KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning - Molen
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Detailhandel - Verkooppunt Voor Motorbrandstoffen Met Lpg
Artikel 7 Gemengd - 1
Artikel 8 Gemengd - 2
Artikel 9 Gemengd - 3
Artikel 10 Gemengd - 4
Artikel 11 Gemengd - 5
Artikel 12 Groen
Artikel 13 Horeca
Artikel 14 Maatschappelijk
Artikel 15 Tuin
Artikel 16 Verkeer
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 18 Water
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Wonen - Garage
Artikel 21 Leiding - Hoogspanning
Artikel 22 Leiding - Riool
Artikel 23 Leiding - Water
Artikel 24 Waarde - Archeologie
Artikel 25 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied
Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Anti-dubbeltelregel
Artikel 28 Algemene Bouwregels
Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Bijlage
Bijlage 1 Bijlage Bij Regels Katwijk Aan Den Rijn
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Situering En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid En Relevante Wetgeving
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
3.1 Korte Historische Schets
3.2 Stedenbouwkundige Opzet
3.3 Wonen En Bevolking
3.4 Bedrijven, Detailhandel En Toerisme
3.5 Maatschappelijke Voorzieningen
3.6 Verkeer
3.7 Parkeren
3.8 Groen, Water En Recreatie
3.9 Speelvoorzieningen
Hoofdstuk 4 Ontwikkelingen
4.1 Algemeen
4.2 Toekomstige Ontwikkelingen
4.3 Stedenbouwkundige Opzet
Hoofdstuk 5 Milieu & Omgevingsaspecten
5.1 Duurzaamheid
5.2 Bedrijvigheid
5.3 Geluid
5.4 Bodem
5.5 Luchtkwaliteit
5.6 Natuurbescherming
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Milieueffectrapportage (Mer)
5.9 Afval
5.10 Waterhuishouding
5.11 Archeologie
5.12 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
6.2 Opbouw Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid & Handhaving
7.1 Vooroverleg
7.2 Zienswijzen
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
7.4 Handhaving
Hoofdstuk 8 Procedure Bestemmingsplan
Bijlage
Bijlage 1 Bijlagen Bij Toelichting Katwijk Aan Den Rijn

Katwijk aan den Rijn 2012

Bestemmingsplan - gemeente Katwijk

Vastgesteld op 31-01-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Bijlage Bij Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'NL.IMRO.0537.bpKATRijn2012-va01' van de gemeente Katwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0537.bpKATRijn2012-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woningen

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.6 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtererf

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.

1.9 achtergevel

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.10 achtergevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de achtergevel van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.11 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.15 balkon

een al dan niet inpandige, geheel of gedeeltelijk overdekte bij een woning behorende buitenruimte vanaf de eerste bouwlaag.

1.16 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.17 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.18 bed & breakfast

een woning, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf al dan niet met ontbijt wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie.

Onder een bed&breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.19 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.20 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is

1.21 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.22 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.23 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.24 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet c.q. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.28 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw, zoals een garage en een schuur, dat al dan niet een functionele eenheid vormt met een hoofdgebouw, en daaraan in bouwkundig opzicht ondergeschikt is.

1.29 bos

een stuk grond met bomen, struiken en andere opgaande beplanting, waarbij de instandhouding van landschappelijke waarden wordt nagestreefd.

1.30 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwlaag

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen; bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag die grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend.

1.33 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.37 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.38 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.39 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.40 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.41 dakkapel

een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met een eigen dak, met dien verstande dat de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter boven de dakvoet is gelegen.

1.42 dakopbouw

de ophoging van de goothoogte en/of nokhoogte en/of de dakhelling.

1.43 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.44 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.

1.45 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.46 detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten

detailhandel die niet zelfstandig is en rechtstreeks voortvloeit uit de hoofdactiviteit die is toegestaan, ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en waarvan de detailhandel maximaal 10% van de totale omzet van het bedrijf mag uitmaken.

1.47 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.48 detailhandelsbedrijf

een bedrijf waar als hoofdactiviteit detailhandel plaatsvindt;

1.49 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bijvoorbeeld reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, sleutel- en hakkenbars, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.50 dwarskap

een kap loodrecht op de voorgevel (naar de straat gekeerde gevel).

1.51 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.52 erker

een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.

1.53 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.54 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.55 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.56 geluidreducerend wegdek

een wegdek met een reducerend effect op de geluidsemissie vanwege het wegverkeer van ten minste 3 dB ten opzichte van dicht asfaltbeton.

1.57 geschakelde woningen

woningen, waarvan de hoofdgebouwen door middel van uitbouwen c.q. aangebouwde bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens is gebouwd.

1.58 gestapelde woningen

een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.59 geluidzone - industrie

een zone rond een industrieterrein zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.60 glastuinbouwbedrijf

een bedrijf dat (nagenoeg) volledig is gericht op het telen van tuinbouwgewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen.

1.61 grootschalige detailhandel

detailhandel waarbij het bruto vloeroppervlak minimaal 1.500 m² bedraagt.

1.62 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als hét of één van de belangrijkste bouwwerken valt aan te merken.

1.63 hoofdverblijf

het verblijf van waaruit al dan niet tijdelijk het sociale en economische leven van de betrokkene plaatsvindt.

1.64 horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. De volgende specifieke vormen worden onder horeca begrepen. Bij deze begrippen is een onderscheid gemaakt tussen licht, middel en zware horeca, welke in de regels wordt gebezigd. Tot de in de a t/m g genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

Lichte horeca (categorie 1):

  1. a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafetaria/snackbar, shoarmazaak, automatiek, tearoom, conditorei, koffiehuis, coffeeshop, brasserie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
  2. b. restaurant/cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  3. c. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  4. d. daghoreca: een bedrijf (zoals een koffiehuis, brasserie, ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken met uitzondering van alcoholische dranken;
  5. e. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  6. f. pension: een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie;

middelzware horeca (categorie 2):

  1. g. bar/café/pub/grand-café/eetcafé of taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;

zware horeca (categorie 3):

  1. h. discotheek of dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.65 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.66 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.67 industrieel bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verwerken van grondstoffen en / of het vervaardigen van producten (nijverheids- en productief-technische bedrijven).

1.68 kamerverhuurbedrijf

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging. Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

onder de definitie van kamerverhuurbedrijf valt niet:

  1. a. de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²;
  2. b. de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie.

1.69 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.70 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.71 kas

een bedrijfsgebouw van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de teelt van of veredeling van gewassen.

1.72 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.73 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.74 langskap

een kap evenwijdig aan de voorgevel (naar de straat gekeerde kap).

1.75 maatschappelijke dienstverlening

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening.

1.76 mansardekap

een symmetrische kap waarbij de dakvlakken niet van goot tot nok één plat vlak, maar twee platte vlakken vormen die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten.

1.77 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door botanische, faunistische, biologische, bodemkundige en morfologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.78 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.79 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.80 omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.81 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

1.82 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op ten minste 1,75 m beneden maaiveld.

1.83 onderkomen

een voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken - voer- en vaartuig, woonboot, ark, caravan en stacaravan, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook een tent.

1.84 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.85 overkluizing

een civieltechnisch kunstwerk, waarmee een weg een andere weg, een plein of een waterloop (kruiselings) overwelft.

1.86 parkeergarage

een ruimte geheel of gedeeltelijk overdekt voor de stalling van voertuigen alsmede voor bergingen.

1.87 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.88 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel.
  3. c. voor bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein.

1.89 pension

een horecabedrijf als bedoeld onder 1.64 horeca onder f.

1.90 perifere detailhandel

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. bouwmarkten.

1.91 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.92 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.93 prostitutie

seksueel-erotische dienstverlening die, al dan niet zichtbaar vanaf de (openbare) weg, wordt aangeboden.

1.94 risicogevoelige bouwwerken

bouwwerken en andere objecten, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.95 schildkap

een dak dat bestaat uit ten minste drie schuine vlakken, waarvan er één evenwijdig aan de straat en de andere haaks op de straat moeten zijn gesitueerd.

1.96 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.97 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.98 twee-aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee aan elkaar gebouwde woningen.

1.99 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.100 uitbouw

een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een woning bestaande uit één bouwlaag, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- en slaapgedeelten van een woning en dat rechtstreeks vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is.

1.101 verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart met bijbehorende verklaring NL.IMRO.0537.bpKATRijn2012- waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.102 verblijfsrecreatie

een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend verblijf van steeds wisselende (groepen) personen die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij het recreatief gebruik overwegend tijdens het zomerseizoen en schoolvakantieperiodes plaatsvindt, al dan niet met het verstrekken van consumpties, waarbij dit laatste van ondergeschikte betekenis is.

1.103 verdieping

een boven de begane grondlaag gelegen bouwlaag.

1.104 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.105 voorerf

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.106 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.

1.107 voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.108 vrijstaande woning

een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.

1.109 waterstaatkundige kunstwerken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.110 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.111 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden; onder woning wordt mede een zorgwoning begrepen.

1.112 woonschip

elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

1.113 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 onder h van de Woningwet, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.114 zeewering

aan zee grenzende waterkering, die uit zowel duinen alsook harde waterkerende constructies kan bestaan.

1.115 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.116 zijgevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

1.117 zijgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een gebouw kan worden getrokken tot aan de perceelgrenzen.

1.118 zorgwoning

woning bestemd voor groepen, zoals ouderen en personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar intensieve zorgverlening/begeleiding mogelijk is (zoals voor rolstoelgebruik) en/of zorg op afroep of 24 uurs zorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woon-zorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstencentrum.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 afstand tot de zijdelingse perceelgrens

de kortst gemeten afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het maaiveld en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil/maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 dakhelling van een mansardekap

de maximale dakhelling van het eerste dakvlak van een mansardekap - die zowel bij een dwarskap of langskap voorkomen - wordt gemeten vanuit de goot.

2.8 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Ter verduidelijking: Indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.

2.9 hoogte van een windturbine

vanaf het maaiveld tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.10 hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.11 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 oppervlakte van een woonschip

tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.14 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' (gt): glastuinbouw;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Cultuur En Ontspanning - Molen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een molen met toeristische, recreatieve- en educatieve doeleinden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, speel-, groen-, parkeer- en nutsvoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel en dienstverlening;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' (tc): uitsluitend een tuincentrum zoals genoemd in artikel 1.99tuincentrum
  3. c. het vestigen van horeca-activiteiten als ondergeschikte nevenactiviteit;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' (p): tevens een parkeerterrein op de verdieping;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer- en nutsvoorzieningen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' is de opslag en verkoop van maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk als nevenactiviteit toegestaan;
  4. d. horeca als nevenactiviteit is slechts toegestaan voor zover de detailhandelsfunctie de hoofdfunctie blijft uitmaken en de horeca;
    1. ten hoogste 20 % van het winkelvloeroppervlak uitmaakt met een maximum van 50m2 bij een wvo tot 500 m2;
    2. ten hoogste 10% van het wvo uitmaakt met een maximum van 100 m2 bij een wvo boven 500 m2.

Artikel 6 Detailhandel - Verkooppunt Voor Motorbrandstoffen Met Lpg

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met inbegrip van lpg;
  2. b. bij een dergelijk verkooppunt behorende andere detailhandel;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-lpg tank' (sdh-lpg): een opslagtank voor lpg;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. a. de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van motorbrandstoffen, bedraagt ten hoogste 50 m².

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen niet toegestaan'(-w);
  2. b. bedrijven voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 van de regels);
  3. c. kantoren;
  4. d. maatschappelijke dienstverlening als bedoeld in artikel 1.75 maatschappelijke dienstverlening;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf' (sb-tb): tevens een transportbedrijf;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' (dh): tevens detailhandel;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' (h): tevens horecabedrijven, als bedoeld in artikel 1.64 horeca, met dien verstande dat uitsluitend horeca bedrijven in categorie 1, "lichte horeca" - met uitzondering van een cafetaria, snackbar, shoarmazaak en automatiek - en horeca bedrijven in categorie 2, "middelzware horeca" zijn toegestaan;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

7.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijf toegestaan, dan wel het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan ter plaatse bestaande grotere aantal;
  2. b. detailhandel is niet toegestaan;
  3. c. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.
  4. d. het gebruik of laten gebruiken van woningen (waaronder tevens woningen binnen het niet nader gedefinieerde begrip wonen in de bestemmingsomschrijving) anders dan door één huishouden of als zorgwoning is niet toegelaten;
  5. e. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  6. f. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  2. b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  4. d. het vestigen van horeca-activiteiten als ondergeschikte nevenactiviteit;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca in de categorie 2' (h=2), tevens middelzware horeca zoals bedoel in artikel 1.65 horeca, uitsluitend op de begane grond;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water - in geval van wonen: erven en tuinen.

8.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
  3. c. horeca als nevenactiviteit is slechts toegestaan voor zover de detailhandelsfunctie de hoofdfunctie blijft uitmaken en de horeca;
    1. ten hoogste 20 % van het winkelvloeroppervlak uitmaakt met een maximum van 50m2 bij een wvo tot 500 m2;
    2. ten hoogste 10% van het wvo uitmaakt met een maximum van 100 m2 bij een wvo boven 500 m2.
  4. d. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van de vloeroppervlakte met een maximum van 50 m2 bedraagt;
    2. 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw de woning zelf worden uitgeoefend;
    3. 3. geen extra parkeervoorziening in het openbaar gebied moet worden gerealiseerd of op eigen terrein kan worden geparkeerd;
    4. 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
    5. 5. prostitutie niet is toegestaan;
  5. e. het gebruik of laten gebruiken van woningen (waaronder tevens woningen binnen het niet nader gedefinieerde begrip wonen in de bestemmingsomschrijving) anders dan door één huishouden of als zorgwoning is niet toegelaten;
  6. f. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  7. g. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.

8.5 Afwijken van gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  2. b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent onder meer dat:
    1. 1. voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
    2. 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
    3. 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  3. c. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/ of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
  4. d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  5. e. prostitutie niet is toegestaan.

Artikel 9 Gemengd - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  2. b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  4. d. het vestigen van horeca-activiteiten als ondergeschikte nevenactiviteit;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca in de categorie 1' (h=1), tevens lichte horeca als bedoeld in artikel 1.64horeca, uitsluitend op de begane grond;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca in de categorie 2' (h=2), tevens middelzware horeca zoals bedoel in artikel 1.64 horeca, uitsluitend op de begane grond;
  7. g. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  8. h. in afwijking van het gestelde onder a: ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel niet toegestaan' (-dh): geen detailhandel;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water - in geval van wonen: erven en tuinen.

9.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
  3. c. horeca als nevenactiviteit is slechts toegestaan voor zover de detailhandelsfunctie de hoofdfunctie blijft uitmaken en de horeca;
    1. ten hoogste 20 % van het winkelvloeroppervlak uitmaakt met een maximum van 50m2 bij een wvo tot 500 m2;
    2. ten hoogste 10% van het wvo uitmaakt met een maximum van 100 m2 bij een wvo boven 500 m2.
  4. d. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van de vloeroppervlakte met een maximum van 50 m2 bedraagt;
    2. 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw de woning zelf worden uitgeoefend;
    3. 3. geen extra parkeervoorziening in het openbaar gebied moet worden gerealiseerd of op eigen terrein kan worden geparkeerd;
    4. 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  5. e. het gebruik of laten gebruiken van woningen (waaronder tevens woningen binnen het niet nader gedefinieerde begrip wonen in de bestemmingsomschrijving) anders dan door één huishouden of als zorgwoning is niet toegelaten;
  6. f. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  7. g. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.

9.5 Afwijken van gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  2. b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent onder meer dat:
    1. 1. voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
    2. 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
    3. 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  3. c. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/ of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
  4. d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  5. e. prostitutie niet is toegestaan.

Artikel 10 Gemengd - 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  2. b. horecabedrijven, als bedoeld in artikel 1.64 horeca, met dien verstande dat uitsluitend horeca bedrijven in categorie 1, "lichte horeca" - met uitzondering van een cafetaria, snackbar, shoarmazaak en automatiek - en horeca bedrijven in categorie 2, "middelzware horeca", zijn toegestaan;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water - in geval van wonen: erven en tuinen, in geval van cultuur en ontspanning of recreatie ook voet- en fietspaden en speelvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. De bestemming horeca omschreven in lid 10.1 sub b is toegestaan met dien verstande dat laden en lossen en parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. hiervoor de normen en eisen gelden uit het parkeernormenbeleid Katwijk;
  2. b. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van de vloeroppervlakte met een maximum van 50 m2 bedraagt;
    2. 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    3. 3. geen extra parkeervoorziening in het openbaar gebied moet worden gerealiseerd of op eigen terrein kan worden geparkeerd;
    4. 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  3. c. het gebruik of laten gebruiken van woningen (waaronder tevens woningen binnen het niet nader gedefinieerde begrip wonen in de bestemmingsomschrijving) anders dan door één huishouden of als zorgwoning is niet toegelaten;
  4. d. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  5. e. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.

10.5 Afwijken van gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.1 voor een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  2. b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent onder meer dat:
    1. 1. voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
    2. 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
    3. 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  3. c. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/ of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
  4. d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  5. e. prostitutie niet is toegestaan.

Artikel 11 Gemengd - 5

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  2. b. maatschappelijke dienstverlening als bedoeld in artikel 1.75 maatschappelijke dienstverlening;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'(pg): tevens een parkeergarage;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water - in geval van wonen: erven en tuinen.

11.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van de vloeroppervlakte met een maximum van 50 m2 bedraagt;
    2. 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw de woning zelf worden uitgeoefend;
    3. 3. geen extra parkeervoorziening in het openbaar gebied moet worden gerealiseerd of op eigen terrein kan worden geparkeerd;
    4. 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  2. b. het gebruik of laten gebruiken van woningen (waaronder tevens woningen binnen het niet nader gedefinieerde begrip wonen in de bestemmingsomschrijving) anders dan door één huishouden of als zorgwoning is niet toegelaten;
  3. c. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  4. d. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.

11.5 Afwijken van gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 voor een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  2. b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent onder meer dat:
    1. 1. voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
    2. 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
    3. 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  3. c. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/ of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
  4. d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  5. e. prostitutie niet is toegestaan.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden, kunstwerken en straatmeubilair;
  2. b. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. brughoofden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. lichte en middelzware horeca (categorie 1 en 2) als bedoeld in artikel 1.64 horeca, onder a t/m g;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2 uitgesloten' (-h=2) uitsluitend lichte horeca (categorie 1);
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke dienstverlening als bedoeld in artikel 1.75 maatschappelijke dienstverlening, zoals bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinder-/naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, zorg en welzijnsinstelling;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding ' begraafplaats' (bp): uitsluitend een begraafplaats;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zaalaccommodatie' (sh-za): tevens een zaalaccommodatie als bedoeld in artikel 1.64 horeca onder c;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw): tevens een bedrijfswoning;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

14.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen of woonschepen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde in lid 15.2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken voor erfafscheidingen, met een open constructie voor het geleiden van planten, met een hoogte van maximaal 2 m op de gronden, gelegen voor de voorgevelrooilijn parallel aan de zijgevel van de woning en grenzend aan de openbare ruimte.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een (boven) lokale functie ontsluiting, ontsluitingswegen, opstelstroken, busstroken, fiets- en voetpaden;
  2. b. kruisingen, overbruggingen , tunnels en viaducten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verkeers- en parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groen-, speel- en nutsvoorzieningen en water.

16.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  2. b. overkappingen zijn niet toegestaan;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  1. a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  2. b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden met een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening' (nv): een nutsvoorziening met afwijkend oppervlak en afwijkende goot- en bouwhoogten,
  3. c. kruisingen, overbruggingen , tunnels en viaducten;
  4. d. standplaatsen voor verkoop;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verkeers-, groen-, speel-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water;
  6. f. ter plaatse van de functieaanduiding 'evenemententerrein' (ev) zijn de aangewezen gronden eveneens bestemd voor evenementen die voldoen aan de volgende kenmerken:
    1. 1. ten hoogste 10 dagen per jaar een evenement;
    2. 2. met 1.000 tot 5.000 bezoekers.

17.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  1. a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  2. b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en de waterberging;
  2. b. waterstaatkundige kunstwerken en voorzieningen;
  3. c. verkeer te water;
  4. d. ligplaatsen voor vaartuigen;
  5. e. recreatief gebruik;
  6. f. infiltratievoorzieningen;
  7. g. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - fietsbrug' (wa-fb): een fietsbrug;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' (wl): tevens woonschepenligplaatsen.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen en onderkomens anders dan is toegestaan volgens lid 18.1 onder i.

18.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 18.3 waarbij ligplaatsen voor onderkomens kunnen worden aangewezen voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van (plezier)vaartuigen, mede ten behoeve van beperkte overnachtingsmogelijkheden voor passerende waterrecreanten, mits daardoor de in lid 18.1 genoemde functies niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' (b): tevens een bedrijf uit ten hoogste de categorie A of B van de staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 van de regels);
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' (k): tevens een kantoor;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg): tevens een parkeergarage;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' (p): tevens parkeerplaatsen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' (bb): tevens een bed & breakfast met ten hoogste 3 kamers;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.

19.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. een bed & breakfast ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' (bb) is slechts toegestaan mits:
    1. 1. maximaal 3 kamers ten behoeve van een bed & breakfast worden gebruikt;
    2. 2. ten behoeve van de woning en de bed & breakfast 4 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  2. b. de bouw van 4 woningen ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' [sba-1] is slechts toegestaan mits:
    1. 1. voor de bouw van 4 twee-aaneen-woningen per woning 2 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd, of:
    2. 2. voor de bouw van 3 aaneengesloten en 1 vrijstaande woning, bij elke hoekwoning en bij de vrijstaande woning 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein worden gerealiseerd.
  3. c. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van de vloeroppervlakte met een maximum van 50 m2 bedraagt;
    2. 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    3. 3. geen extra parkeervoorziening in het openbaar gebied moet worden gerealiseerd of op eigen terrein kan worden geparkeerd;
    4. 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  4. d. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  5. e. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.

19.5 Afwijken van gebruiksregels

Artikel 20 Wonen - Garage

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de stalling van (personen)auto's, motorrijwielen en (brom)fietsen en voor opslag en bergingsdoeleinden van huishoudelijke aard;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' (b): tevens voor een bedrijf uit ten hoogste de categorie B van de staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1).

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  3. c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanning

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 50 kV;
    met daarbij behorende
  2. b. bebouwingsvrije zone;
  3. c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden, binnen een bebouwingsvrije zone van 5,00 m aan weerszijden van de leidingen, geen gebouw en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een ondergrondse hoogspanningsleiding;
  2. b. in afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden, geen risicogevoelige bouwwerken worden gebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
  4. d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

21.3 Afwijken van de Bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in dit artikel betreffende lid 21.2 sub a en d, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. een rioolpersleiding;
    met daarbij behorende
  2. b. bebouwingsvrije zone;
  3. c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden, binnen een bebouwingsvrije zone van 5,00 m aan weerszijden van de leidingen, geen gebouw en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een rioolpersleiding;
  2. b. in afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden, geen risicogevoelige bouwwerken worden gebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
  4. d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

22.3 Afwijken van de Bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in dit artikel betreffende lid 22.2 sub a en d, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Leiding - Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. een hoofdwaterleiding;
    met daarbij behorende
  2. b. bebouwingsvrije zone;
  3. c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden, binnen een bebouwingsvrije zone van 5,00 m aan weerszijden van de leidingen, geen gebouw en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een hoofdwaterleiding;
  2. b. in afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden, geen risicogevoelige bouwwerken worden gebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
  4. d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

23.3 Afwijken van de Bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in dit artikel betreffende lid 23.2 sub a en d, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Waarde - Archeologie

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien:

  1. a. er sprake is van bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij alleen de bestaande fundering wordt benut, of
  2. b. uit vooroverleg is gebleken dat op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in artikel 24.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad; of
  3. c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  4. d. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  5. e. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord, maar de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/ of
    2. 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, en/ of
    3. 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van de verbeelding te verwijderen, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 25 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien:

  1. a. er sprake is van:
    1. 1. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij alleen de bestaande fundering wordt benut, of
    2. 2. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken waarbij de oppervlakte van de fundering maximaal 100 m² bedraagt, of
    3. 3. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken, zonder dat er grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m moeten worden uitgevoerd, of
  2. b. uit vooroverleg is gebleken dat op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in artikel 25.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad; of
  3. c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  4. d. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  5. e. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord, maar de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/ of
    2. 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, en/ of
    3. 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologischverwachtingsgebied' van de planverbeelding te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende stedenbouwkundige structuur en ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.

26.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene Bouwregels

28.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  3. c. technische installaties, mits:
    1. 1. deze bouwdelen indien mogelijk uit het zicht vanaf de openbare ruimte en van omwonenden worden geplaatst;
    2. 2. de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    3. 3. het bedrijf/ de installatie op de aanbevolen afstand van woningen staat volgens de brochure 'bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten of de technische installatie noodzakelijk is door nieuwe wet- of regelgeving.

28.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

28.3 Goothoogte

Van een gebouw waarvoor de maximale goothoogte is bepaald, mag voor zover niet anders is bepaald, geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van de maximale hoogte en terugvallen onder hoeken van 45° met de horizon, met dien verstande dat tussen de toegestane denkbeeldige dakvlakken met een helling van 45° en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder begrepen topgevels, zijn toegestaan. Deze regel is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en goten.

28.4 Ondergronds bouwen

Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels

29.1 geluidszone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' ligt de rond het betrokken bedrijventerrein gelegen geluidszone waarbinnen geen geluidgevoelige bestemmingen mogen worden opgericht, tenzij daarvoor met toepassing van de Wgh een hogere grenswaarde voor geluid werd vastgesteld.

29.2 veiligheidszone - LPG

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - LPG' is geen gebruik toegestaan als Categorie II-objecten, zoals bedoeld in het Besluit LPG-tankstations milieubeheer.

29.3 vrijwaringszone - landgoedbiotoop

29.4 vrijwaringszone - landgoedbiotoop blikveld

29.5 vrijwaringszone - molenbiotoop

De gronden ter plaatse van de aanduidingen "vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m" en "vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m" zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

30.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Katwijk aan den Rijn 2012Katwijk.

Bijlage

Bijlage 1 Bijlage Bij Regels Katwijk Aan Den Rijn

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Belangrijkste aanleiding voor het maken van een nieuw bestemmingsplan voor Katwijk aan den Rijn is dat voor het plangebied een aantal verouderde bestemmingsplannen van kracht is. Door de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 zijn gemeenten verplicht om binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw een bestemmingsplan vast te stellen. Actualisering van de verouderde plannen is daarom gewenst en past in de inhaalslag van de gemeente omtrent de vernieuwing van bestemmingsplannen. Stadsdelen waar alleen verouderde bestemmingsplannen gelden, zoals bij Katwijk aan den Rijn , kennen onvoldoende rechtszekerheid en onvoldoende bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen.

De hoofddoelstelling van het te actualiseren bestemmingsplan voor Katwijk aan den Rijn is het kunnen beschikken over een adequate planologische regeling, waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd.

1.2 Situering En Begrenzing Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Katwijk aan den Rijn 2012 omvat grotendeels het voormalige dorp Katwijk aan den Rijn. Het plangebied wordt aan de zuidzijde door de Sandtlaan en de watergang tussen de Molenwijk en Katwijkerbroek begrensd; aan de west- en noordzijde door de N206, waarbij deels al rekening is gehouden met de inpassing van het nieuwe traject van de Rijnlandroute. Aan de oostzijde wordt het plangebied ten zuiden van de Sandtlaan begrensd door de Valkenburgseweg, ten noorden van de Sandtlaan door het Additioneel kanaal en het Uitwateringskanaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpKATRijn2012-va01_0001.jpg"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Momenteel geldt in het betreffende gebied de volgende bestemmingsplannen:

Naam van het plan vaststelling goedgekeurd
Katwijk aan den Rijn 2000 19 juli 2001 19 februari 2002
De Blekerij 27 juni 2002 4 februari 2003
Wijzigingsplan de Blekerij 24 december 2004 -
Turfmarkt 7 en 8 30 juni 2011 -
Paraplu Bestemmingsplan Archeologie gemeente Katwijk 29 oktober 2009 -
Paraplu Bestemmingsplan Gebruiksregels woningen 15 april 2010 -

Deze herziening van het bestemmingsplan vervangt(en) geheel of gedeeltelijk de genoemde bestemmingsplan(nen) en tevens alle partiële herzieningen en vrijstellingen die in de afgelopen planperiode hebben plaatsgevonden voor het betreffende plangebied van het bestemmingsplan Katwijk aan den Rijn 2012.

1.4 Leeswijzer

Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de verschijningsvorm en het functioneren van een gebied. Anderzijds is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig, omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied.

De toelichting is als volgt opgebouwd. Na de inleiding in hoofdstuk 1, wordt in hoofdstuk 2 de belangrijkste informatie uit diverse beleidsnota's van verschillende overheden vermeld. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het plangebied waar in het bijzonder aandacht is besteed aan de ruimtelijke en functionele aspecten. In hoofdstuk 4 wordt de planopzet beschreven met daarin enkele toekomstige ontwikkelingen. Hoofdstuk 5 gaat in op de milieu & omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader nader toegelicht. Hoofdstuk 7 bevat de resultaten van het overleg met betrokken diensten, besturen en overheden en de resultaten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Ook wordt in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid beschreven en in dit hoofdstuk bevindt zich de paragraaf met betrekking tot handhaving. Hoofdstuk 8 besteedt aandacht aan de procedure van een bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid En Relevante Wetgeving

2.1.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) / Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (2008)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden. Zowel het Rijk, de provincies als de gemeente hebben de bevoegdheid om ruimtelijke plannen op te stellen. Hiervan is het bestemmingsplan het belangrijkste instrument, welke ook juridisch bindend is.

Als ruimtelijk toetsingskader worden door rijk, provincies en gemeenten structuurvisies vastgesteld. Het is de bedoeling dat de structuurvisie's op elkaar worden afgestemd en als uitgangspunt gelden voor bestemmingsplannen, inpassingsplannen en projectbesluiten. Een gemeente kan daar alleen van afwijken indien er een goede motivering voor is. Rijk en Provincies kunnen kaders stellen waarbinnen de gemeenten kunnen opereren, met zogenoemde reactieve en proactieve aanwijzingen.

De bestemmingsplanprocedure is in de nieuwe wet teruggebracht van ruim een jaar naar 26 weken. Indien er sprake is van meerdere samenhangende besluiten en plannen is het mogelijk de procedure te vereenvoudigen door middel van een coördinatieregeling.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Wro verder uitgewerkt ten behoeve van de uitvoering. Onder andere bevat het Bro bepalingen over de verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('electronisch') beschikbaar te stellen. Alle ruimtelijke plannen zijn te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Ook bevat het besluit gedetailleerde bepalingen over de vormgeving en inhoud van ruimtelijke plannen, overgangsrecht voor bestaande gebouwen, bouwwerken of bestaand gebruik, de procedure voor het afhandelen van een planschadeverzoek en bepalingen over het exploitatieplan en subsidieregelingen.

2.1.2 Modernisering Monumentenwet (MoMo)/Wijziging Bro

Per 1 januari 2012 is de wijziging van de Bro in werking getreden, die een verplichting inhoudt om in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Conclusie

In het bestemmingsplan wordt een dubbelbestemming opgenomen om het behoud van de cultuurhistorische waarden te waarborgen.

2.1.3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) /Besluit omgevingsrecht (Bor) (2010)

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo heeft ca. 25 regelingen geïntegreerd. Bouw-, milieu-, natuur- en monumenten-vergunningen, zij opgegaan in één vergunning, de Omgevingsvergunning. Burgers en ondernemers krijgen te maken met één loket, één beschikking en één procedure. De aanvraag kan digitaal worden gedaan en behandeld.

Voor de uitvoering van de Wabo zijn regels uitgewerkt in het Besluit Omgevingsrecht (Bor). In dit besluit is vastgelegd voor welke activiteiten omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd, onder welke voorwaarden en wat de relatie is met het bestemmingsplan. Nieuwe bestemmingsplannen dienen te worden afgestemd op de bepalingen en terminologie in Wabo en Bor.

2.1.4 Natuurbeschermingswet (1998)

Gebiedsbescherming geregeld in de Natuurbeschermingswet. De bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden)
  • Beschermde Natuurmonumenten
  • Wetlands

Natura2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden binnen het grondgebied van de Europese Unie. Natura2000 gebieden worden aangewezen middels een aanwijzingsbesluit. In dit besluit is aangegeven wat de reden is van aanwijzing, hoe de begrenzing is en wat de natuurdoelen voor het gebied zijn. Binnen Katwijk zijn twee Natura2000 gebieden aangewezen: Meijendel & Berkheide en de Coepelduynen.

In een Beheerplan zal wordt vastgelegd hoe de doelstellingen zullen worden gehaald. Momenteel zijn voor de in Katwijk aanwezige gebieden nog geen Beheerplannen vastgesteld door het bevoegde gezag (Gedeputeerde Staten).

Voor bepaalde activiteiten in Natura2000 gebieden is een vergunning van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. Dit geldt niet alleen voor activiteiten binnen het aangewezen gebied maar ook daarbuiten (zogenaamde 'externe werking' ). In het beheerplan zal worden vastgelegd welke activiteiten niet vergunningplichtig zullen zijn. Middels een zogenaamde 'passende beoordeling' of met een milieueffectrapportage (Mer) moet worden vastgesteld in hoeverre een activiteit een significant effect heeft op de natuurdoelen en of een NB-wet vergunning nodig is. Indien voor een activiteit een NB-wet vergunning vereist is zal deze bij de vaststelling van het bestemmingsplan moeten zijn verkregen.

Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet. Deze bepaalt dat indien in het plangebied beschermde planten en dieren voorkomen schade aan de soort dient te worden voorkomen. Indien het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen toestaan dient de zijn aangetoond dat deze geen schade aan de instandhouding van de soort toebrengt, danwel dat eventuele schade wordt gecompenseerd.

2.1.5 AMvB algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De rijksoverheid kan algemene regels vaststellen ter bescherming van nationale ruimtelijke belangen, die vragen om een landelijke regeling omdat ze gemeente en regio overstijgend zijn. Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwijkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) rekening houden met het Barro.

In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn, met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. En nieuwe of gewijzigde regels moeten binnen 3 jaar in de bestaande bestemmingsplannen worden verwerkt. In het Barro zijn voorlopig zes "projecten" beschreven:

  • Mainport ontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en Waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Binnenkort zullen nog volgen:

  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • Ektriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Ecologische hoofdstructuur;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJselmeergebied.

Op termijn volgt dan nog, blijkens publicaties van de Rijksoverheid, een onderwerp "duurzame verstedelijking".

Van deze onderwerpen is voor Katwijk een tweetal relevant te weten het Kustfundament en de Limes, als onderdeel van Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. De laatste zal pas concreet in de bestemmingsplannen kunnen worden vertaald wanneer de provincies deze hebben uitgewerkt en begrensd.

2.1.6 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. Deze beschrijft in welke infrastructuur-projecten het kabinet de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Ook is aandacht besteed aan leefomgeving, milieu en natuur, voorzover het nationale belangen betreft.

Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

In de ontwerp structuurvisie en de daaraan gekoppelde Visie Erfgoed en Ruimte ("Kiezen voor karakter") wordt Katwijk genoemd als 'Strook Atlantikwall' met als kenmerken:

  • herbouwde vissersplaats met gesloten bebouwing
  • familiebadplaats aan boulevard
  • individuele en kleinschalige bebouwing in traditionele en sobere bouwstijl

2.1.7 Nota ruimte (2006)

Het belangrijkste ruimtelijke beleidskader op rijksniveau wordt gevormd door de Nota Ruimte. Op grond van art. 9.1.2 lid 1 van het overgangsrecht bij de Wet ruimtelijke ordening (Wro) wordt deze planologische kernbeslissing aangemerkt als Rijksstructuurvisie. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat.

Het rijk wil zich niet meer met alles bemoeien en wil strategisch op hoofdlijnen sturen. De Nota Ruimte kenmerkt zich dan ook door ontwikkelingsplanologie, decentralisatie en deregulering.

2.1.8 Waterwet (2009)

De Waterwet stelt de watersysteembenadering centraal en integreert acht bestaande wetten voor waterbeheer. De wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en regelt de juridische implementatie van Europese richtlijnen (o.a. Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico's).

De Waterwet kent één watervergunning. Met het wegvallen van vergunningen treedt een belangrijke wijziging op in de samenwerkingsrelatie tussen de gemeente en de waterbeheerder (Rijkswaterstaat of waterschap). Diverse activiteiten zoals bouwen en gebruik van de gronden zijn in, op grond van het waterbeleid, beschermde gebieden aan een watervergunning gebonden.

In de Watertoets van bestemmingsplannen (vooroverleg artikel 3.1.1 Bro) wordt bezien of de voorgenomen ingrepen in het watersysteem (juridisch) gefaciliteerd kunnen worden. Dat wil dus zeggen: of aannemelijk is dat vergunningen kunnen worden verleend, dat de noodzakelijke peilbesluiten (of peilvergunningen) genomen zullen worden en dat nieuwe waterstaatswerken in de legger kunnen worden opgenomen. Indien hierover iets gezegd kan worden, zal daaraan in het wateradvies aandacht worden besteed.

Formeel gezien staan vergunningen en andere besluiten volledig los van de watertoets. Het kan voorkomen dat regels uit het bestemmingsplan, zoals gebruiksregels, aanlegregels of bebouwingsregels, hetzelfde luiden en dezelfde belangen beschermen als watervergunningsregels op grond van de keur. Deze samenloop van regelgeving is in beginsel alleen toelaatbaar als de bestemmingsplanregels een ruimer belang dienen dan alleen het waterstaatkundig belang.

Uit deze redenering volgt dat wanneer een watervergunning verplicht is voor bepaalde (bouw)werken en wanneer het hoogheemraadschap middels de watertoets akkoord is gegaan met de voorgenomen ontwikkeling, er formeel geen reden is om voor waterstaat nog een dubbelbestemming of toetsmoment op te nemen.

Wel kan het zinvol zijn om op grond van de signaleringsfunctie van het bestemmingsplan een dubbelbestemming op te nemen waarin wordt verwezen naar de watervergunningseis. Dit geldt in Katwijk met name ten aanzien van de zeewering en regionale waterkeringen.

Betrekking op het bestemmingsplan

In Katwijk aan den Rijn zijn het Additioneel kanaal en de Rijn in het bezit van het Hoogheemraadschap van Rijnland, zij is hiervoor de waterbeheerder. De kleinere waterlopen, zoals het Mallegat, de Vliet en de Zandsloot zijn eigendom van de gemeente en de gemeente is hiervoor dan ook met de watertaken belast. De waterpartijen in de Bleekerij zijn eigendom van de vereniging van eigenaren van de Bleekerij.

2.1.9 Structuurvisie Randstad 2040 (2008)

In de Structuurvisie Randstad 2040 zet het kabinet de koers uit om de Randstad integraal te ontwikkelen tot een duurzame en concurrerende topregio in 2040. Lopende en nieuwe ontwikkelingen en opgaven vragen om een visionair en samenhangend antwoord. Klimaatverandering, internationale arbeidsmigratie, bereikbaarheidsproblemen, vergrijzing van de bevolking en toenemende internationale concurrentie brengen kansen en risico's met zich mee voor de toekomstige concurrentiepositie in de Randstad.

De unieke ligging in de delta, de diversiteit en onderlinge nabijheid van steden en landschappen zijn kwaliteiten die de Randstad onderscheidt van andere Europese stedelijke regio's. De leidende principes zijn:

  • leven in een veilige klimaatbestendige en groenblauwe delta;
  • kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking groen, blauw en rood;
  • wat internationaal sterk is, sterker maken;
  • krachtige duurzame steden en regionale bereikbaarheid.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020 (2010)

Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Samen met inwoners en betrokken partijen wil de provincie het toekomstbeeld van Zuid-Holland invullen. De nieuwe Structuurvisie is in de plaats gekomen van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. Op 2 juli 2010 heeft Provinciale Staten de structuurvisie definitief vastgesteld.

2.2.2 Provinciale verordening Ruimte (2010)

In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. In de verordening is onder andere vastgelegd dat er in principe geen verstedelijking buiten bebouwingscontouren (geen nieuwe vestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies) mag plaatsvinden. Alleen onder bepaalde voorwaarden kunnen bebouwingscontouren worden aangepast.

2.2.3 Provinciale Structuurvisie en Verordening - Actualisering 2011

Provinciale Staten hebben op 29 februari 2012 de Actualisering 2011 Structuurvisie en Verordening Ruimte vastgesteld. De hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid blijven ongewijzigd. De belangrijkste wijzigingen gaan over de volgende onderwerpen:

  • verbeterde Kwaliteitskaart (effectiever sturen op kwaliteit);
  • kantorenbouw (beperking aantal nieuwe kantorenlocaties);
  • woningbouw (inspelen op ontwikkelingen woningmarkt);
  • glastuinbouw (nieuwe locaties in Binnenmaas en Nieuwkoop, glas-voor-glasregeling, SERladder);
  • bodemenergie (efficiënt gebruik ondergrond);
  • gemeentelijke verzoeken (beperkte aanpassing bebouwingscontouren en functies).

Daarnaast zijn er technische correcties doorgevoerd voor de volgende onderwerpen:

  • compensatiebeginsel natuur, recreatie en landschap;
  • ecologische Hoofdstructuur en landgoedbiotoop;
  • regionale waterkeringen in Rijnland en Rivierenland.

2.2.4 Conclusies met betrekking tot het plangebied

In de Verordening Ruimte is opgenomen dat rond het Heerenhuys en Heerenschoolbos, als historische buitenplaats, een landgoedbiotoop van kracht is. Bij ontwikkelingen rondom deze locatie dient - in overleg met de provincie - rekening te worden gehouden met de eisen die worden gesteld aan deze biotoop, zoals het behoud van de koppeling aan de Oude Rijn, het opstellen van een beeldkwaliteitplan en het waarborgen van een blikveld waarmee de buitenplaats nog in het landschap te herkennen blijft.

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Regionale Structuurvisie 2020 (2009)

Op 24 juni 2009 is de Regionale StructuurVisie 2020 (RSV) door Holland Rijnland vastgesteld. De RSV verankert de intergemeentelijke afspraken in een ruimtelijke vertaling naar 2020 met een doorkijk naar 2030.

De deelnemende gemeenten werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven.

Met de visie worden volgende kerndoelen nagestreefd:

  • Holland Rijnland is een top woonregio
  • Leiden vervult een regionale centrumfunctie
  • Concentratie stedelijke ontwikkeling
  • 'Groenblauwe kwaliteit' staat centraal
  • De Bollenstreek en Veenweide en Plassen blijven open
  • Kennis en Greenport
  • Verbetering van de regionale bereikbaarheid.

2.3.2 Regionale woonvisie 2009- 2019

De woningbouwopgave voor Holland Rijnland is zeer divers. In het meer verstedelijkte deel van de regio is nog steeds een kwantitatief tekort aan woningen. De regionale woonvisie bevat een aantal afspraken ten aanzien van woningbouw en woonruimteverdeling. De samenwerkende gemeenten spannen zich maximaal in om in de periode 2008-2019 in totaal netto 24.240 woningen toe te voegen aan de bestaande woningvoorraad (gemiddeld ruim 2.000 per jaar).

Op basis van de jaarlijkse provinciale woningmarktmonitor monitort Holland Rijnland jaarlijks naast kwantitatieve woningmarktgegevens ook de kwalitatieve gegevens, zoals woonmilieus, woningtypen, prijsklassen en fasering. Alle regiogemeenten nemen het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS) in acht, bijvoorbeeld bij de (her)ontwikkeling van grote woningbouwlocaties of van bedrijventerreinen. Daarnaast wordt uitvoering gegeven aan de DuBoPlus Richtlijn.

In het gezamenlijk gemeentelijke nieuwbouwprogramma (2000-2020) wordt een minimumpercentage aan sociale woningen, namelijk:Katwijk kan volstaan met 20-30% aan sociale woningen binnen de gemeente van voor 1-1-2006. Voor alle overige locaties in Katwijk tezamen, inclusief de nieuwbouw in de uitleglocatie Valkenburg, dient 30% van de woningbouw sociaal te zijn.

Waarschijnlijk zal in 2012 een nieuwe gezamenlijke woonvisie verschijnen.

2.3.3 Waterbeheerplan (2010)

Het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland, geldig voor de periode 2010-2015, is vastgesteld door het Hoogheemraadschap Rijnland. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen.

Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. De verandering van het klimaat zal naar verwachting leiden tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing.

2.3.4 Keur en Beleidsregels (2009)

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die in 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming vn de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en infiltreren in de bodem. De “Keur en Beleidsregels” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (duinen, dijken e.d.), watergangen en andere waterstaatswerken.

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Keurvergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Bepalingen van de Keur en de Beleidsregels horen niet in bestemmingsplan te worden vertaald, om dubbele regelgeving te voorkomen.

2.3.5 Conclusies met betrekking tot het plangebied

Regionale structuurvisie

De ambities op stedelijk- en dorpsniveau die betrekking hebben op Katwijk aan den Rijn zijn:

  • Gebundelde verstedelijking langs de Oude Rijn met uiteenlopende woonmilieus.
  • Het behouden en versterken van de eigenheid van kernen met een sterke sociale structuur.

De ambities om de landschappelijke kwaliteiten te verbeteren:

  • Bij de inrichting van de openbare ruimte gebruikmaken van cultuurhistorische elementen.
  • Realisatie van een duurzaam watersysteem.
  • Realisatie van recreatieve, ecologische en waterverbindingen.

Regionale Woonvisie

In het nieuwe bestemmingsplan voor Katwijk aan den Rijn is de ontwikkeling van woningen op de locatie van de praktijkschool opgenomen. Deze ontwikkeling past binnen de woonvisie.

Keur en Beleidsregels

In het nieuwe bestemmingsplan van Katwijk aan den Rijn wordt rekening gehouden met de aanleg van nieuwe bruggen en de aanpak van de oevers in het kader van het toekomstige stadspark. Bij de uitvoering hiervan zal rekening moeten worden gehouden met het beleid van het Hoogheemraadschap.

In het vooroverleg en de ontwerpfase is het bestemmingsplan voorgelegd aan het Hoogheemraadschap en door hen getoetst aan het Waterplan en de Keur.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Vigerende bestemmingsplannen

Bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan volgt voor het grootste deel het plangebied voor Katwijk aan den Rijn 2000 en het bestemmingsplan Schutterswei. Binnen het gebied valt ook het postzegelbestemmingsplan voor de locatie "Turfmarkt 7 en 8". De plangrenzen van het nieuwe bestemmingsplan zijn ten opzichte van deze plannen aangepast, vanwege de inpassing van de Rijnlandroute. Hiervoor is de grens van het plangebied aan de zuidwestzijde bij de Molenwijk naar het oosten verlegd. In het algemeen geldt dat de vigerende rechten zullen worden gerespecteerd en overgenomen in het bestemmingsplan Katwijk aan den Rijn 2012, tenzij sprake is van een ruimtelijk ongewenste ontwikkelingsmogelijkheid. Voor de verschillende gebieden zal eenzelfde regeling gaan gelden, zoals ook elders in de gemeente Katwijk, waardoor meer rechtsgelijkheid ontstaat voor wat betreft bouw- en gebruiksmogelijkheden. Alleen waar nodig zullen afwijkende bepalingen worden opgenomen.

Parapluplannen

In de tussenliggende jaren zijn twee paraplubestemmingsplannen opgesteld die golden voor het plangebied. Dit betreft de paraplubestemmingsplannen "Archeologie gemeente Katwijk" en "Gebruiksregels woningen". De regels in deze plannen zijn eveneens vertaald in het bestemmingsplan.

Kruimelgevallenbeleid

Omdat in de bestemmingsplannen gestreefd wordt naar verkorting van de procedures, zijn zowel de bestaande afwijkingsprocedures in de bestemmingsplannen zo veel mogelijk direct in de regels opgenomen en zijn afwijkingen die mogelijk waren volgens het kruimelgevallenbeleid, waar mogelijk ook in de regels verwerkt.

Vrijstellingen /omgevingsvergunningen

Binnen het plangebied zijn verschillende vrijstellingen en omgevingsvergunningen afgegeven die in het bestemmingsplan zijn verwerkt.

Tot slot geldt dat de bestemmingsplannen op internet digitaal beschikbaar komen voor de burgers, waardoor snel kan worden gezien wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het eigen perceel zijn.

2.4.2 Brede structuurvisie Verdiept Katwijk (2007)

Het samenvoegen van de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg heeft geresulteerd in een nieuwe structuurvisie, de Brede Structuurvisie Katwijk 2007-2020. Het vormt een nieuw regiedocument, wat de gemeente in staat stelt de aanwezige kansen en kwaliteiten te vertalen in concrete acties.

In de Brede Structuurvisie wordt ten aanzien van een aantal aspecten de visie uiteengezet. Middels een zogenaamd mozaïek van ruimtelijke segmenten wordt invulling gegeven aan mogelijkheden voor de aanwezige kansen en kwaliteiten. Er is onder meer aandacht voor wonen, werken en voorzieningen.

De Brede Structuurvisie Verdiept is op 15 april 2010 als structuurvisie onder de nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee is de BSV grondexploitatie-proof gemaakt. Ook zijn kleine wijzigingen aangebracht als gevolg van voortschrijdend inzicht.

2.4.3 Masterplan 'Vizier op de rivier' (2010)

Voor het sleutelproject Katwijk langs de Rijn is een masterplan 'Vizier op de rivier' opgesteld waarin de ambities uit de Brede Structuurvisie zijn vertaald naar meer specifieke uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling. In het Masterplan worden de verschillende deelgebieden en bijbehorende sferen langs het water en de ambities voor de toekomst beschreven. Deze ambities richten zich op een betere beleving van de Rijn en haar oevers door:

  • het versterken van de hechtdraden zoals de realisatie van aanlegplaatsen, vis- en kanosteigers, fietsverbindingen e.d.;
  • de ontwikkeling van ontmoetingsplekken langs het water in de vorm van openbaar groen, horeca;
  • verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door transformatie van bedrijfsterreinen naar gemengde gebieden.

Betrekking op het bestemmingsplan

Voor de oude dorpskern van Katwijk aan den Rijn:

  • De ontwikkeling van de Turfmarkt tot centraal verblijfsgebied met terras aan het water en ruimte voor festiviteiten.
  • Verbetering van de verblijfskwaliteit van het centrum door aanpassing van de Rijnstraat na het voltooien van de hoofdring van randwegen rond Katwijk.

Voor 't Eiland:

  • Bij toekomstige ontwikkelingen rekening houden met de aanwezige historische elementen (landschapsbiotoop) en zo de eigenheid van het gebied te versterken op het terrein van de Wilbert (Valent).
  • Vooruitlopend op een mogelijke ontwikkeling van de Kwakkelwei tot stadspark het verbeteren van de bereikbaarheid van 't Eiland met mogelijk een fietsbrug over het Additioneel Kanaal en een fietspad langs de Vliet.
  • Bij ontwikkelingen op 't Eiland de oevers langs de oude Rijn en het Additioneel kanaal toegankelijker maken.

2.4.4 Monumentenverordening gemeente Katwijk

De Katwijkse rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet 1988. Daarnaast is er ook nog een gemeentelijke monumentenlijst. Deze monumenten worden aangewezen en beschermd via de Monumentenverordening gemeente Katwijk.

Betrekking op het bestemmingsplan

Binnen Katwijk aan den Rijn zijn verschillende rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten te vinden.

2.4.5 Woonvisie 2008-2020 (2008)

De gemeente Katwijk heeft een woonvisie opgesteld voor de periode 2008-2020. In de woonvisie wordt aan de hand van 13 statements en een woonvisiekaart aangegeven wat de gemeentelijke visie is ten aanzien van wonen. Daarnaast is er een uitvoeringsprogramma opgenomen in de woonvisie. De statements verwoorden in hoofdlijnen het woonbeleid dat de gemeente Katwijk de komende jaren gaat voeren. Om de statements scherp en actueel te houden worden deze minimaal eens in de twee jaar geëvalueerd en zo nodig geactualiseerd. Volgens de woonvisie is het van belang om in ieder geval:

  • de betaalbaarheid van het woonaanbod te versterken.
  • meer aandacht te geven aan bijzondere doelgroepen, zoals starters, senioren en mensen met een beperking.
  • aandacht te besteden aan een kwalitatief goede woonomgeving en
  • consumentgericht en duurzaam te bouwen.

Betrekking op het bestemmingsplan

In het nieuwe bestemmingsplan voor Katwijk aan den Rijn wordt de ontwikkeling van woningen op de locatie van de Praktijkschool en de locatie aan het Schulpeinde mogelijk gemaakt, hierop is de woonvisie van toepassing.

2.4.6 Welstandsnota Katwijk (2012)

Op 26 april 2012 heeft de raad de Welstandsnota Katwijk 2012 vastgesteld.

De gemeentelijke Welstandsnota geeft inzicht in de regels die gelden ten aanzien van de toetsing op eisen van welstand. De Welstandsnota geeft een typering van de bebouwing in bestaande wijken (gebiedsindeling) en hoe hiermee in het kader van de toetsing door de welstandscommissie wordt omgegaan (welstandsniveau). Initiatiefnemers van een bouwplan kunnen daarmee vóór het indienen van het daadwerkelijke bouwplan inzicht krijgen in de beoordelingscriteria die gelden voor het betreffende gebied. Doel van het welstandsbeleid van de gemeente Katwijk is het bieden van heldere en eenvoudige procedures met objectieve beoordelingscriteria.

De relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria is als volgt. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Bestemmingsplanvoorschriften prevaleren dus boven welstandscriteria. De architectonische vormgeving, uitstraling van bouwwerken en inpassing in de gebouwde omgeving vallen echter buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld.

Betrekking op het bestemmingsplan
Binnen Katwijk aan den Rijn liggen verschillende woongebieden waar verschillende eisen aan worden gesteld. Zo gelden voor de oude kern van Katwijk aan den Rijn hogere eisen van welstand dan voor andere gebieden.

2.4.7 Integraal Verkeers- en Vervoersplan (2009)

Het IVVP beschrijft het beleid dat de gemeente Katwijk gaat voeren op het gebied van verkeer en vervoer. Eén van de doelstellingen is een robuuste randwegenstructuur. Een robuuste randwegenstructuur is voor Katwijk van essentieel belang om de dreigende onbalans tussen bereikbaarheid, leefklimaat en economisch klimaat te kunnen voorkomen. Aan de ring wordt een aantal functies toegekend:

  • de ring als voorwaarde om uitbreidings- en verdichtingslocaties met elkaar te verbinden en aan te sluiten op het provinciale- en rijkswegennet;
  • de ring als loper; als binnenring, niet als harde buitengrens;
  • de ring als kernkwaliteit; de ring zorgt voor ontplooiingskansen voor de oude kernen;
  • de ring bundelt en verdeelt en smeedt de oude dorpskernen en nieuwe toevoegingen samen.

Feitelijk bestaat de beoogde randwegenstructuur uit twee ringen, die in elkaar haken. De hoofdring vormt een robuuste structuur die de verschillende stedelijke gebieden van Katwijk “aan elkaar rijgt” en verbindt met het rijkswegennet (A44). De tweede ring is de subring. De subring is opgebouwd uit bestaande wegen. Realisatie van de randwegenstructuur heeft tot gevolg dat de lokale wegen in de verschillende kernen aanzienlijk minder verkeer gaan verwerken. Een fijnmazig fietsnet ter ondersteuning van de twee fietssnelwegen is ook één van de doelstellingen.

Betrekking op het bestemmingsplan

Het Uitvoeringsplan Fiets is een verdere uitwerking van het IVVP. Hierin is opgenomen dat er tussen Rijnsburg en Katwijk aan den Rijn een schakel ontbreekt in het hoofdfietsnetwerk. In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met toevoeging van twee bruggen, namelijk tussen Rijnsburg en de Kwakkelwei en tussen Kwakkelwei en Schutterswei.

Het onderzoek naar de fietssnelwegen moet nog uitwijzen wat het definitieve tracé wordt. Er is een mogelijkheid dat de noordelijke fietssnelweg over de hierboven beschreven brug tussen Rijnsburg en de Kwakkelwei, door de Kwakkelwei en de Schutterswei komt te liggen en aansluit op het Lange Mallegatpad.

2.4.8 Parkeerbeleidsnota 2009-2018 (2009)

Op het gebied van parkeren stellen de BSV en IVVP dat er voorzien moet worden in voldoende en efficiënte parkeervoorzieningen. Daaruit is het Parkeerbeleid 'Stilstaan bij parkeren' een nadere uitwerking. Hierin is opgenomen dat er in bestaande woongebieden, met een hoge parkeerdruk, samen met bewoners oplossingen gezocht zullen worden om de parkeerdruk te verminderen. Daarnaast is opgenomen wat de parkeernorm is bij nieuwbouw, uit- en inbreidingsplannen en functie veranderingen. Het Parkeernormenbeleid Katwijk (vastgesteld januari 2010) is een nadere uitwerking. Het parkeernormenbeleid is uitgangspunt op het gebied van parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestemmingsplannen en bouwplannen. Het parkeernormenbeleid omvat:

  • de parkeernorm (bovengrens van de CROW-richtlijn publicatie 182, 3e gewijzigde druk en een uitzonderingscategorie) voor verschillende voorzieningen (wonen, winkels scholen enzovoorts)
  • hoeveel parkeerplaatsen openbaar moeten zijn,
  • wat de centrumgebieden qua parkeerbehoefte zijn,
  • mogelijkheden van dubbelgebruik,
  • hoe om te gaan met de verschillende soorten parkeervoorzieningen (garages, opritten openbare parkeerplaatsen),
  • eisen waaraan parkeervoorzieningen moeten voldoen
  • hoe hier in bouwplannen mee om te gaan (zowel nieuwe als bestaande)
  • hoe hier in bestaande gebieden mee om te gaan.

Betrekking op het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan is een ontwikkeling opgenomen waarvoor de eisen van dit nieuwe beleid gelden. Ook voor toekomstige ontwikkelingen is dit beleid van toepassing.

2.4.9 Groenbeleidsplan 2009-2019 (2009)

Het groenbeleid richt zich op het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving, nu en in de toekomst. Het Groenbeleidsplan geeft de beleidskaders aan voor het groen en de groenstructuren in de gemeente voor de komende 10 tot 15 jaar. Het geeft daarnaast uitgangspunten en randvoorwaarden voor het groenbeheer. De meest in het oog springende veranderingen die het Groenbeleidsplan voorstelt, zijn:

  • Het creëren van meer samenhang tussen de verschillende kernen van de gemeente door verbindende groene (hoofd)structuren.
  • Het aandacht besteden aan de parken in de gemeente. Geef de parken meer 'cachet'. Een naar buiten gerichte groenstructuur is een belangrijke methode om de parken meer te laten opvallen.
  • Ecologische waarde van gemeente Katwijk verhogen door het omringende landschap en de waardevolle natuur naar binnen te trekken. Ervoor zorgen dat de omringende natuur aansluit op het binnenstedelijke groen.
  • Het aanbrengen van groenaccenten, waarmee de identiteit van de verschillende kernen wordt vormgegeven en waardoor de gemeente meer kleur en fleur krijgt.

Betrekking op het bestemmingsplan

Katwijk aan den Rijn kent twee belangrijke groenstructuren: langs de N206 en langs het Additioneel Kanaal. Daarnaast bevindt zich in het plangebied met de Kwakkelwei een potentiële groene parel. Het beleid voor deze zogenaamde groene parels is erop gericht om enkele parken beter zichtbaar te maken, te beschermen en te versterken door het 'opplussen' van deze parken. Ook wordt het cultuurhistorisch belang van deze 'groene parels' aangegeven.

Voor Katwijk aan den Rijn wordt verder uitgegaan van het benadrukken van de ligging aan de Rijn en het versterken van de ecologische groenstructuur langs de N206 voor onder andere kleine zoogdieren.

2.4.10 Speelruimtebeleidsplan 2008-2018 (2009)

Het Speelruimtebeleidsplan geeft het beleidskader voor de speelruimte in de gemeente Katwijk. Er zijn ambities bepaald die betrekking hebben op de wijze waarop wordt omgegaan met formeel en informeel speelaanbod in de gemeente. Verder zijn normen vastgesteld waaraan de formele en informele speelruimte in de gemeente Katwijk moet voldoen. Normen voor formele speelplekkenzijn:

  • Kwantiteitsnormen: In de bestaande wijken geldt de norm: 1 speelplek per 100 kinderen. Voor nieuwbouw gebieden geldt een norm van 3% van de grond die voor wonen is uitgegeven.
  • Kwaliteitsnormen: Aantrekkelijke speelterreinen die redelijk ruim zijn opgezet en naast speeltoestellen ook beperkt bespeelbaar groen en verharding bevatten. Voldoende speelwaarde/speelmogelijkheden zoals: klimmen, rennen, glijden etc., 60 speelmoge-lijkheden of meer op 100 kinderen.

Naast de formele speelplekken, in groengebieden en op pleinen, dient op 'redelijk veel plaatsen' ruimte te zijn om informeel te spelen, zoals in groenvoorzieningen en op straat. Daarbij wordt aandacht besteed aan de bezonning, de veiligheid, bereikbaarheid en aan verschillende leeftijdsgroepen.

Beide vormen van spelen vinden binnen de gebruikelijke bestemmingen, groen en verblijfsdoeleinden, plaats. Alleen wanneer sprake is van bijzondere voorzieningen of bouwwerken wordt een specifieke bestemming opgenomen.

Betrekking op het bestemmingsplan

Voor Katwijk aan den Rijn geldt dat in de Molenwijk ruim voldoende plekken zijn met genoeg en aantrekkelijke speelmogelijkheden. Ook de informele speelruimte is van voldoende kwaliteit en ruim voldoende aanwezig.

In het oude Dorp en 't Sandt zijn voor de doelgroep 12 t/m 17 jaar onvoldoende speelplekken aanwezig. De speelmogelijkheden volstaan, maar de kwaliteit scoort beneden de minimum norm. Er is onvoldoende informele speelruimte. Deze is bovendien van onvoldoende kwaliteit. De verkeersstructuur vormt een belemmering voor kinderen om een speelplek in een andere buurt of speelwijk te bezoeken.

Bij ontwikkeling van de Kwakkelwei dient aandacht te worden gegeven aan toevoeging van speelplekken.

2.4.11 Beleidsnota Archeologie (2007)

Waarom een archeologische verwachtingskaart en beleid in Katwijk

Volgens de Gewijzigde Monumentenwet 1988 en de wet op de Archeologische Monumentenzorg is het verplicht om in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling aandacht te schenken aan mogelijk aanwezige archeologische waarden. Indien planontwikkelingen bodemverstoringen tot gevolg hebben en daarbij archeologische waarden in het geding kunnen komen is men tegenwoordig verplicht om archeologisch onderzoek te laten verrichten. De kosten voor eventueel verplicht archeologisch onderzoek komen ten laste van de initiatiefnemer voor de verstoringen.

Over het algemeen worden de archeologische verwachtingskaarten van het rijk en de provincie gebruikt om te kijken of er bij de ontwikkeling van een bepaald gebied archeologie te verwachten is. Deze kaarten zijn echter veelal niet precies genoeg en daarom heeft de gemeente Katwijk opdracht gegeven voor de vervaardiging van een eigen meer gedetailleerdere archeologische verwachtingskaart. Gebleken is dat binnen de gemeente Katwijk namelijk een gemiddeld hoge archeologische verwachting bestaat. Om de omgang daarmee in goede banen te leiden is het nodig om over een beleidsinstrument zoals een eigen verwachtingskaart te beschikken. Deze kaart en de aanwezigheid van een eigen gemeentelijk archeologiebeleid maken bovendien dat de gemeente nu zeggenschap heeft over haar eigen bodemarchief. Ze heeft namelijk met dit beleid de garantie afgegeven dat in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling archeologische belangen worden meegewogen, dit is sinds kort een landelijk wettelijke plicht. De wijze waarop archeologische belangen worden getoetst, is vastgelegd in een archeologisch protocol, zoals opgenomen in de beleidsnota, en in voorwaarden voor bestemmingsplannen en bouwvergunningen. Het gevolg is wel dat elke inwoner van de gemeente Katwijk in het vervolg met archeologisch onderzoek in aanraking kan komen. Toetsing op de aanwezigheid van archeologische waarden is immers een standaard onderdeel geworden van de vergunningsprocedures.

Indien ontwikkelaars of individuele inwoners van de gemeente Katwijk van plan zijn om een omgevingsvergunning aan te gaan vragen kunnen deze zelf vooraf al bekijken of ze daarbij rekening moeten houden met archeologische verwachtingen en een onderzoeksplicht. De hier volgende termen komen ook terug in het archeologisch protocol en de bestemmingsplanregels.

Archeologische Monumenten

Er bestaan twee soorten archeologische monumenten, 'beschermde monumenten' en 'monumenten'. Het rijk verzorgt de bewaking over de beschermde archeologische monumenten, eigenlijk dus archeologische rijksmonumenten. Net als voor monumentale gebouwen bestaat voor de archeologische rijksmonumenten een vergunningprocedure. Met betrekking tot terreinen die archeologische rijksmonument zijn, moet voor werkzaamheden en activiteiten die bodemverstoringen tot gevolg kunnen hebben een monumentenvergunning worden aangevraagd. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed verstrekt deze monumentenvergunningen. Het rijk streeft er naar deze rijksmonumenten in te passen in plangebieden door ze vrij van bebouwing te laten en ze anders in te richten, bijvoorbeeld in de vorm van een park.

Archeologische monumenten zijn terreinen waarvan de archeologische waarde al duidelijk is geworden aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek. Officieel zijn terreinen met een archeologische monumentenstatus niet beschermd, maar dat wil slechts zeggen dat er geen monumentenvergunning vereist is. De provincie bewaakt deze terreinen door ze uit te roepen als attentiegebied of ze te beschermen binnen de besluitvormingprocedures in het kader van de ruimtelijke ordening. Het liefst ziet de provincie deze terreinen behouden, bijvoorbeeld door te eisen dat in het geval van bebouwing een bouwmethode wordt gebruikt waarbij geen bodemverstoringen plaatsvinden. In sommige gevallen mag een deel van een archeologisch terrein met monumentale status worden opgegraven, maar alleen onder strenge kwaliteitseisen en onderzoeksvoorwaarden.

Waarde – Archeologie (WR – A)

Archeologisch waardevolle gebieden zijn gebieden waarvan de archeologische waarde al bepaald is aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek, meestal zijn dit de archeologische monumenten waar de provincie zeggenschap over heeft. Daarnaast zijn de historische dorpskernen van Katwijk, Valkenburg en Rijnsburg archeologisch waardevol gebied. Voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen bestaat voor de archeologisch waardevolle gebieden geen vrijstellingsnorm. Indien er sprake is van voorgenomen verstoringen van de bodem is het verplicht vooraf archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Pas na overlegging van een rapport van archeologisch onderzoek aan het bevoegd gezag, over het algemeen de gemeente, kan een vergunning worden afgegeven.

Waarde – Archeologisch verwachtingsgebied (WR – AV)

Archeologische verwachtingsgebieden zijn gebieden waarvan nog geen bepaling van archeologische waarden bestaat. Daar is dus nog niet eerder archeologisch onderzoek verricht. Wel kan op basis van de geologische geschiedenis van deze gebieden een voorspelling worden gedaan over de mate van verwachting op aanwezige archeologische sporen. Deze verwachting is uitgedrukt in lage, middelmatige en hoge archeologische verwachting. In het geval van een lage archeologische verwachting kan geen archeologisch onderzoek voorafgaande aan de afgifte van een vergunning worden verplicht. Ten aanzien van de gebieden met een middelmatige tot hoge archeologische verwachting is dit echter wel het geval. Het soort archeologisch onderzoek kan per gebied verschillen. Deze verschillen hangen samen met de geologische eigenschappen van het gebied en de te verwachten aard van de archeologie. Net als voor gebieden met een lage archeologische verwachting, bestaat voor bodemverstorende activiteiten met een totale gebiedsomvang kleiner dan 100 m2 een vrijstelling. Archeologisch onderzoek is dan geen vereiste, dit ongeacht de mate van archeologische verwachting.

Meldingsplicht bij onverwachte archeologische vondsten

Indien er tijdens graafwerkzaamheden, ongeacht de locatie en de omvang, onverwachte archeologische resten worden aangetroffen, blijft in alle gevallen nog altijd een wettelijke meldingsplicht voor archeologische vondsten bestaan. In het geval het bijzondere vondsten betreft, kan de gemeentelijke archeoloog deze dan namelijk nog laten opgraven met behulp van een noodopgraving of bergen voordat ze worden afgevoerd met het stort.

Wanneer moet ik archeologisch onderzoek laten uitvoeren?

Een verplichting op archeologisch onderzoek geldt voor alle bodemingrepen binnen gebieden die staan beschreven als 'archeologisch waardevol gebied'. Ook geldt de plicht op archeologisch onderzoek binnen alle gebieden met een middelmatige tot hoge archeologische verwachting maar alleen indien de bodemingreep groter is dan 100 m2. Aan de diepte van de bodemingreep zijn eveneens specifieke vrijstellingsnormen verbonden.

Wanneer is archeologisch onderzoek niet verplicht?

Er bestaat geen verplichting op archeologisch onderzoek in gebieden waarvoor een lage archeologische verwachting geldt. Indien er sprake is van een middelmatige of hoge archeologische verwachting en de bodemingreep is kleiner dan 100 m2 vervalt eveneens de plicht op archeologisch onderzoek. Indien aantoonbaar (!) is dat al eerder bodemverstoringen hebben plaatsgevonden die dieper reiken dan de bodemverstoringen die zijn voorgenomen dan is archeologisch onderzoek eveneens niet langer verplicht.

Hierbij moet wel worden opgelet dat ook het onderheien van bouwconstructies onder bodemverstoringen valt. In het geval van heiwerkzaamheden wordt de ondergrond tot op vele meters diepte verstoord en zal dus archeologisch onderzoek plaats moeten vinden indien die plicht bestaat. Ook bij het aanleggen van leidingen en kabels kan de bodem soms tot op grote diepte verstoord worden, ook daar moet rekening mee worden gehouden.

Betrekking op het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan voor Katwijk aan den Rijn zijn een ontwikkellocatie op de plek van de voormalige praktijkschool aan de Commandeurslaan 29 opgenomen. In het kader van deze ontwikkeling is een archeologisch bureau- en karterend booronderzoek uitgevoerd. Tevens is er een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd voor een ontwikkelingslocatie aan het Schulpeinde.

2.4.12 Duurzaamheidsprofiel Katwijk (2008)

De gemeente geeft een overkoepelende visie op hoe zij zich wil ontwikkelen op het gebied van duurzaamheid de komende jaren. Het aspect duurzaamheid komt met name naar voren in het lokale milieubeleid. In nieuwe planvorming wordt de duurzaamheid meegewogen in de vorm van een duurzaamheidstoets. Kaders daarbij zijn de volgende:

  • Het beleidskader Duurzame Stedenbouw is van toepassing op elke ruimtelijke opdracht in de gebouwde omgeving vanaf 10 woningen en/of één hectare grondoppervlak.
  • Het Klimaatprogramma 2008-2012 bevat kaders voor energieprestaties bij gebouwen en geldt zowel voor nieuwbouw als bestaande bouw. De doelstelling is het minimaliseren van de energievraag en het duurzaam opwekken en/of inkopen van de resterende energievraag (energieneutraal).
  • In de Regionale DuBoPlus-Richtlijn 2008-2012 kent een aantal basismaatregelen opgenomen, aangevuld met een prestatie-eis die, voor zover hoger dan wettelijk vereist, vrijwillig is.

Betrekking op het bestemmingsplan

In het nieuwe bestemmingsplan voor Katwijk aan den Rijn wordt een ontwikkellocatie op de plek van de voormalige praktijkschool opgenomen. Ook wordt door middel van wijzigingsbevoegdheden rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen. Zo nodig zullen hierop de duurzaamheidskaders worden toegepast.

2.4.13 Geluidbeleidsplan (2009)

Ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, moeten voldoen aan de Wet geluidhinder. In de wet is als uitgangspunt opgenomen dat de geluidsbelasting van een geluidgevoelig object niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Ruimtelijke plannen worden eerst uitvoerig onderzocht op mogelijke maatregelen om het geluidsniveau te beheersen, zodat aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Pas na een ongunstig onderzoeksresultaat kan een procedure tot het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden ingezet. De hogere waarde procedure vereist een zorgvuldige afweging tussen het gevraagde geluidsniveau en een voldoende bescherming van het woonklimaat.

Objectieve criteria om tot een afgewogen ontheffingsbesluit te komen zijn opgenomen in bovengenoemde nota.

Betrekking op het bestemmingsplan
In het nieuwe bestemmingsplan voor Katwijk aan den Rijn wordt een ontwikkellocatie op de plek van de voormalige praktijkschool opgenomen. Ook wordt door middel van wijzigingsbevoegdheden rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen. Zo nodig zullen hierop de duurzaamheidskaders worden toegepast.

2.4.14 Waterplan Katwijk (2008)

De gemeente Katwijk en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben gezamenlijk het Waterplan Katwijk opgesteld en vastgesteld. het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het op 11 februari 2009 vastgesteld.

Het doel van het waterplan is het samen realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en is gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschap op een duurzame waterhuishouding in de gemeente. De planperiode is gesteld op 2009 tot 2019 met een doorkijk naar 2027. Thema's die aan de orde komen zijn onder andere het verbeteren van de waterkwaliteit en het voorkomen van (grond)wateroverlast, maar ook het benutten van kansen voor de beleving van het water, ecologie en waterrecreatie.

Betrekking op het bestemmingsplan

Binnen Katwijk aan den Rijn hebben de twee belangrijkste waterlopen - het additioneel kanaal en de Rijn - zowel een belangrijke afvoerfunctie als een nautisch recreatieve functie. Vanuit het Masterplan Katwijk aan den Rijn is het doel om de laatste functie te versterken.

2.4.15 Horecabeleid (2007)

Het horecabeleid 2007 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De horeca binnen de gemeente Katwijk heeft een economische betekenis en speelt een belangrijke rol in sociaal culturele, recreatieve en toeristische activiteiten. Horeca heeft ook aspecten van openbare orde en veiligheid, overlast en ruimtelijke ontwikkeling.

In het beleid wordt onderscheid gemaakt worden tussen verruimend, consoliderend en reducerend beleid. Verruimend beleid houdt in dat het beleid gericht is op een uitbreiding van (een bepaald soort) horecabedrijven in (delen van) de gemeente, terwijl consoliderend beleid er op gericht is om het bestaande niveau van horecabedrijven te handhaven.

In het horecabeleid wordt aangeraden om zeer terughoudend om te gaan met het opstarten van planologische procedures ten behoeve van de realisering van nieuwe horeca om te voorkomen dat er wildgroei ontstaat. In alle gevallen dienen de belangen tegen elkaar afgewogen te worden. Enerzijds de komst van een horecabedrijf, anderzijds de invloeden die dit voor de omgeving kan opleveren zoals geluids- en parkeeroverlast.

Betrekking op het bestemmingsplan

Input voor het economisch beleidsplan is verkregen door het Distributie Planologisch Onderzoek (DPO). Een zelfde onderzoek is gedaan naar de horeca in de gemeente. Uit het DPO Horeca is gebleken dat in Katwijk nog veel ruimte is voor uitbreiding van de (zachte) horeca. Toevoeging van horeca is vooral te voorzien in Katwijk aan Zee.

Binnen Katwijk aan den Rijn zijn vooralsnog geen nieuwe horecagelegenheden voorzien. Op de Turfmarkt is door een recent nieuw bestemmingsplan meer horeca mogelijk en bij verdere ontwikkeling van het Stadspark zou ook toevoeging van extra horeca kunnen passen.

2.4.16 Uitvoeringsplan Economie 2011-2014

Het economisch beleidsplan Katwijk is in 2010 vastgesteld. Vanwege onder andere de gewijzigde economische omstandigheden is het economisch beleidsplan uitgewerkt in het uitvoeringsplan economie. Het uitvoeringsplan economie is in december 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In het uitvoeringsplan economie zijn de ambities en speerpunten geformuleerd ten aanzien van het economische beleid. Aan de speerpunten zijn prestaties gekoppeld. Relevante speerpunten en prestaties zijn:

  • verbreden van de economie o.a. door uitvoeren van actieprogramma starters. Maatregelen zijn:
    1. 1. versterking wijkeconomie door het toestaan van bedrijvigheid aan huis en in woonwijken;
    2. 2. opnemen van een regeling voor bedrijvigheid aan huis in nieuwe bestemmingsplannen;
    3. 3. het (laten) ontwikkelen van bedrijfsverzamelgebouwen (bv voor ZZP'ers)
  • detailhandel: opstellen detailhandelsvisie (zie 2.4.18).

2.4.17 Toeristisch-Recreatief Actieplan Gemeente Katwijk (2010) / uitvoeringsplan toerisme en recreatie

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad ingestemd met de positionering van Katwijk op de vrijetijdsmarkt en de ruimtelijke uitwerking van de benodigde en recreatieve voorzieningen op basis van het Toeristisch Recreatief Actieplan (TRAP) en het Distributie Planologisch Onderzoek.

Katwijk wil zich ontwikkelen tot een aantrekkelijke bestemming voor de regiobevolking en dagtoeristen. In het TRAP is gekozen voor het profiel 'gastvrij' Katwijk. Doelgroepen die bij dit profiel passen zijn families en semi-zakelijke groepen.

In het TRAP is een eerste aanzet gegeven door ZKA voor het opstellen van een actieplan. Het TRAP en actieplan zijn nader uitgewerkt in het uitvoeringsplan toerisme en recreatie. In het uitvoeringsplan zijn de ambities en speerpunten benoemd van het toeristisch-recreatief beleid. In het uitvoeringsplan zijn de volgende relevante projecten benoemd:

  • realiseren toeristisch-recreatieve voetgangersbewegwijzering;
  • uitwerking toeristisch kerngebied (ihkv Katwijk aan Zee);
  • realisatie Varend erfgoed in Prins Hendrikkanaal;
  • vergroten verblijfsrecreatief aanbod: uitbreidingmogelijkheden (bestaande) ondernemers, bed & breakfast, strandhuisjes, en
  • realisatie waterbalkons.

2.4.18 Detailhandelsvisie (2012)

De detailhandelsvisie is 27 september 2012 door de Raad vastgesteld.

Ontwikkelingen in de detailhandel en ontwikkelingen binnen de gemeente Katwijk zelf zoals ambities masterplan Katwijk aan zee, woningbouwlocatie Valkenburg en herstructurering 't Heen waren aanleiding om een nieuwe actuele detailhandelsvisie voor de gemeente Katwijk op te stellen.

De detailhandelsvisie geeft inzicht in het functioneren van de huidige detailhandel en formuleert een positionering voor de komende 10 jaar met daarbij passende strategieën en acties om deze positionering op termijn te bereiken.
De detailhandelsvisie is opgesteld door het bureau DTNP. DTNP adviseert om te streven naar de volgende detailhandelsstructuur:

  • centrum Katwijk aan Zee als hoofdcentrum met een compleet dagelijks en niet dagelijks aanbod
  • vier wijkwinkelcentra gericht op de dagelijkse boodschappen:
    1. 1. 1 wijkwinkelcentrum voor Katwijk Noord (Hoornespassage)
    2. 2. 1 wijkwinkelcentrum voor Rijnsburg (locatie nader te bepalen)
    3. 3. 1 wijkwinkelcentrum voor Katwijk Midden (locatie nader te bepalen)
    4. 4. 1 wijkwinkelcentrum voor (nieuw) Valkenburg (Hart van Valkenburg).
  • pdv cluster (Ambachtsweg 't Heen)

Voor Katwijk aan Zee zijn voor de uitvoering de volgende strategieën en acties opgenomen:

In het centrum zijn in principe alle winkelontwikkelingen toegestaan. De ruimtelijke structuur dient versterkt te worden zodat passantenstromen gebundeld worden. Uitbreiding van het winkelaanbod kan, mits structuurversterkend voor het centrum.
De uitwerking van de detailhandelsvisie wordt betrokken bij het masterplan Katwijk aan Zee. Onder andere aandacht voor:

  • aanwijzen concentratiegebied,
  • strategische panden,
  • positie Zwaaikom, en
  • rol van supermarkten als trekker van het centrum.

Voor supermarktcentrum Digros op de Visserijkade, die ook tot het plangebied behoort van dit bestemmingsplan, worden geen nieuwe ontwikkelingen (uitbreiding/nieuwvestiging) toegestaan. Deze locatie versterkt de detailhandelsstructuur niet.

2.4.19 Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 (2011)

In de wet Verankering en Bekostiging Gemeentelijke Watertaken en de Waterwet is de zorgplicht van de gemeente uitgebreid met zorg voor het hemelwater en grondwater. Uiterlijk in 2012 moet iedere gemeente in Nederland een verbreed gemeentelijk rioleringsplan hebben vastgesteld, met daarin opgenomen de beleidskeuzes ten aanzien van de zorgplichten afvalwater, hemelwater en grondwater. In maart 2011 is voor Katwijk het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 vastgesteld.

In het VGRP zijn maatregelen opgenomen waarmee wordt gezorgd dat het rioolstelsel goed blijft functioneren, zodat de volksgezondheid en ook natuur en milieu op een duurzame wijze worden beschermd.

Betrekking op het bestemmingsplan

Bij nieuwe ontwikkelingen wordt een gescheiden rioolsysteem in woningen vereist. Omdat dit er nog niet overal een gescheiden riolering is, wordt dit buiten de bebouwing wel gezamenlijk op het bestaande riolering aangesloten.

2.4.20 Evenementenbeleid (2012-2016)

Op 15 mei 2012 is door het college van burgemeester en wethouders de nieuwe nota Evenementenbeleid 2012-2016 vastgesteld.
De basis wordt gevormd door regels die betrekking hebben op reguliere (alle) evenementen. Aan de andere kant bestaan er Traditionele Volksfeesten met een ruimer regime. Daar waar nodig is in het beleid aangegeven wat de mogelijkheden zijn per locatie. Daarbij is rekening gehouden met openbare orde, veiligheidsaspecten, milieuaspecten en overlast naar omwonenden. Ook in de vergunningverlening op grond van de APV worden deze aspecten meegewogen.
Om de collectieve festiviteiten en volksfeesten mogelijk te maken zullen deze evenementen ook op grond van de bestemming mogelijk moeten zijn gemaakt.

Betrekking op het bestemmingsplan

Binnen Katwijk aan den Rijn wordt jaarlijks het meerdaagse evenement de najaarsfeesten georganiseerd door de Oranjevereniging. Dit vindt gedurende ruim een week eind augustus plaats op verschillende locaties rondom de Rijnstraat en trekt ca. 1000 tot 2.500 bezoekers.

2.4.21 Bomenbeleidsplan 2011-2025

Het totale beleid voor bomen is vastgelegd in het bomenbeleidsplan, het bomenbeheerplan en het bomenwerkplan. Het bomenbeleid dient er toe om een goed functionerende bomenbestand duurzaam te kunnen behouden. In het Bomenbeleidsplan 2011-2025, vastgesteld in 2011, is aangegeven welke beplantingen, bomenrijen en solitaire bomen van belang zijn voor de beeldkwaliteit in de gemeente Katwijk en op welke wijze de ontwikkeling en instandhouding hiervan wordt nagestreefd.

Betrekking op het bestemmingsplan

Binnen Katwijk aan den Rijn bevinden zich meerdere waardevolle bomen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met deze bomen, conform de richtlijnen van het beleid. De lijst met deze bomen is als bijlage bij de toelichting toegevoegd.

Omdat in het geval van de Praktijkschool al door het college ingestemd was met deze ontwikkeling, voordat het bomenbeleidsplan was vastgesteld, is voor de bouw van het bijgebouw aan de Mgr. Bekkerstraat toch de kap van een boom mogelijk.

Hoofdstuk 3 Huidige Situatie

3.1 Korte Historische Schets

Cultuurhistorie

Katwijk aan den Rijn ontstond in de 11e of 12e eeuw op de oeverwallen van de Oude Rijn. Aanvankelijk lag het accent op de westelijke oever. Over deze oeverwal voerde op korte afstand van de rivier de Rijnstraat. Deze is nog steeds te herkennen als de ruggengraat van Katwijk aan den Rijn. In de periode 1600-1800 groeide het dorp gestaag en kreeg in zekere mate een stedelijk karakter door de aanwezigheid van een aantal voorzieningen, zoals een waag en een bank van lening.

In de eerste helft van de 19e eeuw breidde de dorpsbebouwing zich vooral in zuidelijke richting uit, langs de Rijnstraat/Valkenburgseweg. Met de aanleg van het Commandeurspad werd het dorp ook in westelijke richting uitgebreid. In de tweede helft van de 19e eeuw vond verdichting plaats binnen de bestaande structuren. Aan de Kerkstraat en de Rijnstraat werden tevens veel oude gevels en woningen vervangen door nieuwe. Na 1900 veranderde het bestaande karakter van boerderij bebouwing naar 'moderne' tuinderswoningen en karakteristieke bollenschuren. Tijdens het Interbellum vonden vrij omvangrijke uitbreidingen plaats, langs bijna alle wegen verdichtte de bebouwing zich, werden enkele linten dubbele linten, werd de lintbebouwing verlengd en verrees er langs een aantal straten nieuwe bebouwing.

Na de Tweede Wereldoorlog vonden er nog enkele planmatige uitbreidingen plaats. In de jaren '50 werd ten zuiden van het dorp het eerste deel van Molenwijk gebouwd. De latere uitbreiding van Molenwijk dateert uit de eerste helft van de jaren '70. Ten oosten van de Noordwijkerweg verrees in de jaren '80 de woonwijk Schutterswei en werd in 2006 aan de noordzijde de laatste toevoeging gedaan in de Blekerij.

3.2 Stedenbouwkundige Opzet

Het bestemmingsplangebied heeft grotendeels een harde rand, het ligt ingeklemd tussen de provinciale weg N206 aan de westzijde en aan de oostzijde het Additioneel Kanaal, welke elkaar in de noordpunt van het plangebied kruisen. In het zuiden is de overgang naar het naast gelegen gebied minder hard. Het plangebied is onder te verdelen in een aantal subgebieden, met elk zijn eigen karakteristieken. Het gaat hierbij om de historische kern van Katwijk aan den Rijn, de Schutterswei, de Vinkeweg en omgeving, de Molenwijk, de Blekerij, de Wilbert en omgeving en de Kwakkelwei.

De oude kern van Katwijk aan den Rijn wordt gekenmerkt door een historisch centrumgebied met karakteriserende bebouwing uit de 17e, 18e en 19e eeuw, waaronder een groot aantal gemeentelijke- en rijksmonumenten. De in het verleden gegroeide lintbebouwing langs de Rijnstraat en de overwegend kleinschalige, pittoreske bebouwing aan de Kerklaan, de Kerkstraat en de Achterweg zorgen mede met de klassieke bebouwing aan de Turfmarkt -met een unieke ligging aan de Oude Rijn- voor een historische uitstraling van het centrumgebied.

De Schutterswei ligt in het noordoosten van de historische kern van Katwijk aan den Rijn. Deze woonervenbuurt uit de jaren '80 sluit ruimtelijk aan op de fijne korrel en intieme sfeer van de historische kern. Dit komt door de kleinschalige bebouwing langs de stenige en kronkelende stratenstructuur waarin de gevellijnen veelvuldig verspringen.

De Blekerij ligt in de noordpunt van het bestemmingsplangebied en ligt tegen de historische kern en de Schutterswei aan. Deze nieuwbouwwijk uit 2005/2006 bestaat grotendeels uit vrijstaande en twee-onder-één kap woningen en heeft in vergelijking met andere gebieden in Katwijk aan den Rijn een ruime opzet. De woningen zijn richting de straat georiënteerd en het merendeel is met de achtertuinen aan het water gesitueerd. Aan de oostzijde van de Blekerij ligt de nieuwe begraafplaats van Katwijk en in het noorden ligt een groen overgangsgebied naar het Additioneel Kanaal.

Het Vinkeweg gebied ligt aan de westkant van het bestemmingsplangebied ingeklemd tussen de N206 en de historische kern. Dit subgebied heeft duidelijk een ander karakter dan de historische kern. Het Vinkeweg gebied, welke is ontwikkeld aan het einde van de jaren '90, bestaat hoofdzakelijk uit rijtjeswoningen met langskappen die zorgen voor een duidelijke oriëntatie richting de straat. Samen met de uniforme vormgeving van de voortuinen zorgt dit voor een harmonieus tuindorp karakter.

De Molenwijk ligt in het zuiden van het bestemmingsplangebied en vormt een overgang van een historisch centrum met smalle gebouwde straten (gevels direct aan het trottoir) naar een meer open en groen gebied. De Molentuinweg markeert de overgang van het centrum naar de Molenwijk.

In de Molenwijk zijn globaal twee verschillende stedenbouwkundige principes te herkennen. De eerste is een aantal flatgebouwen die als autonome repeterende eenheden in een groene setting zijn geplaatst en de tweede zijn eengezinswoningen aan straten gesitueerd rond hoven. De ruimtelijke aansluiting van deze principes levert echter in een aantal gevallen een rommelige openbare ruimte op. Dit heeft vooral te maken met grote parkeerplaatsen met versnipperd groen ter plaatse van de flatgebouwen, de slechte inrichting/inpassing van speel- en verblijfsplekken in tussengebieden, ongewenste voor/achterkant situaties tussen woningen, het eentonige groen bij de eengezinswoningen en de grauwe materialisering van de openbare ruimte.

De Wilbert en omgeving ligt aan de oostkant van het bestemmingsplangebied en omvat het midden-gebied van 't Eiland. Het is duidelijk omgrensd door aan de noordkant de Vliet, de oostkant het Additioneel Kanaal, de zuidkant de Sandtlaan en aan de westkant de Oude Rijn. Het gebied heeft deels een groen karakter met bosachtige beplantingen, wat zich gedeeltelijk op het terrein van het 'grootschalige' monumentale complex van de Stichting Valent RDB (voorheen De Wilbert) bevindt. Daarnaast is er nog wat losstaande bebouwing langs de Oude Rijn gesitueerd en ligt er langs de rand van het Additioneel Kanaal een rij woonboten.

De Kwakkelwei ligt in het oosten van het bestemmingsplangebied, in de noordpunt van 't Eiland. Het is aan alle kanten omringd door water en vormt een geheel eigen 'wereld' in het plangebied. Het is grotendeels een open gebied, dat momenteel gebruikt wordt als akkerland met hierop twee kassencomplexen en hier en daar wat snippers groen.

3.3 Wonen En Bevolking

Wonen

De oude Kern van Katwijk aan den Rijn kent een grote diversiteit aan woonmilieus, met woningen in het duurdere segment aan met name de Rijnstraat en in de Schutterswei en zorgwoningen aan de Vinkenweg (tuindorp karakter). De Molenwijk typeert zich met name door meer sociale woningbouw in hoogbouw en eengezinswoningen. In 't Sandt bevinden zich naast verpleegtehuis de Wilbert met name wat appartementen aan de Sandtlaan en grondgebonden woningen aan de Overrijn. De Wilbert is het centrum van de beoogde woonservicezone Katwijk aan den Rijn. Recent zijn in het gebied huurwoningen omgebouwd tot zorgwoningen voor de stichting Verzorgd Wonen. In het gebied wordt op twee locaties wellicht woningbouw toegevoegd: Praktijkschool de Rijn, waar de school plaatsmaakt voor woningbouw in lage dichtheid en aan het Schulpeinde, waar enkele eengezinswoningen worden toegevoegd op het terrein achter Noordwijkerweg 36.

Het oorspronkelijke dorp Katwijk aan den Rijn inclusief het in 2006 gebouwde Blekerij telt 1109 woningen. In Molenwijk - ten zuiden van de Sandtlaan staan 1040 woningen. In het Sandt staan 161 woningen. Totaal is het aantal woningen in dit gebied 2280. Daarmee is de dichtheid in Katwijk aan den Rijn gemiddeld bijna 23 woningen per hectare, een lage dichtheid die vooral te verklaren is door de laagbouw in Katwijk dorp en doordat op 't Eiland nauwelijks woningen staan. (Molenwijk 38,5 w/ha, Katwijk aan den Rijn incl. de Blekerij 22 w/h, 't Eiland 7,5 w/ha)

Bevolking

Bevolkingssamenstelling en woningaantallen totaal

1995 2010
Leeftijdscategorien aantal % aantal %
0-9 1224 20 914 16
10-19 836 14 784 14
20-29 942 16 572 10
30-39 1000 16 776 13
40-49 823 14 928 16
50-59 504 8 921 16
60+ 745 12 894 15
Totaal 6074 5789
Aantal woningen 2280
Gem. woningbezetting 2,54

Het totale aantal inwoners van het gebied bedraagt 5789, waarmee de woningbezetting gemiddeld 2,54 is. Katwijk aan den Rijn zit zo met haar woningbezetting boven het landelijk gemiddelde van 2,4 maar iets onder het gemiddelde van Katwijk (2,57).

Wat leeftijdsopbouw betreft kent vooral 't Sandt (25% 60+ ers) procentueel gezien veel ouderen ten opzichte van het landelijk (15,4 % 65+ ers) en Katwijks gemiddelde (13,6% 65+-ers). 't Dorp Katwijk en de Molenwijk hebben een veel jongere bevolkingsopbouw met respectievelijk slechts 14% en 12% 60+ ers.

3.4 Bedrijven, Detailhandel En Toerisme

Bedrijven

Hoewel het plangebied met name een woonfunctie heeft, zijn er toch wat bedrijven gevestigd. Bedrijvigheid is vooral te vinden in de oude kern van Katwijk aan den Rijn. De aanwezigheid van deze bedrijven sluit aan bij het streven vanuit de Brede Structuurvisie om wonen en werken in de kernen te blijven mengen. Wel is in de loop der jaren gekeken of bedrijven, die om milieutechnische en verkeer aantrekkende redenen of omdat uitbreidingsmogelijkheden minimaal zijn, een meer passender functie kunnen krijgen. Zo is op de locatie van Garage Rijnzicht een horeca bestemming toegevoegd en de mogelijkheid tot het vestigen van een garage verdwenen. Transportbedrijf Guyt aan de Achterweg is verhuisd uit de kern van Katwijk aan den Rijn, in het bestemmingsplan is hiervoor nog geen andere bestemming ingevuld. Aan de Rijnstraat is tuincentrum de Uiver gevestigd. In de Molenwijk zijn de bedrijven beperkt tot het tankstation aan de N206 en twee kleinere bedrijven, te weten: een koeriersdienst en een hoveniersbedrijf.

Op de noordpunt van 't Eiland bevinden zich geen bedrijven. Wel hebben binnen Katwijk aan den Rijn op verschillende locaties binnen de woonbestemming enkele bijgebouwen een bedrijfsfunctie in maximaal de categorie B1. Ook geldt voor de bestemming Gemengd - 1 dat hierbinnen o.a. bedrijven van maximaal categorie B1 zijn toegestaan.

Binnen Katwijk aan den Rijn bevinden zich verder verspreid over de wijk veel kleine zelfstandigen die een beroep aan huis uitoefenen. In het Economisch beleid van Katwijk wordt ingezet op het stimuleren van deze activiteiten.

Detailhandel

Detailhandel is in alle delen van Katwijk aan den Rijn te vinden. Met name de Rijnstraat en de Achterweg in de oude kern herbergen veel winkels. In de Molenwijk zijn de winkels met name geconcentreerd aan de Tulpstraat. Er bevinden zich verspreid over de wijk wat winkels waaronder een supermarkt aan de Asterstraat. In 't Sandt is alleen een winkelvoorziening op de kop van het woongebouw aan de Bijdorpstraat.

Binnen de detailhandelsfunctie is in het nieuwe bestemmingsplan ook horeca als ondergeschikt gebruik mogelijk.

Horeca

De horeca bevindt zich overwegend in de winkelgebieden aan de Rijnstraat en de Tulpstraat. Het betreft met name wat kleinere cafés en snackbars. Aan de Wassenaarseweg is een chinees restaurant gevestigd en de Roskam aan de Turfmarkt is een zalencentrum. In het gebied bevindt zich voorts één bed en breakfast en is aan de Turfmarkt 7 en 8 de vestiging van verschillende horeca mogelijk.

3.5 Maatschappelijke Voorzieningen

Binnen Katwijk aan den Rijn zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen te vinden.

Onderwijs en peuterspeelzalen

Er bevinden zich drie scholen voor basisonderwijs in het gebied: r.-k. basisschool de Horizon en p.c. basisschool Willem van Veen in de oude kern van Katwijk aan den Rijn en p.c. basisschool Otto Baron van Wassenaer van Catwyck in de Molenwijk. Deze drie scholen hebben alle een inpandige peuterspeelzaal.

Daarnaast heeft stichting Cardea op de locatie aan de Tulpstraat een kleine vestiging. Daar wordt jeugdzorg verleend, gecombineerd met onderwijs (samenwerkingsverband met de Leidse Buitenschool). In het oude Dorp is de locatie voor de praktijkschool, na de verhuizing hiervan naar de nieuwbouw aan de Coligny vrijgekomen. Hier wordt in het bestemmingsplan woningbouw mogelijk. Voor de overige scholen zijn geen ontwikkelingen te verwachten.

Zorg en welzijn

Naast de woonzorgvoorziening de Wilbert op 't Eiland is er in het gebied een buurtcentrum voor senioren bij het aan de Vinkeweg. In Katwijk aan den Rijn bevindt zich geen woonzorgzone. Aan de Callaoweg bevindt zich Factor W., een Stichting voor Sociaal Cultureel Werk in Katwijk.

In Molenwijk zijn er verder het gebouw van de wijkvereniging - Molenwiek - en een nevenvestiging van de bibliotheek. De vestigingsstructuur van de Bibliotheek Katwijk wordt momenteel herzien en politieke besluitvorming daarover nog moet plaatsvinden. Doordat ruimte van de wijkvereniging direct naast de bibliotheek is gelegen zal na besluitvorming over de vestigingsstructuur gekeken worden naar huisvesting van de wijkvereniging.

Woonservicezone Katwijk aan den Rijn (Wilbert e.o.)

In de periode tot circa 2020 worden er in de gemeente minimaal 5 woonservicezones ontwikkeld. In 2008 zijn door burgemeester en wethouders 5 woonservicezones en 1 nog te onderzoeken zone benoemd. Katwijk aan den Rijn is een van de benoemde woonservicezones.

Bij een woonservicezone gaat het in principe om een gewone wijk voor iedereen. Maar het bijzondere in een woonservicezone is dat er een veilige, vertrouwde en soms beschutte woonomgeving wordt gerealiseerd voor mensen die wat kwetsbaarder zijn (het accent ligt hier op ouderen en mensen met een beperking). Dit gebeurt door de realisering van toegankelijke woningen in combinatie met voorzieningen , welzijnsdiensten , veiligheidsprogramma's en programma's die gericht zijn op onderlinge zorgzaamheid en sociale cohesie. Door onderlinge samenwerking tussen bewoners , gemeentelijke instanties en organisaties is er extra aandacht voor de leefbaarheid en de kwaliteit van leven in de wijk. In een woonservicezone is de hele range aan zorg en welzijn (planbare zorg, onplanbare zorg, ontmoeting, verhoogd niveau aan dienstverlening etc.) beschikbaar.

Het hart van de woonservicezone Katwijk aan den Rijn is de Wilbert (woonzorgvoorziening). O.a. van belang voor deze zone is de renovatie/nieuwbouw van de Wilbert en de functies die de nieuwe Wilbert in combinatie met de zorg en welzijnsfuncties die er elders voor de bewoners van de woonservicezone georganiseerd (gaan) worden. Het is de bedoeling dat er in en vanuit gebouw Rijndal (Tranendal) activiteiten voor ouderen (> 65) in de wijk (in eerste instantie Tranendal en Molenwijk) maar op termijn voor de hele woonservicezone worden georganiseerd (groeimodel).

Daarnaast zijn vanuit de optiek van de woonservicezone barrièrevrije looproutes, voldoende straatmeubilair etc. van belang. Aan de precieze invulling van de woonservicezone wordt nog gewerkt.

Sport

Binnen Katwijk in het algemeen en binnen Katwijk aan den Rijn in het bijzonder is een tekort aan sportvoorzieningen. Er bevinden zich in de Molenwijk een sportzaal aan de Dahliastraat en bij de wijkvereniging aan de Fresiastraat een sportveld. In het groen aan het Laage Mallegat liggen recreatieve sportveldjes. Voor de toekomst is geen uitbreiding van de voorzieningen in het plangebied te verwachten.

Religieuze gebouwen

In Katwijk aan den Rijn bevinden zich drie kerken van verschillende gezindte. Bij alle drie zijn ook zalenfuncties waar aan de kerken gerelateerde maatschappelijke activiteiten plaatsvinden. Zo is Kat-rijn vanuit /in het parochiehuis aan de Kerkstraat 68 actief . Zij organiseren open sociaal culturele activiteiten en cursussen voor senioren.

De kerken vallen wel onder de bestemming maatschappelijk, maar niet onder het maatschappelijk beleid van de gemeente.

3.6 Verkeer

Verkeersstructuur

Huidige situatie

Het accent van de verkeersituatie in Katwijk aan den Rijn ligt op het woonaspect. De landelijke ontwikkelingen in het kader van Duurzaam Veilig zijn daar toegepast. Dit heeft tot gevolg gehad dat de verkeersvoorzieningen gericht zijn op het versterken van de positie van de verblijfsgebieden in Katwijk aan den Rijn.

Naast de gebiedsontsluitingswegen Molentuinweg en Sandtlaan hebben de wegen Rijnstraat en Valkenburgseweg ook een ontsluitende functie. Op deze wegen geldt een snelheidsregime van 50 km/uur, een snelheid voor gebiedsontsluitingswegen. De Rijnstraat en de Valkenburgseweg hebben echter een smal wegprofiel, te smal om volgens het concept Duurzaam Veilig een wegindeling van een gebiedsontsluitingsweg te realiseren. Op die twee straten zijn bijvoorbeeld fietsstroken aanwezig in plaats van vrijliggende fietspaden.

De overige straten in Katwijk aan den Rijn zijn ingericht als 30 km-zone of (woon)erf.

Toekomstige situatie

Vanwege de geringe beschikbare ruimte en de vele erfaansluitingen wordt de Rijnstraat als 30 km-zone ingericht. Het invoeren van een 30 km-zone heeft het effect dat de doorstroming in die straten minder groot wordt. Wanneer samen met de aanleg van de wijk Duinvallei de N206 wordt verlegd wordt de verbinding N206-Molentuinweg verbeterd. Op dat moment is er een goede alternatieve route voor het doorgaande verkeer op de Rijnstraat en is het mogelijk om op de Rijnstraat een 30 km-zone in te richten.

Verkeersveiligheid

Huidige situatie

De locaties met meer dan twee ongevallen in de periode van 2006 t/m 2009 bevinden zich op de vier wegen die hierboven staan vermeld (Molentuinweg, Sandtlaan, Rijnstraat en Valkenburgseweg).

Toekomstige situatie

Een structurele oplossing om vergelijkbare ongevallen tegen te gaan is het weren van het doorgaande verkeer. Bij aanpassing van deze wegen is het uitgangspunt om ook deze wegen minder aantrekkelijk te maken voor doorgaand verkeer. Dit staat in verband met de beoogde randwegenstructuur zoals die in het IVVP staat beschreven.

Langzaam verkeer

Huidige situatie

De Molentuinweg, Sandtlaan, Rijnstraat, en Valkenburgseweg zijn onderdelen van het hoofdfietsnetwerk. Dit is in het IVVP aangegeven. Zoals onder het kopje verkeerstructuur is aangegeven is de Rijnstraat een te drukke straat voor de beschikbare ruimte die aanwezig is. Daardoor komt het voor dat fietsers in het gedrang komen. Ze krijgen te weinig ruimte van automobilisten.

Toekomstige situatie

Onder het kopje verkeerstructuur is al aangegeven dat in de toekomst het doorgaande verkeer op de Rijnstraat geweerd kan worden. Daarbij komt er vanzelfsprekend meer ruimte voor fietsers beschikbaar.

In het IVVP is verder opgenomen dat er tussen Katwijk aan Zee en Rijnsburg ten noorden van de Sandtlaan een schakel ontbreekt in het hoofdfietsnetwerk. Deze schakel houdt in dat er eventueel een fiets- en voetgangersburg over de Rijn en een fiets- en voetgangersbrug over het Additioneel Kanaal gerealiseerd moet worden. Binnen het bestemmingsplan zijn met een specifieke aanduiding de zoeklocaties voor die bruggen ten behoeve van de fietsverbindingen aangegeven.

Openbaar vervoer

Huidige situatie

Katwijk a/d Rijn wordt met verschillende buslijnen ontsloten met openbaar vervoer in de richtingen Katwijk aan Zee, Rijnsburg, Valkenburg, Leiden, Den Haag, Noordwijk en Haarlem.

De frequenties worden door het vervoerbedrijf Connexxion bepaald en liggen gemiddeld op één bus per half uur.

Toekomstige situatie

In het nieuwe bestemmingsplan zijn geen wijzigingen opgenomen.

3.7 Parkeren

Huidige situatie

Uit de nachtelijke parkeerdrukmeting uit 2004 blijkt dat er in veel straten in Katwijk aan den Rijn een hoge tot extreem hoge parkeerdruk is. In een deel van deze straten worden meer auto's geparkeerd dan dat er toegestane parkeerruimte is.

Toekomstige situatie

In het plangebied zijn weinig mogelijkheden om het parkeren uit te breiden en zo de parkeerdruk te verlagen. Waar mogelijk is de bestemming verkeer-verblijfsgebied ten behoeve hiervan aangepast. Een oplossing voor de huidige situatie moet verder met name gezocht worden in toekomstige herinrichting of herprofilering van de straten - zoals de Rijnstraat -, en zo nodig het realiseren van parkeren op eigen terrein bij nieuwe ontwikkelingen.

Bij nieuwe ontwikkelingen zoals aan de Commandeurslaan zal het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein opgelost worden.

3.8 Groen, Water En Recreatie

Groen en Water

Katwijk aan den Rijn is van oorsprong een agrarisch dorp langs de Rijn aan een knooppunt van wegen. De bebouwing was oorspronkelijk ruim opgezet, met veel akkers en groen waarop de huizen en boerderijen ruim van elkaar gebouwd waren. Later is de bebouwing verdicht en is het aandeel groen beperkt. De oude bomen vormen herkenningspunten van het oorspronkelijk landschap. Katwijk aan den Rijn grenst niet aan de ecologische hoofdstructuur. Ecologische verbinding tussen de duingebieden en het groen in het bebouwde gebied is in potentie aanwezig via de N206. Hier is de ruimte aanwezig voor een ecologische structuur.

Er zijn twee grotere groenstructuren te onderscheiden:

  • langs het uitwateringskanaal/ Additioneel kanaal. Tot de oude veiling van Katwijk ('t Ambacht) is een brede groenstrook aanwezig met afwisselend gras en bosschages die overloopt in de groengebieden Kwakkelwei en 't Sandt. De structuur loopt echter dood op het voormalige veilingterrein op de zuidpunt van het eiland.
  • de N206 wordt aan beide zijden begeleid door dichte bosschages.

Beide groenstructuren vertonen samenhang en uniformiteit. Een van de doorgaande waterstructuren , de Rijn, heeft een harde oever en wordt nauwelijks begeleid door groen, waardoor deze waterstructuur een zeer beperkte ecologische waarde heeft.

Katwijk aan den Rijn heeft verder een groene uitstraling, hoewel de echte hoeveelheid openbaar groen beperkt is. Deze groene uitstraling is vooral te danken aan de bomenlanen in de straten. Overige beplanting zoals heesters, gazons en bosjes beperken zich tot de randen van de kern. Het groen in de kern heeft geen verbindend karakter.

Er is een wijzigingsbevoegdheid voor de Kwakkelwei opgenomen, waarbij de bestemming Agrarisch in de bestemming Groen kan worden gewijzigd, om zo de gewenste schakel in het fietsroute netwerk te kunnen toevoegen.

3.9 Speelvoorzieningen

Speelvoorzieningen

In de huidige situatie is er voldoende speelmogelijkheid in de Molenwijk, maar zijn er onvoldoende speelplekken in het oude Dorp en 't Sandt aanwezig. Binnen het bestemmingsplan zijn hiervoor geen extra ruimten opgenomen.

Hoofdstuk 4 Ontwikkelingen

4.1 Algemeen

Het bestemmingsplan betreft een reguliere herziening. De wijzigingen in bouwmogelijkheid of bestemming die zijn opgenomen betreffen daarom voornamelijk wijzigingen die al mogelijk zijn gemaakt met vrijstellingen of omgevingsvergunningen of wijzigingen ten gevolge van een andere manier van bestemmen. Binnen het bestemmingsplan wordt echter ook met enkele nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden.

4.2 Toekomstige Ontwikkelingen

Er zijn enkele (toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. Deze zijn hieronder omschreven. Daarnaast wordt in het plangebied met mogelijke ontwikkelingen rekening gehouden, waarvoor nu nog geen duidelijke kaders bekend zijn. Hiervoor wordt een wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waardoor bij meer duidelijkheid over de plannen een kortere procedure kan worden gevoerd.

4.2.1 Nieuwbouwplannen

Nieuwbouw die mogelijk is gemaakt door een vrijstelling of omgevingsvergunning

Binnen het bestemmingsplan zijn enkele ontwikkelingen opgenomen die al eerder met een andere ruimtelijke regeling mogelijk zijn gemaakt. Voor deze vrijstellingen of omgevingsvergunning zijn de benodigde onderzoeken en vergunningen al aangevraagd en verkregen. In dit bestemmingsplan zullen voor deze ontwikkelingen daarom geen nadere ruimtelijke onderbouwingen meer opgenomen. Het betreft o.a. de mogelijke bouw van een woning aan de Kerkstraat 35.

Nieuwbouw aan het Schulpeinde

In het bestemmingsplan wordt de bouw van vier woningen aan het Schulpeinde mogelijk gemaakt. Om dit mogelijk te maken is al in 2010 een ruimtelijke procedure gestart maar deze moet nog worden afgerond. Hoewel de verwachting is dat deze vlak voor vaststelling met het bestemmingsplan plaatsvindt, wordt de ruimtelijke onderbouwing voor deze ontwikkeling alsnog opgenomen in het bestemmingsplan.

Nieuwbouw op de locatie van de voormalige Praktijkschool
Het nieuwbouwplan betreft een bouwplan voor de bouw van vier eengezinswoningen op de locatie van de voormalige Praktijkschool aan de Commandeurslaan. Voor de herontwikkeling hiervan is een Stedenbouwkundig kader opgesteld - "Herontwikkeling locatie Praktijkschoolde Rijn, stedenbouwkundig kader" - dat als bijlage bij de regels is toegevoegd.

Volgens dit stedenbouwkundig kader zijn de vier woningen op twee wijzen te realiseren: twee twee-onder-een-kapwoningen of een vrijstaande hoewoning in combinatie met drie aaneengesloten woningen. Omdat de ontwikkelaar graag de keuze voor de typen woningen door de markt wil laten bepalen, is met beide opties in het bestemmingsplan rekening gehouden. Voor deze locatie zijn daarom flexibeler regels opgenomen en wordt voor de uitvoering nader verwezen naar het vastgestelde Stedenbouwkundige kader.

Aansluitend aan dit gebied wordt in de Mgr. Bekkerstraat - ter plaatse van de voormalige entree van het schoolplein van de Praktijkschool - de bouw van een bijgebouw mogelijk toegestaan, waarbij een gebruik als kantoor, atelier of bedrijf mogelijk is.

4.2.2 Wijzigingsbevoegdheid

Wijzigingsbevoegdheid voor de Kwakkelwei

Volgens het masterplan 'vizier op de rivier' is de ontwikkeling van de Kwakkelwei tot een stadspark lange tijd gewenst. Voor de komende 10 jaar zijn echter nog geen duidelijke plannen voor deze ontwikkeling opgesteld, waardoor de vigerende bestemming gehandhaafd blijft. Vooruitlopend op deze onwikkeling is al wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de gronden naar de bestemming Groen, zodat op de Kwakkelwei eventueel wel aangesloten kan worden op het fietsnetwerk of een uitbreiding van de speelmogelijkheden via een wijzigingsplan mogelijk is.

De toevoeging van de gewenste fietsroute is opgenomen in de brede structuurvisie en het IVVP en het daaruit voortkomende Uitvoeringsplan Fiets.Omdat het gaat om een recreatieve langzaamverkeersroute is gekozen voor een wijziging naar de bestemming groen.

Wijzigingsbevoegdheden voor Transportbedrijf Guyt

In het vigerende bestemmingsplan wasvoor het perceel van Transportbedrijf Guyt aan de Achterweg 8 al een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarvan geen gebruik is gemaakt. De wijzigingsbevoegdheid betrof een wijziging, die het mogelijk maakte om de bestaande bestemming voor het transportbedrijf kon worden gewijzigd in uitsluitend de bestemming Gemengde Doeleinden. Wel zijn de activiteiten van het bedrijf inmiddels deels naar een andere locatie verplaatst. Vanwege de aard van het bedrijf bestaat nog steeds de noodzaak vanuit milieu om hier in de toekomst geen zelfde soort bedrijf te huisvesten. Hoewel ook andere doeleinden voorstelbaar zijn - zoals wonen, zijn hier geen concrete plannen voor overlegd, waardoor er te weinig rechtsgeldige gronden zijn om dit in de wijzigingsbevoegdheid mee te nemen.

Wijzigingsbevoegdheden voor locatie de Wilbert vervallen

In het vigerende bestemmingsplan was voor een locatie op het terrein van de Wilbert ook een wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waarmee de bouw van woningen mogelijk werd gemaakt, maar waarvan geen gebruik is gemaakt. Deze wijzigingsbevoegdheid wordt in het nieuwe bestemmingsplan niet meer meegenomen, omdat er nog geen concrete nieuwe ontwikkelingen zijn te verwachten. Er zijn voor de komende jaren wel plannen voor ontwikkelingen, maar deze zijn nog te weinig concreet om via een wijzigingsbevoegdheid opgenomen te worden in het bestemmingsplan.

4.2.3 Wijziging bestemming

De huidige bestemmingen zijn grotendeels overgenomen conform de vigerende regeling. Bij de bestemming Gemengde Doeleinden in het vigerende plan, bleek dat in veel van de daaronder vallende percelen ook gewoond werd, terwijl dit niet in de doeleinden was toegestaan. Omdat dit bij de meeste percelen goed voorstelbaar is binnen een overwegend woongebied, het met name panden betreft die een bij het woongebied passend uitstraling, directe ontsluiting aan het openbaar gebied hebben en het geen verdere verhoging van de parkeerdruk tot gevolg heeft, is gekozen om binnen deze bestemming Gemengd 1 de bestemming wonen toe te voegen.

De bestemming Verkeer-Verblijfsgebied is op enkele plaatsen iets aangepast om een toekomstige herprofilering van de Rijnstraat of een betere realisatie van het parkeren mogelijk te maken.

4.3 Stedenbouwkundige Opzet

Met het bestemmingsplan worden twee ontwikkelingen mogelijk gemaakt.


Commandeurslaan 29

Ten behoeve van de ontwikkeling van het terrein van de voormalige praktijkschool is een stedenbouwkundig kader opgesteld, waarin wordt aangesloten op de bestaande kleinschalige bebouwing van de Commandeurslaan.

De stedenbouwkundige uitgangspuntenzijn als bijlage bij de toelichting gevoegd. In de regels zijn deze uitgangspunten zodanig vertaald dat de beide stedenbouwkundig toegestane varianten gebouwd kunnen worden. Dit betreft de bouw van twee maal twee-aaneengesloten woningen of drie aan-eengesloten woningen met een vrijstaande woning op de hoek van de Commandeurslaan en het Commandeurspad. (zie bijlage)

Schulpeinde

Het betreffende plangebied voor de vier woningen is onderdeel van een ontwikkelingsgebied met zeven woningen. De drie resterende woningen worden in een latere fase en na een aparte procedure gebouwd. Het gehele ontwikkelingsgebied ligt op het achterterrein van de woningen langs de Noordwijkerweg. Van oudsher behoren de diepe tuinen bij de lintbebouwing langs de Noordwijkerweg. Door de nieuwbouw wordt de diepte verkleind tot een meer gebruikelijke dieptemaat.
Het plangebied zelf met de vier woningen ligt in een binnenhof geheel op de diepe achtertuinen en aan een speelterrein en parkeerterrein. Het (overige) deel van het ontwikkelingsgebied ligt tevens aan de Schulpeinde. De drie aanvullende woningen zijn op de Schulpeinde georiënteerd. De vier woningen op het plangebied zijn aan het speelterrein en het parkeerterrein gesitueerd.

De vier woningen vormen door de gekozen situering (oost/west richting) een nieuwe wand op het binnenterrein. De hoogte, bouwmassa in twee bouwlagen met kap en de kapvorm van de nieuwe woningen sluiten aan bij de langskap en bebouwingshoogte van de omringende bebouwing.

De bloklengte van de vier woningen past goed bij de maat van het binnenterrein.

Hoofdstuk 5 Milieu & Omgevingsaspecten

Bij de opzet van bestemmingsplannen moet in een vroegtijdig stadium onderzoek worden gedaan naar de milieuaspecten om te voorkomen dat er mogelijkheden worden gesuggereerd die ten gevolge van de milieuwetgeving niet kunnen worden gerealiseerd. Er moet met diverse milieuwetten, verordeningen, richtlijnen enzovoort rekening worden gehouden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven voor welke milieu- en omgevingsaspecten - in het kader van het opstellen van het bestemmingsplan - straks nader onderzoek nodig is.

5.1 Duurzaamheid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Katwijk streeft er naar bij elke ruimtelijke ontwikkeling de schade aan het milieu en de menselijke gezondheid op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken. Zij wil daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de stedelijke ontwikkeling op een zo hoog mogelijk niveau brengen.

Toetsingskader

Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS). Dit instrument is bedoeld om de milieuambities en andere duurzaamheidaspecten een volwaardige plaats te geven in de ontwikkeling van ruimtelijke plannen voor gebieden > 1 hectare (of meer dan 10 woningen). Duurzaamheid is hierbij ruim gedefinieerd als 'People, Planet, Profit' (PPP). Dit betekent dat naast ambities op het gebied van milieu ook maatschappelijke/sociale en economische ambities een plek hebben gekregen in het beleid. Een ambitietabel maakt deel uit van het RBDS.

Regionale DuBoPlus Richtlijn 2008 . De nagestreefde kwaliteit en duurzaamheid van het project dienen op basis van een overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar geborgd te worden. Voor de woning- en utiliteitsbouw worden de duurzame prestaties berekend met het instrument de GPR-Gebouw en de resultaten gepresenteerd in een schoolcijfer (1 -10). Een 7 is de regionale norm.

Het Klimaatprogramma 2008- 2012 kent onder meer een relatie met ruimtelijke ordening, doordat bij ontwikkelingen vanaf 50 woningen de kansen voor CO2-reductie in aanmerking genomen dienen te worden en vanaf 200 woningen een energievisie ontwikkeld dient te worden. Doel hierbij is om te komen tot 18 -100 % reductie van de CO2-uitstoot, afhankelijk van de schaal van de ruimtelijke ontwikkeling.

Voor de woning- en utiliteitnieuwbouw worden de prestaties berekend met de rekentool GPR-gebouw voor de thema's energie, materialen, water, afval, gezondheid en woonkwaliteit. Elk thema kent een score van 1 tot 10, waarbij een 6 overeenkomt met de verplichte wet- en regelgeving en een score 7 met het regionale Plus ambitieniveau.

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen werkt preventief tegen woninginbraak, overlast, vandalisme en criminaliteit op straat door eisen te stellen aan het ontwerp van de woonomgeving (wijk en buurt), het wooncomplex en de individuele woning. Het keurmerk stelt ook andere eisen, gericht op voorzieningen (bijvoorbeeld verlichting en begroeiing) of een beheerplan.

Consoliderend plan

Bestemmingsplan Katwijk aan den Rijn 2012 is voornamelijk een consoliderend plan. Daarom is de verwachting dat er binnen de bevoegdheden van dit plan geen beleidsdoelen kunnen worden gerealiseerd in het plangebied. Sterke en zwakke duurzame aspecten van het plangebied kunnen echter wel gemeten en zichtbaar gemaakt worden, waarmee vervolgens de duurzaamheid van het gebied verbeterd kan worden.

Ontwikkelingslocatie

Een bouwlocatie waar kansen liggen is de locatie van de voormalige Praktijkschool De Rijn aan de Commandeurslaan en een bouwlocatie aan het Schulpeinde. Met name op de vlakken gezondheid (wegverkeersgeluid), gebouwkwaliteit en energie kunnen duurzame ambities worden gerealiseerd.

De beoogde bouwlocaties aan de Commandeurslaan (4 woningen) en aan het Schulpeinde (4 woningen) voldoen niet aan de beleidscriteria voor duurzame stedenbouw. Voor energiezuinigheid en duurzame energie wordt het Regionale Klimaatbeleid toegepast op projecten vanaf 50 woningen. Op gebouwniveau kunnen wel duurzaamheidsambities worden meegenomen. Het programma DPL (Duurzaamheidprofiel op Locatie) kan worden ingezet als meet- en communicatie-instrument in bestaande en nieuwbouw wijken.

Conclusie

Er wordt een duurzaamheidsprofiel van het plangebied vastgesteld en het begrip duurzaam bouwen wordt meegenomen bij de beoogde bouwlocatie.

5.2 Bedrijvigheid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op een woongebied. Om deze woonfunctie te beschermen dient aandacht te worden geschonken aan mogelijk conflicterende bestemmingen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden.

Deze planlocatie voorziet in de bouw van 4 woningen aan de Commandeurslaan en 4 woningen aan het Schulpeinde. Beide ontwikkelingen liggen in een woongebied. In de omgeving zijn geen bedrijven met een milieuhindercontour aanwezig.

Toetsingskader

Om het begrip milieuzonering hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de VNG. Bedrijven zijn opgenomen in een tabel met bedrijven, die is ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

De indeling van de bedrijven is vastgelegd in een afstandentabel, waarin de diverse aspecten van de bedrijven in normatief opzicht zijn weergegeven. Op grond van deze lijst kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van op een terrein toe te laten bedrijfsactiviteiten. Ook bestaande bedrijven kunnen aan deze lijst getoetst worden. Bij deze selectie dienen milieuoverwegingen een belangrijke rol te spelen.

Bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 hebben een relatief geringe milieubelasting en zullen in het algemeen niet conflicteren met de woonbestemming. Bedrijven die als categorie 3 zijn gekwalificeerd dienen van geval tot geval te worden bezien, waarbij met name de afstand tot de woonbestemming in relatie tot de bedrijfsbestemming van belang is. Bedrijven die in categorie 4 of hoger worden gerangschikt dienen van vestiging binnen een woonomgeving te worden uitgesloten.

Onderzoek

Binnen het plangebied zijn de volgende doeleinden gevestigd als bedrijf of als voorziening met een milieucategorie van 1, 2 of 3:

Doeleinden soort bijzonderheid Milcat.
Bedrijf Transportbedrijf, Achterweg 8
Tuinbouwbedrijven
Aannemers- en installatiebedrijf
3.2
1/2
2
Maatschappelijk Kerken
Verenigingsgebouwen
1
1/2
Gezondheidszorg Verpleeghuis
Detailhandel Tankstation N206,
Wassenaarseweg 65
Bouwmarkten / supermarkten
Diverse winkels
LPG vulpunt
<1000m3 p/jaar

3.1

1/2
1/2
Horeca Hotel-cafe-restaurant
Snackbar
2
2
Nutsvoorzieningen Aardgasdistributie
Trafostations
reduceerstations 2
1
  • Het transportbedrijf op het perceel Achterweg 8 kan binnen de milieuwetgeving niet ter plaatse gehandhaafd blijven. Voor deze locatie is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee dit gebruik bij beeindiging van het bedrijf kan worden verwijderd.
  • Bij tuincentrum De Uiver, Rijnstraat 141 is ook de verkoop van vuurwerk toegestaan. Een dergelijk verkooppunt moet voldoen aan de inrichtingseisen van het Vuurwerkbesluit milieubeheer. De spreiding van verkooppunten over de gemeente wordt gereguleerd met het APV-vergunningenstelsel.
  • Bij het LPG-tankstation aan de Wassenaarseweg 65 (N206) staan kwetsbare objecten binnen de milieuzone. In de omgevingsvergunning (milieu) is dit opgelost. De LPG -installatie legt beperkingen op voor de bouwmogelijkheden van objecten als woningen, winkels, scholen etc. in de omgeving. Voor het aspect gevaar (externe veiligheid) wordt ook verwezen naar paragraaf 4.7. De risicozone rond het LPG-tankstation is opgenomen in de plankaart.

De algemene milieuhygiënische situatie van de bedrijven en instellingen binnen het plangebied waarop de Wet milieubeheer van toepassing is, is redelijk tot goed te noemen. Van een structureel klachtenpatroon is geen sprake.

Buiten het plangebied liggen een aantal bedrijven waarvan de milieuzone zich uitstrekt tot in het plangebied. De bedrijven zijn via hun omgevingsvergunning (milieuvergunning) al ingepast in de bestaande (woon)- omgeving en vormen zo geen belemmering voor het plangebied.

Activiteit Milieucategorie
Bedrijven in de strook tussen Valkenburgseweg en Oude Rijn 3.1/3.2
Van Gansenwinkel BV, Lageweg 1 4.2

Deze bedrijven hebben geen nadelige invloed op het woonfuncties in het plangebied.

Conclusie

Op basis van het voorgaande is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en worden de bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt. (zie bijlage 1 van de regels: Staat van bedrijfsactiviteiten)

5.3 Geluid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Binnen het plangebied wordt de bouw van 4 woningen aan de Commandeurslaan en de bouw van 4 woningen aan het Schulpeinde mogelijk gemaakt.

Toetsingskader

Verkeer en industrie zijn geluidsbronnen met ruimtelijke relevantie. De Wet geluidhinder stelt kaders voor deze bronnen en normen voor de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten. Ingevolge de Wet geluidhinder zijn alle wegen zoneplichtig met uitzondering van 30-km gebieden en woonerven. Omdat de wet het de gemeente als bevoegd gezag toestaat om ontheffing van de voorkeursgrenswaarde te verlenen is lokaal geluidbeleid opgesteld. Daarin zijn ook kaders opgenomen voor het vaststellen van hogere grenswaarden.

Onderzoek

Wegverkeersgeluid

Binnen het plangebied liggen wegen waarop de rijsnelheid hoger is dan 30 km/h, zoals de Rijnstraat, Molentuinweg/Sandtlaan en de Valkenburgseweg. Ook ligt langs het plangebied de provinciale weg N206. Langs deze wegen liggen onderzoekzones. Omdat de nieuwbouwwoningen aan de Commandeurslaan zijn geprojecteerd binnen de onderzoekzone van de provinciale weg N206, dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat de voorkeurswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. (zie bijlage)

De bouwlocatie aan het Schulpeinde ligt op de grens van de onderzoekzones van de N206 en de Rijnstraat. Tussen de geluidsbronnen en de beoogde woningen bevinden zich veel gebouwen die de geluidsbronnen afschermen. Daardoor is het zeer aannemelijk dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder, die in acht moeten worden genomen. Deze hypothese wordt bevestigd aan de hand van het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd voor de rapportage Omgevingsgeluid 2011. Daaruit blijkt dat de voorkeurswaarde van 48 dB Lden op deze locatie niet wordt overschreden. Daarnaast geven de ontwikkelingen in mobiliteit tot 2022 geen aanleiding tot nader onderzoek.

Industriegeluid

Binnen het plangebied zijn geen grote lawaaimakers (zie art. 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer) toegestaan. Wel grenst het plangebied aan industriegebied 't Heen, een gezoneerd industrieterrein. De geluidzone, die volgens artikel 41 van de Wet geluidhinder is vastgesteld, strekt zich uit tot binnen het plangebied. De 50 dB(A) contour van de geluidzone is op de verbeelding aangegeven. Binnen die zone worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geprojecteerd.

Evenementen

In het openbaar gebied (bestemmingen Verkeer en Groen en Water) is het mogelijk om evenementen te houden. Binnen het plangebied is de Turfmarkt aangeduid als evenemententerrein, omdat hier jaarlijks een of meer evenementen - die vergunningsplichtig zijn volgens het Evenementenbeleid - met een luidruchtig karakter worden gehouden. De toegestane evenementen duren gezamenlijk maximaal 10 dagen, keren jaarlijks terug en trekken 1.000 tot 5.000 personen.

Luchtvaartlawaai

Omdat Katwijk buiten de 20 KE-contour van Schiphol ligt is deze geluidsoort niet nader beoordeeld.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen zones langs wegen als bedoeld in de Wet geluidhinder. Er is door onderzoek vastgesteld dat de geluidsbelasting op gevels van geprojecteerde woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. De voorkeurswaarde van 48 dB vanwege het verkeersgeluid wordt niet overschreden.

De geluidbelasting op de gevel vanwege het wegverkeer verandert niet. (zie bijlage: akoestisch onderzoek Commandeurslaan 29)

5.4 Bodem

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Het plangebied is overwegend in gebruik als woongebied. Op enkele plaatsen zijn bedrijven dan wel maatschappelijke voorzieningen (kerk, school, bibliotheek, wijkgebouw) aanwezig. Binnen het plangebied wordt de bouw van 4 woningen aan de Commandeurslaan mogelijk gemaakt.

Toetsingskader

Het Besluit ruimtelijke ordening stelt eisen aan de uitvoerbaarheid van plannen. Daarom is kennis van de bodem van belang voor het leggen van de bestemmingen. De Wet bodembescherming bevat kaders voor (het saneren van) ernstige verontreinigingen. De Woningwet en de Wet milieubeheer bevatten kaders omtrent het gebruik. Of een verontreiniging moet worden gesaneerd hangt af van de ernst en omvang. Uiteraard speelt het toekomstig gebruik ook een belangrijke rol.

Onderzoek

Op basis van de databank bodeminformatie en de bodemkwaliteitskaart van gemeente Katwijk blijkt dat binnen het plangebied enkele locaties bekend zijn waar (potentieel) verontreinigende activiteiten plaatsvonden en (mogelijkerwijs) een verontreiniging van de bodem is ontstaan. Echter, ten aanzien van het gebruik van deze locaties zijn bij gelijkblijvende gebruiksbestemming vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen aanwezig en bestaat vanuit de Wet bodembescherming, dan wel overige milieuwetgeving, geen directe saneringsnoodzaak.

Gebieden die onze aandacht hebben zijn Overrijn 20-25, De Schaape Wei, Asterstraat 2-28 waar op basis van de beschikbare bodemonderzoeksrapporten blijkt dat diverse verontreinigingen in de bodem aanwezig zijn. Indien ter plaatse van deze percelen in de toekomst herontwikkeling (bijvoorbeeld: woningbouw) plaatsvindt, dient sanering van de verontreinigde bodem plaats te vinden, waarbij de saneringsdoelstelling wordt afgestemd op het toekomstige gebruik.

Ontwikkellocatie Commandeurslaan

In 2004 heeft een verkennend bodemonderzoek door IDDS plaatsgevonden in het kader van de aanvraag van een bouwvergunning. Het gaat hierbij om een klein gedeelte van de locatie, te weten: het noordoostelijk deel. Hieruit bleek dat de bovengrond (0-0,5 meter minus maaiveld) hooguit licht verontreinigd is. In de ondergrond is een sterke verontreiniging met lood aangetroffen op een diepte van 1,5-2,0 meter minus maaiveld. Hier is nader onderzoek nodig om de omvang van de verontreiniging in beeld te brengen. Op basis van de diepte van de verontreiniging wordt er geen belemmering verwacht bij de aanvraag van een bouwvergunning. Het grondwater was eveneens hooguit licht verontreinigd.

In 2011 heeft een verkennend bodemonderzoek door IDDS plaatsgevonden ter plaatse van de uitpandige terreindelen op de gehele projectlocatie. Hieruit bleek dat de bovengrond hooguit licht verontreinigd is. De ondergrond is plaatselijk sterk verontreinigd met lood en zink (noordoostelijk terreindeel). Mogelijk is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging en een saneringsnoodzaak. In dat geval kan worden gesaneerd door een isolatievoorziening (verharding) of een leeflaag (1 meter schone grond) aan te leggen. Echter, na sloop van de bebouwing zal nader bodemonderzoek moeten plaatsvinden ter plaatse van de inpandige terreindelen en zal de omvang en ernst van de bodemverontreiniging verder in kaart moeten worden gebracht.

Ontwikkellocatie Schulpeinde

In 2011 is door van Dijk geo- & milieutechniek een bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat er gezien de geringe mate van verontreiniging er milieuhygiënisch geen bezwaar is voor de beoogde nieuwbouw.

Conclusie

Binnen het plangebied zijn geen ernstige verontreinigingen bekend en naar de aard van het gebied worden die ook niet verwacht. Deze hypothese zal in voorkomende gevallen in de praktijk worden getoetst op grond van de bouwverordening, de Wet milieubeheer als ook in het kader van grondtransacties.

Ter plaatse van de projectlocatie praktijkschool is mogelijk sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Na sloop van de bebouwing zal nader bodemonderzoek moeten plaatsvinden om de omvang en ernst van de bodemverontreiniging verder in kaart te brengen. (zie bijlagen: bodemonderzoek Commandeurslaan 29 en bodemonderzoek Schulpeinde)

5.5 Luchtkwaliteit

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Binnen het plangebied wordt de bouw van 4 woningen aan de Commandeurslaan en de bouw van 4 woingen aan het Schulpeinde mogelijk gemaakt.

Toetsingskader

Het bestemmingsplan moet voldoen aan de Wet milieubeheer, Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. De kern van dit hoofdstuk is het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL), een bundeling van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Uit het NSL volgt het onderscheid tussen grote en kleine projecten:

  • Grote projecten, die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren;
  • Kleine projecten hebben geen wezenlijke invloed op de luchtkwaliteit en niet behoeven te worden beoordeeld op luchtkwaliteit.

Het begrip 'in betekenende mate' (Wm, art. 5.16 lid 1c), is verder uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Nibm). Een plan draagt niet in betekenende mate bij als aannemelijk wordt gemaakt dat de toename van de jaargemiddelde concentratie aan fijn stof of stikstofdioxide minder is dan 3 % van de grenswaarde van 40 ug/m3. Dan hoeft niet verder te worden getoetst aan de grenswaarden uit de wet. Naast de 3 %-grens uit het Besluit Nibm is er de Nibm-regeling, waarin categorieën van gevallen zijn benoemd welke in elk geval niet bijdragen. Onder die categorieën vallen woningbouwlocaties (tot 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg) en kantorenlocaties (tot 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij één ontsluitingsweg). Met de toepassing van de regeling wordt op cijfermatige wijze gekwantificeerd of een project in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging.

Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening moet ook worden vastgesteld of er sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.

Onderzoek

De bestaande toestand van de luchtkwaliteit in het plangebied en omgeving is vastgelegd in de NSL-Monitoringstool. Over het peiljaar 2010 blijkt dat van de stoffen NO2 en PM10 de actuele concentraties de grenswaarden niet worden overschreden. Ook naar de toekomst leiden autonome ontwikkelingen niet tot grenswaardeoverschrijdingen. Het plan voldoet aan de Nibm-criteria omdat de ontwikkellocatie Commandeurslaan en de ontwikkellocatie Schulpeinde een beperkt aantal nieuwe woningen beoogd.

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van een grenswaarde. Ook voldoet dit plan aan de Nibm-criteria en daarom hoeft geen verdere beoordeling van de luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.

5.6 Natuurbescherming

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Natuurbescherming richt zich op de bescherming van de natuurlijke waarden in Nederland. In Katwijk bevinden zich twee natuurgebieden die beiden een onderdeel uitmaken van Natura 2000. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient bepaald te worden of het plan van invloed is op deze natuurgebieden of op de natuurlijke waarden.

Binnen het bestemmingsplan wordt de bouw van woningen aan de Commandeurslaan mogelijk gemaakt.

Toetsingskader

Gebiedsbescherming

In het aanwijzingsbesluit van genoemd natuurmonument/Natura2000-gebied zijn de beschermingsdoelstellingen benoemd. In de provinciale milieuverordening (PMV) is een groot gedeelte van Berkheide aangewezen als milieubeschermingsgebied voor stiltegebied en voor grondwater.

Soortenbescherming

De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Voor alle werkzaamheden in het kader van het bouwen en inrichten van de buitenruimte moet worden voorkomen dat beschermde dieren- en plantensoorten schade ondervinden. Ten behoeve van de omgevingsvergunning moet worden aangetoond, middels ecologisch onderzoek, dat hetzij geen schade wordt toegebracht, hetzij hiervoor ontheffing van de Flora- en faunawet is verkregen. In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan zal aannemelijk moeten worden gemaakt, op basis van een verkennend onderzoek of bestaande gegevens, dat de omgevingsvergunning zal kunnen worden verleend.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

In het plangebied ligt geen milieubeschermingsgebied. Het plangebied ligt op enige afstand van natuurbeschermingsgebied Berkheide. Het plan voorziet geen veranderingen die mogelijk van invloed zijn op het natuurbeschermingsgebied.

Soortenbescherming (Flora- en faunawet)

Op basis van de Natuurwaardenkaart Katwijk kan worden vastgesteld dat binnen het plangebied (beschermde) soorten mogen worden verwacht. Gelet op het huidig gebruik is naar het zich nu laat aanzien geen nader onderzoek noodzakelijk. De hiervoor genoemde Natuurwaardenkaart en de conclusies/ resultaten zijn enigszins gedateerd. Er moet om deze reden terughoudend met deze gegevens worden omgegaan. Wel valt er uit af te leiden dat bij de herziening van dit voornamelijk conserverende bestemmingsplan geen ruimtelijke maatregelen worden verlangd. Meer in het algemeen merken wij hier op dat de aanvrager van een omgevingsvergunning zelf verantwoordelijk is om na te gaan of, en zo ja, in hoeverre zijn bouwplan eventuele natuurwaarden schaadt.

OntwikkellocatieCommandeurslaan

Gezien de omgeving en locatie van de praktijkschool zijn er geen hoge natuurverwachtingen aanwezig, waardoor we het niet noodzakelijk achten om voor het vaststellen van het bestemmingsplan een flora- en faunaonderzoek uit te voeren. Echter dit houdt niet in dat er geen beschermde diersoorten aanwezig kunnen zijn. Voor de uitvoering zal dit door de ontwikkelaar gecheckt moeten worden.

Ontwikkellocatie Schulpeinde

Gezien de omgeving en locatie van de ontwikkellocatie Schulpeinde zijn er geen hoge natuurverwachtingen aanwezig, waardoor we het niet noodzakelijk achten om voor het vaststellen van het bestemmingsplan een flora- en faunaonderzoek uit te voeren. Echter dit houdt niet in dat er geen beschermde diersoorten aanwezig kunnen zijn. Voor de uitvoering zal dit door de ontwikkelaar gecheckt moeten worden.

Conclusie

In het plangebied zijn geen milieubeschermingsgebieden (bijv. voor stilte of grondwater) aanwezig en er zijn geen (mogelijk) negatieve effecten op het op enige afstand gelegen natuurbeschermingsgebied Berkheide. Vóór de uitvoering van een project dient ter bescherming van mogelijk negatieve effecten op beschermde soorten zo nodig bij het bevoegde gezag een ontheffing te worden gevraagd.

5.7 Externe Veiligheid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
In/nabij het plangebied is aanwezig of geprojecteerd:

  • een BEVI-inrichting (LPG-tankstation)
  • een aardgastransportleiding van de Gasunie NV
  • route(s) gevaarlijke stoffen

Met dit bestemmingsplan wordt het bestaande gebruik geconsolideerd.

Het bestemmingsplan maakt de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk.

Toetsingskader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals bij de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij de herinrichting van een gebied bepalen deze risico's mede de ruimtelijke mogelijkheden. Hierbij kan het zowel inrichtingen als transporten betreffen. Binnen plangebied is een LPG-tankstation gevestigd. Het bestemmingsplan geeft geen mogelijkheid tot de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Dat kan zowel inrichtingen als transporten betreffen. Van die activiteit dient het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te worden bepaald en eventueel de toename hiervan.

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.

Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te zijn verantwoord.

Onderzoek

In het plangebied is een LPG-tankstation aanwezig met een doorzet van minder dan 250 m3 per jaar. Het invloedsgebied dat van belang is voor de verantwoordingsplicht in verband met het groepsrisico voor een LPG-tankstation met een doorzet lager dan 1500 m3 per jaar is 150 meter vanaf het vulpunt (afstand volgens bijlage 2 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen). Het woongebied in dit plan ligt hierbinnen, op ongeveer 85 m afstand. Ter plaatse is er geen sprake van een saneringssituatie. Hiernaast is op basis van een verkennend onderzoek naar het groepsrisico met behulp van de rekenmodule groepsrisico LPG, versie 2.2 gebleken dat de oriëntatiewaarde niet wordt benaderd. In of nabij het invloedgebied van het LPG-tankstation worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waardoor geen verandering in het groepsrisico plaats zal vinden. Hierdoor is het niet noodzakelijk om het groepsrisico nader te verantwoorden. De PR contour (10-6) van het vulpunt (45 meter) en het reservoir (25 meter) is op de plankaart aangegeven.

Hoofdtransportleidingen voor gevaarlijke stoffen, die in het kader van externe veiligheid bijzondere aandacht moeten krijgen, zijn niet in het plangebied aanwezig. Nabij het plangebied ligt een gastransport leiding van de Gasunie. Het invloedsgebied van deze leiding ligt net buiten het plangebied waardoor hiervoor geen nader onderzoek noodzakelijk is.

Routes voor gevaarlijke stoffen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. De naast het plangebied gelegen N206 maakt als provinciale weg deel uit van het landelijke wegennet waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan. Uit verkeerstellingen in het verleden is gebleken dat het aantal transporten met gevaarlijke stoffen (ton/kilometers) zodanig laag is dat de PR 10-6 contour binnen de begrenzing van de weg ligt. Intussen werken de ministeries aan een duurzaam veiliger vervoer van gevaarlijke stoffen binnen maatschappelijke randvoorwaarden. Hoewel daarop nog geen regelgeving of beleid is vastgesteld, levert dat proces wel belangrijke informatie. Zo is in dat kader het Eindrapport Basisnet Weg opgesteld met daarin informatie over de belangrijke vervoersassen. Van vervoersassen, voornamelijk rijkswegen, zijn de PR en GR-contouren vastgesteld. Voor de nabij Katwijk gelegen Rijksweg A44 geldt dat de PR-contour niet buiten de wegrand ligt (< 0,1 * oriëntatiewaarde). En omdat de N206 tot het onderliggend wegennet behoort, waarover uitsluitend bestemmingsverkeer rijdt, zijn de risico's voor het plangebied verwaarloosbaar.

Ontwikkeling Praktijkschool

Het invloedsgebied van de N206 (in het kader van vervoer gevaarlijke stoffen) omvat ook het plangebied van de praktijkschool. Dit houdt in dat het groepsrisico zal wijzigen. Voor deze situatie houdt dit in dat per saldo geen toename van het groepsrisico is te verwachten, omdat in de nieuwe situatie overdag minder aanwezigen zullen zijn, 's nachts iets meer. Hierdoor is geen berekening noodzakelijk.

Conclusie

De conclusie luidt dat de veiligheid in het kader van dit bestemmingsplan niet in het geding is, omdat per saldo geen toename van het groepsrisico te verwachten is.

5.8 Milieueffectrapportage (Mer)

Een plan is mer-plichtig indien de activiteit voorkomt in de bijlage van het Besluit mer.

Wanneer voor het plan een passende beoordeling nodig is op grond van de Natuurbeschermingswet, dan moet eveneens een mer worden opgesteld. Daarnaast kan de ruimtelijk context of cumulatie met de omgeving aanleiding zijn om een mer-beoordeling uit te voeren.

Onderzoek

Het plan voorziet niet in activiteiten in een omvang als bedoeld in de onderdelen C en D van de bijlage uit het Besluit mer. Ook behoeft voor dit plan geen passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet te worden gemaakt. Uit de in dit hoofdstuk uitgevoerde analyse van milieuaspecten blijkt dat het plan - zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten (cumulatie) - geen belangrijke milieugevolgen veroorzaakt die een mer-beoordeling rechtvaardigen.

Conclusie

Het plan is niet mer(beoordelings)-plichtig.

5.9 Afval

Waar mogelijk wordt binnen de gemeente Katwijk het afval verzameld in ondergrondse afvalcontainers. Bij herinrichting van het openbaar gebied zullen bovengrondse afvalcontainers plaatsmaken voor ondergrondse containers. Ondergrondse inzamelvoorzieningen zijn nutsvoorzieningen en vallen, voor zover gelegen binnen verkeers- of groenbestemmingen, onder de toegelaten bouwwerken en voorzieningen.

5.10 Waterhuishouding

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

De kern van het waterbeleid in Nederland voor de 21e eeuw is het maken van ruimte voor water, in plaats van het onttrekken van ruimte aan het water. Mede als gevolg van de klimaatsverandering is het nodig bij de inrichting van ons land bewust rekening te houden met water. Om problemen met wateroverlast te voorkomen, om een goede waterkwaliteit te waarborgen en om de beleving van water voor burgers te vergroten, is de watertoets in het leven geroepen. Het doel van de watertoets is om, in een zo vroeg mogelijk stadium rekening te houden met water in ruimtelijke plannen en besluiten. In de startovereenkomst Waterbeleid voor de 21e eeuw en in het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben de gezamenlijke overheden bepaald dat water een sturend principe moet zijn in de ruimtelijke ordening. Sinds 1 november 2003 is de watertoets verplicht.
De watertoets is het proces waarbij de waterbeheerder (in dit geval het Hoogheemraadschap van Rijnland) en de initiatiefnemer van het ruimtelijke plan (bijvoorbeeld gemeente, projectontwikkelaar, particulier) moeten samenwerken. Het samenwerkingsproces moet uiteindelijk leiden tot een zogenaamde 'waterparagraaf' die onderdeel moet gaan uitmaken van het uiteindelijke plan of besluit.

Waterneutraal bouwen

De drie trapsstrategie uit WB21 (Waterbeheer in de 21e eeuw) vasthouden- bergen- afvoeren is uitgangspunt bij waterneutraal bouwen. Om uitvoering te geven aan WB21 is het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesloten tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.

Voor maatregelen dient de volgende volgorde te worden aangehouden:

  1. 1. Voorkomen van afvoer dat wil zeggen minimalisatie van het verhard oppervlak en regenwater, vasthouden op de plek waar het valt.
  2. 2. Benutten van regenwater ten behoeve van drinkwaterbesparing (grijswatercircuit).
  3. 3. Infiltreren van regenwater ten behoeve van grondwateraanvulling.
  4. 4. Afvoer naar en berging in het oppervlaktewater.

Voorbeelden van bovengenoemde maatregelen zijn:

  • Bouwtechnische voorzieningen zoals bergingkelders, grijswatercircuits.
  • Toepassen grasdaken.
  • Toepassen half open verharding.
  • Toepassen flauwer taluds watergangen.
  • Wadi's.

Indien moet worden afgevoerd naar het oppervlaktewater treedt de 15 % regel in werking.
Dit betekent dat van het toegenomen verhard (met een ondergrens van 500 m2) oppervlak 15 % aan extra wateroppervlak moet worden gerealiseerd. In het bestemmingsplan is de ontwikkeling van woningen op de locatie praktijkschool opgenomen, waar sprake is van afname van het verhard oppervlak en daarom is aanleg van extra wateroppervlak niet nodig.

Grondwater

In de Wet gemeentelijke watertaken zijn regels opgenomen voor grondwater. De eigenaar van het perceel is zelf verantwoordelijk voor het grondwater. Daarbij heeft de gemeente een zorgplicht maar kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor grondwateroverlast.

In de directe nabijheid van de locatie zijn geen grondwatermeetgegevens voorhanden. Isohypsen wijzen echter op een hoge grondwaterstand. Derhalve dient bij dit plan rekening gehouden te worden met grondwateroverlast. Eventueel te veel aan grondwater kan direct op het oppervlaktewater worden geloosd. Indien er een kelder wordt aangebracht, wordt dit beschouwd als een bouwkundige voorziening en dient derhalve de constructie waterdicht te zijn.

Duurzaam bouwen

De toepassing van uitloogbare bouwmetalen zoals koper, zink en lood voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair moet zo veel mogelijk worden voorkomen zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terecht komen.

Riolering

De gemeente heeft zich ten doel gesteld alle vuilwaterstromen bij nieuwbouw aan te sluiten op de riolering (uiteraard zijn de kosten die hiermee gepaard gaan voor rekening van de gebruiker/eigenaar). Bij hemelwater staat voorop dat nieuwe bouwwerken en -'wijkwegen' worden voorzien van een gescheiden rioolstelsel. Het heeft de voorkeur dat hemelwater vóór eventuele afvoer eerst zoveel mogelijk wordt geïnfiltreerd (nog beter is gebruikt) in de bodem alvorens af te voeren en te lozen op het oppervlaktewater. Op nieuwe industrieterreinen worden in verband met de risico's op calamiteiten verbeterd gescheiden rioolstelsels aangelegd en worden uitsluitend de dakoppervlakken aangesloten op een openbaar hemelwaterstelsel.

Ontwikkeling

Voor de ontwikkeling van de woningen aan de Commandeurslaan geldt dat het verhard oppervlak af zal nemen ten opzichte van de huidige situatie. Voor de ontwikkeling aan het Schulpeinde neemt het verhard oppervlak toe, echter is de toename slechts ca. 300 m2. Conform de beleidsregels van het Hoogheemraadschap hoeft bij een toename onder de 500 m2 geen watercompensatie plaats te vinden.

5.11 Archeologie

Beoogde ontwikkeling in relatie tot archeologie

Binnen het plangebied is de ontwikkeling van de voormalige Praktijkschool aan de Commandeurslaan tot woningbouw opgenomen. Op deze locatie is sprake van een dubbelbestemming waarde - archeologisch verwachtingsgebied (WR - AV). Ter plaatse bestaat een hoge verwachting voor archeologische waarden uit de periode IJzertijd tot en met Nieuwe tijd en een middelhoge verwachting voor archeologische waarden uit de Bronstijd-IJzertijd op de dieper gelegen kwelder-/rivierafzettingen. In het kader van deze ontwikkeling is daarom een archeologisch bureau- en karterend booronderzoek uitgevoerd.

Beschermde archeologische monumenten

Er zijn geen wettelijk beschermde archeologische monumenten in het gebied aanwezig.

Archeologische waarden

Er zijn in het plangebied twee (niet wettelijk beschermd) archeologische monumenten aanwezig. Het betreft een monument (AMK-terrein nr. 2979, catalogusnr. 12) met een hoge archeologische waarde dat bekend staat onder het toponiem Sandtlaan, 't Sandt. Binnen het monument zijn sporen te verwachten van het laatmiddeleeuwse kasteel 't Sandt. Op de locatie van het kasteel is later de buitenplaats Hof te Katwijk gebouwd waarvan de resten zich waarschijnlijk tot buiten de begrenzing van het monument uitstrekken. Noordelijker in het plangebied ligt een monument met een zeer hoge archeologische waarde (AMK-terrein nr. 7225, catalogusnr. 13/29) dat bekend staat onder het toponiem Kerklaan, N.H. Kerk. Ter plaatse zijn in het verleden vondsten gedaan uit de periode Romeinse tijd tot en met de nieuwe tijd. De meeste vondsten werden gedaan tijdens het afgraven van een zanderij achter de kerk. Het monument valt grotendeels binnen de contouren van de historische dorpskern van Katwijk aan den Rijn.

De historische dorpskern van Katwijk aan den Rijn is als waarde opgenomen op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk. De kans op archeologische sporen wordt voor deze zone als zeer groot geacht. Als uitgangspunt geldt de bebouwing en ontwikkeling tot 1850.

Archeologische verwachtingen

Op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart ligt het plangebied grotendeels in een landschappelijke zone met de omschrijving "duinzand op kwelder- en/of wadafzettingen". Het pakket duinzand kan bestaan uit Jong en Oud Duinzand. Voor het Jong Duinzand geldt een lage verwachting. Voor het onderliggende Oud Duinzand geldt een hoge verwachting vanaf de ijzertijd en voor de kwelder- en/of wadafzettingen een middelmatige verwachting vanaf de bronstijd. De hoge en middelmatige verwachting gelden vanaf een hoogte van 5 m +NAP en dieper.

Het oostelijke deel van het plangebied ligt in een landschappelijke zone die is aangegeven als "(post-) Romeinse geul van de Oude Rijn". Voor deze zone geldt een middelmatige verwachting vanaf de vroege middeleeuwen. In het zuiden van het plangebied is een strook aanwezig met de omschrijving "oeverafzettingen op kwelderafzettingen, eventueel met Hollandveeninschakeling". Voor dit landschap geldt een hoge verwachting vanaf de ijzertijd.

Een aanzienlijk deel van het plangebied ligt in een zone die staat aangegeven als de limeszone met als specificatie "tussen zuidoever watervoerende geul in de Romeinse tijd in het noorden en de limesweg in het zuiden". De limeszone is de zone waar de verwachting hoog is op archeologische resten die te maken hebben met de Romeinse rijksgrens die over het grondgebied van de gemeente Katwijk loopt. Een onderdeel van deze limeszone is de zogenaamde limesweg waarvan op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart een vermoed deel van het tracé is aangegeven.

In het plangebied is één locatie aanwezig waarbinnen op basis van historische kaarten een vindplaats worden verwacht. Ter hoogte van catalogusnr. 51 heeft in de late middeleeuwen een commandeurshof gelegen.

Recent archeologisch onderzoek in het plangebied

Er hebben in het plangebied verschillende archeologische onderzoeken plaatsgevonden:

  • Schulpeinde (Archisnr. 47059/36904): In 2011 is booronderzoek uitgevoerd in verband met bouwwerkzaamheden. Op basis van de resultaten van het booronderzoek waren er geen bezwaren tegen de ingrepen op het terrein.
  • Kerklaan (Archisnr. 6960/2891): In 2003 vond in verband met bouwwerkzaamheden een booronderzoek plaats. Op basis van inventariserend onderzoek werd een middelhoge tot hoge archeologische verwachting vastgesteld. Een archeologisch vervolgonderzoek is uitgevoerd door de AWN afdeling Rijnstreek. Hierbij werden resten aangetroffen uit de 13e-14e eeuw.
  • Huetingstraat (Archisnr. 44043/33838): In 2010 werd een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het onderzoek is de verwachting op archeologische resten naar laag bijgesteld.
  • Wassenaarseweg (Archisnr. 6897/2859): In 2004 is de verwachting op archeologische resten voor de locatie naar laag bijgesteld na archeologisch booronderzoek.
  • Molenweg (Archisnr. 6906/2865): In 2003 heeft archeologisch booronderzoek plaatsgevonden. De resultaten gaven aanleiding om de verwachting op archeologische resten naar laag bij te stellen.
  • Sandtlaan (Archisnr. 28627/22711 en 31668/29726): Booronderzoek en vervolgens proefsleuvenonderzoek in 2008 hebben uitgewezen dat op de locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.
  • De Blekerij: In het kader van de bouw van een nieuwe woonwijk is volgens het bestemmingsplan De Blekerij booronderzoek uitgevoerd. Naar aanleiding hiervan is de verwachting uitgesproken dat een groot deel van het terrein verstoord is. Bij inspectie van gegraven bouwputten op het terrein door de AWN afdeling Rijnstreek werd geconstateerd dat de locatie voor kleiwinning is gebruikt. (Dit onderzoek is niet aangemeld bij de rijksoverheid en heeft derhalve geen Archisnummer.)
  • Commandeurslaan: om de ontwikkeling mogelijk te maken is een archeologisch bureau- en karterende booronderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat hier hoge archeologische verwachtingen zijn. Uit het booronderzoek is gebleken dat onder de huidige bebouwing nog een intact duinlandschap aanwezig is. In het aanwezige pakket duinzanden zijn op drie niveaus oude bodems aangetroffen waarvoor een hoge archeologische verwachting bestaat voor archeologische vindplaatsen uit de periode Romeinse Tijd - Nieuwe Tijd. De verwachtingen voor archeologie uit de Nieuwe Tijd zijn van toepassing op het ondiepst gelegen niveau, direct onder de huidige bebouwing rond 2,1 - 2,5 m +NAP. In dit niveau is materiaal aangetroffen dat een relatie heeft met de oude bebouwing binnen de historische dorpskern van Katwijk aan de Rijn en mogelijk met het Commandeurshof dat in de nabijheid aanwezig is geweest. Voor de twee dieper gelegen niveau's, op circa 1,4 - 1,5 m +NAP en op 0,6 - 0,8 m +NAP, bestaat de verwachting op archeologie uit de Romeinse Tijd - Middeleeuwen. Dit zijn niveau's met oude bodems direct vergelijkbaar met die gedocumenteerd in de nabij gelegen Katwijkse Zanderij.

De Archisnummers bij de onderzoeken verwijzen naar de nummering in het archeologisch informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed waarbij al het archeologisch onderzoek in Nederland wordt aan- en afgemeld.

Conclusies
Op basis van bovenstaande (recente) archeologische onderzoeken en gegevens zijn verschillende terreinen in bestemmingsplangebied vrijgesteld van een archeologische onderzoeksplicht. Voor een groot deel van het plangebied blijft onverminderd de archeologische verwachting van kracht zoals die is weergegeven op de verwachtings- en beleidsadvieskaart. De gebieden met waarde - archeologie (WR - A) en waarde - archeologisch verwachtingsgebied (WR - AV) zijn als dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding, met bijbehorende bepalingen in de bestemmingsplanregels. De monument- en catalogusnummers zijn terug te vinden op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk. De kaart en bijbehorende rapportage staan op de gemeentelijke website: www.katwijk.nl. (RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2007: Gemeente Katwijk: een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, Amsterdam (RAAP-rapport 1340).

Naar aanleiding van de resultaten van het archeologisch karterend booronderzoek op de ontwikkellocatie aan de Commandeurslaan is de dubbelbestemming 'waarde - archeologie' (WR - AW) voor dit perceel opgenomen. Indien in het kader van de ontwikkeling bodemverstroringen dieper dan 50 cm beneden het maaiveld plaats zullen vinden, dan dient een aanvullend archeologisch onderzoek met behulp van proefsleuven uit te worden gevoerd. Dit onderzoek moet leiden tot een waardering van de ter plaatse aanwezige archeologie. Op basis van deze waardering besluit het College van B&W van de gemeente Katwijk hoe verder om te gaan met de aangetroffen archeologische vindplaats(en). Indien in het kader van de beoogde ontwikkeling over wordt gegaan op sloop van de huidige Praktijkschool dan dient de sloop onder archeologische begeleiding te worden uitgevoerd, dit vanwege de aanwezigheid van het hoogst gelegen archeologische niveau direct onder de huidige fundering. Voorafgaande aan de archeologische begeleiding moet een Programma van Eisen worden vervaardigd en goedgekeurd door het archeologisch bevoegd gezag.

5.12 Cultuurhistorie

Tientallen eeuwen van ontginnen, bouwen, wonen en werken hebben Zuid-Holland gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Kerken, boerderijlinten, bollenschuren, dorpsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen hiervan. Deze cultuurhistorische waarden zijn van grote betekenis voor onze leefomgeving. Daarom willen rijk, provincie maar ook de gemeente Katwijk deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Toetsingskader

De Modernisering van de Monumentenwet heeft als eerste speerpunt: "cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening". Ook de provincie wil cultuurhistorie betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en heeft daarom het erfgoed van Zuid-Holland in kaart gebracht, middels de Cultuurhistorische Hoofdstructuur en de Regioprofielen Cultuurhistorie. De cultuurhistorische waarden bestaan uit historische stedenbouw, historische bouwkunst, historisch landschap en archeologie.

De gemeente Katwijk stelt in de Beleidsnota Monumentenzorg uit 2006 dat er een beleid moet worden opgesteld dat "voorwaarden schept om de gemeentelijke cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend te laten zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen".

Vergelijkbaar met de huidige regelgeving voor beschermde stads- en dorpsgezichten dient in ieder bestemmingsplan een afweging gemaakt te worden over de wijze waarop met de cultuurhistorische belangen wordt omgegaan. Daarnaast is in het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan (regels, verbeelding )een analyse verplicht naar de aanwezige cultuurhistorische waarden en een beschrijving van de wijze waarop hiermee is omgegaan.

Hieronder wordt aan de hand van de historische stedenbouw, het historisch landschap en de archeologie voor het plangebied verkend welke waarden er aanwezig zijn en welke mogelijkheden er vanuit deze onderwerpen zijn.

Ontwikkelingsgeschiedenis

Katwijk aan den Rijn, ook wel Katwijk Binnen genoemd, werd in 1224 voor het eerst vermeld. Het dorpontstond bij de kruising van de weg van Den Haag naar Haarlem (de huidige Wassenaarseweg, Achterweg, Noordwijkerweg) met de weg langs de Rijn naar Leiden (de huidige Valkenburgseweg en de Rijnstraat). Later ontwikkelden zich allerlei vormen van nijverheid, zoals lijnbanen voor het vervaardigen van touw, pannenbakkerijen, steen- en kalkovens en linnenblekerijen.
Katwijk Binnen was verder op de landbouw en het vervoer gericht. De landbouwers hielden zich ook bezig met de handel en vervoer van vis. Vanaf 1333 was er een visafslag in het dorpje. In de tweede helft van de 19e eeuw kwamen de tuinbouw en de bollenteelt tot ontwikkeling. Langs de Valkenburgseweg aan de Rijn vestigden zich voornamelijk nijverheid en industrie.

De bebouwing komt met name langs de Rijnstraat en de Kerkstraat tot stand en heeft lange tijd een lineair karakter. De Kerkstraat snijdt de bocht in de Rijn af en daar verscheen de bank van Lening (1644) en het Koningshof (1805). Ook het huidige Overrijn werd vanaf de 17de eeuw bebouwd met de buitenplaats het Hof van Katwijk. In de tweede helft van de 19de eeuw breidt het dorp zich enerzijds uit naar het zuiden en anderzijds naar het noordwesten. Rond 1800 waren de Kerklaan, de Van Egmondstraat, de Grote Steeg en de Turfmarkt bebouwd.

In de loop van de 19e eeuw en begin 20ste eeuw wordt een groot aantal gevels aan de Rijnstraat en de Kerkstraat gemoderniseerd, waardoor de straten naast de classicistisch gepleisterde gevels ook een onder andere neo-renaissancistische bouwtrant laten zien.

Nadat er tot in de eerste helft van de 20ste eeuw verdichting plaatsvond, werd het dorp na WO II op een meer planmatige wijze uitgebreid. In het huidige beeld van Katwijk aan den Rijn zijn nog veel historische elementen aanwezig, zodat de historische uitstraling een overheersende indruk maakt. De voormalige hoofdroute die gevormd werd door de Rijnstraat is nog steeds aanwezig. De bebouwing aan de Turfmarkt geeft het plein een historisch karakter en verwijst daarmee naar zijn lange geschiedenis. Daarnaast is het een opvallende pleinruimte met een unieke ligging in het stratenpatroon. Heel vroeger was hier een 'Visbank' waar vis verhandeld werd en de veerschuiten naar Amsterdam, Leiden en Rotterdam hadden hier een afmeerplaats. Tevens werden al de lokale producten, zoals vis, touw / netten (van de touwslagerijen), manden, groenten, steen en kalk van hier naar het achterland tot ver over de landsgrenzen (Duitsland en België) vervoerd.

De herkenbaarheid van de historische ontwikkelingsgeschiedenis geeft een waardevolle betekenis aan de bebouwingskern. De oriëntatie van de bebouwing van Katwijk aan den Rijn op de Oude Rijn vindt alleen plaats langs de oostzijde van de rivier (Overrijn); ter hoogte van de Turfmarkt wordt een relatie gelegd tussen de historische kern en de Oude Rijn.

De westoever langs de Oude Rijn levert een waardevol en gevarieerd beeld op: achterkanten van bebouwing met veelal voorgevelkwaliteit op geruime afstand met tuinen langs het water. In de achtertuinen komen bijgebouwen met een maximale omvang van meestal één laag met kap voor. Slechts ter hoogte van Turfmarkt komt bebouwing tot aan de rivieroever voor. Deze vernauwing accentueert het plein.

Wijken

Het Marine Vliegkamp Valkenburg heeft voor haar personeel huisvesting nodig en daarvoor wordt ook in Katwijk aan den Rijn plaats gezocht. Rond 1950 wordt de nieuwbouwwijk de Molenwijk ontwikkeld. De uitbreiding van Katwijk aan den Rijn gaat door met Schutterswei in de jaren 1970. Recent is de Blekerij bebouwd.

Monumentale en karakteristieke gebouwen

Katwijk aan den Rijn is rijk aan monumentale en karakteristieke gebouwen.

Met name in de oude kern van Katwijk aan den Rijn zijn veel monumenten en karakteristieke gebouwen te vinden. Deze liggen veelal aan de Rijnstraat, Kerkstraat en rondom de Turfmarkt zoals de RK Kerk Joannes de Doper aan de Kerkstraat uit 1911 en de aangrenzende begraafplaats uit 1860.

Op het terrein van verzorgingstehuis de Wilbert liggen verschillende monumenten waaronder de voormalige Hof van Holland (de voormalige buitenplaats het Heerenhuys) op Overrijn 7 uit 1722.

Op de Sandtlaan 1 ligt het huis 't Sandthek uit de 18de eeuw, op een van de topgevels staat een wapendragende leeuw. Dit is een overblijfsel van het kasteel 't Sant.

Vlakbij de kruising van de Valkenburgseweg met de Rijnstraat, de Molentuinweg en de Sandtlaan staat de korenmolen de Geregtigheid uit 1740.

Landgoedbiotoop

Op het terrein van verzorgingstehuis de Wilbert liggen verschillende monumenten waaronder het voormalige katholieke jongensinternaat het Heerenhuys (voorheen de buitenplaats het Hof van Holland ) op Overrijn 7 uit 1722.

Het voormalige woonhuis en zijn bijbehorende tuin zijn opgenomen op de lijst van historische buitenplaatsen waarvoor een landgoedbiotoop geldt. De Provincie Zuid-Holland probeert met het instellen van een landgoedbiotoop de unieke verschijningsvorm en ruimtelijke kwaliteiten van buitenplaatsen en landgoederen te behouden en te versterken.

De landgoedbiotoop voor dit gebied omvat drie delen. Allereerst de buitenplaats, bestaande uit het hoofdhuis - het Heerenhuys - met bijgebouwen en het bijbehorende park of tuin, de basisstructuur waaraan het landgoed is gekoppeld, in dit geval de Oude Rijn en tot slot het blikveld ofwel de vrije ruimte rondom de buitenplaats die nodig is om de buitenplaats te herkennen in het landschap, die zich uitstrekt tot aan de tegenoverliggende oever van het additioneel kanaal.

Wanneer binnen de landgoedbiotoop of in het bijbehorende blikveld ontwikkelingen plaatsvinden, zal hiervoor een beeldkwaliteitplan moeten worden gemaakt, waarin de eisen van de Provincie worden meegenomen.

Cultuurhistorische waarden

De cultuurhistorische waarden van het oude dorp Katwijk aan den Rijn zit met name in de wegenstructuur, die vaak al eeuwenoud zijn, in de ligging langs de Oude Rijn, die de Limes vormt maar na de Romeinse tijd een economische ader is gebleven, waarover goederen en mensen werden vervoerd, en in de historische bebouwing langs die wegen. Van die historische bebouwing zijn rooilijn, kapvorm en nokhoogte van belang. Het is zeer goed mogelijk dat achter de (vervangen) voorgevels veel oudere panden schuil gaan.

Het gaat hierbij met name om de bebouwing aan de Valkenburgseweg, Rijnstraat, Achterweg, Overrijn, Kerkstraat en Turfmarkt.

Conclusies

De rijks- en gemeentelijk monumenten in het gebied zijn niet opgenomen in het bestemmingsplan, bescherming hiervan wordt geborgd door de monumentenwet.

De karakteristieke cultuurhistorische elementen en structuren zijn nader beschermd in het bestemmingsplan door een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie op te nemen. Hiermee wordt onder meer gewaarborgd dat niet zomaar gesloopt kan worden, om zo de karakteristieke korrelgrootte en de hoofvorm van de bebouwing te behouden.

Voor de landgoedbiotoop wordt in het bestemmingsplan een vrijwaringszone - landgoedbiotoop opgenomen, waarmee wordt gewaarborgd dat toekomstige ontwikkelingen in nader overleg met o.a. de Provincie moeten plaatsvinden.

Rondom de molen is een vrijwaringszone - molenbiotoop opgenomen.

Er is een regeling opgenomen ter bescherming van karakteristieke gebouwen en structuren welke vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol zijn maar niet zijn aangewezen als monument.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Algemeen

De herziening van het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen plankaart), regels (voorheen voorschriften) en een toelichting. De verbeelding (voorheen plankaart) en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting moet hierbij gezien worden als een uitleg wat met de verbeelding en de regels wordt beoogd. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van de functies en vorm in het bestemmingsplangebied. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Planvorm

Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie- en beheerfunctie en staat geen nieuwe grote ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Het bestemmingsplan is daarmee te karakteriseren als een consoliderend bestemmingsplan. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.

In het bestemmingsplan wordt ook de bouw van vier woningen ter plaatse van de voormalige Praktijkschool mogelijk gemaakt. Omdat de stedenbouwkundige visie hiervoor twee mogelijke invullingen voorstelt, is in het bestemmingsplan nog ruimte gelaten voor een ruimere manier van bestemmen.

Verbeelding en regels

Uitgangspunt is dat de digitale verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de digitale verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de digitale verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.

Aanduidingen

Op de digitale verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder de goot- en bouwhoogte, het maximumbebouwingspercentage en het maximumaantal wooneenheden.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'parkeergarage', 'bedrijf', en 'tuincentrum'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd.

Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt.

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

6.2 Opbouw Regels

Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die in de regels worden gebruikt en die uitleg behoeven, worden in dit artikel uitgelegd.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel bevat technische regelingen om onder andere oppervlaktes, hoogtes, dieptes en breedtes te kunnen bepalen.

Bestemmingsregels

In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

Artikel 3 Agrarisch

De tot 'Agrarisch' bestemde gronden zijn bedoeld voor agrarische bedrijven, ter plaatse van de aanduiding (ks): een kas en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water. Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de gronden te kunnen wijzigen in de bestemming 'Groen'.

De Kwakkelwei valt onder deze bestemming.

Artikel 4 Cultuur en Ontspanning - Molen

De voor 'Cultuur en Ontspanning - Molen' bestemde gronden zijn bedoeld voor een museale molen, het aan de activiteit ondergeschikt bedrijfsmatig verstrekken van voedsel en dranken en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer- en nutsvoorzieningen en water.

Korenmolen 'De Geregtigheid' aan de Valkenburgseweg valt onder deze bestemming.

Artikel 5 Detailhandel
De voor 'Detailhandel' bestemde gronden zijn bedoeld voor detailhandel en dienstverlening, het vestigen van horeca-activiteiten als ondergeschikte nevenactiviteit, ter plaatse van de aanduiding (tc) een tuincentrum en ter plaatse van de aanduiding (p) een parkeerterrein op de verdieping en de bij deze bestemming horende voorzieningen, zoals zoals groen-, parkeer- en nutsvoorzieningen en water.

Onder deze bestemming vallen de supermarkten aan de Rijnstraat en de Asterstraat en tuincentrum de Uiver aan de Rijnstraat.

Artikel 6 Detailhandel - Verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg

De voor 'Detailhandel - Verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg' bestemde gronden zijn bedoeld voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met inbegrip van lpg, ter plaatse van de aanduiding (vu): een lpg-vulpunt, bij dit verkooppunt behorende andere detailhandel en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

Het tankstation aan de N206 valt onder deze bestemming.

Artikel 7 Gemengd - 1

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, behalve ter plaatse van de aanduiding wonen niet toegestaan (-w), bedrijven tot en met categorie B1, kantoren, maatschappelijk, ter plaatse van de aanduiding (sb-tb): een transportbedrijf, ter plaatse van de aanduiding (h), horeca in de categorie 1 en 2 met uitzondering van een cafetaria, snackbar, shoarmazaak en automatiek en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water. Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, om de funciteaanduiding specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf in de toekomst te kunnen verwijderen.

Artikel 8 Gemengd - 2

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel en dienstverlening met daaraan ondergeschikt horeca-activiteiten op de begane grond, wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep of een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water en tuinen.

Artikel 9 Gemengd - 3

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel en dienstverlening - afgezien van de plaatsen met de aanduiding 'detailhandel uitgesloten'- en ter plaatse van de aanduidingen (h=1) en (h=2): horeca in respectievelijk categorie 1 en 2 op de begane grond, wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep of een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water en tuinen.

Artikel 10 Gemengd - 4

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, horeca in de categorie 1 en 2 met uitzondering van een cafetaria, snackbar, shoarmazaak en automatiek en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water en tuinen.

Deze bestemming geldt voor de locatie Turfmarkt 8.

Artikel 11 Gemengd - 5

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijk op de begane grond en wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep of een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water en tuinen.

Deze bestemming geldt voor het bouwblok tussen de Tulpstraat en de Crocusstraat.

Artikel 12 Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groen, water, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, kunstwerken, straatmeubilair, evenementen, een geluidwal of -scherm en nutsvoorzieningen.

Artikel 13 Horeca

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca tot en met categorie 2, ter plaatse van de aanduiding horeca categorie 1 uitgesloten, slechts horeca in categorie 2, en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

Onder deze bestemming vallen de Roskam aan de Rijnstraat en het Chinese restaurant aan de Wassenaarseweg.

Artikel 14 Maatschappelijk

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding ' begraafplaats' (bp): een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum' (uv): een uitvaartcentrum, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) is een bedrijfswoning toegestaan en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

Artikel 15 Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

Artikel 16 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met een (boven) lokale functie ontsluiting, ontsluitingswegen, opstelstroken, busstroken, fiets- en voetpaden, evenementen en de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, groen-, speel- en nutsvoorzieningen en water;

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en paden met een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden, standplaatsen voor verkoop, evenementen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, speel-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

Artikel 18 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de waterhuishouding en de waterberging, waterstaatkundige kunstwerken en voorzieningen, verkeer te water, infiltratievoorzieningen, kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden en ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' (wl): woonschepenligplaatsen.

Artikel 19 Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep of een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage; ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': een bed en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.

Artikel 20 Wonen - Garage

De voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van (personen)auto's, motorrijwielen en (brom)fietsen en voor opslag en bergingsdoeleinden van huishoudelijke aard.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanning

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een 50 kV leiding met de daarbij behorende bebouwingsvrije zone en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Artikel 22 Leiding - Riool

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolpersleiding met een diameter van ten hoogste 400 mm

met de daarbij behorende bebouwingsvrije zone en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Artikel 23 Leiding - Water

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een hoofdwaterleiding met een diameter van ten hoogste 600 mm met de daarbij behorende bebouwingsvrije zone en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Artikel 24 Waarde - Archeologie

De voor 'Waarde - Archeologie'aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

Artikel 25 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied'aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bepaling, ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bepaling, ter bescherming en veiligstelling van de cultuurhistorische waarden.

Algemene regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Deze regel dient te voorkomen dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daar voor een gebouw een zeker open terrein is vereist, wordt via de anti-dubbeltelregel voorkomen dat eenzelfde terrein twee keer wordt “meegenomen” bij de beoordeling van een bouwaanvraag. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.

Artikel 28 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 3 van dit artikel is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn regels opgenomen voor een vrijwaringszone - landgoedbiotoop, een vrijwaringszone - landgoedbiotoop - blikveld, een vrijwaringszone - molenbiotoop, een geluidszone - industrie en een veligheiszone - LPG.

Overgangs- en slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd, mogen blijven bestaan, ook wanneer dit strijdig is met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd worden.

Artikel 31 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Katwijk aan den Rijn 2012.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid & Handhaving

7.1 Vooroverleg

Het plan is in het kader van het vooroverleg ter advisering naar de diverse overleginstanties gestuurd. In totaal heeft 1 instantie op het voorontwerp bestemmingsplan “Katwijk aan den Rijn 2012” gereageerd. In deze paragraaf worden de reacties kort weergegeven. Tevens wordt aangegeven hoe de reacties in het plan zijn verwerkt.

Ingediende reacties

1. Reactie ingediend door Provinie Zuid-Holland

Op de CHS kaart van de provincie heeft het gehele gebied een archeoloische verwachtingswaarde. Het is de Provincie niet duidelijk waarom deze bestemming niet op het noordelijk deel van het plangebied is aangegeven. Daarom wordt verzocht dit aan te passen.

Reactie gemeente Katwijk

In het vigerende plan voor de Blekerij geldt voor dit gebied geen dubbelbestemming. Ten behoeve van dit bestemmingsplan was een verkennend onderzoek gedaan, waarbij geen directe aanwijzingen voor archeologische vondsten zijn aangetroffen. Naar aanleiding van de reactie van de provincie is het gebied in het noorden van Katwijk aan den Rijn nader beoordeeld. Omdat in het kader van de ontwikkeling van woningbouw in de Blekerij al is gebleken dat hier zich geen archeologische resten bevinden, geldt hier geen dubbelbestemming Archeologie. Aan het overige gebied van voormalig bestemmingsplan Blekerij is alsnog een dubbelbestemming Archeologisch Verwachtingsgebied toegekend.

2. Geen reactie ingediend door Hoogheemraadschap van Rijnland

3. Geen reactie ingediend door ministerie van VROM

4. Geen reactie ingediend door de Kamer van Koophandel

5. Geen reactie ingediend door RACM

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan “Katwijk aan den Rijn 2012” heeft vanaf 24 augustus gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en mondeling op het plan te reageren. In totaal zijn er 9 zienswijzen op het plan ingediend.

Ingediende zienswijzen

De ingediende zienswijzen zijn opgenomen en beantwoord in de "Nota zienswijzen en wijzigingen bestemmingsplan Katwijk aan den Rijn 2012"die onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan. Wijzigingen ten gevolge van de ingediende zienswijzen zijn verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan.

7.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan "Katwijk aan den Rijn 2012" wordt opgesteld onder regime van de nieuwe Wro. Onderdeel van de nieuwe Wro is de GREX – wet. De wetgever heeft met de nieuwe regeling inzake de grondexploitatie, ook wel Grondexploitatiewet (GREX – wet) genoemd, een oplossing willen bieden voor het probleem dat gemeenten bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden geen of slechts beperkte mogelijkheden van kostenverhaal hebben, indien zij niet de eigenaar zijn van de te ontwikkelen gronden (afdeling 6.4 Wro). Dit als stok achter de deur als het niet lukt om een exploitatieovereenkomst af te sluiten met de private grondeigenaren. Er zijn twee mogelijkheden om (privaatrechtelijk) de kosten te verhalen:

  1. 1. Anterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst voordat een exploitatieplan aan de orde is.
  2. 2. Posterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst die gesloten wordt na de inwerkingtreding van een exploitatieplan.

Het exploitatieplan is verplicht als het niet lukt om een anterieure exploitatieovereenkomst af te sluiten met de eigenaren binnen het exploitatiegebied. Het exploitatieplan biedt dan een grondslag om de kosten van openbare voorzieningen via de bouwvergunning te innen.

Consequenties bestemmingsplan "Katwijk aan den Rijn 2012"
In het bestemmingsplan "Katwijk aan den Rijn 2012" wordt een ontwikkellocatie opgenomen voor de voormalige praktijkschool. Voor het bestemmingsplan "Katwijk aan den Rijn 2012" zal er geen verplichting zijn tot het opstellen van een exploitatieplan, omdat de gemeente eigenaar was van de gronden. De gemeentellijke kosten zijn daarmee verrekend in de grondprijs.

Voor de ontwikkeling aan het Schulpeinde is een anterieure overeenkomst gesloten.

7.4 Handhaving

De gemeente Katwijk heeft in het plan 'Organisatie van het Vergunning- en Handhavingsbeleid 2012-2016' voor de komende jaren het integrale toezichts- en handhavingsbeleid vastgelegd. Dit beleid richt zich op de bebouwde omgeving met als doel een bijdrage te leveren aan de naleving van gestelde normen en regels. Het streefbeeld voor de gemeentelijke toezichts- en handhavingstaak is om deze op een structurele en integrale manier vorm te geven. Eventuele toepassing van bestuurs- of strafrechtelijke sancties maakt de toezichts- en handhavingsketen compleet.

Toezicht wordt gehouden op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Er vindt controle plaats op de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden. Doel is het waarborgen van een basiskwaliteit ten aanzien van de bouwkundige staat, veiligheid, en de milieukundige, ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving en bouw- en slooplocaties. Verder wordt toezicht gehouden op precariorechten, BGA en leegstand. Voor handhavingstaken voortvloeiend uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is sprake van signaaltoezicht en wordt samengewerkt bij evenemententoezicht. Thema's als duurzaam bouwen en (sociale) veiligheid vormen steeds vaker een onderdeel van de toezichtstaak.

Tijdens het gebruik wordt toezicht gehouden op bestaande objecten. Deze gebruiksfase begint nadat een object (bijvoorbeeld een gebouw) is opgericht, ingericht en daardoor gebruiksklaar is. Toezicht vindt plaats op grond van een verleende omgevingsvergunning of algemeen geldende voorschriften. Objecten worden volgens een vastgestelde controlefrequentie periodiek gecontroleerd. Hoofdzakelijk betreft het toezicht periodieke controles op basis van het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit (bij openbare gebouwen/kamerverhuurpanden en appartementen), de Wet milieubeheer/ Besluit algemene regels inrichtingen Milieubeheer, de APV (evenementen) en aan deze wet- en regelgeving gerelateerde wetgeving.

Ten slotte wordt toezicht gehouden op gebiedsniveau; (strijdig)gebruik en het illegaal oprichten van bouwwerken en ruimten. Op deze manier worden de ruimtelijke, esthetische en landschappelijke kwaliteiten versterkt en de veiligheid en leefbaarheid van de (openbare) ruimte verbeterd. Dit type toezicht is veelal naar aanleiding van een klacht of melding of op basis van vrije veldtoezicht.

De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar voor toezicht en handhaving.

Hoofdstuk 8 Procedure Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Katwijk aan den Rijn 2012 doorloopt, net als ieder bestemmingsplan, een uitgebreide procedure. Het voorontwerpbestemmingsplan is vrijgegeven voor het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. De gemeente heeft in deze periode een informatiebijeenkomst georganiseerd over het nieuwe bestemmingsplan. De reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg en informatiebijeenkomst, hebben geleid tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan Katwijk aan den Rijn 2012.

Vervolgens geeft het college van burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan vrij voor ter visie legging conform art 3.8 (nieuwe) Wro. Na publicatie, wordt het ontwerp dan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door een ieder zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad.

Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen zal de gemeenteraad - binnen 12 weken na afloop van de zienswijzentermijn - besluiten over de vaststelling van het bestemmingsplan.

Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom 6 weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn).

Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.

Bijlage

Bijlage 1 Bijlagen Bij Toelichting Katwijk Aan Den Rijn