KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Gasontvangstation
Artikel 6 Centrum
Artikel 7 Gemengd - 1
Artikel 8 Gemengd - 2
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Wonen - Garage
Artikel 18 Leiding - Gas
Artikel 19 Waarde - Archeologie
Artikel 20 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied
Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23 Algemene Bouwregels
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
Artikel 28 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Situering En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
3.1 Korte Historische Schets
3.2 Ruimtelijke Structuur
3.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 Ambitie/ Doelstelling Van Het Plan
4.2 Toekomstvisie Op Valkenburg
4.3 Toekomstige Ontwikkelingen
Hoofdstuk 5 Milieu & Omgevingsaspecten
5.1 Duurzaamheid
5.2 Bedrijvigheid
5.3 Geluid
5.4 Verkeer
5.5 Bodem
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Natuurbescherming
5.8 Externe Veiligheid
5.9 Waterhuishouding
5.10 Ecologische Zones En Groenstructuur
5.11 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
6.2 Opbouw Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid & Handhaving
7.1 Vooroverleg
7.2 Zienswijzen
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
7.4 Handhaving
Hoofdstuk 8 Procedure Bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 2 Parkeernormenbeleid
Bijlage 1 Bedrijvenlijst Valkenburg Dorp
Bijlage 2 Groepsrisicoberekening Valkenburg Dorp
Bijlage 3 Flora En Fauna Onderzoek Bloemenlaan
Bijlage 4 Onderzoek Milieuzonering Bloemenlaan
Bijlage 5 Bodemonderzoek Bloemenlaan
Bijlage 6 Watertoets Bloemenlaan
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Bloemenlaan
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek Bloemenlaan
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Locatie De Hoop
Bijlage 10 Bodemonderzoek Locatie Hoofdstraat 9a

Valkenburg Dorp

Bestemmingsplan - gemeente Katwijk

Onherroepelijk op 29-11-2012 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'NL.IMRO.0537.bpVLKdorp-va02' van de gemeente Katwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0537.bpVLKdorp-va02 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woningen

blokken van meer dan twee aan elkaar gebouwde woningen.

1.6 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtererf

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.

1.9 achtergevel

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.10 achtergevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de achtergevel van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.11 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.12 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.13 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.14 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.15 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.16 balkon

een al dan niet inpandige, geheel of gedeeltelijk overdekte bij een woning behorende buitenruimte vanaf de eerste bouwlaag.

1.17 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.18 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.19 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.20 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.21 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.22 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.23 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.27 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw, zoals een garage en een schuur, dat een functionele eenheid vormt met een hoofdgebouw, en daaraan in bouwkundig opzicht ondergeschikt is.

1.28 bos

een stuk grond met bomen, struiken en andere opgaande beplanting, waarbij de instandhouding van landschappelijke waarden wordt nagestreefd.

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwlaag

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen; bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag die grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend.

1.32 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.33 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.35 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.36 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.37 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.38 congrescentrum

een gebouwencomplex, bestemd en ingericht voor het houden van congressen, conferenties, symposia en andere grote bijeenkomsten.

1.39 consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op de consumentverzorging doch niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie, zoals: fotograaf, autorijschool (geen theorie), bloemschikker, decorateur, fietsenmaker, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, schoonheidsspecialist/kapsalon, nagelstudio, prothesemaker en andere daarmee gelijk te stellen activiteiten.

1.40 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.41 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.42 dakkapel

een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met een eigen dak, met dien verstande dat de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter boven de dakvoet is gelegen.

1.43 dakopbouw

de ophoging van de goothoogte en/of nokhoogte en/of de dakhelling.

1.44 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.45 dansschool

een inrichting waarin voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimten dansen en het geven van onderricht daarin, zonder dat zalen worden verhuurd en zonder dat gelegenheid wordt geboden voor het houden van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek- of dansevenementen.

1.46 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.

1.47 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.48 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.49 detailhandelsbedrijf

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.50 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bijvoorbeeld reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, sleutel- en hakkenbars, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.51 dove gevel

een bouwkundige constructie zoals omschreven in artikel 1b, lid 5 van de Wet geluidhinder (Wgh). Toelichting: Deze constructie heeft een doelmatige geluidwering en er mogen geen te openen delen aanwezig zijn. Er geldt een uitzondering voor bewegende delen in de gevel van niet-geluidsgevoelige ruimten.

1.52 dwarskap

een kap loodrecht op de voorgevel (naar de straat gekeerde gevel).

1.53 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.54 erker

een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.

1.55 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.56 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.57 extensief recreatie medegebruik

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

1.58 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.59 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.60 geschakelde woningen

woningen, waarvan de hoofdgebouwen door middel van uitbouwen c.q. aangebouwde bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd.

1.61 gestapelde woningen

een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.62 geluidzone - industrie

een zone rond een industrieterrein zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.63 glastuinbouwbedrijf

een bedrijf dat (nagenoeg) volledig is gericht op het telen van tuinbouwgewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen.

1.64 groothandelsbedrijf

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.65 grootschalige detailhandel

detailhandel waarbij het bruto vloeroppervlak minimaal 1.500 m² bedraagt.

1.66 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.67 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.68 hoofdverblijf

het verblijf van waaruit al dan niet tijdelijk het sociale en economische leven van de betrokkene plaatsvindt.

1.69 horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. De volgende specifieke vormen worden onder horeca begrepen. Bij deze begrippen is een onderscheid gemaakt tussen licht, middel en zware horeca, welke in de regels wordt gebezigd. Tot de in de a t/m g genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

Lichte horeca (categorie 1):

  1. a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafetaria/snackbar, shoarmazaak, automatiek, tearoom, conditorei, koffiehuis, coffeeshop, brasserie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
  2. b. restaurant/cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  3. c. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  4. d. daghoreca: een bedrijf (zoals een koffiehuis, brasserie, ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken met uitzondering van alcoholische dranken;
  5. e. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  6. f. pension: een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie;

middelzware horeca (categorie 2):

  1. g. bar/café/pub/grand-café/eetcafé of taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;

zware horeca (categorie 3):

  1. h. discotheek of dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.70 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.71 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.72 industrieel bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verwerken van grondstoffen en / of het vervaardigen van producten (nijverheids- en productief-technische bedrijven).

1.73 kamerverhuurbedrijf

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging. Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

onder de definitie van kamerverhuurbedrijf valt niet:

  1. a. de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²;
  2. b. de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie.

1.74 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.75 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.76 kas

een bedrijfsgebouw van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de teelt van of veredeling van gewassen.

1.77 kinderboerderij

een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.

1.78 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.79 lawaaisport

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport.

1.80 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.81 langskap

een kap evenwijdig aan de voorgevel (naar de straat gekeerde kap).

1.82 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.83 lijst van MIP-panden

de lijst van MIP-panden (Monumenten Inventarisatie Project) die van de regels deel uitmaakt.

1.84 maaiveld/peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel.

1.85 maatschappelijke dienstverlening

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening.

1.86 mansardekap

een kap waarbij de dakvlakken niet van goot tot nok één plat vlak, maar twee platte vlakken vormen die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten.

1.87 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door botanische, faunistische, biologische, bodemkundige en morfologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.88 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.89 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.90 omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.91 omgevingsvergunning voor het aanleggen

omgevingsvergunning voor aanleggen (voorheen aanlegvergunning): omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

1.92 omgevingsvergunning voor het bouwen

omgevingsvergunning voor bouwen (voorheen bouwvergunning): omgevingsvergunning, geheel of gedeeltelijk bestaande uit het bouwen van een bouwwerk.

1.93 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

1.94 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op ten minste 1,75 m beneden maaiveld.

1.95 onderkomen

een voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken - voer- en vaartuig, woonboot, ark, caravan en stacaravan, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook een tent.

1.96 overbouwing

een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.97 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.98 overkluizing

een civieltechnisch kunstwerk, waarmee een weg een andere weg, een plein of een waterloop (kruiselings) overwelft.

1.99 parkeergarage

een ruimte geheel of gedeeltelijk onder woningen voor de stalling van voertuigen alsmede voor bergingen.

1.100 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.101 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.102 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.103 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.104 prostitutie

seksueel-erotische dienstverlening die, al dan niet zichtbaar vanaf de (openbare) weg, wordt aangeboden.

1.105 rouwcentrum

een gebouw van een uitvaartonderneming, waar een overledene wordt opgebaard in afwachting van de begrafenis of crematie, met de daarbijbehorende functies, zoals kantoorruimte, verzorging van de overledene, rouwbezoeken, uitvaartdiensten en afscheid.

1.106 schildkap

een dak dat bestaat uit ten minste drie schuine vlakken, waarvan er één evenwijdig aan de straat en de andere haaks op de straat moeten zijn gesitueerd.

1.107 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.108 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.109 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.110 twee-aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee aan elkaar gebouwde woningen.

1.111 theatervuurwerk

door de minister van VROM aangewezen professionele vuurwerk dat is bestemd voor het teweegbrengen van pyrotechnisch speciale effecten, hetzij bij een film- of televisieproductie, hetzij tijdens evenementen of voorstellingen waarbij het publiek zich op geringe afstand bevindt van de plaats waar het effect teweeg wordt gebracht.

1.112 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.113 uitbouw

een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een woning bestaande uit één bouwlaag, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- en slaapgedeelten van een woning en dat rechtstreeks vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is.

1.114 verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart met bijbehorende verklaring NL.IMRO.0537.bpVLKdorp-va02 waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.115 verblijfsrecreatie

een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend verblijf van steeds wisselende (groepen) personen die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij het recreatief gebruik overwegend tijdens het zomerseizoen en schoolvakantieperiodes plaatsvindt, al dan niet met het verstrekken van consumpties, waarbij dit laatste van ondergeschikte betekenis is.

1.116 verdieping

een boven de begane grondlaag gelegen bouwlaag.

1.117 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.118 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt.

1.119 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voeding- en siergewassen worden geteeld.

1.120 volwaardig agrarisch bedrijf

in een volwaardig agrarisch bedrijf is er voldoende werkgelegenheid voor ten minste één arbeidskracht met een aanvaardbaar inkomen en voldoende continuïteit in de bedrijfsvoering op lange termijn.

1.121 voorerf

de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn voor de voorgevel(rooi)lijn van het hoofdgebouw.

1.122 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.

1.123 voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.124 vrijstaande woning

een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.

1.125 waterstaatkundige kunstwerken

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.126 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.127 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalinginstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.128 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden; onder woning wordt mede een zorgwoning begrepen.

1.129 woonschip

elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

1.130 woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

1.131 zeewering

aan zee grenzende waterkering, die uit zowel duinen alsook harde waterkerende constructies kan bestaan.

1.132 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.133 zijgevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

1.134 zijgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een gebouw kan worden getrokken tot aan de perceelsgrenzen.

1.135 zorgwoning

woning bestemd voor groepen, zoals ouderen en personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar intensieve zorgverlening/begeleiding mogelijk is (zoals voor rolstoelgebruik) en/of zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woon-zorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstencentrum.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortst gemeten afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het maaiveld en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil/maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 dakhelling van een mansardekap

de maximale dakhelling van het eerste dakvlak van een mansardekap - die zowel bij een dwarskap of langskap voorkomen - wordt gemeten vanuit de goot.

2.8 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 hoogte van een windturbine

vanaf het maaiveld tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.10 hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.11 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 oppervlakte van een woonschip

tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.14 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zij bestemd voor: (keuze maken)

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen-, parkeer- en nutsvoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven uit categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (zie bijlage);
  2. b. dienstverlening;
  3. c. opslagruimten en magazijnen;
  4. d. ter plaatste van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  5. e. per bedrijf wordt ten hoogste 50% van de bruto vloeroppervlakte als niet-zelfstandig kantoorvloeroppervlakte gebruikt, met een maximum van 400 m²;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van:
    1. 1. goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld;
    2. 2. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening van een herstellings- en/of garagebedrijf;
  2. b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.

Artikel 5 Bedrijf - Gasontvangstation

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  2. b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuur en ontspanning;
  2. b. detailhandel en dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening':dienstverlening zowel op begane grond als de verdieping;
  4. d. horecabedrijven in categorie 1a en 1d uitsluitend op de begane grond;
  5. e. wonen, uitsluitend op de verdiepingen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
  3. c. op deze gronden is het gebruik van een aan-huis-gebonden beroep in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m²;
    2. 2. er geparkeerd wordt op eigen terrein;
    3. 3. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    4. 4. prostitutie niet is toegestaan;
    5. 5. voor de activiteiten waar op grond van bijlage I van het Bor geen omgevingsvergunning milieu nodig is.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 6.1 sub d en een horecabedrijf in de categorie 1b, 1c of 2 toestaan, met in achtneming van de volgende regels:
    1. 1. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid waarbij in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in Bijlage 2 in acht worden genomen;
    2. 2. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 6.1 en een maatschappelijke voorziening toestaan, met in achtneming van de volgende regels:
    1. 1. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid waarbij in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in Bijlage 2 in acht worden genomen;
    2. 2. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. cultuur en ontspanning;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. kantoren;
  5. e. maatschappelijk;
  6. f. wonen uitsluitend op de verdieping, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water en in geval van wonen ook erven en tuinen.

7.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'wonen', waar de bouwregels uit Artikel 16 gelden:

7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
  3. c. uitsluitend bedrijven die voorkomen in de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging (zie bijlage 1) zijn toegestaan, alsmede de naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven;
  4. d. op deze gronden is het gebruik van een aan-huis-gebonden beroep in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
    2. 2. er geparkeerd wordt op eigen terrein;
    3. 3. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    4. 4. prostitutie niet is toegestaan;
    5. 5. voor de activiteiten waar op grond van bijlage I van het Bor geen omgevingsvergunning milieu nodig is.

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven in categorie 1a, 1d, 1e en 1f;
  2. b. cultuur en ontspanning;
  3. c. één bedrijfswoning;
  4. d. maatschappelijk;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water en in geval van wonen ook erven en tuinen.

8.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'wonen', waar de bouwregels uit Artikel 16 gelden:

8.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
  3. c. uitsluitend bedrijven waar op grond van bijlage I van het Bor geen omgevingsvergunning milieu nodig is;
  4. d. uitsluitend bedrijven die voorkomen in de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging '(zie bijlage 1) zijn toegestaan, alsmede de naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven;
  5. e. uitsluitend lichte horeca als bedoeld in artikel 1 is toegestaan;
  6. f. op deze gronden is het gebruik van een aan-huis-gebonden beroep in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
    2. 2. er geparkeerd wordt op eigen terrein;
    3. 3. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    4. 4. prostitutie niet is toegestaan;
    5. 5. voor de activiteiten waar op grond van bijlage I van het Bor geen omgevingsvergunning milieu nodig is.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 8.1 een horecabedrijf in de categorie 1b, 1c of 2 toestaan, met in achtneming van de volgende regels:
    1. 1. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid waarbij in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in Bijlage 2 in acht worden genomen;
    2. 2. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 8.1 en een kantoor toestaan, met in achtneming van de volgende regels:
    1. 1. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid waarbij in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in Bijlage 2 in acht worden genomen;
    2. 2. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden, kunstwerken en straatmeubilair;
  2. b. brughoofden;
  3. c. evenementen en manifestaties;
  4. d. geluidwal of –scherm;
  5. e. nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. lichte en middelzware horeca als bedoeld in artikel 1.69;
  2. b. ter plaatste van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur': een kamerverhuurbedrijf;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke dienstverlening als bedoeld in artikel 1.85, zoals bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinder-/naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, zorg en welzijnsinstelling;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin': een speeltuin;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - rouwcentrum': een rouwcentrum;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bp': een begraafplaats;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': wonen, uitsluitend op de verdiepingen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk- kwetsbare objecten uitgesloten': zijn kwetsbare objecten zoals benoemd in Besluit externe veiligheid uitgesloten;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

11.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. voor parkeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde in lid 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken voor erfafscheidingen, met een openconstructie voor het geleiden van planten, met een hoogte van maximaal 2 m op de gronden, gelegen voor de voorgevelrooilijn en grenzend aan de openbare ruimte.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mogen de gronden uitsluitend voor het parkeren worden gebruikt.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een (boven) lokale functie ontsluiting, ontsluitingswegen, opstelstroken, busstroken, fiets- en voetpaden;
  2. b. evenementen en manifestaties;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, groen-, speel- en nutsvoorzieningen en water.

13.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  1. a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  2. b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden met een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden;
  2. b. standplaatsen voor verkoop;
  3. c. evenementen en manifestaties;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'veerhaven': een veerhaven;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, speel-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

14.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. in afwijking van sub a zijn gebouwen toegestaan ten behoeve van een standplaats voor verkoop;
  4. d. de oppervlakte van een standplaats bedraagt ten hoogste 20 m2 en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  1. a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  2. b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en de waterberging;
  2. b. waterbouwkundige kunstwerken en voorzieningen;
  3. c. verkeer te water;
  4. d. maximaal 1 woonschip, ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  5. e. infiltratievoorzieningen;
  6. f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water uitgesloten - aanlegplaatsen, geen aanlegplaatsen voor pleziervaart zijn toegestaan.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de hoogte van waterbouwkundige kunstwerken bedraagt ten hoogste 4 m boven NAP;
  3. c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  4. d. de oppervlakte van aanlegsteigers bedraagt ten hoogste 7,5 m2 en de lengte bedraagt te hoogste 5 meter met dien verstande dat de waterdoorgang niet mag worden gehinderd.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als ligplaats voor woonboten en onderkomens buiten de daartoe aangewezen gronden.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3 waarbij ligplaatsen voor onderkomens kunnen worden aangewezen voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van (plezier)vaartuigen, mede ten behoeve van beperkte overnachtingsmogelijkheden voor passerende waterrecreanten, mits daardoor de in lid 1 genoemde functies niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  2. b. een schietvereniging: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schietvereniging';
  3. c. een ruimte voor de opslag van boeken en tijdschriften en het houden van groepsbesprekingen met een maximum van 160 m2, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  4. d. maximaal 4 wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bollenschuur';
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-gemengd 1'; zijn uitsluitend op de begaande grond functies toegestaan zoals vermeld in artikel 7 Gemengd - 1';
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.

16.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden is het gebruik van een aan-huis-gebonden beroep in of bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
    2. 2. er geparkeerd wordt op eigen terrein;
    3. 3. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    4. 4. prostitutie niet is toegestaan;
    5. 5. voor de activiteiten waar op grond van bijlage I van het Bor geen omgevingsvergunning milieu nodig is.
  2. b. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
  3. c. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan;
  4. d. op deze gronden is het uitoefenen van een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit toegestaan met in achtneming van de volgende regels:
    1. 1. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
    2. 2. ten hoogste 40% van het aanwezige vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen mag ten behoeve van deze activiteiten in gebruik zijn;
    3. 3. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;

dit betekent onder meer dat:

      • alleen bedrijven zijn toegestaan die voorkomen in de categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) alsmede naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven;
      • het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    1. 1. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte;
    2. 2. het betreft een eenmansbedrijf;
    3. 3. eventuele detailhandelsactiviteiten zijn van ondergeschikte aard.
  1. e. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – bollenschuur” zijn maximaal 4 wooneenheden toegestaan, mits op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd conform het parkeernormenbeleid in Bijlage 2 van deze regels.

16.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 17 Wonen - Garage

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van (personen)auto's, motorrijwielen en (brom)fietsen en voor opslag en bergingsdoeleinden van huishoudelijke aard.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  3. c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 1010 inch en een druk van ten hoogste 66.2 bar

met daarbij behorende

  1. d. bebouwingsvrije zone;
  2. e. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden, binnen een bebouwingsvrije zone van 4,00 m aan weerszijden van de leidingen, geen gebouw en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een hoofdgastransportleiding;
  2. b. in afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden, geen risicogevoelige bouwwerken worden gebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
  4. d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in dit artikel betreffende lid 2 sub a en d, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten. Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in dit artikel betreffende lid 2 sub a, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de balangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Archeologie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwvoorschriften in acht worden genomen en:

  1. a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouder in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteit niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, voorschriften te verbinden, gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden, zoals alternatieve funderingsmethoden of beschermende bodemlagen;
    2. 2. het doen van archeologische opgravingen;
    3. 3. begeleiding van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
  3. c. het bepaalde in lid 2 onder sub a en b is niet van toepassing indien:
    1. 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 1' (wr – a, swr – 1): er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld(peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – 2' (wr – a, swr – 2): er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 70 cm onder maaiveld(peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is.

Artikel 20 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bepaling, ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwvoorschriften in acht worden genomen en:

  1. a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouder in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteit niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, voorschriften te verbinden, gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem behouden kunnen worden, zoals alternatieve funderingsmethoden of beschermende bodemlagen;
    2. 2. het doen van archeologische opgravingen;
    3. 3. begeleiding van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
  3. c. het bepaalde in lid 2 onder sub a en b is niet van toepassing indien:
    1. 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – archeologisch verwachtingsgebied 1':
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld(peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m².
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – archeologisch verwachtingsgebied 2':
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 100 cm onder maaiveld(peil) en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m².

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. op de verbeelding de aanduiding Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
  2. b. op gronden alsnog de aanduiding Waarde - Archeologie te leggen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.

21.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen van deze gronden, mag aan de gronden en de bebouwing, voor zover gelegen binnen deze bestemming, geen verandering worden aangebracht in de bestaande situatie ten aanzien van de volgende karakteristieken en kenmerken:

  1. a. (minimale en maximale) goothoogte van gebouwen, de bouwhoogte van gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. b. bouwmassa van gebouwen.

21.3 Afwijken van de bouwregels

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Op of in de in lid 21.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken te slopen;
  2. b. Een vergunning als bedoeld onder a. mag alleen en moet worden geweigerd, indien het bouwplan voor nieuwbouw of de afwezigheid daarvan onevenredige afbreuk doet aan de in lid 21.1 genoemde cultuurhistorische waarden;
  3. c. alvorens te beslissen omtrent een vergunning wint bevoegd gezag advies in bij een ter zake deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Bouwregels

23.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  3. c. technische installaties, mits:
    1. 1. deze bouwdelen indien mogelijk uit het zicht vanaf de openbare ruimte en van omwonenden worden geplaatst;
    2. 2. de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    3. 3. het bedrijf/ de installatie op de aanbevolen afstand van woningen staat volgens de brochure 'bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten of de technische installatie noodzakelijk is door nieuwe wet- of regelgeving.

23.2 Dakhelling

Van een gebouw waarvoor de maximale goothoogte is bepaald, mag voor zover niet anders is bepaald, geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van de maximale hoogte en terugvallen onder hoeken van 45° met de horizon, met dien verstande dat tussen de toegestane denkbeeldige dakvlakken met een helling van 45° en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder begrepen topgevels, zijn toegestaan. Deze regel is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en goten.

23.3 Ondergronds bouwen

Artikel 24 Algemene Gebruiksregels

24.1 Vormen van verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 sub c van de Wabo, moet in ieder geval worden verstaan:

  1. a. het gebruik van onbebouwde gronden:
    1. 1. als staan- of ligplaats van onderkomens;
    2. 2. als staanplaats van voertuigen, waarin detailhandel plaatsvindt;
    3. 3. als kampeer- of caravanterrein;
    4. 4. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
    5. 5. ten behoeve van lawaaisporten;
  2. b. het gebruik van gronden en opstallen voor:
    1. 1. een seksinrichting;
    2. 2. bedrijfsmatige opslag van vuurwerk

Tenzij het gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik en beheer van die gronden.

Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels

25.1 Milieuzone - bodembeschermingsgebied

25.2 Wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied' de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Groen', 'Verkeer' en 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 19;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  3. c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  4. d. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage Parkeernormenbeleid;
  5. e. er een door de gemeenteraad vastgesteld beeldkwaliteitsplan is;
  6. f. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
  7. g. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
  8. h. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd.

Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels

26.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

26.2 Wijzigen parkeernorm

Burgemeester en wethouders kunnen de parkeernormen als opgenomen in Bijlage 2 wijzigen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

27.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. het in dit lid onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

27.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Valkenburg Dorp Katwijk' en NL.IMRO.0537.bpVLKdorp-va02.

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Katwijk d.d. …… tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Valkenburg Dorp en NL.IMRO.0537.bpVLKdorp-va02'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Belangrijkste aanleiding voor het maken van een nieuw bestemmingsplan voor Valkenburg Dorp is dat voor het plangebied een aantal verouderde bestemmingsplannen van kracht is. Door de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 zijn gemeenten verplicht om binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw een bestemmingsplan vast te stellen. Delen waar alleen verouderde bestemmingsplannen gelden, zoals bij Valkenburg Dorp, kennen onvoldoende rechtszekerheid en onvoldoende bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen. Actualisering van de verouderde plannen is daarom gewenst en past in de inhaalslag van de gemeente omtrent de vernieuwing van bestemmingsplannen.

De hoofddoelstelling van het te actualiseren bestemmingsplan voor Valkenburg Dorp is het kunnen beschikken over een adequate planologische regeling, waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd.

1.2 Situering En Begrenzing Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Valkenburg Dorp wordt aan de noordzijde begrensd door de gemeentegrens. Het plangebied wordt aan de zuidzijde door 't Duyfrak en Meer/ 't Duyfrak en Tjalmastrook-Noord begrensd en aan de westzijde de door de N206. Aan de oostzijde valt de grens samen met de Oude Rijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpVLKdorp-va02_0001.png"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Momenteel gelden in het betreffende gebied de volgende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan Vastgesteld Goedgekeurd
Dorp (1974) 11 februari 1975 3 maart 1976
Valkenburg Dorp (1999) 30 juni 1999 15 februari 2000
Twee Woonplekken 8 september 1997 21 april 1998
Joghtlust 6 september 2004 2 november 2004

Deze herziening van het bestemmingsplan vervangt geheel of gedeeltelijk de genoemde bestemmingsplannen en tevens alle partiële herzieningen en vrijstellingen en ontheffingen die in de afgelopen planperiode hebben plaatsgevonden c.q. zijn verleend voor het betreffende plangebied van het bestemmingsplan Valkenburg Dorp.

Relatie tussen bestemmingsplan "Dorp (1974)" en "Valkenburg Dorp (1999)"

In haar uitspraak van 12 december 2001, nummer: 2000020011/1/R1 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het besluit van GS van Zuid-Holland van 15 februari 2000, tot goedkeuring van het bestemmingsplan "Dorp 1999" van de gemeente Valkenburg vernietigd, voor zover het gaat om het plandeel met de bestemming "bedrijven" op het perceel Katwijkerweg 45B.

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (GS) hebben bij besluit van 16 april 2002 met inachtneming van deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State goedkeuring onthouden aan de bestemming "Bedrijven", voor zover het betreft het perceel Katwijkerweg 45B. Dit betekent concreet dat op dit perceel het bestemmingsplan "Dorp (1974)" nog van toepassing is.

Het bestemmingsplan "Twee Woonplekken"

Dit bestemmingsplan had aanvankelijk betrekking op de locaties Joghtlust en Veldzicht. Echter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland vernietigd, voor zover goedkeuring was verleend aan het plandeel "Veldzicht".

De woningbouwlocatie Joghtlust is in 2005/2006 gerealiseerd. De woningbouwlocatie Veldzicht is in 2001/2002 gerealiseerd. Een en ander komt op het volgende neer:

  • Op de locatie Joghtlust is het bestemmingsplan "Twee Woonplekken (1997)" van toepassing;
  • Op de locatie Veldzicht is het bestemmingsplan "Valkenburg Dorp (1999)" van toepassing.

Thans is op de gerealiseerde woningbouwlocatie Joghtlust het bestemmingsplan "Twee Woonplekken" (1997) en het uitwerkingsplan Joghtlust (2004) van toepassing, terwijl op de gerealiseerde woningbouwlocatie Veldzicht het bestemmingsplan Valkenburg Dorp 1999 van toepassing is. Het deelgebied Veldzicht is een L-vormig gebied aan de zuidrand van Valkenburg-Dorp, gelegen achter de bebouwing van de Marinus Poststraat vanaf de Hoofdstraat tot aan de Ir. G. Tjalmaweg (N206). Het deelgebied Joghtlust beslaat de nieuwbouwlocatie tussen de Joghtlaan en het Buitenjoght met de bedrijfsterreinen langs de noord-westzijde van de Joghtlaan.

In het (globale) bestemmingsplan "Twee Woonplekken" staat dat de bestemming "Woondoeleinden" moet worden uitgewerkt. Aan deze verplichting is deels gehoor gegeven in het uitwerkingsplan "Joghtlust"; goedgekeurd door GS op 2 november 2004.

1.4 Leeswijzer

Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de verschijningsvorm en het functioneren van een gebied. Anderzijds is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig, omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied.

De toelichting is als volgt opgebouwd. Na de inleiding in hoofdstuk 1, wordt in hoofdstuk 2 de belangrijkste informatie uit diverse beleidsnota's van verschillende overheden vermeld. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het plangebied waar in het bijzonder aandacht is besteed aan de ruimtelijke en functionele aspecten. De planopzet in relatie tot de toekomstige ontwikkelingen volgt in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 gaat in op de milieu & omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader nader toegelicht. Hoofdstuk 7 bevat de resultaten van het overleg met betrokken diensten, besturen en overheden en de resultaten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Ook wordt in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid beschreven en in dit hoofdstuk bevindt zich de paragraaf met betrekking tot handhaving. Hoofdstuk 8 besteedt aandacht aan de procedure van een bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) / Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (2008)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden. Zowel het Rijk, de provincies als de gemeente hebben de bevoegdheid om ruimtelijke plannen op te stellen. Hiervan is het bestemmingsplan het belangrijkste instrument, welke ook juridisch bindend is.


Als ruimtelijk toetsingskader worden door rijk, provincies en gemeenten structuurvisies vastgesteld. Het is de bedoeling dat de structuurvisie's op elkaar worden afgestemd en als uitgangspunt gelden voor bestemmingsplannen, inpassingsplannen en projectbesluiten. Een gemeente kan daar alleen van afwijken indien er een goede motivering voor is. Rijk en provincies kunnen kaders stellen waarbinnen de gemeenten kunnen opereren, met zogenoemde reactieve en proactieve aanwijzingen.


De bestemmingsplanprocedure is in de nieuwe wet teruggebracht van ruim een jaar naar 26 weken. Indien er sprake is van meerdere samenhangende besluiten en plannen is het mogelijk de procedure te vereenvoudigen door middel van een coördinatieregeling.


In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Wro verder uitgewerkt ten behoeve van de uitvoering. Onder andere bevat het Bro bepalingen over de verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('electronisch') beschikbaar te stellen. Alle ruimtelijke plannen zijn te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl.


Ook bevat het besluit gedetailleerde bepalingen over de vormgeving en inhoud van ruimtelijke plannen, overgangsrecht voor bestaande gebouwen, bouwwerken of bestaand gebruik, de procedure voor het afhandelen van een planschadeverzoek en bepalingen over het exploitatieplan en subsidieregelingen.

2.1.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) / Besluit omgevingsrecht (Bor) (2010)

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo heeft ca. 25 regelingen geïntegreerd. Bouw-, milieu-, natuur- en monumenten-vergunningen, zijn opgegaan in één vergunning, de omgevingsvergunning. Burgers en ondernemers krijgen te maken met één loket, één beschikking en één procedure. De aanvraag kan digitaal worden gedaan en behandeld.

Voor de uitvoering van de Wabo zijn regels uitgewerkt in het Besluit Omgevingsrecht (Bor). In dit besluit is vastgelegd voor welke activiteiten omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd, onder welke voorwaarden en wat de relatie is met het bestemmingsplan. Nieuwe bestemmingsplannen dienen te worden afgestemd op de bepalingen en terminologie in Wabo en Bor.

2.1.3 Ontwerp structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2010)

De Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimten (SVIR) beschrijft in welke infrastructuur-projecten het kabinet de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Ook is aandacht besteed aan leefomgeving, milieu en natuur, voorzover het nationale belangen betreft. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De structuurvisie zal diverse nota's, waaronder de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 20140 gaan vervangen. Naar verwachting zal de visie eind 2011 worden vastgesteld.

2.1.4 Nota Ruimte (2006)

Het belangrijkste ruimtelijke beleidskader op rijksniveau wordt gevormd door de Nota Ruimte. Op grond van art. 9.1.2 lid 1 van het overgangsrecht bij de Wet ruimtelijke ordening (Wro) wordt deze planologische kernbeslissing aangemerkt als Rijksstructuurvisie. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.


Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat.


Het rijk wil zich niet meer met alles bemoeien en wil strategisch op hoofdlijnen sturen. De Nota Ruimte kenmerkt zich dan ook door ontwikkelingsplanologie, decentralisatie en deregulering.

2.1.5 Nationaal Waterplan 2009-2015 (2009)

Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2009-2015.


Het NWP, dat ook een structuurvisie is op grond van de Wet ruimtelijke ordening, vervangt op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte voor het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Het NWP beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.


Van belang voor Katwijk en omgeving zijn volgende uitgangspunten:

  • De kust groeit mee: de hoogte van het kustfundament moet meegroeien met de zeespiegelstijging door zand toe te voegen. Dit gebeurt zoveel mogelijk door zand op een natuurlijke wijze langs de kust te verspreiden en verplaatsen.
  • Rivieren worden ruimer: de ruimtelijke reserveringen in de bestaande plannen voor hogere afvoeren blijven behouden en actieprogramma's voor verruiming van de capaciteit worden voortvarend uitgevoerd.
  • Stedelijk gebied wordt leefbaarder : opgaven voor wonen, werken, mobiliteit, recreëren, landschap en natuur, water en milieu worden in samenhang aangepakt. Bij de ontwikkeling van locaties in Katwijk wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt.

De zorg voor oppervlakte en grondwater ligt vooral bij rijk, provincie en waterschap. De gemeenten hebben wel een waterzorgplicht in het stedelijk gebied. Met name bij gebiedsontwikkeling, waarin ook bestemmingsplannen een belangrijke rol spelen, zijn er kansen gebleken om wateropgaven in samenhang met regionale of lokale wensen te realiseren. Daarnaast kunnen specifiek belangen, zoals de kustbescherming en grondwaterbescherming, hun beslag vinden in bestemmingsplannen.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020

Een concurrerend aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen van voor de structuurvisie "Visie op Zuid- Holland". In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Samen met inwoners en betrokken partijen wil de provincie het toekomstbeeld van Zuid-Holland invullen. De nieuwe structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. Op 3 november 2009 stelden Gedeputeerde Staten de ontwerp Structuurvisie, de ontwerp Verordening Ruimte en de PlanMER vast en gaven deze documenten vrij voor inspraak. In februari en maart 2010 heeft de provincie de ingekomen zienswijzen in een nota van beantwoording verwerkt en heeft zij de ontwerpen aangepast. In april 2010 stelden Gedeputeerden Staten de structuurvisie en verordening ruimte vast. In mei 2010 behandelde de Statencommissie Ruimte en Wonen de documenten en op 2 juli 2010 heeft Provinciale Staten de structuurvisie en verordening ruimte definitief vastgesteld.

Het grootste gedeelte van het plangebied is in de Provinciale Structuurvisie aangegeven als stedelijk/dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer. Dit betekent concreet het volgende. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: een aaneengesloten, relatief grootschalig bebouwd gebied, en onderdeel van het stedelijk netwerk, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen.

Onder dorpsgebied wordt verstaan: een aaneengesloten, relatief kleinschalig bebouwd gebied, en onderdeel van het landelijk gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. Met stedelijk gebied/dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer wordt het volgende bedoeld: delen van het stedelijk gebied en dorpsgebied die in de nabijheid liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet.

2.2.2 Provinciale Verordening Ruimte

De Verordening Ruimte is op 2 juli 2010 door provinciale staten vastgesteld. In de Provinciale Verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep van gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen, zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. In de verordening is onder andere vastgelegd dat er in principe geen verstedelijking buiten bebouwingscontouren (geen nieuwe vestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies) mag plaatsvinden. Alleen onder bepaalde voorwaarden kunnen bebouwingscontouren worden aangepast.

Het grootste gedeelte van het plangebied is in de verordening aangegeven als bestaand stedelijk- en dorpsgebied. Hieronder wordt het volgende verstaan: de verzameling van woonfuncties en daaraan verbonden bestemmingen, zoals parkeerplaatsen, sportvelden en bijbehorende voorzieningen, zorgvoorzieningen, andere maatschappelijke voorzieningen, horeca, openbaar stedelijk groen, volkstuinen, stedelijk oppervlaktewater, infrastructuur en begraafplaatsen, alsmede bedrijfsfuncties en daarbij behorende noodzakelijke voorzieningen.

2.2.3 Provinciale Structuurvisie - Actualisering 2011

Gedeputeerde Staten hebben op 11 januari 2012 de Nota van Beantwoording en Wijziging van de Ontwerp Actualisering 2011 vastgesteld. De hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid blijven ongewijzigd. De belangrijkste wijzigingen gaan over de volgende onderwerpen:

  • Verbeterde Kwaliteitskaart (effectiever sturen op kwaliteit)
  • Kantorenbouw (beperking aantal nieuwe kantorenlocaties)
  • Woningbouw (inspelen op ontwikkelingen woningmarkt)
  • Glastuinbouw (nieuwe locaties in Binnenmaas en Nieuwkoop, glas-voor-glasregeling, SER-ladder)
  • Bodemenergie (efficiënt gebruik ondergrond)
  • Gemeentelijke verzoeken (beperkte aanpassing bebouwingscontouren en functies).

Daarnaast zijn er technische correcties doorgevoerd voor de volgende onderwerpen:

  • Compensatiebeginsel natuur, recreatie en landschap
  • Ecologische Hoofdstructuur en landgoedbiotoop
  • Regionale waterkeringen in Rijnland en Rivierenland.

Naar verwachting zal de Actualisering eind februari 2012 door Provinciale Staten worden vastgesteld.

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Regionale Structuurvisie 2020

Op 24 juni 2009 is de Regionale StructuurVisie 2020 (RSV) door Holland Rijnland vastgesteld. De RSV verankert de intergemeentelijke afspraken in een ruimtelijke vertaling naar 2020 met een doorkijk naar 2030.

De deelnemende gemeenten werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio is daarbij het streven.

In de Regionale structuurvisie zijn een aantal keuzes gemaakt die de samenhang tussen de grote deelgebieden van de regio verbeteren: Bollenstreek, kustzone, stedelijk gebied en Veenweide en Plassen. Binnen de Regionale Structuurvisie wordt de ruimtelijke positie van de regio bepaald en gekeken hoe dit zich verhoudt tot haar (Randstedelijke) omgeving. Hiervoor worden zeven kerndoelen nagestreefd: Holland Rijnland is een top woonregio, Leiden vervult een regionale centrumfunctie, concentratie stedelijke ontwikkeling, 'Groenblauwe kwaliteit' staat centraal, De Bollenstreek en Veenweide en Plassen blijven open, twee speerpunten voor economische ontwikkeling: Kennis en Greenport en verbetering van de regionale bereikbaarheid.

In de regionale structuurvisie is het grootste gedeelte van het plangebied opgenomen als bestaand stedelijk- en dorpsgebied. Dit komt overeen met het beleid van de provincie. Zie: paragraaf 2.2.2 Provinciale Verordening Ruimte.

2.3.2 Duurzaamheid en klimaat

In regionaal verband zijn afspraken gemaakt ten aanzien van duurzaamheidsaspecten en vastgelegd in de volgende plannen:

  • Regionale DuBoPlus-Richtlijn 2008-2012
  • Regionaal beleidskader duurzame stedenbouw.
  • Plan van Aanpak Klimaatprogramma 2008-2012 Holland Rijnland en Rijnstreek

Het beleid heeft tot doel om voor duurzaamheidsaspecten al op het schaalniveau van stedenbouw afspraken te maken over ambities en maatregelen.

2.3.3 Hoogheemraadschap van Rijnland

Waterbeheerplan

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.

Keur en Beleidsregels

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur was nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem.

De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden).
  • Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken).
  • Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een keurvergunning worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.

In hoofdstuk 5.9 wordt nader ingegaan op de diversiteit van watergangen in het plangebied. Daarin is de feitelijke watersituatie beschreven. Ook zijn de gevolgen van de geïnventariseerde ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding in het plangebied in beeld gebracht.

2.3.4 Intergemeentelijke structuurvisie Greenport

In december 2009 hebben de zes Greenportgemeenten de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (ISG) vastgesteld. Hiermee hebben de gemeenten een wettelijk kader vastgelegd voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot 2030. De ISG is een integraal planologisch kader voor buitengebied van de zes Greenportgemeenten. Met de ISG kiezen de zes Greenportgemeenten voor een gemeenschappelijke aanpak van de vitalisering van de Greenport Duin- en Bollenstreek. De ISG is na vaststelling wettelijk toetsingskader voor de toekomstige bestemmingsplannen van de zes Greenportgemeenten.

Strategische hoofdlijnen ISG:

  • Economische herstructurering van de Greenport staat centraal.
  • Herstructurering in combinatie met landschapsverbetering.
  • Duurzame handhaving 1e klas bollengrond op 2625 ha (tijdelijke krimp toegestaan).
  • Primaire Greenportfuncties (bollen, knollen, vaste planten, bloemen, toerisme, handel en export) krijgen prioriteit boven niet primaire Greenportfuncties (zoals overige landbouw en veeteelt).
  • In voorontwerp-ISG is woningbouwopgave uit Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer/Bollenstreek opgenomen. Hiermee is maximale woningbouwbijdrage voor de Duin- en Bollenstreek bereikt.

Thema's van de ISG zijn de vitale Greenport, graslanden en natuur, toerisme en recreatie, wonen, werken, mobiliteit, wateropgave en landschapsverbetering.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Brede structuurvisie Verdiept Katwijk

Het samenvoegen van de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg heeft geresulteerd in een nieuwe structuurvisie, de Brede Structuurvisie Katwijk 2007-2020. Het vormt een nieuw regiedocument, wat de gemeente in staat stelt de aanwezige kansen en kwaliteiten te vertalen in concrete acties.

In de Brede Structuurvisie wordt ten aanzien van een aantal aspecten de visie uiteengezet. Middels een zogenaamd mozaïek van ruimtelijke segmenten wordt invulling gegeven aan mogelijkheden voor de aanwezige kansen en kwaliteiten. Er is onder meer aandacht voor wonen, werken en voorzieningen.

De Brede Structuurvisie Verdiept is op 15 april 2010 als structuurvisie onder de nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee is de BSV grondexploitatie-proof gemaakt. Ook zijn kleine wijzigingen aangebracht als gevolg van voortschrijdend inzicht.

2.4.2 Masterplan 'Vizier op de rivier' (2010)

Voor het sleutelproject Katwijk langs de Rijn is een masterplan 'Vizier op de rivier' opgesteld waarin de ambities uit de Brede Structuurvisie zijn vertaald naar meer specifieke uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling. In het Masterplan worden de verschillende deelgebieden en bijbehorende sferen langs het water en de ambities voor de toekomst beschreven. Deze ambities richten zich op een betere beleving van de Rijn en haar oevers door :

  • het versterken van de hechtdraden zoals de realisatie van aanlegplaatsen, vis- en kanosteigers, fietsverbindingen e.d.;
  • de ontwikkeling van ontmoetingsplekken langs het water in de vorm van openbaar groen, horeca;
  • verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door transformatie van bedrijfsterreinen naar gemengde gebieden.

2.4.3 Monumentenverordening gemeente Katwijk

De Katwijkse rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet 1988. Daarnaast is er ook nog een gemeentelijke monumentenlijst. Deze monumenten worden aangewezen en beschermd via de Monumentenverordening gemeente Katwijk.

2.4.4 Woonvisie 2008-2020 (2008)

De gemeente Katwijk heeft een woonvisie opgesteld voor de periode 2008-2020. In de woonvisie wordt aan de hand van 13 statements en een woonvisiekaart aangegeven wat de gemeentelijke visie is ten aanzien van wonen. Daarnaast is er een uitvoeringsprogramma opgenomen in de woonvisie. De statements verwoorden in hoofdlijnen het woonbeleid dat de gemeente Katwijk de komende jaren gaat voeren. Om de statements scherp en actueel te houden worden deze minimaal eens in de twee jaar geëvalueerd en zo nodig geactualiseerd. Volgens de woonvisie is het van belang om in ieder geval:

  • De betaalbaarheid van het woonaanbod te versterken.
  • Meer aandacht te geven aan bijzondere doelgroepen, zoals starters, senioren en mensen met een beperking.
  • Aandacht te besteden aan een kwalitatief goede woonomgeving en
  • consumentgericht en duurzaam te bouwen.

2.4.5 Welstandsnota (2007)

De gemeentelijke Welstandsnota geeft inzicht in de regels die gelden ten aanzien van de toetsing op eisen van welstand. De Welstandsnota geeft een typering van de bebouwing in bestaande wijken (gebiedsindeling) en hoe hiermee in het kader van de toetsing door de welstandscommissie wordt omgegaan (welstandsniveau). Initiatiefnemers van een bouwplan kunnen daarmee vóór het indienen van het daadwerkelijke bouwplan inzicht krijgen in de beoordelingscriteria die gelden voor het betreffende gebied. Doel van het welstandsbeleid van de gemeente Katwijk is het bieden van heldere transparante procedures met objectieve beoordelingscriteria.


De relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria is als volgt. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Op het niveau van de functie en bouwmassa, welke door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, heeft de welstandscommissie slechts een adviserende rol, Bestemmingsplanregels prevaleren dus boven welstandscriteria. De architectonische vormgeving, uitstraling van bouwwerken en inpassing in de gebouwde omgeving vallen echter buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld.


In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. De ervaringen binnen de gemeente Katwijk zijn echter dat dit negatieve welstandsadvies zelden aan de orde is.

2.4.6 Integraal Verkeers- en Vervoersplan

Het Intergraal Verkeers- en Vervoersplan (IVVP) beschrijft het beleid dat de gemeente Katwijk gaat voeren op het gebied van verkeer en vervoer. Het Integraal Verkeers- en Vervoersplan Katwijk is op 27 maart 2009 door de raad vastgesteld. Eén van de doelstellingen is een robuuste randwegenstructuur. Een robuuste randwegenstructuur is voor Katwijk van essentieel belang om de dreigende onbalans tussen bereikbaarheid, leefklimaat en economisch klimaat te kunnen voorkomen. Ook in de BSV wordt de randwegenstructuur (de ring) nadrukkelijk als speerpunt van beleid neergezet. Aan de ring wordt een aantal functies toegekend:

  • de ring als voorwaarde om uitbreidings- en verdichtingslocaties met elkaar te verbinden en aan te sluiten op het provinciale- en rijkswegennet;
  • de ring als loper; als binnenring, niet als harde buitengrens;
  • de ring als kernkwaliteit; de ring zorgt voor ontplooiingskansen voor de oude kernen;
  • de ring bundelt en verdeelt en smeedt de oude dorpskernen en nieuwe toevoegingen samen.

Feitelijk bestaat de beoogde randwegenstructuur uit twee ringen, die in elkaar haken. De hoofdring vormt een robuuste structuur die de verschillende stedelijke gebieden van Katwijk 'aan elkaar rijgt' en verbindt met het rijkswegennet (A44). De tweede ring is de subring. De subring is opgebouwd uit bestaande wegen. De hoofdring en de subring zijn noodzakelijk om een robuuste, duurzame verkeersstructuur in Katwijk te kunnen realiseren. Realisatie van de randwegenstructuur heeft tot gevolg dat de lokale wegen in de verschillende kernen aanzienlijk minder verkeer gaan verwerken.

Een fijnmazig fietsnet ter ondersteuning van de twee fietssnelwegen is ook één van de doelstellingen.

2.4.7 Parkeerbeleidsnota 2009-2018

Op het gebied van parkeren stelt de Brede Structuurvisie Katwijk (BSV) dat er voorzien moet worden in voldoende en efficiënte parkeervoorzieningen. Het gedeelte verkeer uit de BSV is verder uitgewerkt in het Integraal Verkeers- en VervoersPlan. Daaruit is het Parkeerbeleid 'Stilstaan bij parkeren' weer een verdere uitwerking. 'Stilstaan bij parkeren' is op 29 januari 2009 door de raad vastgesteld. Hierin is opgenomen dat er in bestaande woongebieden, met een hoge parkeerdruk, samen met bewoners oplossingen gezocht zullen worden om de parkeerdruk te verminderen. Daarnaast is opgenomen wat de parkeernorm is bij nieuwbouw, uit- en inbreidingsplannen en functie veranderingen.

Het Parkeernormenbeleid Katwijk (januari 2010) is een nadere uitwerking op het gebied van de parkeernormering en hoe met de parkeerbehoefte om te gaan in ruimtelijke plannen. Dit is op 2 februari 2010 door het college vastgesteld en vanaf 26 februari 2010 van kracht. Voor parkeren is niet alleen van belang dat er voldoende parkeerplaatsen zijn, maar ook dat de parkeerplaatsen goed te gebruiken zijn. Het parkeernormenbeleid gaat daarom over:

  • de parkeernorm (bovengrens van de CROW-richtlijn publicatie 182, 3e gewijzigde druk) en een uitzonderingscategorie voor verschillende voorzieningen (wonen, winkels scholen enzovoorts);
  • hoeveel parkeerplaatsen openbaar moeten zijn;
  • wat de centrumgebieden qua parkeerbehoefte zijn;
  • mogelijkheden van dubbelgebruik;
  • hoe om te gaan met de verschillende soorten parkeervoorzieningen (garages, opritten openbare parkeerplaatsen);
  • eisen waaraan parkeervoorzieningen moeten voldoen;
  • hoe hier in bouwplannen mee om te gaan (zowel nieuwe als bestaande);
  • hoe hier in bestaande gebieden mee om te gaan.

Het parkeernormenbeleid is uitgangspunt op het gebied van parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestemmingsplannen en bouwplannen.

2.4.8 Groenbeleidsplan 2009-2019

Het Groenbeleidsplan 2009-2019 is op 28 mei 2009 door de raad vastgesteld.

Het beleid wordt gericht op het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving, nu en in de toekomst. Het Groenbeleidsplan geeft de beleidskaders aan voor het groen en de groenstructuren in de gemeente voor de komende 10 tot 15 jaar. Het geeft daarnaast uitgangspunten en randvoorwaarden voor het groenbeheer.

De meest in het oog springende veranderingen die het Groenbeleidsplan voorstelt, zijn:

  • Het creëren van meer samenhang tussen de verschillende kernen van de gemeente door verbindende groene (hoofd)structuren.
  • Het aandacht besteden aan de parken in de gemeente. Geef de parken meer 'cachet'. Een naar buiten gerichte groenstructuur is een belangrijke methode om de parken meer te laten opvallen.
  • Ecologische waarde van gemeente Katwijk verhogen door het omringende landschap en de waardevolle natuur naar binnen te trekken. Ervoor zorgen dat de omringende natuur aansluit op het binnenstedelijke groen.
  • Het aanbrengen van groenaccenten, waarmee de identiteit van de verschillende kernen wordt vormgegeven en waardoor de gemeente meer kleur en fleur krijgt.

2.4.9 Speelruimtebeleidsplan 2008-2018 (2009)

Het Speelruimtebeleidsplan geeft het beleidskader voor de speelruimte in de gemeente Katwijk. Er zijn ambities bepaald die betrekking hebben op de wijze waarop wordt omgegaan met formeel en informeel speelaanbod in de gemeente. Verder zijn normen vastgesteld waaraan de formele en informele speelruimte in de gemeente Katwijk moet voldoen. Normen voor formele speelplekkenzijn:

  • Kwantiteitsnormen: In de bestaande wijken geldt de norm: 1 speelplek per 100 kinderen. Voor nieuwbouw gebieden geldt een norm van 3% van de grond die voor wonen is uitgegeven.
  • Kwaliteitsnormen: Aantrekkelijke speelterreinen die redelijk ruim zijn opgezet en naast speeltoestellen ook beperkt bespeelbaar groen en verharding bevatten. Voldoende speelwaarde/speelmogelijkheden zoals: klimmen, rennen, glijden etc., 60 speelmogelijkheden of meer op 100 kinderen.


Naast de formele speelplekken, in groengebieden en op pleinen, dient op 'redelijk veel plaatsen' ruimte te zijn om informeel te spelen, zoals in groenvoorzieningen en op straat. Daarbij wordt aandacht besteed aan de bezonning, de veiligheid, bereikbaarheid en aan verschillende leeftijdsgroepen.


Beide vormen van spelen vinden binnen de gebruikelijke bestemmingen, groen en verblijfsdoeleinden, plaats. Alleen wanneer sprake is van bijzondere voorzieningen of bouwwerken wordt een specifieke bestemming opgenomen.

2.4.10 Archeologisch beleidsplan (2007)

Als gevolg van het Verdrag van Malta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in een wijziging van de Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Op 20 december 2007 heeft de gemeenteraad van Katwijk ingestemd met de Beleidsnota Archeologie voor de Gemeente Katwijk. In deze beleidsnota is het gemeentelijke beleid geformuleerd. Het ontwikkelen van eigen gemeentelijk beleid volgt op de uitvoering van het Verdrag van Malta (1992, vaststelling in Nederland in 2006) en de gewijzigde Monumentenwet 1988 (Wet op de Archeologische Monumentenzorg) die sinds 1 september 2007 van kracht is. Deze wet verplicht de gemeente om archeologische waarden binnen bestemmingsplannen, en bij bodemverstoringen in het kader van bouw-, aanleg en sloopactiviteiten, mee te wegen en indien archeologische waarden aanwezig zijn deze conform de archeologische monumentenzorg veilig te stellen. Met deze beleidsnota is ook de gemeentelijke Archeologische Verwachting- en Beleidsadvieskaart vastgesteld. Deze kaart dient als basis en toetsingskaart voor het gemeentelijke archeologiebeleid. Daarnaast is in de beleidsnota opgenomen dat er standaardregels in gemeentelijke bestemmingsplannen moeten worden opgenomen ter waarborging van de bescherming en behoud van archeologische waarden binnen de Gemeente Katwijk.

Waarom een archeologische verwachtingskaart en beleid in Katwijk?

Volgens de Gewijzigde Monumentenwet 1988 en de wet op de Archeologische Monumentenzorg is het verplicht om in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling aandacht te schenken aan mogelijk aanwezige archeologische waarden. Indien planontwikkelingen bodemverstoringen tot gevolg hebben en daarbij archeologische waarden in het geding kunnen komen is men tegenwoordig verplicht om archeologisch onderzoek te laten verrichten. De kosten voor eventueel verplicht archeologisch onderzoek komen ten laste van de initiatiefnemer voor de verstoringen.

Over het algemeen worden de archeologische verwachtingskaarten van het rijk en de provincie gebruikt om te kijken of er bij de ontwikkeling van een bepaald gebied archeologie te verwachten is. Deze kaarten zijn echter veelal niet precies genoeg en daarom heeft de gemeente Katwijk opdracht gegeven voor de vervaardiging van een eigen meer gedetailleerdere archeologische verwachtingskaart. Gebleken is dat binnen de gemeente Katwijk namelijk een gemiddeld hoge archeologische verwachting bestaat. Om de omgang daarmee in goede banen te leiden is het nodig om over een beleidsinstrument zoals een eigen verwachtingskaart te beschikken. Deze kaart en de aanwezigheid van een eigen gemeentelijk archeologiebeleid maken bovendien dat de gemeente nu zeggenschap heeft over haar eigen bodemarchief. Ze heeft namelijk met dit beleid de garantie afgegeven dat in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling archeologische belangen worden meegewogen, dit is sinds kort een landelijk wettelijke plicht. De wijze waarop archeologische belangen worden getoetst is vastgelegd in een archeologisch protocol, zoals opgenomen in de beleidsnota, en in voorwaarden voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor het bouwen. Het gevolg is wel dat elke inwoner van de gemeente Katwijk in het vervolg met archeologisch onderzoek in aanraking kan komen. Toetsing op de aanwezigheid van archeologische waarden is immers een standaard onderdeel geworden van de vergunningsprocedures.

Indien ontwikkelaars of individuele inwoners van de gemeente Katwijk van plan zijn om een omgevingsvergunning voor het bouwen aan te gaan vragen kunnen deze zelf vooraf al bekijken of ze daarbij rekening moeten houden met archeologische verwachtingen en een onderzoeksplicht. De hier volgende termen komen ook terug in het archeologisch protocol en de bestemmingsplanregels.

Archeologische Monumenten.

Er bestaan twee soorten archeologische monumenten, 'beschermde monumenten' en 'monumenten'. Het Rijk verzorgt de bewaking over de beschermde archeologische monumenten, eigenlijk dus archeologische rijksmonumenten. Net als voor monumentale gebouwen bestaat voor de archeologische rijksmonumenten een vergunningprocedure. Met betrekking tot terreinen die archeologische rijksmonument zijn moet voor werkzaamheden en activiteiten die bodemverstoringen tot gevolg kunnen hebben een monumentenvergunning worden aangevraagd. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed verstrekt deze monumentenvergunningen. Het rijk streeft er naar deze rijksmonumenten in te passen in plangebieden door ze vrij van bebouwing te laten en ze anders in te richten, bijvoorbeeld in de vorm van een park.

Archeologische monumenten worden bewaakt door de provincie. Dit zijn terreinen waarvan de archeologische waarde al duidelijk is geworden aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek. Officieel zijn terreinen met een archeologische monumentenstatus niet beschermd, maar dat wil slechts zeggen dat er geen monumentenvergunning vereist is. De provincie bewaakt deze terreinen door ze uit te roepen als attentiegebied of ze te beschermen binnen de besluitvormingprocedures in het kader van de ruimtelijke ordening. Het liefst ziet de provincie deze terreinen behouden, bijvoorbeeld door te eisen dat in het geval van bebouwing een bouwmethode wordt gebruikt waarbij geen bodemverstoringen plaatsvinden. In sommige gevallen mag een deel van een archeologisch terrein met monumentale status worden opgegraven, maar alleen onder strenge kwaliteitseisen en onderzoeksvoorwaarden.

Archeologisch Waardevol Gebied

Archeologisch waardevolle gebieden zijn gebieden waarvan de archeologische waarde al bepaald is aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek, meestal zijn dit de archeologische monumenten waar de provincie zeggenschap over heeft. Daarnaast zijn de historische dorpskernen van Katwijk, Valkenburg en Rijnsburg archeologisch waardevol gebied. Voor bestemmingsplannen en bouwvergunningen bestaat voor de archeologisch waardevolle gebieden geen vrijstellingsnorm. Indien er sprake is van voorgenomen verstoringen van de bodem is het verplicht vooraf archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Pas na overlegging van een rapport van archeologisch onderzoek aan het bevoegd gezag, over het algemeen de gemeente, kan een vergunning worden afgegeven.

Archeologisch Verwachtingsgebied

Archeologische verwachtingsgebieden zijn gebieden waarvan nog geen bepaling van archeologische waarden bestaat. Daar is dus nog niet eerder archeologisch onderzoek verricht. Wel kan op basis van de geologische geschiedenis van deze gebieden een voorspelling worden gedaan over de mate van verwachting op aanwezige archeologische sporen. Deze verwachting is uitgedrukt in lage-, middelmatige- en hoge archeologische verwachting. In het geval van een lage archeologische verwachting kan geen archeologisch onderzoek voorafgaande aan de afgifte van een vergunning worden verplicht. Ten aanzien van de gebieden met een middelmatige- tot hoge archeologische verwachting is dit echter wel het geval. Het soort archeologisch onderzoek kan per gebied verschillen. Deze verschillen hangen samen met de geologische eigenschappen van het gebied en de te verwachten aard van de archeologie. Net als voor gebieden met een lage archeologische verwachting, bestaat voor bodemverstorende activiteiten met een totaal gebiedsomvang kleiner dan 100 m2 dat archeologisch onderzoek geen vereiste is, dit ongeacht de mate van archeologische verwachting.

Meldingsplicht bij onverwachte archeologische vondsten

Indien er tijdens graafwerkzaamheden, ongeacht de locatie en de omvang, onverwachte archeologische resten worden aangetroffen blijft in alle gevallen nog altijd een wettelijke meldingsplicht voor archeologische vondsten bestaan. In het geval het bijzondere vondsten betreft kan de gemeentelijke archeoloog deze dan namelijk nog laten opgraven met behulp van een noodopgraving of bergen voordat ze worden afgevoerd met het stort.

Wanneer moet ik archeologisch onderzoek laten uitvoeren?

Een verplichting op archeologisch onderzoek geldt voor alle bodemingrepen binnen gebieden die staan beschreven als 'archeologisch waardevol gebied'. Ook geldt de plicht op archeologisch onderzoek binnen alle gebieden met een middelmatige- tot hoge archeologische verwachting maar alleen indien de bodemingreep groter is dan 100 m2 en dieper gaat dan 30 centimeter.

Wanneer is archeologisch onderzoek niet verplicht?

Er bestaat geen verplichting op archeologisch onderzoek in gebieden waarvoor een lage archeologische verwachting geldt. Indien er sprake is van een middelmatige- of hoge archeologische verwachting en de bodemingreep is kleiner dan 100 m2 vervalt eveneens de plicht op archeologisch onderzoek. Indien aantoonbaar (!) is dat al eerder bodemverstoringen hebben plaatsgevonden die dieper reiken dan de bodemverstoringen die zijn voorgenomen dan is archeologisch onderzoek eveneens niet langer verplicht. Hierbij moet wel worden opgelet dat ook het onderheien van bouwconstructies onder bodemverstoringen valt. In het geval van heiwerkzaamheden wordt de ondergrond tot op vele meters diepte verstoord en zal dus archeologisch onderzoek plaats moeten vinden indien die plicht bestaat. Ook bij het aanleggen van leidingen en kabels kan de bodem soms tot op grote diepte verstoord worden, ook daar moet rekening mee worden gehouden.

2.4.11 Duurzaamheidsprofiel Katwijk (2008)

De gemeente geeft een overkoepelende visie op hoe zij zich wil ontwikkelen op het gebied van duurzaamheid de komende jaren. Het aspect duurzaamheid komt met name naar voren in het lokale milieubeleid. In nieuwe planvorming wordt de duurzaamheid meegewogen in de vorm van een duurzaamheidstoets. Kaders daarbij zijn de volgende:

  • Het beleidskader Duurzame Stedenbouw is van toepassing op elke ruimtelijke opdracht in de gebouwde omgeving vanaf 10 woningen en/of één hectare grondoppervlak.
  • Het Klimaatprogramma 2008-2012 bevat kaders voor energieprestaties bij gebouwen en geldt zowel voor nieuwbouw als bestaande bouw. De doelstelling is het minimaliseren van de energievraag en het duurzaam opwekken en/of inkopen van de resterende energievraag (energieneutraal).
  • In de Regionale DuBoPlus-Richtlijn 2008-2012 is een aantal basismaatregelen opgenomen, aangevuld met een prestatie-eis die, voor zover hoger dan wettelijk vereist, vrijwillig is.

2.4.12 Geluidbeleidsplan (2009)

Ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, moeten voldoen aan de Wet geluidhinder. In de wet is als uitgangspunt opgenomen dat de geluidsbelasting van een geluidgevoelig object niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Ruimtelijke plannen worden eerst uitvoerig onderzocht op mogelijke maatregelen om het geluidsniveau te beheersen, zodat aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Pas na een ongunstig onderzoeksresultaat kan een procedure tot het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden ingezet. De hogere waarde procedure vereist een zorgvuldige afweging tussen het gevraagde geluidsniveau en een voldoende bescherming van het woonklimaat.

Objectieve criteria om tot een afgewogen ontheffingsbesluit te komen zijn opgenomen in bovengenoemde nota.

2.4.13 Waterplan Katwijk (2008)

De gemeente Katwijk en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben gezamenlijk het Waterplan Katwijk opgesteld en vastgesteld. het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het op 11 februari 2009 vastgesteld.

Het doel van het waterplan is het samen realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en is gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschap op een duurzame waterhuishouding in de gemeente. De planperiode is gesteld op 2009 tot 2019 met een doorkijk naar 2027. Thema's die aan de orde komen zijn onder andere het verbeteren van de waterkwaliteit en het voorkomen van (grond)wateroverlast, maar ook het benutten van kansen voor de beleving van het water, ecologie en waterrecreatie.

2.4.14 Toeristisch actieplan Katwijk (januari 2009)

In de Brede structuurvisie Verdiept Katwijk wordt binnen het project 'Katwijk langs de Rijn' ingezet op het terugbrengen van 'oude kwaliteiten', om zo de rivier weer tot de groen-blauwe drager van de gemeente te maken. Op zichzelf een goede strategie, maar deze kan nog versterkt worden door het toevoegen van een aantal specifieke onderdelen op het gebied van watersport en verblijfsmogelijkheden (voorzover relevant in plangebied Valkenburg Dorp:

• Verbindingen met de regio

Katwijk is een uitstekende uitvalsbasis om de regio, waarin vele bezienswaardigheden en attracties gevestigd zijn, te verkennen. Door de mogelijkheid te scheppen om deze 'hotspots' op een comfortabele wijze vanuit Katwijk te bereiken, kan de positie als verblijfsgebied worden versterkt. Andersom heeft het ook effecten. Door het realiseren van aantrekkelijke en comfortabele verbindingen met de regio, wordt de regioconsument uitgenodigd Katwijk te ontdekken.

Het gaat zowel om conventionele vormen van vervoer, als ook om meer attractieve vormen die ook toeristisch interessant zijn (verbindingen over het water). Voor de conventionele vormen van vervoer gaat het om het aanleggen van de infrastructuur (fietsen&wandelen), maar misschien nog meer om het aantrekkelijk inrichten hiervan. Daar hoort een passende aankleding (rustpunten, horeca, etc.), goede bewegwijzering en routeinformatie bij. Verbindingen over het water zijn een aantrekkelijke vorm van gebiedsverkenning ('sight-seeing'). Het stimuleren hiervan kan door het realiseren van aanlegplaatsen, balkons aan het water en het versterken van de natuur langs de rivier;


• Versterking verblijf aan het water

Om van de Rijn weer de belangrijke groen-blauwe drager te maken, is het belangrijk dat er aandacht wordt geschonken aan de mogelijkheden tot recreatief gebruik van de rivier. Water spreekt bij mensen tot de verbeelding en heeft daardoor altijd een bijzondere aantrekkingskracht en herinneringswaarde. Door het creëren van aantrekkelijke knooppunten/halteplaatsen aan het water, wordt de toerist en (regio-)bevolking uitgenodigd om het water op te zoeken. Deze zogenaamde 'balkons aan het water' zijn interessant voor de watersport, als doelbestemming. Indien ze op een aantrekkelijke manier met elkaar verbonden worden (infrastructuur voor wandelen/fietsen) ontstaat er een gevarieerd lokaal knooppuntensysteem. Bijzonder aandachtspunt hierbij is de vraag of huidige gemeentelijke eigendommen een rol kunnen spelen voor dienstverlening aan het water. Een voorbeeld hiervan is het voormalig stadhuis van Valkenburg.

2.4.15 Detailhandelsvisie Katwijk-Rijnsburg-Valkenburg 2005

Ook voor detailhandel geldt dat Katwijk-centrum een regionale functie heeft. In Valkenburg is sprake van een ondersteunend centrum. De spreiding van de ondersteunende centra in de wijken en buurten is in het algemeen goed.

Het Valkenburg ligt het aanbod verspreid over meerdere straten waardoor de synergie tussen de winkels beperkt is. Als gevolg van het lage inwoneraantal van Valkenburg (ca. 4000) is sprake van een beperkt draagvlak. Bovendien wordt door Valkenburgers voor meer dan 70% de boodschappen buiten Valkenburg gedaan.

De doelstelling voor Valkenburg volgens deze visie is het aanbieden van een minimaal boodschappenaanbod op korte afstand van de consument, bijvoorbeeld in de vorm van een buurtsuper. Overigens dateert deze visie van 6 jaar terug. Met de komst van een grotere supermarkt aan de Hoofdstraat, buiten de dorpskern, is in de tussentijd de kritische massa van het aanbod in de dorpskern verder gedaald.

Voor een functionerend winkelcentrum, met zowel dagelijks als niet dagelijks aanbod, is een marktgebied van ca. 10.000 inwoners nodig. Mogelijk dat de komst van Nieuw Valkenburg, ten zuiden van de N206, voor meer draagvlak voor detailhandel in Valkenburg dorp zal zorgen. Daarbij wordt echter aangetekend dat de barrièrewerking van de N206 een serieus aandachtspunt is.

2.4.16 Horeca

Het horecabeleid 2007 is door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De horeca binnen de gemeente Katwijk heeft een economische betekenis en speelt een belangrijke rol in sociaal culturele, recreatieve en toeristische activiteiten. Horeca heeft ook aspecten van openbare orde en veiligheid, overlast en ruimtelijke ontwikkeling.


In het beleid wordt onderscheid gemaakt worden tussen verruimend, consoliderend en reducerend beleid. Verruimend beleid houdt in dat het beleid gericht is op een uitbreiding van (een bepaald soort) horecabedrijven in (delen van) de gemeente, terwijl consoliderend beleid er op gericht is om het bestaande niveau van horecabedrijven te handhaven.


In het horecabeleid wordt aangeraden om zeer terughoudend om te gaan met het opstarten van planologische procedures ten behoeve van de realisering van nieuwe horeca om te voorkomen dat er wildgroei ontstaat. In alle gevallen dienen de belangen tegen elkaar afgewogen te worden. Enerzijds de komst van een horecabedrijf, anderzijds de invloeden die dit voor de omgeving kan opleveren zoals geluids- en parkeeroverlast.

2.4.17 Economisch Beleidsplan

2.4.17 Economisch Beleidsplan

De gemeenteraad heeft op 18 februari 2010 het economisch beleidsplan voor de gemeente Katwijk vastgesteld. Het economisch beleidsplan bestaat uit 14 beleidsdoelstellingen en daaraan gekoppelde prestaties en indicatoren die in hoofdlijnen de uitdagingen in het economisch beleid voor de komende jaren verwoorden. De gemeente wil een actief economisch beleid voeren en zich richten op drie speerpunten die de pijlers vormen voor de toekomstige economische ontwikkeling van de gemeente Katwijk. Deze drie speerpunten zijn:

  1. 1. Het streven naar een bredere economische sectorstructuur.
  2. 2. Het ontwikkelen van een herkenbaar toeristisch profiel.
  3. 3. Aandacht voor de bestaande sterke glastuinbouwsector.

Binnen deze drie speerpunten is er aandacht voor de verschillende beleidsdoelstellingen en prestaties.

De relevante beleidsdoelstellingen en hoofdpunten uit het economisch beleidsplan Katwijk voor het ruimtelijke beleid zijn;

  • het stimuleren van de wijkeconomie door het toestaan van economische activiteiten aan huis en in woonwijken.
  • Mogelijkheden voor kantoor of bedrijf aan huis in (bestaande en nieuwe) bestemmingsplannen vergoten.
  • het uitbreiden van de werkgelegenheid in woonwijken
  • het (laten) ontwikkelen van bedrijfsverzamelgebouwen (bv voor ZZP'ers)

Hoofdstuk 3 Huidige Situatie

3.1 Korte Historische Schets

Valkenburg Dorp was voor 1940 een klein dorp aan de verbindingsweg van Leiden naar Katwijk. Het dorp werd toen gevormd door een plaatselijke lintbebouwing langs die weg, de Hoofdstraat, met een kleine kern rond het marktplein en de kerk ten westen van die weg, op een terpvormige verhoging waar zich vroeger een Romeins Castellum bevond. Ter hoogte van de dorpskern gaf een veerpont over de Oude Rijn verbinding met de kern Rijnsburg.

Na 1940 is het dorp uitgebreid door verdergaande lintbebouwing langs de Hoofdstraat en de Katwijkerweg door kleine woonbuurten in het zuidwesten en in het oosten, door bedrijfsontwikkeling tussen de Katwijkerweg en de Oude Rijn, door de ontwikkeling van een groter woongebied aan de westzijde (tot aan de grens met de kern Katwijk) en door de aanleg van sportvelden op enige afstand aan de oostzijde.

In het dorpsbeeld biedt voorts het Castellumplein met de paar smalle straten daar rond omheen en met het veerpad naar Oegstgeest/ de kern Rijnsburg een verbijzondering mede door de zorgvuldig vormgegeven "wederopbouw" van de in de oorlog verwoeste gevelwanden. Er valt op dat de positie van "dorp aan de rivier" van het dorp uit nauwelijks wordt beleefd. Door de aanleg van de N 206 raakte het dorp ingeklemd tussen de weg en de rivier. In de jaren '90 van de vorige eeuw is beleid ingezet om bij nieuwe ontwikkelingen een openbare oever na te streven. Voorbeelden hiervan zijn: de Waterlelie, MFC Rijnweide, roeiboothaven en pad Schelphoek. Het is daardoor gescheiden van het bijbehorende buitengebied. Het dorp biedt alleen aan de zuidzijde een beperkte uitloopmogelijkheid in het landelijk gebied. Bovendien was bijna de helft van het grondgebied "verloren gebied" vanwege het voormalige Marinevliegkamp Valkenburg.

De verdergaande scheiding tussen het dorp en het buitengebied onderstreept onbedoeld ook de veranderde positie van het dorp in maatschappelijke zin. Valkenburg is gegroeid vanuit het gegeven van een vrij eenvoudig agrarisch dorp, zowel functioneel als ruimtelijk direct betrokken op omringend agrarisch gebied. Bij de groei van het dorp is de ruimtelijke relatie met het agrarisch gebied sterk verminderd en de woonfunctie is meer zelfstandig, onder andere met steeds meer bewoners, die niet meer in de agrarische sector werkzaam zijn. De ontwikkelingen in de agrarische bedrijfsvoering leiden ertoe, dat de laatste tuindersbedrijven in het dorp zich niet voldoende kunnen ontplooien en uit het dorp wegtrekken. De aanleg van de N 206, die het dorp scheidt van het agrarisch gebied, bevestigde die verzelfstandiging van het dorp als "woondorp".

3.2 Ruimtelijke Structuur

3.2.1 Stedenbouwkundige opzet

Valkenburg Dorp is gevormd door lintbebouwing, bestaande uit de Hoofdstraat, met een kleine kern rond het marktplein en de kerk.

Onder de Romeinse Keizer Claudius ontstond een afgebakende grenslinie (de Limes) langs de Oude Rijn en werden er diverse legerplaatsen aangelegd. Ook in Valkenburg lag zo’n legerplaats, een castellum. Door de op elkaar gebouwde legerplaatsen heeft Valkenburg het karakter van een terpdorp gekregen. Dit is ook vandaag de dag nog goed te zien. In het straatwerk van het centrum van het dorp zijn waar mogelijk de contouren van het laatste Castellum met bronzen doppen in de bestrating gemarkeerd.

Langs de Hoofdstraat/ Katwijkerweg en in de oude dorpskern komen vrijstaande eengezinshuizen en rijenhuizen voor. De later toegevoegde woongebieden bestaan vrijwel geheel uit eengezinsrijenhuizen met slechts een paar flats (in maximaal 3 lagen) en enkele vrijstaande villa's of bungalows. Het dorp biedt over het algemeen een goed onderhouden maar vrij sober woonmilieu. Het merendeel van de woningen is van bescheiden maat, met daartussen slechts enkele grote huizen of grote tuinen.

3.2.2 Groen & water

De groenvoorziening omvat niet meer dan wat verspreide groenzomen of plantsoenen langs straten. Alleen de plantsoenstrook langs de westrand van het dorp en het plantsoen rond het gemeentehuis hebben met hun kleine omvang toch een extra kwaliteit door het uitzicht over landerijen en op de rivier.

3.3 Functionele Structuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpVLKdorp-va02_0002.png"

3.3.1 Wonen en bevolking

Valkenburg is een woonkern in de gemeente Katwijk en een voormalige gemeente in de provincie Zuid-Holland. Valkenburg telt ongeveer 4000 inwoners. De voormalige gemeente Valkenburg had een oppervlakte van 15,74 km² (waarvan 0,23 km² water). Valkenburg is een kleine kern gebleven waar het dorpse karakter nog steeds beleefd kan worden.

3.3.2 Bedrijven & detailhandel

In het plangebied komen een paar winkels, nabij het Castellumplein en bedrijven voor. Zowel in het noorden als in het zuiden van het dorp bevindt zich een concentratie van bedrijven. In het zuiden betreft dit een kleinschalig bedrijventerrein met kleinschalige bedrijvigheid waaronder een autohandel, een fitnesscentrum, een groothandel voor kant en klare agf (aardappels, groente en fruit) producten, een aannemersbedrijf en een handelsbedrijf in motorproducten. De bedrijvenlocatie in het noorden loopt over in het naastgelegen bedrijventerrein 'Katwijkerbroek'. Deze locatie is verweven in de oude lintstructuur. Daarnaast ligt verspreid in het dorp nog een aantal bedrijven. Een overzicht is opgenomen in paragraaf 5.2 en in bijlage 1 van de toelichting.

3.3.3 Maatschappelijke voorzieningen

Het dorp is, gerekend naar de geringe omvang, redelijk tot goed voorzien met scholen, kerken, een dorpshuis annex sporthal, een dienstencentrum, een bibliotheek, een politiebureau en sportvelden. Ook bevindt zich centraal in het dorp een begraafplaats.

3.3.4 Verkeer

De hoofdverkeerstructuur in het dorp bestaat uit de Hoofdstraat in het zuiden die vervolgens over gaat in de Katwijkerweg in het noorden. Door middel van deze wegen wordt het dorp ontsloten. De overige verkeersstructuur in het dorp bestaat uit ontsluitingswegen en woonstraten van ondergeschikt belang. De straten in Valkenburg Dorp zijn van beperkte breedte of zelfs relatief smal, zonder enige overmaat. Ten zuidwesten van het dorp ligt de N206. De aansluiting op deze weg bevindt zich buiten het plangebied, maar de weg is voor Valkenburg Dorp wel een belangrijke verkeersader.

3.3.5 Parkeren

Voor nieuwbouw, in- en uitbreidingen en functieveranderingen is het Parkeernormenbeleid Katwijk (januari 2010, door het college vastgesteld op 2 februari 2010) van toepassing. Hiermee wordt er voor gezorgd dat op een goede manier wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Ook bij een functiewijziging binnen een bestemming zal de parkeerbalans opnieuw bekeken moeten worden. Parkeren is meer gedetailleerd en de functies binnen een bepaalde bestemming kunnen een verschillende parkeerbehoefte hebben. Daardoor kan bij functieverandering (ook binnen de bestemming) de parkeerbehoefte groter of kleiner worden. De parkeerbalans in de omgeving mag dan niet verstoord worden.

In dit plan zijn vier (toekomstige) ontwikkelingen meegenomen waarvoor geldt dat deze moeten voldoen aan het parkeernormenbeleid. De ontwikkelingen zijn beschreven in paragraaf 4.3.

3.3.6 Speelvoorzieningen

In Valkenburg Dorp komt een aantal speelvoorzieningen voor. Aan de Cohortedreef is een speeltuin gelegen.

3.3.7 Vliegveld valkenburg

Door de nieuwe Luchthavenregeling voor Vliegveld valkenburg (zie zaaknummer 6233) die is vastgesteld door de Provinciale Staten in de vergadering van oktober 2010 zijn de hoogtebeperkingen en de in het huidige bestemmingsplan genoemde geluidcontouren (KE-lijnen) komen te vervallen. Door de vaststelling is het gebruik als militaire luchthaven vervallen. Hoogtebeperkingen (geen) en geluidcontouren (geen) hangen samen met de in die Luchthavenregeling toegelaten types vliegtuigen.

Verder was het vliegveld ook een geluidgezoneerd industrieterrein. Ook die geluidzone wordt met het nieuwe bestemmingsplan opgeheven (zie ook art. 41 lid 1 Wet geluidhinder).

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Ambitie/ Doelstelling Van Het Plan

Het doel van de herziening van de bestemmingsplannen "Valkenburg" is in eerste instantie conservering van de bestaande ruimtelijke situatie.

4.2 Toekomstvisie Op Valkenburg

De oorspronkelijke dorpskernen Katwijk aan Zee, Rijnsburg en Valkenburg ademen nog steeds ieder hun eigen dorpse sfeer, terwijl de voor- en naoorlogse uitbreidingswijken en de stedelijke vernieuwing rond de binnenhaven ronduit stedelijk zijn. Door de samensmelting van de kernen ontstaan er op de grenzen nieuwe, kansrijke ontwikkelingsgebieden. Deels geschikt voor inbreiding (verdichting), deels voor uitbreiding. Deze nog onbebouwde gebieden staan onder druk, zowel door bestaande als door reeds geprojecteerde ruimteclaims.

Wij kiezen voor het uitgangspunt, dat Valkenburg Dorp blijvend een positie als specifiek woongebied zal innemen. Het beleid is er op gericht om de potenties van Valkenburg Dorp als woongebied maximaal te benutten en om de woonfunctie in en in de directe omgeving van het dorp te versterken en te concentreren.

Distributie Planologisch Onderzoek (DPO) Horeca Katwijk

Valkenburg kent geen hotels, wel horeca in de vorm van café, cafetaria, restaurant . Het merendeel van de horecabedrijven bevindt zich in Katwijk aan Zee, in het centrum. Naast een algemene analyse van de sector in Katwijk in relatie tot ontwikkelingen in de sector in Nederland, bevat de studie ook gebiedsgerichte en kwalitatieve aanbevelingen.

In Valkenburg wordt met name het voormalige gemeentehuis als een kansrijke locatie voor ontwikkeling van horeca gezien. De groei in de sector wordt vooral verwacht van de groei van de bevolking. De toename van de bevolking zal ook een toename van de vraag naar horeca in Katwijk tot gevolg hebben.

4.3 Toekomstige Ontwikkelingen

Er zijn wel enige (toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende plangebied. Het betreft achtereenvolgens de volgende vier ontwikkelingen (zie: onder a. tot en met e).

a. Voormalige bollenschuur aan de Hoofdstraat 9a te Valkenburg

In de oude kern van het dorp Valkenburg staat aan de oever van de Oude Rijn een hoge en zeer beeldbepalende voormalige bollenschuur. In dit pand was het installatiebedrijf De Vries gevestigd. Momenteel is deze bollenschuur/ dit pand buiten gebruik. Het pand staat leeg. Het gaat om een voor Valkenburg karakteristiek gebouw. Op 23 februari 2010 is het pand aangewezen als gemeentelijk monument. Op dit moment wordt een planologisch en stedenbouwkundig onderzoek uitgevoerd naar een passende herbestemming voor deze bollenschuur. Wonen is een passende functie voor de schuur, waarbij de schuur in zijn geheel of in afzonderlijke delen als woning gebruikt kan worden, eventueel gecombineerd met een kantoor aan huis. Vanwege de centrale ligging van het pand zou een meer openbare bestemming (horeca, culturele functie of een vorm van dienstverlening) ook goed denkbaar zijn.

Uitgangspunt voor het realiseren van een nieuwe functie is dat dit niet leidt tot aantasting van de ter plaatse aanwezige groenstructuur en dat mogelijke overlast voor omwonenden wordt voorkomen. Daarnaast dient een mogelijk parkeerprobleem te worden voorkomen.

Uitgaande van de beschikbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit bij het monumentale pand moet worden uitgegaan van maximaal ca. 8 pp. De omgeving wordt aangemerkt als gebiedstype 'Rest bebouwde kom'. De geldende normen zijn :

  • Goedkoop: 1,6 pp/w (komt overeen met max. 5 woningen)
  • Middelduur: 1,8 pp/w (komt overeen met 4 woningen)
  • Duur: 2,0 pp/w (komt overeen met 4 woningen)

Uitgaande van 8 parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen hier in ieder geval 4 wooneenheden worden gerealiseerd. Om die reden is voor dit perceel de bestemming Wonen opgenomen met een specifieke aanduiding op grond waarvan 4 wooneenheden mogen worden gerealiseerd.

Om de mogelijkheden voor hergebruik niet onnodig te beperken is in de regels een binnenplanse afwijking opgenomen voor een groter aantal appartementen, mits op eigen terrein aantoonbaar voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.

b. Het plan voor nieuwbouw van een woning aan de Hoop te Valkenburg

Het nieuwbouwplan betreft een bouwplan voor de bouw van een seniorenwoning aan de Hoop te Valkenburg uitgevoerd in één laag met een bouwhoogte van 3,00 meter. Deze woning is voorzien van een houten gevelbekleding en een vegetatiedak. Het bouwplan is in stedenbouwkundig opzicht akkoord. Bovendien is de Welstandscommissie met dit bouwplan akkoord. Echter het past niet binnen het geldende bestemmingsplan "Valkenburg Dorp".

Daarnaast schaadt het bouwplan niet op onaanvaardbare wijze de belangen van omwonenden (verlies van lichtinval, aantasting van de privacy en het woongenot van omwonenden). Het bouwplan kan aangemerkt worden als een "kleinschalige ruimtelijke relevante ontwikkeling". Gelet op het voorgaande wordt het bouwplan onder dit nieuwe bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Ook voor deze woning geldt dat parkeergelegenheid op eigen terrein moet worden gerealiseerd.

c. Het voormalig gemeentehuis Valkenburg

Het voormalig gemeentehuis Valkenburg is op dit moment in beperkte mate voor het publiek toegankelijk. Dit pand wordt ook als trouwlocatie gebruikt. Nadeel is dat de exploitatie van het pand te duur is in relatie tot de mate, waarin er van dit pand gebruik wordt gemaakt. De burgers in Valkenburg willen dat deze locatie behouden blijft. Met name vanwege aanzienlijke exploitatiekosten heeft het college op 21 oktober 2009 besloten, dat het Servicepunt (in het voormalig gemeentehuis) niet meer als gemeentelijke locatie wordt gebruikt en het pand wordt verkocht met de volgende voorwaarden:

      1. 1. Het gebouw blijft voor het publiek toegankelijk gesteld en kan als trouwlocatie worden gebruikt;
      2. 2. De monumentale waarden van het pand blijven behouden;
      3. 3. De strook grond langs de Rijn blijft openbare ruimte en de waardevolle groenelementen blijven behouden;
      4. 4. De nieuwe functie heeft een parkeernorm van maximaal 27 parkeerplaatsen; en
      5. 5. De nieuwe functie levert geen hinder op voor de omgeving.

In het nieuwe bestemmingsplan wordt voor het voormalig gemeentehuis de bestemming 'Gemengd 2', opgenomen. Op deze manier kan worden voorzien in ruimere gebruiksmogelijkheden zoals wonen, bepaalde vormen van lichte horeca, cultuur en ontspanning, bedrijfswoning en maatschappelijke voorzieningen. Gebruik voor kantoren en sommige zwaardere vormen van horeca worden mogelijk gemaakt middels een afwijking.

d. Locatie Bloemenlaan (Axi-terrein)

Het Axi-terrein aan de Bloemenlaan is door de voormalige gemeente Valkenburg aangewezen als een mogelijke bouwlocatie voor woningbouw. Vanwege de interesse van diverse ontwikkelaars, heeft de toenmalige gemeente Valkenburg in 2005 stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld voor het gebied. Deze randvoorwaarden zijn opgesteld om de kwaliteit van de wijk te bewaken en om de mogelijkheid van het doortrekken van het fietspad vanuit Dorpsweide naar het centrum van Valkenburg te kunnen garanderen. Inmiddels is besloten om het fietspad op een andere wijze dan rechtstreeks op de Bloemenlaan aan te sluiten.

Op basis van deze randvoorwaarden is er door een initiatiefnemer destijds een plan ontwikkeld. Door de veranderde marktomstandigheden is het eerder vastgestelde plan aangepast.

Met de initiatiefnemer is afgesproken om de benodigde wijziging van de bestemming van bedrijfsdoeleinden naar woondoeleinden niet direct mee te nemen in deze integrale herziening van het bestemmingsplan. Op de locatie wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen welke onder voorwaarde voorziet in de wijziging van het gebied naar wonen, groen, verkeer en water. Voorwaarden die zijn opgenomen betreffende de toepassing van de wijzigingsbevoegheid zijn onder andere een maximum aantal woningen van 19, een door de gemeenteraad vastgesteld beeldkwaliteitsplan, maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter en het aantonen van milieuhygiënische inpasbaarheid van het plan.

Diverse onderzoeken die reeds voor de beoogde functiewijziging van de locatie zijn uitgevoerd zijn als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd en nader beschreven in hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 5 Milieu & Omgevingsaspecten

5.1 Duurzaamheid

Bestemmingsplan Valkenburg Dorp is voornamelijk een consoliderend plan. Daarom is de verwachting dat er binnen de bevoegdheden van dit plan geen beleidsdoelen kunnen worden gerealiseerd in het plangebied.

5.2 Bedrijvigheid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op een woongebied. Om deze woonfunctie te beschermen dient aandacht te worden geschonken aan mogelijk conflicterende bestemmingen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende activiteiten en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden.

Toetsingskader

Om het begrip milieuzonering hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de VNG. Bedrijven zijn opgenomen in een tabel met bedrijven, die is ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenaamde afstandentabel). Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

De indeling van de bedrijven is vastgelegd in een afstandentabel, waarin de diverse milieuaspecten van de bedrijven in normatief opzicht zijn weergegeven. Op grond van deze lijst kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van in een plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. Ook bestaande bedrijven kunnen aan deze lijst getoetst worden. Bij deze selectie dienen milieuoverwegingen een belangrijke rol te spelen.

Bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 hebben een relatief geringe milieubelasting en zullen in het algemeen niet conflicteren met de woonbestemming. Bedrijven die als categorie 3 zijn gekwalificeerd dienen van geval tot geval te worden bezien, waarbij met name de afstand tot de woonbestemming in relatie tot de bedrijfsbestemming van belang is.

Bedrijven die in categorie 4 of hoger worden gerangschikt dienen van vestiging binnen een woonomgeving te worden uitgesloten.

Onderzoek

In bijlage 1 is een lijst opgenomen van de voorkomende bedrijven. Verder zijn binnen het plangebied de volgende doeleinden gevestigd als bedrijf of als voorziening:

Doeleinden soort bijzonderheid Milcat. Opm.
Bedrijfsdoeleinden Bedrijven op diverse locaties (tabel als bijlage??) Binnen toegelaten milieucategorieën 1-2
Bedrijfsdoeleinden Bloemenlaan 1, groentegrossier Met vrijstelling 3.1
Maatschappelijke doeleinden Kerken
Scholen
Kinderopvang
Sporthal
Verenigingsgebouwen



In combinatie met Dorpshuis
Muziekvereniging
Schietsportvereniging
1
2
2
3.1
2
4.1





Gezondheidszorg Huisarts
Tandarts
1
Kantoren Bank/verzekeraar 1
Sport
Detailhandel div. winkels 1
Horeca Hotel-cafe-restaurant
snackbar
2
2
Nutsvoorzieningen Aardgasdistributie

Trafostations
rioolpompgebouw
gasontvangstation
reduceerstations
2
1

1

De algemene milieuhygiënische situatie van de bedrijven en instellingen binnen het plangebied waarop de Wet milieubeheer van toepassing is, is redelijk tot goed te noemen. Van een structureel klachtenpatroon is geen sprake.

Buiten het plangebied liggen bedrijven waarvan de invloed zich uitstekt tot in het plangebied:

Activiteit Milieucategorie
Bedrijven in de strook tussen Valkburgseweg en Oude Rijn 3.1

Deze bedrijven hebben geen nadelige invloed op het woonfuncties in het plangebied.

Conclusie

Opm. 1 t/m 4 uit tabel

De volgende bedrijven behoeven aandacht omdat de milieucategorie niet strookt met de (beoogde) bestemming. Nadat hierover keuzes zijn gemaakt kan deze milieuparagraaf worden aangevuld/aangepast.

1° onderzoeken of de vrijstelling (hogere milieucategorie) voor Bloemenlaan 1 moet worden omgezet in een differentiatievlak;

2° de sporthal is een bestaande situatie. In de functie Maatschappelijke doeleinden wordt overigens geen beperking gesteld aan de milieucategorie.

3° In een schuur aan de Ringweg, achter Hoofdstraat 2, is een schietbaan gevestigd van Schietsportvereniging Valkenburg. Hier wordt met luchtdrukwapens geschoten, niet met vuurwapens. De Sbi-tabel kent geen onderscheid. Voor het gebruik van luchtdrukwapens op een binnenbaan is de reële milieucategorie 2.

4° Binnen de bestemming detailhandel is ook de verkoop van vuurwerk toegestaan. Een dergelijk verkooppunt moet voldoen aan de inrichtingseisen van het Vuurwerkbesluit milieubeheer. De spreiding van verkooppunten over de gemeente wordt gereguleerd met het APV-vergunningenstelsel.

5.3 Geluid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Het betreft een voornamelijk consoliderend plan met enkele kleine ontwikkelingen. Wat betreft deze ontwikkelingen verwijzen wij naar hoofdstuk 7.2. Hieronder zullen wij deze ontwikkelingen kort beschrijven met de eventuele gevolgen voor de geluidsbelasting.

Bouw woning aan De Hoop te Valkenburg

Het bouwen van een woning aan De Hoop te Valkenburg geeft een noodzaak tot een akoestisch onderzoek, omdat deze locatie in de geluidszone van de Katwijkerweg ligt.

Omdat de woning binnen de toetsingzone (art. 74 Wgh) ligt, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk voor het bepalen van de gevelbelasting t.g.v. de doorgaande rijbaan Katwijkerweg/Hoofdstraat.

De Katwijkerweg en de Hoofdstraat zijn gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom en er geldt een maximale toegestane snelheid van resp. 50 km/uur en 30 km/uur.

De verkeersgegevens zijn ontleend aan “Werkgroep onderzoek verkeersaspecten bestemmingsplannen” resultaten modelberekeningen van Goudappel en Coffeng 2020 Referentie RVMK, etmaalintensiteiten weekdag, motorvoertuigen, d.d. augustus 2011.

De geluidsbelasting op de geprojecteerde woning is berekend met standaard rekenmethode II met gebruikmaking van het softwarepakket WinHavik versie 8.35.

Ten gevolge van het verkeer op de doorgaande rijbaan Katwijkerweg/Hoofdstraat wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. De maximaal berekende geluidsbelasting bedraagt 47 dB.

Voor de volledigheid wordt verwezen naar separate bijlage 11: Akoestisch onderzoek Nieuwbouwwoning De Hoop.

Het voormalig gemeentehuis Valkenburg wordt verkocht en krijgt een andere functie

Het voormalige gemeentehuis aan 't Boonrak is in de verkoop, waaraan enkele voorwaarden zijn verbonden. Een van deze voorwaarden en uitgangspunten is dat dit pand geen hinder oplevert voor de omgeving. Onder "hinder" wordt hier ook verstaan: geluidhinder. Geluid is een relevant aandachtspunt bij een functiewijziging, daarbij rekening houdend met het feit dat in de huidige omgeving het achtergrondgeluid erg laag is.

Wanneer aan het gebouw een woonfunctie of een geluidgevoelige bestemming wordt gegeven dan is hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder van toepassing en moet worden onderzocht of de geluidsbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van die wet.

Vanuit het oogpunt van geluidsbelasting zijn er ten aanzien van de bestemming geen beperkingen, als het gaat om een horecafunctie, dan wel een kantoorfunctie.

De algemene milieubelasting van een dergelijke functie (hieronder valt ook de geluidsbelasting) voor de directe woonomgeving wordt uitgedrukt in een zogenaamde milieucategorie. De uitleg hierover staat in paragraaf 5.2.

Het voormalig gemeentehuis ligt niet binnen een onderzoekszone langs een weg en daarom is geen onderzoek naar de geluidsbelasting door wegverkeer nodig.

Beoogde bouw van woningen aan de Bloemenlaan te Valkenburg

Het bouwen van woningen aan de Bloemenlaan te Valkenburg geeft een noodzaak tot een akoestisch onderzoek omdat woningen zijn geprojecteerd binnen de onderzoekszone langs de Hoofdstraat.

Toetsingskader

Verkeer en industrie zijn geluidsbronnen met ruimtelijke relevantie. De Wet geluidhinder stelt kaders voor deze bronnen en normen voor de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten. Omdat de wet het bevoegd gezag toestaat om ontheffing van de voorkeursgrenswaarde te verlenen is lokaal geluidbeleid opgesteld.

Onderzoek

Wegverkeersgeluid

Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dienen wij aandacht te schenken aan het wegverkeersgeluid. De volgende zaken zijn relevant:

  • Dit bestemmingsplan is voornamelijk een consoliderend plan.
  • Er zijn enkele nieuwe locaties voor geluidsgevoelige bestemmingen opgenomen.
  • Er vinden geen wijzigingen plaats in de verkeersstromen.
  • Op grond van de Wet geluidhinder zijn woningen geïnventariseerd die een relatief hoge geluidsbelasting ondervinden. Deze woningen staan op de zogenoemde A-lijst. Die lijst bevat ook adressen langs de Hoofdstraat. Dit wegvak is inmiddels aangewezen als 30 km-gebied en daarom is de noodzaak tot saneren vervallen.

Voor de ontwikkellocatie Bloemenlaan blijkt uit akoestisch onderzoek dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege het wegverkeersgeluid niet wordt overschreden.

Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de gevelbelasting, na de wettelijke aftrek van 5 dB, niet hoger zal zijn dan 48 dB, dit is de voorkeursgrenswaarde. Er bestaan ingevolge de Wet Geluidhinder derhalve geen belemmeringen om de woning te realiseren.

Industriegeluid

In het plangebied zijn geen grote lawaaimakers in de zin van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer toegestaan. Ook ligt het plangebied niet binnen een geluidzone rond een industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen zones langs wegen als bedoeld in de Wet geluidhinder. Er is door onderzoek vastgesteld dat de geluidsbelasting op gevels van geprojecteerde woningen aan de Bloemenlaan en De Hoop voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder.

5.4 Verkeer

Langzaam verkeer

In het Integraal Verkeers- en Vervoersplan Katwijk is opgenomen dat de route Katwijkerweg, Hoofdstraat, Voorschoterweg onderdeel is van het hoofdfietsnetwerk. Dit betekent dat op deze route er grote aandacht moet uitgaan naar de fietsers. Dit is echter niet van invloed op de herziening van de bestemmingsplannen "Valkenburg Dorp".

Openbaar vervoer

Met de komst van 't Duyfrak moeten de bushaltes aan de Voorschoterweg, gelegen buiten de bebouwde kom, uitgebreid worden met een abri (straatmeubilair) en met fietsenstallingen. Hiervoor zal ook mogelijk meer ruimte moeten worden aangewezen.

Parkeersituatie

Uit de nachtelijke parkeerdrukmeting uit 2008 blijkt dat er in veel straten een hoge tot extreem hoge parkeerdruk is. In een deel van deze straten worden meer auto' s geparkeerd dan dat er toegestane parkeerruimte is. Het betreft hier het hart van Valkenburg. De mogelijke ontwikkelingen met betrekking tot het autobezit in de toekomst en het ontbreken van uitbreidingsmogelijkheden voor parkeergelegenheid op maaiveldniveau vraagt om alert te zijn met aanspraken die op de openbare ruimte worden gedaan voor andere doeleinden dan verkeersdoeleinden. Bij eventuele functieveranderingen, nieuwbouw en overige nieuwe ontwikkelingen is het op 2 februari 2010 vastgestelde Parkeernormenbeleid Katwijk van toepassing.

Invloed van de ontwikkellocaties op het verkeer

Functiewijzigingen kunnen tot andere verkeersstromen leiden. Een verkenning hiervan leidt tot de volgende uitkomsten:

  • Voormalig gemeentehuis
    Het gemeentehuis genereerde overdag verkeersbewegingen door medewerkers en bezoekers. In de avonden vonden vergaderingen, hoorzittingen en informatiebijeenkomsten plaats. Herbestemmen naar kantoor verandert niets. Wordt de bestemming wonen dan komen er maximaal 6 appartementen. En een hotel of hospice krijgt een omvang van maximaal 13 kamers. In alle gevallen is er geen toename van het aantal verkeersbewegingen.
  • Bloemenlaan
    Het perceel heeft nu een bedrijfsbestemming. Voertuigen (personen- en vrachtwagens) rijden voornamelijk over de Bloemenlaan. In geval van herbestemming tot wonen (max. 19 woningen) zal het aantal verkeersbewegingen door personenauto's iets toenemen maar vrachtverkeer verdwijnt. Per saldo levert dit geen negatief effect op.
  • Hoofdstraat 9A
    Voor dit perceel geldt dat indien in het pand meerdere woningen worden gerealiseerd op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Dit zal in het kader van het verlenen van de omgevingsvergunning of het binnenplanse afwijkingsbesluit moet worden getoetst. Daarbij dient het plan te voldoen aan het gemeentelijke parkeernormenbeleid. Op deze wijze wordt parkeeroverlast naar de omgeving voorkomen.
  • Woning De Hoop
    Als voorwaarde voor de woonbestemming voor een nieuwe woning aan De Hoop is gesteld dat in ieder geval 2 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd, conform het gemeentelijke parkeernormenbeleid. In de bestemming zijn deze twee parkeerplaatsen gewaarborgd middels de aanduiding 'parkeerterrein'.

5.5 Bodem

Op basis van bureauonderzoek en de Bodemkwaliteitskaart van gemeente Katwijk blijkt dat binnen het plangebied enkele locaties bekend zijn waar (potentieel) verontreinigende activiteiten plaatsvonden en (mogelijkerwijs) een verontreiniging van de bodem is ontstaan. Echter, ten aanzien van het gebruik van deze locaties zijn bij gelijkblijvende gebruiksbestemming vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen aanwezig en bestaat vanuit de Wet bodembescherming, dan wel overige milieuwetgeving, geen directe saneringsnoodzaak.

Een gebied dat onze aandacht heeft is de huidige bedrijvenzone Katwijkerweg 1-3, 13 en 33, waar op basis van een uitgevoerd bodemonderzoek (IDDS BV, kenmerk rapportage 05046508/RG/rap 1) blijkt dat diverse verontreinigingen met minerale olie, zware metalen en PAK1 in de bodem aanwezig zijn. Indien ter plaatse van deze percelen in de toekomst herontwikkeling (bijvoorbeeld: woningbouw) plaatsvindt, dient sanering van de verontreinigde bodem plaats te vinden, waarbij de saneringsdoelstelling wordt afgestemd op het toekomstige gebruik.

Binnen het plangebied zijn geen ernstige verontreinigingen bekend en naar de aard van het gebied worden die ook niet verwacht. Deze hypothese zal in voorkomende gevallen in de praktijk worden getoetst op grond van de Wabo alsook in het kader van de grondtransacties.

Voormalige bollenschuur aan de Hoofdstraat 9a te Valkenburg

Het bodemonderzoek voor de Bollenschuur is nog niet geheel afgerond, er is een locale ernstige verontreiniging gevonden, aan de rand van het perceel waar ook parkeergelegenheid zou worden gerealiseerd (westrand). Hier is een stukje sloot gedempt met verontreinigde grond, waarin olieresten zitten die tevens naar het grondwater zijn gelekt.

De bodemverontreiniging staat de bestemmingswijziging naar Wonen niet in de weg. In deze paragraaf wordt kort beschreven wat de situatie is, hoe het perceel gebruikt gaat worden wat de economische haalbaarheid is (kostenraming/aanpak/sanering). Het bijbehorende bodemonderzoek is als bijlage 12 separaat bij het bestemmingsplan opgenomen.

Voor het eventueel saneren/ontgraven van de grond is de Provincie Zuid-Holland het bevoegd gezag. Een omgevingsvergunning voor (ver)bouwen kan pas worden verleend wanneer het bevoegd gezag heeft besloten over de ernst van de bodemverontreiniging.

  1. 1. De afkorting PAK staat voor: polycyclische aromatische koolwaterstoffen of polycyclische aromaten. PAK zijn een groep van honderd organische stoffen. PAK ontstaan bij onvolledige verbranding of verkoling van diverse koolstof bevattende materialen. Sommige van deze stoffen zijn schadelijk voor het milieu of de gezondheid.

5.6 Luchtkwaliteit

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Het bestemmingsplan Valkenburg Dorp betreft een voornamelijk consoliderend plan. De ontwikkelingen zijn beperkt en bestaan uit de mogelijke herbestemming van het voormalig gemeentehuis Valkenburg en een bouwlocatie aan de Bloemenlaan.

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn kwaliteitseisen gesteld in het belang van het voorkomen en beperken van de luchtverontreiniging. Deze kwaliteitseisen vinden hun oorsprong in Europese wetgeving en zijn gebaseerd op gezondheidskundige grondslagen. In Bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de kwaliteitseisen vertaald naar grenswaarden voor de stoffen stikstofdioxide (N02), fijn stof (PM10), koolmonoxide (CO), benzeen (C6H6), lood en zwaveldioxide (S02).

Onderzoek

De bestaande toestand van de luchtkwaliteit in het plangebied en omgeving is vastgelegd in de NSL-Monitoringstool. Over het peiljaar 2010 blijkt dat van de stoffen NO2 en PM10 de actuele concentraties de grenswaarden niet worden overschreden. Ook naar de toekomst leiden autonome ontwikkelingen niet tot grenswaardeoverschrijdingen.

Niet in alle gevallen is het nodig om de luchtkwaliteit te onderzoeken door middel van berekeningen. Wel moet worden onderbouwd waarom tot een zeker besluit wordt gekomen. Eerst moet worden vastgesteld of er sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde. Als dat niet het geval is, dan kan worden getoetst aan het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Besluit Nibm). Verder zijn in de Regeling Nibm toetsingscriteria opgenomen om te beoordelen of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Eén van die criteria is de omvang van het plan (maximaal 1.500 woningen).

Het plan voldoet aan de Nibm-criteria om de volgende redenen:

  • De ontwikkellocatie Bloemenlaan heeft een capaciteit van maximaal 19 woningen.
  • De herbestemming van het voormalig gemeentehuis naar kantoor, verblijfshoreca of appartementen leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen.

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van een grenswaarde. Ook voldoet dit plan aan de Nibm-criteria en daarom hoeft geen verdere beoordeling van de luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.

5.7 Natuurbescherming

Beoogde ontwikkeling in relatie tot gebiedsbescherming

In of nabij het plangebied ligt geen milieubeschermingsgebied. Het plangebied ligt op een afstand van ten minste 700 meter van het natuurbeschermingsgebied Berkheide. Het plan voorziet geen veranderingen die mogelijk van invloed zijn op het natuurbeschermingsgebied.

Soorten bescherming (Flora- en faunawet)

Op basis van de Natuurwaardenkaart Katwijk kan worden vastgesteld dat binnen het plangebied (beschermde) soorten mogen worden verwacht, zoals bijvoorbeeld de kleine modderkruiper en diverse vleermuizen. Vóór de uitvoering van een project moet specifiek voor die locatie onderzoek worden gedaan naar mogelijk negatieve effecten op beschermde soorten en zo nodig bij het bevoegde gezag een ontheffing worden gevraagd.

De hiervoor genoemde Natuurwaardenkaart en de conclusies/ resultaten zijn enigszins gedateerd. Er moet om deze reden terughoudend met deze gegevens worden omgegaan. Wel valt er uit af te leiden dat bij de herziening van dit voornamelijk conserverende bestemmingsplan geen ruimtelijke maatregelen worden verlangd. Meer in het algemeen merken wij hier op dat de aanvrager van een omgevingsvergunning zelf verantwoordelijk is om na te gaan of, en zo ja, in hoeverre zijn bouwplan eventuele natuurwaarden schaadt.

Ten aanzien van de ontwikkeling aan de Bloemenlaan is een flora en fauna onderzoek uitgevoerd. De conclusie is opgenomen onder het kopje conclusie.

Conclusie

In of nabij het plangebied zijn geen milieubeschermingsgebieden (bijv. voor stilte of grondwater) aanwezig. Ook leidt het beoogde plan niet tot (mogelijk) negatieve effecten op het op afstand gelegen natuurbeschermingsgebied Berkheide. Bij de uitvoering van een project moet voor de specifieke locatie worden onderzocht of het project mogelijk negatieve effecten heeft op de bij de Flora- en faunawet aangewezen soorten.

Bloemenlaan

In het plangebied en de directe omgeving van de ontwikkeling zijn geen soorten aanwezig of te verwachten, die in de Flora- en faunawet zijn aangemerkt als algemeen, overig en streng beschermde inheemse soort en door de ingreep mogelijk hinder of schade ondervinden. Voor de broedvogels is wel extra aandacht vereist.

Algemeen beschermde soorten (tabel 1)

Voor soorten uit dit beschermingsniveau is geen ontheffing in het kader van de Flora - en faunawet nodig.

Overige beschermde soorten (tabel 2)

Nesten van de voorkomende vogelsoorten zijn alleen beschermd gedurende het gebruik van deze nesten. In de aanwezige beplanting kunnen soorten tot broeden komen als houtduif en merel. Jaarrond beschermde nesten ontbreken in het plangebied.

Voor broedvogels geldt dat rekening gehouden dient te worden met het broedseizoen, zowel met de start van de werkzaamheden als het daadwerkelijk verwijderen van de beplanting. Dit betekent dat werkzaamheden bij voorkeur worden uitgevoerd buiten de periode maart-juli. Een soort als de houtduif kan echter tot laat in het najaar broeden (tot oktober) In het geval van de start van de werkzaamheden plaatsvindt binnen deze periode, kan het beste door een ecoloog een scan worden uitgevoerd kort voor de uitvoer van de werkzaamheden om te bepalen of in gebruik zijnde nesten aanwezig zijn.

Streng beschermde soorten (tabel 3)

Het plangebied heeft een marginale betekenis voor vleermuizen. Vaste rust- en verblijfplaatsen ontbreken. Vleermuizen gebruiken het plangebied hooguit om te foerageren en om te migreren. Beide functies zijn echter niet structureel van belang ter plaatse van het gebied.

5.8 Externe Veiligheid

5.8.1 Algemeen

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Met dit bestemmingsplan wordt het bestaande gebruik geconsolideerd. Wel worden drie toekomstige ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waaronder nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.

Toetsingskader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals bij de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij de herinrichting van een gebied bepalen deze risico's mede de ruimtelijke mogelijkheden.

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Dat kan zowel inrichtingen als transporten betreffen. Van die activiteit dient het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te worden bepaald en eventueel de toename hiervan.

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.

Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te zijn verantwoord.

5.8.2 Onderzoek

In het plangebied zijn de volgende voorzieningen of activiteiten aanwezig die een risico voor de omgeving kunnen opleveren:

  • ondergrondse aardgastransportleidingen;
  • Provinciale weg N206, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;

In of nabij het plangebied zijn geen BEVI-inrichtingen aanwezig.

Gastransportleiding

Inleiding

Omdat in en nabij het plangebied aardgastransportleidingen liggen is een plaatsgebonden risicoberekening (PR) en een groepsrisicoberekening (GR) uitgevoerd (zie bijlage 3). Daarnaast is onderzocht of door de beoogde ontwikkelingen het groepsrisico wijzigt.

De risicoberekeningen zijn uitgevoerd met Carola, een door de overheid goedgekeurd softwarepakket voor het uitvoeren van risicoberekeningen aan aardgastransport. Voor de GR-berekening is gebruik gemaakt van de bevolkingsgegevens zoals bekend bij de gemeente Katwijk.

Uitgangspunten bij de berekening

De leidingparameters zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Parameter W-535-18 A-560-00
Diameter 168,30 mm 1010 mm
Druk 40,00 bar 66,2 bar

De andere voor berekeningen relevante leidingparameters (wanddikte van de pijpen en diepteligging) variëren over het beschouwde stuk leiding. Deze data is opgevraagd bij de Gasunie. In de berekening is rekening gehouden met een diepteligging van 1 meter.

PR-berekening

De 10-6 per jaar plaatsgebonden risicoafstand is opgenomen in onderstaande tabel

PR 10-6 jaar-1
W-535-18, afstand (m) 0
A-560-00, afstand (m) 0

GR-berekening

Voor elke leiding is het groepsrisico berekend voor het gedeelte die het hoogste groepsrisico oplevert (worst-casesegment). Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de daadwerkelijke parametering over het geselecteerde, één kilometer lange segment.

Om het worst-casesegment van elke leiding te vinden is per segment de overschrijdingsfactor van het groepsrisico weergegeven. Deze is berekend door rondom elk punt op de leiding een segment van een kilometer te kiezen dat gecentreerd ligt ten opzichte van dit punt. Voor deze kilometer leiding is een FN-curve berekend en van deze FN-curve de overschrijdingsfactor.

De overschrijdingsfactor is de maximale verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan één geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van één zal de FN-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan één wordt de oriëntatiewaarde overschreden. Deze overschrijdingsfactor is vervolgens tegen het segment van de leiding uitgezet in een grafiek. In deze grafieken is tevens af te lezen waar het middelpunt van het worst-casesegment ligt. Van het worst-casesegment is de FN-curve weergegeven.

Externe veiligheid bij de beoogde ontwikkelingen

Van de beoogde ontwikkellocaties ligt de locatie Bloemenlaan op circa 300 m afstand van de aardgastransportleiding A-560-00. De toetsingszone langs die leiding bedraagt 430 meter. Het plan omvat de bouw van maximaal 19 woningen. Op deze locatie geldt nu de bestemming Bedrijfsdoeleinden en is een kantoor gevestigd. Met de functiewijziging verandert ook het aantal personen binnen de toetsingszone.

Functie Aantal/opp bezetting aantal D N D N
kantoor 930 m2 1p/30m2 - 31 100 % 0 % - 31 - 0
woningen 19 2,4 p/won. + 46 50 % 100 % + 23 + 46
saldo + 15 - 8 + 46

Uit het onderzoek naar externe veiligheid in de bestaande situatie blijkt dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Eventuele wijziging van de bestemming aan de Bloemenlaan leidt tot een verwaarloosbare toename van het aantal personen binnen de toetsingszone langs de gasleiding.

Conclusie

De bestaande aardgastransportleidingen leveren geen overschrijding van de de PR-grenswaarde of GR-oriëntatiewaarde in het plangebied Valkenburg dorp, ook niet wanneer kleine ontwikkelingen worden gerealiseerd.

Routes voor gevaarlijke stoffen

Routes voor gevaarlijke stoffen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. De naast het plangebied gelegen N206 maakt als provinciale weg deel uit van het landelijke wegennet waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan. Uit verkeerstellingen in het verleden is gebleken dat het aantal transporten met gevaarlijke stoffen (ton/kilometers) zodanig laag is dat de PR 10-6 contour binnen de begrenzing van de weg ligt.

Deze conclusie is ook opgenomen in de Risicokaart. Uit die Risicokaart blijkt eveneens dat het groepsrisico langs deze weg kleiner is dan 0,1 * oriëntatiewaarde.

5.8.3 Conclusie

De conclusie luidt dat voor de externe veiligheid in het kader van dit bestemmingsplan geen knelpunten bestaan en dat ontwikkelingen zonder beperkingen toelaatbaar zijn.

5.9 Waterhuishouding

De kern Valkenburg ligt in het strandwallen- en strandvlaktelandschap, zoals dat langs een groot gedeelte van de Nederlandse kust uitstrekt. Binnen deze grote landschappelijke eenheid is het onderdeel van de oeverwal langs de Oude Rijn. De bodemkaart van Nederland geeft de gronden aan als jonge zeekleigronden van kleiige grond en sterk zandige klei, naar de rivier toe overgaand in matige zandige en lichte klei. Binnen de bebouwde kom is slechts een beperkte hoeveelheid oppervlaktewater aanwezig. Centraal in het dorp ligt in oost-westrichting de Grote Watering. Op de grens met de kern Katwijk aan de noordzijde bevindt zich eveneens een doorgaande oost-west sloot. Beide sloten zijn met elkaar verbonden via een bermsloot langs de provinciale weg N 206. De sloten functioneren ook als afvoer van overtollig water uit de Mient Kooltuin en hebben een transportfunctie.

Het watersysteem staat in directe verbinding met de Oude Rijn, via welk water de afwatering plaatsvindt. Daarnaast is er nog een aantal kleinere waterinsteken vanaf de Oude Rijn. De watergangen die een verbinding vormen tussen de Oude Rijn en het gebied rond het vliegkamp en de Mient Kooltuin zijn voorzien van keersluizen. Dit om bij overstromingen inundatie van het achterliggend gebied te voorkomen. Met uitzondering van Veldzicht is het oppervlaktewater binnen het gebied boezemwater. Veldzicht is afgesloten van het boezemwater. Een teveel aan water wordt geloosd op het boezemwater.

Het betreft hier, behoudens een enkele ruimtelijke ontwikkeling (zie: paragraaf 4.3), in hoofdzaak een conserverend plan. Waarschijnlijk hebben deze geïnventariseerde ruimtelijke ontwikkelingen geen gevolgen voor de waterhuishouding in dit plangebied. Dit neemt niet weg dat een watertoets op grond van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht is. Dit betekent concreet dat wij overleg moeten voeren met de desbetreffende waterbeheerder (het Hoogheemraadschap van Rijnland). In de fase van het voorontwerpoverleg, adviseert deze waterbeheerder ons omtrent de inhoud hiervan in het zogenaamde wateradvies. De uitkomsten van dit overleg zullen wij op grond van het Besluit ruimtelijke ordening opnemen in de plantoelichting.

5.9.1 Waterneutraal bouwen

De drie trapsstrategie uit WB21 (Waterbeheer in de 21e eeuw) vasthouden- bergen- afvoeren is uitgangspunt bij waterneutraal bouwen. Om uitvoering te geven aan WB21 is het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesloten tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.

Voor maatregelen dient de volgende volgorde te worden aangehouden:

  1. 1. Voorkomen van afvoer dat wil zeggen minimalisatie van het verhard oppervlak en regenwater, vasthouden op de plek waar het valt.
  2. 2. Benutten van regenwater ten behoeve van drinkwaterbesparing (grijswatercircuit).
  3. 3. Infiltreren van regenwater ten behoeve van grondwateraanvulling.
  4. 4. Afvoer naar en berging in het oppervlaktewater.

Voorbeelden van bovengenoemde maatregelen zijn:

  • Bouwtechnische voorzieningen zoals bergingkelders, grijswatercircuits.
  • Toepassen grasdaken.
  • Toepassen half open verharding.
  • Toepassen flauwer taluds watergangen.
  • Wadi's.

Indien moet worden afgevoerd naar het oppervlaktewater treedt de 15 % regel in werking.

Dit betekent dat van het toegenomen verhard (met een ondergrens van 500 m2) oppervlak 15 % aan extra wateroppervlak moet worden gerealiseerd.

5.9.2 Grondwater

In de Wet gemeentelijke watertaken zijn regels opgenomen voor grondwater.

De eigenaar van het perceel is zelf verantwoordelijk voor het grondwater. Daarbij heeft de gemeente een zorgplicht maar kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor grondwateroverlast.

5.9.3 Duurzaam bouwen

De toepassing van uitloogbare bouwmetalen zoals koper, zink en lood voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair moet zo veel mogelijk worden voorkomen zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terecht komen.

5.9.4 Riolering en afkoppelen

Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:

  1. a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  2. b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  3. c. afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  4. d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een afvalwaterzuiveringsinrichting getransporteerd;
  5. e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
      • zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
      • lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.

5.9.5 Zorgplicht en preventieve maatregelen voor Hemelwater

Voor de verwerking van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen door bijvoorbeeld:

  • duurzaam bouwen;
  • het toepassen berm- of bodempassage;
  • toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
  • het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
  • adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
  • het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
  • de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
  • het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.

Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.

5.10 Ecologische Zones En Groenstructuur

In het plangebied zijn geen specifieke natuuraspecten, doelstellingen in dit plan.

Voorwat betreft de groenstructuur in de woongebieden wordt een algemene bestemming Groen opgenomen waarmee het gebruik en de inpassing van het groen in de woongebieden wordt gewaarborgd.

5.11 Archeologie En Cultuurhistorie

5.11.1 Archeologie

Inleiding

Het bestemmingsplangebied is gelegen in de zone van een belangrijk archeologisch fenomeen. Door de gemeente Katwijk loopt namelijk de noordelijke grens van het Romeinse rijk, ook wel bekend als de limes. In het bestemmingsplangebied zijn in het verleden de resten opgegraven van een Romeinse legerplaats. Daarnaast zijn in het gebied archeologische overblijfselen te verwachten van structuren en sporen van activiteiten die plaatsvonden in de grenszone. Te denken valt hierbij aan militaire structuren, een kampdorp, wegen, nederzettingen en grafvelden. In onderstaande wordt een korte opsomming gegeven van de verschillende (beschermde) monumenten in het gebied. Vervolgens worden de verschillende archeologische verwachtingen op een rij gezet, want die beperken zich niet tot de Romeinse tijd. Als laatste wordt een opsomming gegeven van recent archeologisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden in het gebied.


De combinatie van bovenstaande gegevens heeft geleid tot dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie (WR - A)' en 'Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied (WR - AV)' op de verbeelding met bijbehorende bepalingen in de bestemmingsplanregels. Het wettelijk beschermde monument is alleen als gebiedsaanduiding op de verbeelding opgenomen.


Beschermde archeologische monumenten

Monumentnr. 1160

In het plangebied is één wettelijk beschermd monument aanwezig. Het gaat om de locatie van de Romeinse legerplaats (castellum) Praetorium Agrippinae en het bijbehorende kampdorp (vicus). In de eerste eeuwen na de jaartelling was de legerplaats een belangrijk onderdeel van de militaire infrastructuur langs de noordgrens (de Oude Rijn) van het Romeinse rijk. Valkenburg is één van de weinige plaatsen langs het Nederlandse deel van de grens (limes), waar de resten van de Romeinse infrastructuur nog aanwezig zijn. De rijke opgravingsgeschiedenis en de resultaten van deze opgravingen zijn uitgebreid beschreven in een recente publicatie. Ook in de toelichting bij de verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk staat de geschiedenis van de legerplaats uitgebreid beschreven.


Het beschermde monument is een verzameling deelgebiedjes die op de verbeelding zijn weergegeven met de aanduiding 'rijksmonument'. Met betrekking tot terreinen die een archeologische rijksmonument zijn moet voor werkzaamheden en activiteiten die bodemverstoringen tot gevolg kunnen hebben een monumentenvergunning worden aangevraagd. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed verstrekt deze monumentenvergunningen.


Waarde - Archeologie (WR - A)

In het plangebied zijn meerdere locaties aanwezig die zijn aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) en waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld:


Monumentnr. 10677

Dit monument, een terrein van hoge archeologische waarde, omvat de locatie van de Romeinse legerplaats en de vermoedelijke contouren van het kampdorp dat rondom de Romeinse legerplaats lag. Er zijn sporen gevonden van zes tot zeven opeenvolgende legerplaatsen. In de nabijheid van de legerplaats zijn ook resten aangetroffen van een grafveld, haven, steiger en huisplaats uit de Romeinse tijd. Binnen de contouren van dit monument liggen ook de wettelijk beschermde locaties. Het monument heeft een duidelijke samenhang met de nabij gelegen monumentnrs. 2968 en 2972.

Binnen het monument ligt ook een vroegmiddeleeuws grafveld onder de Hervormde Kerk.

Monumentnr. 2968

Het gaat om een terrein van hoge archeologische waarde. Er bevinden zich vermoedelijk sporen uit de Romeinse tijd die samenhangen met de lintbebouwing die via de Woerd en het Marktveld richting de legerplaats loopt. Wegens de aanwezigheid van een zijtak van de Rijn in het gebied bestaat ook kans op de aanwezigheid van beschoeiingen, visbunnen en havenstructuren. Het monument vertoont samenhang met monumentnr. 2972 dat buiten het plangebied ligt. Binnen de contouren van het monument liggen twee locaties die als vindplaatsen zijn weergegeven op de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk. De restanten van een kasteel staan bekend als de Van der Specke-woning. Het is een complex dat dateert uit de late middeleeuwen. Op basis van een historische kaart is ook de locatie van een 17de eeuwse woning aangegeven.


Tijdens de actualisering van de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland 2004-2006 heeft een kleine aanpassing van de noordwestelijke hoek van het monument plaatsgevonden.


Monumentnr. 2972

Evenals monumentnr. 2968 is dit monument van hoge archeologische waarde vastgesteld vanwege de ligging tussen de Romeinse resten op de Woerd en het Marktveld en de legerplaats Praetorium Agrippinae. Er zijn resten van nederzettingen wegen en grafvelden te verwachten. Tijdens de actualisering van de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland 2004-2006 zijn de begrenzingen aan de noordzijde aangepast vanwege opgravingen en verstoringen waardoor het monument nu geheel buiten de grenzen van het bestemmingsplangebied Valkenburg valt.


Monumentnr. 2967

Het terrein van hoge archeologische waarde is vastgesteld vanwege de aanwezigheid van oeverwerken uit de Romeinse tijd. Tijdens de actualisering van de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland 2004-2006 is dit monument komen te vervallen.


Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied (WR - AV)

Op de archeologische verwachting- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk ligt het plangebied grotendeels in de zone "de zuidelijke Rijnoever en het achterliggende komgebied". Deze zone bestaat uit de landschappelijke eenheid met omschrijving "oeverafzettingen op kwelderafzettingen, eventueel met Hollandveeninschakeling". De verwachting op archeologische resten voor deze landschappelijke eenheid is hoog vanaf de ijzertijd (oeverafzettingen en crevasses). Een smalle strook van het plangebied heeft de omschrijving "(post-) Romeinse geul van de Oude Rijn". De bijbehorende archeologische verwachting is middelmatig voor resten vanaf de vroege middeleeuwen.


Naast deze twee verwachtingen op basis van landschappelijke verwachtingen ligt nagenoeg het hele plangebied in een zone die staat aangegeven als de limeszone met als specificatie "tussen zuidoever watervoerende geul in de Romeinse tijd in het noorden en de limesweg in het zuiden". De limeszone is de zone waar de verwachting hoog is op archeologische resten die te maken hebben met de Romeinse rijksgrens die over het grondgebied van de gemeente Katwijk loopt. Een onderdeel van deze limeszone is de zogenaamde limesweg waarvan een deel van het tracé is vastgesteld in het plangebied. Daarnaast is op de archeologische verwachting- en beleidsadvieskaart een vermoed deel van het tracé aangegeven.


Op de archeologische verwachting- en beleidsadvieskaart zijn aan de hand van historische kaarten drie zones aangegeven waarbinnen archeologische vindplaatsen worden verwacht. Een langgerekte zone met een aantal verspreide 17e eeuwse boerderijen ligt op een oeverwal van de Oude Rijn. Eveneens langs de Rijn ligt een locatie waar vermoedelijk een korenmolen uit de 17e eeuw heeft gestaan. De derde hoge archeologische verwachting betreft een gebied waar een steenoven uit de 17e eeuw heeft gestaan.


Recent archeologisch onderzoek in het plangebied


Veldzicht (Archis nr. 1510, 1511)


Tijdens dit onderzoek in het midden van de jaren negentig dat deels in het plangebied Valkenburg valt, werden twee fasen van de Romeinse weg aangetroffen. Daarnaast werden resten aangetroffen van gebouwen, begravingen en een waterput uit de Romeinse tijd.


Uitwerkingsplan Joghtlust op basis van bestemmingsplan Twee woonplekken (Archisnr.4566 7086/15567)

In de toelichting van het uitwerkingsplan is vermeld dat de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB, thans RCE) heeft opgegeven dat er geen interessante overblijfselen te verwachten zijn bij Joghtlust. In het uitwerkingsplan zijn dan ook geen voorschriften voor archeologie opgenomen. Proefsleuvenonderzoek heeft plaatsgevonden in 2004 waarbij geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van waardevolle archeologische resten zijn aangetroffen. In het bestemmingsplan 'Twee woonplekken' staat dat het archeologisch onderzoek is voltooid en dat het deelgebied Veldzicht door de ROB is vrijgegeven.


Uxem-Omtzigt (Katwijkerweg) (Archisnr. 13223/12583)

Archeologische resten werden verwacht in de oeverafzettingen van de Oude Rijn. Op basis van verstoringen, ongunstige landschappelijke ligging en de ongunstige waterhuishouding is de verwachting op archeologische resten laag. Er is naar aanleiding van het booronderzoek geen vervolgonderzoek geadviseerd.


Burgemeester Lotsystraat 38 (Archisnr. 25441/22210)

In een plangebied van 170 m2 is in 2007 een karterend booronderzoek uitgevoerd. Bij het booronderzoek werden op een diepte van 80 tot 410 cm -mv resten uit de Romeinse tijd aangetroffen. De resten zijn geïnterpreteerd als vulling van de omgrachting van de Romeinse legerplaats. Er werden geen recente verstoringen geconstateerd. De resultaten bevestigen de hoge archeologische waarde van monumentnr. 10677. De uitvoering van de bouwplannen heeft geen schade aan de archeologische resten veroorzaakt.


Hoofdstraat 9a ( Archisnr. 22321/24864)

In een plangebied van circa 400 m2 is in 2007 een verkennend booronderzoek uitgevoerd. De aangetroffen afzettingen zijn geïnterpreteerd als een voormalige geul van de Oude Rijn die in ieder geval tot aan de middeleeuwen water dragend is geweest. De verwachting voor het perceel spitst zicht toe op beschoeiingen, nederzettingsafval, boten en visfuiken die vanaf een diepte van 1.00m -maaiveld kunnen worden aangetroffen.


Voormalig Axi-terrein, Bloemenlaan (Archisnr. 47345)

In een plangebied van circa 4500 m2 is in juli 2011 een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd. Afzettingen met eventuele archeologische resten van voor de late middeleeuwen zijn volledig verdwenen door erosie van de Oude Rijn. Afzettingen met eventuele resten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd zijn verdwenen door kleiwinning in de nieuwe tijd. Op basis van deze bevindingen is aanbevolen geen vervolgonderzoek uit te voeren.


Op basis van bovenstaande (recente) archeologische onderzoeken en gegevens zijn verschillende terreinen in bestemmingsplangebied vrijgesteld van een archeologische onderzoeksplicht. Dit betekent dat ze geen dubbelbestemming Archeologie hebben op de plankaart bij het bestemmingsplan. Voor het grootste deel van het plangebied blijft onverminderd de archeologische waarde of verwachting met bijbehorende onderzoeksprotocollen van kracht zoals die zijn weergegeven op de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Katwijk. Deze gebieden zijn als dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding. Aan deze dubbelbestemming zijn voorschriften verbonden. Voor de AMK-terreinen geldt dat, gezien de complexe voorgeschiedenis van het archeologische onderzoek, per vergunningaanvraag sprake zal zijn van maatwerk aangaande het advies over de archeologische onderzoeksplicht. Het is niet uitgesloten dat de onderzoeksplicht dan alsnog vervalt.

5.11.2 Cultuurhistorie

Tientallen eeuwen van ontginnen, bouwen, wonen en werken hebben Zuid-Holland gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Kerken, boerderijlinten, bollenschuren, dorpsgezichten maar ook dijken, verkavelingpatronen en archeologische vindplaatsen getuigen hiervan. Deze cultuurhistorische waarden zijn van grote betekenis voor onze leefomgeving. Daarom willen rijk, provincie maar ook de gemeente Katwijk deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het rijk doet dat door de Modernisering van de Monumentenwet, waarbij het eerste speerpunt is: 'cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening'. Ook de provincie wil cultuurhistorie betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en heeft daarom het erfgoed van Zuid-Holland in kaart gebracht, middels de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze cultuurhistorische kaart kent drie verschillende thema's: historische stedenbouw, historisch landschap en archeologie. De gemeente Katwijk tenslotte stelt in de Beleidsnota Monumentenzorg uit 2006 dat er een beleid moet worden opgesteld dat 'voorwaarden schept om de gemeentelijke cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend te laten zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen'.

Hieronder wordt aan de hand van de historische stedenbouw en de archeologie voor het plangebied Valkenburg Dorp verkend welke waarden er aanwezig zijn en welke mogelijkheden er vanuit deze onderwerpen zijn.

Historische stedenbouw

De ligging van Valkenburg aan de Oude Rijn, het vroegere stroomgebied van de Rijn, uitmondend in de Noordzee bij Katwijk, was voor de Romeinen van strategische betekenis. Reeds lange tijd was bekend, dat om en nabij Valkenburg Romeinen hadden gewoond. Na onderzoek heeft men de overblijfselen gevonden van gedurende de periode van 40-260 na Christus in 6 à 7 bouwlagen achtereenvolgens op elkaar gebouwde legerplaatsen, Castella genaamd, waardoor nog heden ten dage Valkenburg het karakter van een terpdorp vertoont.

Historische bouwkunde

De inventarisatie door de Monumentencommissie van beschermingswaardige panden en objecten in de gemeente Katwijk is na behandeling in de Commissie voor Verkeer, Ruimtelijke Ordening, Stadsontwikkeling en Milieu in juni 1992 door B&W overgenomen. De panden op de rijks- en gemeentelijke monumentenlijst worden formeel beschermd. Karakteristieke panden en objecten worden formeel niet beschermd. De inventarisatie heeft een signaleringsfunctie voor de welstandscommissie bij de behandeling van aanvragen om een omgevingsvergunning voor een verbouwing en/of verandering van een pand. De welstandscomissie zal in haar advisering rekening houden met de karakteristieke kenmerken met als doel om de instandhouding van de karakteristieken na te streven die in positieve zin bijdragen aan de beleving van het straatbeeld. Voor restauraties van karakteristieke panden en objecten worden van gemeentezijde geen financiële bijdrage verstrekt.

Uit de inventarisatie blijkt dat geen rijksmonumenten aanwezig zijn in het plangebied. Wel bevinden zich, met name langs de Hoofdstraat, gemeentelijke monumenten in het plangebied:

Straatnaam Nummer Type Bouwjaar
Achterweg 15 vrijstaande woning 1940
Broekweg 2 winkel / woning 1941
Broekweg/Castellum begraafplaats 1952/1961
Castellumplein 1 kerk 1948/1999
Hoofdstraat 6 gemeentehuis 1896/1897
Hoofdstraat 11 vrijstaande woning 1942
Hoofdstraat 35 kerk 1948
Hoofdstraat 40 vrijstaande woning 1900
Hoofdstraat 54 woning / bedrijfsruimte 1904
Hoofdstraat 61 vrijstaande woning 1937
Hoofdstraat 70 pastorie 1925-1930
Hoofdstraat 14-16 woningbouw 1800?
Hoofdstraat 26, 28 vrijstaande woning 1943
Hoofdstraat 9, 9a kwekerswoning 1929
Katwijkerweg 6, 8 woningbouw 1946
Katwijkerweg 33 bedrijfsruimte 1946-1949
Kruisweg 17 boerderij 1915
Middenweg 8 vrijstaande woning 1941
Middenweg 9 boerderij 1800-1900
Middenweg 11 boerderij 1800-1900
Middenweg 28 vrijstaande woning 1932
Middenweg 41 boerderij 1800-1900
Ringweg begraafplaats 1942
t Boonrak 21 burgemeesterswoning 1895
Zonneveldslaan 4 boerderij 1800-1900

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Algemeen

De herziening van het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen plankaart), regels (voorheen voorschriften) en een toelichting. De verbeelding (voorheen plankaart) en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting moet hierbij gezien worden als een uitleg wat met de verbeelding en de regels wordt beoogd. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van de functies en vorm in het bestemmingsplangebied. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Planvorm

Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie- en beheerfunctie en staat geen nieuwe grote ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Het bestemmingsplan is daarmee te karakteriseren als een consoliderend bestemmingsplan. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.

Om onnodige afwijkingssprocedures te voorkomen heeft de gemeente Katwijk er voor gekozen om enerzijds voor de maximale stedenbouwkundige variant vast te leggen voor hoofdgebouwen en daarnaast het aantal afwijkingsmogelijkheden te beperken.

Verbeelding en regels

Uitgangspunt is dat de digitale verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de digitale verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de digitale verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.

Aanduidingen

Op de digitale verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder de goot- en bouwhoogte, het maximumbebouwingspercentage en het maximumaantal wooneenheden.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'kantoor', 'woonschepenligplaats'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd.

Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt.

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregel.

6.2 Opbouw Regels

6.2.1 Inleidende regels

Artikel 1: Begrippen

Begrippen die in de regels worden gebruikt en die uitleg behoeven, worden in dit artikel uitgelegd.

Artikel 2: Wijze van meten

Dit artikel bevat technische regelingen om onder andere oppervlaktes, hoogtes, dieptes en breedtes te kunnen bepalen.

6.2.2 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

Artikel 3: Agrarisch

In het plangebied ligt een moestuin, die conform het huidige bestemmingsplan bestemd is als agrarisch. In de bestemming is een bouwvlak opgenomen, waar ten behoeve van het gebruik van de bestemming een schuur mag worden opgericht.

Artikel 4: Bedrijf

Verspreid over het plangebied is een aantal bedrijven aanwezig (gemengd gebied). Deze hebben de bestemming Bedrijf. Binnen de bestemming Bedrijf zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen. Daarnaast zijn enkele functieaanduidingen opgenomen voor het toestaan van bedrijfswoningen, nutsvoorzieningen.
De bovengenoemde bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van deze bedrijven wordt bepaald aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan. Binnen de bestemming Bedrijf zijn bedrijven uit categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' algemeen toelaatbaar.

Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de digitale verbeelding aangegeven bouwvlakken. Op de digitale verbeelding en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven.

Het bevoegd gezag kan gebruikmaken van een afwijkingsbevoegdheid om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in twee categorieën hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van meer kantoorvloeroppervlakte mits het kantooraandeel niet meer dan 50% van de brutovloeroppervlakte van het bedrijf bedraagt.

Artikel 5: Centrum

De bestemming Centrum is toegepast wanneer sprake is van een dorps- of stadscentrum in planologische/stedenbouwkundige zin. Hierin zijn verschillende functies mogelijk.

Artikel 6 en 7: Gemengd

Van de bestemming Gemengd 1 is, conform het handboek gebruikgemaakt als gebieden met meerdere, van elkaar verschillende uitwisselbare hoofdfuncties hebben, zonder dat van een centrumfunctie sprake is. Uitgangspunt is het aanhouden van de vigerende regeling.

Voor het voormalig gemeentehuis is de bestemming 'Gemengd 2', opgenomen. Op deze manier kan worden voorzien in een ruimere gebruiksmogelijkheid zoals wonen, bepaalde vormen van lichte horeca, cultuur en ontspanning, bedrijfswoning en maatschappelijke voorzieningen. Gebruik voor kantoren en sommige zwaardere vormen van horeca worden mogelijk gemaakt middels een afwijking.

Artikel 8: Groen

De bestemming Groen is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Het gaat dan om gronden die in gebruik zijn als plantsoenen, bermen, speelvoorzieningen maar ook voor voet- en fietspaden en brughoofden.

Artikel 9: Horeca

Binnen de bestemming Horeca is horeca toegestaan volgens de indeling van horeca-categorieën van de gemeente Katwijk, welke in het artikel 'begrippen' is gespecificeerd. Alle horecavoorzieningen passen binnen de algemene toelaatbaarheid.

Artikel 10: Maatschappelijk

Maatschappelijke functies, waaronder de kerk, scholen en begraafplaats, zijn voorzien van de bestemming Maatschappelijk.
In het bestemmingsplan zijn de gronden voor de schoolgebouwen en schoolterreinen dus ook bestemd als 'Maatschappelijk'. Aangezien de gemeente Katwijk haar medewerking wil verlenen aan multifunctioneel gebruik van de schoolgebouwen en de schoolterreinen (deze worden immers steeds vaker voor bredere activiteiten dan louter scholing gebruikt), is de bestemming zo ruim en flexibel mogelijk gehouden zonder specifieke functieaanduidingen, zoals 'school'. Op deze manier wordt gegarandeerd dat het gebruik van het schoolgebouw en het schoolterrein ook buiten de reguliere schooltijden mogelijk is door medegebruikers. Bovendien sluit deze wijze van bestemmen aan bij recente uitspraken van de Raad van State inzake het (multifunctioneel) gebruik van schoolpleinen.

Artikel 11:Tuin

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen en/of zijtuinen bij de woningen. De begrenzing van de bestemming ten opzichte van Wonen is als volgt opgebouwd. De bestemming Tuin is gelegd op 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Ingevolge het BOR en MOR2 is het in sommige situaties wel mogelijk om gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, te realiseren. Voor omgevingsvergunningsplichtige bouwwerken geldt een afstand van 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Op plaatsen waar gebouwen zijn gerealiseerd op minder dan 3 m achter de voorgevel van een hoofdgebouw, is de bestemming Tuin tegen de bestaande bebouwing gelegd.
De gemeente Katwijk hanteert voor zijkantsituaties langs het openbaar gebied de regel dat bij bestaande situaties in een zone van 2 m uit het openbaar gebied, erfbebouwing dient te worden uitgesloten. Deze zone van 2 m is het vertrekpunt. In voorkomende gevallen waarbij het wenselijk is om meer dan 2 m aan te houden is maatwerk toegepast. Bij grote percelen of bij wijken met een groen karakter kan het bijvoorbeeld wenselijk zijn om meer ruimte aan te houden.
Daarnaast geldt de regel dat indien achter het perceel een rij hoofdgebouwen staat (hoeksituaties), de grens van genoemde zone nooit voor de voorgevellijn van deze hoofdgebouwen komt.
In de bovengenoemde zone geldt als uitzondering dat erfafscheidingen met een bouwhoogte van 2 m mogen worden gerealiseerd.

Binnen de bestemming Tuin zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan. Daarnaast is er een bouwregeling opgenomen om beperkt mogelijkheid te bieden aan erkers ten behoeve van de bij de aangrenzende bestemming Wonen behorende hoofdgebouwen.

Artikel 12 Verkeer

Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

Het openbaar gebied in Valkenburg heeft een verblijfs- en verplaatsingsfunctie. Deze gronden zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen, speeltoestellen en reclame-uitingen

Artikel 14 Water

Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water. In het plangebied zijn vier woonschepen aanwezig.

Artikel 15 Wonen

De woningen zijn voorzien van de bestemming Wonen. Daarnaast zijn in sommige gevallen ter plaatse van enkele functieaanduidingen nog andere functies toegestaan. Het beleid is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden die voortvloeien uit de vigerende regeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. Om de procedures bij de omgevingsvergunningverlening te verkorten is daarnaast het kruimelgevallenbeleid van de gemeente Katwijk (beleid artikel 19.3 WRO oud) in de bestemmingsregeling geïntegreerd.

De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken en bestemmingsvlakken.

Bouwvlakken hoofdgebouwen

Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld een garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen, zijn op de digitale verbeelding bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd. De voorste begrenzing van het bouwvlak ligt ter plaatse van de bestaande voorgevel. Ook de achterzijde dient te worden vastgelegd. Op deze wijze wordt de diepte van het hoofdgebouw vastgelegd.
De gemeente Katwijk kiest voor een systematiek waarbij de achterste begrenzing van het bouwvlak ter plaatse van de stedenbouwkundig gewenste achtergevel van de hoofdbouwmassa ligt (= woning exclusief aan- en uitbouwen). Aan- en uitbouwen aan de achterzijde in de vorm van erkers en serres maken onderdeel uit van het erf (woonbestemming, liggen buiten het bouwvlak).

Verschillende typen woningen

SVBP2008 biedt de mogelijkheid om bouwaanduidingen op te nemen voor hoofdgebouwen die vrijstaand, twee-aaneengebouwd, aaneengebouwd of gestapeld zijn gebouwd. De gemeente Katwijk kiest voor een systematiek waarbij vrijstaande, twee-aaneengebouwde en gestapelde woningen een bouwaanduiding hebben.

Maatvoering

Per hoofdgebouw is zowel de goothoogte als de bouwhoogte vastgelegd. Indien er sprake is van een platte afdekking dan is de goothoogte dezelfde als de bouwhoogte.

Bij hoofdbouwmassa's die uit bouwdelen met verschillende hoogten bestaan en waarbij die hoogten relevant zijn voor het aanzien van de bouwmassa, zijn de verschillen in hoogten bestaande uit minimaal één bouwlaag (groter dan 3 m) geregeld door middel van hoogtescheidingslijnen (maatvoeringsaanduiding).

Erfbebouwing

De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. Erfbebouwing is buiten het bouwvlak toegestaan, volgens een erfbebouwingsregeling in de planregels. Het harmonisatiebeleid van de gemeente is uitgangspunt voor de erfbebouwingsregeling.

Artikel 16 Wonen - Garage

In dit artikel worden de garages, behorende bij de woningen geregeld.

Artikel 17 Leiding-Gas

In het plangebied is een aantal planologisch relevante leidingen aanwezig. Deze is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Gas.
Bouwen ter plaatse van deze dubbelbestemmingen is slechts mogelijk op basis van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouw zijnde, is een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad. De leidingbeheerder brengt hierover voorafgaand advies uit aan het bevoegd gezag.

Artikel 18 en 19 Archeologie

In het plangebied zijn twee dubbelbestemmingen met betrekking tot archeologie opgenomen: 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied'. Deze gronden zijn bij wijze van dubbelbestemming bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Voor het overgrote deel van de gemeente Katwijk geldt dat al direct onder de bouwvoor, vanaf circa 30 cm beneden het maaiveld, archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. De dubbelbestemmingen voorzien in de noodzaak tot archeologische toetsing in het geval van een geldende middelhoge tot hoge archeologische verwachting ongeacht de exacte diepte waarop deze archeologie mogelijk aanwezig is, omdat het bepalen daarvan feitelijk deel uitmaakt van een eerste onderzoeksstadium, namelijk een verkennend archeologisch onderzoek. Vergunningaanvragen verschillen in de mate van en diepte van beoogde bodemverstoringen door bouw- en/of aanlegactiviteiten, bijvoorbeeld het verschil tussen plaatfundering versus onderheien. Bij elke vergunningaanvraag wordt daarom altijd nog specifiek bekeken tot op welke diepte de betreffende activiteit bodemverstoring tot gevolg heeft en of dat gevaar voor mogelijk aanwezige archeologie met zich mee brengt. Indien blijkt dat dergelijk gevaar niet bestaat kan over worden gegaan tot verlening van de vergunning zonder nadere archeologische onderzoekseisen. Indien er wel een gevaar voor mogelijk aanwezige archeologie bestaat kan de gemeente op basis van het bestemmingsplan, de Monumentenwet 1988 (artikel 40) en de Woningwet, een nader archeologisch onderzoek als voorwaarde voor verlening van de vergunning opleggen. Een bevoegdheid tot afwijken van de archeologische onderzoeksplicht zal ook volgen indien uit de ingediende aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt, en aantoonbaar is, dat de bodemverstoringen die plaats zullen vinden niet dieper rijken dan bodemverstoringen die ter plekke al eerder hebben plaatsgevonden.
Indien verkennend archeologisch onderzoek uitwijst dat binnen een gebied archeologische waarden of verwachtingen afwezig of te diep gelegen blijken te zijn dan worden de regels voor dat betreffende gebied daar op aangepast in het kader van toetsing. De nuanceringen die hieruit volgen worden meegenomen binnen de herzieningen van oude en bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen. Ten behoeve daarvan is in de regels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie

Voor het gebied met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie gelden bijzondere cultuurhistorische waarden. Om deze reden is een sloopvergunningstelsel opgenomen. Het betreft de lintbebouwing langs de Hoofdstraat.

6.2.3 Algemene regels

Artikel 21 : Anti-dubbeltelregel

Deze regel dient te voorkomen dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daar voor een gebouw een zeker open terrein is vereist, wordt via de anti-dubbeltelregel voorkomen dat eenzelfde terrein twee keer wordt 'meegenomen' bij de beoordeling van een bouwaanvraag. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.

Artikel 22 : Algemene bouwregels

In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 3 van dit artikel is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen.

Artikel 23 : Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Zo is er een algemeen verbod opgenomen. Tevens is in deze bepaling een verwijzing naar de parkeernormen opgenomen waaraan moet worden voldoen bij her- en nieuwbouw en wijziging van gebruik.

Artikel 24 : Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Daarnaast is één aanduiding 'wro-zone- wijzigingsgebied' opgenomen.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 : Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan of waarvoor een bouwvergunning danwel omgevingsvergunning is aangevraagd, mogen blijven bestaan, ook wanneer dit strijdig is met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd worden.

Artikel 26 : Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Valkenburg Dorp.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid & Handhaving

7.1 Vooroverleg

Het plan is in het kader van het vooroverleg ter advisering naar de diverse overleginstanties gestuurd. In totaal hebben 3 instanties op het voorontwerp bestemmingsplan 'Valkenburg Dorp' gereageerd. De provincie Zuid-Holland en de inspectie Vrom hebben aangegeven dat er geen reactie op het plan wordt gegeven. Daarnaast is door de Veiligheidsregio Hollands Midden (Brandweer Katwijk) gereageerd dat men kan instemmen met het plan.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Valkenburg Dorp' heeft vanaf 6 april 2012 tot en met 18 mei2012 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en mondeling op het plan te reageren. In totaal zijn er 92 zienswijzen op het plan ingediend. Voor de beantwoording van deze zienswijzen wordt verwezen naar de 'Notitie beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Valkenburg Dorp'.

7.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Valkenburg Dorp wordt opgesteld onder regime van de nieuwe Wro. Onderdeel van de nieuwe Wro is de GREX – wet. De wetgever heeft met de nieuwe regeling inzake de grondexploitatie, ook wel Grondexploitatiewet (GREX – wet) genoemd, een oplossing willen bieden voor het probleem dat gemeenten bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden geen of slechts beperkte mogelijkheden van kostenverhaal hebben, indien zij niet de eigenaar zijn van de te ontwikkelen gronden (afdeling 6.4 Wro). Dit als stok achter de deur als het niet lukt om een exploitatieovereenkomst af te sluiten met de private grondeigenaren. Er zijn twee mogelijkheden om (privaatrechtelijk) de kosten te verhalen:

  • Anterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst voordat een exploitatieplan aan de orde is.
  • Posterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst die gesloten wordt na de inwerkingtreding van een exploitatieplan.

Het exploitatieplan is verplicht als het niet lukt om een anterieure exploitatieovereenkomst af te sluiten met de eigenaren binnen het exploitatiegebied. Het exploitatieplan biedt dan een grondslag om de kosten van openbare voorzieningen via de omgevingsvergunning te innen.

Consequenties bestemmingsplan Valkenburg Dorp

Nu het een voornamelijk conserverend bestemmingsplan betreft, waarbij de meeste bestemmingen in het plangebied overeenkomen met de huidige situatie, is de financieel-economische uitvoerbaarheid niet aan de orde. Hetgeen anders is, als er sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Op voorhand kan niet worden uitgesloten, dat de in paragraaf 4.3, onder a. tot en met e. genoemde ruimtelijke ontwikkelingen en de daarbij behorende onderzoeken enige financiële gevolgen kunnen hebben. Indien meer zicht is op de eventuele extra middelen, die ter beschikking moeten worden gesteld om de hiervoor genoemde ruimtelijke ontwikkelingen en de daarbij behorende onderzoeken te realiseren, wordt de gemeenteraad gevraagd hiertoe een strekkend besluit te nemen.

7.4 Handhaving

De gemeente Katwijk heeft in het 'Handhavingsbeleidsplan bouwregelgeving' het handhavingsbeleid voor de komende jaren vastgelegd. Het doel is het voeren van een eenduidig, consistent en adequaat beleid ten aanzien van handhaving.
Na de rampen in Enschede en Volendam staat het probleem van het ontbreken van adequate handhaving in het middelpunt van de belangstelling. Gemeenten moeten meer aandacht besteden aan handhaving van de regelgeving.
Handhaving is belangrijk om een goed woon-, werk- en leefklimaat binnen de gemeente te kunnen verkrijgen en behouden en is het nodig om tot een goed kwaliteitsbeheer van de bebouwde omgeving te komen. In de bouwregelgeving zijn regels opgenomen om dit zowel voor de burger als voor de overheid te kunnen bewerkstelligen.
De bouwregelgeving is voornamelijk opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de bouwverordening en het Bouwbesluit. De naleving van deze regels is van belang voor het effect van de bouwregelgeving en daarmee de kwaliteit van de bebouwde omgeving. Een intensieve en adequate handhaving is derhalve noodzakelijk.
Het uitgangspunt is dat elke overtreding zo spoedig mogelijk wordt gesanctioneerd. In sommige situaties zal niet direct tot handhaving overgegaan kunnen worden vanwege de hoeveelheid handhavingszaken en de drukte bij het team Toezicht en Handhaving Bebouwde Omgeving. De ene overtreding heeft echter meer prioriteit dan de andere en daarom is een lijst met prioriteiten opgenomen.

De volgende situaties hebben een hoge prioriteit:

  • situaties die een (direct) gevaar opleveren voor de veiligheid en de gezondheid van mensen;
  • illegale sloop van een monument, illegale sloop van een bouwwerk waarin zich asbest bevindt en illegale sloop van een omvangrijk bouwwerk (zoals bijvoorbeeld een woning);
  • de aanpak van illegale bebouwing in het buitengebied, mede afhankelijk van het soort bouwwerk (in dit gebied wordt een groot aantal functies vervuld zoals zeewering, waterwinning, natuur en landschap, recreatie, tuinbouw- en landschapsbelang en militaire belangen; het behoud van de karakteristieke waarden van dit gebied is zeer belangrijk);
  • het bouwen zonder of in afwijking van de vergunning, in, op, aan of bij een monument;
  • overtredingen die naar aard of schaal als 'grote overtredingen' kunnen worden aangemerkt;
  • overtredingen, die de planologische ontwikkelingen in het betreffende gebied in de weg (kunnen) staan - denk hierbij aan gebieden die herontwikkeld worden of waarvoor net een nieuw bestemmingsplan is ontwikkeld;
  • overtredingen die zijn geconstateerd naar aanleiding van een verzoek om handhaving of een klacht.

De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming.
Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft de afdeling Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.

Hoofdstuk 8 Procedure Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Valkenburg Dorp doorloopt, net als ieder bestemmingsplan, een uitgebreide procedure. Het voorontwerpbestemmingsplan is vrijgegeven voor het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. De gemeente zal in deze periode een informatiebijeenkomst organiseren over het nieuwe bestemmingsplan. De reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg en informatiebijeenkomst, kunnen leiden tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan Valkenburg Dorp.

Vervolgens geeft het college van burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan vrij voor ter visie legging conform art 3.8 (nieuwe) Wro. Na publicatie, wordt het ontwerp dan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door een ieder zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad.

Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen zal de gemeenteraad - binnen 12 weken na afloop van de zienswijzentermijn - bestluiten over de vaststelling van het bestemmingsplan.

Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom 6 weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn).

Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bijlage 2 Parkeernormenbeleid

Bijlage 2 Parkeernormenbeleid

Bijlage 1 Bedrijvenlijst Valkenburg Dorp

Bijlage 1 Bedrijvenlijst Valkenburg Dorp

Bijlage 2 Groepsrisicoberekening Valkenburg Dorp

Bijlage 2 Groepsrisicoberekening Valkenburg Dorp

Bijlage 3 Flora En Fauna Onderzoek Bloemenlaan

Bijlage 3 Flora en fauna onderzoek Bloemenlaan

Bijlage 4 Onderzoek Milieuzonering Bloemenlaan

Bijlage 4 Onderzoek milieuzonering Bloemenlaan

Bijlage 5 Bodemonderzoek Bloemenlaan

Bijlage 5 Bodemonderzoek Bloemenlaan

Bijlage 6 Watertoets Bloemenlaan

Bijlage 6 Watertoets Bloemenlaan

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Bloemenlaan

Bijlage 7 Akoestisch onderzoek Bloemenlaan

Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek Bloemenlaan

Bijlage 8 Archeologisch onderzoek Bloemenlaan

Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Locatie De Hoop

Bijlage 9 Akoestisch onderzoek locatie De Hoop

Bijlage 10 Bodemonderzoek Locatie Hoofdstraat 9a

Bijlage 10 Bodemonderzoek locatie Hoofdstraat 9A