KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Groen - Park
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Water
Artikel 10 Wonen
Artikel 11 Leiding - Gas
Artikel 12 Waarde - Archeologie
Artikel 13 Waarde - Ecologie
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
Artikel 15 Waterstaat - Waterhuishoudkundige En Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 22 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel
Toelichting Bestemmingsplan Veersedijk
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Procedure
Bijlagen

Veersedijk

Bestemmingsplan - gemeente Hendrik-Ido-Ambacht

Vastgesteld op 22-10-2014 - deels onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

Het bestemmingsplan “Veersedijk” met identificatienummer NL.IMRO.0531.bp12Veersedijk-3002

van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

  1. aanbouw: een aangebouwd bijgebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

  2. uitbouw: een uitbreiding van de woonruimte, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in

overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 aanlegplaats

Ligplaats of voorziening in het water waar schepen kunnen aanmeren.

1.8 archeologisch deskundige

Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van archeologie.

1.9 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

Een verbeelde of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bedrijfsgebonden kantoor

Kantoor waarbij de dienstverlening staat ten dienste van de bedrijfsactiviteiten en is verbonden aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten.

1.12 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het

huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van

het gebouw of het terrein.

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wabo;

1.14 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bevi-inrichting

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.24 bijgebouw

Een gebouw dat zowel in bouwkundig, als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op

hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.25 consumentenvuurwerk

Vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.26 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of

aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.29 kantoor

Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch,

juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in

ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.30 peil

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.31 seksinrichting

Het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.32 Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten die onderdeel uitmaakt van deze planregels.

1.33 straatmeubilair

Bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:

  1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;

  2. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;

  3. kleinschalige bouwwerekn ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;

  4. afvalinzamelvoorzieningen.

1.34 Wgh-inrichting

Bedrijven, zoals bedoeld in bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke

mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.35 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de permanente huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen

worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens.

2.6 de bedrijfsvloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepssloperij': uitsluitend voor de bestaandescheepssloperij in categorie 5.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf': uitsluitend voor de bestaande scheepswerf in categorie 5.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zand- en grindhandel': uitsluitend voor de bestaande zand- en grindhandel in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - motorenreparatiebedrijf': uitsluitend voor de bestaande groothandel met reparatie van motoren, pompen en schepen kleiner dan 25 meter in categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': uitsluitend voor het bestaande transportbedrijf in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in machines en apparatenvoor de bouwnijverheid': uitsluitend voor de bestaande groothandel in machines en apparatenvoor de bouwnijverheid in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  8. bedrijfsgebonden kantoren;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor een bedrijfswoning;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': tevens een ondergrondse spoorverbinding;

  11. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mag worden gebouwd;

  2. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd tot maximaal de met een maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingsoppervlakte;

  3. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;

  4. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3,5 m;

  5. de oppervlakte en hoogte van een bedrijfswoning , zoals aanwezig ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mag niet toenemen;

  6. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:

  1. 1 m voor de (verlengde) voorgevel;

  2. 2 m achter de (verlengde) voorgevel;

  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 15 m; Indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan de bestaande bouwhoogte van hijskranen, silo's, trechters en soortgelijke bouwwerken hoger is, geldt die bouwhoogte als maximum;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' is bebouwing slechts toegestaan voor zover de belangen van de ondergrondse spoorverbinding dit gedogen. Alvorens een beslissing op een aanvraag om omgevingsvergunning te nemen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de ondergrondse spoorverbinding.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2:

  1. voor het toestaan van het overschrijden van de aangegeven maximale bebouwingsoppervlakte met maximaal 10 %, indien zulks voor doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;

  2. voor de bouw van bijgebouwen buiten een aangegeven bouwvlak, waarbij:

  1. de gezamenlijke grondoppervlakte ten hoogste 100 m2 mag bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 6 m mag bedragen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

  2. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

  3. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan, behoudens ter plaatse van de scheepswerf op het adres Rozand 5;

  4. de opslag van goederen is toegestaan tot een totale stapelhoogte die maximaal gelijk is aan de toegestane bouwhoogte van gebouwen;

  5. bedrijfsgebonden kantoren zijn uitsluitend toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 2.000 m2 per bedrijf.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein;

  2. bedrijfsgebonden kantoren;

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mag worden gebouwd;

  2. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd tot maximaal het met een maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage;

  3. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;

  4. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3,5 m;

  5. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:

1. 1 m voor de (verlengde) voorgevel;

2. 2 m achter de (verlengde) voorgevel;

  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2:

  1. voor het toestaan van het overschrijden van de aangegeven maximale bebouwingspercentage met maximaal 10 %, indien zulks voor doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;

  2. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een maximale bouwhoogte van 15 m, indien zulks voor doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

  2. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

  3. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

  4. de opslag van goederen is toegestaan tot een totale stapelhoogte die maximaal gelijk is aan de toegestane bouwhoogte van gebouwen;

  5. bedrijfsgebonden kantoren zijn uitsluitend toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 2.000 m2 per bedrijf.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen, water, speelvoorzieningen, straatmeubilair en voet- en fietspaden;

  2. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

  3. ter plaatse van de bouwaanduiding 'radarmast' is een radarmast toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 19 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik geldende de volgende regels:

  1. ter plaatse van de Galgeplaat is het toegestaan het huidige gebruik van sportoefenveld voort te zetten.

Artikel 6 Groen - Park

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen-Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. park, groen, water;

  2. nautische verkeersvoorzieningen;

  3. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, recreatievoorzieningen, straatmeubilair, voet- en fietspaden, verblijfsruimten, bruggen, nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte voor nautische verkeersvoorzieningen bedraagt ten hoogste 18 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

  2. parkeervoorzieningen voor aangrenzende hoofdgebouwen indien het hoofdgebouw een woning betreft.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2:

  1. wanneer de (aaneengesloten) tuin groter is dan 200 m2, zijn vrijstaande bijgebouwen en overkappingen toegestaan met een totaal grondoppervlak van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m.

  2. voor balkons, erkers of gelijkwaardig, welke onderdeel zijn, van het hoofdgebouw voor een maximum van 4 m2;

  3. voor luifels, welke onderdeel zijn van het hoofdgebouw, voor maximaal 0,75 m2.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met ten hoogste het bestaande profiel, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': een ondergrondse spoorverbinding;

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 10 m.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeer te water;

  2. water ten behoeve van de waterhuishouding;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': een ondergrondse spoorverbinding;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - aanlegplaats': aanlegplaatsen voor schepen;

  5. een steiger en veiligheidsponton ten behoeve van een veerbootverbinding naar/van de Sophiapolder.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 6 m.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. het is verboden de gronden, voor zover niet aangeduid als 'specifieke vorm van water - aanlegplaats', in gebruik te nemen voor nieuwe aanlegplaatsen;

  2. het is verboden aanlegplaatsen te gebruiken voor woonboten.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.3 om de gronden in gebruik te nemen voor aanlegplaatsen indien dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsuitoefening en mits uit oogpunt van een goede en veilige doorstroming van het scheepvaartverkeer, geen belemmeringen ontstaan, zoals moet blijken uit een advies van Rijkswaterstaat.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen;

  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf in maximaal milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  1. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 40 m2;

  2. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;

  3. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;

  4. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;

  5. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep;

  6. de woning er als woning uit blijft zien (reclame-uitingen aan o.a. gevel en dak(rand) zijn niet toegestaan)

  7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) tevens bestemd voor een aardgastransportleiding.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 onder b. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Archeologie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;

  1. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt

gemaakt van de bestaande fundering;

2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;

3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder

heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2 onder a, ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) - met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels -, indien:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning (voor het bouwen) een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning (voor het bouwen) regels te verbinden, gericht op het behoud van archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;

  3. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Ecologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Ecologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de provinciale ecologische verbindingszone.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;

  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met

inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend

worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of

verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder

peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.2 onder c.

Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende

bouwregels in acht worden genomen en het ecologisch belang door de bouwactiviteiten niet

onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen over een verzoek om een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van het ecologisch gebied.

Artikel 14 Waterstaat - Waterkering

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar

geldende bestemming(en) tevens bestemd voor de waterkering.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;

  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met

inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend

worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of

verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder

peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.2 onder c.

Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende

bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet

onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen over een verzoek om een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de dijkbeheerder.

Artikel 15 Waterstaat - Waterhuishoudkundige En Waterstaatkundige Functie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterhuishoudkundige en Waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de afvoer van

oppervlaktewater, sediment en ijs, voor de waterhuishouding, voor verkeer te water, alsmede voor de vergroting van de afvoercapaciteit.

15.2 Bouwregels

Voor bouwen gelden de volgende regels:

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene Bouwregels

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheid van paragraaf 2.5 van de

bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;

  2. brandweeringang;

  3. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. de ruimte tussen bouwwerken;

  5. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels

18.1 Vrijwaringszone - Vaarweg

18.2 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - industrie geldt een zone als bedoeld in artikel 40 en

artikel 41, eerste en tweede lid van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone mogen geen nieuwe

geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd, tenzij hogere waarden verleend worden als de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden en voldaan wordt aan de Wet geluidhinder. Vervanging van bestaande geluidgevoelige objecten is toegestaan indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.

18.3 Milieuzone - Waterwingebied

Artikel 19 Algemene Gebruiksregels

19.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2, lid 1 onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de gronden;

  2. het gebruik als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun persoonlijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

  3. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken voor seksinrichtingen;

  4. het gebruik van bijbehorende bouwwerken, waaronder bijgebouwen mede zijn begrepen, voor zelfstandige bewoning;

19.2 Ondergeschikte detailhandel

In het kader van de uitoefening van een bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan, mits:

a. het goederen betreft, die ter plaatse zijn vervaardigd of geproduceerd of die in het kader van de bedrijfsuitoefening worden verkocht of geleverd en een wezenlijk onderdeel uitmaken van de totale bedrijfsuitoefening;

b. de detailhandel zich beperkt tot een niet-zelfstandig onderdeel van het bedrijf;

c. het aandeel detailhandel niet meer bedraagt dan 5 % van de bedrijfsomzet;

d. geen specifieke inrichting gericht op detailhandel mag worden aangebracht;

e. geen speciale aandacht voor detailhandel mag worden gevraagd.

Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - afwijken van de regels voor:

  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

  1. de bouw ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen van:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 25 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 4 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;

  2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van 15 m.

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning voor afwijken dient in de

belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (zichtlijnen en voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer):

  1. het in geringe mate aanpassen van het plan zoals een bebouwingsgrens, een nadere aanwijzing of een aanduiding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van de juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is om het plan aan te passen aan de werkelijke toestand van het terrein, waarbij de grenzen met niet meer dan 1 m mogen worden verschoven.

Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels

21.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

21.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen als gevolg van technologische ontwikkelingen.

Artikel 22 Overige Regels

22.1 Voorrangsregeling

Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:

  1. in de eerste plaats de regels van artikel 14 Waterstaat -Waterkering;

  2. in de tweede plaats de regels van artikel 15 Waterstaat - Waterhuishoudkundige en Waterstaatkundige functie;

  3. in de derde plaats de regels van artikel 11 Leiding - Gas;

  4. in de vierde plaats de regels van artikel 12Waarde - Archeologie;

  5. in de vijfde plaats de regels van artikel 13 Waarde - Ecologie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwen

23.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Veersedijk'.

Toelichting Bestemmingsplan Veersedijk

gemeente: Hendrik-Ido-Ambacht

fase: vastgesteld bestemmingsplan

datum: juli 2013

HOOFDSTUK 1 Inleiding 4

1.1 Bij het plan behorende stukken 4

1.2 Aanleiding en doel van het plan 4

1.3 Ligging en begrenzing plangebied 5

1.4 Vigerend bestemmingsplan 5

1.5 Leeswijzer 5

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving 6

2.1 Inleiding 6

2.2 Huidige situatie 6

2.3 Nieuwe situatie 7

2.4 Juridische aspecten 8

2.4.1 Planmethodiek 8

2.4.2 Regels 9

2.4.3 Geometrische plaatsbepaling 12

HOOFDSTUK 3 Beleidskader 13

3.1 Rijksbeleid 13

3.1.1 Amvb Ruimte 13

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 13

3.1.3 Nautisch beheer 13

3.2 Provinciaal en regionaal beleid 14

3.2.1 Structuurvisie Visie op Zuid-Holland 14

3.2.2 Verordening Ruimte 15

3.3 Gemeentelijk beleid 15

3.3.1 Structuurvisie "Waar de Waal stroomt" 15

HOOFDSTUK 4 Randvoorwaarden 16

4.1 Archeologie en cultuurhistorie 16

4.1.1 Regelgeving en beleid 16

4.1.2 Onderzoek 17

4.1.3 Conclusie 17

4.2 Milieuzonering 18

4.2.1 Regelgeving en beleid 18

4.2.2 Onderzoek 18

4.2.3 Conclusie 18

4.3 Bodem 19

4.3.1 Regelgeving en beleid 19

4.3.2 Onderzoek 20

4.3.3 Conclusie 20

4.4 Ecologie 21

4.4.1 Regelgeving en beleid 21

4.4.2 Onderzoek 22

4.4.3 Conclusie 22

4.5 Externe veiligheid 23

4.5.1 Regelgeving en beleid 23

4.5.2 Onderzoek 24

4.5.3 Conclusie 25

4.6 Akoestische aspecten 26

4.6.1 Regelgeving en beleid 26

4.6.2 Onderzoek 26

4.6.3 Conclusie 26

4.7 Luchtkwaliteit 28

4.7.1 Regelgeving en beleid 28

4.7.2 Onderzoek 28

4.7.3 Conclusie 28

4.8 Verkeer en vervoer 29

4.8.1 Regelgeving en beleid 29

4.8.2 Onderzoek 29

4.8.3 Conclusie 29

4.9 Water 30

4.9.1 Regelgeving en beleid 30

4.9.2 Onderzoek 32

4.9.3 Conclusie 32

4.10 Overige belemmeringen 33

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid 35

5.1 Economische uitvoerbaarheid 35

HOOFDSTUK 6 Procedure 36

6.1 Voorbereidingsfase 36

6.2 Ontwerpfase 37

6.3 Vaststellingsfase 37

Bijlagen 38

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan “Veersedijk” bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt.

1.2 Aanleiding en doel van het plan

In de gemeenten Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht ligt langs de rivier de Noord het gebied Noordoevers dat overwegend wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten. Al enkele jaren wordt gedacht over en gewerkt aan een herinrichting van dit gebied.

Er zijn reeds verschillende planstadia achter de rug. Via een Masterplan Drechtoevers (1994) kwam er een Scenario voor de Drechtsteden in 2030 (1997) en vervolgens een Structuurschets Noordoevers (2001). Ook kwam er een Masterplan Noordoevers, dat niet officieel is vastgesteld, maar is omgezet in een Structuurplan Noordoevers (2005).

In al deze plannen is uitgegaan van het verplaatsen van de aanwezige bedrijvigheid naar elders, waarbij aan de (veelal watergebonden) bedrijven die aan de Veersedijk in Hendrik-Ido-Ambacht gevestigd zijn, de zogenaamde Rietbaanbedrijven, de mogelijkheid wordt geboden zich binnen de gemeentegrenzen te vestigen op het Genie- en Citadelterrein.

Op 16 februari 2010 en 1 maart 2010 hebben de gemeenteraden van respectievelijk Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht het op hun grondgebied betrekking hebbende bestemmingsplan 'Noordoevers' vastgesteld. De Raad van State heeft op 13 oktober 2011 beide bestemmingsplannen vernietigd omdat "het aan het project Noordoevers ten grondslag gelegde onderzoek naar de financiële uitvoerbaarheid niet is verricht met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid".

Daarna is gewerkt aan een nieuw stedenbouwkundig plan en zijn met de regio-gemeenten afspraken gemaakt over financiële bijdragen en garantstellingen. Vooral als gevolg van de slechte economische situatie en de reeds in ontwikkeling zijnde woningbouwprojecten in de regio is op 9 november 2012 door het Drechtstedenbestuur besloten voorshands niet tot ontwikkeling van het gebied als woningbouwlocatie over te gaan.

Een nieuw bestemmingsplan is echter wel nodig, omdat er anders per 1 juli 2013 in een groot gedeelte van het gebied geen bestemmingsplan meer geldt. Het huidige zogenaamde 'Uitbreidingsplan in hoofdzaak' vervalt per die datum. Alleen het op een beperkt deel van het gebied betrekking hebbende bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Betuweroute' blijft gelden. De consequenties van het niet meer hebben van een bestemmingsplan zijn niet geheel te overzien, maar duidelijk is dat een risico wordt gelopen met ongewenste ontwikkelingen.

Om die reden is een bestemmingsplan opgesteld gebaseerd op de huidige situatie en vooral met het doel om ongewenste ontwikkelingen te kunnen tegenhouden. Zodra de economische situatie weer is aangetrokken en de behoefte aan woningen op deze locatie zich weer voordoet, en er sprake zal zijn van een financieel uitvoerbaar plan, zal een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld.

Het nu voorliggende bestemmingsplan 'Veersedijk' is vergelijkbaar met het plan dat om dezelfde reden is opgesteld voor het Noordoeversdeel van de gemeente Zwijndrecht. Dat plan is genaamd 'Ringdijk.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in het noorden van de gemeente en wordt globaal begrensd door:

- In het noorden: water van de Rietbaan

- In het oosten: water van de Rietbaan/Strooppot

- In het zuiden: gemeentegrens tussen Hendrik-Ido-Ambacht enZwijndrecht

- In het westen: de Veersedijk, de insteekhaven in en de oever van de Antoniapolder.

[image]

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • 'Uitbreidingsplan in hoofdzaak' vastgesteld op 5 september 1961, goedgekeurd op 9 september 1962.

  • 'De Volgerlanden-Betuweroute', vastgesteld op 1 november 1999, goedgekeurd op 6 juni 2000.

Het 'uitbreidingsplan in hoofdzaak' kent voor het overgrote deel van de gronden langs de Veersedijk de bestemming 'Industrie'; voor de gronden van de Galgeplaat geldt overwegend een groenbestemming.

In het bestemmingsplan 'De Volgerlanden - Betuweroute' zijn de gronden langs de Veersedijk ten noorden van huisnummer 253 opgenomen. Twee percelen hebben de bestemming 'Bedrijven' met de respectievelijk de nadere specificatie 'scheepssloperij' en 'garagebedrijf'. Voorts kent het bestemmingsplan de bestemming 'Woondoeleinden'. En met dit bestemmingsplan is de aanleg van de Betuweroute mogelijk gemaakt.

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit 6 hoofdstukken. In hoofdstuk 1 wordt de inleiding beschreven, waarin wordt ingegaan op een aantal algemene planaspecten. In hoofdstuk 2 vindt de planbeschrijving plaats en wordt tevens een toelichting gegeven op de bestemmingsmethodiek.

In de hoofdstukken 3 en 4 komt de achterliggende onderbouwing voor de keuzes die in

hoofdstuk 2 worden gemaakt ten aanzien van, onder andere, ruimtelijke ordening,

volkshuisvesting, mobiliteit, natuur en landschap, water, archeologie en cultuurhistorie en milieu aan de orde. In hoofdstuk 5 en 6 wordt, tenslotte, de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond en wordt ook ingegaan op het overleg- en inspraaktraject.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Veersedijk' is gericht op de huidige situatie en dient als overbrugging naar een nieuw bestemmingsplan 'Noordoevers'. Het bestemmingsplan 'Veersedijk' is vooral opgesteld om te voorkomen dat er na 1 juli 2013 ter plaatse geen planologisch regiem geldt.

2.2 Huidige situatie

In het plangebied bevinden zich bedrijven, een enkele woning, de ondergrondse Betuwe- spoorlijn, een Provinciale Ecologische Hoofdverbinding, een hoge druk gasleiding, een waterkering, een groen/natuurgebied, alsmede onbebouwde gronden die voorheen als bedrijfsterrein werden gebruikt.

Bedrijven

In een advies van de Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid d.d. 14 maart 2013 zijn de bedrijven beschreven.

Veersedijk 161, Veersedijk 223 - Stolk’s Handelsonderneming B.V.

Stolk’s Handelsonderneming B.V. kent twee locaties, namelijk de Veersedijk nr. 161 en nr. 223.

De locatie op nr. 161 wordt gebruikt voor opslag en voor verhuur aan verschillende bedrijven voor opslag of werkzaamheden. Deze activiteiten vallen binnen milieucategorie 3.1.

Op de locatie 223 worden de bedrijfsactiviteiten van een scheepssloperij uitgevoerd. Deze activiteiten vallen binnen milieucategorie 5.2.

Veersedijk 187, v.d. Waal

Op de Veersedijk 187 is Van der Waal Zandhandel gevestigd. Het bedrijf houdt zich bezig met grondhandel en op- en overslag van bulkgoederen. De activiteiten die plaatsvinden bij het bedrijf vallen onder verschillende categorieën uit ‘Bedrijven en milieuzonering’, waarvan de hoogste valt in milieucategorie 3.2.

Veersedijk 281, van Gameren

Van Gameren is een transportbedrijf. Uitgaande van een bedrijfsoppervlak kleiner dan 1.000 m2 is milieucategorie 3.2 van toepassing.

Veersedijk 291, Engsteph Scheurwater

Dit bedrijf is een groothandel met reparatie van motoren, pompen en schepen kleiner dan 25 meter. Hieraan is een milieucategorie 4.1 gekoppeld, met de volgende richtafstanden: geur 50 m, stof 100 m, en gevaar 30 m.

Veersedijk 293, Maaskant

Dit bedrijf verkoopt voornamelijk gebruikte machines en apparaten zoals aggregaten, heftrucks, maar ook bedrijfswagens. Deze werkzaamheden zijn vergelijkbaar met een groothandel in machines en apparaten voor de bouwnijverheid. Hieraan is een milieucategorie 3.2 gekoppeld.

Rozand 5, Niessen

Niessen is een scheepswerf voor metalen schepen groter dan 25 m en valt in milieucategorie 5.1.

Voorts bevinden zich in het gebied nog bedrijven die door de gemeente zijn aangekocht

(Arbez en Van Vliet). Van Vliet heeft de bedrijfsactiviteiten in 2012 beëindigd en Arbez doet dit in 2013.

Bij de overige voormalige bedrijfsgronden zijn de activiteiten reeds beëindigd.

De bedrijven maken geen deel uit van het gezoneerde industrieterrein "Aan de Noord".

Woningen

Via de afdeling burgerzaken is inzicht verkregen in de panden waar wordt gewoond. Het betreft de volgende woningen:

  • Veersedijk 203, 209, 209A, 211, 217, 233, 235, 253, 271, 275, 277, 277A, 281, 287, 289, 291, 293.

  • Rozand 1, 2.

2.3 Nieuwe situatie

Zoals in de inleiding reeds is verwoord is een ontwikkeling van het plangebied in de toekomst als woongebied niet uitgesloten. Daartoe zijn reeds verschillende percelen in eigendom verworven. Doordat die planontwikkeling vanwege ondermeer de economische recessie en de (geringe) behoefte aan woningen voorshands niet van de grond komt, is voor dit moment gekozen voor een conserverend bestemmingsplan, dit om te voorkomen dat er per 1 juli 2013 geen planologisch regime geldt.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt binnen die benadering geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

In overleg met de Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid is bepaald dat het toestaan van bedrijven tot en met categorie 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten te verantwoorden is ten opzichte van de aanwezige woningen, waarbij de richtafstanden primair worden gericht op de aanwezige en toekomstige woonbebouwing ten zuiden van de Veersedijk.

Bestaande bedrijven die in een hogere categorie zijn ingedeeld wijken af van die benadering, maar worden via een op het bedrijf gerichte regeling als zodanig bestemd.

Gebaseerd op de bestaande situatie zoals beschreven in paragraaf 2.2. kent het nieuwe (conserverende) bestemmingsplan de volgende inhoud:

Bedrijven

Zoals hiervoor verwoord gelden bij het toestaan van categorie 3.1 bedrijven richtafstanden waar in het algemeen aan kan worden voldaan. Het gaat daarbij dan om afstand van de perceelsgrens van het betreffende bedrijf naar de bestaande (en of toekomstige) woningen ten zuiden van de Veersedijk. Dergelijke bedrijfsactiviteiten kunnen normaal gesproken met een melding of een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer ter plaatse worden uitgeoefend.

Vanuit die benadering zijn bestaande activiteiten in een hogere milieucategorie een uitzondering. De activiteiten worden gerespecteerd, maar gebonden aan hun huidige locatie en hun huidige bedrijfsactiviteiten. Het gaat om de volgende bedrijven:

Veersedijk 187, v.d. Waal

Deze bedrijfsactiviteiten vallen onder milieucategorie 3.2.

De bebouwing bevindt zich direct langs de dijk en vormt op die manier een afscherming van van de woningen ten zuiden van de Veersedijk. Het is van belang bebouwing alleen op die plek toe te laten, zodat -als vanzelfsprekend- de bergen zand langs het water blijven.

Het bouwvlak kan gering worden uitgebreid, zodat bebouwing kan worden opgericht om de naastgelegen woning af te schermen.

De bouwhoogte kan worden gesteld op maximaal 10 m.

Door de hoogte van de milieucategorie wordt via een afzonderlijke aanduiding de huidige activiteit als maatwerk toegestaan.

Veersedijk 223 Scheepssloperij Stolk

Bij deze bedrijfsactiviteiten is sprake van milieucategorie 5.2.

Dit bedrijf is in het geldende bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Betuweroute' opgenomen met de bouwvlak over het gehele terrein, behoudens het gedeelte waar vanwege de Betuweroute toch niet kan worden gebouwd, een bouwhoogte van maximaal 10 m en de specifieke aanduiding 'scheepssloperij'.

Ook hier wordt door de hoogte van de milieucategorie via een afzonderlijke aanduiding de huidige activiteit als maatwerk toegestaan.

Veersedijk 281, van Gameren

Bij dit transportbedrijf is sprake van milieucategorie 3.2.

De bouwhoogte kan worden gesteld op maximaal 10 m.

Door de hoogte van de milieucategorie wordt via een afzonderlijke aanduiding de huidige activiteit als maatwerk toegestaan.

Veersedijk 291, Engsteph Scheurwater

Bedrijfsactiviteiten vallen onder milieucategorie 4.1.

De bouwhoogte kan worden gesteld op maximaal 10 m.

Door de hoogte van de milieucategorie wordt via een afzonderlijke aanduiding de huidige activiteit als maatwerk toegestaan.

Veersedijk 293, Maaskant

Bedrijfsactiviteiten vallen onder milieucategorie 3.2.

De bouwhoogte kan worden gesteld op maximaal 10 m.

Door de hoogte van de milieucategorie wordt via een afzonderlijke aanduiding de huidige activiteit als maatwerk toegestaan.

Rozand 5, Niessen

Bedrijfsactiviteiten vallen onder milieucategorie 5.1.

De bouwhoogte kan worden gesteld op maximaal 10 m.

Door de hoogte van de milieucategorie wordt via een afzonderlijke aanduiding de huidige activiteit als maatwerk toegestaan.

Het bedrijf Van Vliet is in 2012 beëindigd en Arbez stopt in 2013. De milieuvergunningen zijn door beide bedrijven ingetrokken. Evenals voor de eerder aangekochte -en thans braakliggende bedrijfsgronden- wordt uitgegaan van categorie 3.1 als maximaal toelaatbare bedrijfscategorie.

Woningen

De panden Veersedijk 203, 209, 209A, 211, 275, 277, 277A en Rozand 1 en 2 zijn met een woonbestemming opgenomen. De overige woningen zijn aangeduid als bedrijfswoning.

De woningen Veersedijk 203, 209, 209A en 211 zijn geregeld conform het geldende bestemmingsplan. Voor de woningen met de huisnummers 275, 277 en 277 ligt vanwege de relatie met de aanwezige monumentale aspecten (koetshuis/karnhuis en monumentale bomen) een woonbestemming voor de hand.

Rozand 1 en 2 kunnen als bestaande burgerwoningen worden gehandhaafd omdat ze buiten de grootste richtafstand en de 50 dB(A)-geluidcontour van Niessen vallen.

2.4 Juridische aspecten

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.3 Gemeentelijk beleid

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

4.2 Milieuzonering

4.3 Bodem

4.4 Ecologie

4.5 Externe veiligheid

4.6 Akoestische aspecten

4.7 Luchtkwaliteit

4.8 Verkeer en vervoer

4.9 Water

4.10 Overige belemmeringen

Betuwelijn

Het ondergrondse tracé van de Betuwelijn doorkruist het plangebied met twee tunnelbuizen vanuit De Volgerlanden in noordoostelijke richting. Tot op een afstand van 10 m buiten de buitenzijde van detunnelwand mag niet worden gebouwd; deze maat is nodig om een strook fundatie- en gebouwenvrij te houden om bij eventuele calamiteiten de tunnel van bovenaf voor herstel te kunnen bereiken.

Naast genoemde strook van 10 m is er ook sprake van een zone van 40 m daarop aansluitend, waarin mag worden gebouwd indien wordt aangetoond dat de activiteiten geen negatieve invloed hebben op de boorbuizen. Dit betekent dat in principe alle in Nederland gebruikelijke paalfunderingswijzen voor woningen, kantoren enz, kunnen worden toegepast. Ook bouwputten met een beperkte diepte (één bouwlaag): souterrains, parkeerkelders etc., leveren geen bezwaar op.

Het rijk heeft een interdepartementaal expertteam ingesteld om de mogelijke hinder (trillingen en laagfrequent geluid) in De Volgerlanden te onderzoeken als gevolg van treinpassages door de Sophiaspoortunnel. TNO heeft in opdracht van het expertteam metingen tijdens een testrit met een trein verricht. TNO heeft geconcludeerd, dat op een afstand van 35 meter en meer vanuit het hart van elk van de beide tunnelbuizen de kans op hinder voldoende laag is. Het interdepartementaal expertteam en het rijk onderschrijven de conclusies en aanbevelingen in het rapport van TNO.

Gasleiding

Een hogedruk gasleiding van de NV Nederlandse Gasunie doorkruist het plangebied in oost-west richting. Ter voorkoming van beschadiging of breuk van de gasleiding als gevolg van bovenbelastingen en/of trillingen moet aan weerszijde van de gasleiding rekening worden gehouden met een bebouwingsvrije strook. De betreffende gasleiding heeft een diameter van 42” en een bedrijfsdruk van 67 bar.

Dezelfde gasleiding loopt door het plangebied van De Volgerlanden en uit toetsing van de Gasunie blijkt dat het groepsrisico van de huidige situatie en de toekomstige situatie ver onder de oriënterende waarde ligt.
In dit bestemmingsplan wordt de gasleiding met een dubbelbestemming als zodanig bestemd. Ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' is geen bouwvlak aangegeven en kunnen derhalve geen gebouwen worden gebouwd.

Waterkering

De Veersedijk heeft een functie als primaire waterkering. Waterschap de Hollandse Delta kent een keurzone van 30 m gerekend vanaf de aanliggende kruinlijn.

Naast die 30 m primaire waterkeringszone geldt er ook nog een zogenaamde beschermingszone van 30 m. Bouwwerken en ingravingen vormen een inbreuk op de waterkering en daarmee op de te beschermen belangen. Door het stellen van technische randvoorwaarden kunnen dergelijke werken, met vergunning, op of nabij de primaire waterkering worden gerealiseerd.

Met beide zones is in dit bestemmingsplan rekening gehouden en is de relatie met het waterschap geregeld.

Veiligheidseisen m.b.t. scheepsvaart en radarzones

Op basis van eisen van Rijkswaterstaat dient voor de veiligheid van de scheepvaart langs de rivieren een zone vrij gehouden te worden van bebouwing. Na een overleg op 16 mei 2012 heeft Rijkswaterstaat de volgende maten bepaald:

  1. 3,5 m langs de Strooppot

  2. 5 m langs de Rietbaan

  3. 25 m langs de Noord.

In dit bestemmingsplan is met deze maatvoering rekening gehouden.

Hoge(re) bebouwing kan conflicteren met het functioneren van voorzieningen voor verkeer te water (radar). Daarom dient met de toe te laten bouwhoogten en/of situering daarvan rekening te worden gehouden met deze voorzieningen. In dit bestemmingsplan ontstaan door de opgenomen hoogtematen daarmee geen conflicten.

Milieubeschermingsgebieden voor grondwater

In het gedeelte van en direct nabij de sportvelden in Zwijndrecht is sprake van een waterwingebied.

In de provinciale milieuverordening is de regelgeving beschreven: vanaf de bron worden drie zones onderscheiden:

  • waterwingebied: percelen waarop het puttenveld zich bevindt; hier mag vrijwel niets behalve water winnen.

  • grondwaterbeschermingsgebied: in dit gebied is voor o.a. het hebben van boorputten, het graven dieper dan 2,5 m, het verwijderen van funderingswerken/heipalen en andere handelingen die de weerstand van de bodem kunnen aantasten, een ontheffing nodig.

  • boringsvrij gebied: ook in dit gebied is voor o.a. het hebben van boorputten, het graven dieper dan 2,5 m, het verwijderen van funderingswerken/heipalen en andere handelingen die de weerstand van de bodem kunnen aantasten, een ontheffing nodig.

In dit bestemmingsplan is het waterwingebied beschermd.

[image]

kaartje Milieubeschermingsgebieden voor grondwater

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Bro minimaal inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wro de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke exploitatieovereenkomsten met iedere grondeigenaar.

Het bestemmingsplan 'Veersedijk' is gericht op het vastleggen van de huidige situatie en maakt ontwikkelingen niet mogelijk.

Van gemeentewege zijn geen activiteiten in het plangebied voorzien.

De financiële uitvoerbaarheid is niet in het geding.

Doordat er geen sprake is van bouwactiviteiten c.a. anders dan in het geldende bestemmingsplan reeds mogeijk gemaakt, is kostenverhaal als bedoeld in artikel 6.12 Wro niet aan de orde en behoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Voorbereidingsfase

Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is conform de gemeentelijke inspraakverordening

voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Gedurende de inspraaktermijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijke en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan.

Er zijn 5 inspraakreacties ontvangen.

In de 'Nota beantwoording inspraak- en overlegreacties' is op de ontvangen inspraakreacties ingegaan.

De Nota is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Overleg

Conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen burgemeester en

wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In dit kader is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan de volgende instanties:

- Rijkswaterstaat Zuid-Holland;

- Kamer van Koophandel;

- Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie/Energie;

- Provincie Zuid-Holland;

- Waterschap Hollandse Delta;

- NV Nederlandse Gasunie;

- Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid;

- Brandweer Hendrik-Ido-Ambacht;

- Oasen;

- TenneT B.V;

- Eneco Energie Infra Services BV;

- Arriva.

- Politie, regio ZHZ.

- De gemeente Ridderkerk;

- gemeente Alblasserdam;

- gemeente Papendrecht;

- gemeente Zwijndrecht.

Van onderstaande instanties is een reactie ontvangen:

1. NV Nederlandse Gasunie, ontvangen op 27 februari 2013;

2. Rijkswaterstaat, ontvangen op 1 maart 2013.

3. Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid, ontvangen op 4 maart 2013;

4. Oasen, ontvangen op 4 maart 2013;

5. Waterschap Hollandse Delta, ontvangen op 6 maart 2013.

In de 'Nota beantwoording inspraak- en overlegreacties' is op de ontvangen overlegreacties ingegaan.

De Nota is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

6.2 Ontwerpfase

Na afronding van de inspraakprocedure en het vooroverleg wordt de

bestemmingsplanprocedure voortgezet. De aanpassingen die volgen uit de inspraakreacties en de overlegreacties zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet

bestuursrecht van toepassing. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening dient de kennisgeving, als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb, ook in de Staatscourant te worden geplaatst en via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk een zienswijze op het plan in te dienen. In beginsel betekent dit ook dat de stukken met de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties moet worden toegezonden (artikel 3:13 Awb).

6.3 Vaststellingsfase

Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan.

Het vastgestelde bestemmingsplan behoeft op grond van de Wro geen goedkeuring meer van Gedeputeerde Staten. Tegen het besluit tot vaststelling staat direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en bestaat de mogelijkheid om een voorlopige voorziening in te dienen. Direct na de beroepstermijn treedt het plan in werking.

Bijlagen