KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf 1
Artikel 5 Bedrijf 2
Artikel 6 Bedrijf 3
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Kantoor
Artikel 11 Maatschappelijk 1
Artikel 12 Maatschappelijk 2
Artikel 13 Maatschappelijk 3
Artikel 14 Sport
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Verkeer - Railverkeer
Artikel 17 Verkeer - Snelweg
Artikel 18 Water
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Leiding - Hoogspanning
Artikel 21 Waarde - Archeologie 3
Artikel 22 Waarde - Archeologie 5
Artikel 23 Waarde - Archeologie 6
Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 25 Waterstaat - Waterkering
Artikel 26 Wro-zone - Wijzigingsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Antidubbeltelregel
Artikel 28 Algemene Bouwregels
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 30 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Bestemmingsplan
2.1 Inventarisatie Van Het Plangebied
2.2 Actualisatie
2.3 Ontwikkelingen
2.4 Doel Van Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Europees En Nationaal Beleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie
4.2 Cultuurhistorie
4.3 Ecologie
4.4 Kabels En Leidingen
4.5 Milieuaspecten
4.6 Milieueffectrapportage
4.7 Verkeer En Vervoer
4.8 Water
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Opzet En Volgorde Van De Regels
5.3 Uitleg Van De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 1
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 2
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 3
Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Aan-huis-verbonden Beroeps-/bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven
Bijlage 2 Quick Scan Flora En Fauna
Bijlage 3 Zienswijzennota
Bijlage 4 Staat Van Wijzigingen

Leiden Bio Science Park en station

Bestemmingsplan - gemeente Leiden

Vastgesteld op 23-01-2014 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station van de gemeente Leiden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0546.BP00089-0302 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroeps- /bedrijfsactiviteit:

een beroeps-/bedrijfsactiviteit die in of bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroeps-/bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is; groepspraktijken, detailhandel en horeca zijn hiervan uitgesloten.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen.

1.8 bedrijfsverzamelgebouw:

een gebouw, dat dient voor de huisvesting van verschillende bedrijven, waarbij eventueel faciliteiten, zoals onder meer ICT-voorzieningen, parkeervoorzieningen, vergaderruimtes, etc., gedeeld worden of kunnen worden en waarbij de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van een bedrijf.

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten, van een gebouw dat wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of dienstverlenende instelling, berekend conform NEN 2580 zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan.

1.10 begane grondvloer:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.11 bestaande situatie:

  1. a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  2. b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 Bevi-inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 brancheringscommissie:

een externe, onafhankelijke deskundigencommissie bestaande uit drie leden die benoemd zijn door de Universiteit Leiden, gemeente Leiden en gemeente Oegstgeest om het bevoegd gezag advies te geven over de wenselijkheid van vestiging van een bedrijf, instelling en/of kantoor binnen het Leiden Bio Science Park.

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24 dakkapel:

een uitspringend gedeelte op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien is van zijwanden.

1.25 dakvoet:

Het laagste punt van een schuin dak.

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- /bedrijfsactiviteiten.

1.27 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek, zoals een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, kapsalon, schoonheidssalon, schoenmaker of reisbureau.

1.28 eerste bouwlaag:

de onderste bouwlaag, waarvan de vloer boven maaiveld is gelegen.

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.31 gen-laboratoria:

gespecialiseerde laboratoria waarin gewerkt wordt aan of met genetisch gemodificeerde micro-organismen danwel natuurlijke micro-organismen.

1.32 gestapelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit zich in één gebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.

1.33 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het gebouw hoofdzakelijk mag worden gebruikt.

1.34 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

De volgende categorieën worden onderscheiden:

  • I. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van kleine eetwaren al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank (thee- en koffiehuizen, broodjeszaken en ijssalons).
  • II. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend snacks en/of ter plaatse opgewarmde eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank om aldaar te nuttigen (cafetaria's, snackbars, shoarmazaken).
  • III. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van zowel ter plaatse bereidde maaltijden als alcoholhoudende of -vrije drank overwegend in combinatie met etenswaren (restaurants, eetcafés, café-restaurants, grand cafés en lunchrooms).
  • IV. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse (cafés, bars, pubs).
  • V. horeca-inrichtingen voor het gelegenheid geven tot dansen in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende of -vrije dranken en kleine etenswaren (dancings).
  • VI. horeca-inrichtingen als genoemd in categorie II, waarbij tevens gelegenheid wordt gegeven tot overnachting (hotels).
  • VII. horeca-inrichtingen die uitsluitend toegankelijk zijn voor leden van een vereniging (sociëteiten).

1.35 huishouden:

één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel twee of meer personen in wisselende samenstelling die gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen.

1.36 kantoor:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig diensten worden verleend, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.37 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden.

1.38 Life Science & Health:

Life Science & Health is een innovatieve en technologie intensive sector gericht op de gezondheid van mens en dier. De sector bestaat uit bedrijven en kennisinstellingen in onder meer medische technologie, (bio)farmacie en regeneratieve geneeskunde.

1.39 Life Science & Health bedrijven:

onder Life Science & Health bedrijven wordt verstaan bedrijven behorende tot de sector Life Science & Health, namelijk de volle breedte van farma, biotech, materialen tot diagnostiek en medische technologie.

Life Science & Health bedrijven kunnen (deels) beschikken over (gen-) laboratoria en kunnen bestaan uit hoogwaardige distributie en -productie.
Life Science & Health bedrijven beschikken over maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte per bedrijf, het overige deel van het bedrijf bestaat uit laboratoria, R&D-ruimten, productie- en distributiefaciliteiten.

1.40 Life Science & Health kenniscluster:

een fysieke concentratie en interactie van bedrijven, kantoren en kennisinstellingen met onderzoek, ondersteuning en opleidingen in de Life Science & Health sector of een andere sector die een relatie heeft met de Life Science & Health sector.

1.41 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen zoals gezondheidszorg, (para)medische en verpleegvoorzieningen, bejaardenvoorzieningen, verzorgingshuizen, welzijnsvoorzieningen, cultuurvoorzieningen, sociale voorzieningen, religieuze voorzieningen, musea, bibliotheken, onderwijsvoorzieningen, wetenschappelijk onderzoek, openbare dienstverlening en verenigingsleven.

1.42 ondersteunende detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om detailhandel dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient.

1.43 ondersteunende horeca:

beperkt verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om horeca dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient.

1.44 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.45 productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.46 verkoopvloeroppervlakte:

het oppervlak dat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen, berekend conform NEN 2580, zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan.

1.47 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.48 voorgevelrooilijn:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’: de ter plaatse aangeduide grens van het bouwvlak;
  2. b. overige situaties: de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.49 voorzieningen inzake gezondheidszorg:

instellingen en/of inrichtingen voor gezondheidszorg waaronder begrepen ziekenhuizen, revalidatiecentra, centra voor intramurale zorg, onderzoeksbedrijven, (gen)laboratoria alsmede zelfstandige dan wel als onderdeel van een ziekenhuis zijnde operatieruimten, praktijkruimten, analyseruimten, behandelkamers, spreekkamers met de bijbehorende functiegebonden kantoren, functiegebonden horeca en functiegebonden detailhandel.

1.50 voorzieningen voor tijdelijk wonen:

voorzieningen voor woonruimten waar per persoon maximaal gedurende een periode van 6 maanden gewoond mag worden en door dezelfde persoon het hervatten van bewoning binnen dezelfde bestemming telkens pas na 6 maanden weer is toegestaan.

1.51 wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health:

wetenschappelijke instellingen en onderwijs op MBO, HBO en/of WO niveau met de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van collegezalen, lesruimten, praktijkruimten, bibliotheken, functiegebonden kantoren, ondersteunende horeca en (gen)laboratoria.

1.52 woning:

een (complex van) ruimte(n), geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 het bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming daarvan, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.2 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren, met dien verstande dat indien een gevelvlak niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte, diepte c.q lengte.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.9 het peil:

  1. a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 2 cm;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 2 cm.

2.10 de vloeroppervlakte van een gebouw

de som van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau tussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijke daartoe behorende ruimte(n), inclusief onderbouw en zolderruimte. De oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en een toegankelijke leidingschacht moet op elke bouwlaag tot de vloeroppervlakte van een gebouw worden gerekend.

2.11 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zijnde plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, liftschachten, technische ruimten op het dak, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, oppervlakten en bouwgrenzen buiten beschouwing gelaten, met dien verstande dat de overschrijding van een overstekend dak niet meer mag bedragen dan 1 m en met dien verstande dat niet meer dan 10% van het totale dakvlak gebruikt mag worden voor ondergeschikte bouwdelen, waarbij de maximale bouwhoogteoverschrijding niet meer mag bedragen dan 3 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van grondgebonden veehouderij;
  2. b. het behoud en versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht Wilhelminapark en Geesten;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Bedrijf 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Life Science & Health bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 1;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - maatschappelijk 1' tevens voor voorzieningen ten behoeve van middelbaar en hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, wetenschappelijke instellingen en instituten op zowel onderzoeks- en ontwikkelingsgebied alsmede in de dienstverlenende sector met een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kenniscentrum voor banden' tevens voor een kenniscentrum voor de bandenbranche bestaande uit kantoorruimte en/of testruimte;
  4. d. kantoorruimte en onderzoeksruimte op het gebied van luchtvaart en ruimtevaarttechnologie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ruimtevaarttechnologie';
  5. e. een doorgaande langzaam verkeerroute ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer';

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  1. f. (eventueel gebouwde) parkeervoorzieningen;
  2. g. voorzieningen voor laden en lossen;
  3. h. tuinen;
  4. i. in- en uitritten en ontsluitingswegen;
  5. j. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  6. k. verhardingen;
  7. l. nutsvoorzieningen;
  8. m. groenvoorzieningen;
  9. n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en gebouwen anders dan voor Life Science & Health bedrijven;
  2. b. Life Science & Health bedrijven mogen beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3;
  3. c. Life Science & Health bedrijven mogen beschikken over bedrijfsgebonden kantoorruimte met dien verstande dat per bedrijf maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte is toegestaan.

Artikel 5 Bedrijf 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Life Sciences & Health bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 2;
  2. b. wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 2;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' Life Sciences & Health bedrijven en wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 2 met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - maatschappelijk 1' tevens voor voorzieningen ten behoeve van middelbaar en hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, wetenschappelijke instellingen en instituten op zowel onderzoeks- en ontwikkelingsgebied alsmede in de dienstverlenende sector met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' een doorgaande route voor langzaam verkeer;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  1. f. (eventueel gebouwde) parkeervoorzieningen;
  2. g. voorzieningen voor laden en lossen;
  3. h. tuinen;
  4. i. in- en uitritten en ontsluitingswegen ;
  5. j. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  6. k. verhardingen;
  7. l. nutsvoorzieningen;
  8. m. groenvoorzieningen;
  9. n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en gebouwen anders dan voor Life Science & Health bedrijven en/of wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health;
  2. b. Life Science & Health bedrijven en/of wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health mogen beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3. Ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - 1' mogen Life Science & Health bedrijven en/of wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1.
  3. c. Life Science & Health bedrijven mogen beschikken over bedrijfs- en/of instellingsgebonden kantoorruimte met dien verstande dat per bedrijf maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte is toegestaan. Voor wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Sciences & Health geldt dat minimaal 50% van de gebouwen gebruikt dient te worden ten behoeve van lesruimten, praktijkruimten, onderzoeksruimten en soortgelijke voorzieningen.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.3 onder a. voor het toestaan van niet-Life Science & Health bedrijven en/of -instellingen, mits deze bedrijven en/of instellingen wel passen binnen het Life Science & Health kenniscluster, een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3 hebben en maximaal over 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte per bedrijf beschikken.

Het bevoegd gezag kan zich hierbij laten adviseren door een deskundigencommissie in de vorm van een brancheringscommissie.

Artikel 6 Bedrijf 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Life Science & Health bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 3;
  2. b. wetenschappelijke instellingen en onderwijs zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 3;
  3. c. aan het Life Science & Health kenniscluster gerelateerde overige bedrijven, (onderwijs-) instellingen en/of kantoren zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 3;
  4. d. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor';
  5. e. kantoorruimte en onderzoeksruimte op het gebied van luchtvaart en ruimtevaarttechnologie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ruimtevaarttechnologie';

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  1. f. (eventueel gebouwde) parkeervoorzieningen;
  2. g. voorzieningen voor laden en lossen;
  3. h. tuinen;
  4. i. in- en uitritten en ontsluitingswegen ;
  5. j. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  6. k. verhardingen;
  7. l. nutsvoorzieningen;
  8. m. groenvoorzieningen;
  9. n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en gebouwen anders dan voor Life Science & Health bedrijven en/of -instellingen, wetenschappelijke instellingen en/of onderwijs en Life Sciences & Health gerelateerde overige bedrijven, (onderwijs-) instellingen en/of kantoren zoals opgenomen in de Staat van Inrichtingen 3;
  2. b. Life Science & Health bedrijven en/of -instellingen mogen beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3 onder a. voor het toestaan van overige bedrijven, (onderwijs-) instellingen en/of kantoren die niet voorkomen in de Staat van Bedrijven 3, mits deze wel passen binnen het Life Science & Health kenniscluster en eventuele (gen)laboratoria een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1 hebben.


Het bevoegd gezag kan zich hierbij laten adviseren door een deskundigencommissie in de vorm van een brancheringscommissie.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. in afwijking van het bepaald onder a ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - tijdelijk wonen' uitsluitend voor voorzieningen voor tijdelijk wonen;
  3. c. wetenschappelijke instellingen en hoger onderwijs;
  4. d. detailhandel;
  5. e. zakelijke dienstverlening;
  6. f. horeca tot en met categorie IV;

met de daarbij behorende voorzieningen zoals:

  1. g. (eventueel gebouwde) parkeervoorzieningen;
  2. h. voorzieningen voor laden en lossen;
  3. i. tuinen;
  4. j. in- en uitritten en ontsluitingswegen ;
  5. k. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  6. l. verhardingen;
  7. m. nutsvoorzieningen;
  8. n. groenvoorzieningen;
  9. o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  1. p. behoud en bescherming van beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Specifieke gebruiksregels

Wetenschappelijke instellingen en onderwijs mogen niet beschikken over (gen)-laboratoria.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het gestelde in artikel 7.1 onder e. voor het toestaan van ten hoogste één studentensociëteit uit horecacategorie VII voor zover de betrokken activiteit naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) toelaatbaar kan worden geacht en geen onevenredige overlast oplevert voor de omgeving.

7.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. in- en uitritten voor gemotoriseerd verkeer;
  7. g. kunstobjecten;
  8. h. oeververbindingen in de vorm van bruggen en vlonders;
  9. i. een post voor ambulancevervoer met de daarbij behorende parkeerplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ambulancevervoer', waarbij maximaal 25% van de bebouwde grondoppervlakte voor ander bijzonder personenvervoer toegestaan is;
  10. j. een dienstwoning behorende bij het in artikel 8.1 onder i genoemde bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ambulancegebouw';
  11. k. een overbouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing'.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming Groen zijn parkeerplaatsen niet toegestaan.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecainstellingen in de categoriën I, II en III;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  1. b. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  2. c. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  3. d. voorzieningen voor laden en lossen;
  4. e. tuinen;
  5. f. verhardingen
  6. g. in- en uitritten;
  7. h. nutsvoorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. k. terrassen behorende bij de betreffende horecavoorziening(en).

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  1. b. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  2. c. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  3. d. voorzieningen voor laden en lossen;
  4. e. tuinen;
  5. f. verhardingen
  6. g. in- en uitritten en ontsluitingswegen ;
  7. h. nutsvoorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Maatschappelijk 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van middelbaar en hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3;
  2. b. wetenschappelijke instellingen en instituten op zowel onderzoeks- en ontwikkelingsgebied alsmede in de dienstverlenende sector;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  1. d. (eventueel gebouwde) parkeervoorzieningen;
  2. e. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  3. f. voorzieningen voor laden en lossen;
  4. g. in- en uitritten en ontsluitingswegen;
  5. h. tuinen;
  6. i. verhardingen;
  7. j. nutsvoorzieningen;
  8. k. groenvoorzieningen;
  9. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Voorzieningen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek mogen beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3.

Ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van maatschappelijk - 1' mogen voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1.

Artikel 12 Maatschappelijk 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en gezondheidszorg;
  2. b. onderwijs uitsluitend op het gebied van Life Science & Health en gezondheidszorg;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  1. c. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  2. d. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  3. e. voorzieningen voor laden en lossen;
  4. f. in- en uitritten en ontsluitingswegen;
  5. g. tuinen;
  6. h. verhardingen;
  7. i. nutsvoorzieningen;
  8. j. groenvoorzieningen;
  9. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. l. een overbouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing;
  11. m. een oliedrukstation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - oliedrukstation'.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Voorzieningen voor hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en gezondheidszorg mogen beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-III+ en/of BSL-3 met een maximale gevarenklasse van P3.

Artikel 13 Maatschappelijk 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kantoor';

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  1. c. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  2. d. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  3. e. voorzieningen voor laden en lossen;
  4. f. in- en uitritten en ontsluitingswegen;
  5. g. tuinen;
  6. h. verhardingen;
  7. i. nutsvoorzieningen;
  8. j. groenvoorzieningen;
  9. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. l. een overbouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing'.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Voorzieningen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek mogen beschikken over (gen)-laboratoria met een inperkingsniveau van maximaal ML-I en/of BSL-1 met een maximale gevarenklasse van P1;
  2. b. kinderdagverblijven zijn niet toegestaan binnen de bestemming Maatschappelijk 3.

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Sport- en recreatieve voorzieningen zoals sportvelden, tennisbanen, atletiekbanen, kunstgrasvelden en sporthallen en periodieke sportevenemten;

met de bijbehorende voorzieningen zoals:

  1. b. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  2. c. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  3. d. voorzieningen voor laden en lossen;
  4. e. in- en uitritten en ontsluitingswegen;
  5. f. ondersteunende horeca;
  6. g. tuinen;
  7. h. verhardingen;
  8. i. nutsvoorzieningen;
  9. j. groenvoorzieningen;
  10. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gemotoriseerd verkeer met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. langzaam verkeer met bijbehorende voorzieningen;
  3. c. openbaar vervoer met bijbehorende voorzieningen;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tunnel' een tunnel voor het doorgaande gemotoriseerde verkeer en/of langzaam verkeer;
  5. e. (ondergrondse) parkeervoorzieningen, met uitzondering van de gebieden met aanduiding (-sv-p) waar parkeren niet is toegestaan, met uitzondering van parkeerplaatsen voor mindervaliden;
  6. f. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg);
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. fietsenstallingen;
  10. j. gebouwde ondergrondse fietsenstallingen;
  11. k. (gebouwde) taxistandplaatsen;
  12. l. nutsvoorzieningen;
  13. m. hondenuitlaatplaatsen;
  14. n. in- en uitritten;
  15. o. kunstwerken;
  16. p. straatmeubilair;
  17. q. (ondergrondse) inzamelpunten voor afvalstoffen;
  18. r. geluidswerende voorzieningen;
  19. s. luchtschermen;
  20. t. terrassen ten behoeve van horecadoeleinden;
  21. u. balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrezende bestemming;
  22. v. een overbouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing'.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Het aantal rijstroken van de doorgaande weg voor gemotoriseerd verkeer ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tunnel' bedraagt 2 + 2.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het gestelde in lid 1 voor het toestaan van standplaatsen voor ambulante handel mits:

  1. a. het stedenbouwkundig verantwoord is;
  2. b. er geen nadelige effecten voor de verkeersveiligheid ontstaan.

Artikel 16 Verkeer - Railverkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen en de daarbij behorende spoorwegvoorzieningen;
  2. b. verkeer in de vorm van (on)gelijkvloerse kruisingen ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';
  3. c. kunstwerken ten behoeve van het spoorverkeer zoals perrons, overkappingen, wachtruimten, liftopbouwen, (rol)trappen, kiosken, tunnels en viaducten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - station' een spoorwegstation met bijbehorende voorzieningen zoals toegangen tot de perrons, kantoren ten behoeve van het station, verblijfsruimten voor reizigers en personeel, horeca categorie I, II en III, detailhandel, fietsenstallingen en -werkplaatsen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voetgangerstraverse' een openbare voetgangerstraverse die de verbinding vormt tussen het Stationsplein en de Bargelaan;

met de daarbij behorende voorzieningen zoals:

  1. f. (ontsluitings)wegen;
  2. g. in- en uitritten;
  3. h. geluidwerende voorzieningen;
  4. i. groen;
  5. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Verkeer - Snelweg

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Snelweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gemotoriseerd verkeer met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. openbaar vervoer;
  3. c. langzaam verkeer met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer';
  4. d. geluidswerende voorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. kunstwerken in de vorm van viaducten, onderdoorgangen, tunnels en bruggen.

17.2 Bouwregels

17.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het aantal rijstroken van de A44 bedraagt 2 + 2, met uitzondering van in- en uitvoegstroken en openbaar vervoerstroken;
  2. b. het aantal rijstroken van de N206 bedraagt 2 + 2, met uitzondering van in- en uitvoegstroken en openbaar vervoerstroken.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. kunstobjecten;
  5. e. een overbouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing'.

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 2 onder 18.2.2 voor het bouwen van bruggen ten behoeve van langzaam verkeer en bestemmingsverkeer.

Een afwijking kan verleend worden mits:

  1. a. dit aanvaardbaar is in de stedenbouwkundige structuur en karakteristiek van de omgeving;
  2. b. vanuit oogpunt van verkeersveiligheid geen gevaar oplevert;
  3. c. er geen onevenredige verslechtering van de waterkwaliteit optreedt.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd' tevens voor horecabedrijven in maximaal categorie IV en maatschappelijke doeleinden, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 1.000 m2;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  1. d. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  2. e. in- en uitritten ten behoeve van deze parkeervoorzieningen;
  3. f. tuinen en verhardingen;
  4. g. nutsvoorzieningen;
  5. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van het stallen van auto's en aanhangers (waaronder caravans) op de gronden gelegen recht voor het bouwvlak.
  2. b. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak voor bewoning.
  3. c. De uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. 1. De omvang van de activiteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de bebouwing, voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak.
    2. 2. De activiteiten mogen alleen in de gebouwen (binnen en buiten het bouwvlak) worden uitgeoefend.
    3. 3. Het gebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben.
    4. 4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.4 sub c onder 4 voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten, mits de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie.

Artikel 20 Leiding - Hoogspanning

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Hoogspanning" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende werken.

20.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen in lid 20.1 is gesteld mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de samenvallende bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. De bouwwerken slechts zijn toegestaan indien en voor zover de belangen van de betrokken kabels en leidingen zulks gedogen;
  2. b. Alvorens de omgevingsvergunningvergunning wordt verleend, dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de leidingbeheerder.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Leiding - Hoogspanning" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. Het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  2. b. Het aanleggen van watergangen- en partijen;
  3. c. Het wijzigen van maaiveldniveau;
  4. d. Het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. e. Het leggen van kabels en leidingen;
  6. f. Het indrijven van voorwerpen.


Een schriftelijke vergunning zal slechts worden verstrekt, indien de belangen van kabels en leidingen en de veiligheid van personen en goederen ter zake dit gedogen. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 3

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 21.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 21.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 21.3 vooraf in acht zijn genomen.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 5

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van lid 22.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor de overige geldende bestemming(en), mits de bepalingen van lid 22.3 vooraf in acht zijn genomen.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 6

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden

23.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van lid 23.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor de overige geldende bestemming(en), mits de bepalingen van lid 23.3 vooraf in acht zijn genomen.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde- cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de bescherming van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden, zoals nader omschreven in de toelichting bij de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht Wilhelminapark en Geesten en in de toelichting die het onderhavige bestemmingsplan vergezelt.

24.2 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken ter voorkoming van oneveneredige aantasting van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit, die in dit plangebied bestaat uit de cultuurhistorische waarde van het landelijk gebied ten noorden van de Wassenaarseweg.

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering

25.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en de bescherming van de waterkering;
  2. b. de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  3. c. in geval de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waarde - Archeologie 6' samenvallen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' boven de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'.

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldende volgende regels:

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd;
  2. b. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen, en aanleggen van drainage (verlagen van grondwaterpeil);
  2. b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. d. het aanleggen of aanbrengen van dijken of andere taluds, kaden of aanlegplaatsen;
  5. e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  6. f. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

25.5 Uitzondering op het verbod op het uitvoeren van werken, geen bouwwerk

Het verbod van artikel 25.4 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een plan waarvoor een afwijking is toegestaan als bedoeld in artikel 25.3.1;
  2. b. normaal onderhoud, beheer en gebruik ten dienste van de bestemming betreffen;
  3. c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  4. d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

25.6 Voorwaarden voor het verlenen van vergunning voor het uitvoeren van

Vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden wordt verleend indien het belang van de waterkering (en) door de werken en werkzaamheden zoals in artikel 25.4 bedoeld niet onevenredig worden geschaad en ter zake vooraf advies van de beheerder(s) van de waterkering (en) is ingewonnen.

Artikel 26 Wro-zone - Wijzigingsgebied

1. Het bevoegd gezag kan de bouwregels ter plaatse van de aanduiding ' wro-zone - wijzigingsgebied' wijzigen.

2. De wijziging van de bouwregels is enkel mogelijk ten behoeve van het oprichten van een gebouwde sportvoorziening, inclusief bijbehorende aanpassing van de directe omgeving.

3. Het maximaal bebouwd oppervlakte bedraagt 6.000m²

4. De maximale nokhoogte bedraagt 20m.

5. De wijziging van de bouwregels, zoals bedoeld in lid 1, kan alleen plaatsvinden indien:

a. stedenbouwkundige belangen zich niet tegen het inrichtings- en/of bouwplan verzetten;

b. Binnen het wijzigingsgebied dienen voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd;

c. De voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel de door het

college van Burgemeester en wethouders vóór de vaststelling van het plan vastgestelde hogere grenswaarde, dient niet te worden overschreden;

d. Een oppervlak van ten minste 15% van het nieuw te realiseren oppervlak aan verharding dient in of nabij het wijzigingsgebied voor waterbergingsdoeleinden te worden gereserveerd;

e. Bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;

f. Voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet luchtkwaliteit;

g. Het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt;

h. Geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;

i. Voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;

j. Het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

6. Het bevoegd gezag wint, alvorens gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de waterbeheerder en verwerkt dit advies gemotiveerd in het besluit tot wijziging.

7. Het bevoegd gezag wint, alvorens gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, advies in bij de Regionale Brandweer Hollands Midden en verwerkt dit advies gemotiveerd in het besluit tot wijziging.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 27 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene Bouwregels

28.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:

  1. a. Op plaatsen waar bovengronds bebouwing in de vorm van gebouwen is toegestaan, mag ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2 van toepassing blijven.
  2. b. Direct aansluitend aan een ondergronds bouwwerk mogen daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan voorzieningen ten behoeve van ondergrondse bouwwerken worden gebouwd in de vorm van hellingbanen en trappenhuizen.

28.2 Bestaande maten

  1. a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. a. van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. van deze regels en toestaan dat kleine gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, het openbaar vervoer, de bediening van kunstwerken, telefooncellen, toiletvoorzieningen en naar aard gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m3 mag bedragen en dat de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
  3. c. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter.

Artikel 30 Overige Regels

30.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

30.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het voorontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Leiden streeft voor het gehele gemeentelijke grondgebied naar actuele bestemmingsplannen. Het doel van de nieuwe digitale bestemmingsplannen is om een adequate, up-to-date juridische regeling voor de stad te garanderen. Tegelijkertijd wordt aangesloten op de landelijk verplichting tot het vaststellen en beschikbaar stellen van uniforme digitale bestemmingsplannen.

Voor het plangebied 'Leiden Bio Science Park en station' vigeren verschillende bestemmingsplannen. Het huidige bestemmingsplan 'Leeuwenhoek - Station 92' geldt op dit moment voor het grootste deel van het plangebied. Dit bestemmingsplan is ouder dan tien jaar en daardoor niet meer up-to-date. Om te voldoen aan de plicht tot actualisering dient voor dit plangebied een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Dit nieuwe bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Dit houdt in dat in principe geen nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen.

Zowel voor het Leiden Bio Science Park (LBSP) als het Stationsgebied zijn ambitieuze stedenbouwkundige plannen vastgesteld. Voor het deelgebied Boerhaave Sylvius is enige jaren geleden al een nieuw bestemmingsplan vastgesteld waarin de nieuwe stedenbouwkunidge uitgangspunten zijn opgenomen. Ook voor het Zeezijdegebied is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Dit stedenbouwkundig plan is ook a; vertaald in een bestemmingsplan.

Dit bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station zal ontwikkelingen buiten het Zeezijdegebied en Boerhaave Sylvius nog niet mogelijk maken: dit plan is uitsluitend bedoeld om de bestaande (planologische) situatie vast te leggen. Dat houdt ook in dat voor (delen van) het plangebied de komende tien jaar nog afzonderlijke bestemmingsplannen gemaakt zullen worden om de nieuwe, gewenste, ontwikkelingen mogelijk te maken. Boerhaave Sylvius wordt wel opgenomen binnen dit bestemmingsplan.

Het Zeezijde-gebied zal binnen een aantal jaar geactualiseerd worden.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit het gebied ruwweg begrensd door de snelweg A44, de Wassenaarseweg, de Albinusdreef, de Sandifortdreef, het Stationsplein en de Plesmanlaan.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Voor het plangebied, zoals aangegeven en toegelicht in paragraaf 1.2, vigeren op dit moment de volgende bestemmingsplannen:

Naam bestemmingsplan Vastgesteld Goedkeuring Onherroepelijk
Leeuwenhoek Station 92 29-06-1993 22-02-1995 09-10-1995
Boerhaave-Sylvius 18-02-2010 nvt 11-05-2010

Daarnaast is op 30 juni 2003 door B en W een uitwerkingsplan voor een deel van het plangebied vastgesteld: het 'Uitwerkingsplan Sandifortdreef'. Dit uitwerkingsplan maakt onder andere de bouw van het O&O-gebouw mogelijk.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Bestemmingsplan

2.1 Inventarisatie Van Het Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan beslaat ruwweg het gebied gelegen tussen de autosnelweg A44, de Wassenaarseweg, de Albinusdreef, de Sandifortdreef, het Stationsplein en de Plesmanlaan. Dit plangebied kan in een aantal deelgebieden opgeknipt worden:

Snelliuslocatie

Dit betreft een locatie in de oksel van de A44 met de Wassenaarseweg. Dit gebied is thans in gebruik door de Universiteit Leiden. De Wassenaarseweg is onder de A44 doorgetrokken naar Oegstgeest om een tweede ontsluiting van Nieuw Rhijngeest-Zuid mogelijk te maken. Deze nieuwe ontsluiting wordt meegenomen in dit plan. Voor de bebouwing van de universiteit wordt een maatschappelijke bestemming opgenomen.

Gorlaeusgebied

Deze locatie ligt ten oosten van de Snelliuslocatie tussen de Wassenaarseweg en de Einsteinweg. Deze locatie is in gebruik door de universiteit. Op dit moment is de bouw van de nieuwe Beta-campus hier in uitvoering. Deze wordt meegenomen in dit nieuwe bestemmingsplan via een maatschappelijke bestemming. Ook de Leidse Instrumentmakers School (LIS) maakt deel uit van dit deelgebied en wordt positief bestemd.

Universitair Sportcentrum (USC) (Nieuw)

Naast het Gorlaeusgebied, tussen de Wassenaarseweg en de Einsteinweg in, liggen de nieuwe universitaire sportvelden. Deze zijn nu opgenomen in bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius. Deze velden worden positief bestemd, inclusief de gevoerde Wabo-procedure voor een tijdelijke kleedruimte annex kantine.

Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor uitbreiding van gebouwde sportfaciliteiten.

Sylviusgebied

Het Sylviusgebied is thans opgenomen in het bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius. Voor dit gebied geldt een bedrijfsbestemming waarbij Life Science gerelateerde bedrijven de hoofdmoot vormen. Dit gebied is op dit moment in ontwikkeling, zo is de nieuwbouw van Astellas net opgeleverd.

Dit gebied wordt opgenomen conform het vigerende bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius, waarbij gebruik wordt gemaakt van een nieuwe gestandaardiseerde bedrijfsbestemming. Het Sylviusgebouw van de Universiteit Leiden heeft tevens een bestemming maatschappelijk vanwege de onderwijsfunctie van dit gebouw.

Hogeschool en TNO

Deze locatie wordt gebruikt door de Hogeschool Leiden en TNO. Ook zijn in dit gebied de afgelopen jaren 500 nieuwe studentenwoningen opgeleverd. Al deze functies worden positief bestemd.

Boerhaavegebied

Tussen de Wassenaarseweg, de Albinusdreef en de Sandifortdreef ligt het Boerhaavegebied. Dit gebied bestaat voor een groot deel nog uit de oude universiteitsgebouwen in een campusachtige omgeving. Daarnaast bevindt het Gortergebouw van TNO zich in dit deelgebied.

Deze gebouwen hebben thans een gemengde bestemming met onder andere een woonfunctie. Deze gemengde functies zijn ook opgenomen in dit plan.

Het Boerhaavegebied moet een autoluwe campus worden. In dit bestemmingsplan is dan ook opgenomen dat met uitzondering van parkeerplaatsen voor mindervaliden er geen parkeerplaatsen in dit gebied zijn toegestaan. Aan de randen van het gebied is ruimte voor 281 parkeerplaatsen: 60 voor TNO/Gorter, 221 voor de Universiteitsgebouwen.

LUMC en omgeving

Tussen Sandifortdreef, Albinusdreef, Plesmanlaan en Darwinweg bevindt zich het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en de medische faculteit (O&O-gebouw) met bijbehorende gebouwen en instellingen zoals een parkeergarage en de bloedbank. Deze worden allen positief bestemd.

Een groot deel van het LUMC-complex valt in dit nieuwe bestemmingsplan. Een kleiner deel van het LUMC, de luifel en fietsenstalling aan de voorzijde, vallen in bestemmingsplan Zeezijde. Dat bestemmingsplan is nu nog actueel en zal pas over enige jaren geactualiseerd worden.

Leeuwenhoekpark

Ten noorden en zuiden van de Sandifortdreef, tussen het LUMC, de Plesmanlaan, de Darwinweg en de Wassenaarseweg ligt het Leeuwenhoekpark. Het Leeuwenhoekpark is een belangrijke groenvoorziening in het plangebied. In de toekomst zal de groene functie van dit gebied nog belangrijker worden: het zal de verbinding worden tussen het Singelpark en het Bos van Bosman. Hiertoe wordt ook een brede groenstrook vanaf de Sandifortdreef richting de Wassenaarseweg in het plan opgenomen.

In het bestaande groengebied zijn ook het Pesthuis, thans in gebruik door museum Naturalis, De Stal, thans in gebruik als horeca en Stichting De Valk aanwezig. Deze worden allen positief bestemd.

Aan de Plesmanlaan ligt het voormalige gebouw van de ambulancedienst. In dit plan wordt de bestaande bestemming van het pand ongewijzigd overgenomen binnen een groenbestemming. Hiermee wordt het gewenste (groene) eindgebruik alvast mogelijk gemaakt.

Leeuwenhoek

Ten westen van het Leeuwenhoekpark ligt het oude Bio Science Park: de Leeuwenhoek. Dit gebied heeft in het voorgaand bestemmingsplan een specifieke bestemming gekregen waarin ruimte is voor kennisintensieve, innovatieve bedrijvigheid in een aantal geselecteerde sectoren waaronder Life Sciences en ruimtevaart. Deze bestemming is naar de huidige systematiek omgebouwd tot een bedrijfsbestemming. Binnen dit deelgebied bevinden zich ook enkele afwijkende functies die apart benoemd worden.

Naast deze hoofdbestemming bevinden zich in dit deel van het plangebied nog enkele afwijkende functies waaronder bijvoorbeeld het museum Naturalis. Deze afwijkende functies worden mogelijk gemaakt door middel van een specifieke bestemming of aanduiding. Nieuwbouw van Naturalis zal niet worden meegenomen, deze plannen zijn nog onvoldoende concreet op dit moment.

Universitair Sportcentrum (USC) (oud)

Ten noorden van de Plesmanlaan, tussen de Ehrenfestweg en de A44, ligt het oude universitaire sportcentrum. Dit is deels nog in gebruik en zal, in afwachting van nieuwe plannen voor het Entreegebied en de Kop van de Leeuwenhoek, bestemd worden als sportterrein conform het huidige bestemmingsplan.

Aansluitend op het oude USC is Janssen Biologics gevestigd. Dit bestaande Life Sciencebedrijf wordt positief bestemd.

Stationsgebied

Aan de oostzijde van het spoor bestrijkt het plangebied een deel van het stationsgebied inclusief het stationsgebouw van Leiden Centraal. Dit station wordt positief bestemd waarbij nadrukkelijk de huidige openbare doorgang van de stadszijde naar de zeezijde via de stationshal blijft gehandhaafd. Voor een goed functioneren van het station als verbinding tussen deze twee stadsdelen is een openbaar toegankelijke doorgang zonder obstakels noodzakelijk.

Aan de noordzijde van het station bevindt zich het kantoorgebouw van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit gebouw wordt positief bestemd. De autotunnel onder het Stationsplein wordt ook positief bestemd, ook de gebouwde fietsenstalling en taxistandplaats zijn in de regels opgenomen.

Aan de zuidzijde van het station bevindt zich het busstation en de zogenaamde Trafolocatie. Het busstation alsmede de daaraan gelegen gebouwen worden positief bestemd. De Trafolocatie is thans onbebouwd.

Hoewel het bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 92 via een uitwerkingsbevoegdheid ruime bouwmogelijkheden heeft opgenomen voor deze locaties (busstation en Trafolocatie) zal in dit bestemmingsplan een bestemming Verkeer aan deze gronden worden gegeven. De reden hiervoor is dat de bestaande bouwmogelijkheden niet meer aansluiten bij de stedenbouwkundige plannen voor dit gebied. Aan de andere kant is de ontwikkeling van deze kavels thans nog niet voldoende uitgewerkt om direct op te nemen in dit bestemmingsplan.

Wel dient duidelijk gesteld te worden dat de Trafolocatie en de busstationlocatie binnen de looptijd van dit bestemmingsplan bebouwd zullen gaan worden conform de stedenbouwkundige uitgangspunten van het Kaderbesluit Stationsgebied. Daarvoor zal dan te zijner tijd een aparte procedure doorlopen worden.

Zeezijdegebied

Een deelgebied dat niet binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan valt maar wel een zeer belangrijke schakel tussen Stationsgebied en LBSP vormt is het Zeezijde gebied. Het Zeezijdegebied beslaat het gebied gelegen tussen de Wassenaarseweg, Rijnsburgerweg, de spoorlijn en de Albinusdreef. Dit gebied heeft een gemengd karakter: langs de Rijnsburgerweg staan woningen, de Universiteit Leiden heeft er de faculteit sociale wetenschappen (Pieter de la Courtgebouw), er bevindt zich een groot aantal medische gebouwen (LUMC, Poortgebouw, Rivierduinen) en sinds kort een multifunctioneel gebouw (Level).

De openbare ruimte van het Zeezijdegebied wordt behalve door reeds genoemde straten bepaald door de Bargelaan die een belangrijke openbaar vervoerroute is alsmede door het Stationsplein Zeezijde. Verder bevinden zich in het gebied enkele straten die deels nog in ontwikkeling zijn (bijvoorbeeld de Paviusstraat).

Delen van het Zeezijdegebied moeten nog ontwikkeld worden (Paviusstraat en omgeving, de ruimte tussen LUMC en Poortgebouw), andere delen zijn onlangs opgeleverd of worden binnenkort opgeleverd (Level, Rivierduinen, fietsenstalling Pieter de la Courtgebouw). Voor deze ontwikkelingen is enkele jaren geleden een stedenbouwkundige visie opgesteld met bijbehorend beeldkwaliteitsplan. Deze zijn vertaald in een bestemmingsplan Stationsgebied Zeezijde. Dit bestemmingsplan is nog grotendeels actueel en voorziet in de gewenste ontwikkelingen in het Zeezijdegebied. Om die reden wordt dit bestemming niet meegenomen in dit bestemmingsplan 'Leiden Bio Science Park en station'.

2.2 Actualisatie

Binnen de gemeente Leiden worden globaal twee typen bestemmingsplannen onderscheiden: actualisatieplannen en ontwikkelingsplannen.

Actualisatieplannen worden veelal opgesteld voor een groter plangebied, bijvoorbeeld een wijk of stadsdeel. Het doel van een actualisatieplan is vooral het conserveren van de bestaande situatie. Hiertoe wordt de bestaande planologische situatie in een actueel juridisch kader gegoten.

Bij een actualisatieplan wordt met een up-to-date juridisch raamwerk de bestaande situatie zo goed mogelijk vastgelegd. Hiermee wordt voor belanghebbenden en helder beeld gegeven wat planologisch wel en niet is toegestaan. Hierbij vinden geen (grote) wijzigingen plaats in de planologische situatie.

De actualisatie van bestemmingsplannen is een landelijke verplichting. Dit levert voor het Leiden Bio Science Park de lastige situatie op dat er enerzijds ambitieuze stedenbouwkundige plannen zijn, anderzijds dat het huidige plangebied binnen korte tijd geactualiseerd moet worden.
Dit bestemmingsplan 'Leiden Bio Science Park en station' is een conserverend bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat de huidige planologische situatie wordt vastgelegd en er geen ruimte wordt geboden voor nieuwe grote ontwikkelingen.

In de loop van de afgelopen jaren hebben zich in het plangebied wel ontwikkelingen voorgedaan die in strijd zijn met het op dat moment vigerende bestemmingsplan. Deze ontwikkelingen worden natuurlijk wel meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Op deze manier biedt het bestemmingsplan ook echt een actueel juridische kader.

Omdat de regels voor het opstellen van een bestemmingsplan in de tussentijd wel zijn gewijzgd zullen in dit bestemmingsplan andere termen en begrippen genoemd worden dan in de voorgaande plannen. Hiermee wordt niet alleen voldaan aan de landelijke plicht, ook kan op die manier het brancheringsbeleid voor het LBSP op een goede manier verankerd worden in het bestemmingsplan.

Het Zeezijdegebied is voor een groot deel nog actueel en zal te zijner tijd geactualiseerd worden.

2.3 Ontwikkelingen

2.3.1 Algemeen

'Leiden Bio Science Park en station' is een conserverend bestemmingsplan. Dat betekent dat nieuwe ontwikkelingen niet worden meegenomen maar dat de huidige planologische situatie opnieuw wordt vastgelegd. Zo ontstaat een actueel ruimtelijk kader voor de bestaande planologische situatie.

Reeds ontwikkelde plannen (bijvoorbeeld mogelijk gemaakt via een artikel 19-procedure of ontwikkelingsbestemmingsplan) worden wel meegenomen.

Toch zijn er wel degelijk ontwikkelingen in dit plangebied die de komende jaren ook concretere vormen gaan aannemen. Deze ontwikkelingen worden in de rest van deze paragraaf besproken.

2.3.2 Ontwikkelingen Leeuwenhoek

Ontwikkeling van de Leeuwenhoek in de afgelopen 30 jaar

De Leeuwenhoek is een gebied dat de afgelopen jaren een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt en nog steeds doormaakt. Oorspronkelijk was het onbebouwde gebied voorzien als woongebied.

Op 4 april 1984 werd echter niet de eerste paal geslagen voor een woning, maar werd het 'Academisch Bedrijven Centrum (ABC)' opgericht. In 1985 waren drie bedrijven in het park gevestigd, in 2009 waren dat er al ruim 70.

In dit jaar werd het park ook uitgeroepen tot 'beste bestaande bedrijvenpark'. Dit vanwege de clustering op één locatie van onderwijs- en onderzoeksinstituten en de life sciences bedrijven die zich specialiseren in onderzoek, ontwikkeling en productie van medicijnen. Een kroon op het werk van de vele bedrijven, de Universiteit Leiden, andere kennisinstellingen op het park, het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en de gemeenten Leiden en Oegstgeest op wier grondgebied het inmiddels Leiden Bio Science park (LBSP) gedoopte gebied gelegen is. Zij kregen daarbij steun van de provincie Zuid-Holland en het ministerie van Economische Zaken.

Het Leiden Bio Science Park is inmiddels het grootste life sciences kenniscluster in Nederland. Het park is toonaangevend in Europa. Binnen Nederland hoort Leiden Bio Science Park tot de zes scienceparken van nationaal belang.

Op het Leiden Bio Science Park zijn op dit moment meer dan honderd organisaties waarvan zo'n 70 bedrijven gevestigd. Vrijwel zonder uitzondering zijn dit bedrijven in de biomedische sector. Ze variëren in grootte van eenmansadviesbureautjes tot productielocaties met bijna 1.200 werknemers.

Eén van de krachten van het park is het bijna altijd strikt gehanteerde toelatingsbeleid voor bedrijven. Dit strenge toelatingsbeleid heeft er voor gezorgd dat het park na bijna 30 jaar internationaal toonaangevend is.

De samenwerking tussen de Universiteit Leiden, het LUMC, de andere onderwijsinstellingen, de bedrijven en de gemeenten maakt het park uniek. Daarnaast zijn de resultaten die worden geboekt op het gebied van onderzoek en medicijnontwikkeling enorm belangrijk voor onze samenleving. Het park heeft hierdoor grote maatschappelijke betekenis. Met de komst van de bijzondere NeCEN nanomicroscoop valt op gebied van onderzoek nog veel te verwachten.

In het Leiden Bio Science Park werken overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven optimaal samen. Het is daarmee een mooi voorbeeld van de zogenaamde Triple Helix formule. De samenwerking ondersteunt de ontwikkeling van het Leiden Bio Science Park tot een dynamisch en succesvol kenniscluster met winstgevende bedrijven en continue groei. Nationale en internationale uitwisseling van kennis staat hierbij centraal. Bijvoorbeeld via de warme band die de gemeente Leiden heeft met het Engelse Oxford, een van de oudste stedenbanden ter wereld. Ook voor het LUMC, dat zich nadrukkelijk richt op medische vernieuwing, is internationale kennisuitwisseling vanzelfsprekend.

Op verschillende niveaus zijn er samenwerkingsverbanden gevormd die elkaar kruisbestuiven. Zo hebben het LUMC, het Erasmus MC en de universiteiten van Delft, Rotterdam en Leiden zich verenigd in Medical Delta. De gemeenten Leiden, Rotterdam en Delft en de provincie Zuid-Holland zijn de officiële partners.
Op internationaal niveau opereert Health TIES. Het bundelt de krachten van Leiden, Rotterdam en Delft met die van toonaangevende Europese universiteiten en science parken, zoals die van Oxford, Zurich, Barcelona en Debrecen.

Voorbeelden van Leidse ontdekkingen en onderzoek zijn:

  • Stier Herman, de eerste genetisch gemodificeerde stier ter wereld. Zijn nakomelingen produceren nieuwe geneesmiddelen in hun melk.
  • Factor-V Leiden, een aangeboren en erfelijke bloedstollingsziekte, ontdekt in het LUMC.
  • Remicade®, een medicijn van Centocor tegen reumatische arthritis en verschillende andere auto-immuunziekten.
  • Quinvaxem®, het eerste volledig vloeibare vaccin ter wereld tegen vijf belangrijke kinderziekten: difterie, tetanus, kinkhoest, hepatitis B en HiB, ontwikkeld door Crucell.
  • Het biotech bedrijf Prosensa en het LUMC doen onderzoek naar de behandeling van de ziekte Duchenne spierdystrofie.
  • OctoPlus ontwikkelt een medicijn Locteron® tegen chronische hepatitis C.
  • DNAge ontwikkelt een medicijn tegen ouderdomsziekten als het Cockayne Syndroom.


Op het Leiden Bio Science Park zijn onder andere gevestigd: Apotex, Janssen Biologics, Crucell, Galapagos, Genencor, OctoPlus, TNO, Pharming, Top Instituut Pharma en een uitgebreid cluster van serviceverlenende bedrijven. In de incubators zijn circa 30 startende life science bedrijven gehuisvest.

Enkele kenmerken van het park:

  • Het park beslaat 120 hectare. Dit is bijna net zo groot als de binnenstad van Leiden.
  • In het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) werken ongeveer 7.000 werknemers.
  • De kennisinstellingen bieden werk aan ongeveer 2.000 werknemers (Universiteit Leiden, Hogeschool Leiden, MLO, LIS, TNO en Top Instituut Pharma).
  • Bij de ruim 70 life science bedrijven werken ongeveer 3.100 werknemers.
  • Op het park volgen 13.500 studenten een opleiding, waarvan 5.900 studenten zich richten op life science gerelateerde studies.
  • Op het park zijn twee 'incubator' gebouwen van het BioPartner Center Leiden bestemd voor startende ondernemers in de life sciences. Het Accelerator gebouw is bestemd voor bedrijven in de jong-volwassen fase.
  • Het park kent twee grote publiektrekkers: museum Naturalis met 260.000 bezoekers en Corpus met 230.000 bezoekers per jaar.

De plannen van de universiteit en de gemeenten Leiden en Oegstgeest bieden uitbreidingsmogelijkheden aan bedrijven die gerelateerd zijn aan de life sciences en voor stedelijke voorzieningen. Het park wordt op die manier geschikt gemaakt om te werken, te wonen en te recreëren.

In dit bestemmingsplan is de keuze gemaakt om het strenge brancheringsbeleid, aangepast aan de huidige tijd, voort te blijven zetten. Dit is de meest geëigende vorm om de sterke punten van het park te bewaren en het park verder te blijven ontwikkelen.

Stedenbouwkundig masterplan

Om ook in de toekomst het park zowel kwalitatief als kwantitatief te blijven versterken is in mei 2009 door de raad het 'Stedenbouwkundig Masterplan De Hollandse Campus' (RV 09.0083) vastgesteld. De raad heeft hiermee ook ingestemd met de bijbehorende exploitatieovereenkomst met de universiteit.

Hoofddoelstelling is de ambitie om het Leiden Bio Science Park te laten doorgroeien tot een park dat wereldwijd toonaangevend is. Voor de doorontwikkeling van het Leiden Bio Science Park staan voorts drie doelen centraal:

  • het behoud en de versterken van het kenniscluster in Leiden door meer ruimte te creëren voor kennisintensieve bedrijvigheid;
  • het ontwerpen en realiseren van een hoogwaardig stedelijk gebied met functiemenging, een goede wegeninfrastructuur, openbaar vervoer, groen en water;
  • het clusteren en moderniseren van de universitaire huisvesting.


Deze doelen worden middels de exploitatieovereenkomst en het stedenbouwkundig masterplan bereikt door:

  • toename van het oppervlak life-science-bedrijven en wonen + stedelijke voorzieningen van respectievelijk 200.000 m2 en 170.000 m2 bruto vloeroppervlak;
  • reconstructie van wegen, groen en water conform het stedenbouwkundig masterplan;
  • concentratie van universitaire gebouwen in het O+O gebouw (gerealiseerd in 2006) en in het deelgebied Gorlaeus.

Het stedenbouwkundig masterplan is een plan op hoofdlijnen dat in de toekomst op onderdelen nog nader uitgewerkt zal worden ten behoeve van de op te stellen bestemmingsplannen en uitvoeringsplannen. Het masterplan kent een hoge bebouwingsdichtheid en anticipeert op infrastructurele aanpassingen.

Belangrijke uitgangspunten voor het stedenbouwkundig masterplan zijn het masterplan Knoop Leiden West, de landschappelijke onderlegger en de gewenste functiemenging. Deze hebben geresulteerd in een stedenbouwkundig masterplan met een samenhangende visie op de openbare ruimte en de bebouwing.

Door herstructurering van de universitaire gronden en infrastructuur is het mogelijk om meer ruimte te creëren voor kennisintensieve bedrijvigheid. In totaal ontstaat ruimte voor circa 200.000 m2 nieuwe Life Science bedrijvigheid en 170.000 m2 wonen en stedelijke voorzieningen.

De gewenste functiemenging moet er voor zorgen dat het gebied een integraal onderdeel wordt van de stad, een gebied waar voor de Leidenaar iets te beleven is, ook op tijden dat er niet gewerkt wordt. Gedacht wordt aan sportvoorzieningen, aantrekkelijke, groene en sociaal veilige verbindingen voor wandelaars en fietsers, horeca, een hotel/congrescentrum en woningen. Een menging met wonen is op enkele plekken mogelijk met voldoende afstand tot de Life Science bedrijvigheid.

De universiteit heeft in 2006 al haar geneeskundefaculteit kunnen onderbrengen in het O+O gebouw van het LUMC waardoor het deelgebied Boerhaave vrijkomt voor onder meer woningbouw en studentenhuisvesting. Door het masterplan krijgt de universiteit ruimte om haar 'beta-cluster' verder uit te bouwen en te moderniseren in het deelgebied Gorlaeus.

Op dit moment kent het gebied tussen A44 en station weinig samenhang en een onduidelijke structuur. Om meer samenhang en kwaliteit in het gebied te brengen en om het gebied een meer publiek karakter te geven is de inrichting van de openbare ruimte cruciaal. Als beeldmerk voor het Bio Science Park is gekozen voor de "Hollandse Campus", waarin het landschap leidend is. Een structuur van poldersloten en bijbehorende bomen (wilg, abeel, els) bepaalt het beeld. De gebouwen staan ingepast in het landschap met de gevels georiënteerd op de straat. Parkeren wordt onder de gebouwen of aan de achterzijde van de gebouwen opgelost.

Van noord naar zuid lopen dwars door het Bio Science Park twee belangrijke groene aders met elk een eigen karakteristiek: In de westelijke groene ader, die aansluit op het landgoed Endegeest, zijn de sportvelden gepland als een buffer tussen het universiteitsterrein en de bedrijven. Deze sportvelden zijn opgenomen in dit bestemmingsplan: zij zijn inmiddels gerealiseerd. Het sportterrein krijgt een grotendeels openbaar karakter. Deze ader loopt door in een groen plein langs de Plesmanlaan met een goede langzaam verkeersverbinding richting Morskwartier.

De oostelijke groene ader krijgt een meer parkachtig karakter. Het is onderdeel van een groene verbindingszone tussen Leidse Hout, Bos van Bosman en de singel. Dit parkachtige gebied heeft ook een belangrijke functie voor aanliggende bebouwing van Hogeschool, bedrijven, (studenten)woningen, LUMC en het Nederlands Centrum voor Biodiversiteit (NCB, Naturalis). Ook deze groene verbindingszone wordt in het bestemmingsplan waar mogelijk meegenomen. Onderdeel hiervan is het zogenaamde Leeuwenhoekpark met daarin een horecavoorziening, De Stal. Via een groene verbinding sluit dit park aan op de singel.


Exploitatieovereenkomst

In een exploitatieovereenkomst tussen de betrokken partijen in het LBSP (gemeente, Universiteit Leiden) is een aantal afspraken vastgelegd over de onderlinge samenwerkingsvorm, rolverdeling en verantwoordelijkheden. Daarnaast is deze overeenkomst noodzakelijk als uitwerking van de samenwerkingsovereenkomst Knoop Leiden West en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Deze exploitatieovereenkomst vormt namelijk ook de anterieure overeenkomst voor toekomstige ontwikkelingen.

Nieuwe bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius (vastgesteld op 18 februari 2010) is het eerste bestemmingsplan op basis van het masterplan. Dit bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius voorziet nadrukkelijk in diverse ontwikkelingen. Later zullen ook de andere onderdelen uit het masterplan verwerkt worden in bestemmingsplannen. Denk hierbij aan de ontsluiting van het Bio Science Park (OBSP), het Entreegebied, de Kop van de Leeuwenhoek, etc.

Dit bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station is echter een conserverend bestemmingsplan: hieraan zal de bestaande (planologische) situatie worden opgenomen en worden nieuwe ontwikkelingen niet meegenomen.

Voor het OBSP en de Kop van de Leeuwenhoek zullen binnen de looptijd van dit bestemmingsplan aparte bestemmingsplannen in procedure worden gebracht. Om die reden is bijvoorbeeld het benzinestation aan de Plesmanlaan 101 niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Het erfpachtcontract met de exploitant van dit benzinestation is reeds opgezegd.

Bestemmingsplan Boerhaaave-Sylvius wordt wel meegenomen in dit bestemmingsplan: op die manier ontslaat voor het Bio Science Park weer een bestemmingsplan met een uniforme regeling voor de diverse bestemmingen. Dit houdt wel in dat bestaande regelingen zoals in Boerhaave-Sylvius vastgelegd, worden gewijzigd in nieuwe regelingen.

2.3.3 Ontwikkelingen Stationsgebied

Algemeen

Een gedeelte van het plangebied van dit bestemmingsplan beslaat het stationsgebied van Leiden. Het voorheen vigerende bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 92 bood ook het ruimtelijk-juridisch kader voor het station en directe omgeving. Dit bestemmingsplan heeft, met uitzonderig van het Zeezijdegebied en een gedeelte bij de Dellaertweg, dezelfde plangrens.

Zeezijde

Het bestemmingsplangebied Zeezijde is geen onderdeel van dit bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station maar wel belangrijk om te noemen. Dit plan beslaat het deel van het station ten westen van het spoor. Dit bestemmingsplan is op 20 december 2005 door de raad vastgesteld en biedt ruimte aan een aantal belangrijke ontwikkelingen in het Zeezijdegebied volgens een stedenbouwkundig plan voor dit gebied. Enkele nieuwe ontwikkelingen in dit gebied die zijn of worden gerealiseerd: nieuwbouw voor het ROC aan de Bargelaan (Level) wordt binnenkort opgeleverd, nieuwbouw voor Rivierduinen en de naastgelegen studentenwoningen is opgeleverd. Daarnaast biedt het plan nog ontwikkelingsmogelijkheden tussen het LUMC en het Poortgebouw en langs de Paviusstraat, tussen Poortgebouw en Rijnsburgerweg.

Dit bestemmingsplan Zeezijde is nog grotendeels actueel en wordt niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Bestemmingsplan Zeezijde zal dus te zijner tijd geactualiseerd worden.

Dellaertweg

Het bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 92 geldt voor een gedeelte van het Schuttersveld, namelijk de zogenaamde U-bochtlocatie (Dellaertweg). Op deze locatie, gelegen tussen het spoor, de Stationspleintunnel en het Schuttersveld is enkele jaren geleden met toepassing van een vrijstellingsprocedure een nieuw kantoorgebouw voor Achmea gebouwd. Dit kantoorgebouw is inmiddels opgeleverd en in gebruik. Deze locatie wordt meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan Schuttersveld: het gebied sluit hier beter op aan dan op het stationsgebied. De U-bochtlocatie maakt dus ook geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

SVB-locatie

Ruim tien jaar geleden is aan het Stationsplein 1, gelegen naast het spoor en tussen het station en het Schuttersveld in, een nieuw kantoorgebouw voor de Sociale Verzekeringsbank (SVB) gebouwd. Deze nieuwbouw maakt onderdeel uit van het plangebied van dit nieuwe bestemmingsplan. Hetzelfde geldt voor de fietsenstalling en taxistandplaats voor dit gebouw. Allen worden positief bestemd, conform de bestaande situatie.

Leiden Centraal

Station Leiden Centraal is half jaren negentig van de vorige eeuw helemaal vernieuwd tot een licht en modern station, inmiddels in reizigersaantallen het vijfde van Nederland. Dit stationsgebouw is enkele jaren geleden in het kader van 'proefstation' intern verbouwd. Dit station is opgenomen in dit bestemmingsplan. Het station is naast een openbaar vervoersknooppunt tevens een belangrijke schakel tussen stadszijde en zeezijde, en dus de binnenstad en het Bio Science Park. Het station is niet alleen een plek om het openbaar vervoer te gebruiken, maar ook een belangrijke verblijfsplaats en een belangrijke openbare schakel en doorgang tussen twee stadsdelen. Deze doorgang is dan ook apart opgenomen in dit bestemmingsplan, naast de diverse functies in het stationsgebouw zelf.

Trafolocatie en busstation

Ten zuiden van het station, tussen station, spoor, Stationspleintunnel en Plesmanlaan liggen de Trafolocatie en het busstation. Deze beide locaties maken onderdeel uit van de herontwikkeling van het stationsgebied.

Nergens in Nederland liggen een historisch stadshart en een groot en modern centrum van kennis, onderwijs en technologie zo dicht bij elkaar als in Leiden. Het vijfde station van Nederland is de overgang en de verbinding tussen deze twee culturen, die slechts door een spoordijk van elkaar gescheiden zijn. De huidige structuur en inrichting van het stationsgebied, vooral die aan de centrumzijde, verhindert dat het gebied zich kan ontplooien tot de levendige stadsentree die Leiden verdient. Daarom wordt nu gewerkt aan de gebiedsontwikkeling van het stationsgebied Leiden Centraal.

Bureau Maxwan heeft een stedenbouwkundig plan voor de toekomstige Stationsbuurt ontwikkeld. Deze laat zien hoe de omgeving van het Centraal Station kan uitgroeien tot een levendige stationsbuurt met een rijk aanbod aan functies, zoals kantoren, woningen en winkels. Om een prettig klimaat te creëren komt er plek voor vrijetijdsbesteding in het gebied, zoals een hotel, congresfaciliteiten en een bioscoop. Maar ook diverse horeca en een club. Daarbij is en blijft het gebied een vervoersknoop. Dit betekent dat diverse vervoersmodaliteiten, zoals auto, bus, trein bij elkaar komen in het stationsgebied.

Kenmerkend voor het gebied in de toekomst is dat het zal bestaan uit een fijnmazig netwerk van straten zoals in de oude binnenstad van Leiden. Ook zijn de plinten en 'setbacks' (een gebouw niet hoger dan die in de Leidse binnenstad met daar bovenop een opbouw) een kenmerk van de toekomstige Stationsbuurt.

Voor de locatie van het huidige busstation wordt in het nieuwe stedenbouwkundige plan voor het Stationsgebied gedacht aan gemengde stedelijke functie: hotel, horeca, leisure, etc. De Trafolocatie kan ruimte bieden aan kantoren en parkeren. Voor beide locaties is hoogbouw mogelijk, de 'setbacks'.

De eerste fase van het stationsgebied die nu ontwikkeld gaat worden is het Rijnsburgerblok. De Trafolocatie en het busstation zullen later ontwikkeld gaan worden. Om deze reden zullen deze twee laatstgenoemde locaties wel opgenomen worden in dit bestemmingsplan Leiden Bio Sciencs park en Station, maar zal de huidige situatie vastgelegd worden en niet de geplande bebouwingsmogelijkheden met programma. De gronden krijgen dus een verkeers- en verblijfsbestemming waarop een busstation mogelijk is. Ook de kiosk nabij het Alphens perron behoudt voorlopig haar huidige horecafunctie.

Binnen de looptijd van dit bestemmingsplan, tien jaar, zullen deze beide locaties wel ontwikkeld gaan worden conform het stedenbouwkundig plan voor het stationsgebied. Te zijner tijd zal voor deze locaties dus een aparte procedure worden gevoerd om de gewenste nieuwe functies en bouwmogelijkheden hier mogelijk te maken.

Dat betekent dat de bouwmogelijkheden, via een uitwerkingsplan, van het huidige bestemmingsplan niet in dit nieuwe plan worden meegenomen. Tijdelijk krijgen de gronden dus een bestemming conform de huidige situatie: verkeers- en verblijfsgebied. Binnen enkele jaren zullen echter weer nieuwe bouwmogelijkheden voor deze locaties opgenomen gaan worden conform het stedenbouwkundig plan voor het stationsgebied.

2.4 Doel Van Het Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan Leiden Bio Science Park en station is een conserverend bestemmingsplan en legt de huidige planologische situatie vast of actualiseert via kleinere wijzigingen de actuele planologische situatie.

Het bestemmingsplan legt echter niet voor de komende tien jaar het eindbeeld vast: door diverse ontwikkelingen zal het plangebied de komende jaren nog wijzigen. Deze ontwikkelingen, gebaseerd op het stedenbouwkundig masterplan, zullen de komende jaren via afzonderlijke procedures mogelijk gemaakt worden.

Het doel van dit bestemmingsplan Leiden Bio Science Park is het actualiseren van het bestaande bestemmingsplangebied Leeuwenhoek Station 92.

Ten opzichte van dit oorspronkelijke bestemmingsplan vinden enkele grenswijzingen plaats. Ook worden nieuw mogelijk gemaakte ontwikkelingen waarvoor al een procedure is gevoerd meegenomen in dit bestemmingsplan, bijvoorbeeld in het deelgebied Boerhaave-Sylvius.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Europees En Nationaal Beleid

3.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte is een nota van het rijk, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd worden. De nota is op 23 april 2004 door het kabinet vastgesteld en is tevens door de Tweede Kamer aangenomen.

In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een belangrijke rol zal spelen. Onderwerpen die aan bod komen zijn: wonen, woonlocaties en verstedelijking, natuur, landschap en waterbeheer, bereikbaarheid en het ruimtelijk accommoderen van de economie.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Het rijk wil zich niet meer met alles bemoeien en wil strategisch op hoofdlijnen sturen. Decentrale overheden krijgen meer ruimte om hun eigen weg te gaan. Het gaat er uiteindelijk om dat de besluitvorming over de inrichting van de ruimte dichter bij de direct belanghebbenden komt te liggen. De Nota Ruimte kenmerkt zich dan ook door:

  • Ontwikkelingsplanologie: het ruimtelijk beleid moet beter gaan voldoen aan maatschappelijke wensen en sneller uitgevoerd worden. Het accent zal meer liggen op wat kan en minder op wat moet.
  • Decentralisatie: nationale prioriteiten en decentralisatie bepalen de inhoud. De nationale ruimtelijke hoofdstructuur is daarbij een belangrijk kader.
  • Deregulering: dit betekent minder rijkssturing. Provincies en gemeenten kunnen hun eigen verantwoordelijkheid verschillend gaan invullen.
  • Uitvoeringsgerichtheid: het kabinet legt het accent op uitvoering en financiële dekking.

Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven en economische activiteiten geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Hierbij moet bovendien rekening worden gehouden met recreatieve voorzieningen, groen en water.

Onder het overgangsrecht bij de Wro heeft de Nota Ruimte de status van structuurvisie gekregen. Hierin staat het beleid. Voor de belangen die juridisch moeten doorwerken in bestemmingsplannen is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) vastgesteld.

3.1.2 Structuurvisie Randstad 2040

In de Structuurvisie Randstad 2040 zet het kabinet de koers uit om de Randstad integraal te ontwikkelen tot een duurzame en concurrerende topregio in 2040. Lopende en nieuwe ontwikkelingen en opgaven vragen om een visionair en samenhangend antwoord. Klimaatverandering, internationale arbeidsmigratie, bereikbaarheidsproblemen, vergrijzing van de bevolking en toenemende internationale concurrentie brengen kansen en risico's met zich mee voor de toekomstige concurrentiepositie in de Randstad. De steden van de Randstad ontwikkelen zich in een economisch krachtenveld van verdere internationalisering. De unieke ligging in de delta, de diversiteit en onderlinge nabijheid van steden en landschappen zijn kwaliteiten die de Randstad onderscheidt van andere Europese stedelijke regio's.

Het kabinet wil keuzes maken vanuit vier leidende principes voor de langere termijn. Dezeleidende principes zijn:

  1. 1. leven in een veilige klimaatbestendige en groenblauwe delta;
  2. 2. kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking groen, blauw en rood;
  3. 3. wat internationaal sterk is, sterker maken;
  4. 4. krachtige duurzame steden en regionale bereikbaarheid.

Het Bio Science Park is een internationaal bekend bedrijventerrein met life science als specialisme. Dit bestemmingsplan beoogt deze ontwikkeling in een actueel juridisch document opnieuw voor tien jaar veilig te stellen.

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.2.1 Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland, Ontwikkelen met schaarse ruimte'

Op 2 juli 2010 is de 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld door Provinciale Staten. De kern van deze visie is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers.

Gestreefd wordt naar een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

In de structuurvisie wordt aangegeven welke zaken de provincie Zuid-Holland van provinciaal belang vindt. Hiervoor zijn vijf integrale hoofdopgaven benoemd:

  • Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

'Visie op Zuid-Holland' is zelfbindend voor de provincie. Het toetsingskader voor de gemeente is uitgewerkt in de provinciale verordening.

Kenniscentra vormen, aldus de visie, tot de belangrijkste economische pijlers van de provincie. In het provinciaal beleid zal de focus moeten komen te liggen op de stuwende sectoren in de regio en de kruisbestuiving tussen deze sectoren. Onder deze sectoren wordt het Life Science & Healthcluster genoemd. Het versterken van de kenniseconomie en kennisinstituten is van provinciaal belang.

Op de functiekaart behorende bij de structuurvisie gelden voor het plangebied van dit bestemmingsplan de volgende uitgangspunten:

  • Het Bio Science Park heeft de aanduiding 'bedrijventerrein';
  • het overige gebied een aanduiding 'bestaand stads- en dorpsgezicht';
  • het gehele plangebied heeft een aanduiding 'stads- en dorpsgezicht met hoogwaardig penbaar vervoer'';
  • station Leiden Centraal heeft de aanduiding 'bovenregionaal centrum';
  • het Bio Science Park is een 'kenniscentrum';
  • door het plangebied loopt een 'regionale railverbinding';
  • de A44 is een '(inter)nationale wegverbinding';
  • het eerste deel van de Plesmanlaan tot aan de ontsluiting Bio Scinece park (OBSP) is een '(boven)regionale wegverbinding'.

Op de kwaliteitskaart is het plangebied aangeduid als 'stedelijk netwerk met hoogwaardig openbaar vervoer'.

In de structuurvisie wordt het Bio Science Park genoemd als het grootste life- en healthsciencecluster van Nederland. De provincie wil ruimte bieden voor deze activiteiten en deze ook versterken.

De structuurvisie is in 2011 geactualiseerd. Deze actualisering is op 29 februari 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. Deze actualisering heeft geen gevolgen voor het onderhavige plangebied.

Met de provincie is de actualisering van het Bio Science Park uitvoerig voorbesproken. Hierbij is gekeken naar het gewenste toekomstprofiel van het park en hoe dit het beste gehaald kan worden. In overleg met de provincie zijn dan ook de nieuwe regels ten behoeve van het LBSP opgesteld.

3.2.2 Provinciale Verordening 'Verordening Ruimte Provincie Zuid-Holland'

In de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland, op 2 juli 2010 door Provincale Staten vastgesteld, zijn de provinciale belangen uit de structuurvisie verder uitgewerkt in regels. Aan deze regels moeten ruimtelijke plannen van de gemeenten voldoen.

Dit bestemmingsplan voldoet aan regels zoals vastgelegd in de provinciale verordening.

In artikel 7 van de Verordening Ruimte wordt ingegaan op kantoren. Volgens dit artikel mogen geen nieuwe kantoorbestemmingen mogelijk gemaakt worden buiten de invloedssfeer van een knooppunt. Hiervoor is een uitzondering gemaakt voor functiegebonden kantoren bij een kenniscentrum.

Een kenniscentrum is een Universiteitscomplex en/of bedrijventerrein dat primair bestemd is voor hoogwaardige en kennisgerichte instituten of bedrijven van (inter)nationale betekenis. Het LBSP is zo'n kenniscentrum. In de toelichting bij artikel 7 wordt het LBSP ook met name genoemd als een kenniscluster waar functiegebonden kantoren mogelijk zijn en ook nodig zijn voor het goed functioneren van het cluster. In het bestemmingsplan dient goed onderbouwd te worden waarom kantoorruimte behoort tot het kenniscluster. Voorkomen moet worden dat ook gewone kantoren zich kunnen vestigen op zo'n locatie.

In overleg met de provincie zijn afspraken gemaakt over de toelating van bedrijven en functiegebonden kantoren en de procedure die hiervoor gevoerd moet worden. Hiervoor is onder andere een brancheringscommissie geïntroduceerd. Door slechts kantoren toe te laten die passen binnen het kenniscluster en de beoordeling hiervan aan een brancheringscommissie over te laten wordt een strikt toelatingsbeleid gehanteerd, in overeenstemming met provinciaal beleid.

3.2.3 Regionale Structuurvisie Holland Rijnland 2020

Deze structuurvisie is op 25 juni 2009 vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland-Rijnland en vormt het gemeenschappelijke toetsingskader van alle regiogemeenten. Alle ruimtelijke ontwikkelingen in deze regio worden hieraan getoetst.

De visie bevat zeven kernbeslissingen die uitgaan van een evenwichtige ontwikkeling van wonen, recreatie, infrastructuur en intensief, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik. De kernbeslissingen zijn:

1. Holland Rijnland is een top woonregio;

2. Leiden vervult een regionale centrumfunctie;

3. Concentratie stedelijke ontwikkeling;

4. Groenblauwe kwaliteit staat centraal;

5. De Bollenstreek en Veenweide en Plassen blijven open;

6. Speerpunt voor economische ontwikkeling: Kennis;

7. Speerpunt voor economische ontwikkeling: Greenport.

De Holland Rijnland gemeenten willen een aantrekkelijke regio, waar je niet alleen plezierig werkt en woont, maar ook prettig kunt recreëren. Ook moet Holland Rijnland goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer en de auto. Verder wil de regio zich onderscheiden in de Randstad en bijdragen aan de internationale positionering daarvan. Onder andere door de toegevoegde waarde op het gebied van landschap, wonen en economie. In het bijzonder voor economische sectoren als Greenport, Bio Sciences en ruimtevaarttechnologie.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Leiden 2025

Op 17 december 2009 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2025 vastgesteld. De structuurvisie bouwt voort op het Structuurplan Boomgaard van Kennis en de in 2004 vastgestelde Ontwikkelingsvisie: Leiden stad van ontdekkingen. Op de punten die niet in deze structuurvisie zijn opgenomen, is de Boomgaard van Kennis van toepassing. Voor de overige aspecten is de structuurvisie is hiervan de ruimtelijke vertaling. Daarnaast is bij het opstellen van de structuurvisie gebruik gemaakt van de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland. De prioriteiten die in de Regionale Structuurvisie voor Leiden zijn benoemd, vormen het uitgangspunt van de structuurvisie.

De uitgangspunten van de structuurvisie zijn het bestaande beleid en de ambities en verwachtingen die in overleg met partijen en partners zijn geformuleerd. Dit heeft geleid tot een Structuurvisie met de volgende ambities:

  • de historische binnenstad wordt beter op de kaart gezet;
  • het Bio Science Park en de kenniseconomie worden verder ontwikkeld;
  • de bereikbaarheid wordt verbeterd;
  • de groene en blauwe structuren in en rondom de stad worden versterkt en verbonden;
  • de kansen die zich in het Stationsgebied, Transvaal/Vondellaan en op De Waard aanbieden worden benut om met wonen en werken een bijdragen te leveren aan de versterking van de kennisstad.

Het Bio Science Park wordt in de structuurvisie genoemd als een bijzonder project dat in belangrijke mate bijdraagt aan Leiden en de regio en Leiden internationaal op de kaart zet.

Het Bio Science Park vormt een cluster van hoogwaardige kennisintensieve bedrijven en werkt als een magneet op andere hoogwaardige kennisintensieve bedrijven. Het Bio Science Park heeft een sleutelrol in de positie van Leiden als kennisstad.

Dit bestemmingsplan voorziet in het handhaven van de bestemmingen die een Bio Science Park mogelijk maken. In die zin draagt dit bestemmingsplan, juist ook omdat het een conserverend plan is, bij aan de ambities zoals weergegeven in de Structuurvisie.

3.3.2 Ontwikkelingsvisie 'Leiden, stad van ontdekkingen: profiel 2030'

In 2004 is een gemeentelijke ontwikkelingsvisie vastgesteld waarin een toekomstbeeld wordt geschetst van de stad Leiden. De nadruk ligt op twee pijlers. De eerste pijler is kwaliteit. De historie, de ligging en de levendigheid zijn duidelijke kwaliteiten. Daarnaast valt op dat de Leidse bevolking jong is en een goed opleidingsniveau heeft. De tweede pijler is inbreiding en herstructurering. De stad is nagenoeg volgebouwd, met als gevolg een spanning op de woningmarkt en beperkte ruimte voor wonen, werken en recreëren.

Volgens de ontwikkelingsvisie is het Bio Science Park één van de pijlers van de Leidse economie. Versterking van dit cluster is dan ook beleidsuitgangspunt. Dit wordt ook in dit bestemmingsplan door vertaald.

Het Stationsgebied is een belangrijke knoop in de stad en de regio, belangrijk dus om ook deze te faciliteren. Dit gebeurt door het huidige station positief te bestemmen.

3.3.3 Structuurplan 'Boomgaard van Kennis'

Het Structuurplan van Leiden 'Boomgaard van Kennis' is vastgesteld in 1995 en beschrijft in hoofdlijnen de meest gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Leiden. Het is bedoeld als sturingskader voor op te stellen bestemmingsplannen. De drie pijlers zijn de versterking van de kennisintensieve werkgelegenheid, het gebruik van de monumentale binnenstad en het bieden van gevarieerde woonmilieus. Ook hier is geconstateerd dat in het stedelijk gebied van Leiden nagenoeg geen ruimte meer is voor geschikte bouwlocaties. Bij het binnenstedelijk realiseren van (woning)bouwopgaven wordt dus gestreefd naar doelmatig ruimtegebruik en een verbetering van de stedenbouwkundige vervlechting en ruimtelijke kwaliteit.

De pijlers worden uitgewerkt aan de hand van de volgende thema's:

  • de stedelijke contour;
  • de stadsgebieden;
  • de stedelijke zones;
  • de groenstructuur;
  • de schaalniveaus;
  • de intensivering van functies;
  • fietsverkeer;
  • openbaar vervoer;
  • autoverkeer.

In het structuurplan wordt aandacht geschonken aan de belangrijke functie van de binnenstad. Deze binnenstad wordt gekenmerkt door een middeleeuwse en 17e eeuwse stadsplattegrond, omgeven door een groene singel, met daarbinnen een stelsel van grachten en een groot aantal monumenten.

Het Bio Science Park en de omgeving van het ziekenhuis worden in het structuurplan de 'nieuwe stad' genoemd. Dit gebied moet niet een buitenwijk of industrieterrein worden, naar als stedelijk gebied waar plaats is voor diverse functies als bijvoorbeeld horeca en wonen.

De hele Leeuwenhoek wordt gekenmerkt als een dynamisch gebied op randstedelijk niveau. Het gebied leent zich voor hoogbouw. Al deze elementen worden in dit bestemmingsplan meegenomen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

4.1.1 Beleidskader

4.1.2 Onderzoeksresultaten

4.2 Cultuurhistorie

4.2.1 Beleidskader

4.2.2 Onderzoeksresultaten

4.3 Ecologie

4.3.1 Beleidskader

4.3.2 Onderzoeksresultaten

Door Bureau Stadsnatuur Rotterdam (BSR) is een quickscan in het kader van de Flora- en faunawet uitgevoerd. Deze quickscan met kenmerk 0858 van 24 september 2012 is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

De conclusie van dit onderzoek luidt als volgt.

Er zijn potenties in het onderzoeksgebied aanwezig voor soorten van tabel 2 en tabel 3 van de Flora- en faunawet van de volgende soortgroepen:

  • ongewervelden;
  • flora;
  • vissen;
  • vogels;
  • vleermuizen.

Het gaat hierbij om 21 soorten. Het betreft negen soorten van tabel 2, vijf soorten van tabel 3 en zeven jaarrond beschermde vogelsoorten.

Kerngebieden met een hoge kans op de aanwezigheid van meerdere beschermde soorten bevinden zich globaal in vijf zones in het plangebied. In deze zones zullen ruimtelijke ingrepen voorafgegaan moeten worden door ecologisch onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten. Algemeen gesteld zijn drie elementen in het plangebied direct een aanleiding voor vervolgonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet:

-watergangen. Ruimtelijke ingrepen waarbij sloten zullen worden aangetast kunnen niet worden uitgevoerd zonder gedegen visonderzoek op voorhand. Bij goede waterkwaliteit zal aanvullend onderzoek moeten plaatsvinden naar Platte schijfhoren;

-bomenrijen. Nader onderzoek naar vaste verblijven van vogels of vleermuizen is wenselijk indien kapwerkzaamheden voorgenomen zijn. Ook beschermde vliegroutes van vleermuizen zijn mogelijk;

-gebouwen met spouwmuren. Dit type gebouwen heeft een reële kans verblijven van vleermuizen te herbergen.

Tot slot geldt dat ruimtelijke ingrepen uitgevoerd zullen moeten worden volgens de richtlijnen van de Gedragscode ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden. Dit om verstoring van soorten van tabel 2 van de Flora- en faunawet en broedende vogels te voorkomen.

Aangezien het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft waarin geen ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt zijn vervolgonderzoeken in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig. Indien sprake is van concrete ontwikkelingen dan zal daar een aparte procedure voor doorlopen worden, met ook een apart flora- en faunaonderzoek.

4.4 Kabels En Leidingen

Het betreft een conserverend bestemmingsplan zodat aanwezige kabels en leidingen in het plangebied geen belemmeringen vormen voor ontwikkelingen.

In het plangebied bevindt zich langs de Plesmanlaan, het Piet Paaltjespad, de Bargelaan en het Stationsplein een ondergronds gedeelte van een 150kV-verbinding. Onderdeel hiervan is ook een oliedrukstation dat zich bevindt ter hoogte van het Piet Paaltjespad.

Deze worden opgenomen op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan.

4.5 Milieuaspecten

4.5.1 Bedrijven en milieuzonering

4.5.2 Bodem

4.5.3 Externe veiligheid

4.5.4 Geluid

4.5.5 Luchtkwaliteit

4.6 Milieueffectrapportage

4.6.1 Beleidskader

Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)

De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de 'moederprocedure'. Dit is de procedure op grond waarvan de besluitvorming plaatsvindt, bijvoorbeeld de bestemmingsplanprocedure, of een milieuvergunningsprocedure.


Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Er zijn drie onafhankelijke aanvliegroutes die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht en die dus alle drie moeten worden getoetst. Hierbij zijn de activiteiten bepalend waarop het plan of besluit betrekking heeft.


Toetsing aan het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.)

Op grond van het Besluit m.e.r. toetst men of het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:


a. Het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig;


b. Het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r.. Het plan of besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig: dit betekent dat door het bevoegd gezag moet worden beoordeeld of er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Als dat het geval is, geldt de m.e.r.-plicht: Voor een plan als bedoeld in kolom 3 'plannen' geldt geen m.e.r.-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht.


c. Het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D: er dient door het bevoegd gezag in een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden beoordeeld of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd.


d. De activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit wordt niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.


Toetsing aan artikel 7.2a lid 1 van de Wet milieubeheer

Op grond van artikel 7.2a lid 1 van de Wet milieubeheer moet een planMER worden opgesteld wanneer er voor het plan een passende beoordeling moet worden opgesteld. Een passende beoordeling moet op grond van artikel 19j lid 2 van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) worden opgesteld, wanneer als gevolg van het plan significante negatieve effecten op een Natura 2000-gebied niet kunnen worden uitgesloten.


Toetsing aan de provinciale milieuverordening

Door Provinciale Staten kunnen aanvullend op het Besluit m.e.r. activiteiten worden aangewezen die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.

4.6.2 Onderzoeksresultaten

Het betreft een conserverend bestemmingsplan. In principe worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en hoeft er geen m.e.r -beoordeling plaats te vinden.

Daarnaast moet bekeken worden of een zogenaamde "passende beoordeling "op grond van artikel 19j lid 2 van de Nb-wet gedaan moet worden. Hiervan is sprake wanneer als gevolg van het plan significante negatieve effecten op een Natura 2000-gebied niet kunnen worden uitgesloten (toets Nb-wet artikel 19j lid 1). Het zou in dit geval dan gaan om het gebied 'Meijendel & Berkheide' dat op circa 4,5 km van het plangebied ligt. Behalve nieuwe ontwikkelingen, die met het plan niet mogelijk worden gemaakt, moet hierbij rekening worden gehouden met onbenutte ontwikkelingsruimte ,wijzigings- en ontheffingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen die vanuit het vigerend plan mogelijk zijn en in dit plan worden overgenomen. Op basis van de info van de gemeente Leiden is aangenomen dat hiervan geen sprake is.

Een m.e.r. beoordeling is niet nodig. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Bovendien bevat het plan geen onbenutte ontwikkelingsruimte ,wijzigings- en/of ontheffingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen vanuit het vigerend plan waardoor een passende beoordeling en daarmee een eventuele plan-MER evenmin noodzakelijk zijn.

4.7 Verkeer En Vervoer

4.7.1 Beleidskader

4.7.2 Onderzoeksresultaten

4.8 Water

4.8.1 Beleidskader

4.8.2 Watertoets

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de bestaande situatie en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied juridisch zijn vertaald.

Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en de regels.

De regels bevatten regels voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch gezien ook geen deel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

5.2 Opzet En Volgorde Van De Regels

De regels van bestemmingsplan 'Leiden Bio Science Park en station' zijn op de volgende wijze opgebouwd.


Hoofdstuk 1

Inleidende regels:

  • Artikel 1 Begrippen
  • Artikel 2 Wijze van meten


Hoofdstuk 2

Bestemmingsregels:

  • Artikel 3 Agrarisch
  • Artikel 4 Bedrijf 1
  • Artikel 5 Bedrijf 2
  • Artikel 6 Bedrijf 3
  • Artikel 7 Gemengd
  • Artikel 8 Groen
  • Artikel 9 Horeca
  • Artikel 10 Kantoor
  • Artikel 11 Maatschappelijk 1
  • Artikel 12 Maatschappelijk 2
  • Artikel 13 Maatschappelijk 3
  • Artikel 14 Sport
  • Artikel 15 Verkeer
  • Artikel 16 Verkeer - Railverkeer
  • Artikel 17 Verkeer - Snelweg
  • Artikel 18 Water
  • Artikel 19 Wonen
  • Artikel 20 Leiding - Hoogspanning
  • Artikel 21 Waarde - Archeologie 3
  • Artikel 22 Waarde - Archeologie 5
  • Artikel 23 Waarde - Archeologie 6
  • Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie
  • Artikel 25 Waterstaat - Waterkering


Hoofdstuk 3

Algemene regels:

  • Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
  • Artikel 27 Algemene bouwregels
  • Artikel 28 Algemene afwijkingsregels
  • Artikel 29 Overige regels


Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotregels:

  • Artikel 30 Overgangsrecht
  • Artikel 31 Slotregel

5.3 Uitleg Van De Regels

5.3.1 Inleiding

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008).

5.3.2 Inleidende regels

Begripsbepalingen (artikel 1)

In de begripsbepaling worden begrippen waarnodig beschreven om zodoende interpretatieproblemen te voorkomen. Veelal worden begrippen gedefinieerd die in de voorschriften worden gebruikt en daar een bijzondere betekenis hebben, die afwijkt van of niet dan wel niet vaak voorkomt in het “normale” spraakgebruik. Wanneer een begrip niet opgenomen is in de begripsomschrijvingen/-bepalingen en er ontstaat een interpretatieprobleem dan is het normale spraakgebruik richtinggevend. De begripsomschrijvingen/-bepalingen zijn niet uitputtend bedoeld. De belangrijkste en/of onduidelijke begrippen zijn opgenomen in dit artikel.

Hiernaast zijn in dit artikel de voor dit bestemmingsplan specifieke begrippen voor bijvoorbeeld het Life Science & Health kenniscluster opgenomen.

Wijze van meten (artikel 2)

De wijze van meten beschrijft hoe de genoemde maatvoeringen in de diverse bestemmingsbepalingen gemeten dienen te worden.

5.3.3 Bestemmingsregels

Agrarisch (artikel 3)

Dit artikel heeft betrekking op een klein gedeelte van het bestemmingsplan. Ten noorden van de Wassenaarseweg ligt een strook agrarisch gebied, op de gemeentegrens met Oegstgeest. Deze strook vormt tevens onderdeel van het beschermde dorpsgezicht Wilhelminapark en Geesten. De bestemming voorziet slechts in agrarisch gebruik van de grond, bouwmogelijkheden zijn niet opgenomen.


Bedrijf 1 (artikel 4)

Een groot gedeelte van het bestemmingsplan heeft een bedrijfsbestemming. Dit gaat om het Leiden Bio Science Park. Het LBSP biedt plaats aan gespecialiseerde Life Science & Health bedrijven met een hoog innovatief karakter. Het park behoort tot een van de kennisclusters in Zuid-Holland. Om die reden zijn tussen de Universiteit Leiden, provincie Zuid-Holland en de gemeenten Oegstgeest en Leiden afspraken gemaakt over brancheringsregels voor het park. Deze hebben geleid tot een drietal bedrijfsbestemmingen: Bedrijf 1, Bedrijf 2 en Bedrijf 3. Deze bestemmingen vormen feitelijk de 'opvolger' van de oude WSP-bestemming (Wetenschapspark) uit het voorgaande bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 92.

De indeling in een drietal categorieën volgt uit de Samenwerkingsovereenkomst die is gesloten tussen de Universiteit Leiden en de gemeente Leiden. In deze overeenkomst is een drietal bedrijfscategorieën geïntroduceerd voor de diverse lifesciencebedrijven. Deze drie categorieën zijn in dit bestemmingsplan vertaald naar regels met objectieve normen.

De keuze voor een drietal bedrijfsbestemmingen met een stringent toelatingsbeleid is ingegeven door diverse factoren. Bestuurlijk wordt door zowel de betrokken gemeenten als de provincie alsmede door de universiteit het belang onderkend van het LBSP voor de regio. Dat het LBSP de afgelopen jaren uit kon groeien tot een toonaangevend wetenschapspark is mede het gevolg van het daarop toegesneden stringente bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 92. Door genoemde partijen wordt het belang onderkend van een stringent toelatingsbeleid. Om die reden is gewerkt aan een actualisering van de regels waarbij de visie op het LBSP de basis bleef voor de invulling van de nieuwe regels.

Deze nieuwe bestemmingen bieden de ruimte aan Life Science & Health gerelateerde bedrijven, waarbij de mogelijkheden per bestemming iets toenemen: de voor Bedrijf 1 aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor Life Sciences & Health bedrijven met maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte toegestaan. Deze bedrijven mogen gen-laboratoria tot maximaal gevarenklasse P3 hebben. In feite gaat het hier om de zuivere bioscience bedrijven zoals Janssen Biologics, Crucell, Apotex, etc.

Een gedeelte van het bedrijf Dutch Space is gelegen binnen deze bestemming en heeft een aanduiding 'lucht- en ruimtevaarttechnologie' gekregen.

Daarnaast is een kenniscentrum voor autobanden gevestigd op het park, deze is positief bestemd door middel van een aanduiding 'kenniscentrum voor autobanden'.

Tenslotte is op een tweetal locaties een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - maatschappelijk 1' opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn naast bedrijven tevens alle functies mogelijk zoals genoemd onder Maatschappelijk 1. Het betreft het Sylviusgebouw van de Universiteit en het CHDR-gebouw aan de Zernikedreef.


Bedrijf 2 (artikel 5)

Ook de voor Bedrijf 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor Life Science & Health bedrijven met maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte en eventueel gen-laboratoria tot maximaal gevarenklasse P3. Hiernaast zijn binnen deze bestemming ook wetenschappelijke instellingen en onderwijs op het gebied van Life Science & Health mogelijk.

Om de mogelijkheid te bieden aan zogenaamde cross-overs is binnen deze bestemming een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Deze biedt de mogelijkheid om ook niet Life Science & Health bedrijven toe te staan, mits deze wel en toegevoegde waarde hebben voor het kenniscluster en ook hieraan gerelateerd zijn. Het bevoegd gezag laat zich hierbij adviseren door een brancheringscommissie. Deze commissie is in samenwerking met de Universiteit Leiden, de provincie en de beide gemeenten opgezet met als doel het bevoegd gezag te kunnen adviseren over de wenselijkheid van vestiging van een cross-over bedrijf op het LBSP. De brancheringscommissie is samengesteld uit onafhankelijke leden en heeft grote kennis op het gebied van Life Science & Health en kennisclusters.


Bedrijf 3 (artikel 6)

De gronden met bestemming Bedrijf 3 bieden plaats aan een groot aantal functies op het gebied van Life Science & Health. Op deze gronden zijn, net als bij de bestemmingen Bedrijf 1 en Bedrijf 2, Life Science & Health bedrijven toegestaan. Hierbij is wel een verschil met de vorige twee bestemmingen: bedrijven mogen over 100% kantoorruimte beschikken, de maximale gevarenklasse voor eventuele gen-laboratoria is beperkt tot P1.

Naast bedrijven biedt deze bestemming ruimte voor wetenschappelijke instellingen en hoger onderwijs, waarbij het hoger onderwijs niet beperkt is tot het kenniscluster. Ook andere faculteiten van de universiteit zijn mogelijk binnen deze bestemming.

Bedrijf 3 biedt ook de mogelijkheid tot vestiging van bedrijven die niet rechtstreeks Life Science & Health gerelateerd zijn maar wel ter ondersteuning van het kenniscluster dienen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld rekencentra en toelatingsbedrijven voor medicijnen.

Tenslotte biedt ook de bestemming Bedrijf 3 een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid voor cross-overs en overige bedrijven die een bijdrage kunnen leveren aan de versterking van het kenniscluster. Ook hierbij laat het bevoegd gezag zich adviseren door een brancheringscommissie.

Binnen deze bestemming Bedrijf 3 zijn nog enkele specifieke bedrijfsvormen opgenomen via een specifieke functieaanduiding. Het gaat om het Hoogheemraadschap Rijnland, deze heeft een aanduiding 'kantoor' gekregen. Het bestaande Dutch Space heeft een aanduiding 'lucht- en ruimtevaarttechnologie' gekregen.


Gemengd (artikel 7)

De functie Gemengd heeft betrekking op de voormalige universiteitsgebouwen in het Boerhaavegebied. Het betreft de gebouwen anatomie, pathologie, fysiologie alsmede het Gortergebouw en de Gortervilla van TNO. Deze gebouwen vormen een overblijfsel van de oude ziekenhuiscampus en vertegenwoordigen deels een cultuurhistorische waarde. Een deel van de gebouwen heeft om die reden een aanduiding 'karakteristiek' gekregen.

Deze gebouwen zijn allen geschikt voor herbestemming. In het bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius is deze herbestemming reeds mogelijk gemaakt. Door grote bouwvlakken met ruime bouwmogelijkheden op te nemen wordt de architect en stedenbouwkundige een maximale vrijheid gegeven deze campus te ontwikkelen tot een aantrekkelijk verblijfs- en woongebied. Binnen de bestemming Gemengd zijn diverse functies mogelijk zoals wonen, horeca en onderwijs. Een gedeelte van de bebouwing langs de Sandifortdreef is alleen geschikt voor tijdelijke bewoning (maximaal 6 maanden) in verband net de gen-laboratoria in de nabije universiteits- en ziekenhuisgebouwen.

Dit bestemmingsplan neemt de bestemmingen uit bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius over waarbij de regels wel vereenvoudigd zijn en daardoor ook iets verruimd. Het gaat hier dus om een conserverende bestemming waarbij de systematiek wel iets gewijzigd is.


Groen (artikel 8)

De bestemming Groen is voorbehouden aan structureel groen. Het gaat hierbij om groen en groenstructuren die van belang zijn voor de stedenbouwkundige opzet van het LBSP. Gronden met de bestemming Groen zijn bedoeld voor het in stand houden van bestaande groenvoorzieningen en om nieuw geplande groenvoorzieningen mogelijk te maken.

Enkele belangrijke groenstructuren zijn het (toekomstige) Leeuwenhoekpark en de groene verbinding naar de binnenstad, via het Pesthuis en de Plesmanlaan. Daarnaast is de groen zone langs het Boerhaaveterrein richting het Bos van Bosman van groot belang.

Naast deze grote groengebieden zijn de groene structuren langs infrastructuur en gebouwcomplexen van belang. Hiermee behoudt het LBSP haar campusachtige uitstraling.

Binnen de bestemming groen is ruimte voor groen, water, waterpartijen, wandelpaden en fietspaden. Autowegen en parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan binnen de bestemming Groen.

Een bijzondere vorm van groen bevindt zich langs de Plesmanlaan nabij de Pesthuislaan. Hier staat het gebouw van de ambulancedienst. De gemeente heeft de wens dit gebouw weg te bestemmen naar een groenbestemming. Deze locatie vormt namelijk een belangrijke schakel tussen de binnenstad (de groen Singel) en het (vernieuwde) Leeuwenhoekpark en, verderop, richting het Bos van Bosman. Hiermee vormt het een belangrijke groene verbinding van de binnenstad naar de Leidse Hout en Oegstgeest. Om bestaande rechten niet in te perken is het ambulancegebouw, conform de regeling van het voorafgaande bestemmingsplan Leeuwenhoek Station 92, middels een specifieke aanduiding in groen opgenomen. Hiermee kan het ambulancegebouw in stand worden gelaten en het gebruik worden voortgezet.


Horeca (artikel 9)

Dit bestemmingsplan kent een tweetal panden met een horecabestemming: De Stal aan de Darwinweg en het horecapaviljoen op het stationsplein.

De Stal heeft sinds enige jaren een horecafunctie en functioneert als ontmoetingsplek voor medewerkers van het LUMC, universiteit en LBSP. Dit gebouw wordt positief bestemd door middel van een horecabestemming tot maximaal categorie III.

Het horecapaviljoen op het stationsplein is enige jaren geleden met toepassing van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO tot stand gekomen. Ook dit gebouw wordt positief bestemd door middel van een horecabestemming tot maximaal categorie III.

Voor dit laatste gebouw is het van belang dat het gebouw zich bevindt op een locatie die valt binnen het nieuwe stedenbouwkundige plan voor het Stationsgebied. Dit gebouw zal dus op den duur plaats kunnen maken voor grotere bebouwing conform het stedenbouwkundige plan voor het Stationsgebied.


Kantoor (artikel 10)

Binnen het plangebied bevindt zich het kantoorgebouw van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aan het Stationsplein. Dit kantoorgebouw wordt positief bestemd.


Maatschappelijk 1 (artikel 11)

De bestemming Maatschappelijk 1 is de 'opvolger' van de oude UWO-bestemming (Universiteit en Wetenschappelijk Onderzoek) en biedt ruimte aan de gebouwen van de universiteit. Maatschappelijk 1 staat dus als het ware synoniem aan '(hoger) onderwijs'.

Deze bestemming is gegeven aan onder andere het Snelliusgebied waar zich thans de wiskunde- en informaticafaculteit zich bevindt. Ook het hele Gorleausgebied en de toekomstige Betacampus hebben deze bestemming gekregen alsmede de Leidse Instrumentenmakersschool LIS).

Tenslotte heeft ook de Hogeschool Leiden deze bestemming gekregen.

Binnen deze bestemming zijn gen-laboratoria toegestaan tot maximaal gevarenklasse P3, met uitzondering van de Hogeschool. Hier is maximaal gevarenklasse P1 toegestaan.


Maatschappelijk 2 (artikel 12)

De bestemming Maatschappelijk 2 staat synoniem voor 'gezondheidszorg' in de meest brede zin van het woord. Hiermee is deze bestemming deels de 'opvolger' van de oude MD-bestemming (Medische Doeleinden). Naast instellingen op het gebied van gezondheidszorg is ook onderwijs op het gebied van gezondheidszorg binnen deze bestemming toegestaan.

Het gehele LUMC heeft deze bestemming gekregen alsmede de gehele faculteit geneeskunde van de universiteit. Ook het gebouw van Sanquin en van Stichting Valk vallen binnen deze bestemming.


Maatschappelijk 3 (artikel 13)

De derde vorm van Maatschappelijk betreft een bredere vorm van maatschappelijke doeleinden. Deze bestemming biedt niet alleen plaats aan onderwijs en gezondheidszorg maar ook aan musea, openbare dienstverlening en soortgelijke bestemmingen. Kinderdagverblijven zijn echter wel uitgesloten in verband met de aanwezigheid van gen-laboratoria in de directe omgeving.

De bestemming Maatschappelijk 3 is onder andere gegeven aan museum Naturalis en het Pesthuis. Ook het Darwinhouse, het kantoorgebouw naast Naturalis, heeft deze bestemming gekregen in verband met de geplande uitbreiding van Naturalis.


Sport (artikel 14)

Binnen het LBSP bevindt zich het Universitair Sport Centrum (USC). Dit USC is op het moment van deze bestemmingsplanprocedure bezig met een verhuizing: het nieuwe USC bevindt zich langs de Wassenaarseweg. Reeds in bestemmingsplan Boerhaave-Sylvius is dit nieuwe USC mogelijk gemaakt. Via een Wabo-procedure zijn de bijbehorende gebouwen mogelijk gemaakt. Deze worden in dit bestemmingsplan positief bestemd.

Het oude USC bevindt zich langs de Plesmanlaan. Dit gebied zal in de toekomst plaats maken voor gemengde bebouwing in de vorm van bedrijven, kantoren en gemengde functies. Dit betreft de deelgebieden Kop van de Leeuwenhoek, OBSP en Entreegebied.

Omdat dit bestemmingsplan een conserverend plan is wordt het oude USC hier nog in opgenomen via een sportbestemming. Hiermee biedt dit bestemmingsplan feitelijk de plaats aan een tweetal USC's. Binnen de looptijd van dit plan, tien jaar, zullen echter afzonderlijke bestemmingsplannen in procedure worden gebracht voor de genoemde drie deelgebieden.


Verkeer (artikel 15)

Binnen het bestemmingsplan is de bestemming Verkeer voorbehouden aan verkeers- en verblijfsgebieden waar (ook) ruimte is voor de auto. Alle straten die (ook) geschikt zijn voor de auto hebben deze bestemming gekregen. Daarnaast vallen binnen deze bestemming ook voetpaden, fietspaden, groenvoorzieningen, water(partijen) en verblijfsvoorzieningen.

De loopbrug van het Pesthuis naar Naturalis is via een specifieke bouwaanduiding (overbouwing) opgenomen binnen deze bestemming. Daarnaast biedt deze bestemming geen ruimte voor bebouwing, met uitzondering van een gebouwde fietsenstalling en taxistandplaats. Slechts binnen de bestemming passende bouwwerken zijn toegestaan. Denk aan straatmeubilair, kunstwerken, etc.

Binnen deze bestemming is eveneens, via een aanduiding, een tunnel voor doorgaand autoverkeer toegestaan, de tunnel die onder het Stationsplein doorloopt en doorgaand autoverkeer van de Plesmanlaan naar de Willem de Zwijgerlaan voert.


Verkeer - Railverkeer (artikel 16)

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt zich een deel van de spoorlijn Den Haag- Amsterdam en station Leiden Centraal. Aan deze gronden is een bestemming Verkeer - Railverkeer gegeven. Binnen deze bestemming zijn spoorwegen met de bijbehorende voorzieningen zoals geluidsschermen toegestaan.

Via een specifieke functieaanduiding (verkeer) worden de kruisingen met overige verkeerssoorten mogelijk gemaakt. Het betreft de onderdoorgangen nabij de Plesmanlaan, Joop Walenkamptunnel en het Rijnsburgerviaduct.

Via een specifieke functieaanduiding wordt ook het stationsgebied van Leiden Centraal met de bijbehorende voorzieningen mogelijk gemaakt. Dit aanduidingsgebied is ruim bemeten en behelst onder andere ook de kantine voor de buschauffeurs en de fietsenstalling nabij het Alphen´s Perron. De gehele stationsbebouwing inclusief perrons, overkappingen, detailhandel en horeca is binnen deze aanduiding opgenomen. Hiernaast is nog een specifieke aanduiding opgenomen om een openbare doorgaande langzaamverkeersroute tussen stadszijde en zeezijde mogelijk te maken. De stationshal van Leiden Centraal heeft namelijk een belangrijke functie als schakel tussen het Stationsgebied stadszijde en zeezijde. Een openbaar toegankelijke doorgang tussen deze twee stadsdelen is van groot belang en daarom ook in dit bestemmingsplan voorgeschreven.


Verkeer - Snelweg (artikel 17)

Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de snelweg A44. Deze snelweg heeft een bestemming Verkeer - Snelweg gekregen waarin ruimte is voor een autosnelweg met de bijbehorende op- en afritten en geluidsschermen.

De kruisingen van de snelweg met overige verkeerssoorten zijn via een specifieke functieaanduiding mogelijk gemaakt.


Water (artikel 18)

De bestemming Water is voorbehouden voor water(partijen) die van belang zijn voor de waterhuishouding en de stedenbouwkundige structuur.


Wonen (artikel 19)

De woonbestemming is gegeven aan en viertal panden in het plangebied: de twee studentenflats aan de Wassenaarsweg en een tweetal woningen nabij het Pesthuis.

Laatstgenoemden worden anti-kraak bewoond en zullen naar verwachting hun woonfunctie binnenkort verliezen. Deze locatie leent zich ook minder goed voor een woonfunctie in verband met de nabijheid van het laboratorium van het LUMC. Omdat dit een conserverend bestemmingsplan betreft is de woonfunctie vooralsnog wel in stand gelaten daar zij legaal aanwezig is. Te zijner tijd zal in overleg met de eigenaar van de panden worden gekeken naar een nieuwe niet-woonfunctie voor deze panden.

De studentenflats aan de Wassenaarseweg hebben tevens een aanduiding 'gemengd' gekregen waarmee diverse gemengde functies op de begane grond mogelijk zijn.

Leiding - Hoogspanning (artikel 20)

Door een gedeelte van het plangebied loopt een hoospanningsleiding van TenneT. Deze leiding is via een dubbelbestemming opgenomen op de Verbeelding in en de regels van het plan. Een bijbehorend oliedrukstation is via een aparte aanduiding opgenomen binnen de bestemming Maatschappelijk 2.


Waarde - Archeologie 3 (artikel 21)

De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zijn mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

Er mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van deze bestemming, en ten behoeve van de overige geldende bestemming(en), beide mits de bepalingen van omtrent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vooraf in acht zijn genomen.

Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, indien deze dieper dan 30 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 30 m² worden uitgevoerd. Deze omgevingsvergunning kan alleen verleend worden indien de werken en werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden. Om dit aan te tonen moet de aanvrager een archeologisch rapport overleggen. Indien noodzakelijk kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden.

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming geheel of gedeeltelijk toevoegen, wijzigen of laten vervallen indien dit op basis van onderzoek wenselijk blijkt.

Waarde - Archeologie 5 (artikel 22)

De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zijn mede bestemd voor de
bescherming van archeologische waarden.
Er mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van deze bestemming, en ten behoeve vande overige geldende bestemming(en), beide mits de bepalingen omtrent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vooraf in acht zijn genomen.

Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, indien deze dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 250 m² worden uitgevoerd. Deze omgevingsvergunning kan alleen verleend worden indien de werken en werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden. Om dit aan te tonen moet de aanvrager een archeologisch rapport overleggen. Indien noodzakelijk kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden.

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming geheel of gedeeltelijk toevoegen, wijzigen of laten vervallen indien dit op basis van onderzoek wenselijk blijkt.

Waarde - Archeologie 6 (artikel 23)

De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' zijn mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

Er mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van deze bestemming, en ten behoeve van de overige geldende bestemming(en), beide mits de bepalingen van omtrent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vooraf in acht zijn genomen.

Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, indien deze dieper dan 75 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 500 m² worden uitgevoerd. Deze omgevingsvergunning kan alleen verleend worden indien de werken en werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden. Om dit aan te tonen moet de aanvrager een archeologisch rapport overleggen. Indien noodzakelijk kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden.

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming geheel of gedeeltelijk toevoegen, wijzigen of laten vervallen indien dit op basis van onderzoek wenselijk blijkt.

Waarde - Cultuurhistorie (artikel 24)

Een klein gedeelte van het plangebied, de strook agrarische grond ten noorden van de Wassenaarseweg, behoort tot het Beschermde Dorpsgezicht Wilhelminapark en Geesten. Deze gronden komen overeen met de bestemming Agrarisch. Hiernaast hebben deze gronden een bestemming Waarde - Cultuurhistorie gekregen ter bescherming van de cultuurhistorische waarde van het gebied.

Waterstaat - Waterkering (artikel 25)

In het plangebied bevindt zich een klein deel van een bestaande waterkering nabij de Wassenaarseweg. Deze is via een dubbelbestemming in dit plan opgenomen.

5.3.4 Algemene regels

De algemene regels bevatten de volgende artikelen:


Antidubbeltelregel (artikel 26)

De antidubbeltelregel bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

De antidubbeltelregel is opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de regels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.


Algemene bouwregels (artikel 27)

In de algemene bouwregels zijn de bepalingen voor het ondergronds bouwen weergegeven. Daarnaast is een bestaande matenregeling opgenomen die bepaalt dat een bestaand bouwwerk met maten die afwijken van de in dit plan voorgeschreven maten toegestaan is, waarbij de afwijkende maten als ten hoogste toelaatbaar worden geacht.


Algemene afwijkingsregels (artikel 28)

Op grond van de algemene afwijkingssregels kan afgeweken worden van het bestemmingsplan in verschillende specifieke gevallen. Het betreft hier bijvoorbeeld het afwijken van de maatvoering, overschrijding van bouwgrenzen en ondergeschikte dakopbouwen.


Overige regels (artikel 29)

De overige regels verwijzen naar andere wetgeving die relevant is voor het bouwen, zoals de bouwverordening.

5.3.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels (artikel 30)

Het overgangsrecht is opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan.

De overgangsregels bevatten bepalingen omtrent het voortzetten van gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is.

Eenzelfde regeling is opgenomen voor bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning.

Indien zo'n bouwwerk afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, het bouwwerk

    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

Slotregels (artikel 31)

In de slotregels worden de regels van dit bestemmingsplan aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een actualisering van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij slechts het juridisch-planologisch regime is geactualiseerd. Met betrekking tot de realisatie van het plan heeft dit geen financiële consequenties voor de gemeente Leiden.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Algemeen

Een bestemmingsplan dient maatschappelijk uitvoerbaar te zien. Dat wil zeggen dat de voorgenomen ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan zijn besproken met belanghebbenden. Het is vrijwel niet mogelijk iedereen tevreden te stemmen: bij het tegen elkaar afwegen van de diverse belangen kan het altijd mogelijk zijn dat één belang minder gewicht wordt toegekend dan het ander.

6.2.2 Vooraankondiging

Overeenkomstig het gestelde in artikel 1.3.1 Bro is op 6 maart 2013 een vooraankondiging van dit bestemmingsplan gedaan.

6.2.3 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen plegen. Waar nodig plegen zij tevens overleg met besturen van andere gemeenten, met de provincie, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd. Deze instanties zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op het ontwerp bestemmingsplan. Dit heeft niet geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan.

6.2.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een termijn van zes weken voor zienswijzen ter visie gelegen. In deze termijn is een drietal zienswijze ingediend. Deze zienswijzen zijn beantwoord in een zienswijzennota die als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd en daarmee een onlosmakelijk onderdeel van dit bestemmingsplan vormt.

De ingediende zienswijzen hebben deels geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan. Zo wordt een artikel (20) toegevoegd over een hoogspanningsleiding en wordt de categorie III-lijst aangepast.

Voor de overige beantwoording van de zienswijzen wordt verwezen naar bijlage 3.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 1

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 1

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 2

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten 2

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 3

Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten 3

Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Aan-huis-verbonden Beroeps-/bedrijfsactiviteiten

Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven

Bijlage 1 Lijst van bedrijven

Bijlage 2 Quick Scan Flora En Fauna

Bijlage 2 Quick scan Flora en Fauna

Bijlage 3 Zienswijzennota

Bijlage 3 Zienswijzennota

Bijlage 4 Staat Van Wijzigingen

Bijlage 4 Staat van wijzigingen