere evenementen.

In de Goudse binnenstad zijn 5 locaties aangewezen als evenemententerrein. Het gaat om het Erasmusplein, het Houtmansplantsoen, de Markt en Achter de Waag, de Museumhaven en het Raam en Vest. Voor alle 5 locaties is een omgevingsvergunning afgegeven. Deze worden in dit bestemmingsplan geïntegreerd.

2.3.2 Locaties

In onderstaande tabel zijn de verschillende locaties weergegeven

Locatie Bestemmingsplan Brengezing-locaties
Erasmusplein afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0004.png"
Houtmansplantsoen Binnenstad Oost afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0005.png"
Markt en achter de Waag Binnenstad Oost afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0006.png"
Museumhaven Binnenstad West" en "Schielands Hoge Zeedijk afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0007.png"
Raam en Vest Binnenstad West afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0008.png"

2.3.3 Omgevingsaspecten

Voor de verlening van de omgevingsvergunning zijn diverse onderzoeken uitgevoerd op het gebied van geluid, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, bodem, archeologie en ecologie. Uit deze diverse onderzoeken is gebleken dat er geen strijd is met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Deze aspecten zijn toegevoegd aan de bijlagen van de regels betreffende:

2.3.4 Regeling en motivering

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) heeft regelmatig aangegeven dat in het bestemmingsplan een regeling over evenementen opgenomen moet worden. Dit geldt alleen voor zover dat uit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenemententerrein op een bepaalde locatie van belang is:

“8.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 20 juni 2012, in zaak nr. 201109470/1/R4, ligt het op de weg van de planwetgever om een beoordeling en afweging te maken of een bestemming die evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt is aangewezen. Ook dient deze omtrent onder meer het toegestane aantal evenementen per jaar en de maximale bezoekersaantallen, voorschriften op te stellen voor zover dat vanuit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid op een locatie van belang is. Deze beoordeling en afweging is een andere dan die op grond waarvan in een concreet geval voor een evenement al dan niet toestemming of een vergunning wordt verleend.”

Evenementen zijn er in verschillende soorten en maten. Dit geldt ook voor locaties waar evenementen gehouden worden. Een straatfeest (kortdurend en incidenteel) is anders dan 2 weken kermis (langere termijn, veel bezoekers en luide muziek). Per geval verschilt ook het effect op de omgeving.

Bij een evenement met een kortdurend en incidenteel gebruik van een perceel is het bestemmingsplan geen belemmering. Een dergelijk evenement heeft geen structurele invloed op de woonkwaliteit. De opname van een evenementenregeling hiervoor in het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan kan achterwege blijven.

Bij niet incidentele en/of langdurende evenementen moet er een regeling in het bestemmingsplan worden opgenomen. In ieder geval moeten evenementen expliciet mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan.

Staat een bestemmingsplan evenementen toe? Dan moet het bestemmingsplan een motivering omvatten over de aanvaardbaarheid van de evenementen in relatie tot de omgeving. Hierbij gaat het om de volgende aspecten:

  • verkeersaantrekkende werking
  • parkeren
  • geluidhinder

Het aantal en de duur van de evenementen kan ook bepalend zijn voor de aanvaardbaarheid. Een evenementenlocatie zal in het levendige centrum van een stad over het algemeen beter in inpasbaar zijn dan midden in een woonwijk. Bij een ruimtelijke onderbouwing bij een omgevingsvergunning afwijken zijn dezelfde aspecten van belang. Afhankelijk van het soort evenement en de locatie kan het noodzakelijk zijn volgende zaken in het bestemmingsplan te regelen:

  • het aantal evenementen
  • het soort evenementen
  • de duur van de evenementen

Vaak hebben gemeenten een evenementenkalender. De gemeente kan deze kan als basis gebruiken voor een dergelijke regeling. Dit blijkt ook uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 september 2013 (201211995/1/R4), waarin is aangegeven dat evenementen niet zonder meer ongelimiteerd of veel frequenter dan feitelijk reëel mogelijk gemaakt kunnen worden. Als er in werkelijkheid 6 evenementen met ca. 2.000 bezoekers per jaar plaatsvinden, kunnen er niet zonder nadere motivering 8 evenementen met 15.000 bezoekers mogelijk gemaakt worden. Uit de uitspraak van 5 maart 2015 (201401956/1/R4) blijkt dat als evenementen via een afwijkingsbevoegdheid zijn toegestaan, de ruimtelijke consequenties hiervan (waaronder geluidhinder) al in het moederplan afgewogen moeten worden. Dit onderzoek kan niet doorgeschoven worden naar het moment waarop de omgevingsvergunning verleend wordt.

APV niet voldoende

De APV regelt de verkeersmaatregelen per evenement. Ook stelt de APV maximale geluidsniveaus aan voor de dag, avond en nachtperiode. Voorkomen moet worden dat zaken op meerdere plaatsen dubbel geregeld worden. Het is dan ook niet nodig om de geluidsniveaus ook in het bestemmingsplan op te nemen. Maar beleidsregels op basis van APV zijn niet voldoende. De APV is namelijk gericht op regels voor een specifiek evenement. Terwijl het bestemmingsplan in moet gaan op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenementenlocatie ten opzichte van de omgeving.

Evenementenbeleid

Het opstellen van evenementenbeleid kan ondersteunend zijn voor de regeling en motivatie in het bestemmingsplan. De gemeente Gouda beschikt over een evenementenbeleid in de vorm van het Handboek “Richtlijnen voor evenementen” en het beleidsdocumenten genaamd Actualisatieevenementenbeleid Gouda 2019, deze is ook opgenomen in Bijlage 2 Evenementennota. Hierin wordt ingegaan op het proces en het soort evenementen dat gewenst is.

Daarnaast is onderzoek gedaan naar de omgevingsaspecten van de verschillende evenementenlocaties. Deze onderzoeken bevatten conclusies en voorschriften. Deze zijn als Bijlagen bij de regels gevoegd, naar deze voorschriften wordt in de regels verwezen en zijn daarmee bindend verklaard in dit bestemmingsplan.

Ruimtelijke ondebouwingen

Voor deze vijf locaties zijn 5 ruimtelijke onderbouwingen opgesteld waarin de motivering van de evenementen zijn opgenomen. Deze ruimtelijke onderbouwingen zijn toegevoegd aan de bijlage bij de toelichting betreffende:

2.4 Horeca

2.4.1 Begripsbepaling horeca

In de vigerende bestemmingsplannen is de horecanota 2008 - 2017 opgenomen. In deze nota werd uitgegaan van vijf horecacategorieën en vijf gebiedsprofielen in de binnenstad. Het gaat om de volgende vijf categorieën:

  1. 1. winkel ondersteunende daghoreca
  2. 2. maaltijdverstrekkers
  3. 3. drankverstrekkers
  4. 4. discotheken, bar-dancing, zaalverhuur
  5. 5. hotels.

Vanwege het huidige horeca aanbod is bovenstaande indeling als beoordelingskader minder bruikbaar geworden. De exploitatie van de horecavestiging verandert van karakter, de impact op de omgeving daardoor ook. Daarom is een nieuwe Horecavisie 2022-2028 opgesteld en is er gekozen voor een nieuw beoordelingssyteem waarin gewerkt wordt met de volgende indeling:

  1. 1. Lichte horeca (daghoreca)
  2. 2. Middelzware horeca (avondhoreca)
  3. 3. Zware horeca (nachthoreca)
  4. 4. Afhaal- en bezorgzaken
  5. 5. Hotels

De nieuwe indeling van de horecacategorieën in de Horecavisie is verwerkt in deze partiële herziening. Hiervoor is de bijbehorende begripsbepaling en de horecacategorie transponeringstabel opgenomen in de regels en op verbeelding van deze partiële herziening.

In de regels van zijn verschillende begrippen toegevoegd conform het nieuwe horecabeleid zoals het begrip horecacategorie en horecacategorie: transponeringstabel. Verder zijn de nieuwe horecaregels opgenomen in de verscheindende bestemmingen.

Op de verbeelding zijn ter plaatse van de horecagelegenheden de aanduiding met bijbehorende horecacategorie opgenomen overeenkomstig met de Horecavisie 2022-2028, zodat duidelijk is wat er op welke locatie aan horeca is toegestaan.

2.4.2 Mengvormen (Blurring / Ondergeschikt / Ondersteunend)

Blurring is het combineren van activiteiten binnen een bedrijf op het gebied van horeca, retail, cultuur, dienstverlening en andere functies. Hierbij integreren dus verschillende branches met elkaar, zoals een kledingwinkel met een beperkt aanbod van drinken of eten (ondersteunende horeca). Een ander voorbeeld is een horecagelegenheid met verkoop van enkele producten. Hierbij blijft de tweede activiteit ondergeschikt aan de eerste.

Dit wordt doorgaans vastgesteld met een casuïstische toets waarbij gelet wordt op de aard, uitstraling en inrichting van een zaak. Met name de presentatiewijze van de ruimte is bepalend voor het vaststellen of het gebruik te kwalificeren is als detailhandel of horeca (overwegend gericht op consumptie ter plaatse).

In deze herziening wordt onderscheid gemaakt tussen ondergeschikte horeca en ondersteunendehoreca. Voor beide zijn de volgende begrippen opgenomen in de regels:

  • ondergeschikte horeca: horeca met een ruimtebeslag van maximaal 20 % van het netto vloeroppervlak van het voor klanten toegankelijke deel van de winkel;
  • ondersteunende horeca: horeca die ondersteunend is aan de hoofdfunctie;


Aanvullend zijn in de betreffende regelingen de volgende gebruiksregels opgenomen:

Voor ondergeschikte horeca gelden de volgende eisen:

  1. a. de horecaruimte is uitsluitend bereikbaar via de ingang van de winkel;
  2. b. de uitoefening van de ondergeschikte horeca vindt alleen plaats tijdens de openstelling van de betreffende winkel;
  3. c. het schenken van alcoholhoudende dranken of het gelegenheid bieden om een waterpijp te roken is niet toegestaan;
  4. d. de exploitatie van een terras is niet toegestaan;
  5. e. er wordt geen reclame gemaakt voor de horeca-activiteit en de aanbieder staat niet op maaltijdbezorgsites; en
  6. f. de winkel wordt niet verhuurd voor feesten, partijen of andere vergelijkbare samenkomsten.

Voor ondersteunende horeca gelden de volgende eisen:

  1. a. de horecaruimte is uitsluitend bereikbaar via de reguliere ingang;
  2. b. het pand behoudt de uitstraling die past bij de hoofdfunctie;
  3. c. livemuziek is niet toegestaan behalve bij de hoofdfunctie 'maatschappelijk';
  4. d. andere muziek is niet toegestaan, met uitzondering van zachte achtergrondmuziek;
  5. e. het schenken van alcoholhoudende dranken of het gelegenheid bieden om een waterpijp te roken is niet toegestaan bij winkels (hoofdfunctie detailhandel);
  6. f. exploitatie van een terras is niet toegestaan;
  7. g. er wordt geen reclame gemaakt voor de horeca-activiteit en de aanbieder staat niet op maaltijdbezorgsites;
  8. h. de ruimte wordt niet verhuurd voor feesten, partijen of andere vergelijkbare samenkomsten behalve bij de hoofdfunctie 'maatschappelijk'.

2.4.3 Afhaal- en bezorgcentra

2.5 Centrum - 1 Bestemming / Kernwinkelgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0009.png"

Afbeelding Kernwinkelgebied

In bovenstaande afbeelding is het kernwinkelgebied van de binnenstad van Gouda weergegeven. Voor dit gebied is de aanduiding overige zone - kernwinkelgebied opgenomen. In de vigerende bestemmingsplannen is, ter plaatse van de bestemming Centrum - 1, wonen op de begane grond en op de verdieping toegestaan. Ter plaatse van de bestemming Centrum - 2, is wonen op de begane grond alleen toegestaan als de aanduiding 'wonen' is opgenomen en op de verdieping alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen'.

In de winkelvisie wordt wonen op de begane grond als een ongewenste ontwikkeling gezien, daarom wordt dit in het kernwinkelgebied uitgesloten, behoudens opgangen en bergingen ten behoeven van de bovengelegen woningen. In de mixzones wordt ook het wonen op de begane grond uitgesloten, maar kan met een binnenplanse afwijking onder bepaalde voorwaarden wonen op de begane grond worden toegestaan.

De regels met betrekking tot het uitsluiten van wonen op de begane grond zijn opgenomen in 22.6overige zone - kernwinkelgebied.

2.6 Begripsbepaling Woonboten/woonschepen

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0010.jpg"

Afbeelding locatie woonboten (rood) en toegevoegde aanduiding museumhaven (geel)

In de singels zijn verschillende ligplaatsen voor woonboten aangewezen. In de vigerende bestemmingsplannen hadden de woonboten de functieaanduiding 'woonschepenligplaats'. Vanwege de 'Wet verduidelijking voorschriften woonboten' is het noodzakelijk om de benaming van de aanduiding aan te passen.

De Wet verduidelijking voorschriften woonboten is op 1 januari 2018 in werking getreden. Aanleiding voor deze wet was een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 april 2014 die ten aanzien van woonboten een koerswijziging ten opzichte van eerdere uitspraken inhield. Woonboten (en andere drijvende objecten) die aan de uitspraak aangegeven kenmerken voldeden, moeten voortaan als bouwwerk in de zin van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden aangemerkt. Dat brengt met zich mee dat zij (net zoals andere bouwwerken) aan een aantal specifieke technische, ruimtelijke en procedurele eisen moeten voldoen.

In deze herziening zijn de woonboten aangewezen met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboot'. Voor die schepen, die niet worden aangemerkt als woonboot, verandert er niets en zijn dan ook niet opgenomen in dit bestemmingsplan.

De ligplaatsen van de historische bedrijfsvaartuigen van de Stichting Museumhaven zijn niet als woonboten aangeduid, maar met de aanduiding 'specifieke vorm van water - museumhaven'.

2.7 Bruggen

In de binnenstad liggen twaalf bruggen die toegang geven tot de binnenstad. Deze bruggen worden bestemd of aangeduid zodat alle bruggen op dezelfde manier geregeld worden. Autobruggen worden bestemd met Verkeer en fiets- en voetgangersbruggen worden aangeduid. Daarbij worden de landhoofden van de bruggen binnen de bestemming/aanduiding opgenomen. Hierdoor kunnen vergunningen met betrekking tot onderhoud van de bruggen gemakkelijker verleend worden.

De twaalf bruggen zijn:

Bestemd:

1. De Kleiwegbrug, de brug tussen Blekerssingel en de Kleiweg

2. De Potterspleinbrug, de brug tussen de Nieuwe Gouwe O.Z. en Pottersplein

3. De Sint Remeijnsbrug, de brug tussen Pottersplein en Lage Gouwe

5. De Turfbrug tussen de Turfmarkten in

6. De Sint Joostbrug tussen Hoge Gouwe en Lage Gouwe

8. Nieuwe veerstal, de brug van Oosthaven naar de Nieuwe Veerstal

11. Lange Tiendewegbrug, de brug tussen de Blekerssingel en de Lange Tiendeweg

Aangeduid:

4. De fietsers- en voetgangersbrug tussen Hoge Gouwe en Lage Gouwe

7. Guldenbrug, de brug tussen de Turfsingel en Vest

9. Houtmansplantsoen, de brug in het Houtmansplantsoen

10. Doelenbrug, de brug tussen de Fluwelensingel en Doelenstraat

12. Kazernebrug, de brug tussen de Blekerssingel en Houtmanspad

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0011.jpg"

Afbeelding bruggen binnenstad

2.8 Verleende Omgevingsvergunningen

In de binnenstad zijn uitgebreide omgevingsvergunningen verleend die verwerkt zijn in deze herziening. De uitgebreide omgevingsvergunningen die mee worden genomen zijn:

  • Achter de Kerk 15 in Gouda, het aanpassen van een kosterswoning naar een vergaderruimte en een appartement.. Er wordt een aanduiding 'kantoor' toegevoegd
  • Agnietenstraat 24, 24-101 t/m 24-116, 24-201 t/m 24-220, 24-301 t/m 24-317 en Conventstraat 9 en 13 in Gouda, het verbouwen van kantoren naar appartementen (bouwdeel 1 t/m 4). Er wordt een aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen' toegevoegd
  • Agnietenstraat 50, 60 t/m 118 en Conventstraat 156 in Gouda, het verbouwen van kantoren naar appartementen (bouwdeel 5) Er wordt een aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen' toegevoegd
  • Agnietenstraat 9, 11, 11a, 11b, 13, 13a, 13b, 15, 15a en 15b in Gouda, het transformeren tot 9 woningen en het maken van een dakopbouw. Er wordt een aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen' toegevoegd
  • Houtmansgracht 1b in Gouda, het toevoegen van kantoorbestemming aan atelier-ruimte. Er wordt een aanduiding 'kantoor' toegevoegd
  • Kazernestraat 1 en 1a t/m 1e in Gouda, het realiseren van 6 woningen in het bestaande winkelpand. Er wordt een aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen' toegevoegd
  • Kleiweg: een fietsparkeer- en aanlegvoorziening. De bestemming 'Groen' wordt gewijzigd naar 'Verkeer' met de aanduiding 'fietsenstalling', tevens wordt de aanduiding 'steiger' gelegd op de aangrenzende bestemming Water.
  • Lange Dwarsstraat 15, 17 en 23 in Gouda, het verbouwen van een bedrijfsruimte tot 3 appartementen. Er wordt een bestemming ' wonen' toegevoegd
  • Lange Groenendaal 107 in Gouda, het wijzigen van de bestemming begane grond in wonen. Er wordt de functieaanduiding 'wonen uitgesloten' verwijderd.
  • Naaierstraat 31 in Gouda, het vestigen van detailhandel. Er wordt een aanduiding 'detailhandel' toegevoegd
  • Nieuwehaven 312 in Gouda, het verbouwen tot woning. De bestemming wordt gewijzigd naar een 'Wonen'
  • Nieuwehaven 326 te Gouda, omzetten bedrijfsruimte naar detailhandel voor starten winkel. Er wordt een aanduiding ' specifieke vorm van detailhandel - detailhandel 1' toegevoegd
  • Oosthaven 35 te Gouda, het vestigen van een slijterij. Er wordt een aanduiding 'detailhandel' toegevoegd
  • Raam 140 in Gouda, het vestigen van een wijnhandel op de begane grond. Er wordt een aanduiding ' specifieke vorm van detailhandel - detailhandel 1' toegevoegd
  • Westhaven 29 in Gouda, het plaatsen van een nieuwe brug. Er wordt een functieaanduiding 'brug' toegevoegd
  • Westhaven 46 in Gouda, het transformeren van het pand naar wonen. De huidige bestemming 'gemengd' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd aan Bijlage 8.

Afhaal- en bezorgzaken

Lange Tiendeweg 34: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd als Bijlage 9.

Lange Tiendeweg 71: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen.

Nieuwehaven 159: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd als Bijlage 10.

Nieuwstraat 2: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd als Bijlage 11.

Wijdstraat 22: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd als Bijlage 12.

2.9 Zijlen En Stegen

Op 21 januari 2015 heeft de gemeente raad een motie aangenomen om de Zijlen en Stegen te handhaven. Door de jaren heen zijn Zijlen en Stegen vaak aan de openbaarheid onttrokken. Er zijn meerdere zijlen en stegen bij privétuinen getrokken of anderszins geprivatiseerd. Het beleid t.a.v. het openhouden van zijlen en stegen uit 1996 heeft er nog niet voor gezorgd dat meer zijlen en stegen openbaar zijn geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0012.png"

Afbeelding Zijlen binnenstad Gouda

Door het opnemen van de zijlen in deze herziening mogen er geen nieuwe bouwwerken geplaatst worden op de zijlen. Dit zorgt ervoor dat de zijlen in ieder geval niet verder verdichten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0013.jpg"

Afbeelding Historische stegen (het labyrint) in de binnenstad Gouda

De aanwezige stegen met cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarde worden naar aanleiding van een ingediende zienswijze alsnog op de verbeelding opgenomen, mits het daarbij gaat om gemeentelijk eigendom en een bestemming die openbaarheid impliceert (bijvoorbeeld 'Verkeer en Verblijf' of 'Groen'). De stegen krijgen eenzelfde aanduiding en bijbehorende regeling als de zijlen. Dit betekent dat van de 93 stegen van 'Het Labyrint' alsnog 81 stegen als zodanig worden opgenomen.

Voor de 12 stegen die niet worden opgenomen wil dit niet zeggen dat deze geen waarde hebben. Die hebben ze wel. De eigenaren van deze particuliere gronden zijn echter niet in staat geweest om bij de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan te reageren op een dergelijke regeling en dat is onwenselijk. Te zijner tijd zal voor deze gronden alsnog maatwerk en een integrale aanpak nodig zijn, waarbij de eigenaren van deze gronden worden betrokken.

2.10 Maatschappelijk

In de binnenstad van Gouda zijn meerdere gemeentelijke panden aanwezig met een maatschappelijke functie. Het betreft de volgende adressen:

  • Markt 27;
  • Markt 35;
  • Agnietenstraat 21;
  • Nieuwe Martk 100.

Het is gewenst dat de gemeentelijke panden allemaal dezelfde regeling krijgen, waar maatschappelijke voorzieningen en onderschikte horeca is toegestaan. Deze panden krijgen de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - maatschappelijk 1'.

Verder wordt aan Stadhuis (Markt 1) de aanduiding 'horeca van categorie 2' toegevoegd, zodat daar ook de middelzware horeca (avondhoreca) mogelijk wordt gemaakt.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Ruimtelijk Beleid

3.1.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie

Het Rijk heeft op 11 september 2020 de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.

Conclusie

Met het bestemmingsplan Partiële herziening binnenstad Gouda zijn geen nationale belangen in het geding. Verder heeft het plangebied geen directe relatie met één van de thema's of bepalingen uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Voor het plan zijn ten aanzien van dit beleidsonderdeel dus geen knelpunten te verwachten.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk legt met het Barro de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het eerste deel is 30 december 2011 in werking getreden.

Sinds 1 oktober 2012 is in het Barro de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Het bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

In het Barro zijn onder meer rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, buisleidingen, primaire waterkeringen, erfgoederen, kustfundamenten en diverse concrete nationale ruimtelijke projecten zoals het Project Mainportontwikkeling Rotterdam aangewezen als nationaal belang.

Een eerste aanvulling op het Barro is op 1 oktober 2012 van kracht geworden. In deze aanvulling zijn onderwerpen geregeld als elektriciteitsvoorziening, ecologische hoofdstructuur, primaire waterkeringen buiten het kustfundament, veiligheid rond rijksvaarwegen en een aantal andere, meer gebiedsgerichte zaken.

Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht.

Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat de ladder voor duurzame verstedelijking doorloopt. De lader voor duurzame verstedelijking is verantwoord in 4.1.2.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de binnenstad van de stad Gouda. De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd.

De ontwikkelingsruimte in dit bestemmingsplan is dermate kleinschalig dat rijksbelangen niet worden geschaad.

3.1.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsbeleid

Op 20 februari 2019 is het Omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland vastgesteld. Dit Omgevingsbeleid omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving en bestaat uit twee kaderstellende instrumenten, te weten de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening, welke op 1 april 2019 in werking zijn getreden en op 7 augustus 2021 zijn geconsolideerd. In de programma's Ruimte en Mobiliteit is beschreven hoe de provincie haar beleid wil realiseren.

Met het omgevingsbeleid streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan geeft de provincie richting door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit de maatschappelijke en provinciale opgaven.

Provinciale Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie vervangt de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) en de volgende (wettelijke verplichte) (beleids)visies: Duurzaamheid en Milieu, Cultureel Erfgoed en Basisvoorzieningen Cultuur, regionale economie en energie, Groen en het Programma Groen. Door het samenvoegen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving sorteert de provincie voor op de Omgevingswet.

De provinciale Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • de introductie op het omgevingsbeleid, waarin opgenomen de kaartbeelden en beschrijving van de ruimtelijke hoofdstructuur;
  • de ontwikkelrichting van het omgevingsbeleid: ambities en sturing, dat een uitnodigend perspectief bevat en geen eindbeeld, maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven;
  • een beschrijving van de omgevingskwaliteit, waaronder de provinciale inzet voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • samenhangende beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving, die via de digitale raadpleegomgeving toegankelijk zijn.

Zuid-Holland is in meerdere opzichten strategisch gelegen en we leven in een tijd van grote ingrijpende veranderingen. Globalisering, klimaatverandering, demografische trends en nieuwe technologie zorgen voor een ongekende dynamiek. Zuid-Holland is extra kwetsbaar voor al deze veranderingen. De richting van de Omgevingsvisie is duidelijk: een sterk, slim en schoon Zuid-Holland. De provincie wil die stap samen andere partners zetten.

De provincie wil meer ruimte en vertrouwen geven aan maatschappelijke initiatieven. De provinciale ambities zijn de kaders waarbinnen zij ruimte geeft. Die ruimte kan per opgave verschillen. Door in te zetten op de zes ambities draagt de provincie bij aan het sterker maken van Zuid-Holland. De zes ambities van de Omgevingsvisie zijn:

  • Naar een klimaatbestendige delta
  • Naar een nieuwe economie: the next level
  • Naar een levendige meerkernige metropool
  • Energievernieuwing
  • Best bereikbare provincie
  • Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving

Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Daarbij streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Met het provinciaal omgevingsbeleid sluit zij aan op de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet: het doelmatig benutten van de fysieke leefomgeving voor maatschappelijke opgaven en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit.

De omgevingskwaliteit bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. 1. een beschrijving van de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland;
  2. 2. een beschrijving van de bestaande omgevingskwaliteit;
  3. 3. een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.

Voor het realiseren van een goede omgevingskwaliteit werkt de provincie vanuit twaalf samenhangende opgaven van het omgevingsbeleid, die zij van provinciaal belang acht. De 12 opgaven zijn: landschap en cultuurhistorie, gezondheid en veiligheid, natuur en recreatie, ruimte en verstedelijking, wonen, bodem en ondergrond, cultuurparticipatie en bibliotheken, klimaatadaptatie, zoetwater en drinkwater, bereikbaarheid, regionale economie, energievoorziening.

Het Omgevingsbeleid is gericht op het voortdurend werken aan een goede omgevingskwaliteit. In dat kader implementeert de provincie een beleidscyclus en ontwikkelt zij een monitoringssystematiek.

Voor de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit maakt de Omgevingsvisie gebruik van een kwaliteitskaart. Deze kaart is voor de provincie een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen zodanig te sturen dat ze een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. De kaart geeft een beschrijving van de gebiedskenmerken en kwaliteiten van Zuid-Holland, waar rekening mee gehouden dient te worden in de planvorming. In de gehele provincie beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mitsbeleid'; ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente Gouda. De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd. De ontwikkelingsruimte in dit bestemmingsplan is dermate kleinschalig dat provinciale belangen niet worden geschaad.

Provinciale Omgevingsverordening

De provinciale Omgevingsverordening maakt deel uit van het provinciale omgevingsbeleid, dat op 20 februari 2019 is vastgesteld. De Omgevingsverordening bevat regels ten aanzien van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Deze regels hebben elk een werkingsgebied, welke is weergegeven op de bijbehorende kaarten.

Conclusie en verantwoording

Het Veegplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en heeft geen raakvlakken met de Omgevingsverordening.

3.1.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Gouda

Door gerichte en integrale keuzes voor de leefomgeving te maken brengen we voor de komende jaren focus aan voor de stad. Op hoofdlijnen en na zorgvuldige integrale afweging:

  • Transitie van verouderde gebieden
  • De hoogte in waar mogelijk
  • Minder van wat we niet meer nodig hebben (parkeerplaatsen op den duur bijvoorbeeld)

Tegelijk ook houden we aandacht voor de bestaande stad die niet verandert: daar moeten we de kwaliteit behouden waar die er is, en verbeteren waar we dat met z’n allen nodig vinden. Daarbij is het nodig om nieuwe ontwikkelingen in samenhang te beschouwen met de hieronder uitgewerkte keuzes maar ook met de bestaande stadsontwikkeling.

Dit hebben we uitgewerkt in vijf Keuzes:

  1. 1. Florerende stad
  2. 2. Duurzame mobiliteit
  3. 3. Gezonde groene stad
  4. 4. Energietransitie
  5. 5. Sterke wijken

De vijf keuzes worden voor zes deelgebieden in meer detail beschreven waar de ambitie voor de toekomst ligt. Dit zijn gebieden waar veel verandert (de Spoorzone, Goudse Poort en Westergouwe), waar uitdagingen voor verbeteringen of intensivering liggen (zoals de Binnenstad, de Oostpolder en het IJsselfront), en de eerste woonwijk waarvoor een Omgevingsplan wordt opgesteld (Goverwelle).

De partiële herziening heeft betrekking op de binnenstad, dus wordt alleen verder uitgewerkt: Voor de binnenstad wordt er op de volgende punten ingezet.

  • Levendig historisch centrum
  • binnenstad voor voetgangers en fietsers
  • Historische grachten
  • Leven met bodemdaling
  • Drukte in de ondergrond

3.1.4 Planbeschrijving en conclusie

De herziening is niet gericht op het mogelijke maken van nieuwe ontwikkelingen. Ook worden er geen zaken meegenomen in de partiële herziening waarvan verwacht wordt dat deze grote maatschappelijke impact zullen hebben. De partiële herziening maakt het mogelijk voor een aantal locaties om de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar af te stemmen. De aanpassingen zijn van beperkte aard. De partiële herziening is niet in strijd met de Omgevingsvisie Gouda.

3.2 Cultuurhistorie

3.2.1 Rijksbeleid

Nota Belvedère

In 1999 verscheen op rijksniveau de Nota Belvedère en werd Gouda aangewezen als Belvederestad grenzend aan het Belvederegebied Krimpenerwaard. Doel van de nota is dat cultuurhistorie sterker richtinggevend moet zijn bij de inrichting van de ruimte. Cultuurhistorie wordt gezien als een ruimtelijke kwaliteit die een volwaardige plaats heeft in de ruimtelijke planvorming. Op provinciaal en met name op gemeentelijk niveau wordt dit beleid nader uitgewerkt.

Monumentenwet 1988

De Monumentenwet 1988 maakt het mogelijk rijksmonumenten aan te wijzen, regelt de vergunningen van rijksmonumenten, het uitvoeren van archeologisch onderzoek, de vergunningsbevoegdheid en de opgravingsbevoegdheid. Ook is hierin de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht geregeld.

Wijziging Besluit ruimtelijke ordening

Op 2 december 2010 is een voorstel tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan de Kamer gezonden.

Door de voorgestelde wijziging van het Bro dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan.

De handreiking Erfgoed en Ruimte is onderdeel van het programma Modernisering Monumentenzorg (MoMo) en vormt het centrale kennispunt op het gebied van cultuurhistorie en ruimtelijke ordening op gemeentelijk niveau. Deze digitale handreiking helpt professionals bij gemeenten en adviesbureaus om erfgoed een plek te geven in de ruimtelijke ordening.

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.

Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om in bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.

Beschermd Stadsgezicht

De Goudse binnenstad en haar randen is op 20 februari 1979 aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht, wat inhoudt dat de bestemmingsplannen in dit gebied beschermend moeten zijn. Tot het Beschermd Stadsgezicht behoort de gehele oude binnenstad, inclusief de bebouwing aan de buitenzijde van de singels.

Doel van de bescherming van het stadsgezicht is om de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad als een zwaar belang mee te laten wegen bij verdere ontwikkelingen binnen het aangewezen gebied. De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is niet bedoeld om de bestaande toestand in al zijn facetten te 'bevriezen'. Monumentenzorg behelst de bescherming, de instandhouding, het onderhoud en het herstel van onroerende goederen die van algemeen belang zijn door hun historische, volkskundige, artistieke, wetenschappelijke, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde. Voor zover bebouwing en openbare ruimte aangemerkt zijn als waardevol, is het de bedoeling om de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van gebouwen en terreinen hierop af te stemmen. Het beschermd stadsgezicht vormt in dit verband een historische stedenbouwkundige eenheid. De randen van de binnenstad maken daarvan een onlosmakelijk deel uit. De opgave is om bij nieuwe ontwikkelingen die eenheid zoveel mogelijk te versterken.

3.2.2 Provinciaal beleid

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) uit 2003 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Gouda heeft echter zelf beleid ontwikkeld. Zie paragraaf , Gemeentelijke Archeologische Basiskaart. De kaarten van de CHS vermelden een aantal cultuurhistorische waarden die ook zijn opgenomen op de gemeentelijke beleidskaart "waardevolle gebieden"; Zie paragraaf Waardevolle gebieden en structuren.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

Nota Cultuurhistorie

De Nota Cultuurhistorie behandelt het cultuurhistorisch erfgoed zoveel mogelijk integraal (monumentenzorg, archeologie en landschapsbehoud). Centraal staat het streven het cultuurhistorisch erfgoed een bijdrage te laten leveren aan de eigen identiteit en herkenbaarheid van Gouda waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van haar bestaande kwaliteiten (belvederebeleid). Samen met de erfgoedvisie vormt de nota het cultuurhistorisch beleidskader voor de begeleiding van bouwinitiatieven.

Erfgoedvisie

Sinds het vaststellen van de nota Cultuurhistorie was de omgeving veranderd. Budgetten voor stedelijke vernieuwing zullen wegvallen en hervormingen en bezuinigingen als gevolg van de crisis hebben hun invloed op het erfgoed in Gouda. Dit vraagt om een vernieuwingsslag; het beleid moet worden herijkt. Gouda wil zich blijven profileren met haar erfgoed en moet daarom antwoorden geven op de gevolgen van de economische crisis en vorm geven aan nieuwe inzichten. Belangrijke verschuiving is dat lange tijd het monument belangrijk was. Nu is de context leidend. Ander belangrijk nieuw inzicht is dat voorheen de nadruk vooral lag op conservering van het object. Nu ligt de focus juist op de ontwikkeling van het aanwezige erfgoed. In de komende periode wordt de visie uitgewerkt middels een uitvoeringsprogramma. Omdat dit bestemmingsplan niet beoogd om cultuurhistorisch belangrijke objecten of structuren te wijzigen, is de relevantie van de Erfgoedvisie beperkt. Het bepaalde in de visie staat niet in de weg aan vaststelling van dit plan.

Cultuurhistorische Analyses

In de Nota Cultuurhistorie is het beleid vastgelegd dat voor locaties waar zich nieuwe ontwikkelingen voordoen en een ontwikkelaar zich voorbereidt op een nieuw plan, een cultuurhistorische analyse (CHA) wordt opgesteld. De gebieden waar dit van toepassing is, zijn vastgelegd op de kaart 'Cultuurhistorische Analyse' (de zogenaamde "gelevlekkenkaart").

Met de Cultuurhistorische Analyses worden alle belangrijke waarden in kaart gebracht. Ze worden gebruikt om ontwikkelaars te attenderen op de aanwezige waarden en als objectieve basis voor de ruimtelijke onderbouwing van de plannen. De plannen dienen minimaal rekening te houden met de waarden die voor het betreffende gebied in kaart zijn gebracht. Het mooiste is als ontwikkelaars de gevonden waarden niet alleen respecteren en waar mogelijk behouden, maar ook dat ze zich er in hun plannen door laten inspireren. Omdat ontwikkelaars zich primair laten leiden door wat het bestemmingsplan aan mogelijkheden biedt, is de kans groot dat door het ontbreken van voldoende cultuurhistorische informatie in het bestemmingsplan, er bij gebiedsontwikkeling onvoldoende rekening mee wordt gehouden. Met de komst van het programma Modernisering Monumentenzorg (MoMo) komt daar verandering in.

Erfgoed in bestemmingsplannen

In de Nota Cultuurhistorie is het beleid vastgelegd dat ieder bestemmingsplan een cultuurhistorische paragraaf dient te bevatten (zie paragraaf 4.3). Dat wil zeggen dat aangegeven wordt welke waarden zich waar bevinden en hoe daarmee omgegaan wordt (aanlegvergunning, vrijstellingen, omgevingsvergunning e.d.). Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

De volgende zaken zijn verplicht:

  1. 1. In de toelichting dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. (wijziging van het Bro). Archeologie is hiervan een onderdeel.
  2. 2. Op de verbeelding, in de toelichting en in de planregels dienen beschermde Stads- en dorpsgezichten te worden opgenomen en beschreven.
  3. 3. Indien daartoe noodzaak bestaat, dient een omgevingsvergunningstelsel voor aanlegactiviteiten in de planregels te worden opgenomen voor bodemingrepen. De Monumentenwet stelt het verplicht een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning) op te nemen in het bestemmingsplan voor bepaalde bodemingrepen. In het bestemmingsplan wordt expliciet aangegeven voor welke ingrepen een omgevingsvergunning verplicht is.

Gouds erfgoed op de kaart

Om een goed inzicht te verkrijgen in wat de historie van het plangebied te bieden heeft, is de reeds opgebouwde kennis en informatie gebundeld en in overzichtskaarten samengebracht. Deze zogenaamde '(stede)bouwkundige Basiskaart' is nog in ontwikkeling, maar de informatie daaruit wordt in dit bestemmingsplan gebruikt om het Gouds Erfgoed inzichtelijk te maken. Waar nog voldoende informatie ontbreekt, moet - overeenkomstig de 'gelevlekkenkaart' - bij nieuwe ontwikkelingen een Cultuurhistorische Analyse worden gemaakt. Door het stapelen van verschillende waarden in één kaartbeeld is het mogelijk snel door accumulatie de meerwaarde van elementen, patronen en structuren te zien.

Gouds erfgoed in het plangebied

Het Gouds Erfgoed, zoals dat hier voor het plangebied wordt beschreven, is tot stand gekomen uit de volgende bronnen en inventarisaties:

- Nota Cultuurhistorie Gouda - Nota CH
- Provinciale Hoofdstructuur - CHS
- Rijksmonumentenlijst - RM
- Rijks Beschermd Stadsgezicht - BSG
- Gemeentelijke Monumentenlijst - GM
- Gemeentelijke Archeologische Basiskaart - ABK
- Inventarisatie Jongere Bouwkunst en stedebouw (1850-1940) - JB
- Inventarisatie Naoorlogse architectuur en stedebouw (1940-1965) - Naoorlogs
- Monumenten Inventarisatie en Selectie Project - MIP, MSP
- Diverse Cultuurhistorische Analyses - CHA

Motie Zijlen en Stegen

Op 21 januari 2015 heeft de gemeente raad een motie aangenomen om de Zijlen en Stegen te handhaven. Door de jaren heen zijn Zijlen en Stegen vaak aan de openbaarheid onttrokken. Er meerdere zijlen en stegen bij privétuinen zijn getrokken of anderszins zijn geprivatiseerd. Het beleid t.a.v. het openhouden van zijlen en stegen uit 1996 nog niet gezorgd heeft voor het gewenste effect dat meer zijlen en stegen openbaar zijn. Het platform voor de binnenstad en haar randen helpen bij het inventariseren van de zijlen en stegen die dit betreft in de gehele binnenstad. Bij openbaarheid van zijlen en stegen voldoende rekening moet worden gehouden met overlast voor bewoners en over het beheer of beperkte afsluiting van zijlen en stegen afspraken kunnen worden gemaakt met de gemeente.

Toekomstvisie religieus cultureel erfgoed Gouda

Religieus cultureel erfgoed is van grote betekenis voor de stad. Het beheer en behoud verlangt een gedragen langetermijnvisie, en goede onderlinge verstandhoudingen. Hiervoor is de Toekomstvisie religieus cultureel erfgoed Gouda opgesteld door vertegenwoordigers vanuit de geloofsgemeenschappen in bezit van religieus , Stichting Sint-Jan, Historisch Platform Gouda, gemeente Gouda en eigenaren van herbestemd religieus erfgoed cultureel erfgoed. In de toekomstvisie is per thema de Ambities, aanbevelingen en actiepunten uiteengezet. De thema's zijn:

  • beheer en behoud
  • duurzaamheid
  • toekomstbestendig gebruik: opdat de functie meeveert
  • sociaal-maatschappelijke betekenis van erfgoed
  • educatie.

Als vervolg van de toekomstvisie worden er afspraken gemaakt met de hiervoor benoemende betrokken van het proces over welke aanbevelingen, ambities en actiepunten concreet uitgewerkt zullen gaan worden, door wie en wanneer.

Historische Lintenvisie Gouda

De historische linten lopen al sinds de middeleeuwen als hoofddraden van een spinnenweb door de stad heen. Ze zijn historisch gezien onmisbaar voor de stad en haar cultuur, welvaart en leefkwaliteit. Het water is al eeuwenlang essentieel voor handel, transport en industrie en als onderdeel van het veenweidelandschap; dat zal in de toekomst ook zo zijn. Daar komt de recreatieve functie nog bij. De weglinten zijn zo bijzonder omdat ze hun historische karakter van smalle kaden en dijken behouden hebben. Er zijn geen brede uitvalswegen naar de omringende dorpen en steden overheen gelegd. Gouda is daarin vrij uniek. De Historische Lintenvisie heeft drie doelen:

  1. 1. Vastleggen welke historische wegen en waterwegen van grote betekenis voor de stad van nu zijn;
  2. 2. Benoemen welke kernkwaliteiten deze linten voor de stad hebben;
  3. 3. De afspraak vastleggen dat deze kwaliteiten betrokken zullen worden bij het maken van het Omgevingsplan.

Hierdoor kan er ingespeeld worden op de vraag naar aan- en inpassingen en transformatie, als onderdeel van de bruisende, initiatiefrijke stad, en tegelijk de kernwaarden en het cultureel erfgoed van de gemeente veiligstellen. Er zal gestuurd worden op kwaliteit, waarbij losgelaten wordt waar het kan, maar wordt ook beschermd waar het nodig is.

3.2.4 Planbeschrijving en conclusie

De herziening legt de Zijlen vast in het bestemmingsplan.

Verder maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, een paragraaf cultuurhistorie is daarom niet opgenomen.

Voor de locaties waar de dubbelbestemmingen 'Waarde Beschermd stadsgezicht' en/of 'Waarde - Cultuurhistorie' waren opgenomen in het vigerende bestemmingsplan zijn deze ook overgenomen in de partiële herziening binnenstad Gouda. Hiermee zijn de bescherming van cultuurhistorische waarden en instandhouding van het beschermd stadsgezicht juridisch geborgd.

3.3 Archeologisch Beleidskader

3.3.1 Rijksbeleid

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz) in werking getreden. Deze wet, gebaseerd op het Verdrag van Malta/Valletta, regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden in Nederland. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg: een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.

Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.

3.3.2 Provinciaal beleid

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (2007)

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland uit 2007 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Plannen ter plaatse van de gebieden met cultuurhistorische waarden vereisen een nadere analyse en afweging. Om cultuurhistorie te behouden heeft de provincie daarnaast zogenaamde regioprofielen opgesteld. De profielen zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen die in de Provinciale structuurvisie staan vermeld. Deze richtlijnen gelden ook voor het thema archeologie. Gouda valt gedeeltelijk in het regioprofiel Krimpenerwaard.

De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven.

De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten en de CHS bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over omgevingsvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf een beleidskaart ontwikkeld, waarin de gegevens van de AMK, IKAW, en CHS zijn verwerkt en verfijnd. De Goudse beleidskaart dient daarom als basis voor het archeologisch beleid in Gouda.

3.3.3 Gemeentelijk beleid

Gemeentelijke archeologische beleidskaart (2011)

In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden. In het beleid is opgenomen in welke situaties vrijstelling geldt van deze verplichting:

1. Omvang

  • op een hoogwaardige locatie met bijzonder waarde (archeologisch monument): geen vrijstelling;
  • op een hoogwaardige locatie: vrijstelling voor projecten kleiner dan 50 m2;
  • in een zone met een hoge verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 100 m2;
  • in een zone met een lage verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 10.000 m2.

2. Diepte

Alle onderzoeken in Gouda tonen aan dat de gemiddelde dikte van de verstoorde bovenlaag in Gouda meer dan 50 cm bedraagt. Zolang werkzaamheden niet dieper dan 50 cm -mv worden uitgevoerd, is er geen archeologisch onderzoek of een omgevingsvergunning activiteit archeologie vereist. Hiermee wordt afgeweken van de provinciale norm van 30 cm -mv.

Op sommige plaatsten is bekend dat de archeologische waarden zich op grotere diepte bevinden, bijvoorbeeld onder recente ophogingspakketten. Hier geldt een dieptevrijstelling van 2 meter, pas bij diepere graafwerkzaamheden is onderzoek of een vergunning noodzakelijk

Archeologievriendelijk bouwen

Bovenstaande verplichtingen en vrijstellingen gelden in situaties waar behoud in situ van de archeologische waarden geen optie is. Waar mogelijk probeert Gouda behoud in situ wel actief te stimuleren. Daarom is het archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd: wanneer een bouwplan voldoet aan een aantal richtlijnen, wordt het bodemarchief nog maar zo weinig verstoord dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen zijn opgenomen in het beleid en vastgelegd in de Verordening inzake monumenten en archeologie.

Verbeelding

De gebieden met hoge archeologische verwachting, inclusief hoogwaardige gebieden, zoals weergegeven op de ABK 2011, zijn opgenomen op de verbeelding. Deze gebieden krijgen een dubbelbestemming, 'Waarde - Archeologie'. Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde worden niet op de verbeelding opgenomen, hiervoor is ook geen omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie noodzakelijk. Alleen bij zeer grote projecten (groter dan 10.000 m2) is dan een booronderzoek noodzakelijk, ter controle van de lage verwachting.

Het beleid is vastgelegd in de Nota Cultuurhistorie. Bescherming vindt plaats via de Verordening inzake monumenten en archeologie.

3.3.4 Planbeschrijving en conclusie

De herziening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, een paragraaf archeologie is daarom niet opgenomen, eveneens is geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Voor de locaties in de partiële herziening binnenstad Gouda waar een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' was opgenomen in het vigerende bestemmingsplan is deze ook opgenomen in het Veegplan. Hiermee is ook in de partiële herziening binnenstad Gouda de bescherming van archeologische waarden beschermd.

3.4 Groenstructuur

Structuurvisie Groen 2019

Het doel van de Structuurvisie Groen is vergroten van de leefbaarheid door een toename van openbaar groen; het doel vanuit klimaatadaptatie is het bevorderen van maatregelen om de capaciteit van waterberging te vergroten, en wateroverlast en hittestress te verminderen.

Gouda vindt het daarom belangrijk dat er in het algemeen voldoende groen in de stad beschikbaar is. Uitgangspunt is dat bouwende partijen het aanwezige groen behouden en ook nieuw groen aanleggen. De structuurvisie richt zich in hoofdzaak op openbaar gebied en niet op particuliere tuinen. Maar de tuinen vormen gezamenlijk wel een groot deel van de stad, dat verhard of groen kan zijn. Gouda heeft zich daarom aangesloten bij de landelijke organisatie Operatie Steenbreek. Deze is gericht op het stimuleren en faciliteren van meer groen op particulier terrein, met name de tuinen bij woonhuizen. Daarvoor werkt de gemeente samen met meerdere organisaties, zoals Instituut Voor Natuureducatie, Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Groei&Bloei en de woningcorporaties.

Indien een projectontwikkelaar aanwezig groen niet behoudt of onvoldoende nieuw groen aanlegt, moet er financieel gecompenseerd worden door storting van een bijdrage in het Groenfonds. Met de financiën uit dit fonds kan op een andere plek alsnog openbaar groen worden aangelegd.

In de structuurvisie zijn de volgende beleidsregels geformuleerd:

  • Eerste beleidsregel: De oppervlakte bestaand openbaar groen en water, en het aantal bestaande bomen worden ten minste behouden.
  • Tweede beleidsregel: Bij planontwikkelingen dient een oppervlakte ter grootte van ten minste 15% van het totale projectgebied openbaar groen te worden.
  • Derde beleidsregel: Als het niet haalbaar blijkt om binnen het projectgebied de vereiste 15% openbaar groen te ontwikkelen, dan is het mogelijk:
    1. 1. binnen het projectgebied compenserende maatregelen te treffen tot maximaal 50% van de opgave voor openbaar groen;
    2. 2. de opgave voor openbaar groen te realiseren op andere locaties in dezelfde wijk als waarin het projectgebied ligt. Het te realiseren openbaar groen buiten het projectgebied dient binnen een jaar na oplevering van het projectgebied te zijn aangelegd. Zijn er compenserende maatregelen mogelijk tot maximaal 50% van de opgave voor openbaar groen.
  • Vierde beleidsregel: Voor iedere niet gerealiseerde of gecompenseerde vierkante meter openbaar groen is een compensatiebijdrage aan de gemeente verschuldigd van € 250 per m2 (prijspeil 2019). Het bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de Grond-, weg- en waterbouwindex uit het Meerjarenperspectief Grondexploitaties.
  • Vijfde beleidsregel: Het college heeft de bevoegdheid te besluiten tot ontheffing of afwijking van de beleidsregels 2, 3 en 4, indien toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Conclusie/beschrijving plangebied

De herziening maakt geen ontwikkelingen mogelijk, hierdoor blijft de groenstructuur ongewijzigd.

3.5 Verkeer, Infrastructuur En Parkeren

3.5.1 Rijksbeleid

Strategisch Plan Verkeersveiligheid

Het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008 - 2020 van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu geeft een visie weer op het aspect 'verkeersveiligheid' in Nederland. De ambitieuze doelen (qua verkeersdoden en -gewonden) uit de Nota Mobiliteit moeten worden omgezet in beleid. Drie pijlers daarin zijn: samenwerking, integrale aanpak en "Duurzaam Veilig". Het verkeersveiligheidsbeleid in Nederland van de afgelopen jaren was succesvol; dat moet worden gecontinueerd. Op basis van generieke maatregelen (maatregelen die in de basis overal gelden, die de afgelopen jaren al zijn ingezet en die moeten worden gecontinueerd) alsook met specifieke aandachtsgebieden zou dit kunnen worden bewerkstelligd. Het is van groot belang dat er een goede afstemming en samenwerking plaatsvindt met alle betrokken partijen.

3.5.2 Gemeentelijk beleid

Mobiliteitsplan 2017-2026

In het Mobiliteitsplan Gouda 2017-2026 'Stad in Beweging' (vastgesteld 2017) heeft de gemeente haar visie op de mobiliteit in de gemeente verwoord. In het Mobiliteitsplan is ingegaan op de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid van alle vormen van vervoer. De compacte structuur met de historische binnenstad geven Gouda haar charme en kwaliteiten. Anderzijds betekent het dat grote ingrepen om het gemotoriseerde verkeer anders af te wikkelen nauwelijks mogelijk zijn. Dat levert zelfs beperkingen op voor het fietsverkeer. Gouda moet het doen met de begrenzingen die deze stad oplegt. De gemeente streeft naar een goede verdeling tussen de (verkeers)ruimte voor het langzame en het gemotoriseerde verkeer. Het verbeteren van de verkeersveiligheid is daarbij een belangrijke opgave, net als het voorkomen van verkeersoverlast. In onderstaande afbeelding is het wensbeeld van het wegennet opgenomen.

De uitdaging zit er in om te voorkomen dat het wegennet volstroomt en hierdoor de bereikbaarheid afneemt. Daarom zal elke ontwikkeling die verkeersgeneratie met zich meebrengt zorgvuldig getoetst worden.

In het mobiliteitsplan 2017-2026 is een herziening van de parkeernormen aangekondigd, teneinde deze te actualiseren en meer maatwerk en flexibiliteit te bieden. Het is dus mogelijk dat binnen de looptijd van dit bestemmingsplan het gemeentelijk beleid inzake het aspect ‘parkeren’ wijzigt. In dat geval geldt de nieuwe beleidsregel en dient getoetst te worden aan de inhoud van de dan geldende parkeernormen.

Bij het zoeken en vinden van oplossingen voor parkeervraagstukken hanteert het mobiliteitsplan de volgende principes:

  • eerst benutten (onder andere private parkeerplaatsen, meer deelauto's), verdelen (parkeerregulering)
  • en beprijzen (differentiëren en betalen naar gebruik);
  • daarna pas bouwen (als dat past binnen een structureel sluitende parkeerexploitatie en
    meerwaarde
  • biedt voor de kwaliteit van de openbare ruimte);
  • zorgen voor een (door de jaren heen) structureel sluitende gemeentelijke parkeerexploitatie;
  • zorgen voor nieuwe parkeervoorzieningen die moeten bijdragen aan het verbeteren van de
  • woonomgeving (minder overlast maar ook meer ruimte voor andere functies) en aan het versterken
  • van het historische stadsbeeld in de binnenstad.

Parapluherziening parkeren

Op 21 november 2018 heeft de raad van de gemeente Gouda de Parapluherziening Parkeren vastgesteld. Aanleiding hiervoor was de Reparatiewet BZK 2014 die er toe leidde dat de parkeernormbepaling en andere stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening zijn komen te vervallen. Als gevolg hiervan hebben deze bepalingen geen aanvullende werking meer op bestemmingsplannen. Dit zorgt ervoor dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de Bouwverordening aan gemeentelijke parkeernormen kan worden getoetst. In de bestemmingsplannen die na 2014 zijn vastgesteld zijn daarom aanvullende regels ten aanzien van parkeren opgenomen. Dit zijn echter geen eenduidige regelingen. Bovendien zijn er ook nog bestemmingsplannen van voor 2014 waarin nog niets geregeld is ten aanzien van parkeren. Vandaar dat besloten is om voor het gehele gemeentelijk grondgebied de parkeernormen door middel van een parapluherziening vast te leggen. Het doel van deze parapluherziening is het bieden van een eenduidige regeling ten aanzien van de aspecten parkeren en laden en lossen in Gouda. Dit paraplubestemmingsplan vormt de juridische vertaling van het parkeerbeleid. Deze parapluherziening is een bestemmingsplan dat als een paraplu over andere, al bestaande bestemmingsplannen (en wijzigings- en uitwerkingsplannen) van de gemeente Gouda heen hangt. Het bepaalt dat de regels ten aanzien van het aspect ‘parkeren’ die zijn opgenomen in alle vigerende plannen vervallen en worden vervangen door de regels die zijn opgenomen in deze parapluherziening. Voor de bestemmingsplannen waarin niets geregeld was inzake het aspect ‘parkeren’, gelden deze regels als aanvulling.

Bij nieuwe bestemmingsplannen zullen de regels uit de Parapluherziening Parkeren worden overgenomen in de regels van het betreffende bestemmingsplan. Op 29 januari 2020 heeft de gemeenteraad het Parkeerplan Gouda 2020 vastgesteld, met daarbij een wijziging van de parkeernorm voor woningen voor de Binnenstad.

Verkeerscirculatieplan Gouda

Hoe kan Gouda ook in de toekomst als stad in beweging blijven? Het Verkeerscirculatieplan Gouda (vastgesteld juni 2021) geeft daar antwoord op. Belangrijke punten zijn méér ruimte voor voetgangers en fietsers en betere bereikbaarheid, leefbaarheid, duurzaamheid en doorstroming van het verkeer. Het verkeerscirculatieplan (VCP) is een meer precieze uitwerking van het Mobiliteitsplan. Gouda is dicht bebouwd en daardoor is het moeilijk om het verkeer in goede banen te leiden. Vooral in de historische binnenstad binnen de singels. Maar er zijn ook problemen in andere wijken, met het huidige verkeer. De gemeente moet goed met de beperkte ruimte omgaan en slim geld besteden om de stad gezond en in beweging te houden. Ondertussen neemt door economische groei en extra woningbouw het verkeer verder toe. Niet alleen het woon-werkverkeer, maar ook het vrijetijdsverkeer. Want we trekken graag meer bezoekers naar onze stad.

De belangrijkste punten uit het verkeerscirculatieplan zijn:

  • Verbeteren van leefbaarheid en gezondheid. Onder andere door het verminderen van doorgaand verkeer via de singels en door woonstraten, het verbeteren van de luchtkwaliteit en de verkeersveiligheid en het verminderen van geluidshinder.
  • Binnenstad aantrekkelijker maken Onder andere door minder verkeer via de binnenstad en de woonstraten en het toevoegen van meer groen en r imte om elkaar te ontmoeten.
  • Duurzaam vervoer verbeteren Door maatregelen die leiden tot meer gebruik van de fiets, door inzetten op een duurzaam wagenpark (bijvoorbeeld door het vermeerderen van het aantal laadpalen voor elektrische auto's) en door het aantrekkelijker maken van het openbaar vervoer.
  • Verbeteren van de bereikbaarheid voor zaken en werk Onder meer door het verbeteren van de doorstroming op de hoofdroutes, betere bereikbaarheid van parkeergarages en bedrijventerreinen.
  • Haalbaarheid Het VCP is opgedeeld in een viertal uitvoeringstranches. Voor de 1e tranche 2022-2027 heeft de raad budget vastgesteld. Aan de hand van monitoring en evaluatie zal besluitvorming plaatsvinden over de volgende tranches

Voor de autoluwe binnenstad zijn in het VCP de volgende maatregelen opgenomen:

  1. 1. Aantrekkelijk verblijfsklimaat. De komende jaren vindt groot onderhoud plaats in de binnenstad. De gemeente grijpt dit aan om het verblijfsklimaat te verbeteren en nieuwe meer erf-achtige inrichtingen te realiseren. Dit kan met middelen van beheer- en onderhoud.
  2. 2. Sturen op parkeren. Om straatparkeerplaatsen om te kunnen zitten in meer groen en verblijfsruimte zijn sturende maatregelen nodig om het aantal straatparkeervergunningen in de binnenstad te beperken. In de binnenstad zijn ca 1.500 bewoners- en bedrijfsvergunningen voor ca 1.200 straatparkeerplaatsen. Een deel van de vergunninghouders parkeert nu al elders. Het doel is niet om de gehele binnenstad vrij te maken van parkeren op straat, een deel van de binnenstad is woongebied waar prima auto's op straat kunnen parkeren. Voor de aantrekkelijkheid van de binnenstad zijn er met name kansen voor parkeervrije grachten, zoals de West- en Oosthaven, de Lage- en Hoge Gouwe en de Turfmarkt. Hier zijn totaal zo'n 250 parkeerplaatsen (ca. 20% totaal). Daarmee zou zo'n 3.000 m2 vrij komen voor andere functies, zoals groen, horeca en zitjes. Verminderen van parkeerplaatsen kan pas als het aantal straatvergunningen voldoende is gedaald. Dit is mogelijk met een vergunningenplafond (bv. maximaal 1000) met een organisch uitdoofbeleid: bij verhuizing vervalt het recht op een straatvergunning. Wel worden alternatieven geboden in de vorm van een vergunning op een parkeerlocatie in de schil, maar ook in de vorm van deelmobiliteit en goede fiets en OV-verbindingen.
  3. 3. Sturen op toegankelijkheid. Voorstel is om gelijktijdig met de Zero Emissiezone Stadslogistiek in 2025 ook een autoluwe zone in te stellen voor alle doelgroepen met een ruim ontheffingenbeleid. Dit beperkt onnodige autoritten, en geeft ruimte voor bestaande gebruikers.

3.5.3 Planbeschrijving en conclusie

De herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, verwacht wordt dan ook dat er geen invloed is op het aantal verkeersbewegingen en/of de parkeersituatie. Een onderzoek verkeer en parkeren is derhalve niet uitgevoerd. Strijdigheid met het beleid omtrent mobiliteit wordt derhalve ook uitgesloten. Er zijn diverse gebieden bestemd met Verkeer - Verblijfsgebied ten behoeve van de bestaande parkeersituatie de tegenstrijdigheid op te heffen: Lange Noodgodstraat en Nieuwehaven.

Wel zijn de regels uit het parapluplan parkeren overgenomen, zodat als de omvang of de bestemming daartoe aanleiding geeft er voldoende ruimte voor het stallen van auto's wordt aangebracht.

3.6 Stedenbouw

3.6.1 Welstandsnota

In de gemeentelijke Welstandsnota (22 september 2020) staan beoordelingskaders en toetsingscriteria waaraan bouwplannen op architectonische kwaliteit worden getoetst aan het welstandsbeleid als gereedschap voor de ruimtelijke kwaliteit. Veelal hebben deze eisen betrekking op vormgeving, kleurgebruik en materiaalgebruik. Voor een deel hebben welstandscriteria ook betrekking op de massa en het volume van bebouwing. Aangezien het bestemmingsplan hier ook eisen stelt, is het van belang beide regelingen op elkaar af te stemmen.

In de formulering van haar Welstandbeleid door middel van toetsingscriteria kiest de gemeente Gouda voor een meervoudige aanpak. In de Welstandsnota is een kaart opgenomen waarin Gouda is verdeeld in verschillende gebieden. Per gebied zijn gedetailleerde toetsingscriteria beschreven waaraan bouwaanvragen en principeplannen getoetst kunnen worden. Hiervoor zijn algemene en gebiedsgerichte criteria opgenomen. De algemene criteria hebben betrekking op de inpassing van het (bouw)plan in de omgeving, de bijdrage aan kwaliteit, de helderheid van het plan, de functionaliteit en op het ontwerp (o.a. materiaalgebruik, kleur, massa en volume).

De gebiedsgerichte criteria zijn gericht op vijf verschillende typen gebieden. Niet elk gebied heeft dezelfde zorg nodig. Soms volstaat een set met eenvoudige bepalingen om de ergste uitwassen te voorkomen, soms is een gedetailleerde beschrijving en een intensieve planbegeleiding op zijn plaats. Hierin worden de volgende gebieden onderscheiden:

  1. 1. Gebieden met een reguliere welstandszorg;
  2. 2. gebieden met een bijzondere welstandszorg;
  3. 3. welstandsluwe gebieden;
  4. 4. welstandsvrije achterkanten;
  5. 5. ontwikkelingsgebieden.

Door middel van een Welstandskaart en een zoeksleutel kan worden nagegaan welke criteria gelden voor het zoekgebied.

3.6.2 Nota Hoogbouw

De gemeente Gouda geeft in deze nota haar visie op hoogbouw. De nota is vastgesteld in 2005. In de nota zijn randvoorwaarden geformuleerd die bestaande kwaliteiten waarborgen en een toetsingskader bieden voor nieuwe plannen. Vanuit verschillende perspectieven en schaalniveaus (regio, stad en wijk) geeft de nota Hoogbouw op basis van stedenbouwkundige argumenten en een eerste maatschappelijke notie, een samenhangend beeld van de mogelijkheden voor hoogbouw in Gouda. Op de zoneringskaarten geeft de nota aan waar hoogbouw binnen Gouda denkbaar is. In de zones waar dat van toepassing is, worden maximale bouwhoogtes gegeven. Omdat iedere plek zijn eigen specifieke kenmerken heeft, zijn de randvoorwaarden waaraan de hoogbouw dient te voldoen, omschreven in de vorm van algemene aandachtspunten.

De functie van de nota Hoogbouw als toetsingsinstrument zal met name tot uitdrukking komen in die gevallen waar er voor de gemeente de mogelijkheid en ruimte is om te sturen in de ruimtelijke ontwikkeling van een plek of gebied. Hiervan is sprake als de gemeente eigenaar is van de grond of als medewerking aan een initiatief wordt verleend buiten de kaders van het geldende bestemmingsplan in de vorm van een vrijstelling of een herziening van het bestemmingsplan. In die gevallen geeft de gemeente via maatwerk randvoorwaarden aan waarbinnen een ontwikkeling tot stand mag komen. Als vanuit het programma en de stedenbouwkundige inpassing van dat programma in de wijk hoogbouw tot de mogelijkheden behoort, dan geeft de nota Hoogbouw daarvoor de bijzondere randvoorwaarden ten aanzien van de bouwhoogte en de bijbehorende condities voor de inpassing op het maaiveld.

3.6.3 Stedenbouwkundige visie op de binnenstad en haar randen

De gemeente Gouda heeft een Stedenbouwkundige Visie voor haar binnenstad en de randen daaromheen opgesteld. Het belangrijkste doel hiervan is dat de cultuurhistorische identiteit van de binnenstad sterker richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte. Onderdeel van de visie is een Beeldkwaliteitsplan (hierna BKP), dat een instrument vormt om nieuwe ruimtelijke inzichten en daarmee samenhangende functionele veranderingen te sturen. Het BKP formuleert aan de hand van ruimtelijke iconen en straatprofielen verschillende 'spelregels'. Deze spelregels op het gebied van stedenbouw, architectuur en openbare ruimte vormen de leidraad voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreft dan stedenbouwkundige herstructureringsopgaven, kleinschalige bouwprojecten of herinrichting van de openbare ruimte. Het BKP gaat vooral in op het gebied binnen de singels, inclusief de wandbebouwing aan de buitenzijde van de singels. Vanwege de status van beschermd Stadsgezicht moeten met name in dit gebied nieuwe ontwikkelingen op cultuurhistorisch verantwoorde wijze worden ingepast. In de schil rond de binnenstad is de marge ruimer om vernieuwingen aan het bestaande stadsbeeld toe te voegen. Toch zal ook hier gebouwd dienen te worden met respect voor wat er reeds is.

Het BKP biedt in eerste instantie een informatie- en inspiratieboek vooraf, ten behoeve van initiatiefnemers die willen bouwen in de binnenstad. Hiermee verschilt het BKP van de Welstandnota, die een toetsingskader achteraf vormt. In principe strookt de benadering en de inhoud van het BKP met de Welstandsnota.

Het BKP dient ook als (aanvullend) gemeentelijk toetsingskader bij ruimtelijke plannen in de binnenstad. Het bestemmingsplan blijft weliswaar primair het juridische toetsingskader voor bouwplannen en andere werkzaamheden en geeft voorschriften voor het gebruik van gronden en gebouwen. Bij een herziening van een bestemmingsplan en bij een ruimtelijke onderbouwing voor een omgevingsvergunning zal de Stedenbouwkundige Visie in het algemeen en het BKP in het bijzonder worden betrokken.

3.6.4 Planbeschrijving en conclusie

De herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wanneer in de toekomst deze wel plaats vinden, bijvoorbeeld in de vorm van de verbouw van een gebouw binnen het bestemmingsplangebied, dan wordt het plan getoetst aan het geldende welstandsbeleid. Omdat de herziening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt past het bestemmingsplan binnen het beleid op het gebied van stedenbouw.

3.7 Economisch Beleid

3.7.1 Rijksbeleid

Topsectorenbeleid 'Naar de top'

Begin 2011 hebben verschillende ministeries een brief naar de Tweede Kamer gestuurd die de hoofdlijnen beschrijft van het nieuwe bedrijfslevenbeleid van het kabinet. Het nieuwe beleid vervangt het programma Pieken in de Delta.

Doel van het beleid is om meer ruimte te bieden voor ondernemers om te ondernemen en te groeien. Hierbij moet Nederland onderscheidend zijn op de wereldmarkt, profiteren van de aantrekkelijke wereldhandel, groeikansen in opkomende markten benutten, duurzame economische groei bereiken en kiezen voor topsectoren. De hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid zien er als volgt uit:

  • Een sectorale aanpak:

Voor negen topsectoren wordt een samenhangende beleidsagenda ontwikkeld over de volle breedte van het overheidsbeleid; van buitenlandbeleid tot onderwijsbeleid, van regeldruk tot onderzoeksbeleid en van ontwikkelingssamenwerking tot infrastructuur en ICT.

  • Meer vraagsturing door het bedrijfsleven:

Dit komt tot stand in nauwe samenspraak met het bedrijfsleven en kennisinstellingen, hierdoor kan het bedrijfsleven meer vraaggericht sturen bij het formuleren van overheidsbeleid.

  • Minder specifieke subsidies, meer generieke lastenverlichting:

Het Rijk gaat schrappen in subsidies en gebruikt de opbrengsten voor het bedrijfsleven. Subsidies worden omgezet in leningen zodat ondernemers geprikkeld worden.

  • Meer ruimte voor ondernemers:

Ondernemers jagen innovatie aan, zorgen voor welvaart en werkgelegenheid en dragen bij aan innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen.

Het kabinet heeft negen bedrijfstakken gekozen waarmee Nederland internationaal moet excelleren. Dat moet leiden tot versteviging van de concurrentiepositie van Nederland. Alle negen sectoren werken samen aan de 'tiende' sector, namelijk het binnenhalen van hoofdkantoren van internationale bedrijven. De topsectoren zoals genoemd worden in de bedrijfslevenbrief zijn: hightech, logistiek, creatieve industrie, energie, agrofood, tuinbouw, lifesciences, water en chemie.

Maandag 5 oktober 2015 is de Rapportage Bedrijvenbeleid naar de Tweede Kamer verstuurd. De Rapportage informeert jaarlijks de Tweede Kamer over de voortgang van het bedrijvenbeleid. Focus ligt op de resultaten op de terreinen van kennis en innovatie, ondernemerschap en financiering, talentontwikkeling, duurzaamheid, digitalisering en internationalisering. Daarnaast worden de resultaten van de individuele topsectoren gerapporteerd.

3.7.2 Provinciaal beleid

Algemeen

De economische visie van de provincie Zuid-Holland vloeit voort uit het topsectorenbeleid van het Rijk. Gedeputeerde Staten heeft een beleidsagenda Regionale Economie en Energie 2012-2015 opgesteld. De Provincie wil in haar beleid aansluiten bij de negen clusters uit het Rijksbeleid. Ze zet in op het versterken van zogenaamde prioritaire economische clusters, namelijk de Mainport Rotterdam, Den Haag als internationale stad van Vrede en Recht, water/ deltatechnologie, (maritieme) logistiek, Greenports, Medical Delta en biochemie. De ambitie van de provincie Zuid-Holland is om als economische regio tot de koplopers van Europa te behoren met een concurrerende, innovatieve en duurzame economie.

Behoud en groei van de werkgelegenheid en het vergroten van de toegevoegde waarde van de economische activiteiten zijn belangrijke aandachtsgebieden. Met verschillende strategieën streeft Zuid-Holland naar een krachtige economische structuur en een optimaal vestigingsklimaat voor de gehele provincie en naar een gerichte bijdrage aan de economische positie in de wereldtop. Dat betekent dat Zuid-Holland moet doen waar het goed in is en waarmee het zich kan onderscheiden van andere regio's. Het gaat dan om de stuwende clusters die internationaal concurrerend zijn en inkomen genereren voor Zuid-Holland. Voldoende en passende vestigingslocaties voor bedrijven is hierin één van de belangrijkste aandachtspunten en dit vertaalt zich in een provinciale bedrijventerreinen- en kantorenstrategie.

Bedrijventerreinen en kantorenlocaties

Het provinciale beleid is gericht op het scheppen van randvoorwaarden om te komen tot voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte voor bedrijven. Daarnaast vraagt de toegenomen maatschappelijke druk ten aanzien van het volbouwen en de verrommeling van Nederland om meer bovenregionale regie op (beeld)kwaliteit. Waar mogelijk zetten provincie en partners in op het boeken van ruimtewinst bij herstructurering en aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. De belangrijkste focus is het krijgen en behouden van kwaliteit op bedrijventerreinen. Ook leegstand krijgt in dit kader specifieke aandacht en uitwerking. Aandachtspunt is verder de mate waarin herstructurering van bedrijventerreinen een gunstig effect heeft op de economische ontwikkeling, waaronder werkgelegenheid, in een gebied.

In de nieuwe voorstellen die naar aanleiding van het vernieuwde Rijksbeleid zijn opgesteld, is de provincie veel terughoudender in de rol die zij speelt bij de realisatie van voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte voor bedrijven. Er is namelijk minder geld beschikbaar. De Provincie legt verantwoordelijkheid vooral terug bij de regio's en gemeenten en zal meer gaan fungeren in de rol van kaderafbakening en plantoetsing.

De Provincie heeft de randvoorwaarden omtrent kantorenlocaties aangescherpt. Nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot kantoren zijn slechts nog op 13 knooppunten mogelijk.

In de verordening Ruimte en Mobiliteit is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' overgenomen. In paragraaf 3.1.2 wordt hier nader op ingegaan.

Detailhandelsbeleid

Op 30 mei 2012 heeft Provinciale Staten de ‘Beleidsvisie en Uitvoeringsstrategie Regionale Economie en Energie 2012-2015’ vastgesteld. In deze beleidsvisie is bepaald dat de provincie het onderdeel detailhandel gaat uitwerken. De ‘Notitie detailhandel Zuid-Holland’ gaf hier invulling aan. De onderdelen uit de Notitie detailhandel Zuid-Holland (2012) die ruimtelijk relevant waren, zijn opgenomen in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte.

Het provinciale detailhandelsbeleid is er enerzijds op gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. Anderzijds wordt de dynamiek in de detailhandel bevorderd vanwege het grote economische belang van deze sector.

Voor alle winkelgebieden geldt dat kwalitatieve verbetering leidend is ten opzichte van kwantitatieve versterking. Uitbreiding van het winkelareaal is hoofdzakelijk aan de orde binnen de 'te ontwikkelen centra'.

Nieuwe detailhandel wordt primair gevestigd binnen of direct aansluitend aan de bestaande winkelconcentraties en in de centra van steden, dorpen en wijken. Deze winkelconcentraties zijn benoemd en gecategoriseerd in het Programma ruimte als "te ontwikkelen centra", "te optimaliseren centra" en "overige aankoopplaatsen". Nieuwe detailhandel kan ook gevestigd worden in een nieuwe woonwijk, voor zover het gaat om winkels die zijn gericht op de bewoners van die wijk.

Ten behoeve van grootschalige meubelbedrijven en andere detailhandelsbedrijven rond het thema wonen zijn opvanglocaties aangewezen. Deze bedrijventerreinen met zogenoemde PDV-locaties, zijn verbeeld op Kaart 2 Detailhandel van de verordening.

De uitvoering van het provinciale detailhandelsbeleid is vooral een verantwoordelijkheid van gemeenten en regio's. Gemeenten doen dit door het vaststellen van actuele bestemmingsplannen en het handhaven van deze bestemmingsplannen. Regio's doen dit door het vaststellen van regionale visies op de detailhandel. De provincie stelt de kaders vast en kan, via het ruimtelijk instrument, een zienswijze indienen op bestemmingsplannen. Dit kan aan de orde zijn als de plannen niet passend zijn binnen een regionaal afgestemd detailhandelsprogramma, of binnen de provinciale detailhandelsstructuur uit de Provinciale Structuurvisie en/of de Verordening Ruimte.

3.7.3 Regionaal beleid

Regionale detailhandelsvisie

De Regionale Structuurvisie Detailhandel Midden-Holland is voor veel bouwinitiatieven relevant.

De toelaatbaarheid van grootschalige ontwikkelingen is afhankelijk van de ruimtelijke effecten die een dergelijke ontwikkeling met zich meebrengt. Met het oog hierop moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Het gaat daarbij onder meer om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand en het voorkomen van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau waar het gaat om de eerste levensbehoeften. Met het oog hierop is advies nodig van de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland. In de Verordening is aangegeven bij welke ontwikkelingen advies nodig is van de commissie en welke drempelwaarden hierbij van toepassing zijn.

De adviescommissie valideert in haar advies ook de schaal van de (ruimtelijke) impact. Als er bovenlokale effecten zijn, is in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking regionale afstemming nodig met de (samenwerkende) gemeenten binnen het gebied waar de effecten zullen optreden. Dit kan dus variëren van afstemming met een buurgemeente tot afstemming met meerdere gemeenten of regio's. Daarbij zullen, afhankelijk van de schaal, de Regionale Economische Overleggen een rol kunnen blijven vervullen.

3.7.4 Planbeschrijving en conclusie

De herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er wordt geen invloed verwacht op de economische situatie in Gouda.

Het toestaan van wonen boven de winkels vergroot de levendigheid in het centrum en voorkomt lege verdiepingen. De aanpassingen binnen de horecabestemming zijn een vertaling van de bestaande situatie.

Omdat het herziening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt past het bestemmingsplan binnen het beleid op het gebied van economie.

3.8 Woonbeleid

3.8.1 Rijksbeleid

Woonvisie

In de Woonvisie (2011) presenteerde het kabinet zijn visie op de woningmarkt. Het kabinet kiest voor een woningmarkt met meer marktwerking en eigenwoningbezit. Dit is nodig omdat enerzijds goed wonen in Nederland een gemeengoed is geworden en anderzijds de woningmarkt niet goed functioneert. De bouw- en woningmarkt bevinden zich in een overgangssituatie van sterke groei in het verleden via een forse conjuncturele terugval op dit moment naar een meer gematigde ontwikkeling in de komende jaren. Daarom acht het kabinet een heroriëntatie van het woonbeleid nodig die leidt tot een doelmatiger verdeling van woonruimte, verbetering van het investeringsperspectief en versterking van het vertrouwen op de woningmarkt. Het kabinet kiest daarbij voor meer keuzevrijheid, zeggenschap en verantwoordelijkheid voor burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen. De kernthema's van de woonvisie zijn:

  • versterken vertrouwen koopmarkt;
  • verbeteren werking huurmarkt;
  • verbeteren investeringscondities woningbouw;
  • verbeteren leefbaarheid.

Met het in 2013 gesloten Woonakkoord is het kabinet een fors aantal maatregelen overeengekomen die de bouw en daarmee de werkgelegenheid moeten stimuleren, energiebesparing moeten bevorderen, starters moeten helpen en scheefwonen moeten tegengaan. Ook verzacht het de effecten van belangrijke hervormingen uit het regeerakkoord voor de woningmarkt.

3.8.2 Provinciaal beleid

Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel 2010-2020

Rijk, provincie en regio's hebben gezamenlijk in het Samenwerkingsverband Zuidvleugel een Verstedelijkingsstrategie (2010) opgesteld in het kader van het Verstedelijkingsprogramma Zuidvleugel 2010-2020. Deze strategie bevat regionale programmatische uitwerkingen voor vijf regio's. De belangrijkste hoofdpunten van de strategie zijn:

  • Het in balans brengen van vraag en aanbod qua woonmilieus, dat wil zeggen zorgen voor meer écht centrumstedelijke en écht landelijke woonmilieus, het tekort aan groenstedelijke woonmilieus wegwerken en zeven locaties als iconen van bijzondere woonmilieus in de Zuidvleugel ontwikkelen;
  • Vooral binnenstedelijk bouwen, dat wil zeggen tot 80% van de opgave realiseren binnen het bestaand stedelijk en dorpsgebied opdat de schaarse open ruimte in de Zuidvleugel gespaard blijft en het draagvlak voor stedelijke voorzieningen wordt versterkt.

Om ervoor te zorgen dat de verstedelijkingsstrategie slaagt, moet de bereikbaarheid van de binnenstedelijke locaties worden verbeterd vooral door StedenbaanPlus en moet er voldoende goede bereikbare en recreatief bruikbare buitenruimte zijn in de vorm van het Metropolitaan Landschap Zuidvleugel. Daarnaast moeten milieubelemmeringen voldoende worden verminderd. Deze woningbouwgerelateerde condities worden in de gebiedsagenda integraal uitgewerkt.

De verstedelijkingsstrategie is uitgewerkt in de verstedelijkingsopgave: een woningbouwprogramma voor de Zuidvleugel dat is gerelateerd aan mobiliteit en groen, uitgewerkt per regio. De opgave per regio is de basis voor regionale verstedelijkingsafspraken.

StedenbaanPlus

StedenbaanPlus is een integraal programma voor ruimtelijke ontwikkeling en hoogwaardig openbaar vervoer in de Zuidelijke Randstad. Het programma verbindt wonen, werken en recreëren: fysiek en hoogwaardig. Het bouwt zo aan een economisch sterke en bereikbare Zuidelijke Randstad. Voor ruimtelijke ontwikkeling heeft StedenbaanPlus met de tien partners waaronder de gemeente Gouda afspraken gemaakt over de programmering van binnenstedelijk bouwen rondom de bestaande (Gouda en Goverwelle) en potentieel nieuwe (Gouweknoop) te openen HOV-stations. Binnen het verstedelijkingsbeleid wordt gestreefd naar 80% binnenstedelijk bouwen, waarvan de helft rondom de StedenbaanPlus-stations.

3.8.3 Regionaal beleid

Regionale Agenda Wonen Midden-Holland Plus

Momenteel is de nieuwe Regionale Agenda Wonen Midden-Holland in concept gereed. Deze zal in de komende tijd worden vastgesteld en gaat in op behoud en versterking van de diversiteit aan woonmilieus in de regio Midden-Holland. Binnenstedelijke herontwikkeling is daarbij één van de belangrijke uitgangspunten. Gouda is in Midden-Holland de enige gemeente met een stedelijk woonmilieu. Voor Gouda is het versterken van het binnenstedelijke woonmilieu dan ook belangrijke opgave.

3.8.4 Gemeentelijk beleid

Woon(zorg)visie

De woon(zorg)visie Wonen in Gouda in 2030, Aangenaam stedelijk wonen voor iedereen, met oog voor zorg is door de gemeenteraad vastgesteld op 31 augustus 2021. Er wordt ingezet op het volgende:

  • Bouwen voor een gevarieerd woon- en leefmilieu
    1. a. Woningvoorraad in overeenstemming met huishoudensprognoses
    2. b. Ontwikkelen nieuwe locaties
    3. c. Regievoering op het woningbouwprogramma, met voldoende sociale huur en aanbod in middensegment
  • Gemengde wijken
    1. a. Inclusieve wijken
    2. b. Gezamenlijke opgave voor volkshuisvestelijke doelen
    3. c. Tegengaan van overlast en ongewenste ontwikkelingen
  • Verduurzamen woningvoorraad tot een toekomstbestendige voorraad
    1. a. Toewerken naar energie- en klimaatneutraal Gouda
    2. b. Tegengaan energiearmoede
    3. c. Duurzame mobiliteit en wonen verbinden
    4. d. Toekomstbestendige woningvoorraad
  • Wonen voor iedereen
    1. a. Schaarste op de woningmarkt verdelen
    2. b. Recht doen aan huisvestingbehoefte voor specifieke doelgroepen
    3. c. Ruimte bieden voor alternatieve woonvormen
  • Langer zelfstandig thuis en een plek voor mensen in een kwetsbare positie

Doelgroepenverordening

De doelgroepenverordening is op 13 december 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Op basis van de Woon(zorg)visie wordt bij nieuwe woningbouwplannen en transformatie al op een differentiatie van tenminste 33% sociale huurwoningen en 20% gereguleerde middenhuurwoningen en sociale koopwoningen. De doelgroepenverordening maakt dit juridisch afdwingbaar en zorgt ervoor dat de woningen gedurende langere tijd terecht komen bij de gewenste inkomensgroepen en een minimale gebruiksoppervlakte (GBO) en aantal verblijfsruimten hebben. De binnenstad (Gebied A) leent zich goed voor kleinere appartementen. Elke woning is ten minste 35 m2 GBO.

3.8.5 Planbeschrijving en conclusie

De herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het toestaan van wonen boven de winkels vergroot de levendigheid in het centrum en voorkomst lege verdiepingen. Het is een continuering van de bestaande situatie en zorgt voor éénheid in het centrum. Daarbij kan het bijdragen aan een diversificatie van het woningaanbod binnen Gouda door de toevoeging van kleinere en betaalbare woningen in het centrum.

Omdat het herziening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt past het bestemmingsplan binnen het woonbeleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Milieu

De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de omgevingsaspecten, omdat er geen directe raakvlakken zijn die een rol spelen bij dit plan. Deze onderwerpen worden in dit hoofdstuk toegelicht.

  • 4.1.1 M.E.R.
  • 4.1.2 Bedrijven en Milieuzonering (inclusief geurhinder)
  • 4.1.3 Geluid
  • 4.1.4 Bodem
  • 4.1.5 Luchtkwaliteit
  • 4.1.6 Externe veiligheid
  • 4.1.7 Flora en fauna

De in de volgende paragrafen vermelde informatie is gebaseerd op het milieukundig advies van de Omgevingsdienst Midden-Holland.

4.1.1 M.E.R.

In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling ook uitgevoerd moet worden als een project, dat wordt genoemd in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r., nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Omdat deze ontwikkeling niet worden genoemd in de C-lijst en D-lijst is een onderzoek niet nodig.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-beoordelingsplichtig, en dus ook niet m.e.r.-plichtig.

4.1.2 Bedrijven en milieuzonering

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009).

Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe milieugevoelige en/of milieubelastende activiteiten mogelijk. Vanuit milieuzonering bestaan er geen bezwaren tegen dit bestemmingsplan.

4.1.3 Geluid

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuwe planologische ruimte geboden om het aantal geluidgevoelige functies ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen te vergroten. Het aspect geluid (onderdelen wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai) vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Conclusie

Vanuit de Wet geluidhinder zijn er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling.

4.1.4 Bodem

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuwe planologische ruimte geboden. Een nadere beoordeling voor dit aspect kan achterwege blijven.

Conclusie

Voor de volksgezondheid en het milieu zijn er geen risico's met betrekking tot deze planontwikkeling. Hiermee is dit bestemmingsplan uitvoerbaar ten aanzien van bodem.

4.1.5 Luchtkwaliteit

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuwe planologische ruimte geboden om milieugevoelige functies ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen te vergroten. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Conclusie

Hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen) staat deze planontwikkeling niet in de weg.

4.1.6 Externe veiligheid

Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:

Het Plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed kunnen zijn op het gebied van veiligheid. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Conclusie

Vanuit spoor-, vaarwegen, wegtransport, buisleidingen en inrichtingen gelden geen beperkingen voor het plangebied. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BEVB) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

4.1.7 Flora en fauna

Wettelijk kader

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna te noemen “Wnb”) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

Het beschermingsregime gaat uit van het “nee, tenzij-principe“. Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.

Daarnaast geldt ook het programma aanpak stikstof (PAS). Het PAS, 1 juli 2015–1 juli 2021, verbindt economische ontwikkeling met het op termijn realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van de voor stikstof gevoelige habitattypen en (leefgebieden van) soorten voor de Natura 2000-gebieden die zijn opgenomen in dit programma.

Onderzoek en resultaten

Het bestemmingsplan Partiële herziening binnenstad Gouda is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Omdat er geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen worden ook geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd die mogelijk kunnen leiden tot nieuwe, binnen de huidige bestemming niet toegestane, bouwactiviteiten. Het bestemmingsplan leidt niet tot aanpassingen aan gebouwen en de ruimte eromheen. Toename van verkeer, extra lichthinder of andere verstoring is niet te verwachten als gevolg van de wijzigingen in voorliggend Veegplan. De vaststelling van het bestemmingsplan leidt dan ook niet tot mogelijke belemmering van beschermde planten en/of dieren.

Conclusie

Het aspect flora en fauna staat het vaststellen van de het bestemmingsplan niet in de weg.

4.2 Water

Een aspect dat moet worden belicht in het kader van het opstellen van een bestemmingsplan, vormt de waterhuishouding. Belangrijke thema's zijn het vasthouden van hemelwater in plaats van het direct afvoeren ervan, het hergebruiken van water, zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Deze partiële herziening voorziet niet in een uitbreiding van bebouwd oppervlak. Met betrekking tot water worden enkel bestaande bruggen juist opgenomen in het bestemmingsplan. De waterhuishouding vormt dan ook geen belemmering voor dit plan en staat de uitvoerbaarheid niet in de weg.

Conclusie

Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan er geen bezwaren tegen de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling.

4.3 Archeologie En Cultuurhistorie

4.3.1 Archeologie

Indien een ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, dient aandacht te worden besteed aan de vraag of deze ontwikkeling invloed heeft op de archeologische waarden binnen het plangebied. Met dit parapluplan worden geen nieuwe bodemingrepen uitgevoerd die een negatieve invloed zouden kunnen hebben op eventuele aanwezige archeologische waarden in de bodem. De vigerende bestemmingsplannen bieden extra bescherming aan gronden indien wordt verwacht dat ter plekke archeologische waarden aanwezig zijn, doordat dan archeologische dubbelbestemmingen van kracht zijn. Geconcludeerd moet worden dat dit bestemmingsplan geen invloed heeft op archeologische waarden.

Conclusie

Het initiatief tast de archeologische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan dit bestemmingsplan.

4.3.2 Cultuurhistorie / monumenten

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a Bro moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Geconcludeerd moet worden dat dit bestemmingsplan geen negatieve invloed heeft op de cultuurhistorische waarden. Er wordt een nieuwe regeling aan de bestaande bestemmingsplannen toegevoegd om de cultuurhistorische waarde van zijlen en stegen te beschermen.

Conclusie

Het initiatief tast de cultuurhistorische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Opbouw Van De Regels

Functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het in samenhang met de van kracht blijvende bestemmingsplannen, mogelijk is om met de bijbehorende legenda (verklaring van de bestemmingen en aanduidingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Ook is het mogelijk om informatie op te vragen door eenvoudig op de kaart te klikken, de bijbehorende informatie (plekinfo) wordt dan getoond en kan verder worden geraadpleegd. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.

In de regels, zijn uitgezonderd de begripsbepalingen, tekstdelen die verwijderd zijn ten opzichte van de herziene bestemmingsplannen doorgehaald en toevoegingen gemarkeerd. Onveranderde tekst wordt vanwege de raadpleegbaarheid in voorkomende gevallen wel weergegeven.

Voorzover er sprake is van een minder algemeen voorkomende of minder gebruikelijke regeling dan in de onderligende bestemmingsplannen, wordt dit nader toegelicht.

plangebieden

op de verbeelding zijn de plangebieden van de diverse onderliggende bestemmingsplannen, voor zover samenvallend met deze herziening, weergegeven. In deze plangebieden is een verwijzing opgenomen naar de te herziene onderliggende bestemmingsplannen. Voor zover niet anders aangegeven, blijven de regels van deze bestemmingsplannen gelden. Verder zijn alleen de wijzigingen en toevoegingen opgenomen op de verbeelding, al het overige blijft zoals aangegeven op de verbeelding van de onderliggende bestemmingsplannen van kracht. De partiële herziening vormt zo één geheel met de onderliggende bestemmingsplannen, voor zover samenvallend met het plangebied van de partiële herziening.

bestemmingsvlakken

In dit plan wordt gebruik gemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Voorzover binnen het plangebied van deze herziening geen bestemming wordt aangegeven, geldt de bestemming zoals geregeld in het onderliggende bestemmingsplan.

aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in enkele verschillende aanduidingen. Functieaanduidingen worden gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Alle aanduidingen die betrekking hebben op aantallen, afmetingen en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen. Gebiedsaanduidingen geven gebieden aan, waarvoor specifieke regels gelden, die niet perse verband houden met één bestemming, maar gebiedsdekkend over meerdere bestemmingen zijn gelegd. Deze bevatten veelal sectorale regelgeving, die in het bestemmingsplan hun plaats hebben gekregen. Ook specifieke beleidsregels vinden zo hun weerslag in dit bestemmingsplan.

aanduiding drijvende bouwwerken

drijvende bouwwerken zijn, voor zover er sprake is van een woonboot, aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboot'. Om verschillen in interpretatie te vermijden zijn diverse voorkomens van drijvende bouwwerken, die kunnen functioneren als woonboot, opgenomen in de begripsbepalingen.

bestemmingsregelingen

De regels bestaan uit verschillende hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels . Die bestaan uit omschrijvingen van in de regels voorkomende begrippen en de wijze van meten, bijvoorbeeld hoe de oppervlakte van een bouwwerk gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels , voor zover betrokken in deze herziening, die hierna aan de orde komen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat de anti-dubbeltelbepaling, voorgeschreven op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, en algemene bouw- en afwijkingsbevoegdheden. De antidubbeltelbepaling voorkomt dat grotere bouwmogelijkheden ontstaan door grond dubbel te tellen bij de toetsing aan het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels. Ook van dit artikel staat de redactie vast. Het is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is de titel van het bestemmingsplan. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.1, lid 1c) staat het algemene verbod om de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

horecacategorieën

De horecacategorieën, die in dit plan zijn opgenomen, zijn afgestemd op de Horecavisie Binnenstad 2022-2028. De horecacategorieën volgens de onderliggende bestemmingsplannen worden hierdoor vervangen. In de transponeringstabel in lid 1.32 horecacategorie:transponeringstabel van de regels wordt aangegeven waarin de 'oude' aanduidingen zijn veranderd . In voorkomende gevallen zijn nieuwe horecacategorieën aangeduid. Deze zijn afgestemd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 en wijken daarom iets af van die van de onderliggende bestemmingsplannen. Door middel van de transponeringstabel is dit gelijkgetrokken. De op de verbeelding van dit bestemmingsplan aangeduide categorieën, toegevoegd dan wel gewijzigd, zijn maatgevend ten opzichte van de onderliggende bestemmingsplannen.

overige zone - kernwinkelgebied

Door middel van deze gebiedsaanduiding wordt een wijziging aangebracht in de regels van de onderliggende bestemmingsplannen, die toezien op het wonen op de verdieping. De functie wonen op de verdieping is niet langer lokatiegebonden (aangeduid met 'specifieke vorm van centrum - wonen'), maar is binnen de overige zone - kernwinkelgebied overal toegestaan binnen de betreffende bestemming, voor zover andere bepalingen dat niet uitsluiten. Binnen deze gebiedsaanduiding wordt echter de functie wonen op de begane grond uitgesloten, uitgezonderd toegangsportalen en bergingen ten dienste van de bovengelegen woningen.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd.

De financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt gewaarborgd doordat de ambtelijke kosten die nodig zijn voor de vervaardiging van het bestemmingsplan worden gedekt uit de algemene middelen van de gemeente.

Het bestemmingsplan bevat geen bouwtitel die voldoet aan de genoemde criteria in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Om deze reden is er geen sprake van wettelijk verplicht kostenverhaal en is het niet nodig een exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, Wro.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Er zijn diverse overleggen geweest met ondernemers in de binnenstad om de wenselijkheid van wonen in de winkelgebieden te bespreken.

Het ontwerpbestemmingsplan lag conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht vanaf 24 augustus 2023 gedurende 6 weken ter inzage. Tijdens deze termijn zijn wel schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen ingediend.

Deze zienswijze zijn samengevat en beantwoordt in de nota van beantwoording zienswijzen. Deze nota is toegevoegd als Bijlage 13.

Bijlage 1 Parkeernormen

Bijlage 1 Parkeernormen

Bijlage 2 Horecavisie

Bijlage 2 Horecavisie

Bijlage 3 Voorschriften Markt / Achter De Waag

Bijlage 3 Voorschriften Markt / Achter de Waag

Bijlage 4 Voorschriften Museumhaven

Bijlage 4 Voorschriften Museumhaven

Bijlage 5 Voorschriften Houtmansplantsoen

Bijlage 5 Voorschriften Houtmansplantsoen

Bijlage 6 Voorschriften Raam

Bijlage 6 Voorschriften Raam

Bijlage 7 Voorschriften Erasmusplein

Bijlage 7 Voorschriften Erasmusplein

Bijlage 8 Gevelkaarten Binnenstad Oost

Bijlage 8 Gevelkaarten binnenstad oost

Bijlage 9 Gevelkaarten Binnenstad West

Bijlage 9 Gevelkaarten binnenstad west

Bijlage 1 Horeca-locaties

Bijlage 1 Horeca-locaties

Bijlage 2 Evenementennota

Bijlage 2 Evenementennota

Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing - Markt En Achter De Waag

Bijlage 3 Ruimtelijke onderbouwing - Markt en Achter de Waag

Bijlage 4 Ruimtelijke Onderbouwing - Museumhaven

Bijlage 4 Ruimtelijke onderbouwing - Museumhaven

Bijlage 5 Ruimtelijke Onderbouwing - Houtmansplantsoen

Bijlage 5 Ruimtelijke onderbouwing - Houtmansplantsoen

Bijlage 6 Ruimtelijke Onderbouwing - Raam

Bijlage 6 Ruimtelijke onderbouwing - Raam

Bijlage 7 Ruimtelijke Onderbouwing - Erasmusplein

Bijlage 7 Ruimtelijke onderbouwing - Erasmusplein

Bijlage 8 Besluit - Westhaven 46

Bijlage 8 Besluit - Westhaven 46

Bijlage 9 Besluit - Lange Tiendeweg 34

Bijlage 9 Besluit - Lange Tiendeweg 34

Bijlage 10 Besluit - Nieuwehaven 159

Bijlage 10 Besluit - Nieuwehaven 159

Bijlage 11 Besluit - Nieuwstraat 2

Bijlage 11 Besluit - Nieuwstraat 2

Bijlage 12 Besluit - Wijdstraat 22

Bijlage 12 Besluit - Wijdstraat 22

Bijlage 13 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 13 Nota van beantwoording zienswijzen