Crisis- en herstelwet bestemmingsplan aanvullende bouw- en gebruiksregels Hillegom
Bestemmingsplan - Gemeente Hillegom
Vastgesteld op 30-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Crisis- en herstelwet bestemmingsplan aanvullende bouw- en gebruiksregels Hillegom' met identificatienummer NL.IMRO.0534.Chwplankruimel-VA01 van de gemeente Hillegom.
1.2 aan-huis-gebonden beroep
een vrij beroep, waarvan de activiteiten niet publiek gericht zijn, dat op kleine schaal in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning primair haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Zoals arts, notaris of advocaat.
1.3 achtererfgebied
gebouwerf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het gebouwerf achter het hoofdgebouw te komen, waarbij als op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor het verrichten van de op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel toegestane activiteiten of als het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, voor het leggen van deze lijn bepalend is het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.
1.4 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.5 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.
1.6 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.
1.7 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en een dakterras en met uitsluiting van een zolder en kelder, die beiden lager zijn dan 1,50 meter of niet voor verblijf geschikt zijn.
1.8 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.9 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.10 bouwwerk
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart.
1.11 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.12 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.13 daknok
hoogste punt van een schuin dak.
1.14 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.15 dakterras
een buitenruimte, behorende bij het gebruik van het hoofdgebouw, dat bovenop het gehele of een gedeelte van een hoofdgebouw, aanbouw of uitbouw is gesitueerd.
1.16 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
1.17 entreeportaal
een ruimte, waarin de hoofdtoegang van de woning is gelegen.
1.18 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.19 erker
- a. is een uitgebouwd venster en bestaat hoofdzakelijk uit doorzichtige delen;
- b. is rechtstreeks toegankelijk is vanuit achtergelegen ruimte en één geheel hiermee vormt;
- c. is geen entreeportaal van de woning; en
- d. tot een erker kan ook een onder het raam gelegen borstwering behoren;
Uitzondering:
- e. alleen bij gestapelde woningen kunnen meerdere erkers boven elkaar worden aangebracht.
1.20 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.21 gestapelde woning
een woning, die zich bevindt in een woongebouw, dat bestaat uit twee of meer boven- of nagenoeg boven- elkaar gesitueerde woningen.
1.22 hoofdgebouw
een gebouw of een functioneel of bouwkundig samenhangend complex van gebouwen, dat op een bouwperceel door aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw aangemerkt moet worden.
1.23 huishouden
persoon of groep van personen, die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.24 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij hoort.
1.25 kolom
een constructie, waarbij de hoogte en de langste zijde van het grondvlak van de kolom een verhouding hebben van minimaal 2:1 en de langste zijde en de kortste zijde van dit grondvlak een verhouding hebben van maximaal 2:1.
1.26 logies
gebruiksfunctie voor het bieden van tijdelijk onderdak aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben, in een woning, niet zijnde bedoeld voor recreatieve doeleinden.
1.27 omgevingsplanactiviteit
bestemmingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 7c, veertiende lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
1.28 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar toegankelijk gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.29 openbaar water
alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar zijn of direct aansluit op openbaar toegankelijk gebied.
1.30 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.31 peil
- a. de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer voor gebouwen indien de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer ligt tussen 0 en 0,15 m boven het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein;
- b. in alle andere gevallen is dit de bovenkant van het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.32 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.33 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.34 voorgevelrooilijn
de voorste grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.35 vrijstaande woning
een niet-aaneengebouwde woning.
1.36 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.37 zijgevel
de gevel van het hoofdgebouw ter plaatse van het zijerf.
1.38 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van het hoofdgebouw en tussen een denkbeeldige lijn in het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
- 1. Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
- a. afstanden loodrecht,
- b. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
- c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
- 2. Bij de toepassing van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, wordt een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.
- 3. Voor de toepassing van deze regels wordt huisvesting in verband met mantelzorg aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw.
Artikel 3 Verhouding Tot Andere Bestemmingsplanregelingen
- 1. Dit plan is alleen van toepassing, voor zover de activiteiten waar dit plan op ziet niet zijn toegestaan op grond van de andere ter plaatse geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen.
- 2. Dit plan treedt, voor zover het van toepassing is op een activiteit, in de plaats van de andere ter plaatse geldende bestemmingsplannen.
Hoofdstuk 2 Activiteiten - Bouwen
Artikel 4 Uitbouw, Aanbouw, Bijgebouw En Overkapping In Het Achtererfgebied
4.1 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
- 1. De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding van een bijbehorend bouwwerk in het achtererfgebied bij een woning wordt verleend als:
- a. de goothoogte:
- van het aangebouwd bouwwerk, ten hoogste de hoogte is van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 m; of
- van het vrijstaand bouwwerk, ten hoogste 3 m is;
- b. binnen de bebouwingszone de bouwhoogte:
- van het bijbehorend bouwwerk, anders dan een overkapping, ten hoogste 5 m is met een maximum van de hoogte van het hoofdgebouw; of
- van de overkapping ten hoogste 3 m is;
- c. buiten de bebouwingszone de bouwhoogte ten hoogste 3 m is;
- d. de afstand tussen het bijbehorend bouwwerk en de voorgevel ten minste 1 m is; en
- e. de gezamenlijke oppervlakte van het bijbehorend bouwwerk of uitbreiding hiervan ten hoogste 50% van het gehele achtererfgebied is met een maximum van 150 m2.
- a. de goothoogte:
- 2. In afwijking van het eerste lid, onder c, is de bouwhoogte buiten de bebouwingszone ten hoogste 5 m en ten hoogste de hoogte die volgt uit de formule maximale daknokhoogte (in meters) = (afstand daknok tot de perceelsgrens (in meters ) x 0,47) + 3, als het bijbehorend bouwwerk:
- a. een schuin dak heeft;
- b. een dakvoet heeft met een hoogte van ten hoogste 3 m; en
- c. een daknok heeft die wordt gevormd door twee of meer schuine dakvlakken met een hellingshoek van niet meer dan 55°.
- 3. De bebouwingszone, bedoeld in het eerste lid onder b en d, is:
- a. aan de achtergevel: het gebied van 4 m, gemeten vanaf de achtergevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw; en
- b. aan de zijgevel: 75% van de breedte van het oorspronkelijke hoofdgebouw met een maximum breedte van 5 m.
Artikel 5 Bijbehorende Bouwwerken In Het Voorerfgebied, Geen Erker Zijnde
5.1 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van woningen
- 1. De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van een woning op de ruimte tussen een bestaand bijgebouw op hetzelfde perceel en het hoofdgebouw wordt verleend als:
- a. de breedte van het bijbehorend bouwwerk ten hoogste de breedte is van het bestaande bijgebouw; en
- b. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk ten hoogste de hoogte is van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m.
- 2. De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van een woning wordt verleend als:
- a. de woning geen achtererfgebied heeft;
- b. het bijbehorend bouwwerk op eigen grond wordt gebouwd;
- c. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied ten hoogste 10 m2 is met een maximum aan 50% van de oppervlakte van het voorerfgebied; en
- d. de bouwhoogte:
- van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste de hoogte is van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m; of
- van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 m is.
5.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bijbehorend bouwwerk aan of naast de zijgevel
- 1. De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk aan of naast de zijgevel in het voorerfgebied van een hoekwoning die aan een zijde grenst aan openbaar toegankelijk gebied wordt verleend als:
- a. de afstand tussen het bijbehorend bouwwerk en de voorgevel ten minste 1 m is;
- b. de afstand tussen het bijbehorend bouwwerk en het openbaar toegankelijk gebied ten minste 1 m is;
- c. het bebouwde oppervlak niet meer dan 20 m2 wordt;
- d. de voorgevelrooilijn van het haaks gelegen woningblok niet wordt overschreden;
- e. de goothoogte:
- van het aangebouwd bouwwerk ten hoogste de hoogte is van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 m; of
- van het vrijstaand bouwwerk ten hoogste 3 m is;
- f. de bouwhoogte binnen de bebouwingszone ten hoogte 5 m is, met een maximum van de hoogte van het hoofdgebouw; en
- g. de bouwhoogte buiten de bebouwingszone ten hoogste 3 m is.
- 2. In afwijking van het eerste lid, onder g, is de bouwhoogte buiten de bebouwingszone ten hoogste 5 m en ten hoogste de hoogte die volgt uit de formule maximale daknokhoogte (in meters) = (afstand daknok tot de perceelsgrens (in meters) x 0,47) + 3, als het bijbehorend bouwwerk:
- a. een schuin dak heeft;
- b. een dakvoet heeft met een hoogte van ten hoogste 3 m; en
- c. een daknok heeft die wordt gevormd door twee of meer schuine dakvlakken met een hellingshoek van niet meer dan 55°.
- 3. De bebouwingszone, als bedoeld in het eerste lid, onder f en g, is 75% van de breedte van het oorspronkelijke hoofdgebouw met een maximum breedte van 5 m.
Artikel 6 Erkers Bouwen
6.1 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning voor het bouwen van een erker aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw wordt verleend als:
- a. de diepte van de erker, gemeten vanuit gevel waaraan de erker wordt gebouwd van het oorspronkelijke hoofdgebouw, ten hoogste 1,5 m is;
- b. de breedte van de erker niet meer is dan:
- 1. 50% van de breedte van de voorgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw, als de erker aan de voorgevel wordt gebouwd; of
- 2. 30% van de breedte van de zijgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw, als de erker aan de zijgevel wordt gebouwd;
- c. de bouwhoogte van de erker ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw is, vermeerderd met 0,3 m, met een maximum van de aanwezige goothoogte van de gevel waaraan de erker wordt gebouwd;
- d. de afstand van de erker tot:
- 1. het openbaar toegankelijk gebied ten minste 1 meter is;
- 2. de voorgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw ten minste 1 m is, als de erker aan de zijgevel gebouwd wordt; en
- 3. de achtergevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw ten minste 0,5 m is, als de erker aan de zijgevel gebouwd wordt.
Artikel 7 Vlaggenmasten En Artistieke Kunstwerken
7.1 Beoordelingsregel omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning wordt verleend als de hoogte van de vlaggenmast of artistiek kunstwerk ten hoogste 6 m is.
Artikel 8 Erfafscheiding
8.1 Beoordelingsregels
- 1. De omgevingsvergunning voor het bouwen van een erfafscheiding bij een hoekwoning in het voorerfgebied wordt verleend als de bouwhoogte van de erfafscheiding in het voorerfgebied ter plaatse van de zijgevel ten hoogste 2 m is, voor zover gelegen achter het verlengde van de voorgevelrooilijn, bedoeld in bijlage 1.
- 2. De omgevingsvergunning voor het bouwen van een erfafscheiding bij een vrijstaande woning in het voorerfgebied wordt verleend als de erfafscheiding is samengesteld uit kolommen met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 m, waarbij tussen de kolommen een open constructie aanwezig is met een bouwhoogte van ten hoogste 1,25 m.
- 3. De omgevingsvergunning voor het bouwen van een erfafscheiding bij een bedrijf wordt verleend als de hoogte van de erfafscheiding ten hoogste 3 m is.
Artikel 9 Dakkapel En Dakopbouw
9.1 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakkapel of dakopbouw wordt verleend als:
- a. een positief welstandsadvies door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit wordt uitgebracht;
- b. de dakkapel of de dakopbouw niet geplaatst wordt op een recreatiewoning of bijgebouw; en
- c. de dakkapel of de dakopbouw niet boven of onder een andere dakkapel wordt geplaatst.
Hoofdstuk 3 Activiteiten - Gebruik
Artikel 10 Logiesverstrekking Arbeidsmigranten
10.1 Verbod
Het is verboden een gebouw te gebruiken voor het verstrekken van logies.
10.2 Vergunningplicht
Met een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 7c, veertiende lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet kan worden afgeweken van het verbod, bedoeld in artikel 10.1, ten behoeve van logiesverstrekking aan arbeidsmigranten.
10.3 Beoordelingsregel omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als er sprake is van een goede ruimtelijke en maatschappelijke inpassing van het logies, beoordeeld volgens de artikelen 3 en 5 van de beleidsregel "Ruimtelijke randvoorwaarden logiesgewijze huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten Duin- en Bollenstreek" en diens rechtsopvolgers.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van 'Crisis- en herstelwet bestemmingsplan aanvullende bouw- en gebruiksregels Hillegom'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
De gemeente Hillegom is een traject gestart om zich voor te bereiden op de invoering van de Omgevingswet. De gemeente heeft besloten om in elk geval de beleidsnota kruimelgevallen beleidsneutraal om te zetten naar een Crisis- en herstelwet-bestemmingsplan (Chw-plan). In dit Chw-plan worden deze regels omgezet naar aanvullende bouw- en gebruiksregels. Aanvullend in die zin dat dit Chw-plan als aanvulling geldt op de bestaande bestemmingsplannen.
Met dit Chw-plan wordt een verdere stap gezet op weg naar de implementatie van de Omgevingswet.
In samenhang hiermee is er voor gekozen om in het Chw-plan een verwijzing op te nemen naar de Beleidsregel “Ruimtelijke randvoorwaarden logiesgewijze huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten Duin- en Bollenstreek” voor de gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk en Teylingen. Op grond van deze beleidsregel kan een (kruimel) omgevingsvergunning worden verleend. In dat kader is ook besloten om ook dit onderdeel mee te nemen in het Chw-plan.
1.2 Projectbeschrijving
Het huidige (gemeentelijk) kruimelgevallenbeleid is gericht op het verlenen van een omgevingsvergunning voor kleine afwijkingen (voor bouwwerken en gebruik) van het bestemmingsplan. Daarbij wordt de reguliere vergunningprocedure van 8 weken doorlopen. Het kruimelgevallenbeleid is opgesteld, zodat er geen uitgebreide procedure doorlopen hoeft te worden voor kleine, vrijwel altijd wenselijke, afwijkingen van het bestemmingsplan. Het Rijk heeft een lijst met kruimelgevallen samengesteld waarvoor deze reguliere procedure gevolgd moet worden. In deze lijst staan bijvoorbeeld: bijbehorende bouwwerken, dakkapellen aan de voorkant, dakopbouwen, dakterrassen, het anders gebruiken van bouwen en tijdelijk bouwen of gebruiken zolang het niet gebruik niet langer duurt dan 10 jaar is. Als een bouwplan is aan te merken als kruimelgeval worden er ook minder eisen gesteld aan de aanvraag omgevingsvergunning, bijvoorbeeld is een minder uitgebreide ruimtelijke onderbouwing nodig.
Het doel is om vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet het huidige kruimelgevallenbeleid te vertalen naar planregels. Deze regeling geldt voor de gehele gemeente en is aanvullend op de bestaande ruimtelijke regels in bestemmingsplannen.
De aanvullende bouw- en gebruikregeling in voorliggend plan kan vervolgens worden gebruikt ten behoeve van toetsing van kleine bouwwerken in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Daarmee wordt enerzijds geoefend met de Omgevingswet en anderzijds wordt een gedeelte van het bestaande beleid alvast geconcretiseerd naar regels die aansluiten op de Omgevingswet.
1.3 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het huidige beleid beschreven. In hoofdstuk 3 wordt er ingegaan op de Omgevingswet en de gevolgen daarvan. Vervolgens is in hoofdstuk 4 de planopzet beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
Systematiek motivering
Voorliggend Chw-bestemmingsplan bevat de regeling die aansluit op de gemeentelijke beleidsnota kruimelgevallen van de gemeente Hillegom.
In dit hoofdstuk (2) en in hoofdstuk 3 wordt, naast de beleidsbeschrijving en het beleidskader, ook een doorkijk gegeven hoe het behandelde onderwerp of onderwerpen worden vertaald naar de regels. Daarmee bevatten deze hoofdstukken een uitleg van:
- 1. wat het specifieke onderwerp of onderwerpen inhoudt: dit kan een beschrijving zijn van een onderdeel van een beleidsstuk relevant voor dit plan, of een beschrijving van een bestaande of toekomstige wet;
- 2. welke van deze onderwerp(en) geregeld moet/gaat worden in de regels en op welke wijze dat gebeurt.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de toelichting gegeven hoe de onderwerpen die vanuit hoofdstukken 2 en 3 geregeld moeten/gaan worden, zijn vertaald naar concrete regels. Waar nodig gebeurt dat met een aanvullende uitleg van de toepassing van deze regels.
Met de toepassing van de hierboven toegelichte systematiek wordt bereikt dat de gehele toelichting van dit bestemmingsplan voorziet in een heldere uitleg van de planregels.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Beleid
2.1 Vigerend Beleid
2.1.1 Vigerende kruimelgevallenregeling
De vigerende kruimelgevallenregeling die van toepassing is Kruimelgevallenbeleid Hillegom, 2018.
Doel van de beleidsnota
Deze beleidsnota is opgesteld voor de (verwachte) meest voorkomende aanvragen voor kruimelgevallen. In de nota is aangegeven in welke gevallen het college positief staat tegenover het afwijken van de vigerende bestemmingsplannen. Er wordt in principe medewerking verleend aan gevallen die binnen de gestelde beleidsregels vallen.
2.1.2 Beleidsnota huisvesting arbeidsmigranten
Deze beleidsregel is bedoeld om met een eenvoudige procedure, via een omgevingsvergunning, het gebruik van een pand als logiesfunctie mogelijk te maken. Om op die manier arbeidsmigranten, die hier tijdelijk zijn om te werken, in bestaande panden te kunnen huisvesten.
2.2 Beleidsanalyse
2.2.1 Gemeentelijk beleid Hillegom
Voor de aanvullende regeling bouwen en gebruiken gelden er enkele gemeente specifieke regels. Deze regels hebben betrekking tot:
- Regeling bijgebouwen,
- Regeling bouwen in het achtererfgebied bij woningen,
- Regeling bouwwerken, geen gebouw zijnde,
- Regeling dakkapellen,
- Regeling gebruik, gronden ten behoeve van evenementen.
Voor de inhoudelijke invulling van de regeling in de voorliggend plan wordt de beleidsnota kruimelgevallen beleidsneutraal overgenomen.
2.2.2 Beleidsnota huisvesting arbeidsmigranten
Beleidsregel “Ruimtelijke randvoorwaarden logiesgewijze huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten Duin- en Bollenstreek” voor de gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk en Teylingen
De beleidsregel is bedoeld voor meerderjarige arbeidsmigranten die hier voor een korte (aantal maanden) dan wel een langere periode (aantal jaren) werkzaam zijn. Deze arbeidsmigranten hebben niet de bedoeling om zich hier te vestigen en horen daarom niet te worden gehuisvest in woningen, maar in logiesgebouwen. De druk op de woningmarkt in de Duin- en Bollenstreek is al groot en het is niet de bedoeling dat door de huisvesting van deze groep de druk nog verder wordt verhoogd. Bovendien is in de regionale richtlijnen ook vastgesteld dat huisvesting voor wisselende bewoners in logiesgewijze huisvesting thuis hoort, zodat daarmee voor andere inwoners duidelijk is dat er geen woningverdringing plaatsvindt.
Deze beleidsregel is daarbij opgesteld voor omgevingsvergunningaanvragen waarbij gebruik wordt gemaakt van de zogenaamde kruimelgevallenregeling opgenomen in artikel 4 lid 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
In de beleidsregel worden de diverse mogelijkheden voor huisvesting geboden, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het werkingsgebied GOM en het stedelijk gebied. De regeling zelf heeft betrekking op het gehele ambtsgebied van de gemeente Teylingen of Hillegom of Lisse of Noordwijk.
De toetsing van deze huisvesting, in bestaande bebouwing, vindt plaats op het gebied van maatschappelijke en ruimtelijke kwaliteit.
2.3 Toekomstige Situatie
De gewenste situatie is dat de aanvullende regels voor bouwen en gebruiken, de zogeheten kruimelgevallen, via het Chw-plan (uiteindelijk) in het omgevingsplan terecht komen. In hoofdstuk 3, subparagraaf 3.1.3, volgt een nadere toelichting.
2.4 Uitgangspunten Regels
Om tot nieuwe aanvullende regels voor bouwen en gebruik te komen zijn er verschillende uitgangspunten opgesteld:
- De Beleidsnota Kruimelgevallenbeleid Hillegom 2018 wordt beleidsneutraal overgezet naar dit voorliggend plan.
- Er worden regels opgenomen voor zowel bouwen van kleinere bouwwerken als voor gebruik (huisvesting arbeidsmigranten).
- Er komt één vergunningplicht. In het beoordelingskader van deze vergunningplicht komen zowel de regels uit de beleidsnota, als de regels waar het bevoegd gezag daadwerkelijk het initiatief aan kan toetsen en een afweging in kan maken, dit betreft de welstandstoets. Het college van burgemeester en wethouders heeft op die manier een grondslag om de vergunning te weigeren, omdat het initiatief niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Dit is ook in lijn met de Omgevingswet.
- De regeling is aanvullend op de huidige ruimtelijke regels. Dat betekent dat met de regeling in het Chw-plan de huidige regels niet worden vervangen. De regeling in het Chw-plan is pas van toepassing als een activiteit niet voldoet aan het geldende bestemmingsplan, of in het geval dat er geen regels over de betreffende activiteit zijn gesteld in het geldende bestemmingsplan.
- Voor de begrippen wordt zoveel mogelijk aangesloten op de Omgevingswet. Een aantal begrippen in de beleidsnota hebben andere formuleringen dan de definities die zijn opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en/of de Omgevingswet.
- 1. Dit is vertaald in de begrippen en wijze van meten van dit plan door de begrippen en wijze van meten op te nemen uit de beleidsnota. Voor begrippen die inhoudelijk gelijk zijn aan de formuleringen onder de Omgevingswet worden de begrippen uit het Bbl / Omgevingswet opgenomen. En worden daarmee de begrippen en wijze van meten uit de beleidsnota vervangen. Inhoudelijk blijft de strekking van elk begrip / wijze van meten gelijk ten opzichte van de beleidsnota. Maar ook hiermee wordt veder geanticipeerd op de Omgevingswet.
- De bruidsschat wordt nog niet betrokken in dit Chw-plan.
- Bij een toetsing van een aanvraag voor het realiseren van huisvesting van arbeidsmigranten wordt getoetst aan een open norm. Deze open norm wordt ingevuld door ruimtelijke en maatschappelijke kwaliteiten. Zoals verwoord in de Beleidsregel vastgestelde Beleidsregel “Ruimtelijke randvoorwaarden logiesgewijze huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten Duin- en Bollenstreek” voor de gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk en Teylingen. In de regeling is een dynamische verwijzing opgenomen naar de beleidsregel.
De regeling in dit Chw plan geldt aanvullend op de bestaande bestemmingsplannen.
Hoofdstuk 3 Anticiperen Op De Omgevingswet - Plansystematiek
3.1 Beleidskader
3.1.1 De Omgevingswet
Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Alle gemeenten hebben dan het omgevingsplan van rechtswege (ook wel het tijdelijk deel omgevingsplan genoemd). Hierin zitten onder andere alle geldende bestemmingsplannen en de bruidsschatregeling (de gedecentraliseerde Rijksregels). Het omgevingsplan van rechtswege is vanaf 1 januari 2024 in te zien in het Omgevingsloket (het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)). Hieraan worden alle nieuwe aanvragen en initiatieven getoetst.
Om zich voor te bereiden op deze zogeheten transitieperiode wordt in voorliggend plan geanticipeerd op de Omgevingswet, door een regeling op te stellen die zoveel mogelijk aansluit op de nieuwe wetgeving. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de Crisis- en herstelwet. Deze regeling heeft uitsluitend betreffend op een aantal bouw- en gebruiksregels.
In voorbereiding op de Omgevingswet bleek dat op dit moment veel initiatieven die niet passen in het geldende bestemmingsplan toegestaan worden met toepassing van het kruimelgevallenbeleid. Dit beleid is voor inwoners en ondernemers niet in te zien via het Omgevingsloket, omdat dit beleid als los beleidsdocument naast het omgevingsplan van rechtswege blijft bestaan. Daarnaast betekent het dat initiatieven die niet in het omgevingsplan van rechtswege passen, maar wel altijd vergund werden op basis van het kruimelgevallenbeleid, met de komst van de Omgevingswet een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) worden. Daarom is ervoor gekozen om het kruimelgevallenbeleid om te zetten naar een juridische regeling in een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte onder de Crisis- en herstelwet om alvast voor te sorteren op de juridische regels die uiteindelijk een plek dienen te krijgen in het permanente omgevingsplan. Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is niet hetzelfde als een omgevingsplan, maar hierbij kan al wel gebruik worden gemaakt van de ruimte die de Omgevingswet biedt om bepaalde regelgeving flexibeler in te vullen. Ook wordt in dit Chw-plan een (dynamische) verwijzing opgenomen naar het geldende arbeidsmigrantenbeleid.
Om een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op te kunnen stellen, is het ministerie van Binnenlandse Zaken gevraagd om het hele grondgebied van Hillegom hiervoor aan te wijzen. Deze status is toegekend. Zie voor een nadere toelichting subparagraaf 3.1.3.
3.1.2 Kruimelgevallenregeling onder de Omgevingswet
Het is belangrijk om de juridische regels op orde te hebben op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Dit schept duidelijkheid voor de plantoetsers, maar het geeft ook duidelijkheid en een betere juridische borging van de verleende vergunningen aan de initiatiefnemers.
Het opstellen van een Chw-plan geeft de gemeente de mogelijkheid om een ander type bestemmingsplan op te stellen dat meer aansluit bij de toekomstige structuur en systematiek van het omgevingsplan. Ook zijn er meer mogelijkheden om de juridische regeling flexibeler in te vullen.
Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt het onderscheid tussen artikel 2.12, lid 1, onderdeel a sub 2 en 3 van de Wabo. Kort gezegd betekent dit dat kruimelgevallen niet meer bestaan onder de Omgevingswet.
De gemeente kan ervoor kiezen om de regels uit de Wabo kruimellijst geheel of gedeeltelijk als afwijkingsregels in het omgevingsplan op te nemen. Met het vertalen van de beleidsnota kruimelgevallen is in dit Chw-plan ervoor gekozen om de beleidsnota als afwijkingsregels op te nemen in het uiteindelijke omgevingsplan.
3.1.3 Chw-status
Voor dit plan wordt gebruik gemaakt van Chw wetgeving. In het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (BuChw) staan de afwijkingen genoemd waarvan gebruik gemaakt kan worden.
Integrale benadering fysieke leefomgeving - artikel 7c BuChw
Door gebruik te maken van de Chw wetgeving kan voor de gemeente Hillegom 1 bestemmingsplan worden gemaakt waarin het kruimelgevallenbeleid wordt vertaald naar:
- Op elkaar afgestemde regels inzake de (huidige) kruimelgevallen voor bouw- en gebruiksactiviteiten (beleidsneutraal);
- Een integrale benadering van aspecten van de fysieke leefomgeving, toets aanvaarbaarheid (kleine) bouwwerken inclusief omgevingskwaliteit, op grond van bestaand beleid;
- Het waarborgen van omgevingskwaliteit. Door de koppeling naar de welstandsregels (toepassing open normen en de beleidsregel Welstand).
Daarnaast kan met de Chw wetgeving worden afgeweken de digitale aspecten zoals vastgelegd in de RO Standaarden 2012. In dit geval kan er onder meer gewerkt worden met als ware werkingsgebieden waaraan de verschillende regels gekoppeld kunnen worden. En met een inhoudsopgave van de regels die meer aansluit bij een alsware omgevingsplan.
Artikel 7c geeft de gemeenteraad daarnaast de bevoegdheid om in een bestemmingsplan een verbod op te nemen om zonder vergunning een bepaalde activiteit te verrichten. Dit is nodig voor de planregels in voorliggend Chw-plan. Voor het bestemmingsplan moet namelijk gewerkt worden met een vergunningplicht die volgt uit bestaand beleid. Om daarmee op een innovatie wijze aan te kunnen sluiten op de systematiek van de Omgevingswet.
Daarnaast is in het verlengde hiervan ook artikel 7g aangevraagd. Feitelijk levert dat dezelfde mogelijkheden op als 7c, maar dan voor het hele ambtsgebied van de gemeente. Aangezien het om gemeentebreed beleid gaat is dit artikel nodig. Dit betreft dan alleen regels op grond van de bestaande beleidsnota's voor kruimelgevallen en de huisvesting van arbeidsmigranten
Artikel 7c BuChw maakt bovengenoemde afwijkingen van de huidige wetgeving mogelijk.
3.2 Plansystematiek Kruimelgevallenregeling
Het is van belang dat de ambities en voorwaarden van op een adequate manier in het Chw-plan worden geregeld. De volgende wijze van regelen (plansystematiek) wordt aangehouden:
- Vergunningplicht voor de (voormalige) kruimelgevallen met bijbehorende beoordelingsregels. Bij de aanvraag activiteit bouwen wordt beoordeeld op onder meer de welstandsnota.
- Er wordt een overgangsbepaling opgenomen waarmee wordt gezorgd dat de regeling in voorliggend plan aanvullend is op de bestaande ruimtelijke regels. Dat betekent dat als een plan strijdig is met de huidige ruimtelijke regels, bijvoorbeeld bestemmingsplannen, getoetst wordt aan dit voorliggend plan. Dit geldt alleen voor de onderwerpen die in dit plan zijn geregeld, zoals bijbehorende bouwwerken. Daarnaast geldt deze regeling indien in de huidige geldende bestemmingsplannen geen regeling is opgenomen voor de betreffende activiteit.
Zie voor een nadere toelichting paragraaf 4.1.
Waterbelang
Plannen die op basis van deze regeling worden aangevraagd kunnen het waterbelang raken van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Belangen waaraan gedacht moet worden zijn waterkeringen, watergangen, grondwater(onttrekkingen). Mocht dit het geval zijn dan dient er ook een verzoek tot overleg bij Rijnland te worden gevraagd.
3.3 Juridische Planopzet
Het Chw-plan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het Chw-plan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Regels
In de regels worden aspecten zoals toegestane bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken vastgelegd. Het bestemmingsplan biedt zoveel mogelijk directe rechten met eenvoudige en duidelijke regels, die rechtszekerheid bieden. Deze regels gelden aanvullend op de bestaande geldende bestemmingsplannen.
Regelingen
De regels bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2 Activiteiten - Bouwen
Hoofdstuk 3 Activiteiten - Gebruik
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 De Planologische Opgave
De opgave is om het huidige kruimelgevallenbeleid en de beleidsregel ''Ruimtelijke randvoorwaarden logiesgewijze huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten Duin- en Bollenstreek” voor de gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk en Teylingen te vertalen naar heldere en toetsbare regels. Waarbij er zoveel mogelijk wordt aangesloten op de Omgevingswet.
Plansystematiek
Voor het opstellen van de regeling is de volgende plansystematiek gehanteerd:
Het doel van dit plan is om het bestaande kruimelgevallenbeleid juridisch vast te leggen in aanloop naar de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Hiervoor wordt de vergunning voor deze gevallen geregeld als een binnenplanse omgevingsvergunning (op grond van artikel 2.1, onder a, van de Wabo). Bij de regels over aan-huis-gebonden beroep en bedrijf en over de huisvesting van arbeidsmigranten gaat het om een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 7c, veertiende lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
De regels in dit plan die zien op bouwactiviteiten zijn geformuleerd als beoordelingsregels voor een omgevingsvergunning. Hier is voor gekozen om alvast zoveel mogelijk aan te sluiten bij de wetgevingstechniek die in het omgevingsplan gehanteerd zal worden. De vergunningplicht zelf is bij deze activiteiten niet opgenomen, omdat die vergunningplicht in de Wabo is opgenomen, namelijk in artikel 2.1, onder a.
Omdat dit plan aanvullend is ten opzichte van de bestaande bestemmingsplannen, is er in artikel 3 een voorziening getroffen om te waarborgen dat er niet alsnog een buitenplanse vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig is vanwege het niet voldoen aan de regels uit het 'reguliere' bestemmingsplan dat op een bepaalde locatie geldt. Deze voorziening houdt in dat dit plan, voor de onderwerpen die erin geregeld worden, in de plaats treedt van het 'reguliere' bestemmingsplan dat ter plaatse geldt. Met andere woorden: op het moment dat dit plan van toepassing is op een activiteit is het 'reguliere' plan niet meer van toepassing, waardoor er ook geen buitenplanse vergunning nodig is om van dat plan af te wijken.
Dat het plan aanvullend is op de reeds geldende bestemmingsplannen geldt ook voor de dubbelbestemmingen. De regeling in voorliggend plan leidt niet tot een aanpassing van de dubbelbestemmingen. Dus ook bijvoorbeeld de bescherming van de molenbiotoop blijft behouden. In voorliggend plan worden geen activiteiten geregeld waarmee de regeling van voorliggend plan in plaats kan treden van de regeling voor de dubbelbestemmingen.
4.2 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In Hoofdstuk 1 is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten" opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
In artikel 3 is de regeling opgenomen ten aanzien van de werking van dit Chw plan ten opzichte van reeds vastgestelde bestemmingsplannen.
Hoofdstuk 2 Activiteiten - Bouwen
In hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bouwregels geregeld. In ieder artikel is per activiteit bepaald welk bebouwingsregels er gelden.
In de regels zijn een aantal afbeeldingen opgenomen. Bijvoorbeeld om te duiden op welke soort situatie de regeling betrekking heeft.
Onderstaand volgen nog een aantal afbeeldingen die uitsluitend als verduidelijking dienen voor de interpretatie van de regels.
Ter verduidelijking van de bepaling in artikelen 4 en 5 kan onderstaande afbeelding worden gehanteerd.
Afbeelding verduidelijking bij artikelen 4 en 5
Ter verduidelijking van de bepaling in artikel 6 kan onderstaande afbeelding worden gehanteerd.
Afbeelding verduidelijking bij artikel 6
Hoofdstuk 3 Activiteiten - Gebruik
In Hoofdstuk 3 zijn de in het plan voorkomende gebruiksactiviteiten en bijbehorende regels geregeld. In ieder artikel is per gebruiksactiviteit bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 behelst het overgangsrecht. Ook van dit artikel staat de redactie vast. Het is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is de titel van het bestemmingsplan. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.1) staat het algemene verbod om de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij ontwikkelingen die door middel van een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in afdeling 6.4 Wro bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen, indien een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen, bouwplan is voorgenomen. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderzijds zijn verzekerd.
Voorliggend Crisis- en herstelwet (Chw) bestemmingsplan voorziet in het planologisch-juridisch borgen aanvullende regels voor bouwen en gebruik. Hetgeen voortkomt uit bestaand gemeentelijk beleid en een vastgestelde regionale beleidsregel. Aan dit Chw plan zijn, behoudens de (ambtelijke) kosten van het opstellen van het plan, geen kosten verbonden. De wijzigingen die met dit Chw plan worden doorgevoerd, leiden niet tot een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is daarom niet nodig om een exploitatieplan conform artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening op te stellen. Gesteld wordt dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Gedurende de ter visie legging zijn de wettelijke overlegpartners tevens in de gelegenheid gesteld een reactie in te dienen, dit wordt in de navolgende subparagraaf toegelicht.
5.2.2 Zienswijzenprocedure
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf woensdag 20 december 2023 tot en met dinsdag 30 januari 2024 ter inzage gelegen. Gelijktijdig met de zienswijzeperiode is het wettelijk overleg conform artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met de ketenpartners uitgevoerd.
Er zijn geen zienswijzen ingediend. In totaal zijn er drie overlegreacties/zienswijze ingediend van de ketenpartners. De nota waarin deze reacties zijn beantwoord is als bijlage 1 toegevoegd.
Het gedeeltelijk inwilligen c.q. gedeeltelijk gegrond verklaren van de reacties van de vooroverlegpartners leiden tot de volgende aanpassingen aan het bestemmingsplan:
- 1. In de toelichting is de volgende zinssnede toegevoegd aan hoofdstuk 3: "Plannen die op basis van deze regeling worden aangevraagd kunnen het waterbelang raken van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Belangen waaraan gedacht moet worden zijn waterkeringen, watergangen, grondwater(onttrekkingen). Mocht dit het geval zijn dan dient er ook een verzoek tot overleg bij Rijnland te worden gevraagd."'
- 2. Naar aanleiding van de provinciale reactie wordt in artikel 4, lid 4.1, verduidelijkt dat het bijbehorende bouwwerken bij een woning betreft.
- 3. Verduidelijking dat de planregels aanvullend gelden op de bestaande bestemmingsplannen en dat de bescherming van de belangen door middel van de dubbelbestemmingen daardoor gewaarborgd is.
De volgende ambtshalve wijziging wordt in het bestemmingsplan doorgevoerd:
- 1. De regeling met betrekking tot logiesverstrekking aan arbeidsmigranten is aangepast. Er is een algeheel verbod op logiesverstrekking in gebouwen opgenomen. Hiervan kan worden afgeweken specifiek voor het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten.
5.3 Crisis- En Herstelwet
Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft, naar aanleiding van het verzoek van de gemeente, het gemeentelijk grondgebied Hillegom aangewezen als een gebied waar artikel 7c en 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet van toepassing is (Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet zesentwintigste tranche, 1 december 2023). En waar het dus mogelijk is om gebruik te maken van deze wet.
De Crisis- en herstelwet (hierna Chw) is daarmee van toepassing op dit bestemmingsplan.
Toelichting & Motivering toepassing Chw
De Chw voorziet in een drietal soorten maatregelen:
- 1. Procedurele maatregelen (hoofdstuk 1)
- 2. Bijzondere voorzieningen (hoofdstuk 2)
- 3. Wijziging van bestaande regelgeving (hoofdstukken 3 en 4).
Specifiek voor dit bestemmingsplan worden de maatregelen genoemd onder 2. toegepast.
Maatregel 2
Voor voorliggend bestemmingsplan wordt hoofdstuk 2 van de wet toegepast.
In hoofdstuk 2 gaat het in afdeling 2 om het bij wijze van experiment afwijken van bestaande regelgeving. Op deze manier kan er als voorbereiding op de Omgevingswet alvast gebruik gemaakt worden van de regelgeving van de Omgevingswet. Uitsluitend voor een aantal aanvullende bouw- en gebruiksregels.
Motivering toepassing hoofdstuk 2 Chw
Dit hoofdstuk kan worden toegepast omdat voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 2.4 van het hoofdstuk. Het bestemmingsplan wordt vastgesteld krachtens artikel 3.1, eerste lid, van afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan wordt opgesteld op een wijze dat het aan de regels van de Omgevingswet voldoet. Hiermee is afdeling 2, van hoofdstuk 2, van de Chw op dit besluit van toepassing.
Het aspect Chw is nader toelicht in subparagraaf 3.1.3.
Bijlage 1 Erfafscheiding In Het Voorerfgebied
Bijlage 1 Erfafscheiding in het voorerfgebied
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Overlegreacties/zienswijzen
Bijlage 1 Nota van beantwoording overlegreacties/zienswijzen